Combinatie arbeid en zorg (incl. gezinsonderzoek)
Arbeidsomstandigheden
Brief regering
Nummer: 2025D13695, datum: 2025-03-28, bijgewerkt: 2025-04-01 15:36, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25883-524).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- De situatie van gezinnen in Nederland in beeld. Trendonderzoek naar de ontwikkeling van het Nederlandse gezinsleven sinds 2008
- Beslisnota's bij Combinatie arbeid en zorg (incl. gezinsonderzoek)
Onderdeel van kamerstukdossier 25883 -524 Arbeidsomstandigheden.
Onderdeel van zaak 2025Z05965:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-04-01 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-08 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 524 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2025
Inleiding
Werken, ontwikkelen, zorgen, ontspannen: we willen het állemaal, en het liefst binnen zeven keer vierentwintig uur. In deze brief geeft het kabinet zijn visie op het combineren van werken met zorgen. Een belangrijk vertrekpunt daarvoor is hoe er vanuit demografische ontwikkelingen een extra beroep ontstaat op onze beschikbare tijd. Ik benut deze brief ook om u het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland aan te bieden, en hierop vanuit het kabinet te reageren.
Laat ik beginnen met de positieve ontwikkelingen. De arbeidsparticipatie is in Nederland hoog: begin dit jaar was 73,2 procent van de 15- tot 75-jarigen werkzaam.1 En als ik met mensen en organisaties spreek, hoor ik hoe we voor elkaar klaarstaan. Zowel op de werkvloer als in ons privéleven. Ongeveer de helft van de volwassen Nederlanders zet zich in als vrijwilliger voor een organisatie. En circa 5,5 miljoen mensen zijn mantelzorger. Het kabinet waardeert deze inzet enorm. Want juist door die collectieve inzet kunnen we toekomstige uitdagingen het hoofd bieden.
We moeten de effecten van vergrijzing en de krimp van de bevolking namelijk niet onderschatten.2 Waar de grijze druk nu rond de 34 procent ligt, verwachten we dat dit in 2050 toeneemt tot 44,4 procent.3 Het aandeel tachtigplussers zal rond dezelfde tijd naar verwachting verdubbelen.4 Dat legt een grote druk op de woningmarkt, de zorg en de sociale samenhang in ons land. Het kabinet heeft eerder aangegeven dat er keuzes moeten worden gemaakt over de economie, ruimte en wonen, publieke voorzieningen en migratie. Niet alles kan, en zeker niet tegelijkertijd. Het kabinet zet in andere brieven aan uw Kamer uiteen hoe we hiermee om moeten gaan.5
Oplossingen zijn niet gemakkelijk en eenduidig: vrijwel alle westerse landen kampen met vergelijkbare problemen. Naast vergrijzing zijn krapte op de arbeidsmarkt en arbeidsproductiviteit duidelijke aandachtspunten. We hebben behoefte aan een uitbreiding van het aantal gewerkte uren en een hogere productiviteit.6 Dat vraagt iets van de overheid, werkgevers en werknemers. Het kan niet zo zijn dat mensen die meer willen en kunnen werken, langs de kant staan op de arbeidsmarkt. Ook als het gaat om mensen die extra begeleiding nodig hebben om aan de slag te kunnen.7
Deze uitdagingen zetten ook onze tijdsindeling op scherp. Het verandert de manier waarop we in de toekomst werken, zorgen en dit soort wensen en verantwoordelijkheden combineren. En het vraagt simpelweg om meer mensen die zorgen, terwijl we de extra druk onmogelijk kunnen oplossen met steeds meer mensen die in de zorgsector gaan werken.
Bij de vraag hoe we onze tijd het best indelen, denken we al snel aan één ouder, één mantelzorger, één werkgever of één deeltijdwerker. Terwijl er zoveel externe factoren meespelen als het gaat om de vraag waar je kind opgroeit, hoeveel uren je werkt, en welke zorgtaken je hebt. Sommige verantwoordelijkheden komen op ons af, en dwingen ons om opnieuw naar onze situatie te kijken.
Als mensen meer uren besteden aan betaald werk, kan het ergens anders knellen. Waar dit kabinet zich hard voor maakt, is dat iedereen in staat wordt gesteld om deze rollen te combineren. Zodat je voldoende kunt verdienen, maar tegelijkertijd kunt zorgen voor wie dat nodig heeft. Of dat nu je kind is, of je zus, of je buurman. Daarvoor zijn drie dingen nodig:
1. Het kunnen combineren van werk en privé;
2. Keuzes maken zonder financieel in de knel te komen;
3. Ondersteuning bij de druk(te) van het leven.
Brede hervormingen moeten ervoor zorgen dat we in de toekomst op een andere manier belasting betalen, kinderopvang gebruiken, of verlof opnemen. Naast de individuele vraag «hoe deel ik mijn tijd in?», kunnen we zo toewerken naar een samenleving waarin gedeelde verantwoordelijkheid meer centraal komt te staan.
Reacties op toezeggingen en moties
Met deze brief en het meegestuurde onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland, wordt aan de volgende moties en toezeggingen voldaan:
• De toezegging aan het lid Ceder tijdens het commissiedebat Arbeidsmarktbeleid van 23 oktober 2024 (Kamerstuk 29 544, nr. 1256) om voorliggende brief te sturen8;
• Motie Palland/Ceder9 en motie Stoffer c.s.10 die verzoeken om een integraal onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland;
• Motie Flach c.s.11 die verzoekt de mogelijkheden voor positief gezinsbeleid in kaart te brengen en daarbij ook te kijken naar het wegnemen van belemmeringen voor (aanstaande) ouders;
• Motie Flach12 die verzoekt keuzevrijheid voor ouders als uitgangspunt van arbeidsmarktbeleid te hanteren en af te zien van rolbeïnvloeding door de overheid;
• Een toezegging aan het lid Flach om met Duitse collega’s te spreken over hun concept «familiezorg»13;
• Een toezegging aan het lid Flach om in gesprek te gaan met maatschappelijke organisaties over de uitkomsten van het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland14;
• Een toezegging aan het lid Flach om het rapport van het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland aan de Kamer te verzenden.15
De bovenstaande moties hebben (deels) betrekking op het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland. In de bijlage staat meer informatie over hoe het kabinet dit onderzoek duidt, en welke beleidsmaatregelen beschikbaar zijn om gezinnen te ondersteunen. Het gaat dan om gezinnen in alle soorten en maten, inclusief bijvoorbeeld samengestelde gezinnen, regenbooggezinnen en eenoudergezinnen. Het gezinsonderzoek doet vier aanbevelingen:
1. Versterk de randvoorwaarden voor gezinsvorming;
2. Verbeter de ondersteuning voor gezinnen;
3. Ondersteun ouders bij de combinatie van werk en gezin;
4. Zorg voor betere afstemming gezinsbeleid.
Verderop in deze brief, en in de bijlage, wordt toegelicht hoe het kabinetsbeleid aansluit op deze aanbevelingen. Bijvoorbeeld door het verbeteren van de situatie op de arbeidsmarkt en woningmarkt. Hiervan weten we dat het belangrijke randvoorwaarden zijn om een gezin te beginnen. Het gezinsonderzoek beschrijft hoe financiële en praktische overwegingen meespelen met de keuze van ouders om een gezin te vormen, en wanneer. Mensen geven aan dat zij het krijgen van kinderen vaak uitstellen totdat zij voldoende stabiliteit ervaren. Het kabinet heeft een duidelijk rol om ervoor te zorgen dat mensen die kinderen willen krijgen, daarbij ondersteund worden. Daarbij neemt het kabinet de adviezen ter harte waaruit blijkt dat direct beleid slechts in beperkte mate van invloed is op het kindertal.16
Ook werken we aan het vereenvoudigen, verder verspreiden en het beter of meer gebruiken van nuttige regelingen voor onder andere gezinnen. Zie daarvoor het kopje «Begrijpelijkheid en vindbaarheid ondersteuning» op pagina 11. Op pagina 7 staat meer informatie over de vereenvoudiging van het verlofstelsel waar het kabinet nu hard aan werkt. De verlofregelingen ondersteunen ook ouders bij het combineren van werk en gezin. Evenals de herziening van het financieringsstelsel van de kinderopvang. Bij de combinatie van werk en privé speelt ook de werkgever een belangrijke rol in het leveren van maatwerk door het goede gesprek aan te gaan (zie pagina’s 6 t/m 8).
Ook vindt dit kabinet het belangrijk dat de belangen van alle relevante groepen worden meegenomen in regelingen voor gezinnen. We werken continu aan het bewaken van de samenhang tussen departementen hierin. Dat blijft een uitdaging, waarbij ik als Minister van SZW een verantwoordelijkheid voel in het verder bij elkaar brengen van deze beleidsterreinen. Juist vanuit de zorgen die het kabinet heeft over demografische ontwikkelingen en de haalbaarheid van transities en maatschappelijke opgaven.
Niet alle voorbeelden van beleidsmaatregelen dragen wellicht de titel «voor gezinnen», maar alle aangehaalde voorbeelden pakken in feite positief uit voor die groep. Dat neemt niet weg dat verschillende leden van het kabinet in gesprek blijven met maatschappelijke organisaties die in de breedste zin van het woord opkomen voor gezinnen. Om scherp te houden wat gezinnen nodig hebben.
1. Kunnen combineren van werk en privé
Het combineren van werk en privé lijkt al snel een tegenstelling in te houden. Hoewel uit het gezinsonderzoek blijkt dat bijvoorbeeld veel ouders moeite hebben met deze combinatie, hoor ik echter genoeg goede voorbeelden van hoe goed het kan gaan. Zo bieden veel werkgevers ruimte om onder werktijd ook privétaken op te pakken.
Zorgen voor elkaar
Bij het combineren van werk en zorgverantwoordelijkheden denken we al snel aan de tropenjaren: gezinnen met jonge kinderen. Maar in de toekomst zal de druk op het combineren van werken en zorgen voor iedereen toenemen, omdat de zorg voor de groeiende groep ouderen hierbij komt. De verwachting is dat in 2040 vrijwel iedereen in meerdere of mindere mate zorgt voor een naaste. Bijvoorbeeld ook als je zelf met pensioen bent en gezond bent.
Er is een duidelijke rol weggelegd voor vitale ouderen om de toekomst vorm te geven. De verhoging van de AOW-leeftijd is daarbij een eerste stap, maar ik krijg van veel gepensioneerden te horen dat ze nog wel willen werken, maar niet goed weten hoe of waar. Of dat ze werkgevers moeten overtuigen van hun waarde. Dat is een enorme kans die we als maatschappij – en als werkgevers – laten liggen. Ook voor ouderen zelf zitten er duidelijke voordelen aan actief blijven door betaald of onbetaald werk, of andere (sociale en fysieke) activiteiten.17, 18
En als je als oudere wilt zorgen voor een leeftijdsgenoot, hoe formeel maak je dat dan? «Zorg» varieert in dit geval al snel van het doen van de boodschappen en hulp in de huishouding, tot meer direct verzorgende taken. Zorgorganisaties zouden deze inzet van het informele netwerk nog beter kunnen benutten door een goede samenwerking met formele zorgmedewerkers. Door duidelijkheid te bieden over zorgtaken die ook door het informele netwerk gegeven kunnen worden op hun eigen moment verbetert de (ervaren) kwaliteit van zorg. In bepaalde situaties, bijvoorbeeld als er sprake is van een langdurige behoefte aan verpleging of verzorging, helpt het persoonsgebonden budget (pgb) hierbij. In dat geval kan de naaste voor deze informele zorg worden betaald. Soms kan dat niet, of wil iemand dat zelf niet.
De motie Westerveld/Patijn verzoekt de regering een passende (verlof)regeling uit te werken, zodat ouders van ernstig zieke kinderen langdurig ziekteverlof kunnen aanvragen met behoud van de arbeidsovereenkomst.19 Het kabinet streeft ernaar uw Kamer voor het zomerreces 2025 te informeren over de motie.
Mantelzorg en werk
Zestig procent van de mantelzorgers combineert hun zorgverantwoordelijkheden met betaald werk.20 Gelukkig geldt voor de meeste mensen dat de combinatie van werk en (niet-intensieve) mantelzorg redelijk tot goed gaat.21 Ongeveer driekwart van de werkende mantelzorgers geeft aan dat zij hun werk goed kunnen combineren met mantelzorg. Een kwart heeft enige moeite met de combinatie, vier procent ondervindt dat werk en mantelzorg slecht te combineren zijn.22 De verwachting is dat de druk op werkende mantelzorgers toe gaat nemen, gezien de toenemende vergrijzing en het beroep op de zorg. Mensen die intensieve mantelzorg verlenen kunnen dit echter minder vaak goed combineren en geven hierbij tijdgebrek aan als reden. Werkende mantelzorgers hebben het meest behoefte aan flexibiliteit in werkplek en werktijd, begrip voor hun situatie en maatwerkoplossingen.23 Ik moedig werkenden en werkgevers dan ook aan om het gesprek hierover te blijven voeren. Ook om te voorkomen dat de combinatie gaat knellen, of zelfs zorgt voor uitval.
Om de combinatie van werk en mantelzorg (en andere informele taken) toekomstbestendig te maken, is vanuit de Ministeries van VWS, OCW, Financiën en SZW een SER-advies aangevraagd. Het SER-advies over werk en mantelzorg wordt eind dit jaar verwacht.
Het lid Flach verzocht om informatie uit te wisselen met Duitse collega’s over het concept «familiezorg».24 Uit het gesprek met Duitse collega’s bleek dat er in Duitsland onder andere de mogelijkheid bestaat om bij zorg voor naaste familie vierentwintig maanden zorgverlof op te nemen. Voorwaarde is dat de werknemer ten minste vijftien uur blijft werken. Daarnaast is er de mogelijkheid om zes maanden geheel of gedeeltelijk verlof op te nemen voor de zorg voor naasten. Beide verlofsoorten zijn onbetaald, maar de werknemer kan van de overheid een renteloze lening krijgen. VWS gaat aan de slag met een verkenning van alternatieven voor kleine pgb’s in het sociaal domein. Hiervoor worden regelingen in de ons omringende landen in kaart gebracht, zoals bijvoorbeeld het Vlaamse of Duitse model. De uitkomst van deze verkenning kan mogelijk aanknopingspunten bieden bij de introductie van elementen van het familiemodel in Nederland.
Ook is door uw Kamer naar een ander Duits voorbeeld gevraagd. Het lid Inge van Dijk heeft tijdens de begrotingsbehandeling een motie ingediend, waarin de regering werd verzocht te onderzoeken of het systeem van een urenbank («Wertguthaben») van meerwaarde kan zijn in Nederland.25
Dit is een Duits model om over een langere termijn te sparen voor een uitkering bij verlof. De werknemer spaart geld, bijvoorbeeld een eindejaarsuitkering of het equivalent van niet opgenomen verlof. Het gespaarde bedrag is in beheer bij de werkgever, die dat uitkeert als de werknemer langdurig verlof opneemt. Belasting wordt geheven bij de uitkering van het gespaarde bedrag. Iedere werkgever kan zelf beslissen of hij Wertguthaben aanbiedt aan zijn werknemers. In Nederland is het mogelijk om verlof te sparen. Via arbeidsvoorwaarden kan een werkgever nu bijvoorbeeld bovenwettelijke verlofdagen aanbieden. De toepasbaarheid van het Duitse model wordt nog nader bekeken. Als dit is afgerond zal ik uw Kamer hierover informeren. Het onderwerp verlofsparen komt terug in een Kamerbrief die ik naar verwachting voor de zomer verstuur over de uitwerking van de afspraken uit het akkoord «gezond naar het pensioen».26
Verdeling van zorg binnen een huishouden
Onderzoek van het CBS laat zien dat de helft van de mensen zorgverantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld kinderen gelijk zou willen verdelen en daarnaast gelijkelijk betaald werk wil verrichten.27 In de praktijk lukt dit echter nog geen tien procent van de stellen. Vrouwen hebben gemiddeld 30,1 uur per week betaald werk en mannen 39,4 uur per week. De tijd die mannen gemiddeld besteden aan onbetaald werk is nauwelijks toegenomen in de afgelopen jaren.
In 2024 verleenden vrouwen twee keer zo vaak hulp aan een naaste die langdurig hulpbehoevend is, als mannen.28 Met de grotere zorgvraag die op ons afkomt, is het des te belangrijker dat werk en zorgverantwoordelijkheden goed worden verdeeld. En dat iedereen zich daarvoor inzet.
Uiteraard is er ondersteuning vanuit het kabinet om arbeid en zorg beter te kunnen combineren. Zo zijn er regels voor flexibel werken en wordt gewerkt aan een stelselherziening in de kinderopvang. Ook maakt dit kabinet werk van de vereenvoudiging van het verlofstelsel. Het verlofstelsel helpt om zorgverantwoordelijkheden te kunnen combineren met werk. In zijn aard is verlof echter beperkt in duur en zal daarmee nooit voldoende zijn om langer durende zorgsituaties blijvend te faciliteren. Flexibel werken, kinderopvang, maatwerkafspraken en verlof versterken elkaar. Samen vormen zij een pakket aan mogelijkheden om tot een werkbare combinatie van arbeid en zorg te komen.
Flexibel werken en kinderopvang
Flexibel werken29 kan mensen helpen om werk en zorgverantwoordelijkheden optimaal in te richten. Zo kan het ouders helpen hun rooster aan te passen en zo gemakkelijker hun kinderen naar opvang of school te brengen. Of krijgen mantelzorgers meer ruimte om met hun naaste mee te gaan naar doktersafspraken, door af en toe vanuit huis te werken. Uit onderzoek van het SCP komt naar voren dat werkenden die meer zeggenschap hebben over werktijden en werkplek, meer ruimte hebben om werk te combineren met zorgverantwoordelijkheden en een betere werk-privébalans ervaren.30 Deze behoefte aan flexibiliteit en een daarbij passende werkcultuur komt ook duidelijk naar voren in het gezinsonderzoek. In juni 2024 is uw Kamer geïnformeerd over gezinsvriendelijk personeelsbeleid.
Voorbeelden daarvan zijn afspraken over flexibele werktijden, thuiswerken en werkplekfaciliteiten zoals kolfruimtes. Uit onderzoek naar gezinsvriendelijk personeelsbeleid in cao’s en principeakkoorden blijkt dat er zeker ruimte is voor verbetering als het gaat om het vastleggen van afspraken hierover. Uit gesprekken met sociale partners blijkt wel dat er op de werkvloer veel goede voorbeelden zijn van hoe dit soort afspraken tussen werkgevers en werkenden worden gemaakt.
Op basis van de Wet flexibel werken kunnen werknemers bij hun werkgever een verzoek doen om hun arbeidsduur, werktijden en arbeidsplaats aan te passen. Uit de evaluatie van deze wet in 2020 kwam een positief beeld naar voren.31 Wel bleek er verbetering mogelijk in de bekendheid van de wet. In het regeerprogramma is dan ook aangekondigd dat het kabinet werkt aan de bekendheid van het recht op flexibel werken. Dit wil ik doen door hier in het derde kwartaal van dit jaar aandacht aan te besteden in publiekscommunicatie.
Een ander instrument dat ondersteuning kan bieden in het combineren van werk en zorgverantwoordelijkheden is kinderopvang. Uit het gezinsonderzoek komt naar voren dat de beperkte beschikbaarheid en hoge kosten van kinderopvang een rol spelen in de onzekerheid die sommige gezinnen ervaren. Dit zijn herkenbare punten, waar dit kabinet vol op inzet voor werkende ouders. Zo werkt het kabinet aan de herziening van het financieringsstelsel, wat als doel heeft om ouders meer zekerheid te bieden.32 Ook het personeelstekort in de sector wordt aangepakt.33 Door geleidelijk toe te werken naar het nieuwe financieringsstelsel («het ingroeipad») heeft de sector meer tijd om in te zetten op het aantrekken en behouden van personeel. En om de instroom en doorgroei te bevorderen, is het «Ontwikkelpad Kinderopvang» ontworpen. In de hoofdlijnenbrief over het nieuwe financieringsstelsel, wordt er nader ingegaan op de mogelijke effecten op de markt, zoals tariefstijgingen en langere wachttijden. Hierbij is aandacht voor hoe dit de wijziging kan uitpakken voor ouders met lagere inkomens en minder vangnet in de omgeving.34
Vereenvoudiging van het verlofstelsel
Zoals in het regeerprogramma is aangekondigd, werkt het kabinet aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel. Door de jaren heen is het verlofstelsel meermaals uitgebreid, waardoor ouders nu meer mogelijkheden hebben om hun werk te combineren met de zorg voor hun kinderen. Het stelsel is hiermee echter ook complexer geworden. Hierdoor is een breed gedragen wens ontstaan om het verlofstelsel te vereenvoudigen.
Dit wordt onder andere onderschreven door de Sociaal-Economische Raad (SER), in het advies Balans in maatschappelijk verlof.35 De SER adviseert om de huidige verlofregelingen te bundelen en vereenvoudigen en om het stelsel in te delen in drie verlofclusters: zorg voor kinderen, zorg voor naasten en persoonlijk verlof. Ook pleit de SER voor meer balans in de zeggenschap van werkgevers over de inroostering van verlof en een herkenbaardere overheidsbijdrage in de financiering ervan. De lasten van de huidige verlofregelingen worden volgens de SER in aanzienlijke mate gedragen door werkgevers.
Omdat er geen financiële middelen beschikbaar zijn voor aanpassing van het verlofstelsel, kan op dit moment niet tegemoet worden gekomen aan dit aspect van het SER-advies.
Het vereenvoudigingstraject heeft als doel het verlofstelsel eenvoudiger, begrijpelijker en toegankelijker te maken voor rechthebbenden en werkgevers. Ook is hierbij oog voor de uitvoering door UWV. De vereenvoudiging vereist een wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Mijn streven is om na de zomer een conceptwetsvoorstel gereed te hebben voor de internetconsultatie, adviezen en uitvoeringstoetsen. Ik ben voornemens uw Kamer rond de zomer te informeren over de contouren van het nieuwe, vereenvoudigde verlofstelsel dat ik voor ogen heb.
Meer uren werk mogelijk maken
Nederland is de afgelopen decennia vooral rijker geworden doordat meer mensen – met name vrouwen en ouderen – zijn gaan werken.36 Nederlanders werken veel in deeltijd, en daar is ook veel maatschappelijke discussie over. De afgelopen tien jaar is het aantal stellen waarvan beide partners in deeltijd werken, bijna verdubbeld.37 Dit lijkt een langzame kentering te suggereren van het anderhalfverdienersmodel naar een model waarbij beide partners ongeveer evenveel uren (in deeltijd) werken. Het aantal stellen waarvan elke partner 20 tot 35 uur per week werkt, verdubbelde sinds 2014. Sowieso werken mensen minder vaak voltijds. Redenen daarvoor verschillen: vrouwen geven als voornaamste reden voor deeltijdwerk op dat zij zo tijd overhouden voor het huishouden. En mannen geven als voornaamste reden op dat zij tijd voor zichzelf willen.38 Uit het rapport «Eens deeltijd, altijd deeltijd» van het SCP blijkt dat een verandering in de situatie (bijvoorbeeld kinderen die het huis uit gaan), niet altijd leidt tot contractuitbreiding. Er spelen meer factoren mee: welke directe zorgtaken je hebt, behoefte aan meer inkomen, intrinsieke werkaspecten (leuk/uitdagend werk), eigen gezondheid, en in hoeverre je omgeving stimulerend is (partner en werkgever).39 Daarnaast moeten we het sterke effect van de Nederlandse deeltijdcultuur niet onderschatten, ook in de levensfase zonder kinderen en mantelzorgtaken.40
Mensen die om verschillende redenen in deeltijd werken, hebben allemaal één ding gemeen. Zij dragen hun steentje bij aan Nederland in de vorm van betaald werk, in veel gevallen naast allerlei (zorg)taken. In vergelijking tot andere Europese landen komt Nederland met een relatief zeer hoge arbeidsparticipatie en een zeer laag aantal gewerkte uren per werkende toch net iets boven het Europese gemiddelde uit.41 Alleen benoemen dat we kampioen deeltijdwerk zijn, geeft niet het volledige beeld.
Maar mensen die meer willen en kunnen werken, moeten alle ruimte krijgen om dat te doen. Want net die paar uur extra kan het verschil maken. Het kabinet heeft daarbij oog voor de «participatiedruk» die kan ontstaan door de oproep om meer uren te werken. Meer uren betaald werken kan immers ergens anders – in onbetaald werk zoals zorgen of huishouden – knellen.42
Wat het kabinet doet om meer uren werk te stimuleren, komt verderop in deze brief (bij het kopje «financiële zekerheid») terug, maar ook in reeds verzonden brieven die gaan over krapte, antwoorden op vragen bij de begroting van SZW en antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de Agenda voor Werkend Nederland.43 Het Nationaal Groeifondsprogramma «Meer uren werkt!» richt zich ook duidelijk op dit doel. Namelijk op het wegnemen van drempels voor wie meer uren kan én wil werken.
In de praktijk blijkt dat het gesprek over contractuitbreiding vaak niet eens aan bod komt in functioneringsgesprekken. Het programma onderzoekt met interventies op de werkvloer wat écht werkt om urenuitbreiding te realiseren. Denk aan meer flexibele roosters of inzicht in wat meer uren werken financieel oplevert. Maar ook: een werkomgeving waar het gesprek over het verlenen van mantelzorg of opnemen van verlof wordt gevoerd. Zo zorgen we er samen voor dat meer werken aantrekkelijker wordt, zowel voor mensen zelf als voor de samenleving. Het streven is dat deeltijders hierdoor gemiddeld 2,7 uur per week meer gaan werken. Voor de interventies van het programma «Meer uren werkt!» is een subsidieregeling beschikbaar, waarvoor op dit moment wordt gewerkt aan een extra aanvraagtijdvak omdat het aantal aanvragen lager was dan verwacht. Daarbij wordt een aantal verbeteringen aangebracht in overleg met het werkveld.
Motie Flach verzoekt de regering om keuzevrijheid voor ouders als uitgangspunt te hanteren bij arbeidsmarktbeleid en af te zien van rolbeïnvloeding.44 In de context van «Meer uren werkt!» ben ik het met het lid Flach eens dat het gesprek over contactuitbreiding zonder vooroordelen ten aanzien van rollen moet kunnen worden gevoerd. Het programma beoogt dan ook meer bewustwording te creëren over de mogelijkheid van meer uren werken bij werkgevers en werknemers. Uitgangspunt is uiteraard dat iedere werknemer, ook binnen het eigen gezin of de eigen situatie, vrij is om hier zelf keuzes in te maken.
Sociale participatie en vrijwilligerswerk
Naast het werken en zorgen, willen we ook tijd maken voor hobby’s, ontspanning en/of vrijwilligerswerk. Uit het gezinsonderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het aantal jongeren dat vrijwilligerswerk doet de afgelopen jaren is gedaald, maar dat recent een stijgende trend is waar te nemen. Dat vind ik een mooie kentering. Vrijwilligersorganisaties zijn namelijk van essentieel belang voor de samenleving. Vrijwillige inzet is van belang voor een sterke sociale basis en zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen een plek hebben om te participeren en ergens bij te horen. Er zijn steeds meer werkgevers die medewerkers de ruimte bieden om vrijwilligerswerk te verrichten onder werktijd. Dit wordt ook wel medewerkersvrijwilligerswerk genoemd. Medewerkersvrijwilligerswerk kan gaan om eenmalige activiteiten of langdurige verbindingen.
Zo dragen bedrijven en medewerkers bij aan het versterken van de samenleving en goed werkgeverschap en doen medewerkers die zich vrijwillig inzetten bovendien nuttige praktijkervaring op. Er ontstaan nieuwe, meer flexibele vormen van vrijwillige inzet, ook vanuit de wensen van de vrijwilliger zelf. Een initiatief dat organisaties aanspoort om hun maatschappelijke betrokkenheid te vergroten door werknemers in te zetten als vrijwilligers is Good Busy.45
2. Keuzes maken zonder financieel in de knel te komen
Het kabinet vindt dat je niet om financiële redenen moet worden beperkt in bijvoorbeeld het vinden van een woning of het vormen van een gezin. Met verschillende beleidsmaatregelen ondersteunen we huishoudens met die wensen. Daarbij is het belangrijk dat de maatregelen gemakkelijk te gebruiken zijn, zowel qua vindbaarheid als begrijpelijkheid.
Bestaanszekerheid
Nederland is een van de meest welvarende landen in de wereld. Toch maken veel mensen zich zorgen over hun bestaan, en spelen armoede en schulden ook in Nederland een rol. Uit het gezinsonderzoek en rapporten van het SER Jongerenplatform blijkt dat een zekere woon- of werksituatie helpt bij de afweging om een gezin te vormen. Het SER Jongerenplatform signaleert dat jongeren deze keuze door een stapeling van knelpunten op een latere leeftijd maken, waardoor sprake is van een uitgesteld leven.46 Verschillende ministeries werken, (onder coördinatie van het Ministerie van VWS) momenteel aan een nationale jeugdstrategie. In de jeugdstrategie worden onder andere de thema’s «Wonen en leefomgeving» en «Economie, werk en welvaart» verkend, waarbij aandacht is voor onderwerpen als wonen, werken en bestaanszekerheid. Na de zomer wordt toegewerkt naar politieke besluitvorming over de exacte invulling van de jeugdstrategie en de mogelijke verankering ervan.
Het kabinet werkt aan het verbeteren van de situatie op de arbeidsmarkt.47 Zo is dit kabinet actief bezig met het minimumloon en zeker werk. Bijvoorbeeld met het wetsvoorstel «Meer zekerheid flexwerkers», waarmee oproepkrachten, uitzendkrachten en mensen met een tijdelijk contract beter beschermd worden en meer inkomens- en roosterzekerheid krijgen. Ook werken we aan een wetsvoorstel dat duidelijker maakt wanneer je werkt als werknemer of als zelfstandige. Zo hebben zelfstandigen meer zekerheid.
Ook versnelt het kabinet de bouw van meer betaalbare woningen. Het Rijk, overheden, corporaties en marktpartijen hebben op de Woontop concrete afspraken gemaakt over het versneld realiseren van 100.000 woningen per jaar, waarvan 30.000 gerealiseerd worden door woningcorporaties.48 We stimuleren ook de bouw van woningen voor ouderen, waaronder de bouw van geclusterde woonvormen en zorggeschikte woningen, waardoor het makkelijker wordt om zorg te verlenen en elkaar te ondersteunen. Door meer passende woningen te bouwen kunnen ouderen doorstromen en komen weer woningen voor gezinnen vrij. Verder wordt het plaatsen van mantelzorgwoningen op het erf, binnen uit te werken voorwaarden, vergunningsvrij.
Om de betaalbaarheid te verbeteren wordt de huurtoeslag voor huurders met een laag inkomen verhoogd en vereenvoudigd.
Financiële zekerheid
Bestaanszekerheid gaat onder andere over de hoogte van je inkomen en uitgaven. Zowel deze maand als volgend jaar. Het kabinet wil werken lonender maken, armoede tegengaan én het systeem van inkomensondersteuning vereenvoudigen. Het kabinet ondersteunt mensen op heel directe wijze, bijvoorbeeld met koopkrachtmaatregelen. Daarnaast werkt het kabinet aan grotere hervormingen die tijd kosten. Een uitdaging hierbij is dat het kabinet verschillende doelen heeft die tegen elkaar moeten worden afgewogen. Tijdens de koopkrachtbesluitvorming maakt het kabinet een integrale afweging over hoe we huishoudens ondersteunen.
Een van de manieren om op individueel niveau te zorgen voor meer financiële zekerheid, is door meer uren te gaan werken. Dan moet het systeem zo zijn ingericht, dat dat extra uur werk ook voldoende extra inkomen oplevert. Hiervoor worden door de politiek en de maatschappij verschillende voorstellen aangedragen, van een (meer)urenvoordeel tot een algemene meerwerkbonus vanuit de overheid. In reactie op de verschillende voorstellen heeft het kabinet de voor- en nadelen geschetst.49 Kansrijke initiatieven zouden op een doelmatige manier belastingvoordelen moeten vergroten, maar wel rekening houden met onze huidige context: het belastingstelsel, en de budgettaire opgaven waar we voor staan. Inhoudelijk zijn er helaas geen eenvoudige oplossingen om binnen het huidige stelsel de marginale druk substantieel te verlagen, zoals uw Kamer is geïnformeerd.50
Wel heeft het kabinet de lasten verlicht met de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting, en heeft het kabinet de huurtoeslag vereenvoudigd. Die vereenvoudiging zorgt ervoor dat de pieken in de marginale druk afnemen. Een significante vereenvoudiging van de marginale druk is echter niet mogelijk zonder hervorming van het inkomens- en fiscale domein. In de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel is «een stelsel waarin (meer) werken loont» dan ook expliciet als doel opgenomen. In het tweede kwartaal van dit jaar zal het kabinet over de hervorming van de belasting en toeslagen een brief aan uw Kamer sturen.
Ook op ander gebied zet het kabinet zich in om mensen meer financiële zekerheid te geven. Zo zet de alliantie Financieel Sterk door Werk, gefinancierd door het Ministerie van OCW, zich in om belemmeringen weg te nemen voor praktische opgeleide vrouwen in de sectoren schoonmaak, zorg en kinderopvang. Zodat zij worden ondersteund in hun wens om meer uren te werken en duurzaam financieel onafhankelijk te zijn.
Bij de financiële positie van ouders spelen de effecten van de «babyboete» (child penalty) ook mee. Het gemiddelde inkomen van vrouwen daalt sterk in de eerste twee jaar na de geboorte van het eerste kind, en wordt in de eerste zeven jaar na de geboorte niet kleiner. De geschatte babyboete op het inkomen is na zeven jaar gelijk aan 46 procent voor moeders en 0 procent voor vaders.51
Uit bestudering van zes geboortecohorten tussen 1996 en 2016 blijkt dat moeders er qua inkomen nog steeds verder op achteruit gaan dan vaders, hoewel het verschil tussen vaders en moeders kleiner is geworden.52 Dat laatste is vooral terug te voeren op de gestegen arbeidsduur van vrouwen en het feit dat prille moeders steeds minder vaak stoppen met werken.
Begrijpelijkheid en vindbaarheid ondersteuning
Het kabinet vindt het belangrijk dat ondersteuning voor mensen begrijpelijk is, dat regelingen worden gebruikt en dat mensen handelen op basis van informatie die klopt voor hun situatie.
Het onderzoek «Onbenut recht» van het CPB laat zien dat tussen 2018 en 2021 het niet-gebruik van de huur- en zorgtoeslag iets is gestegen en van het kindgebonden budget is gedaald (van 15% naar onder 9%). Bij alle toeslagen geldt dat het niet-gebruik toeneemt naarmate de hoogte van de toeslag afneemt. De huurtoeslag kent een hoog niet-gebruik onder recent gepensioneerden en het kindgebonden budget een laag niet-gebruik onder eenoudergezinnen. Een beter gebruik van regelingen kan substantieel bijdragen aan de financiële positie van huishoudens. Om niet-gebruik van regelingen terug te dringen is er vanuit Dienst Toeslagen een integrale strategie gebaseerd op vier sporen: het aansluiten bij de brede publieksbenadering, bereiken van specifieke doelgroepen (zoals recent gepensioneerden), het benutten van bestaande contactmomenten met de burger en het persoonlijk benaderen van individuele burgers. Ook ligt het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening op dit moment bij de Raad van State voor advies.53 Dit wetsvoorstel beoogt mogelijk te maken dat UWV, SVB en gemeenten proactieve dienstverlening kunnen inzetten. Dit betekent dat zij mogen onderzoeken wie mogelijk recht heeft op een uitkering of een andere voorziening gericht op inkomensondersteuning, maar daarvan geen gebruikmaakt.
Het kabinet werkt aan bekendheid van regelingen door onder andere publiekscommunicatie. Bijvoorbeeld over de Wet flexibel werken. Maar ook het vereenvoudigingen van regelingen, zoals voorgenomen bij het verlofstelsel, draagt hieraan bij. En voor (aanstaande) ouders is er bijvoorbeeld een checklist om inzichtelijk te maken welke verschillende regelingen er zijn.54 Daarnaast geven we subsidies aan de voorzieningenwijzer en Geldfit om een overzicht te bieden aan mensen om te zien op welke inkomensondersteunende maatregelen zij recht hebben. Tenslotte vindt het kabinet het belangrijk dat mensen beter financieel inzicht krijgen, om onderbouwde keuzes te maken over het aantal uur dat zij werken. Hulpmiddelen zoals de WerkUrenBerekenaar en WerkZorgBerekenaar van het Nibud en WOMEN Inc. helpen hierbij.
Op dit moment loopt er een studie van de Ministeries van Financiën, SZW en OCW in samenwerking met Erasmus Universiteit naar de mispercepties die mensen hebben van hun marginale druk. Hierbij worden middels een surveyexperiment interventies getest om eventuele mispercepties te verminderen en wordt gekeken naar effecten daarvan op arbeidsaanbod en -voorkeuren. Resultaten van dit onderzoek worden eind april verwacht.
3. Omgaan met de druk(te) van het leven
De huidige samenleving kent hoge verwachtingen van mensen, die soms ook door henzelf worden opgelegd. Denk bijvoorbeeld aan prestatiedruk op werk of school, sociale druk door sociale media, en de geluksdruk: de druk om gelukkig te zijn, zoals ook uit het gezinsonderzoek naar voren komt. Mentale gezondheid kan hierbij onder druk komen te staan. In veel gevallen kunnen mensen hier zelf, of samen met hun omgeving, mee omgaan. Maar dit is niet altijd het geval.
Mentale gezondheid
Binnenkort verstuurt de Staatssecretaris voor Participatie en Integratie de voortgangsbrief van het programma Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten (BMS) aan uw Kamer. Daarin staat informatie over de recent ontwikkelde «ouderschapstoolbox». De toolbox biedt handvatten voor werkende ouders om met hun werkgever tot goede afspraken over de combinatie van zorg en werktaken te komen. Naar verwachting leidt dit tot een betere balans waardoor werkende ouders minder risico lopen op burn-outklachten en verzuim. Uw Kamer ontvangt voor de zomer de werkagenda mentale gezondheid en ggz (werktitel) die onder andere zal ingaan op het versterken van de mentale veerkracht van alle inwoners van Nederland en jongeren in het bijzonder. Daarnaast wordt gewerkt aan een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) mentale gezondheid en ggz. In dit onderzoek is er ook aandacht voor de relatie die mentale gezondheid heeft met werk en bestaanszekerheid.
Uit onderzoek van het SCP blijkt dat ongeveer tien procent van de mantelzorgers druk ervaart.55 Bepaalde omstandigheden kunnen dit versterken, bijvoorbeeld als mantelzorgers iemand helpen die leidt aan dementie of te maken heeft met psychische problemen. Ook de zorg voor kinderen kan soms als zwaar worden ervaren, zeker in combinatie met betaald werk. Zo ervaart 15,3 procent van de voltijds werkende vrouwen met een kind van vier tot twaalf jaar een disbalans tussen werk en privé, en geldt dit voor 7,7 procent van de voltijds werkende mannen met kinderen tussen de vier en twaalf.56
Een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen is dat vrouwen gemiddeld nog altijd meer zorgen dan mannen, zowel voor kinderen als voor naasten. Het gezinsonderzoek laat bijvoorbeeld zien dat de regeltaken van de opvoeding vaak vooral bij de moeder belanden. Dit betreft niet alleen de daadwerkelijke verzorgende taken, maar het geheel aan verantwoordelijkheden, waaronder ook de organisatie en het behouden van overzicht. Om dit aan te duiden wordt de term mental load gebruikt. Uit het onderzoek SamenSpraak komt naar voren dat veel vrouwen zich omschrijven als «de manager van het gezin».57 Verschillende deelnemers gaven aan zich «uitgeput» te voelen als gevolg van de druk rondom het zorgen. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er meer (h)erkenning nodig is voor deze mental load. Ik vind het dan ook belangrijk dit onderwerp te blijven agenderen en aan randvoorwaarden te werken die helpen om deze uitputting tegen te gaan.
Tot slot
In de bijlage vindt uw Kamer meer informatie over welke maatregelen het kabinet heeft om onder andere gezinnen te ondersteunen. Maar voor iedereen geldt in de toekomst dat we actief na moeten denken over hoe we werken en zorgen goed op elkaar afstemmen. Als overheid, als werkgever, als werkende en simpelweg als mens. Met deze brief heeft het kabinet aandacht gevraagd voor deze toekomstige uitdagingen, en toegelicht hoe we op deze punten aan de slag zijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
BIJLAGE: KABINETSREACTIE OP HET ONDERZOEK NAAR DE SITUATIE VAN GEZINNEN IN NEDERLAND58
De drie voorwaarden uit deze Kamerbrief om werk- en zorgverantwoordelijkheden te combineren, zijn van toepassing op iedereen. Maar een aantal van deze voorwaarden komt in het bijzonder samen bij gezinnen, blijkt uit het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland dat is uitgevoerd naar aanleiding van de moties Palland/Ceder59 en Stoffer60. Het onderzoek is door het Verwey-Jonker Instituut uitgevoerd en brengt de ontwikkelingen en knelpunten van gezinnen sinds 2008 in kaart.61
Uit het gezinsonderzoek blijkt dat het over het algemeen goed gaat met gezinnen. Op verschillende aspecten is stabiliteit en verbetering te zien. Denk hierbij aan opvoeding, de combinatie van werk en zorgverantwoordelijkheden binnen het gezin en de levenstevredenheid. Gezinnen geven ook aan tevreden te zijn over de ondersteuning die zij ontvangen vanuit de overheid en werkgevers.
Het rapport concludeert ook dat er nog steeds ruimte is voor verbetering. Sommige gezinnen hebben het gevoel vast te zitten in bijvoorbeeld hun huidige woonsituatie of kunnen (opvoed)ondersteuning niet altijd goed vinden. Ook ongelijkheid tussen gezinnen én binnen gezinnen, bijvoorbeeld in de verdeling van zorgtaken, is nog altijd een aandachtspunt. Uit het onderzoek blijkt verder dat gezinnen druk ervaren om alle ballen in de lucht te houden. Mentale gezondheid is daarom een belangrijk onderwerp voor hen, waarbij ook sociale media de afgelopen jaren een belangrijkere rol zijn gaan spelen.
Het onderzoek beschrijft ook het dalende geboortecijfer en de samenhang tussen woonsituatie, inkomenspositie en gezinsvorming. Mensen geven aan dat zij het krijgen van kinderen vaak uitstellen totdat zij voldoende stabiliteit ervaren. Andere factoren kunnen ook meespelen. Zo blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam dat er een verband is tussen een hogere pensioenleeftijd en een lager aantal kleinkinderen van deze gepensioneerden. De dochters van moeders die pas later met pensioen gingen door de pensioenhervorming in 2006, reageerden hierop door zelf minder kinderen te krijgen. Dit komt waarschijnlijk doordat deze gepensioneerden pas later in hun leven een actieve rol als grootouder konden pakken.62
Het kabinet heeft een duidelijk rol om ervoor te zorgen dat mensen die kinderen willen krijgen daarbij ondersteund worden. Daarbij neemt het kabinet de adviezen ter harte waaruit blijkt dat direct beleid om het kindertal te verhogen, weinig effectief is.63 Beleid op bijvoorbeeld het gebied van het combineren van arbeid en zorg heeft een mitigerende impact. Ouders willen eerst een goede uitgangspositie op de arbeids- (en woning-) markt verwerven, wat ertoe bijdraagt dat huishoudens de keuze voor een kind op steeds latere leeftijd nemen.
In de brief wordt het kabinetsbeleid gericht op de arbeids- en woningmarkt toegelicht.
In gesprek met maatschappelijke organisaties
Over de uitkomsten van het gezinsonderzoek ben ik met maatschappelijke organisaties in gesprek gegaan, zoals toegezegd aan het lid Flach tijdens de begrotingsbehandeling 2025 van SZW. Tijdens dit gesprek kwam de grote verscheidenheid aan onderwerpen die gezinnen raken aan bod. Zo hebben we het gehad over jongeren en het uitstellen van gezinsvorming, over het combineren van werk wanneer er een grote zorgvraag voor het kind op de ouder(s) afkomt en over de positie van regenbooggezinnen. Ook is gesproken over de eenzaamheid die ouders soms ervaren in het opvoeden en over de waardevolle rol die gemeenschappen om gezinnen heen kunnen spelen. De organisaties hebben ook aandachtspunten en zorgen meegegeven, zoals problematiek van gezinnen die deels bij scholen terechtkomt en over de integraliteit van het beleid wat gezinnen raakt. Ik vond het erg waardevol om met deze organisaties te hebben gesproken en bovenstaande voorbeelden van inzichten vindt uw Kamer terug in deze brief en bijlage.
In deze bijlage ga ik verder in waar de brief is geëindigd. Ik richt mij daarbij ook op ongelijkheden tussen gezinnen en opvoeding. Om de diepte van de onderwerpen recht te doen, is ervoor gekozen om enkele onderwerpen uit het brede onderzoek specifiek te belichten.
Naar aanleiding van vragen van uw Kamer over de internationale vergelijkbaarheid van gezinsbeleid64, ben ik met de Organisatie voor Economische Samenwerking (OESO) in gesprek gegaan over hun Family Database.65 Door de OESO wordt met de Family Database het beleid en de trendmatige ontwikkelingen per land vermeld. Gegeven de uiteenlopende doelstellingen en beleidscontexten van het gezinsbeleid tussen landen, kunnen geen eenduidige uitspraken gedaan worden over de effectiviteit ervan. Daarnaast heeft de OESO ook een Child Well-being Portal66, maar ook daar is het leggen van een causaal verband tussen een individuele maatregel en het welzijn van kinderen niet altijd even eenvoudig. |
Ongelijkheden tussen gezinnen
Het gezinsonderzoek laat zien dat de ongelijkheid tussen gezinnen toeneemt op sociaaleconomisch vlak. Dit terwijl de afgelopen jaren het risico op armoede voor eenoudergezinnen fors is afgenomen. Dit komt onder andere door de introductie en verhogingen van de alleenstaande ouderkop in het kindgebonden budget. Ook zijn de maximale bedragen per kind de afgelopen jaren fors verhoogd. Het risico op armoede is voor eenoudergezinnen echter nog altijd groter dan voor een paar met kinderen.
Dit kabinet zet zich in voor kansengelijkheid van alle kinderen en ondersteunt gezinnen in kwetsbare situaties. Zo krijgen scholen met meer kinderen met een risico op een onderwijsachterstand vanuit het Ministerie van OCW meer financiële middelen om deze kinderen extra ondersteuning te geven in onder andere taal en rekenen. Daarnaast stellen we met de programma’s Schoolmaaltijden, School en Omgeving, en Brugfunctionarissen juist op die scholen alle kinderen in staat om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen.
Juridische positie regenbooggezinnen
Een specifiek punt dat uit het gezinsonderzoek naar voren komt is ongelijkheid tussen verschillende gezinsvormen. Volgens huidige wetgeving kan een kind in Nederland twee juridisch ouders hebben en kunnen maximaal twee mensen gezag hebben over een kind. Dit betekent in de praktijk dat er ongelijkheid bestaat tussen ouders uit meeroudergezinnen. Op 10 maart 2025 heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming een brief naar uw Kamer gestuurd waarin staat dat er nu geen wettelijke regeling voor meerouderschap en meerpersoonsgezag wordt voorbereid, omdat daar geen middelen voor zijn gereserveerd in de rijksbegroting en invoering van een regeling (te) veel capaciteit vraagt van ministeries en uitvoeringsorganisaties.67 Ook voorziet huidige wetgeving niet in ouderschap na draagmoederschap.68 In 2023 is het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming aan uw Kamer gestuurd. Zoals in het rapport wordt genoemd kunnen de verzorgende ouders die niet juridisch ouder zijn (bijvoorbeeld meerouders of wensouders), in de praktijk niet op iedere regeling een beroep doen. Te denken valt aan verlofregelingen. Verschillende werkgevers zijn reeds op eigen initiatief bezig met inclusief werkgeverschap.
HEMA heeft bijzonder geboorteverlof voor mensen bij wie de gezinsuitbreiding waar de bevallende persoon geen onderdeel uitmaakt van het feitelijke gezin. Ook zijn er organisaties zoals Van Lanschot Kempen en de NS die al hun verlofregelingen voor gezinnen open hebben gesteld voor alle vormen van gezinnen. |
Omgaan met sociale media
Het sociale mediagebruik onder kinderen en jongeren is de afgelopen jaren flink toegenomen. Een ontwikkeling die ook in het gezinsonderzoek naar voren komt. Dit intensieve mediagebruik wordt in verband gebracht met mentale gezondheidsproblemen en verminderde sociale participatie. Het gezinsonderzoek laat zien dat ouders zich naast de eigen mentale gezondheid, voornamelijk zorgen maken om de gezondheid van hun kinderen en hun gebruik van sociale media. In opdracht van VWS wordt, met wetenschap, maatschappelijke partijen en met actieve betrokkenheid van ouders en jongeren gewerkt aan eenduidige richtlijnen en adviezen voor opvoeders omtrent gezond en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik. De richtlijnen zijn in het tweede kwartaal van dit jaar gereed en zullen vervolgens met de Kamer worden gedeeld. Vervolgens is het belangrijk dat relevante partijen in het veld deze richtlijnen uitdragen en ouders hiernaar gaan handelen. Hierbij zullen belangrijke partijen, zoals de Jeugdgezondheidszorg, GGD’en en Netwerk Mediawijsheid worden betrokken.
Dit jaar start ook vanuit BZK een brede publiekscampagne gericht op bewustwording bij ouders over verschillende onderwerpen die de online leefwereld raken.
(In)formele steun bij opvoeding
We zien in het gezinsonderzoek terug dat ouders veel verantwoordelijkheid voelen en dragen als het gaat om opvoeden. Ouders geven aan minder controle te ervaren in de opvoeding dan – naar schatting – generaties hiervoor. Het gezinsonderzoek concludeert ook dat door individualisering het informele netwerk van ouders is afgenomen en de zorg daardoor in toenemende mate alleen bij de ouders terecht komt. De brede steunstructuren ontbreken vaak.
De Raad van Volksgezondheid en Samenleving (RVS) stelt in haar recente advies dat sociale netwerken cruciaal zijn om problemen bij kinderen te voorkomen en dat juist mensen in de kwetsbaarste situatie beschikken over het minste sociaal kapitaal.69 Steun70 vanuit informele sociale netwerken en de bredere pedagogische basis zijn volgens het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) uiterst belangrijk voor het gezond en veilig laten opgroeien van kinderen. Het gezinsonderzoek laat zien dat de opvoeding van kinderen de kwestie is die ouders het meest bezighoudt binnen het gezinsleven. Het is belangrijk dat ouders zich gesteund voelen door hun omgeving bij de opvoeding en het opgroeien van hun kinderen. En dat zij, wanneer zij dat nodig hebben, op eenvoudige en laagdrempelige wijze informatie, advies of ondersteuning kunnen vinden. Hoewel de meerderheid van de ouders weet waar ze terecht kunnen voor opvoedondersteuning, weet ook een aanzienlijk deel de weg hiernaartoe niet te vinden. Het onderzoek beveelt dan ook aan om de informatievoorziening over opvoedingsvraagstukken te verbeteren.71
Verwachtingen, twijfels, onzekerheden, kwetsbaarheden en vragen rondom opvoeden en opgroeien horen bij het leven. In het kader van de maatschappelijke dialoog jeugd wil het kabinet ouders en jeugdigen aanmoedigen om (opvoed)vragen in informele netwerken te bespreken en daarmee ook zoveel mogelijk te voorkomen dat hulpvragen zorgvragen worden. Ook is jeugdhulp niet altijd het passende antwoord op een hulpvraag van kinderen als er problematiek speelt bij de ouders. De oplossing ligt eerder in een goede pedagogische basis in het onderwijs, kinderopvang en in bestaanszekerheid. Informatie over opvoeding moet voor gezinnen makkelijk toegankelijk en beschikbaar zijn. Gezinnen moeten voor hulpvragen laagdrempelig terecht kunnen bij bijvoorbeeld het lokale wijkteam. Deze onderwerpen worden opgepakt in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd. Daarbij wordt samengewerkt met de ouderschapscoalitie.72
Met de Hervormingsagenda Jeugd zetten het Rijk, gemeenten, aanbieders, professionals en cliënten gezamenlijk in op het zoveel mogelijk voorkomen dat kinderen en jongeren jeugdzorg nodig hebben en dat jeugdigen en gezinnen die écht hulp nodig hebben op tijdige en passende hulp kunnen rekenen. Dit moet tevens bijdragen aan een financieel houdbaar stelsel. Het versterken van sociale netwerken én steunfiguren rondom gezinnen en het versterken van de pedagogische basis speelt daarin een belangrijke rol. Zorgen en (beginnende) problemen bij kinderen moeten zoveel als mogelijk binnen de directe omgeving van het kind worden aangepakt: dat is een opgave voor de samenleving als geheel. In het verlengde hiervan ondersteunt het kabinet de JIMpact73 en wil het kabinet onder meer de vakbekwaamheid van professionals in het jeugddomein vergroten74. Jeugdigen die het nodig hebben, moeten kunnen rekenen op tijdig beschikbare en passende (specialistische) jeugdzorg. Om wachttijden effectief te kunnen terugdringen moet worden ingezet op het aanpakken van de oorzaken waardoor wachttijden ontstaan. Het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd heeft een Aanpak Wachttijden ontwikkeld die regio’s hierbij ondersteunt.
Tot slot
Het samenbrengen van verschillende onderwerpen die gezinnen raken geeft indringend inzicht in hoe de situatie van gezinnen zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, hoe het nu met gezinnen gaat in Nederland, en waar zij tegenaanlopen. De onderzoeksresultaten en aanbevelingen zijn zeer relevant voor het kabinet. Een groot deel van mijn collega-bewindspersonen houdt zich bezig met beleid voor gezinnen en er zijn hier dan ook verscheidene Kamerbrieven over verstuurd namens het kabinet.75 Op sommige punten geeft het onderzoek aanleiding het beleid nog eens goed onder de loep te nemen. Daarnaast zie ik het onderzoek als een ondersteuning van de urgentie om door te pakken op deze thema’s.
Arbeidsdeelname en werkloosheid per maand | CBS (januari 2025)↩︎
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (2024), Gematigde Groei, Rapport Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 | Rapport | Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050↩︎
CBS (2024), Prognose bevolking; kerncijfers 2024–2070, StatLine – Prognose bevolking; kerncijfers 2024–2070 De grijze druk is de verhouding tussen personen van 65 jaar en ouder en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Dit geeft inzicht in de verhouding van ouderen tot het werkende deel van de bevolking.↩︎
De verwachting is dat het aandeel 80-plussers zal toenemen van 5% in 2023 tot 10% in 2050. CBS (2024), Verkenning bevolking 2050: meer ouderen en meer hoogopgeleiden, Verkenning Bevolking 2050: meer ouderen en meer hoogopgeleiden | CBS↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260; Kamerstukken II 2024/25, 29 861, nr. 150.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260.↩︎
Toezegging TZ202410–184.↩︎
Kamerstukken II, 2021/22, 35 925 XV, nr. 59.↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 36 200 XV, nr. 65.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36 410, nr. 97.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 XV, nr. 74.↩︎
Deze toezegging deed ik tijdens het plenair debat over het rapport van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050. Kamerstukken II, 2024/25, 36 600, nr. 44.↩︎
Deze toezegging deed ik tijdens de Begrotingsbehandeling 2025 van SZW.↩︎
Deze toezegging deed ik tijdens de Begrotingsbehandeling 2025 van SZW.↩︎
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (2024), Gematigde Groei, Rapport Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 | Rapport | Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050; Gauthier, A. H. (2007). The impact of family policies on fertility in industrialized countries: a review of the literature. Population research and policy review, 26, 323–346.↩︎
Nederlandse Sportraad (2025), Laat ze niet zitten! Advies Bewegen en sport door 65-plussers↩︎
SCP (2024), Investeren in vitale ouderen.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 34 104, nr. 420.↩︎
RIVM (2021), Werkende mantelzorgers van ouderen; verkenning van hun toekomst en hun ondersteuningsbehoeften, Bilthoven.↩︎
SCP (2019), Werk en mantelzorg: Kwaliteit van leven en het gebruik van ondersteuning op het werk, Den Haag.↩︎
Stichting Werk&Mantelzorg komt op basis van een andere schaalverdeling tot de volgende cijfers: de meeste werkende mantelzorgers kunnen de combinatie voldoende (46 procent) tot goed (40 procent) maken, 14 procent slecht tot heel slecht, zie https://www.werkenmantelzorg.nl/feiten-cijfers-2/↩︎
Stichting Werk & Mantelzorg, Jaarpublicatie 2023 – Aandacht voor mantelzorg werkt op krappe arbeidsmarkt! Doorn.↩︎
Deze toezegging deed ik tijdens het plenair debat over het rapport van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050. Kamerstukken II, 2024/25, 36 600, nr. 44.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XV, nr. 57.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 32 043, nr. 663.↩︎
CBS (2024), Emancipatiemonitor 2024, Den Haag.↩︎
CBS (2024), Emancipatiemonitor 2024, Den Haag.↩︎
Hiermee wordt niet een flexibel contract bedoeld, maar bijvoorbeeld de mogelijkheden rond thuiswerken, zoveel mogelijk zelf je tijd of rooster indelen, etc.↩︎
SCP (2021), De werkende duizendpoot: hulpbronnen en barrières voor werknemers die zorgen en leren, Den Haag.↩︎
Kamerstukken II, 2020/21, 29 544, nr. 1041.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 547.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 529.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 547.↩︎
SER (2023), Balans in maatschappelijk verlof. Naar een nieuw verlofkader: stroomlijnen en vereenvoudigen, Den Haag.↩︎
Vethaak en Jongen (2024), Stille wateren hebben diepe gronden: Een analyse van de inkomensverdeling en haar determinanten over de afgelopen veertig jaar.↩︎
CBS 21 februari 2025, Arbeidsdeelname; paren.↩︎
CBS (2024), Emancipatiemonitor 2024, Den Haag.↩︎
Eens deeltijd, altijd deeltijd. Waarom vrouwen in deeltijd blijven werken als ze «uit» de kleine kinderen zijn | Publicatie | Sociaal en Cultureel Planbureau 2022↩︎
SCP (2021), De werkende duizendpoot: hulpbronnen en barrières voor werknemers die zorgen en leren, Den Haag.↩︎
Eurostat: als we kijken naar het aantal gewerkte uren per werknemer vanaf 15 jaar, ligt het gemiddelde van Nederland net iets boven het gemiddelde Europese cijfer. Het EU-27 gemiddelde is 20,1.105 uur en voor 20 EU landen (vanaf 2023) 19,548 uur. Voor Nederland is dit 20,6.893 uur.↩︎
SCP Sociale en Culturele Ontwikkelingen 2025↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260; Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 907.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XV, nr. 74.↩︎
https://www.vrijwilligerswerk.nl/home+good+busy/gb_waarom/default.aspx↩︎
SER Jongerenplatform (2019), Hoge verwachtingen; SER Jongerenplatform (2021), Veelbelovend.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36 471, nr. 96. Respectievelijk 28 (woningmarkt) en 10 en 124 (arbeidsmarkt).↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 32 847, nr. 1237; Kamerstukken II 2024/25, 29 453, nr. 574.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 29 544, nr. 1253; Aanhangsel Handelingen II 2024/2025, nr. 907.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 29 544, nr. 1253; Kamerstukken II 2024/2025 26 448 nr. 792.↩︎
Inkomen moeders halveert bijna na komst kinderen – ESB (15 december 2020)↩︎
Centraal Bureau voor de Statistiek (november 2024). Emancipatiemonitor 2024. Den Haag.↩︎
Kabinet wil mensen actief wijzen op regelingen om bestaanszekerheid te vergroten | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl↩︎
Persoonlijk overzicht Kind krijgen: wat moet ik regelen? | Rijksoverheid.nl Aan de hand van enkele vragen wordt duidelijk waar de ouders recht op hebben en wat ze daarvoor zelf moeten regelen.↩︎
Sociaal en Cultureel Planbureau (2019). Mantelzorgers in het vizier. Den Haag.↩︎
Centraal Bureau voor de Statistiek (november 2024). Emancipatiemonitor 2024. Den Haag.↩︎
Afdeling Buitengewone Zaken (2024). Het is niet dat ik het niet wil, maar...↩︎
Het gezin wordt hierbij gedefinieerd als: «elk leefverband van één of meer volwassenen die verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen».↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 59.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XV, nr. 65.↩︎
Gezinnen zijn betrokken bij de uitvoering van dit onderzoek door middel van een online peiling en verdiepende interviews.↩︎
Ilciukas, J. (2023), Fertility and parental retirement, Journal of Public Economics, 226.↩︎
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (2024), Gematigde Groei, Rapport Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 | Rapport | Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050; Gauthier, A. H. (2007). The impact of family policies on fertility in industrialized countries: a review of the literature. Population research and policy review, 26, 323–346.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 30 512, nr. 19.↩︎
https://www.oecd.org/en/data/datasets/oecd-family-database.html↩︎
https://www.oecd.org/en/data/datasets/oecd-child-well-being-data-portal.html↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33 836, nr. 104↩︎
Draagmoederschap heeft niet uitsluitend betrekking op regenbooggezinnen.↩︎
RVS-rapport (dec 2023)– Kinderen uit de knel↩︎
Informele steun kan sociale steun zijn die kinderen, jongeren en ouders als vanzelfsprekend krijgen van mensen in hun omgeving. Denk hierbij aan steun bij opvoedvragen, emotionele of praktische steun. Als gezinnen weinig sociale steun krijgen, kunnen professionals en vrijwilligers die versterken. Dat is belangrijk voor gezinnen in kwetsbare omstandigheden. Informele steun kan dus ook worden georganiseerd via maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld via het collectief Kind & Gezin.↩︎
In het kader van de Hervormingsagenda Jeugd werkt het kabinet momenteel samen met de NJi, de ouderschapscoalitie en de VNG gezamenlijk om deze aanbeveling verder handen en voeten te geven.↩︎
De ouderschapscoalitie is een coalitie van diverse partijen in het veld met een gezamenlijke ambitie op het gebied van ouderschap zonder formele status. Momenteel bestaat de ouderschapscoalitie onder meer uit het NJi, Stichting voor Werkende Ouders, Familie Foundation, Stichting Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF), Pharos, het collectief Informele Steun Kind & Gezin, stichting de Oudertelefoon.↩︎
De JIMpact is een plan van inmiddels 16 organisaties (met name grote aanbieders van residentiele hulp en stichting JIMwerkt) om het samenwerken met steunfiguren te verankeren binnen de jeugdhulp.↩︎
in samenwerking met het Platvorm Vakmanschap, NJi en stichting JIM – om samen te werken met informele steun(figuren) en het creëren van de juiste randvoorwaarden voor professionals vanuit werkgevers en/of opdrachtgevers.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 31 839, nr. 1031; Kamerstukken II 2024/25, 31 839, nr. 1048; Kamerstukken II 2024/25, 32 847, nr. 1237; Kamerstukken II 2024/25, 31 293, nr. 786.↩︎