Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad gelijkheid 16 april 2025 (Kamerstuk 21501-31-781)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D15212, datum: 2025-04-07, bijgewerkt: 2025-04-08 09:06, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D15212).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z05980:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-01 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-07 10:00: Informele EPSCO raad (gendergelijkheid) van 16 april 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-10 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-24 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-06-19 13:59: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2025D15212 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 28 maart 2025 inzake de geannoteerde agenda van de Informele Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (hierna: EPSCO-Raad) gelijkheid van 16 april 2025 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 781).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | |
• | Inbreng van de leden van de PVV-fractie | |
• | Inbreng van de leden van de VVD-fractie | |
• | Inbreng van de leden van de NSC-fractie | |
II | Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele EPSCO-Raad (gelijkheid) op 16 april 2025. Gezien de agendapunten hebben deze leden een aantal vragen. Zij vragen of de Staatssecretaris van plan is om deel te nemen aan deze informele raad met een intersectionele blik, of dat de Staatssecretaris van plan is om toch met een neutraler framewerk deel te nemen. Voorts vragen zij of de Staatssecretaris op dit moment vindt dat rechten als gelijkheid en non-discriminatie onder druk staan. Ook vragen zij waarom er zoveel nadruk op de Europese Unie ligt en niet specifiek op Nederland; ook in een vliegtuig moet men immers eerst zijn/haar eigen zuurstofmasker vastmaken voordat men een ander helpt.
Gendergelijkheid in een moderne digitale samenleving
De leden van de PVV-fractie merken op dat er wordt gesproken over het verankeren van gelijkheidsprincipes in relatie tot het gebruik van kunstmatige intelligentie (hierna: AI). Deze leden zien dat de output van AI gebaseerd is op het «garbage in, garbage out» principe. Dit houdt ook in dat als large language models (hierna: LLM) gevoed worden met data en wegingsfactoren die weinig of niet relevant zijn voor de toepassingsgebieden van het LLM, dat er ook weer informatie uit komt die een bias kan hebben, niet accuraat is of beide. Waarom ligt de focus bij dit onderdeel niet op de datasets klaar te maken voor specifieke toepassingsgebieden? Ook kan er dan naar gekeken worden dat er zoveel mogelijk neutrale en feitelijk juiste informatie wordt gebruikt. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat dit dan de discussie over «diversiteit, non-discriminatie en eerlijkheid» overbodig maakt?
Mannen, jongens en gendergelijkheid
De leden van de PVV-fractie constateren dat het kabinet een actievere rol ziet voor mannen in het gezinsleven, de zorg en het onderwijs. In het kader van emancipatie hebben deze leden al eerder vragen gesteld aan de Staatssecretaris of de verschillen in interesses bij mannen en vrouwen ook meegenomen zijn in de discussie. Ook hier zouden de leden graag horen of dit meegenomen is in de overweging om dit onderwerp te agenderen.
De leden van de PVV-fractie kijken ook met een kritische blik naar de paragraaf waar social media influencers en de manosphere worden benoemd. Andrew en Tristan Tate zijn momenteel veel in opspraak. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze paragraaf gebaseerd heeft op de Tate broers. Is dit het geval? Graag zien zij ook nog overige voorbeelden van influencers die, volgens de Staatssecretaris, een probleem zijn. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat social media infuencers als Dylan Mulvaney ook schadelijk zijn als het gaat om de positie van vrouwen? Mulvaney laat immers een extreem stereotype van een vrouw zien in de vlogs. Daarnaast merken zij op dat ook in de dominante trans-identificerende-mannen communities op onder andere Reddit ook veel misogynistisch gedrag voorkomt. Neemt de Staatssecretaris dit ook mee in de derde deelsessie op 16 april 2025 van de EPSCO-Raad?
Ook willen de leden van de PVV-fractie opmerken dat er vanuit de streng patriarchische religies als de Islam ook veel social media influencers zijn, waaronder ook de Tate broers, die zich misogynistisch uiten. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook om dit mee te nemen in de deelsessie.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie welke investeringen er ondertussen gedaan zijn in mediawijsheid en mediaweerbaarheid. Deze leden kijken uit naar de antwoorden van de Staatssecretaris.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad over gendergelijkheid en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zien dat het onderwerp gendergelijkheid met daarbij een focus op de rol van mannen en jongens geagendeerd staat voor de EPSCO-Raad. Deze leden maken zich zorgen over de beïnvloeding van (jonge) mannen in de zogeheten manosphere en moedigen een EU-brede bewustwording hiervan aan. Deze leden vragen of het kabinet van mening is dat het betrekken van (jonge) mannen als bondgenoten bij gendergelijkheid niet alleen op nationaal niveau, maar ook op Europees niveau gestimuleerd kan worden. De leden vragen of het kabinet hierin een rol voor de Europese Unie weggelegd ziet en hoe die eruit ziet.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet inzicht kan geven in de omvang van de invloed van de zogenaamde manosphere en de rol van influencers op de houding van (jonge) mannen ten opzichte van vrouwen binnen de Europese Unie. Is er EU-breed zicht op (online) invloedrijke figuren en wordt dit fenomeen op Europees niveau onderzocht? Zijn er in Europees verband reeds concrete stappen genomen om schadelijke boodschappen die voortkomen uit de online uitingen van influencers in de manosphere aan te pakken, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de buitenlandse financiering die ten grondslag ligt aan narratieven die in de gehele EU online en via zogenaamde family organisations verspreid worden, gericht tegen vrouwenrechten en lhbtiq+1-rechten. Deze leden vragen het kabinet dit zorgelijke probleem in de EU op de agenda te zetten. Is het kabinet bereid voorstellen te doen voor het gezamenlijk in kaart brengen en aanpakken daarvan, zo vragen zij.
De leden van de VVD-fractie weten dat er voor de jaren 2020–2025 een Europese Gender Equality Strategy bestaat, die zich richt op het bevorderen van gendergelijkheid voor vrouwen. Is het kabinet van mening dat deze strategie bijgedragen heeft aan het bevorderen van gendergelijkheid in Nederland, vragen deze leden. Op welke manier heeft deze strategie bijgedragen aan de aanpak van online vrouwenhaat? Deze leden vragen of de Europese Commissie voornemens is om voor de komende (vijf) jaren een nieuwe strategie uit te rollen, daar het probleem nog altijd voortduurt. Deze leden vragen voorts hoe de aanpak van online vrouwenhaat en de toenemende invloed van de manosphere daarop in een dergelijke strategie verwerkt zou kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat de Commissie de Roadmap for Women’s Rights op 7 maart 2025 heeft vastgesteld. Deze leden vragen het kabinet of zij de doelen uit die roadmap onderschrijft en hoe zij deze in haar eigen beleid wil gaan implementeren. Op welke manier verwacht het kabinet dat deze roadmap gaat bijdragen aan gendergelijkheid in de Europese lidstaten die op dit moment achterlopen op het Europees gemiddelde, zo vragen zij.
De leden van de VVD-fractie herinneren dat het kabinet in antwoord op vragen van het lid Becker over vrouwenhaat2 heeft aangegeven zich via het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld inzet voor het tegengaan en aanpakken van vrouwenhaat. Deze leden vragen het kabinet op welke wijze dit nationaal actieprogramma aansluit bij de bovengenoemde of andere Europese initiatieven.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of het kabinet bereid is na te gaan hoe Nederland kan leren van andere landen in het aanpakken van vrouwenhaat, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, dat vrouwenhaat heeft aangemerkt als extremisme. Welke andere voorbeelden zijn er waar Nederland van kan leren, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad gelijkheid op 16 april 2025. Een democratische rechtsstaat schiet tekort wanneer niet iedereen daarbinnen op gelijke maatschappelijk voet staat met elkaar, bijvoorbeeld vanwege sekse of genderidentiteit, of het behoren tot een bepaalde etnische bevolkingsgroep. Deze leden onderstrepen dan ook het belang van voortdurende aandacht voor en inzet op emancipatie voor die delen van de bevolking waarvoor dat (helaas) nog steeds nodig is. In verband daarmee willen de leden de volgende opmerkingen en vragen meegeven.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de toenemende alomtegenwoordigheid van op machine learning gebaseerde algoritmes risico’s met zich meebrengen als het gaat om de gelijkwaardige behandeling van eenieder in onze samenleving. Deze leden willen in het bijzonder aandacht vragen voor de rol van dergelijke algoritmes bij sollicitatie- en wervingsprocedures en het mogelijk nadelige effect hiervan voor de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Wat wordt er op dit moment gedaan in Nederland en de rest van de EU om hier tegenop te treden? Wat is er sinds de inwerkingtreding van de AI-verordening op dit terrein inmiddels in gang gezet en concreet veranderd?
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat ook de Roma en Sinti gemeenschap in Nederland en Europa een gelijkwaardige positie in de samenleving innemen. Dat laat onverlet dat op basis van signalen die zij hebben gekregen vanuit de Roma en Sinti gemeenschap zelf, er ook daar interne uitdagingen zijn op het vlak van emancipatie, bijvoorbeeld op het vlak van lhbtiq+-acceptatie. Is de Staatssecretaris van oordeel dat ook dit bijzondere aandacht vereist en is zij bereid dit thema onder de aandacht van haar Europese collega’s te brengen tijdens de informele raad, zo vragen de leden.