Onderzoeksrapporten om tot passende ondersteuning van leerlingen en studenten in de klas te komen
Passend onderwijs
Brief regering
Nummer: 2025D19092, datum: 2025-04-24, bijgewerkt: 2025-04-25 09:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend en meer inclusief onderwijs
- Sneller en beter? Onderzoek naar de toekenning van extra ondersteuning binnen passend onderwijs
- Beslisnota bij Onderzoeksrapporten om tot passende ondersteuning van leerlingen en studenten in de klas te komen
Onderdeel van kamerstukdossier 31497 -496 Passend onderwijs.
Onderdeel van zaak 2025Z08393:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-05-22 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
---|
Datum | 24 april 2025 |
---|---|
Betreft | Onderzoeksrapporten om tot passende ondersteuning van leerlingen en studenten in de klas te komen |
Kansengelijkheid en Onderwijsondersteuning Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl |
Onze referentie 50413837 |
Bijlagen |
1. Rapport ‘Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend en meer inclusief onderwijs’ 2. Rapport ‘Sneller en Beter’ |
Iedere leerling en student verdient het om goed onderwijs te krijgen. Elke leerling die van school komt moet goed kunnen lezen, schrijven, rekenen en weten hoe we met elkaar omgaan in Nederland.
Sommige leerlingen en studenten hebben meer ondersteuning nodig om het beste uit zichzelf te halen. Scholen bieden daarom (extra) ondersteuning aan leerlingen en studenten die dit nodig hebben, zoals extra hulp aan kinderen of jongeren met leer- of gedragsproblemen. Dit vraagt iets van leraren, scholen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs. De afgelopen periode zijn in het kader van het versterken van de basis van passend onderwijs twee onderzoeken uitgevoerd en afgerond die ik hierbij, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, aan uw Kamer aanbied. Het gaat om de volgende rapporten:
Het rapport ‘Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend en meer inclusief onderwijs’.
Het onderzoek ‘Sneller en Beter’ over het sneller toekennen van extra ondersteuning door samenwerkingsverbanden, een uitwerking van de motie van de leden Kwint (SP) en Westerveld (GroenLinks-PvdA).1
Met deze brief wordt u geïnformeerd over een aantal stappen die we – aanvullend op de lerarenstrategie2 - zetten als het gaat om de toerusting en ondersteuning van leraren gericht op passend onderwijs. Ook wordt uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek hoe ondersteuningsaanvragen sneller kunnen worden toegekend door samenwerkingsverbanden naar aanleiding van de motie Kwint (SP)/Westerveld (GL-PvdA).
Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend en meer inclusief onderwijs
Om goed onderwijs te kunnen geven moeten leraren goed worden
voorbereid en ondersteund. In de laatste brief over de lerarenstrategie
heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang op de acties die we in
hebben gezet om te zorgen voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid
personeel.3 Ook het Nationaal Groeifondsproject
Aanpak Professionalisering van Leraren (hierna: NAPL) is dit jaar
gestart. Het doel is om landelijke kaders voor de professionalisering
van leraren te ontwikkelen. Daarnaast werken we aan het wetsvoorstel
Strategisch personeelsbeleid en arbeidsmarktmaatregelen. Dit
wetsvoorstel stimuleert modern en toekomstgericht werkgeverschap in het
funderend onderwijs en draagt bij aan beter toegeruste leraren en
daarmee aan de aantrekkelijkheid van het beroep.
Het onderzoek “Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend en meer inclusief onderwijs” van het onderzoeksconsortium ResearchNed, KBA Nijmegen en Expertisecentrum Nederland is uitgevoerd onder meer dan 2000 leraren binnen het primair, voortgezet en gespecialiseerd onderwijs (hierna: po, vo en go) en docenten in het mbo. Het onderzoek laat zien dat veel leraren onvoldoende ondersteuning ervaren om leerlingen met een (extra)ondersteuningsbehoefte goed te begeleiden en te ondersteunen en een hoge druk ervaren om voor alle leerlingen en studenten in de klas goed onderwijs te verzorgen. Ook komt in het onderzoek naar voren dat als er geen ondersteuning is om de leerling met een ondersteuningsbehoefte (met name op het gebied van gedragsproblematiek) goed te begeleiden, leraren nauwelijks toekomen aan hun onderwijstaken.
1. Een doorgaande ontwikkelingslijn voor lerarenUit het onderzoek blijkt dat de meeste leraren meer aandacht
willen voor passend onderwijs, zowel tijdens de opleiding als in de
begeleiding van de startende leerkracht en de verdere
professionalisering van leraren daarna. Het is dus belangrijk dat
studenten tijdens de lerarenopleiding voldoende kennismaken met
leerlingen met verschillende type ondersteuningsbehoeftes. Dit ga ik
bespreken in het Opleidingsberaad Leraren, waarin afspraken worden
gemaakt over de inhoud van de lerarenopleidingen. Hierbij agendeer ik
ook het aanbod aan (hoog)begaafden zoals uw Kamer is toegezegd in het
commissiedebat over leraren van januari 2025.4
Voor de zomer van 2025 informeer ik u via de brief Lerarenstrategie over
de vervolgstappen die het Opleidingsberaad Leraren naar aanleiding van
de bespreking gaat zetten.
Ik vind het belangrijk dat er meer mogelijkheden komen voor studenten om stage te kunnen lopen in het gespecialiseerd onderwijs (hierna: go). Zo kunnen zij oriënteren op het go, waardoor ze wellicht vaker kiezen om hier na hun opleiding te gaan werken. Zo verkleinen we het lerarentekort in het go. Hiermee zorgen we er ook voor dat leraren zich beter voor kunnen bereiden op het lesgeven aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeftes. In de praktijk wordt dit nu vaak niet mogelijk gemaakt, terwijl hier geen wettelijke belemmeringen zijn. Ik ga de hogescholen oproepen eventuele barrières weg te nemen en hier samen met de onderwijsregio’s en in overleg met de go-scholen zoveel mogelijk regionaal werk van te maken.
Verdere professionalisering van leraren
Het versterken van de professionalisering van leraren is en blijft
cruciaal om het onderwijs toekomstbestendig te maken en het beroep
aantrekkelijk te houden. Daarbij ligt er een opgave voor alle
schoolbesturen om leraren en docenten een goede kennisbasis te bieden.
Hiervoor is een lange termijn visie en een strategische inbedding van
opleiding en training op het gebied van passend onderwijs noodzakelijk.
Het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid stelt minimumvoorwaarden
waaraan dit personeelsbeleid moet voldoen. Daarnaast wordt de
specialistische kennis die nodig is voor het bieden van effectief
passend onderwijs ook meegenomen in de uitwerking van de ontwikkelpaden
binnen het NAPL.
Voor het mbo geldt het bieden van een goede kennisbasis zowel op het niveau van de instelling, als op het niveau van de onderwijsteams. Het is daarnaast essentieel dat elk onderwijsteam beschikt over specifieke expertise op het gebied van (extra) ondersteuning van studenten of dat deze laagdrempelig voor het onderwijsteam beschikbaar is. Het is een belangrijke verantwoordelijkheid van de instellingsbesturen om te sturen op de kennisbasis en beschikbaarheid van voldoende laagdrempelige expertise voor elk onderwijsteam binnen de instelling. De komende periode wordt verkend welke vervolgstappen voor het passend onderwijs in het mbo nog nodig zijn. Uw Kamer wordt hierover in het najaar van 2025 geïnformeerd door de minister van OCW.
2. Meer ondersteuning voor leraren nodig in de klas
Leraren geven aan dat de behoefte aan ondersteuning toeneemt. Het
type benodigde ondersteuning verschilt wel sterk per sector: van een
ondersteuner in de klas (basisonderwijs) tot een plek om leerlingen of
studenten tijdelijk op te kunnen vangen of ondersteuning van een
zorgcoördinator buiten de klas (vo en mbo).
Een multidisciplinair schoolteam
In het po en vo wil ik de komende periode toewerken naar een
multidisciplinair schoolteam in en rondom elke school. Het
multidisciplinair team heeft de gezamenlijke opdracht om de leerling de
ondersteuning te bieden die nodig is om het onderwijs goed te kunnen
volgen en het maximale uit zichzelf te halen. En zorgt ervoor dat de
leraar zich kan richten op zijn kerntaak: het lesgeven. Onder een
multidisciplinair team verstaan we een team dat naast de schoolleider,
de leraren en onderwijsondersteunend personeel ook bestaat uit
bijvoorbeeld de brugfunctionaris, medewerkers van jeugdhulp, wijkteams
en zo nodig zorgpersoneel. Het team bestaat daarmee uit verschillende
disciplines, functies en expertises. De brugfunctionaris doet dit nu
bijvoorbeeld al door het leggen van contacten met partijen buiten de
school en zorgt zo voor de juiste ondersteuning voor de leerling. De
nadere invulling van dit multidisciplinair team werk ik de komende
periode, samen met onder andere het AOb, CNV, de sectorraden en met VWS,
verder uit. Ik leg daarbij ook de verbinding met de Hervormingsagenda
Jeugd.
Ondersteuning in het mbo
In het mbo is het noodzakelijk dat docenten weten welke
ondersteuning in de school beschikbaar is en hoe die ondersteuning
toegankelijk is voor studenten. Vanuit het Actieplan Voortijdig
Schoolverlaters wordt ‘hulp in de school’ de norm en verkennen we met de
MBO Raad, NRTO en VNG welke basisinfrastructuur van externe partners
rondom de school nodig is om goede ondersteuning te kunnen bieden en de
samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg te verbeteren. Wat ons
betreft zou dit ook een aanleiding kunnen zijn om (opnieuw) binnen de
instelling en binnen onderwijsteams het gesprek te voeren over de
organisatie van de ondersteuning. Daarnaast worden diverse gesprekken
met veldpartijen gevoerd (MBO Raad, JOBmbo, Iederin, BVMBO, Kennispunt
MBO Passend Onderwijs etc.), waarin studenten en een aantal colleges van
bestuur van mbo-instellingen samen bespreken welke vervolgstappen nog
nodig zijn om de organisatie van de ondersteuning op mbo-instellingen
verder te verbeteren. In het najaar van 2025 wordt uw Kamer hierover
geïnformeerd.
In de brief over de lerarenstrategie heeft u ook het onderzoek naar administratieve lasten voor docenten in het mbo ontvangen.5 Onder meer het maken van ondersteuningsafspraken met studenten wordt genoemd als een component die leidt tot administratieve last. In het voorjaar komt de minister van OCW met een beleidsreactie op dit onderzoek en de bevindingen.
Snellere toekenning van extra ondersteuning
Uw Kamer heeft in 2023 een motie van de leden Kwint (SP) en Westerveld (GroenLinks-PvdA) aangenomen waarin verzocht wordt om in samenwerking met samenwerkingsverbanden te onderzoeken hoe ondersteuningsaanvragen sneller kunnen worden toegekend en om in één of meerdere samenwerkingsverbanden een proef te starten met directe toekenning van ondersteuning.6
Op basis van de motie hebben Sardes en SEO Economisch Onderzoek het onderzoek ‘Sneller en beter’ uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er veel variatie en maatwerk bestaat bij het inrichten van de toekenningsprocedures voor extra ondersteuning vanaf het moment dat samenwerkingsverbanden betrokken worden.
De gemiddelde doorlooptijd van samenwerkingsverbanden voor het afhandelen van een aanvraag voor extra ondersteuning is op dit moment ruim drie weken. Het gaat dan om de periode van het indienen van de aanvraag tot het nemen van het besluit over de toekenning van extra ondersteuning. Dit is een gemiddelde en is ook afhankelijk van de inrichting en interne procedures van het samenwerkingsverband. Het onderzoek laat ook zien dat in de situaties waarin de procedure bij het samenwerkingsverband langer duurt dan de gemiddelde drie weken het gaat om complexere casuïstiek.
Ondanks de relatief beperkte gemiddelde termijn van drie weken laat het onderzoek zien dat er verbeteringen mogelijk zijn voor het sneller aanvragen van extra ondersteuning in alle fasen. Juist omdat het totale proces van alle fasen langer duurt dan de gemiddelde drie weken en voor leerlingen en ouders vooral de totale duur belangrijk is. Vaak is er voorafgaand aan de aanvraag al sprake van een ingewikkelde en/of complexe situatie, en een snelle oplossing is dan gewenst.
Zo wordt onder andere geadviseerd dat scholen het samenwerkingsverband vroegtijdig betrekken bij een aanvraag voor extra ondersteuning. Bovendien kunnen scholen eigen interne werkprocessen rond de ondersteuningsaanvragen optimaliseren en toekenningsprocessen versnellen door vaker en gerichter te overleggen met samenwerkingsverbanden. Daarnaast is het opbouwen en onderhouden van goede relaties met ouders cruciaal. Dit draagt bij aan effectieve samenwerking en (een gevoel van) gedeelde verantwoordelijkheid, wat het toekenningsproces versnelt. Aan samenwerkingsverbanden wordt geadviseerd de toekenningsprocedure te expliciteren en documenteren en een maximale tijdsduur te formuleren.
Over deze aanbevelingen ben ik in gesprek met de PO-Raad en VO-raad en met het Overkoepelend Netwerk Samenwerkingsverbanden (hierna: ONSwv). ONSwv geeft aan de aanbevelingen serieus op te pakken. ONSwv gaat de samenwerkingsverbanden nadrukkelijk vragen een maximumtermijn van vier weken voor het afhandelen van de aanvraag vast te leggen in het ondersteuningsplan en deze termijn te handhaven, ook als er sprake is van een complexe situatie. Daarnaast vraagt ONSwv samenwerkingsverbanden de aanvraagprocedure eenduidig te communiceren naar schoolbesturen, ouders en leerlingen. Samenwerkingsverbanden wordt gevraagd periodiek overleg te organiseren over de werkwijze van ondersteuningstoewijzing, de mogelijkheden te onderzoeken om schoolbesturen zelf middelen voor extra ondersteuning te laten toekennen en te onderzoeken hoe de aanvraagprocedure versneld kan worden met adviezen uit het rapport. ONSwv blijft de komende tijd het landelijk beeld van de doorlooptijden voor de aanvraag van extra ondersteuning monitoren. Ik vind het belangrijk dat de PO-Raad en VO-raad betrokken worden bij de uitwerking. Tegelijkertijd roep ik PO-Raad en VO-raad op om ook aan de slag te gaan met de aanbevelingen en ik ga hierover verder met hen in gesprek.
Ik heb er vertrouwen in dat met de acties die door de (vertegenwoordigers van) scholen en samenwerkingsverbanden worden genomen naar aanleiding van dit onderzoek, wij er samen voor zorgen dat ondersteuning nog sneller dan nu beschikbaar komt voor de leerling. Het is belangrijk dat ouders en leerlingen in het gehele proces goed betrokken zijn. Gezien deze acties en omdat uit het onderzoek blijkt dat de periode voor het afhandelen van aanvragen al beperkt is, betekent dit wat mij betreft dat een proef op dit moment geen meerwaarde heeft. De ontwikkelingen worden de komende periode gemonitord, via de doelstellingenmonitor passend onderwijs en in samenwerking met ONSwv en hierover informeer ik uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage passend onderwijs.
Tot slot
Het komende jaar wordt uw Kamer op verschillende manieren geïnformeerd over de voortgang op passend onderwijs in het funderend onderwijs en het mbo:
Tegelijkertijd met deze brief ontvangt uw Kamer de voortgangsrapportage passend onderwijs voor het funderend onderwijs;
In het voorjaar van 2025 ontvangt uw Kamer ook een brief over de onderzoeken Wetsevaluatie kwaliteit vso en de ex ante beleidsevaluatie van de toelaatbaarheidsverklaring systematiek;
Voor de zomer van 2025 ontvangt uw Kamer een brief over de Lerarenstrategie waarin de uitkomsten van het Opleidingsberaad Leraren in relatie tot het onderzoek over toerusting en ondersteuning worden toegelicht;
In het najaar van 2025 ontvangt uw Kamer van minister van OCW een brief over het vervolg van de Verbeteragenda passend onderwijs in het mbo, die eind 2025 afloopt.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Mariëlle Paul