[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Derde nota van wijziging inzake Wet collectieve warmte (Kamerstuk 36576)

Nota van wijziging

Nummer: 2025D25957, datum: 2025-06-04, bijgewerkt: 2025-06-05 12:28, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z11290:

Preview document (🔗 origineel)


Wet houdende regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)

(versie 3 juni 2025)


DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de definitie van aangewezen warmtebedrijf en in de definitie van aanwijzing wordt “of 12.2, eerste, tweede, derde, of vierde lid,” vervangen door “12.2, eerste, tweede, derde, of vierde lid, of 12.3. eerste lid,”.

2. In de definitie van Onze Minister wordt “voor Klimaat en Energie” vervangen door “van Klimaat en Groene Groei”.

3. In de definitie van warmtenet, wordt in onderdeel c na “gelegen” ingevoegd “, tenzij op het perceel, in het gebouw of werk tevens warmte wordt geleverd op een leveringsaansluiting”.

4. In de definitie van warmtetransportbeheerder wordt “onderneming” vervangen door “warmtetransportonderneming” en na “artikel 5.1, eerste lid,” ingevoegd “of artikel 12.12a, eerste lid,”

5. In de opsomming wordt na de definitie van warmetransportbeheerder een nieuwe definitie ingevoegd, luidende:
- warmtetransportonderneming: onderneming die zich bezig houdt of voornemens is zich bezig te houden met het beheer, aanleg of onderhoud van een warmtetransportnet en het transport van warmte over een warmtetransportnet;.

B

Artikel 1.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt het woord “voor”.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “gelegen” ingevoegd “, tenzij op het perceel, in het gebouw of werk tevens warmte wordt geleverd op een leveringsaansluiting”.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid, onderdeel b, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. wanneer er sprake is van transport en doorlevering van warmte door een verhuurder aan zijn huurder als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, en transport en doorlevering van warmte door een vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm aan haar leden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.


C

Artikel 2.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt:
a. “die een volledige dochtermaatschappij is van” vervangen door “waarvan alle aandelen direct of indirect gehouden worden door”;
b. een zin toegevoegd, luidende:
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

2. Het derde lid komt te luiden:
3. Onder indirect berusten wordt verstaan dat meer dan 50% van de aandelen in een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang of warmtenetbedrijf berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan meer dan 50% van de aandelen van elke rechtspersoon worden gehouden door de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam. De aandelen, bedoeld in de eerste volzin, kunnen worden gehouden door één of meerdere tussengelegen rechtspersonen, mits in elke schakel in de keten telkens meer dan 50% van de aandelen berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan meer dan 50% van de aandelen worden gehouden door de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam. Artikel 2.3, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.


D

Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang treft geen statutaire afspraken en de leden, vennoten of aandeelhouders maken geen contractuele afspraken die ervoor zorgen dat de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam die afzonderlijk of gezamenlijk direct of indirect meer dan 50% van de aandelen houden of doorslaggevende zeggenschap in een aangewezen warmtebedrijf hebben, feitelijk geen doorslaggevende zeggenschap over het warmtebedrijf heeft, indien het een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang betreft:
a. waarvan niet alle aandelen direct of indirect berusten bij de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam, of,
b. dat een warmte joint-venture is, waaraan een warmteleveringsbedrijf deelneemt waarvan niet alle aandelen direct of indirect berusten bij de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde tot en met zevende lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een warmtenetbedrijf als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, waarvan niet alle aandelen direct of indirect berusten bij de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam.

3. In het derde lid (nieuw) wordt “aandeelhouders” vervangen door “leden, vennoten of aandeelhouders”.

4. In het zesde lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd, luidende:
De statuten van het warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang kennen geen bepalingen die de vaststelling van de tarieven onderwerpen aan de goedkeuring of instemming van de algemene vergadering of de strekking hebben het bestuur dienaangaande een bindende instructie te geven, noch zijn contractuele afspraken van een dergelijke strekking geoorloofd hetzij tussen aandeelhouders, leden of vennoten onderling hetzij van aandeelhouders, leden of vennoten met het warmtebedrijf of het bestuur van het warmtebedrijf.

5. In het zevende lid (nieuw) wordt:
a. in onderdeel a “tweede lid” vervangen door “derde lid”;
b. in onderdeel b “derde lid” vervangen door “vierde lid”.


E

In artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 2.3,” vervangen door “het”.


F

Artikel 2.5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdelen a en d, wordt “plaats vindt” telkens vervangen door “plaatsvindt”.

2. In het tiende lid, wordt “zevende lid” vervangen door “achtste lid”.


G

In artikel 2.7, tweede lid, onderdelen a en d, wordt “plaats vindt” telkens vervangen door “plaatsvindt”.


H

Artikel 2.8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het achtste lid wordt “5” vervangen door “vijf”.

2. In het dertiende lid, onderdeel a, vervalt “, negende lid”.


I

Artikel 2.9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt “2.20, vierde lid” vervangen door “2.20, vijfde lid”.

2. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt “op grond van het eerste lid”.

3. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt “in in” vervangen door “in”.

J

Na artikel 2.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.10a overdracht doorslaggevende zeggenschap

1. Een wijziging van de doorslaggevende zeggenschap in een aangewezen warmtebedrijf behoeft instemming van Onze Minister.
2. De doorslaggevende zeggenschap in een aangewezen warmtebedrijf kan alleen gewijzigd worden indien door deze wijziging deze zeggenschap direct of indirect komt te berusten of blijft berusten bij de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam.
3. Het tweede lid is tot zeven jaar na inwerkingtreding van dit artikel niet van toepassing als de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam niet binnen een door Onze Minister bij ministeriële regeling te bepalen termijn kenbaar heeft gemaakt de doorslaggevende zeggenschap direct of indirect in het aangewezen warmtebedrijf over te willen nemen. Artikel 2.6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Alvorens het aangewezen warmtebedrijf een aanvraag om een instemming als bedoeld in het eerste lid indient, dient dit warmtebedrijf een aanvraag in bij de Autoriteit Consument en Markt waarin de Autoriteit Consument en Markt verzocht wordt bij besluit vast te stellen of het warmtebedrijf na wijziging van de doorslaggevende zeggenschap:
a. voldoende beschikt over de organisatorische en technische bekwaamheid noodzakelijk voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.12, voor zijn warmtekavels;
b. voldoende financieel in staat is de taken, bedoeld in artikel 2.12, voor zijn warmtekavels uit te voeren.
5. De Autoriteit Consument en Markt kan aan het besluit op grond van het vierde lid voorschriften en beperkingen verbinden.
6. Bij een aanvraag om instemming overlegt het aangewezen warmtebedrijf in ieder geval het besluit, bedoeld in het vierde lid, waarin de Autoriteit Consument en Markt heeft vastgesteld dat het warmtebedrijf na wijziging van de doorslaggevende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de gronden, genoemd in het vierde lid, onderdelen a en b.
7. Onze Minister beslist uitsluitend afwijzend op een aanvraag om instemming indien niet voldaan is aan het tweede lid onverminderd het bepaalde in het derde lid.
8. Rechtshandelingen verricht in strijd met het eerste en tweede lid zijn vernietigbaar.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de omstandigheden waarin er sprake is van directe of indirecte overdracht van de doorslaggevende zeggenschap;
b. de wijze waarop de aanvraag om instemming wordt ingediend, de bij de aanvraag om instemming te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn waarbinnen Onze Minister een besluit neemt;
c. de wijze waarop de aanvraag om een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt ingediend, de bij de aanvraag om dat besluit te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt een besluit neemt;
d. de gronden, genoemd in het vierde lid.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het vijfde lid;
b. de afwijzingsgrond, genoemd in het zevende lid.


K

Artikel 2.11 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt “1” geplaatst.

2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onze Minister zendt aan de Autoriteit Consument en Markt een afschrift van de instemming met de wijziging van de doorslaggevende zeggenschap, bedoeld in artikel 2.10a, eerste lid.


L

In artikel 2.15, vierde lid, onderdeel c, wordt “redelijke rendement” vervangen door “redelijk rendement”.


M

In artikel 2.16, achtste lid, wordt “tiende en elfde lid” vervangen door “negende tot en met elfde lid”.


N

In artikel 2.24, vijfde lid, onderdeel c, wordt “bedoeld in het eerste lid, en vijfde lid, onderdeel b” vervangen door “bedoeld in onderdeel b, en het eerste lid”.


O

In artikel 2.29, vijfde lid, onderdeel b, wordt “redelijke rendement” vervangen door “redelijk rendement”.

P

Artikel 2.44 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het is verboden de economische eigendom van het warmtenet geheel of deels over te dragen aan een derde of het warmtenet geheel of deels te bezwaren met een zekerheidsrecht ten gunste van een directe of indirecte aandeelhouder of certificaathouder van het warmtebedrijf waardoor de feitelijke zeggenschap over het warmtenet direct of op termijn niet langer bij het warmtebedrijf rust.

2. In het derde lid wordt “artikel 2.10” vervangen door “artikel 2.10, eerste lid,”.

3. In het vijfde lid, wordt “het eigendom” vervangen door “de eigendom”.

4. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de doorslaggevende zeggenschap in een aangewezen warmtebedrijf wordt gewijzigd op grond van artikel 2.10a, eerste lid.


Q

In artikel 2.48 wordt “2.12, derde lid” vervangen door “2.12, vijfde lid”.


R

Artikel 2.49 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt:
a. “2.8, negende lid” vervangen door “2.8, elfde lid”;
b. “2.15, elfde lid” vervangen door “2.15, negende lid”.

2. In onderdeel b wordt na “2.10, vijfde lid,” ingevoegd “2.10a, vijfde lid,”.


S

Artikel 3.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het derde lid het warmtebedrijf heeft gemeld dat een aanvraag om een besluit moet worden ingediend, kan de Autoriteit Consument en Markt aan het besluit, bedoeld in het derde lid, voorschriften en beperkingen verbinden.

2. In het zesde lid, aanhef, wordt “dat in een warmtekavel ligt van een aangewezen warmtebedrijf” vervangen door “binnen een warmtekavel”.

T

Artikel 3.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt “2.20, vierde lid” vervangen door “2.20, vijfde lid”.

2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Indien de ontheffing op grond van het tweede lid, onderdeel b, wordt ingetrokken wordt het warmtebedrijf alleen een aangewezen warmtebedrijf voor het gebied waarvoor de ontheffing gold als het aangewezen warmtebedrijf een warmtebedrijf of warmtegemeenschap als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is. Het gebied wordt geacht een warmtekavel te zijn. De beperkingen en voorschriften verbonden aan de ontheffing gaan gelden als aan de aanwijzing verbonden beperkingen en voorschriften.

3. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het achtste en negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. In afwijking van het zesde lid kan tot zeven jaar na inwerkingtreding van dit artikel het aangewezen warmtebedrijf ook een ander warmtebedrijf dan een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang of een warmtegemeenschap zijn, als er geen warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang of geen warmtegemeenschap binnen een bij ministeriële regeling te bepalen termijn bij het college kenbaar heeft gemaakt de aanwijzing over te willen nemen. Artikel 2.6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

U

Artikel 3.4, vierde lid, lid komt te luiden:
4. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het derde lid het warmtebedrijf heeft gemeld dat een aanvraag om een besluit moet worden ingediend, kan de Autoriteit Consument en Markt aan het besluit, bedoeld in het derde lid, voorschriften en beperkingen verbinden.


V

Aan artikel 3.11, eerste lid, wordt een zin toegevoegd luidende:
Het is verboden de economische eigendom van het warmtenet geheel of deels over te dragen aan een derde of het warmtenet geheel of deels te bezwaren met een zekerheidsrecht ten gunste van een directe of indirecte aandeelhouder of certificaathouder van het warmtebedrijf waardoor de feitelijke zeggenschap over het warmtenet direct of op termijn niet langer bij het warmtebedrijf rust.

W

Artikel 4.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het college plaatst een mededeling in de Staatscourant en op andere geschikte wijze binnen twee weken nadat de ontheffing van rechtswege is verleend.

2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop melding wordt gedaan en de bij de melding te verstrekken gegevens en bescheiden;
b. de mededeling, bedoeld in het derde lid.

3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over wanneer er sprake is van voorgenomen levering en voorgenomen transport van warmte aan zijn huurder of de leden van de vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm.


X

In artikel 4.2, tweede lid, wordt “dat in een warmtekavel ligt van een aangewezen warmtebedrijf’ vervangen door “binnen een warmtekavel”.


Y


Aan artikel 4.3, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het college plaatst een mededeling in de Staatscourant en op andere geschikte wijze binnen twee weken nadat de ontheffing van rechtswege is verleend.


Z

Artikel 5.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt “onderneming” vervangen door “warmtetransportonderneming” en “een warmtetransportbeheerder” vervangen door “deze onderneming”.

2. In het tweede lid wordt “onderneming” vervangen door “warmtetransportonderneming”.

3. In het vierde lid wordt “overlegt de onderneming” vervangen door “overlegt de warmtetransportonderneming”.

4. In het vijfde lid wordt “warmtetransportbeheerder” vervangen door “warmtetransportonderneming”.

AA

Artikel 5.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid, wordt “een onderneming” vervangen door “een warmtetransportonderneming”.

2. In het zesde lid, onderdeel b, wordt “warmtetransportbeheerder” vervangen door “warmtetransportonderneming”.

AB

In artikel 5.4, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, wordt “andere onderneming” telkens vervangen door “andere warmtetransportonderneming”.

AC

Artikel 5.14, tweede lid, komt te luiden:
2. Onder indirect berusten wordt verstaan dat de aandelen in een warmtetransportbeheerder berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen van elke rechtspersoon worden gehouden door de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam. De aandelen, bedoeld in de eerste volzin, kunnen worden gehouden door één of meerdere tussengelegen rechtspersonen, mits in elke schakel in de keten telkens alle aandelen berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan de aandelen worden gehouden door de Staat der Nederlanden, een provincie, gemeente of ander openbaar lichaam.


AD

Aan artikel 5.15, eerste lid, wordt een zin toegevoegd luidende:
Het is verboden de economische eigendom van het warmtetransportnet geheel of deels over te dragen aan een derde of het warmtetransportnet geheel of deels te bezwaren met een zekerheidsrecht ten gunste van een directe of indirecte aandeelhouder of certificaathouder van de warmtetransportbeheerder waardoor de feitelijke zeggenschap over het warmtetransportnet direct of op termijn niet langer bij de warmtetransportbeheerder rust.

AE

In het opschrift van artikel 5.16 en in artikel 5.16, eerste, derde, vierde en vijfde lid, onderdeela, wordt “warmteprogramma” telkens vervangen door “warmtetransportprogramma”.

AF

Artikel 5.17 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid kan het college warmtetransportcapaciteit afnemen van de warmtetransportbeheerder indien het een gemeente betreft op wiens grondgebied de warmtetransportcapaciteit wordt gebruikt of zal worden gebruikt.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt:
a. in onderdeel a “eigen gebruik” vervangen door “gebruik”;
b. in onderdeel b “tweede lid” vervangen door “derde lid”.


AG

Artikel 6.4 wordt gewijzgd als volgt:

1. In het tweede lid wordt “artikel 6.5 eerste lid” vervangen door “artikel 6.5, eerste lid”.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt “producent” vervangen door “producent van thermische energie”.

AH

In artikel 6.6 wordt “producent” vervangen door “producent van thermische energie”.


AI

In artikel 6.9, tweede lid, onderdeel e, wordt “artikel 6.5 eerste lid” vervangen door “artikel 6.5, eerste lid”.


AJ

In artikel 6.14, derde lid, vervalt “Het is verboden in strijd te handelen met een voorschrift of beperking”.


AK

Na artikel 6.15 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 6.16 verbod handelen in strijd met voorschriften en beperkingen

Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift of beperking:
a. als bedoeld in artikel 6.10, vierde lid;
b. als bedoeld in artikel 6.14, derde lid.


AL

Aan artikel 7.13c, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel a door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
b. voor zover het aangewezen warmtebedrijf de kosten in verband met de vereveningstoeslag in de situatie, bedoeld in artikel 7.13b, vierde lid, niet in rekening kan brengen.

AM

In artikel 7.25, eerste lid, vervalt “ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 5.6, eerste lid”.

AN

Artikel 7.26, tweede lid, komt te luiden:
2. Het transporttariefvoorstel is non-discriminatoir, is gebaseerd op de op grond van artikel 7.25, vijfde lid, vastgestelde toegestane warmtetransportinkomsten en bevat een voorstel voor een tarief ten aanzien van het transport van warmte en de overige goederen en diensten.


AO

Na artikel 7.26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.26a transporttarieven op basis van werkelijke kosten

1. In afwijking van artikel 7.25, eerste lid, en artikel 7.26 brengt een warmtetransportbeheerder voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen goederen en diensten ten hoogste de tarieven in rekening die gebaseerd zijn op de werkelijke kosten van deze goederen en diensten.

2. De Autoriteit Consument en Markt toetst of de tarieven, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd zijn op de werkelijke kosten.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:

a. wanneer de tarieven, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd zijn op werkelijke kosten;

b. de procedure van toetsing, bedoeld in het tweede lid.


AP

Artikel 9.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na “artikelen 1.2, tweede tot en met vierde lid,” ingevoegd “2.3, 2.10a,”, wordt “2.12, eerste tot en met derde lid, en zevende lid,” vervangen door “2.12,”, wordt na “6.2,” ingevoegd “6.5,”, wordt na “6.15, eerste lid,” ingevoegd “6.16, onderdeel a,”, wordt “7.21b, derde tot en met vijfde lid,” vervangen door “7.21b, derde tot en met vijfde lid, 7.22, 7.23,”, wordt na “9.9,” ingevoegd “10,”, wordt “12.7, eerste lid,” vervangen door “12.7,” en wordt “en 12.10, tweede tot en vierde lid,” vervangen door “12.10, tweede tot en met vijfde lid, 12.12a, tweede lid, 12.14a en 12.14b, onderdeel b,“.

2. In het tweede lid wordt na “9.2, tweede lid,” ingevoegd “12.4,” en “en 12.12” vervangen door “, 12.12 en 12.14b, onderdeel a,”.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens artikel 6.14 bepaalde zijn belast de daartoe bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.


AQ

Artikel 9.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, wordt “plaats vindt” vervangen door “plaatsvindt”.

2. In het vierde lid, wordt “artikel 6.14, eerste en vierde lid” vervangen door “de artikelen 6.14, eerste en vierde lid, en 6.16, onderdeel b,”.


AR

Artikel 9.4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt “2.45, eerste lid,” vervangen door “2.45,”.

2. In het derde lid wordt “plaats vindt” vervangen door “plaatsvindt”.

AS

In artikel 9.6, negende lid, wordt “staat” vervangen door “Staat der Nederlanden”.

AT

In artikel 11.2, tweede lid, wordt na “artikelen” ingevoegd ”2.10a, eerste lid,”.


AU

Artikel 11.4, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c wordt “verbruikers” vervangen door “kleinverbruikers, huurders en leden van een vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm die warmte afnemen van een klein collectief warmtesysteem”.

2. In onderdeel d wordt “verbruikers” vervangen door “grootverbruikers”.


AV

Artikel 11.5, onderdeel b, komt te luiden:
b. het besluit tot wijziging van een warmtekavel en wijziging van een aanwijzing op grond van artikel 2.8, eerste, vijfde en zesde lid, als één besluit aangemerkt.


AW

Na artikel 11.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.8 lex silencio positivo

Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op besluiten genomen bij of krachtens hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 6 en 12.


AX

In artikel 12.1, eerste lid, wordt “7” vervangen door “zeven”.


AY

Artikel 12.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt “transporteert en levert” vervangen door “transporteert of levert”.

2. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt “5” vervangen door “vijf”.

3. In het zeven lid wordt na “eerste lid,” ingevoegd “voor zover deze overeenkomst het warmtebedrijf een recht of verplichting als bedoeld in het eerste lid, geeft,”

4. Na het zevende lid worden drie leden toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van het tweede lid geldt in afwijking van de definitie van warmtebedrijf in artikel 1.1 dat een warmtebedrijf zich bezig houdt of voornemens is zich bezig te houden met het transport of de levering van warmte.
9. Het tweede lid is niet van toepassing op het transport van warmte, bedoeld in artikel 12.10, tweede lid.
10. Dit artikel is niet van toepassing op de levering van warmte door een warmtebedrijf met een klein collectief warmtesysteem, bedoeld in artikel 12.11, eerste lid.

AZ

Artikel 12.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift wordt “warmtekavels” vervangen door “gebieden”.

2. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. In afwijking van artikel 12.2 wijst het college maar één warmtebedrijf aan voor de gebieden, bedoeld in artikel 12.2, eerste, tweede, derde of vierde lid, indien:
a. zonder samenvoeging van de gebieden de collectieve warmtevoorziening in het ene gebied afhankelijk is van de toegang tot de collectieve warmtevoorziening van het andere gebied om warmte te kunnen leveren aan verbruikers, en
b. in deze gebieden hetzelfde warmtebedrijf warmte levert. Indien niet hetzelfde warmtebedrijf warmte levert maar verschillende groepsmaatschappijen behorende tot dezelfde groep, geven deze groepsmaatschappijen binnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde termijn na inwerkingtreding van dit artikel aan welke van deze groepsmaatschappijen het aangewezen warmtebedrijf zal zijn. Artikel 12.2, vijfde, zevende tot en met tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De gebieden, bedoeld in het eerste lid, aanhef, worden aangemerkt als warmtekavel met dien verstande dat de warmtekavel niet aaneengesloten hoeft te zijn.

3. In het derde lid, wordt “aan een warmtekavel niet een ander warmtekavel wordt toegevoegd” vervangen door “de gebieden niet worden samengevoegd”.

BA

Artikel 12.4, zevende lid, komt te luiden:
7. Op de berekening van de duur van de aanwijzing, bedoeld in artikel 12.3, eerste lid, is het tweede tot en met zesde lid en achtste lid, van overeenkomstige toepassing.


BB

In artikel 12.5, vierde lid, onderdeel a, wordt:
a. “het derde lid” vervangen door “het eerste lid”;
b. na “het warmtebedrijf” ingevoegd “, bedoeld in het tweede lid,”.


BC

In artikel 12.6, wordt “en de wijziging van de aanwijzing, bedoeld in artikel 12.3, eerste lid.” vervangen door “12.3, eerste lid, en 12.5, vierde lid, onderdeel a.”.


BD

In artikel 12.8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, wordt voor “Het college” een zin ingevoegd, luidende:
Het uitgewerkt kavelplan behoeft instemming van het college.

2. In het tweede lid wordt:
a. na “tot en met k,” ingevoegd “vijfde, zesde, tiende en elfde lid”;
b. in onderdeel a “onderdeel f” vervangen door “tweede lid, onderdeel f,”;
c. in onderdeel b “onderdeel i” vervangen door “tweede lid, onderdeel i,”.

3. Na het derde lid word een lid toegevoegd luidende:
4. Het college kan voorschriften en beperkingen aan een instemming verbinden.


BE

Artikel 12.10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt na “een klein collectief warmtesysteem” ingevoegd “zijn de artikelen 2.44, eerste lid, en 3.11, eerste lid, niet van toepassing en”.

2. In het derde lid wordt “De onderneming kan” vervangen door “In afwijking van artikel 2.44, eerste lid, en 3.11, eerste lid, kan de onderneming”.

3. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
4. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel het aangewezen warmtebedrijf niet beschikt over de eigendom van een warmtenet of een deel daarvan maar een groepsmaatschappij in de groep waartoe het aangewezen warmtebedrijf behoort, zijn de artikelen 2.44, eerste lid, en 3.11, eerste lid, niet van van toepassing. De groepsmaatschappij beschikt over de eigendom van het warmtenet. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

BF

Artikel 12.11 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college kan op aanvraag van een warmtebedrijf dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel warmte levert en transporteert met een klein collectief warmtesysteem een ontheffing verlenen van artikel 1.2, eerste lid. Het warmtebedrijf dient binnen een half jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel een aanvraag in. De ontheffing geldt voor de gebieden, bedoeld in artikel 12.2, eerste tot en met vierde lid, voor zover deze betrekking hebben op het klein collectief warmtsysteem. Artikel 12.2, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing. In de ontheffing wordt het gebied aangegeven waarvoor de ontheffing geldt.

2. In het derde lid wordt na “zesde lid,” ingevoegd “en het achtste lid,”.

3. Het zevende lid komt te luiden:
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het derde lid;
b. de afwijzingsgrond, genoemd in het tweede lid.

BG

Na artikel 12.12 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 12.2.3a Bestaande warmtetransportnetten

Artikel 12.12a aanwijzing warmtetransportbeheerder

1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel een warmtetransportonderneming een warmtetransportnet in een gebied in ontwikkeling en aangelegd heeft, verleent Onze Minister binnen een half jaar na inwerkingtreding van dit artikel de onderneming een aanwijzing voor dit gebied voor minimaal 20 en maximaal 30 jaar indien de onderneming voldoet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 5.11, 5.12 en 5.14. Op de beoordeling van de aanvraag is artikel 5.1, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
2. Onze Minister kan aan een aanwijzing voorschriften en beperkingen verbinden.
3. De aanwijzing wordt geacht een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, te zijn.
4. Onze Minister zendt aan de Autoriteit Consument en Markt een afschrift van de aanwijzing.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de aanvraag om een aanwijzing op grond van het eerste lid wordt ingediend, de bij de aanvraag om een aanwijzing te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn waarbinnen Onze Minister een besluit neemt.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het tweede lid;
b. de voorwaarden, genoemd in het eerste lid.

BH

In het opschrift van artikel 12.14a vervalt “overgangsrecht”.


BI

In § 12.3 worden voor artikel 12.15 twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12.14b verbod handelen in strijd met voorschriften en beperkingen

Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift of beperking:
a. als bedoeld in de artikelen 12.4, eerste lid, 12.8, vierde lid, en 12.11, derde lid;
b. als bedoeld in de artikelen 12.9, vierde lid, en 12.12a, tweede lid.

Artikel 12.14c kenmerken binneninstallatie en warmtebehoefte in een leveringsovereenkomst

1. De kenmerken van de binneninstallatie en de warmtebehoefte van het gebouw zoals die op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 2.15 en 2.30 in een leveringsovereenkomst tussen een aangewezen warmtebedrijf dan wel een warmtebedrijf waaraan een ontheffing als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, is verleend, en een verbruiker staan, worden beschouwd als te voldoen aan de vereisten van de kenmerken van de binneninstallatie en de warmtebehoefte van het gebouw als bedoeld in artikel 2.30, eerste lid, onderdelen d en f, en de kenmerken van de binneninstallatie en de warmtebehoefte van het gebouw als bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, onderdelen c en d.
2. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 2.15 en 2.30 de kenmerken van de binneninstallatie en de warmtebehoefte van het gebouw niet in de leveringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, zijn omschreven, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de op dat tijdstip aanwezige binneninstallatie en geldende warmtebehoefte van het gebouw, tenzij er sprake is van gebrekkig onderhoud of het verkeerd ingeregeld zijn van de binneninstallatie.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over wanneer sprake is van gebrekkig onderhoud of het verkeerd ingeregeld zijn van de binneninstallatie als bedoeld in het tweede lid.


BJ

Artikel 12.16 komt te luiden:

Artikel 12.16

Verleende vergunningen op grond van artikel 9, eerste lid, van de Warmtewet vervallen uiterlijk binnen een jaar na inwerkingtreding van artikel 12.2, 12.3 en 12.11 van deze wet, of zo eerder, indien het college:
a. op grond van artikel 12.2, eerste, tweede, derde of vierde lid, of 12.3, eerste lid, een warmtebedrijf een aanwijzing heeft verleend, of
b. op grond van artikel 12.11, eerste lid, een warmtebedrijf een ontheffing heeft verleend.

BK

Artikel 12.17 komt te luiden:

Artikel 12.17 Warmtewet tijdelijk van toepassing op bestaande warmtebedrijven en nieuw aangewezen warmtebedrijven die warmte leveren aan meer dan 1500 verbruikers

1. Tot het tijdstip waarop het college op grond van artikel 12.2, eerste, tweede, derde of vierde lid, of 12.3, eerste lid, een warmtebedrijf heeft aangewezen voor een warmtekavel en tot ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van dit artikel, blijven op een leverancier als bedoeld in artikel 1 van de Warmtewet die warmte levert aan meer dan 1500 verbruikers, de artikelen 1, 2, eerste, derde en achtste lid, 4a, eerste, tweede en vierde lid, 5, 5a, 6, 7, artikel 8, eerste lid, vijfde lid, zesde lid, onderdelen b en c, zevende lid, achtste lid, 9, 10, 11, 12a, 12b, 12c, 12d, 13, 15, 17, 18, 20, 23 en 24 van de Warmtewet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden onmiddellijk voor inwerkingtreding van dit artikel van toepassing.
2. Tot het tijdstip waarop het college op grond van artikel 12.2, eerste, tweede, derde of vierde lid, of 12.3, eerste lid, een warmtebedrijf heeft aangewezen voor een warmtekavel, en tot ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van dit artikel:
a. zijn de artikelen 1.1, 2.18, 2.19, 2.30 tot en met 2.33, 2.35 tot en met 2.43, 2.47, 6.1, 6.2, 7.8, 7.8a, 9.8, en 10, eerste lid, onderdeel a, tweede en derde lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing op de leverancier, bedoeld in het eerste lid;
b. zijn op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in het eerste lid, bepaalde, de artikelen 9.1, eerste lid, 9.2, eerste lid, 9.3, eerste lid, en 9.4, eerste en zevende lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing;
c. is artikel 1.2, eerste lid, niet van toepassing op de levering of het transport van warmte door de leverancier, bedoeld in het eerste lid.
3. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 7.1, 7.2, 7.10, derde tot en met vijfde lid, 7.12, 7.13 en 7.23 van deze wet, zijn, in afwijking van het eerste lid, de artikelen 2, derde lid, 4a, eerste, tweede en vierde lid, 5, 5a, 6, 8, eerste lid, aanhef, zinssnede ‘tegen ten hoogste een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen tarief’ en laatste volzin, vijfde lid, zesde lid, onderdelen b en c, en achtste lid, 23 en 24 van de Warmtewet en de daarop berustende bepalingen niet langer van toepassing op de levering van warmte door een leverancier als bedoeld in het eerste lid.
4. Vanaf het tijdstip, bedoeld in het derde lid, tot het tijdstip waarop het college op grond van artikel 12.2, eerste, tweede, derde of vierde lid, of 12.3, eerste lid, een warmtebedrijf heeft aangewezen voor een warmtekavel, zijn:
a. de artikelen 7.1, 7.2, 7.10, derde tot en met vijfde lid, 7.12, 7.13, 7.23 en 11.4, eerste lid, onderdelen a en d, tweede en derde lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing op de levering van warmte door een leverancier als bedoeld in het eerste lid;
b. op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in onderdeel a, bepaalde, de artikelen 9.1, eerste lid, 9.2, eerste lid, 9.3, eerste lid, en 9.4, eerste en zevende lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing.
5. Indien de artikelen 7.1, 7.2, 7.10, derde tot en met vijfde lid, 7.12, 7.13 en 7.23 van deze wet nog niet in werking zijn getreden, zijn tot inwerkingtreding van deze artikelen, op een warmtebedrijf dat is aangewezen op grond van artikel 2.5, eerste lid, 2.7, eerste lid, 12.2, eerste, tweede, derde of vierde lid, of 12.3, eerste lid:
a. de artikelen 2, derde lid, 4a, eerste, tweede en vierde lid, 5, 5a, 6, 8, eerste lid, vijfde lid, zesde lid, onderdelen b en c, en achtste lid, 23 en 24 van de Warmtewet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing;
b. op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in onderdeel a, bepaalde, de artikelen 13, 15, 17 en 18 van de Warmtewet van overeenkomstige toepassing.


BL

Na artikel 12.17 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12.17a Warmtewet tijdelijk van toepassing op bestaande en nieuwe warmtebedrijven die warmte leveren met een klein collectief warmtesysteem

1. Tot het tijdstip waarop het college een ontheffing heeft verleend op grond van artikel 12.11, eerste lid, en tot ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van dit artikel blijven op een leverancier als bedoeld in artikel 1 van de Warmtewet die warmte levert aan maximaal 1500 verbruikers, huurders of leden van een vereniging van eigenaars of een vergelijkbare rechtsvorm, de artikelen 1, 2, eerste, derde en achtste lid, 4a, eerste, tweede en vierde lid, 5, 5a, 6, 7, artikel 8, eerste lid, vijfde lid, zesde lid, onderdelen b en c, zevende lid, achtste lid, 9, 10, 11, 12a, 12b, 12c, 12d, 13, 15, 17, 18, 20, 23 en 24 van de Warmtewet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden onmiddellijk voor inwerkingtreding van dit artikel van toepassing.
2. Tot het tijdstip waarop het college een ontheffing heeft verleend op grond van artikel 12.11, eerste lid, en tot ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van dit artikel:
a. zijn de artikelen 1.1, 2.18, 2.19, 2.30 tot en met 2.33, 2.35 tot en met 2.42, 2.47, 6.1, 6.2, 7.8, 9.8, en 10, eerste lid, onderdeel a, tweede en derde lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing op de leverancier, bedoeld in het eerste lid;
b. zijn op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in het eerste lid, bepaalde, de artikelen 9.1, eerste lid, 9.2, eerste lid, 9.3, eerste lid, en 9.4, eerste en zevende lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing;
c. is artikel 1.2, eerste lid, niet van toepassing op de levering of het transport van warmte door een leverancier bedoeld in het eerste lid.
3. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 7.15, 7.16, 7.20, 7.21 en 7.23 van deze wet, zijn, in afwijking van het eerste lid, de artikelen 2, derde lid, 4a, eerste, tweede en vierde lid, 5, 5a, 6, 8, eerste lid, aanhef, zinssnede ‘tegen ten hoogste een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen tarief’ en laatste volzin, vijfde lid, zesde lid, onderdelen b en c, en achtste lid, 23 en 24 van de Warmtewet en de daarop berustende bepalingen niet langer van toepassing op de levering van warmte door een leverancier als bedoeld in het eerste lid.
4. Vanaf het tijdstip, bedoeld in het derde lid, tot het tijdstip waarop het college op grond van artikel 12.11, eerste lid, een ontheffing heeft verleend, zijn:
a. de artikelen 7.15, 7.16, 7.20, 7.21 en 7.23 en 11.4, eerste lid, onderdelen c en d, tweede en derde lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing op de levering van warmte door een leverancier als bedoeld in het eerste lid;
b. op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in onderdeel a, bepaalde, de artikelen 9.1, eerste lid, 9.2, eerste lid, 9.3, eerste lid, en 9.4, eerste en zevende lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing.
5. Indien de artikelen 7.15, 7.16, 7.20, 7.21 en 7.23 van deze wet nog niet in werking zijn getreden, zijn tot inwerkingtreding van deze artikelen, op een warmtebedrijf dat een ontheffing is verleend op grond van artikel 3.1, eerste lid, of 12.11, eerste lid:
a. de artikelen 2, derde lid, 4a, eerste, tweede en vierde lid, 5, 5a, 6, 8, eerste lid, vijfde lid, zesde lid, onderdelen b en c, en achtste lid, 23 en 24 van de Warmtewet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing;
b. op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in onderdeel a, bepaalde, de artikelen 13, 15, 17 en 18 van de Warmtewet van overeenkomstige toepassing.


Artikel 12.17b Warmtewet tijdelijk van toepassing op bestaande verhuurders en verenigingen van eigenaars

Tot het tijdstip waarop een verhuurder, vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm een melding heeft gedaan op grond van artikel 12.12, eerste lid, en tot ten hoogste een half jaar na inwerkingtreding van dit artikel:
a. zijn de artikelen 1.1, 2.36 en 2.40 tot en met 2.42 van deze wet van overeenkomstige toepassing op de levering van warmte door een leverancier als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Warmtewet, voor zover het de levering en transport van warmte, bedoeld in artikel 12.12, eerste lid, betreft;
b. zijn op het toezicht op en de naleving van het bij of krachtens de artikelen, bedoeld in onderdeel a, bepaalde, de artikelen 9.1, eerste lid, 9.2, eerste lid, 9.3, eerste lid, en 9.4, eerste en zevende lid, van deze wet van overeenkomstige toepassing;
c. is artikel 1.2, eerste lid, niet van toepassing op de levering of het transport van warmte door een leverancier als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Warmtewet, voor zover het de levering of transport van warmte, bedoeld in artikel 12.12, eerste lid, betreft.

BM

In artikel 12.22, onderdeel B, wordt “In artikel 3.19, tweede lid, wordt na onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen e en f, een onderdeel ingevoegd, luidende:” vervangen door “Artikel 3.19, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel c wordt, na onderdeel 2◩, een onderdeel toegevoegd, luidende:
3◩. warmtebeurzen;
2. Na onderdeel c wordt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen e en f, een onderdeel ingevoegd, luidende:”