Reactie op verzoek commissie over de briefadvies van de Raad voor Cultuur inzake cultuursubsidies vanaf 2029
Cultuursubsidies
Brief regering
Nummer: 2025D26601, datum: 2025-06-06, bijgewerkt: 2025-06-16 15:56, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31482 -127 Cultuursubsidies.
Onderdeel van zaak 2025Z11580:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-06-11 14:04: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-19 11:15: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
31482 Cultuursubsidies
Nr. 127 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2025
Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de commissie naar aanleiding van het briefadvies van de Raad voor Cultuur van 12 mei 2025 inzake cultuursubsidies vanaf 2029.
Het advies van de Raad voor Cultuur raakt aan een aantal moties over de cultuursubsidies vanaf 2029.1 Via deze weg informeer ik u over de laatste stand van zaken omtrent de betreffende moties.
Uw Kamer heeft onlangs een motie aangenomen om de termijn van de basisinfrastructuur te verlengen naar zes jaar en de aanvraagprocedure te vereenvoudigen om de administratieve kosten en lasten te verlagen.2 Ik vind het belangrijk bij de uitvoering van de motie een zorgvuldig proces te volgen met gemeenten en provincies, die een autonome verantwoordelijkheid hebben binnen het bestel en zelf invulling geven aan het cultuurbeleid. Ik heb daarom het overleg met hen gestart. Zij staan positief tegenover een verlenging van de subsidieperiode bij het Rijk, maar wijzen wel op toenemende complexiteit voor culturele instellingen als gemeenten en provincies hun huidige subsidieperiode van veelal vier jaar blijven hanteren. Voor de Raad voor Cultuur is dit mede een reden om voor een periode van acht jaar te pleiten. Tegelijkertijd moet er aandacht zijn voor de vraag hoe er voldoende ruimte blijft voor vernieuwing.
Dit overziend beraad ik mij op dit moment op de opvolging van de motie en de mogelijke consequenties zoals die worden geschetst door mijn bestuurlijke partners, de raad en het veld. Ook financiële en juridische aspecten zijn daarbij van belang. Ik zal uw Kamer in het najaar van 2025 verder informeren over het vervolg.
Verder heeft uw Kamer een aantal andere moties aangenomen over de samenwerking tussen overheden en spreiding van cultuursubsidies.3 De Raad voor Cultuur benoemt deze moties in het tweede deel van zijn briefadvies. Als startpunt laat ik onderzoeken hoe cultuurmiddelen op dit moment gespreid zijn over Nederland. Ik informeer u uiterlijk in 2026 over de uitkomsten van dit onderzoek.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Raad voor Cultuur. Briefadvies nieuw cultuurbestel vanaf 2029, 12 mei 2025.↩︎
Motie van het lid Van der Wal c.s. over de termijn van de culturele basisinfrastructuur verlengen naar zes jaar en onderzoeken hoe de aanvraagprocedure vereenvoudigd kan worden, gericht op het substantieel verlagen van de voorbereidings- en aanvraagkosten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 VIII, nr. 26.↩︎
Gewijzigde motie van de leden Rooderkerk en Mohandis over onderzoeken hoe een bloeiende culturele sector in heel Nederland beter geborgd kan worden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 VIII, nr. 50. Motie van het lid Van Zanten over onderzoeken waarom de geografische spreiding van cultuursubsidies over Nederland achterblijft. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 VIII, nr. 30. Motie van de leden Van der Velde en Van Zanten over vestiging van culturele instellingen buiten de Randstad aantrekkelijker maken bij de volgende herverdeling van de BIS-middelen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 VIII, nr. 22.↩︎