[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (Kamerstuk 36740-VI-1)

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D26685, datum: 2025-06-13, bijgewerkt: 2025-06-13 15:26, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 VI-9 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 .

Onderdeel van zaak 2025Z11611:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36740-VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024

nr. Verslag houdende een lijst van vragen

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over het Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (Kamerstuk 36740-VI, nr. 1). De vragen zijn op 28 mei 2025 aan de regering voorgelegd.

Voorzitter van de commissie,

Pool

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Tilburg

Vraag (1):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er in 2024 uitgevaardigd? Tegen hoeveel van deze strafbeschikkingen is verzet aangetekend?

Antwoord:
In 2024 is voor 52.900 misdrijven en 47.700 overtredingen een OM-strafbeschikking opgelegd. In 2024 is voor 3.838 misdrijven en 4.917 overtredingen verzet aangetekend tegen de opgelegde OM- strafbeschikking (deze OM- strafbeschikking kan in 2024, maar ook in eerdere jaren zijn opgelegd).

Vraag (2):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er de afgelopen vijf jaar jaarlijks uitgevaardigd?

Antwoord:
In de tabel in de bijlage is een overzicht van alle misdrijven en overtredingen met uitgesplitst voor hoeveel daarvan een OM-strafbeschikking (OMSB) is uitgevaardigd.

Vraag (3):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn in 2024 naar aanleiding van het ingesteld verzet gewijzigd, ingetrokken en/of laten vervallen door het Openbaar Ministerie (OM)?

Antwoord:
Van de 3.838 verzetten in misdrijfzaken die in 2024 in totaliteit tegen een opgelegde OMSB is ingesteld:

  • Aangepaste OMSB: 163

  • Verzet ingetrokken: 376

  • Naar zitting: 2.463

  • Sepot: 535

  • Nog te beoordelen: 301

Van de 4.917 verzetten in overtredingen die in 2024 in totaliteit tegen een opgelegde OMSB is ingesteld:

  • Aangepaste OMSB: 75

  • Verzet ingetrokken: 109

  • Naar zitting: 778

  • Sepot: 1.582

  • Nog te beoordelen: 2.373

Vraag (4):
Over hoeveel van deze strafbeschikkingen is een persbericht naar buiten gebracht door het OM?

Antwoord:
Het OM registreert niet in hoeveel gevallen een persbericht wordt uitgebracht over zaken die met een strafbeschikking worden afgedaan. De persberichten worden gepubliceerd op www.om.nl.

Vraag (5):
Hoeveel tijd is er in 2024 gemiddeld verstreken tussen het aantekenen van verzet tegen een strafbeschikking en het behandelen van het verzet door de rechter?

Antwoord:
Van de verzetten die in 2024 op zitting zijn behandeld is de gemiddelde doorlooptijd voor misdrijven 287 dagen en de gemiddelde doorlooptijd voor overtredingen 470 dagen. 

Vraag (6):
In hoeveel zaken waarin door de strafrechter een verzetschrift tegen een strafbeschikking werd behandeld, kwam de rechter in 2024 tot vrijspraak?

Antwoord:
In 2.020 zaken van de in totaal 14.520 zaken waarin door de strafrechter in eerste aanleg een verzetschrift tegen een strafbeschikking werd behandeld kwam de rechter tot een vrijspraak.

Toelichting bij de cijfers

  • In het totaal aantal zaken zijn ook gevoegde zaken en zaken met eindvonnis 'dagvaarding nietig', 'OM niet ontvankelijk' en ‘Ontslag van alle rechtsvervolging’ meegenomen

  • Zowel misdrijfzaken als overtredingszaken zijn meegenomen

  • Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.

  • Aantallen zijn afgerond op tientallen.

Bron: PSK, datum raadpleging 3-6-2025
 

Vraag (7):
Hoeveel zaken zijn er in 2024 ingestroomd bij de nu bestaande wijkrechtspraakprojecten?

Antwoord:
In 2024 zijn in de bestaande wijkrechtspraakprojecten over alle rechtsgebieden tezamen bijna 1.400 zaken behandeld.
 

Vraag (8):
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen strafzaken?

Antwoord:
Voor de eerste aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken: zaken die door het OM zijn gedagvaard of waarin sprake is van een verzet tegen een OM strafbeschikking, maar waarvoor nog geen zittingsdatum bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en waarin nog geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad. Voor de MK-zaken in deze voorraad betekent de status dagvaarden overigens niet dat de zaak ook gereed is voor de zitting.
Voor de tweede aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken: zaken die de status planbaar hebben, maar waarvoor nog geen zittingsdatum bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en waarin nog geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad.
 Begin mei 2025 was de voorraad op zitting te plannen strafzaken:
- in de eerste aanleg ongeveer 74.200 zaken (waarvan ongeveer 28.100 misdrijfzaken en ongeveer 46.100 kantonzaken)
- in de tweede aanleg ongeveer 9.350 zaken (waarvan ongeveer 8.600 misdrijfzaken en ongeveer 750 kantonzaken)
Bron PSK
 

Vraag (9):
Hoeveel procent van de strafrechtelijke vonnissen is in 2024 gepubliceerd op rechtspraak.nl?

Antwoord:
De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat aan het noemen van een percentage haken en ogen zitten, omdat de beantwoording van deze vraag afhangt van wat precies als zaak en als publiceerbare uitspraak gedefinieerd wordt. Denk aan het voegen van strafzaken en aan ontnemingszaken die samen met de bijbehorende strafzaak één vonnis opleveren. Eerder gaf de Raad voor de rechtspraak aan dat ongeveer 1/3 deel van het totaal aantal door de rechtspraak afgedane zaken leidt tot een publiceerbare uitspraaktekst. Het jaarverslag 2024 van de rechtspraak meldt dat in 2024 rechters ongeveer 1,4 miljoen beslissingen hebben genomen. Ongeveer een derde deel hiervan zou gepubliceerd kunnen worden.

Ongeveer 190.000 zaken van het totaal aantal afgedane zaken in 2024 betreft strafzaken. Op rechtspraak.nl zijn in 2024 in totaal 14.357 gepubliceerde strafrechtzaken te vinden.

De rechtspraak geeft dat in absolute zin het aantal gepubliceerde strafzaken bij de rechtbanken en de hoven samen met 700 toegenomen ten opzichte van 2023.

Vraag (10):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk een taakstraf, een gevangenisstraf en elektronische detentie per dag?

Antwoord:
De huidige kostprijs van de uitvoering van de taakstraf is €1.313,49 per taakstraf. De loon- en prijsbijstelling is nog niet vertaald naar de kostprijzen, maar zal tot een verhoging van circa 4,7% leiden.


De begrotingsprijs voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in 2025 bedraagt € 435 per dag.[1]


Er is momenteel geen sprake van elektronische detentie in de vorm van een door de rechter op te leggen hoofdstraf of als executiemodaliteit. Wel kan elektronische monitoring als controlemiddel worden toegepast in verschillende kaders, bijvoorbeeld als onderdeel van een voorwaardelijke veroordeling of als onderdeel van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Voor elektronische monitoring maken zowel de reclassering als de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen kosten.

In 2025 is de kostprijs voor elektronische monitoring door de reclassering € 26,16 per dag en de kostprijs voor een enkelband van DV&O € 33 per dag.


[1] Zie blz. 113 van de begroting van Justitie en Veiligheid 2025 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 2"
 

Vraag (11):
Hoe vaak is in 2024 elektronisch toezicht verbonden aan een door de strafrechter opgelegde voorwaarde?

Antwoord:
De rechter kan elektronisch toezicht verbinden aan voorwaarden bij een schorsing van voorlopige hechtenis of bij het opleggen van een voorwaardelijke sanctie. In 2024 is elektronisch toezicht op die manier 785 keer verbonden aan voorwaarden.

Vraag (12):
Heeft Reclassering Nederland momenteel een capaciteitstekort wat betreft aantal benodigde medewerkers? Zo ja, hoe groot is dit tekort?

Antwoord:
Reclassering Nederland heeft momenteel geen capaciteitstekort wat betreft het aantal benodigde medewerkers.

Vraag (13):
Hoeveel vacatures voor wijkagenten zijn er op dit moment?

Antwoord:
Op 31 december 2024 was de formatie wijkagenten 3612 fte. De bezetting was 3.568 fte. Hieruit volgt dat 44 fte niet was ingevuld van de formatie wijkagenten en dat de bezetting t.o.v. de formatie op 98,8% lag.

Vraag (14):
Wat is het totale budget dat in 2024 beschikbaar is gesteld voor de bestrijding van drugscriminaliteit?

Antwoord:
De bestrijding van drugscriminaliteit is een prioriteit van dit kabinet en er wordt daarom fors in geïnvesteerd. Het is echter niet mogelijk om het totale budget voor de bestrijding van drugscriminaliteit in 2024 inzichtelijk te maken. Hiervoor zou het noodzakelijk zijn dat in de hele keten de tijd en kosten worden geregistreerd die aan de aanpak van specifieke delicten wordt besteed. Dit is niet het geval.

Vraag (15):
Hoeveel kilo drugs is in 2024 onderschept in de Nederlandse havens? Kan dit worden uitgesplitst per haven?

Antwoord:
In de havens van Rotterdam, Vlissingen/Moerdijk en Amsterdam is in 2024 in totaal ca. 50.000 kilogram drugs onderschept door de Douane. Daarvan werd 39.000 kg in Rotterdam, 11.000 kg in Vlissingen/Moerdijk en 37 kg in Amsterdam onderschept.

Vraag (16):
Hoeveel uithalers zijn er in 2024 geregistreerd? Hoeveel van hen waren minderjarig?

Antwoord:
In 2024 zijn er in de haven van Rotterdam 266 uithalers geregistreerd. 59 van hen waren minderjarig.
Het overgrote deel van de uithalers in Nederland wordt aangetroffen in Rotterdam.
De cijfers van andere Nederlandse havens worden niet los gerapporteerd en soms ook op andere wijzen geregistreerd. Dat maakt een volledig beeld lastig. De cijfers van Rotterdam geven echter een goed beeld van de situatie in Nederland. Uit een proef die in 2024 is gedaan blijkt dat het overgrote deel (ongeveer 90%) van de uithalersdelicten plaatsvindt in Rotterdam.
 

Vraag (17):
Hoeveel drugslabs zijn er in 2024 opgerold per provincie?

Antwoord:
Zoals de politie in haar Nationaal Overzicht Drugslocaties aangeeft zijn er in 2024 167 productielocaties opgerold; dit betreft “het aantal productielocaties synthetische drugs, heroïne en cocaïne". Een productielocatie betreft een locatie waar de productie van synthetische drugs, heroïne en/of cocaïne plaatsvindt. Dit betreft conversie, synthese, kristallisatie, tabletteren, extractie, versnijden, bewerken en/of verpakken van drugs. Zie ook de tabel in de bijlage.
 

Vraag (18):
Hoeveel aanhoudingen zijn er verricht in verband met synthetische drugsproductie in de jaren 2022, 2023 en 2024?

Antwoord:
In de politiesystemen zijn de cijfers voor het aantal aanhoudingen in verband met synthetische drugsproductie niet beschikbaar. Wel heeft de politie de cijfers van het aantal verdachten in opsporingsonderzoeken gericht op georganiseerde drugscriminaliteit:
2022 – 2.154
2023 – 2.214
Het aantal over 2024 is nog niet beschikbaar.
 

Vraag (19):
Hoeveel drugsgerelateerde zaken zijn er in de jaren 2022, 2023 en 2024 bij het OM binnengekomen waarin sprake was van een corruptieverdenking van een (douane)ambtenaar?

Antwoord:
Uit de systemen van de politie, de Rijksrecherche, het OM en/of de Rechtspraak volgt niet of een corruptiefeit is begaan door een ambtenaar of een niet-ambtenaar en of een zaak drugsgerelateerd is. Dit inzicht zou alleen met zeer uitgebreid, handmatig dossieronderzoek kunnen worden verkregen.

Vraag (20):
Hoeveel veroordelingen wegens corruptie van een (douane)ambtenaar hebben er in de jaren 2022, 2023 en 2024 plaatsgevonden in drugsgerelateerde zaken?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 19. 

Vraag (21):
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van strafzaken met betrekking tot georganiseerde drugscriminaliteit?

Antwoord:
Cijfers met betrekking tot doorlooptijden van strafzaken specifiek voor georganiseerde drugs-criminaliteit worden niet als zodanig bijgehouden in de systemen van het Openbaar Ministerie. Wel worden cijfers bijgehouden in relatie tot criminele samenwerkingsverbanden en ondermijnende criminaliteit. In het jaarverslag van het Openbaar Ministerie is opgenomen dat de afgelopen jaren de doorlooptijd van ondermijningszaken tussen ongeveer 590 en 650 dagen bedraagt. Dit betreft de periode vanaf het moment dat de zaak bij het Openbaar Ministerie is aangemeld als strafzaak, tot en met de afdoening door de rechter. De onderzoeksperiode door de politie is hierin niet meegenomen.

Vraag (22):
Welke resultaten zijn in 2024 geboekt met het programma ‘Preventie met Gezag’?

Antwoord:
Jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van het programma Preventie met Gezag. De rapportage over 2024 zal met de eerstvolgende halfjaarbrief ondermijnende criminaliteit naar uw Kamer worden verzonden.


 

Vraag (23):
Hoeveel geregistreerde slachtoffers van gedigitaliseerde criminaliteit waren er in 2024? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de aantallen uit 2022 en 2023?

Antwoord:
Gedigitaliseerde criminaliteit betreft delicten die met behulp van digitale middelen worden gepleegd, maar ook zonder digitale middelen mogelijk zijn.  Het zicht op het slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit blijkt uit de Veiligheidsmonitor, het tweejaarlijks bevolkingsonderzoek van het CBS (Tweede Kamer 2023/24, 28 684, nr. 737). De Veiligheidsmonitor wordt sinds mei 2023 afgewisseld door het CBS met tweejaarlijkse metingen van slachtofferschap in de Monitor Online veiligheid en criminaliteit. Bij online veiligheid gaat het om de veiligheidsbeleving van burgers op internet en de maatregelen die zij nemen om zich te beschermen tegen criminaliteit. Bij online criminaliteit gaat het om slachtofferschap van online delicten, gevolgen die slachtoffers ervaren van wat hen overkomen is, en of ze melding of aangifte gedaan hebben. Uit de Veiligheidsmonitor blijkt dat in 2024 16 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aangeeft in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geweest van online criminaliteit. Dit zijn bijna 2,4 miljoen mensen.

Hiervan werden de meeste mensen slachtoffer van oplichting en fraude (9 procent), en dan met name van aankoopfraude. Daarnaast had 4 procent te maken met hacken en eveneens 4 procent met online bedreiging en intimidatie. Krap 1 procent werd slachtoffer van een ander online delict. In 2024 gaven meer mensen aan slachtoffer te zijn geweest van online criminaliteit dan in 2022 (15 procent). Deze toename was met name zichtbaar bij slachtoffers van online oplichting en fraude. Het aandeel slachtoffers van hacken was in 2024 juist lager dan in 2022. Van online bedreiging en intimidatie en van andere online delicten was het aantal slachtoffers vergelijkbaar.
 

Vraag (24):
Op welke manier zijn in 2024 stappen gezet in het verbeteren van de cyberveiligheid bij de uitvoerende organisaties uit de strafrechtketen?

Antwoord:
Cyberveiligheid is voor de organisaties in de strafrechtketen een grote prioriteit. Zo heeft de politie in 2024 stappen gezet om de informatiebeveiliging structureel te versterken, onder andere door de implementatie van protective monitoring in de gehele politieorganisatie. Daarnaast is bij het OM het informatiebeveiligingsbeleid herijkt en naar aanleiding van een Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) volwassenheidsscan een plan van aanpak opgesteld om risicogebieden aan te pakken. Daarnaast is een start gemaakt met het versterken van het Security Operations Centre (SOC), ook in samenwerking met het ministerie en ketenpartners. Door het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn middelen beschikbaar gesteld aan organisaties in de strafrechtketen binnen het programma IB2.0 voor onder andere het wegwerken van achterstanden op gebied van beleid, processen, risico-analyse, of operationele achterstand voor bijv. configuratie van beveiligingsinstellingen, assetmanagement en kwetsbaarheden. Daarnaast is een nieuwe versie van de QuickScan Informatie Beveiliging verschenen.
 

Vraag (25):
Hoeveel vacatures voor rechercheurs zijn er op dit moment?

Antwoord:
Op 31 december 2024 was de formatie van de werksoort opsporing 11.433 fte. De bezetting was 10.378 fte. Hieruit volgt dat er op 31 december 2024 1.055 fte niet was ingevuld van de formatie in de opsporing en dat de bezetting t.o.v. de formatie op 91,8% lag. 

Vraag (26):
Wat zijn de meest voorkomende onderschepte drugs en meest voorkomende drugs in drugslabs en is daarin een verschuiving zichtbaar de afgelopen jaren?

Antwoord:
Inbeslagnameregistraties van de politie zijn niet volledig, daarom zijn hier de inbeslagnames aan de grens door de Douane aangehouden. In de afgelopen 3 jaar is het aantal in beslaggenomen drugs gedaald van 68.199 kilo (2022) naar 58.934 kilo (2024). Daarbij is te zien dat de meest voorkomende onderschepte drugs cocaïne (2022: 56.228, 2023: 59.141 en 2024 37.642) en marihuana (2022: 5.489, 2023: 3.932 en 2024: 14.492) zijn, waarbij 2024 voor wat betreft marihuana een uitschieter lijkt.
Bron: Drugsdashboard (overdedouane.nl)

In de afgelopen 3 jaar is het totaal aantal opgerolde drugsproductielocatie synthetische drugs, cocaïne en heroïne – na een dip in de Coronaperiode - toegenomen van 105 (2022) naar 167 (2024). Daarbinnen is te zien dat het aantal productielocaties heroïne is toegenomen (2022: 2, 2023: 10, 2024: 15). Het aantal cocaïne productielocaties blijft ongeveer gelijk (2022: 20, 2023: 21, 2024: 24) en het aantal productielocaties synthetische drugs schommelt, maar lijkt een trend omhoog te kennen (2022: 83, 2023: 125, 2024: 114). Ten slotte, gaf de politie in 2023 aan dat er een grote toename was van het aantal aangetroffen locaties waar meerdere soorten drugs werden geproduceerd, zogenaamde combinatie-labs, ten opzichte van 2022 (dit ging van 9 naar 21); deze trend heeft zich in 2024 voortgezet met 24 aangetroffen combinatie-labs. 
Bron: Nationaal Overzicht Drugslocaties Politie 2022, 2023 en 2024
 

Vraag (27):
Hoeveel vervolgingen hebben er in 2024 plaatsgevonden voor gedigitaliseerde criminaliteit? En hoeveel veroordelingen?

Antwoord:
In 2024 zijn 2.100 misdrijfzaken met betrekking tot gedigitaliseerde criminaliteit ter vervolging aan het OM aangeboden. In 2024 zijn 2.316 misdrijfzaken met betrekking tot gedigitaliseerde criminaliteit door het OM behandeld:

  • Onvoorwaardelijk sepot: 862

  • Voorwaardelijk sepot: 87

  • OMSB/ OM-transactie: 219

  • Beoordeling dagvaarden: 1.148

  • Totaal afgehandelde zaken: 2.316

De rechtspraak registreert niet het aantal veroordelingen voor gedigitaliseerde criminaliteit.

Vraag (28):
Kan er toegelicht worden of en op welke manier geprobeerd is de kosten voor externe inhuur te verlagen?

Antwoord:
Er wordt op verschillende manieren gestuurd op het verlagen van de externe inhuur. Allereerst wordt bij het invullen van (tijdelijke) werkzaamheden kritisch gekeken of externe inhuur echt nodig is of dat taken anders belegd kunnen worden, bijvoorbeeld door interne medewerkers de taken uit te laten voeren. Daar waar externen toch (tijdelijk) nodig zijn, vindt actief kennisoverdracht plaats, zodat bij toekomstige werkzaamheden deze kennis beter geborgd is binnen het ministerie. Waar nodig worden interne medewerkers opgeleid. Daarnaast zijn in het kader van de wet DBA ook de externe contracten tegen het licht gehouden. Daar waar sprake is van mogelijke schijnzelfstandigheid zijn aflopende contracten niet meer verlengd of is externen aangeboden om in dienst te komen van de Rijksoverheid.

Vraag (29):
Kan er een prognose gegeven worden van het aantal gevangenisplekken binnen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)-instellingen voor de komende vijf jaar?

Antwoord:
Het aantal inzetbare gevangenisplaatsen neemt de komende vijf jaar naar verwachting met ca. 270 toe tot gemiddeld 10.835 in 2030. In dat jaar wordt JC Vlissingen volgens planning in gebruik genomen met ca. 200 plaatsen.
Om deze plekken te behouden is wel sprake van risico's op het gebied van onderhoud van gebouwen en installaties. Er zijn geen middelen beschikbaar om deze risico's op te lossen.

Vraag (30):
Kan er een prognose gegeven worden voor het aantal benodigde gevangenisplekken binnen DJI-instellingen voor de komende vijf jaar?

Antwoord:
Conform de meest recente PMJ-ramingen van het WODC bedraagt het aantal benodigde gevangenisplekken, inclusief de benodigde marge, de komende vijf jaar:
2026: 11.551
2027: 11.662
2028: 11.782
2029: 11.823
2030: 11.932.

Vraag (31):
Kan er een prognose gegeven worden van het aantal politieagenten voor de komende vijf jaar?

Antwoord:
De huidige prognose is dat het aantal operationele politiemensen de komende vijf jaar nog zal groeien. Met hoeveel is afhankelijk van diverse factoren, zoals ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en leeftijdsgebonden uitstroom. 

Vraag (32):
Kan er een prognose gegeven worden voor het aantal benodigde politieagenten voor de komende vijf jaar?

Antwoord:
Het aantal benodigde politieagenten is een politieke keuze. Sinds 2017 hebben opeenvolgende kabinetten de formatie van operationeel politiepersoneel uitgebreid. Van 2017 t/m 2024 is het aantal formatieplaatsen voor operationeel politiepersoneel met ruim 3000 fte toegenomen. De in gang gezette uitbreidingen zullen de komende jaren nog doorlopen.

Vraag (33):
Kan er aangegeven worden op welke locaties politieposten en politiebureaus gaan sluiten in de komende vijf jaar?

Antwoord:
De voorgenomen mutaties op huisvesting voor 2025 zijn vermeld in de bijlage van de Verzamelbrief politie van 11 oktober 2024, 29 628, nr. 1224.
Voor 2026 en verder geldt dat de politie op diverse locaties nog in gesprek is met het lokaal gezag over huisvestingsprojecten, die zich in verschillende fasen van het besluitvormingsproces bevinden. Een overzicht met de in 2026 e.v. te sluiten of samen te voegen politiebureaus en politieposten is op dit moment dan ook nog niet te geven.

Vraag (34):
Kan er aangegeven worden op welke locaties brandweerkazernes gaan sluiten de komende vijf jaar?

Antwoord:
In de brief van 19 mei 2025 (kamerstuk 29517-270) is uw Kamer geïnformeerd over de inschatting van het Veiligheidsberaad van de door hun verwachte gevolgen van de bezuinigingen op de Veiligheidsregio’s. De voorzitter van het Veiligheidsberaad geeft in zijn brief aan dat er nog geen uitspraken gedaan kunnen worden over de begrotingen en de uitwerking van (voorziene) bezuinigingen, aangezien het begrotingsproces nog gaande is. Meer zicht hierover ontstaat in het najaar van 2025.
 

Vraag (35):
Kan er beschreven worden op welke manier C2000 op dit moment doorontwikkeld wordt?

Antwoord:
Zoals aangegeven in de brief van de MJenV van 11 april jl. [1], is reeds in 2023 gestart met diverse initiatieven om het huidige C2000 te optimaliseren tot het moment dat de nieuwe missiekritische communicatievoorziening VMX in gebruik genomen is.
Daarom wordt er continu gewerkt aan aanpassingen aan hardware, software en randapparatuur om te zorgen dat de bestaande dekking van C2000 zo optimaal mogelijk is.
Tevens wordt ingezet op het gebruikersperspectief, aangezien ook zij een rol hebben in het optimaliseren van het gebruik van C2000.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid werkt daarnaast aan kaders om te zorgen dat de disciplines Push To Talk veilig kunnen koppelen aan C2000. Bovendien worden, in de aanloop naar de NAVO-top, door de disciplines zelf verschillende maatregelen getroffen gericht op het realiseren van een zo stabiel mogelijke dekking en beschikbaarheid van C2000 en fallback-systemen.


[1] Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 29 628, nr. 1254
 

Vraag (36):
Kunt u toelichten op basis van welke criteria er wordt bepaald of, waar en waarom een flexflitser geplaatst wordt?

Antwoord:
De flexflitser wordt ingezet naar aanleiding van een aanvraag van een wegbeheerder, zoals de gemeente of de provincie. De criteria waaraan een aanvraag voor een flexflitser wordt getoetst zijn, net zoals voor de vaste flitspaal, opgenomen in een beleidskader van het Openbaar Ministerie. De belangrijkste criteria voor inzet van een flexflitser zijn een verkeersintensiteit van in beginsel 5000 passanten per dag op de te handhaven rijstro(o)k(en), of er sprake is van een geloofwaardige en passende infrastructuur die past bij de geldende snelheidslimiet, of er sprake is van objectieve verkeersonveiligheid waaronder een concreet snelheidsprobleem en een positief advies van de politie. Daarbij is er altijd sprake van maatwerk. Zo is de minimumverkeersintensiteit in de meer landelijke gebieden soms lastig te halen. Dat is geen reden om bij voorbaat een aanvraag af te wijzen, maar geeft aanleiding om daar verder over in gesprek te gaan. Dit kader wordt op dit moment van een update voorzien om nog meer duidelijk te maken dat er sprake is van maatwerk en dat deze criteria niet in steen gebeiteld zijn.
 

Vraag (37):
Klopt het dat ten aanzien van emigratie er geen onderscheid kan worden gemaakt in emigratiemotieven? Waarin dus geen onderscheid kan worden gemaakt tussen mensen die in Nederland aankwamen als asiel-, arbeids-, kennis- of studiemigranten?

Antwoord:
Op de website van het CBS worden de migratiemotieven van immigranten vermeld:[1 en 2].
Deze tabellen bevatten ook cijfers over personen die niet langer in Nederland verblijven (naar immigratiemotief), maar deze cijfers bevatten ook overledenen en worden getoond per immigratiecohort.

[1] https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84809NED/table?ts=1748593767993
[2] https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84808NED/table?ts=1748593707278

 

Vraag (38):
Hoeveel vacatures staan er op dit moment open bij de DJI en kan dit antwoord worden uitgesplitst per functie?

Antwoord:
Er staan op 2 juni 2025 in totaal 204 vacatures open voor ambtelijk personeel op de DJI-website, www.werkenbijdji.nl. DJI heeft vacatures open staan in de vakgebieden
Beveiliging (41), begeleiding en bewaring (59), zorg, welzijn en behandeling (69) en bedrijfsvoering en staf (35). Voor één vacature zijn soms meerdere banen beschikbaar.

Vraag (39):
In hoeveel zaken van meerderjarige verdachten tussen de 18 en 23 jaar is door de rechter bij de oplegging van de straf het jeugdstrafrecht toegepast? Welk deel is dit van het totaal in deze leeftijdsgroep?

Antwoord:
In 2024 is in 600 (7%) van de zaken met een verdachte tussen de 18 en 23 jaar met strafoplegging door de rechter in eerste aanleg jeugdstrafrecht toegepast.

Toelichting bij de cijfers
- Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.
- Aantallen zijn afgerond op tientallen
- Leeftijd is leeftijd bij plegen feit. Bij meerdere feiten in een zaak, zijn alleen de zaken meegenomen waarin alle feiten tussen de 18 en 23 jaar zijn gepleegd.

Vraag (40):
Wat is er reeds juridisch mogelijk om de criteria voor verlof in tbs-instellingen bij risicovolle tbs’ers aan te scherpen? Wat zou er juridisch nodig zijn om het maximaal aan te scherpen?

Antwoord:
In artikel 50 en 51 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden zijn de voorwaarden voor verlof en proefverlof beschreven. De voorwaarden zijn verder uitgewerkt in het Reglement verpleging ter beschikking gestelden. In de Verlofregeling tbs staan de regels omtrent het verlof. Afhankelijk van de vraag hoe fundamenteel de gewenste aanscherpingen zijn, zal ofwel wet- ofwel regelgeving moeten worden aangepast om een aanscherping te realiseren.

De procedure voor het verlenen van verlof met steeds meer vrijheden is zeer zorgvuldig opgebouwd. De veiligheid van de samenleving is het belangrijkste uitgangspunt bij het toetsen of iemand op verlof mag. Een tbs gestelde gaat pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door een onafhankelijk adviescollege (het Adviescollege Verloftoetsing tbs). Het Adviescollege Verloftoetsing tbs toetst op veiligheid en beoordeelt of het gevraagde verlof risico's met zich meebrengt voor de maatschappij, bezien vanuit gedragsdeskundig perspectief. Het hangt af van de resultaten van die onderzoeken of het AVT een positief of negatief advies geeft over het verlof. Als het college negatief heeft geadviseerd over de verlofaanvraag, dan moet de minister dat advies overnemen. Bij een positief advies mag de minister anders beslissen. Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een tbs-gestelde. Daarnaast kan de minister ook een verlofmachtiging intrekken, aldus artikel 53 lid 3 Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt). Deze machtiging kan worden ingetrokken bij overtreding van de voorwaarden, gesteld bij het verlenen van verlof of indien feiten of omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend.

Het huidige proces van verloftoetsing is zeer nauwkeurig vormgegeven, waarbij verschillende partijen beoordelen of het verantwoord is om iemand met verlof te laten gaan. Indien een te hoog risico wordt gezien voor het verlenen van verlof, wordt verlof niet verleend. 

Vraag (41):
Kunt u een overzicht geven van alle dagprogramma’s per penitentiaire inrichting met beschrijving, fte, deelnemers en kosten?

Antwoord:
Voor alle regimes geldt een minimale personeelsratio van 2:24 uitgelsoten gedetineerden.
De kostprijs van een reguliere plek binnen het gevangeniswezen bedraagt in 2024 € 435,-.

Ik kan geen overzicht geven per inrichting, alleen een overzicht van het wettelijke minimum per regime.

Huis van bewaring (HvB)
In het HvB verblijven gedetineerden die in afwachting zijn van de behandeling van hun strafzaak door de rechter. Er wordt alleen een basisdagprogramma aangeboden van 42,5 uur per week buiten de cel. Dit betekent dat gedetineerden gemiddeld per dag bijna 18 uur op cel zitten.. Het basisdagprogramma ziet er als volgt uit.

Tabel 3.1: Basisprogramma
Activiteit
Bezoek: 1 uur per week
Luchten: 7 uur per week
Persoonlijke verzorging, denk aan douchen of het schoonmaken van de cel: 1 uur per week
Recreatie, gedetineerden kunnen deze tijd vrij over de afdeling beweging en bijvoorbeeld koken, bellen of televisiekijken: 6 uur per week
Bibliotheek: 1 uur per week
Sport, dit bestaat voor de helft uit fitness en voor de helft uit spel, bijvoorbeeld voetbal: 1,5 uur per week
Geestelijke Verzorging, denk aan gemeenschappelijke diensten: 1 uur per week
Arbeid (zie opties hieronder): 20 uur per week
-Bedrijfseconomisch, denk aan monteren van televisies of schuttingen, of
-Huishoudelijk/besparend, denk aan plantsoendienst, schilder- of schoonmaakwerk binnen de PI
Onderwijs, re-integratie en zingeving,  u kunt denken aan het regelen van praktische zaken ter voorbereiding van de terugkeer naar de maatschappij en bijvoorbeeld groepsgesprekken onder leiding van de geestelijke verzorging: minimaal 4 uur per week
Totaal: 42,5 uur per week

Deelname aan activiteiten in het dagprogramma is niet verplicht. Wanneer gedetineerden niet deelnemen aan het dagprogramma, worden zij ingesloten. De tijden buiten het dagprogramma brengt een gedetineerde sowieso door op cel.

Gevangenis
In de gevangenis verblijven gedetineerden die door de rechter een gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen.

De gevangenis kent zowel een basis- (42,5 uur) als een plusprogramma (48 uur).
Het basisprogramma is hetzelfde als dat in de HvB. Het plusprogramma heeft vijf uur extra activiteiten gericht op onder andere re-integratie door het werken aan vaardigheden, gedragsverandering, het sociaal netwerk, arbeidsvaardigheden, verantwoordelijkheid en kennis. Het plusprogramma bestaat uit activiteiten die aansluiten op de individuele begeleidingsdoelen van gedetineerden. Het plusprogramma ziet er als volgt uit.

Tabel 3.2 plusprogramma
Activiteit
Bezoek: 2 uur per week
Luchten: 7 uur per week
Persoonlijke verzorging: 1,5 uur per week
Recreatie: 9 uur per week
Bibliotheek: 1 uur per week
Sport: 2,25 uur per week
Geestelijke Verzorging: 1 uur per week
Arbeid: 20 uur per week
Onderwijs, re-integratie en zingeving: minimaal 4 uur per week
Totaal: 48 uur per week

In het plusprogramma is er daarnaast twee avonden in de week een avondprogramma van twee uur. Ook kan bezoek en Sport en Spel in het weekend worden aangeboden.
In veel inrichtingen is het avondprogramma echter geschrapt vanwege personeelstekort.

Arrestantenregime
In het arrestantenregime verblijven gedetineerden:

  • die zich hebben onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf of voorlopige hechtenis;

  • die een voorwaardelijke straf moeten uitzitten;

  • die vervangende hechtenis moeten uitzitten omdat zij hun taakstraf (deels) niet hebben uitgevoerd;

  • wanneer de voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen;

  • die zich niet als zelfmelder hebben gemeld nadat zij een oproep hebben ontvangen.

Verblijf in een arrestantenregime duurt maximaal 8 weken. De rest van de straf wordt uitgezeten in de gevangenis.
Het dagprogramma in het arrestantenregime betreft een basisprogramma, zonder arbeid.

Tabel 3.2.1 Basisprogramma in het arrestantenregime
Activiteit                                                
Bezoek: 1 uur per week                          
Luchten: 7 uur per week     
Persoonlijke verzorging: 1 uur per week     
Recreatie: 11,5 uur per week     
Bibliotheek: 1 uur per week     
Sport: 1,5 uur per week     
Geestelijke Verzorging: 1 uur per week     
Arbeid: 0 uur per week     
Onderwijs, re-integratie en zingeving: 4 uur per week     
Totaal: 28 uur per week
 

Vraag (42):
Wat is de stand van zaken betreffende het verbieden van merkkleding in gevangenissen?

Antwoord:
In de modelhuisregels voor de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en Afdelingen Intensief Toezicht (AIT’s) zal een algeheel verbod worden opgenomen op kleding en schoenen die genoemd worden op de lijst met niet toegestane merken of die een waarde hebben van boven de €250,- per stuk/per paar. Het algehele verbod houdt in dat een gedetineerde dergelijke kleding of dergelijk schoeisel niet mag dragen binnen de PI of op een andere wijze in bezit mag hebben. De aangepaste modelhuisregels voor de EBI en de AIT zullen gelijktijdig met het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde misdaad in detentie in werking treden[1].

Het streven is een dergelijk verbod ook op te nemen in de modelhuisregels van de reguliere inrichtingen. SJenV werkt aan een algehele actualisatie van deze modelhuisregels, waarbij het streven is dit in het eerste kwartaal van 2026 te realiseren.


[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 29 911, nr. 438.

Vraag (43):
Welke landen in Europa maken gebruik van gevangenisuniformen? Kunt u dat toelichten?

Antwoord:
SJenV beschikt niet over een volledig overzicht van landen in Europa die gebruik maken van een gevangenisuniform.

Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen voor de begrotingsbehandeling 2025 is inzicht gegeven in de situatie in een viertal landen (Zweden, Finland, Polen en het Verenigd Koninkrijk). In Polen en Finland dragen gedetineerden eigen kleding, maar kunnen hier wel voorwaarden aan gesteld worden in het kader van onder meer veiligheid en toezicht. Alleen hoogrisicogedetineerden dragen in Polen een oranje uniform. In Zweden dragen gedetineerden uniformen, met uitzondering van voorlopig gehechten. In het VK tot slot voorziet de Prison Act in het leveren van kleding voor gevangenen. Indien gevangen dat wensen, hebben zij het recht om eigen kleding te dragen. De regels hieromtrent verschillen per gevangenis. Het kan bijvoorbeeld de vorm krijgen van een beloning voor goed gedrag.

Vraag (44):
Kunt u onderzoeken en resultaten delen van alle Europese landen die gevangenisuniformen hanteren? Wat zijn de bevindingen over de werking, effecten in de praktijk, kosten, etc.?

Antwoord:
SJenV heeft dergelijke inzichten op dit moment niet beschikbaar. Dit zou een internationaal vergelijkend onderzoek vragen. Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen voor de begrotingsbehandeling 2025[1] is aangegeven dat er onderzoeken zijn waaruit blijkt dat het dragen van eigen kleding kan bijdragen aan een (niet-criminele) identiteit (Smiley & Middlemass, 2016[2]), en uiteindelijk aan een betere re-integratie (Snacken et al., 2022[3]). SJenV is daarom niet voornemens een dergelijk internationaal vergelijkend onderzoek te initiëren.


[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 29.

[2] Smiley, C.J. & Middlemass, K.M. (2016). Clothing makes the man: Impression management and prisoner reentry. Punishment and Society, 18(2), 220-243.

[3] Snacken, S., Devynck, C. & Uzieblo, K. (2022). Dignity, Social Reintegration of Prisoners, and the New Penal Power: European Human Rights, Experiences of Belgian Prisoners, and Professional Practices. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 66(9),  Intl Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 66(9), 980-1000.

Vraag (45):
Kan het rookverbod dat van kracht is in de Mesdagkliniek ook binnen juridische kaders uitgebreid worden naar gevangenissen?

Antwoord:
Uit de Tabaks- en rookwarenwet en het Tabaks- en rookwarenbesluit volgt niet dat penitentiaire inrichtingen verplicht zijn om een rookverbod in te stellen, maar het is op grond van deze wetgeving ook niet verboden om dat wel te doen. Daarnaast heeft de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) recentelijk geoordeeld dat het invoeren van een algeheel rookverbod in de gebouwen en op de terreinen van de van Mesdagkliniek en tijdens begeleid verlof niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving. Voor zover roken gezien kan worden als invulling van een recht op zelfbeschikking, wordt dit recht begrensd door de grondrechten van anderen. Uit een belangenafweging volgt dat zwaarder gewicht mag worden toegekend aan het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en dat daarom het zelfbeschikkingsrecht beperkt mag worden, aldus de RSJ. Indien de lokale omstandigheden geen redelijke mogelijkheden bieden om dit recht op minder vergaande wijze te beperken (in de vorm van een beperkt rookverbod), is het derhalve niet onrechtmatig om een algeheel rookverbod in te stellen.

Het valt op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen of een dergelijk rookverbod ook stand zou houden in penitentiaire inrichtingen. Hoewel de huidige juridische kaders in beginsel niet in de weg lijken te staan bij het instellen van een rookverbod, zijn in het uiteindelijke oordeel van de RSJ ook de lokale omstandigheden in de Van Mesdagkliniek meegewogen. Hoe de weging zou uitpakken in het geval van een rookverbod in gevangenissen is niet op voorhand te zeggen, mede gelet op het feit dat naast de lokale omstandigheden ook nog de mogelijke consequenties voor de veiligheid en het leefklimaat binnen de gevangenis meegewogen moeten worden.

Vraag (46):
Kan het rookverbod dat van kracht is in de Mesdagkliniek ook binnen juridische kaders uitgebreid worden naar alle andere tbs-klinieken?

Antwoord:
De huidige juridische kaders staan in beginsel een algeheel rookverbod zoals bij de van Mesdagkliniek, niet in de weg. De Tabaks- en rookwarenwet (Trw) en Tabaks- en rookwarenbesluit (Trb) verplichten niet tot een algeheel rookverbod in tbs-klinieken, maar staan dit wel toe. Daarnaast heeft de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) recentelijk geoordeeld dat het invoeren van een algeheel rookverbod in de gebouwen en op de terreinen van de van Mesdagkliniek en tijdens begeleid verlof niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving. Voor zover roken kan worden gezien als invulling van een recht op zelfbeschikking, wordt dit recht begrensd door de grondrechten van anderen. Uit een belangenafweging volgt dat zwaarder gewicht mag worden toegekend aan het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en dat daarom het zelfbeschikkingsrecht mag worden beperkt, aldus de RSJ. Indien de lokale omstandigheden geen redelijke alternatieven bieden om het recht op zelfbeschikking op minder vergaande wijze te beperken (in de vorm van een beperkt rookverbod), is het niet onrechtmatig om een algeheel rookverbod in te stellen. De uitspraak van de RSJ biedt daarmee een grondslag voor andere tbs-klinieken om af te wegen of zij, in het licht van hun eigen lokale omstandigheden, al dan niet een algeheel rookverbod willen instellen. In het Nationaal Preventieakkoord is vastgelegd dat in 2030 de gehele zorg rookvrij is. Om deze reden ondersteunt JenV de klinieken die een rookverbod in de huisregels opnemen, waarbij instellingen vrij zijn in de manier waarop zij dat willen bereiken.

Vraag (47):
Kunt u het volledige juridische kader schetsen met betrekking tot leefgeld in gevangenissen? Wat zijn de minimumvoorwaarden vanuit Europees- en mensenrechtelijk kader?

Antwoord:
Alle gedetineerden die in aanmerking komen voor langdurend re-integratieverlof, komen in aanmerking voor leefgeld. Het leefgeld wordt verstrekt tijdens langdurend re-integratieverlof en in de toekomst eindverlof. Bij kortdurend re-integratieverlof (van maximaal een dag), incidenteel verlof (van eveneens maximaal een dag) en strafonderbreking komen gedetineerden niet in aanmerking voor leefgeld.

De achtergrond van leefgeld is gelegen in het feit dat gedetineerden (tijdens het verlof) geen inkomen kunnen genereren en niet in aanmerking komen voor een uitkering. Degenen aan wie rechtens hun vrijheid is ontnomen, komen niet in aanmerking voor een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet werk en inkomen kunstenaars (WIK), de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). In deze wetten is daartoe een uitsluitingsgrond opgenomen. Degenen aan wie rechtens hun vrijheid is ontnomen, kunnen namelijk niet voldoen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan het verkrijgen en het behouden van een uitkering, zoals de arbeidsverplichting, de verplichting beschikbaar te zijn voor werk en de verplichting voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling te accepteren. 

Het leefgeld wordt niet tijdens detentie verstrekt, omdat iemand tijdens detentie geen kosten heeft voor eten en drinken, verblijf, vervoer et cetera. Tijdens detentie wordt voorzien in eten en drinken en kan iemand (beperkt) inkomen verdienen door middel van arbeid om te voorzien in extra’s.

Vraag (48):
Kunt u aangeven in welke gevangenissen gedetineerden zelf koken en in welke gevangenissen niet? Kunt u hiervan tevens een kosten-batenanalyse verschaffen?

Antwoord:
Er is geen landelijke registratie of inventarisatie op welke plekken gedetineerden zelf kunnen koken. In principe is in elke gevangenis wel de mogelijkheid om dit te doen. Niet altijd op alle afdelingen. Van de kookfaciliteiten wordt door gedetineerden gebruik gemaakt gedurende de recreatie-uren en het avondprogramma. Zelf koken door gedetineerden is geen recht. Deze activiteit vindt plaats afhankelijk van het dagprogramma, bv. gedurende recreatiemomenten, en binnen de beveiligingsniveaus op basis van risico-afweging. Gedetineerden kunnen dan zelf koken, met zelf aangeschafte boodschappen, vanuit eigen middelen. Daarnaast verstrekt de Rijksoverheid /DJI dagelijks een warme maaltijd aan gedetineerden.
Er is geen kosten-batenanalyse van het zelf koken in de gevangenissen beschikbaar. In zijn algemeenheid geldt dat het zelf koken een belangrijke bijdrage levert aan de autonomie van gedetineerden en een positief leef- en werkklimaat. De kosten bestaan vooral uit de gebouwelijke kosten van de keukens. De uren recreatie zijn onderdeel van het dagprogramma. De voedingskosten voor zelf koken of een magnetronmaaltijd op cel zijn gelijk.



 

Vraag (49):
Wat is de huidige stand van zaken betreffende de uitbreiding van de speurhondencapaciteit bij Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van DJI?

Antwoord:
De DV&O heeft de afgelopen jaren de formatie van de Afdeling Speurhonden uitgebreid, waarbij zij thans op de vastgestelde formatie is en DJI binnen de gestelde financiele kaders blijft. De vastgestelde formatie is 20 fte en de 20e speurhondengeleider zit op dit moment in het selectie/opleidingstraject.


Tevens zijn er extra speurhonden aangekocht conform de in 2022 gedane toezegging[1]. Zij zijn getest en opgeleid voor de doeleinden waarvoor zij worden ingezet. Dit is een continue proces, vanwege het feit dat niet voorspelbaar is hoe lang een speurhond inzetbaar is en er af en toe honden afvallen door bijvoorbeeld medische klachten of het niet behalen van de gestelde kwaliteitseisen. DV&O heeft op dit moment 36 speurhonden operationeel en 4 in opleiding.
Daarbij streeft DV&O er naar om, conform gedane toezegging nav de motie van Van Dijk (PVV), de inzet van de speurhonden tijdens onaangekondigde acties te verdubbelen.[2]  


[1]Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 29 279, nr. 719

[2]Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 29 911, nr. 465

Vraag (50):
Wat is de huidige stand van zaken betreffende de € 20 miljoen vrijgemaakt met het amendement-Ellian?

Antwoord:
Er worden verschillende opties verkend om plekken te creëren met de middelen vanuit het amendement van het lid Ellian (VVD). Het Rijksvastgoedbedrijf is gevraagd te verkennen of er in de PI Zuid – Oost (locatie Ter Peel) in totaal 60 extra plekken gerealiseerd kunnen worden. Dit betreft (tijdelijke) plekken met een lager beveiligingsniveau. Daarnaast worden in de PI Haaglanden in ieder geval 27 plekken gerealiseerd. Er zijn ook andere tijdelijke voorzieningen op het oog waar mogelijk kortgestrafte zelfmelders geplaatst kunnen worden. Echter zijn er verschillende afhankelijkheden, zoals de staat van de panden en het aanpassen van regelgeving die ook invloed hebben op of een pand daadwerkelijk gebruikt kan worden. 

Ik onderzoek op welke wijze ik de eenmalige middelen voor tijdelijke plekken van het amendement over meerdere jaren kan inzetten.
 

Vraag (51):
Kunt u een overzicht verschaffen van veroordelingen binnen categorie 2 van de Wet wapens en munitie, uitgesplitst naar specifiek soort wapen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Het is niet mogelijk om een overzicht te verschaffen van veroordelingen binnen categorie 2 van de Wet wapens en munitie. In de systemen van de rechtspraak kan gezocht worden op wetsartikelen. Aangezien er geen aparte wetsartikelen zijn voor specifieke soorten wapens binnen categorie 2 van de Wet wapens en munitie, kan de vraag niet worden beantwoord op basis van de gegevens beschikbaar in het informatiesysteem van de Rechtspraak. Ditzelfde geldt voor het Openbaar Ministerie als het gaat om OM-strafbeschikkingen.
 

Vraag (52):
Kunt u aangeven hoeveel dossiers er op de plank liggen waarin naast het hoofddelict ook een wapenverdenking staat?

Antwoord:
Dit is niet uit de systemen van de politie te halen. Het is niet mogelijk om te zoeken op een combinatie van ‘’plankzaken’’ en wapenverdenking naast een ander hoofddelict. Overigens is het niet zo dat zaken “op de plank liggen” en dus stilliggen bij de politie. Er wordt in fasen gewerkt aan de zaken. Soms is het bijvoorbeeld nodig om een bepaald sporenonderzoek af te wachten.

Ook op basis van de data uit de systemen van het Openbaar Ministerie is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel voorraadzaken er zijn waarin naast het hoofddelict ook een wapenverdenking staat. Wel kan MJenV uw Kamer meegeven dat de voorraadstand voor Wet wapens en munitiezaken op 4 mei jl. 4.499 was. Het gaat hierbij onder andere over zaken met  een verdenking op basis van de Wet wapens en munitie die worden beoordeeld door het OM, waarvan de zitting gepland moet worden of waarvan de zitting reeds gepland staat.
 

Vraag (53):
Kunt u het complete juridische kader schetsen omtrent de rekening-courant van gedetineerden? Wat zijn tevens de bevindingen en excessen die blijken uit de praktijk?

Antwoord:
Artikel 46 Pbw vormt de basis van het juridisch kader rondom de rekening-courant van
gedetineerden. In lid 3 van dit artikel is o.a. opgenomen dat in de huisregels nadere regels
kunnen worden gesteld omtrent het gebruik van de rekening-courant.
Sinds 2024 mag maximaal €250 staan op de rekening-courant van gedetineerden. Als het
bedrag hoger is dan het maximumbedrag dan wordt het bedrag overgeboekt naar een
geblokkeerd deel van de rekening-courant. Het is niet mogelijk om de rekening courant aan te
vullen vanaf de geblokkeerde rekening als het saldo onder de € 250,- komt.
Alleen in het kader van noodzakelijke reintegratiedoelen kunnen gedetineerden geld over laten
maken vanaf hun rekening-courant. Dat kan zijn i.v.m.:
• Betaling collegegeld;
• Schuldenaflossing;
• ID/rijbewijs of paspoort(verlengingen);
• Inschrijfgeld voor een huurwoning;
• Overig re-integratiedoel. Dit dient opgenomen te zijn in uw D&R-plan en hiervoor is
toestemming nodig van de directeur.
Het is niet toegestaan voor gedetineerden om geld over te maken naar de rekening-courant
van een andere gedetineerde. Hier zijn geen uitzonderingen op mogelijk.
Het beleid rondom de rekening-courant is in 2024 aangescherpt omdat financiële transacties
via de rekening-courant van gedetineerden onderdeel kunnen zijn van voortgezet crimineel
handelen in detentie (VCHD). Daarnaast is in 2023 een motie over een nieuw kader voor
financiële transacties van en naar gedetineerden aangenomen in de Tweede Kamer. Er hebben
geen evaluaties plaatsgevonden n.a.v. dit aangescherpte beleid dus er zijn nu geen uitspraken
te doen over de bevindingen en excessen.

Vraag (54):
Kunt u aangeven wat de kosten en eisen zijn voor het bouwen van een prefab-gevangenis? Welke mogelijkheden zijn daartoe tegen welke kosten per plek?

Antwoord:
DJI werkt aan een noodgevangenis met een aantal prefeb noodunits. DJI heeft het
Rijksvastgoedbedrijf in maart 2025 opdracht gegeven deze tijdelijke noodgevangenis met een
beperkt beveiligd beveiligingsregime te realiseren als onderdeel van “PI ter Peel”. Het project is
in de opstartfase. Voor het project is een indicatieve inschatting van de kosten gemaakt, maar
uiteindelijk zal pas na de projectuitwerking blijken wat de kosten echt zijn. Hangende het traject
is de indicatieve inschatting commercieel vertrouwelijk.
 

Vraag (55):
Kunt u het complete proces schetsen vanaf start tot operationeel zijn van een complete prefab-gevangenis, inclusief formele stappen zoals vergunningen?

Antwoord:
DJI werkt aan een noodgevangenis met prefab noodunits. DJI heeft het Rijksvastgoedbedrijf in
maart 2025 opdracht gegeven om deze tijdelijke noodgevangenis met een beperkt beveiligd
beveiligingsregime zo snel mogelijk te realiseren als onderdeel van “PI ter Peel”. Het project is
in de opstartfase. Een gedetailleerde planning inclusief vergunningen en onderzoek naar de
effecten van recente stikstof uitspraak is onderdeel van de projectuitwerking. Het is de
verwachting dat deze noodgevangenis op zijn vroegst in het tweede kwartaal van 2026
beschikbaar is.
 

Vraag (56):
Kunt u aangeven waarom treintickets van zelfmelders naar de inrichting vergoed worden en of dit juridisch verplicht is?

Antwoord:
Er is geen juridische verplichting om treintickets van zelfmelders naar de inrichting te vergoeden.

Als een gedetineerde met het openbaar vervoer naar de gevangenis reist worden
de kosten tegen het tarief 2e klas binnen Nederland vergoed. Deze vergoeding geldt alleen als een geldig vervoersbewijs aan de gevangenis kan worden overgedragen. Aan het einde van de
detentie ontvangt een gedetineerde een financiële vergoeding voor de reis naar het
verblijfsadres waar hij/zij ingeschreven stond voor detentie.

Deze vergoeding wordt betaald om te voorkomen dat gebrek aan financiële middelen de ten uitvoerlegging van de straf in de weg staat. Na afloop van de detentie is het niet wenselijk dat de ex-gedetineerde zonder geldig vervoersbewijs de thuisreis maakt.

Gedetineerden die re-integratieverlof, incidenteel verlof of strafonderbreking hebben, kunnen een vergoeding krijgen voor reiskosten met het openbaar vervoer. Dit is geregeld in het Besluit vaststelling vergoeding reis- en verblijfskosten gedetineerden tijdens verlof.

Vraag (57):
Kunt u het juridisch kader schetsen rondom privéruimtes voor bezoeken van familie in gevangenissen?

Antwoord:
Gedetineerden hebben recht op ten minste één uur per week bezoek van familieleden of andere personen. Dit blijkt uit artikel 38 lid 1 Pbw. In de huisregels van de inrichtingen is vastgelegd op welke tijden en plaatsen het bezoek mag plaatsvinden, de wijze waarop het bezoek moet worden aangevraagd en het aantal personen dat de gedetineerde mag ontvangen (artikel 38 lid 1 Pbw).

Het bezoek vindt in beginsel plaats in een bezoekzaal met collectief toezicht. In deze ruimte wordt door het personeel toezicht gehouden en kunnen meerdere gedetineerden tegelijkertijd hun bezoek ontvangen. Daarnaast kan het bezoek tussen de gedetineerde en een bezoeker in een ruimte onder individueel toezicht van een ambtenaar plaatsvinden. Dit moet noodzakelijk zijn met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten en de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven (artikel 38 lid 4 Pbw juncto artikel 36 lid 4 Pbw).

Ouder-kind dagen
Het hebben van een ouder in detentie kan een enorme impact hebben op het leven van de kinderen. Om ervoor te zorgen dat het kind hierdoor zo min mogelijk schade ondervindt, acht DJI het belangrijk om de band tussen ouders en kinderen zoveel mogelijk in stand te houden en te bevorderen. Dit wordt onder andere verwezenlijkt door verschillende initiatieven in de inrichtingen zoals ouder-kind-dagen of ouder-kind-bezoekmomenten die een aantal keer per jaar worden georganiseerd. Op deze dagen krijgen ouders de gelegenheid om met hun kinderen tot zestien jaar te praten, spelen, huiswerk te maken of samen te eten.
 
Bezoek zonder toezicht
Gedetineerden die gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in een normaal beveiligde inrichting verblijven, kunnen voor bezoek zonder toezicht in aanmerking komen. Zo wordt er een mogelijkheid gegeven om ongestoord en persoonlijk contact te hebben met eventueel de gelegenheid tot seksueel contact. Dit bezoek wordt daarom ook wel relatiebevorderend bezoek (RBB) genoemd. Het landelijk vastgelegde Model Huisregels penitentiaire inrichtingen bepaalt dat een gedetineerde ten hoogste één keer per maand bezoek zonder toezicht kan ontvangen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de gedetineerde verblijft gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in één of meerdere normaal beveiligde penitentiaire inrichtingen zijnde gevangenis of huis van bewaring;

  • het bezoek draagt, naar het oordeel van de directeur, redelijkerwijs bij tot het behoud of het versterken van de banden tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek, en is van belang voor de terugkeer van de gedetineerde in de samenleving;

  • de band tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek is naar het oordeel van de directeur hecht en duurzaam;

  • de belangen van de opsporing en vervolging van strafbare feiten verzetten zich niet tegen het beoogde bezoek;

  • de gedetineerde is gepromoveerd. Dit laatste is opgenomen in de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen en komt voort uit de Wet straffen en beschermen, waarin gedrag steeds zwaarder gaat meetellen in het toekennen van vrijheden. Bij goed gedrag en meewerken aan re-integratie kan aan iemand meer vrijheden, zoals bezoek zonder toezicht, worden toegekend.  

Bezoek zonder toezicht is geen recht van de gedetineerde. In de Pbw is dit recht niet vastgelegd. Een directeur moet een verzoek tot bezoek zonder toezicht in behandeling nemen en daarop beslissen. De directeur heeft een eigen discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen. Negatieve gedragingen van de gedetineerde die de orde, rust en veiligheid in de inrichting hebben geschaad of kunnen schaden en mogelijke contra-indicaties voor bezoek zonder toezicht, kunnen bij het nemen van een beslissing meegewogen worden. De beslissing, of het uitblijven daarvan, is klachtwaardig. Bij de behandeling van het verzoek wordt er gekeken naar de band tussen de bezoeker(s) en de gedetineerde. Deze band dient duurzaam en hecht te zijn. In de meeste inrichtingen wordt de stelregel aangehouden dat betrokkenen levenspartners dienen te zijn en dat zij voor de detentie samenwonend waren.

Beperken of weigeren van het bezoek
De gedetineerde kan bij de directeur een aanvraag doen om bezoek te ontvangen. Over de toelating van bezoekers beslist de directeur. De directeur kan het aantal bezoekers die tegelijkertijd op bezoek willen komen, beperken als dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting (artikel 38 lid 2 Pbw). Artikel 38 lid 3 Pbw bepaalt dat deze beperking maximaal twaalf maanden mag duren. Na het verstrijken van deze twaalf maanden is het aan de directeur om een hernieuwd verzoek van toelating van een bezoeker opnieuw te beoordelen .
 
Daarnaast kan de directeur ingevolge artikel 38 lid 3 jo. Artikel 36 lid 4 Pbw de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of bepaalde personen weigeren als dit noodzakelijk is met het oog op:

  1. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  2. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;

  3. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

  4. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

Vraag (58):
Kunt u aangeven waarom voor de scans bij visitatie in de vreemdelingenbewaring een apart contract met een onafhankelijke partner moet worden afgesloten, omdat het personeel zelf de beelden niet mag beoordelen? Wat is hiervoor de juridische basis en hoe zou dat anders kunnen?

Antwoord:
De detentiecentra verrichten – met toestemming van de vreemdeling - met behulp van röntgenfoto's onderzoek naar de aanwezigheid van verboden voorwerpen in en aan het lichaam van de ingeslotene. Voor de toepassing van de röntgenscanner wordt gewerkt op basis van een vergunning afgegeven door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming op grond van de Kernenergiewet en het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming. Het personeel van de detentiecentra heeft slechts een faciliterende rol in het onderzoek. Hij begeleidt de vreemdeling naar de scanner, informeert hem over het onderzoek en bedient de apparatuur De feitelijke uitvoering van het onderzoek (de beoordeling van de röntgenfoto) is, ingevolge de verstrekte vergunning, belegd binnen het medische domein. Dit houdt in dat een arts (radioloog) de röntgenbeelden bekijkt via een beveiligde ICT-verbinding en deze beoordeelt op aanwezigheid van verboden en gevaarlijke voorwerpen in of aan het lichaam.

Vraag (59):
Wat is de definitie van “racisme” zoals gebruikt door DJI?

Antwoord:
DJI hanteert geen eigen definitie van ‘racisme’. Zij sluit aan bij de rijksbrede en wettelijke kaders.

Vraag (60):
Wat is de definitie van “discriminatie” zoals gebruikt door DJI?

Antwoord:
DJI hanteert geen eigen definitie van ‘discriminatie’. Zij sluit aan bij de rijksbrede en wettelijke kaders.

Vraag (61):
Wat is de huidige stand van zaken van de burgerdialoog openbare ordeverstoringen?

Antwoord:
De burgerdialoog is op 17 mei jl. van start gegaan. Tijdens de eerste fysieke bijeenkomst en een online sessie hebben deelnemers kennis gemaakt met het onderwerp. De twee bijeenkomsten die nog volgen staan in het teken van de dialoog. Na de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de opbrengst van de burgerdialoog. De opgehaalde inzichten zullen worden meegenomen in de verdere beleidsontwikkeling op dit onderwerp.

Vraag (62):
Welke kosten zijn er reeds gemaakt voor de burgerdialoog openbare ordeverstoringen?

Antwoord:
De gemaakte kosten voor de uitvoering van de burgerdialoog bedragen tot op heden circa €325.000. De grootste kostenposten zijn de inhuur van een gespecialiseerd bureau dat de bijeenkomsten begeleidt, de locatiehuur met catering en de vergoeding voor de deelnemers. Eerder liet ik uw Kamer weten dat de totale kosten voor dit traject naar verwachting €350.000 zullen bedragen.[1] Er is op dit moment geen aanleiding om dit bij te stellen.

De gemaakte kosten in het reguliere werkproces (zoals het verzenden van uitnodigingsbrieven om deelnemers te werven en de inzet van medewerkers) zijn erg lastig te specificeren en worden buiten beschouwing gelaten.

[1] Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 1890.

Vraag (63):
Welke regels hanteert DJI om discriminatie en racisme tegen te gaan? Wilt u dit zo gedetailleerd mogelijk beschrijven?

Antwoord:
DJI hanteert het Landelijk beleidskader discriminatie en racisme zoals eerder met uw Kamer gedeeld (kamerbrief: 30 950 Racisme en Discriminatie, 24 587, Justitiële Inrichtingen, Nr. 336). In het beleidskader wordt ingegaan op het huidige beeld, de ambities van DJI op dit terrein, de uitgangspunten hierbij en de maatregelen om die ambities te realiseren. De maatregelen zijn verdeeld in vijf pijlers: preventie, meldingen, sancties, nazorg en monitoring.

Vraag (64):
Kunt u een schets maken van een gemiddeld dagprogramma in een gevangenis?

Antwoord:
Zie ook antwoord vraag 41.

Huis van bewaring (HvB)
Er wordt alleen een basisdagprogramma aangeboden van 42,5 uur per week buiten de cel. Dit betekent dat gedetineerden gemiddeld per dag bijna 18 uur op cel zitten.

Deelname aan activiteiten in het dagprogramma is niet verplicht. Wanneer gedetineerden niet deelnemen aan het dagprogramma, worden zij ingesloten. De tijden buiten het dagprogramma brengt een gedetineerde sowieso door op cel.

Gevangenis
De gevangenis kent zowel een basis- (42,5 uur) als een plusprogramma (48 uur).
Het basisprogramma is hetzelfde als dat in de HvB. Het plusprogramma heeft vijf uur extra activiteiten gericht op onder andere re-integratie door het werken aan vaardigheden, gedragsverandering, het sociaal netwerk, arbeidsvaardigheden, verantwoordelijkheid en kennis.

In het plusprogramma is er daarnaast twee avonden in de week een avondprogramma van twee uur. Ook kan bezoek en Sport en Spel in het weekend worden aangeboden.
In veel inrichtingen is het avondprogramma echter geschrapt vanwege personeelstekort.

Arrestantenregime
Verblijf in een arrestantenregime duurt maximaal 8 weken. De rest van de straf wordt uitgezeten in de gevangenis.
Het dagprogramma in het arrestantenregime betreft een basisprogramma van 28 uur, zonder arbeid.

Vraag (65):
Wat voor niet-noodzakelijke spullen hebben gedetineerden tot hun beschikking binnen een penitentiaire inrichting? Welke ontwikkelingen hebben zich hierin de afgelopen twintig jaar voorgedaan?

Antwoord:
In de lijst voorwerpen-op-cel staat vermeld wat gedetineerden op cel mogen hebben. Drugs,
wapens, geld, explosieven, alcohol, informatiedragers en overige voorwerpen zijn niet
toegestaan. De lijst is gepubliceerd in de staatscourant.
Deze lijst wordt periodiek geactualiseerd waarbij DJI rekening houdt met een humane detentie
en ten uitvoer legging van de straf. Alles binnen de normen die veiligheid hieraan stelt, zodat
het leefklimaat binnen de gevangenis veilig blijft.
De afgelopen 20 jaar is geen registratie bijgehouden van ontwikkelingen en /of wijzigingen.
Gedetineerden verblijven in verschillende detentieregimes en beveiligingsniveaus. Afhankelijk
van het beveiligingsniveau kan er een aanscherping op de lijst toegestane goederen op cel zijn
opgenomen in de huisregels van een inrichting t.a.v. een specifiek regime.
 

Vraag (66):
Kunt u aangeven hoe criminelen die vallen onder de Top600-aanpak, gehuisvest worden in het Justitieel Complex Zaanstad? Verblijven zij in een meerpersoonscel? Hebben zij meer vrijheden?

Antwoord:
Gedetineerden die vallen onder de top600-aanpak worden zoveel mogelijk in JC Zaanstad
gehuisvest. Hier verblijven zij bij voorkeur op één van de twee (top 600) afdelingen, in
meerpersoonscellen (2 op 1 cel), tenzij er een reden is dat zij hier niet geplaatst kunnen
worden. Top 600- gedetineerden hebben niet meer vrijheden dan andere gedetineerden.

Vraag (67):
Kunt u aangeven welk percentage van tbs-patiënten een migratieachtergrond heeft? Kunt u dit uitsplitsen per achtergrond? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Er vindt binnen DJI geen registratie naar migratieachtergrond plaats. Om die reden kan geen antwoord worden gegeven op uw vraag.

Vraag (68):
Kunt u aangeven welke kosten er door DJI gemaakt worden ten behoeve van verduurzaming?

Antwoord:
De kosten voor verduurzaming binnen DJI zijn voor een groot deel gerelateerd aan huisvesting. De verduurzamingsplannen voor de gebouwen van DJI zijn verwerkt in de portefeuilleaanpak van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het is lastig om de precieze kosten voor deze verduurzamingsmaatregelen te identificeren, daar verduurzaming van de organisatie vraagt om een integrale benadering. Zo kan het vervangen van een installatie bij einde levensduur in een gevangenis een flinke bijdrage leveren aan het verminderen van het energieverbruik. Dat zijn echter niet specifiek kosten voor de verduurzaming.

Vraag (69):
Kunt u de personeelstekorten per penitentiaire inrichting schetsen?

Antwoord:
Dat laat zich lastig duiden.  We zien over 2024 een hogere instroom dan uitstroom en wordt er hard gewerkt om die lijn door te trekken. Ondanks dit positieve beeld, knelt het vinden van nieuw personeel als gevolg van de (regionale) krapte op de arbeidsmarkt waar ook DJI mee te maken heeft. Dit raakt vooralsnog inrichtingen gelegen in en rondom de randstad. Buiten de Randstad is DJI op dit moment goed in staat voldoende personeel aan te trekken. Andere factoren van invloed op de personele bezetting en daarmee op eventuele tekorten varieren van van maatschappelijke en demografische ontwikkelingen, continuïteit van de mate van succes bij werving, ontwikkelingen in de strafrecht- en executieketen tot persoonlijke situaties van medewerkers. 

Vraag (70):
Hoeveel is er in 2024 ten opzichte van 2022 en 2021 extra uitgegeven aan de versterking van de strafrechtketen?

Antwoord:
Ten opzichte van de begroting 2021 was 1,5 miljard meer beschikbaar en ten opzichte van de begroting 2022 was 398 miljoen meer beschikbaar in 2024. In de tabel in de bijlage wordt een beeld gegeven van de versterking van de strafrechtketen in de periode 2021-2022-2024 (bedragen * € 1 mln.). Belangrijk om op te merken is dat het een weergave op hoofdlijnen is, omdat organisaties als de politie, de Rechtspraak en de Raad voor rechtsbijstand ook andere taken verrichten naast werkzaamheden voor de strafrechtketen.
In de rechter kolom is aangegeven indien de gepresenteerde reeks niet volledig ten bate van de strafrechtketen is. Zo zijn binnen de Ondermijningsmiddelen, zowel bij begroting 2021 als bij begroting 2022 ook middelen beschikbaar gesteld voor ‘bewaken en beveiligen’. Dit zijn strikt genomen geen middelen ten behoeve van de (werking van de) strafrechtketen.
Ook de middelen ten behoeve van de rechtspraak en de rechtsbijstand zijn zeker niet volledig ten bate van de strafrechtketen. De middelen voor de rechtspraak en de rechtsbijstand zijn immers voor een groot deel ook ten behoeve van de civiele- en bestuursrechtelijke keten (inclusief asiel). Dit geldt tevens voor de politie, die een belangrijke taak heeft in het veiligheidsdomein en de openbare-orde handhaving.

Ten slotte moet worden opgemerkt dat de sterke stijging van 2021 naar 2022 in de praktijk nog niet volledig kon worden gerealiseerd, vanwege de arbeidsmarktproblematiek en het absorptievermogen van de organisaties. Een deel van de middelen, zoals de Ondermijningsmiddelen en de middelen ten behoeve van de Modernisering van het wetboek van strafvordering zijn via kasschuiven over meerdere jaren verspreid of zijn in enig jaar (deels) als onderuitputting teruggevloeid in de Staatskas. De middelen voor modernisering Wetboek van Strafvordering zijn incidenteel toegekend. Voor 2025 en verder is in totaal nog 150 mln. beschikbaar.
 

Vraag (71):
Wanneer wordt de tweede aanvullingswet voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering in consultatie gegeven?

Antwoord:
De werkzaamheden ter voorbereiding van de tweede aanvullingswet zijn begonnen nadat de twee vaststellingswetten op 1 april 2025 door de Tweede Kamer zijn aangenomen en eerste aanvullingswet op 26 mei jl. aan de Afdeling advisering van de Raad van State is voorgelegd. Voor de tweede aanvullingswet worden op dit moment de volgende onderwerpen voorzien: uitvoering van enkele door de Tweede Kamer bij de behandeling van de vaststellingswetten aangenomen moties, verwerking evaluatie Innovatiewet strafvordering, verwerking jurisprudentie toegang tot gegevens in een smartphone, verwerking jurisprudentie functioneel verschoningsrecht en de lichtingsbevoegdheid. Over deze onderwerpen vinden zoals gebruikelijk gesprekken met de betrokken ketenpartners plaats (informele consultatie); deze zijn inmiddels gestart. Het voornemen is het wetsvoorstel voor de tweede aanvullingswet in consultatie te geven in het eerste kwartaal van 2026.

Vraag (72):
Welke inspanningen zijn er in 2024 en tot nu toe in 2025 verricht om de gevolgen voor de rechtspraktijk van het Landeck-arrest te beperken?

Antwoord:
Het Hof van Justitie van de EU heeft in oktober 2024 het Landeck-arrest gewezen, als gevolg waarvan de officier van justitie voor de toegang tot gegevens in een digitale-gegevensdrager of geautomatiseerd werk - indien deze toegang het risico inhoudt op een ernstige of zeer ernstige inmenging in de grondrechten van de betrokkene, hetgeen veelal het geval zal zijn - een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. In maart 2025 heeft de Hoge Raad naar aanleiding van het Landeck-arrest zijn eigen rechtspraak over het onderzoek aan (in beslag genomen) elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken bijgesteld (HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409, r.o. 5.1.1-5.2.4). Deze jurisprudentie van eind 2024 en begin 2025 heeft met name gevolgen voor het OM en de Rechtspraak. De officier van justitie moet een machtiging vorderen bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal op die vordering moeten beslissen.

Bij het OM en de Rechtspraak zijn, naar aanleiding van Landeck, modellen ontwikkeld voor de vorderingen en machtigingen, en zijn werkprocessen ingericht om de aanvragen en beslissingen gestructureerd te behandelen.

De hierboven genoemde rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU wordt overigens door middel van de tweede aanvullingswet in het nieuwe Wetboek van Strafvordering gecodificeerd. De gesprekken daarover met de ketenpartners zijn gestart (zie ook vraag 71). De ketenpartners werken echter al conform Landeck. Het betreft immers het nu geldende recht.

Vraag (73):
Wat zal naar verwachting de looptijd van het visietraject naar de toekomst van de sociaal advocatuur zijn?

Antwoord:
In de brief die door de staatssecretaris Rechtsbescherming voor het zomerreces is toegezegd, zullen de pijlers geschetst worden die onderdeel zullen gaan uitmaken van de visie. Beoogd wordt om na de zomer de visie te kunnen presenteren, inclusief de daaraan gekoppelde concrete doelen en de uitwerking van de maatregelen die tot die doelen moeten leiden. Daarnaast zullen de reeds ingezette maatregelen op bijvoorbeeld het gebied van het onderwijs zoals genoemd in de brief van 20 april 2023 (Kamerstukken 2022-2023, 31753, nr. 269) en de brief van 27 maart 2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31753, nr. 294) ook betrokken worden bij de visievorming.
 

Vraag (74):
Waarom heeft het uitbreiden van de categorie slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven die een beroep kan doen op de ongemaximeerde voorschotregeling, vertraging opgelopen en per wanneer is dit nu ingevoerd?

Antwoord:
De juridische uitwerking welke geweldsdelicten onder de ongemaximeerde voorschotregeling zullen vallen, was complex en kostte meer tijd dan voorzien. Eind 2025 zal de concept- AMvB hiervoor gereed zijn en in consultatie worden gegeven.

Vraag (75):
Welke gemeenten ontvingen in 2024 middelen vanuit het programma ‘Preventie met Gezag’ en kan een uitsplitsing worden gemaakt per gemeente en hoeveel gemeenten zijn hier in 2025 nog aan toegevoegd?

Antwoord:
Vanuit Preventie met Gezag ontvangen 27 gemeenten structureel middelen voor de lokale aanpak. In 2024 zijn er 20 gemeenten toegevoegd. Deze 20 gemeenten ontvangen tot medio 2027 incidentele ondersteuning. In tde bijlage zijn de betreffende gemeenten opgenomen, inclusief het toegekende bedrag per gemeente. Er zijn geen gemeenten aan het programma Preventie met Gezag toegevoegd in 2025.
 

Vraag (76):
Wanneer is het onderzoek naar de modus operandi van onlineronselaars afgerond?

Antwoord:
Vanuit het Programma Preventie met Gezag is het verzoek neergelegd bij SPINE om een onderzoek uit te voeren naar de modus operandi van online ronselaars. Dit onderzoek wordt afgerond in de zomer van 2027. Het betreft een cyclisch onderzoek waarbij elk half jaar een factsheet, dan wel een quickscan, met trends en handelsperspectieven wordt opgeleverd voor de de beleidsmakers en uitvoerende partijen, zoals gemeenten, de jongerenwerkers, RIEC’s, hulpverlening en opsporingsorganisaties om gerichte interventies te ontwikkelen en in te zetten. Met een cyclisch onderzoek is de veronderstelling dat we makkelijker kunnen bijsturen en aan sluiten op de snel veranderde online wereld en modus operandi van de online ronselaars.
 

Vraag (77):
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de Rijksbrede risico-inventarisatie die is gestart om corruptie beter in kaart te brengen en op welke termijn wordt verwacht dat de Rijksbrede aanpak van corruptie met de Kamer kan worden gedeeld?

Antwoord:
Het ministerie heeft verkennende gesprekken met meer dan 160 personen binnen en buiten de overheid  gevoerd over de vraag hoe het nationale anti-corruptiebeleid kan worden versterkt. Deze gesprekken zijn afgerond. Op basis van onder meer deze verkennende gesprekken zijn de contouren voor een rijksbrede aanpak van corruptie opgesteld, die samenhangt met het bestaande integriteitsbeleid. MJenV zal deze contouren samen met MBZK en SBZK zo spoedig mogelijk met uw Kamer delen.

Vraag (78):
Hoeveel is er in 2024 extra geïnvesteerd in de Platforms veilig ondernemen?

Antwoord:
In 2024 zijn aan de PVO’s reguliere middelen toegekend van in totaal €11.400.000,-. Bovenop de structurele reeks is het bedrag in 2024 verhoogd met €599.000,- loon- en prijsbijstelling. Daarnaast is de subsidie voor 2024 eenmalig verhoogd met € 500.000,-. Hiervoor is extra capaciteit aangetrokken voor het realiseren van de opgaven van de PVO’s.
 

Vraag (79):
In welke zin is het Landelijk kwaliteitskader Effectieve Jeugdinterventies voor Preventie ‘niet vrijblijvend’ en klopt het dat het Rijk voornemens is interventies die worden bekostigd vanuit Preventie met Gezag en niet voldoen aan het kwaliteitskader, (deels) terug te vorderen?

Antwoord:
In het kader van de aanpak van jeugdcriminaliteit, worden interventies veelal ingezet op kinderen, jongeren, jongvolwassenen en hun gezinnen die zich over het algemeen op dat moment in een kwetsbare positie bevinden. Die positie benadrukt  dat de adviezen in het Landelijk Kwaliteitskader op zichzelf niet vrijblijvend zijn: interventies dienen integer en zorgvuldig ingezet te worden. Daarnaast moeten we doelmatig omgaan met de beperkte middelen die er zijn; dat geldt lokaal, regionaal en landelijk. Daarom stimuleert mijn ministerie om bij de aanpak van jeugdcriminaliteit in te zetten op bij voorkeur bewezen effectieve interventies en anders kansrijke interventies, gebaseerd op uit de wetenschap bekende risico- en beschermende factoren en werkzame bestanddelen. Hiervoor zijn rond de jaarwisseling bijvoorbeeld meerdere bijeenkomsten in het land gefaciliteerd met bijdragen vanuit onder andere de wetenschap, de betrokken partners in gemeenten en interventie-uitvoerders.

Preventie met Gezag in gemeenten beslaat een breed palet van (data-)analyse, onderzoek, maatregelen en inzet van bijvoorbeeld jongerenwerk, jeugdboa’s en van gedragsinterventies. Het gebruik van het kwaliteitskader is gericht op het laatste, daar waar interventies direct zorgen voor het voorkomen van (herhaling van) jeugdcriminaliteit.

De interventies gefinancierd vanuit Preventie met Gezag worden door gemeenten langs dit kwaliteitskader gelegd om interventies bij te stellen, te stoppen of om aanvullend onderzoek te starten, zoals past bij de lerende aanpak van het programma Preventie met Gezag. Ook in verschillende gesprekken met gemeenten is het kwaliteitskader en de inzet door gemeenten onderdeel van het gesprek. Daar waar gemeenten voorstellen doen die niet stroken met het kwaliteitskader wordt dit vanuit mijn ministerie afgeraden. Het is niet aan de orde om het geld terug te vorderen, mede vanwege de eerder door gemeenten afgesloten lokale contracten, gemaakte afspraken met partners en het verschijnen van het kwaliteitskader in juni 2024.

Bij de beoordeling van de plannen van de 20 gemeenten met incidentele middelen is rekening gehouden met het kwaliteitskader en op basis van nader overleg met gemeenten zijn enkele van de plannen bijgesteld.  Bij de nieuwe aanvraagronde voor de 27 gemeenten met de domeinoverstijgende aanpak wordt gemeenten gevraagd rekening te houden met het Landelijk Kwaliteitskader. Bij de keuze voor gedragsinterventies die direct jeugdcriminaliteit voorkomen, wordt verwacht dat de gemeenten zoveel mogelijk kiezen voor bewezen effectieve interventies. Indien die niet beschikbaar zijn, wordt gevraagd in te zetten op kansrijke interventies op basis van wetenschappelijke inzichten. Indien er geen kansrijke of bewezen effectieve interventies zijn, is er ruimte voor innovatie passend binnen de denkwijze van het kwaliteitskader en wordt gevraagd de wetenschap bij de ontwikkeling te betrekken.

Vraag (80):
Wie controleert of is voldaan aan het landelijk kwaliteitskader en wat gebeurt er in contact met gemeenten als blijkt dat gemeenten die deelnemen aan Preventie met Gezag, hier niet aan voldoen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 79.

Vraag (81):
Hoeveel beklagzaken vinden er plaats op jaarbasis van gedetineerden in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI)? Hoeveel is dit ongeveer per EBI-gedetineerde en welke inspanningen worden gepleegd om het aantal evidente niet-ontvankelijke beklagzaken naar beneden te krijgen?

Antwoord:
Gedetineerden hebben op grond van de wet het recht om tegen beslissingen van de vestigingsdirecteur een klacht in te dienen. Een onafhankelijk toezichthoudend orgaan, de Commissie van Toezicht (CvT) handelt de beklagzaken af. Elk jaar stelt de CvT een jaarverslag op over haar werkzaamheden. De leden van de CvT bezoeken ook als maandcommisaris de inrichting om verzoekbriefjes met grieven en vragen af te handelen.
 
In het jaarverslag van de CvT van de PI Vught wordt het totale aantal klachten voor de PI Vught gegeven. Het totaal aantal klachten is in 2024 afgenomen t.o.v. 2023. Het jaarverslag bevat geen overzicht van de aantallen klachten gespecificeerd naar de EBI. Op het exacte aantal daar ingediende klachten heb ik geen zicht. De CvT geeft aan met regelmaat de EBI te bezoeken in het kader van haar toezichthoudende taak.

Vraag (82):
Wat is er in 2024 gedaan om de capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen aan te pakken?

Antwoord:
Er zijn in 2024 verschillende maatregelen getroffen om de capaciteitsproblematiek in het gevangeniswezen aan te pakken:

  • Arrestantenmaatregel;

  • Incidenteel drie dagen vervroegd heenzenden op vrijdag;

  • De verruiming van de termijn voor plaatsing op de beperkt beveiligde afdeling (BBA);

  • Capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht (op 31 december 2024 beëindigd);

  • Inzet van beperkt beveiligde locaties voor kortgestrafte zelfmelders;

  • Door voortdurende inspanningen van de Taskforce van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt het oorspronkelijke tekort van 330 plekken als gevolg van personeelstekorten steeds verder teruggebracht;

  • Het hanteren van een hogere bezettingsgraad (gemiddeld 99% in plaats van de norm van gemiddeld 95,1%);

  • Diverse pilots zijn in uitvoering of worden gestart, zoals

het minder aanbieden van arbeid in het Huis van Bewaring om personeel
vrij te spelen en een pilot met tablets op cel. Hierdoor kunnen sommige
afdelingen open blijven;

  • Drie dagen eerder heenzenden op alle dagen van de week.

  • Zelfmeldstop (sinds 6 december 2023);

In de voortgangsrapportages capaciteit DJI die ik periodiek naar uw Kamer stuur,  geef ik per brief een overzicht van de maatregelen die in gang zijn gezet.

Vraag (83):
Klopt het dat er sinds eind 2023 een capaciteitstekort in de gevangenissen is? Wanneer werd duidelijk dat het probleem in 2024 en 2025 in deze mate zou verergeren? Kan hier een tijdlijn voor aangeleverd worden?

Antwoord:
Ja, er is sinds het najaar van 2023 een capaciteitstekort in de gevangenissen. In oktober 2023 is de Kamer geïnformeerd over de capaciteitsdruk bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en daarbij is aangegeven dat er een reële kans bestond dat op korte termijn een tekort aan beschikbare capaciteit ontstond in de huizen van bewaring, de reguliere gevangenissen en de afdelingen voor arrestanten. Op dat moment was er voldoende fysieke celcapaciteit, maar door een tekort aan personeel kon deze niet volledig worden ingezet. In juni 2024 is de Kamer geïnformeerd over de stijgende bezetting, mede door het toegenomen verblijf van jeugdigen en tbs-passanten in het gevangeniswezen. In december 2024 is de Kamer geïnformeerd over dat er naast een tekort aan personeel, ook een tekort aan cellen is mede vanwege de hiervoor genoemde redenen. Het tekort is nog groter vanwege geplande noodzakelijke renovaties. 

Het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) raamt jaarlijks de benodigde capaciteitsplaatsen voor de komende 5 jaar. DJI maakt ook eigen ramingen. Het PMJ gepubliceerd op 11 juni 2024 liet zien dat de behoefte naar celcapaciteit in de toekomst verder toeneemt. Het meeste recente PMJ, van d.d. 19 mei 2025, laat zien dat er fors meer capaciteitsplaatsen nodig zijn de komende jaren. Er is sprake van een bepaalde onzekerheid bij de ramingen waardoor de realiteit kan afwijken. DJI bekijkt en raamt de ontwikkelingen in de benodigde capaciteit voortdurend. De benodigde capaciteit is namelijk ook afhankelijk van de (nood)maatregelen die worden genomen.

Vraag (84):
Wanneer ontvangt de Kamer een nieuwe stand van zaken met betrekking tot het nieuwe stelsel Bewaken en Beveiligen?

Antwoord:
Het streven is om de Kamer voor het zomerreces te informeren over het vernieuwde stelsel via de halfjaarlijkse voortgangsbrief Bewaken en Beveiligen.
 

Vraag (85):
Welke afspraken zijn er gemaakt over verdere evaluaties van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) nadat er jarenlang onenigheid was tussen u en de AP over de vraag wie de evaluatie naar de AP mag uitzetten? In welke andere EU-lidstaten wordt het standpunt van de AP hierover gedeeld?

Antwoord:
Er wordt op dit moment nog gesproken met de AP over de recent afgeronde evaluatie. Binnen die context wordt ook gekeken naar toekomstige evaluaties en het opdrachtgeverschap, waarover ik u nader informeer. Ik ben niet bekend met de positie van andere EU-lidstaten ten aanzien van de evaluatie. 

Vraag (86):
Welke inspanningen zijn verricht om in het jaarverslag 2024 meer inzicht te geven in de begroting van de politie, zoals door de Kamer is verzocht?

Antwoord:
In het JenV-jaarverslag 2024 wordt inzicht gegeven in de besteding van de bijdragen aan politie naar een aantal kostencategorieën waaronder personeel, huisvesting, vervoer en informatievoorziening. Ook is een tabel opgenomen met de gerealiseerde bezetting van de operationele en niet-operationele sterkte ten opzichte van de raming in de ontwerpbegroting. Aanvullend hierop is in de Jaarverantwoording Politie 2024 informatie opgenomen over de ontwikkeling van de formatie en over de gerealiseerde bezetting over de organisatieonderdelen van de politie. Zoals toegezegd zal in de JenV-begroting 2026 een overzicht van de bezetting naar acht werksoorten (GGP, opsporing, intake & service en meldkamer, informatiefunctie, beveiliging, leiding, overige operationele functies en aspiranten) worden opgenomen. Hiermee wordt uw Kamer in staat gesteld om een beter oordeel te vormen over de personele component van de politiebegroting.
 

Vraag (87):
Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over een herziening van de Wet politiegegevens en/of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens?

Antwoord:
Een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens zal in (internet)consultatie worden gegeven zodra de aan de Tweede Kamer toegezegde ultieme poging is afgerond om de opties in kaart te brengen voor een verlenging van de bewaartermijn van bepaalde politiegegevens met het oog op het oplossen van cold cases. Over de uitkomsten van deze ultieme poging wordt de Kamer voor het zomerreces geïnformeerd

Vraag (88):
Kan de regering toelichten wat de kosten, 11 miljoen euro, voor de politie inhielden in verband met de NAVO-top?

Antwoord:
De middelen zijn als bijzondere bijdrage aan de politie ter beschikking gesteld en besteed op basis van het vastgestelde bestedingsplan aan eerste aanloopkosten in 2024 zoals de projectorganisatie en werkzaamheden in het kader van opleiding, oefenen en beveiliging. Zoals in de jaarverantwoording van politie is verantwoord, is een beperkt deel (0,4 mln euro) in 2024 tot besteding gekomen. De politie is in 2024 daarnaast verplichtingen aangegaan voor onder andere overnachtingen en opleidingen. Het restant van de bijzondere bijdrage blijft in 2025 beschikbaar voor uitgaven in het kader van de NAVO-top.
 

Vraag (89):
Kan er een toelichting gegeven worden op de niet-operationele bezetting?

Antwoord:
Op 31 december 2024 was de formatie van de niet-operationele sterkte 11.946 fte. De bezetting was 13.278 fte. De overbezetting komt eind 2024 uit op 1.332 fte, waarbij een deel hiervan (ca. 440 fte) te maken heeft met de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS). De LMS heeft een afwijkende administratieve inrichtingsvorm, hetgeen afwijkingen tussen formatie en bezetting veroorzaakt.

Vraag (90):
Hoe kunnen de kosten voor huisvesting tegenvallen terwijl er juist politiebureaus gesloten worden?

Antwoord:
Bij de kosten voor huisvesting is sprake van een sterke stijging van energielasten, hogere bouw- en onderhoudskosten als gevolg van schaarste aan personeel en materialen en hogere kosten om te kunnen voldoen aan de wettelijke duurzaamheidseisen.
 

Vraag (91):
Waar komen de extra middelen voor het Juridisch Loket vandaan?

Antwoord:
De extra middelen in 2024 kwamen vanuit het programmabudget Stelselvernieuwing Rechtsbijstand, welke geplaatst was binnen het budget Toevoegingen rechtsbijstand.
 

Vraag (92):
Kunt u toelichten waarom ons land geen ondersteuning vanuit het EU-fonds nodig heeft als het gaat om de toegang tot het recht?

Antwoord:
Op het moment dat er een uitvraag komt voor het indienen van voorstellen die gefinancierd kunnen worden uit een EU-fonds, wordt beoordeeld of hieraan wordt deelgenomen. In 2024 is met financiering van het Technical Support Instrument van de Europese Unie een Europees meerlandenproject voorbereid en van start gegaan waarin Nederland (JenV) – samen met Ierland, Italië en Malta – ondersteund wordt in de versterking van de toegang tot het recht en met name de mensgerichte benadering daarvan.
 

Vraag (93):
Hoe groot was in 2024 het financieringstekort bij het Juridisch Loket? Hoe loopt dit tekort de komende jaren naar verwachting op?

Antwoord:
Er was in 2024 geen financieringstekort, als gevolg van de toevoeging van 14 mln. euro vanuit het programmabudget stelselvernieuwing rechtsbijstand. Momenteel wordt het bekostigingsmodel van het Juridisch Loket onderzocht. Hieruit zal o.a. blijken welke maatregelen genomen dienen te worden om activiteiten zo uit te voeren dat deze passen binnen het meerjarig beschikbare budget.

Vraag (94):
In hoeverre sluit het visietraject over de sociale advocatuur aan bij de aanbevelingen die zijn gedaan in het rapport van de commissie-Van der Meer II?

Antwoord:
De aanbevelingen van de Commissie-Van der Meer II, voorzover die zien op de lange termijn en toekomstbestendigheid, zullen worden meegenomen in het visietraject.
 

Vraag (95):
Kunt u toelichten waarom er zo'n groot verschil is bij "32.3 Caribisch Nederland (BES)" tussen de vastgestelde begroting en de realisatie?

Antwoord:
Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie bij "32.3 Caribisch Nederland (BES)" is het gevolg van een technische aangelegenheid. In 2024 zijn de verschillende BES-budgetten van DGRR gecentraliseerd naar 32.3 Caribisch Nederland (BES). Als gevolg hiervan is alle realisatie op deze budgetcode geregistreerd in 2024, terwijl in de ontwerpbegroting 2024 het budget er nog niet stond. Als hiervoor wordt gecorrigeerd, is het verschil tussen budget en realisatie gering.
 

Vraag (96):
Hoe groot was de toename van het aantal mensen dat in 2024 bij de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken aanklopte? Hoe groot is het verschil met de vijf jaren daarvoor?

Antwoord:
In 2024 hebben 13.582 mensen zich gewend tot de Geschillencommissie. Hierij ging het in 6819 zaken om aanmeldingen bij de Geschillencommissies en in 6763 zaken om aanmedingen bij de klachtenloketten.Ten opzichte van 2023 betreft dit een toename van 528 zaken.
In 2023 hebben zich 13.054 gemeld (7551 aanmeldingen bij de geschillencommissies en 5503 bij de klachtenloketten).
De vijf jaren ervoor, van 2019 tot en met 2024, laten een structurele toename zien van het aantal klachten en geschillen van 6.400 (2019) naar 13.582 (2024).
In de tabel in de bijlage wordt het verloop van de ontvangen klacht- en geschilmeldingen over de afgelopen jaren in beeld gebracht: de totale klacht- en geschilmeldingen en uitgesplitst naar klachtenloketten en geschillencommissies.
In alle domeinen is het volume qua aantal klachten en geschillen in de afgelopen jaren behoorlijk gestegen.

Vraag (97):
Hoe groot is de "sterke groei" van het aantal contacten met rechtszoekenden van het Juridisch Loket? Hoe heeft deze trend zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld?

Antwoord:
Het aantal geregistreerde contacten dat het Juridisch Loket met rechtzoekenden had in de periode van 2019 tot en met 2024 staat in de tabel  in de bijlage. Het betreft hier telefonische contacten en contacten aan de balie of tijdens een spreekuur.

Om de cijfers goed te kunnen duiden is het belangrijk om te weten dat sinds 1 januari 2023 een belteam actief is. Dit belteam zorgt ervoor dat rechtzoekenden snel iemand aan de lijn krijgen. Daarmee is een extra contactmoment gecreëerd en dat verklaart (grotendeels) de grote stijging van het aantal contacten tussen 2022 en 2023. De meest zuivere vergelijking van cijfers die gemaakt kan worden is die tussen 2023 en 2024. In een jaar tijd is – bij een gelijkblijvende werkwijze - het totaal aantal contacten met meer dan 30% gestegen.

 

Vraag (98):
Wat is de oorzaak van de beperkte doorstroming vanuit de gemeentelijke schuldhulpverlening?

Antwoord:
Gemeenten geven aan dat het doen van een aanvraag voor toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) ingewikkeld is en veel vraagt van mensen met schulden en van de hulpverlening. Soms wordt er daarom nog een ultieme poging gedaan om het minnelijke traject toch te laten slagen, ook al zou er al een aanvraag voor de Wsnp ingediend kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat iemand soms onnodig lang binnen het minnelijke traject blijft hangen, terwijl de route van de Wsnp niet wordt bewandeld. Mensen met schulden geven soms aan dat zij de toelatingseisen voor de Wsnp als streng ervaren en/of niet goed weten wat de Wsnp inhoudt. Aan de andere kant constateren rechters dat verzoekschriften niet altijd aan de vereisten voldoen. Het op orde brengen van het dossier kost alle betrokken professionals extra tijd en zorgt ervoor dat de betrokkene zelf langer in onzekerheid zit.
Om de doorstroom naar de Wsnp te verbeteren wordt momenteel gewerkt aan de Wet schuldregelen. Dit wetsvoorstel beoogt door middel van maximale termijnen in het minnelijke traject een doorgeleiding naar een dwangakkoord of een Wsnp te bespoedigen indien een minnelijke regeling niet tot stand komt.
 

Vraag (99):
In hoeverre hebben de lagere gerealiseerde uitgaven op het onderdeel toevoegingen rechtsbijstand van € 27 miljoen te maken met de gestokte doorstroom in de strafrechtketen? Wordt hier rekening mee gehouden in de ramingen voor de jaren hierna?

Antwoord:
Er is geen meetbaar verband tussen de doorstroom in de strafrechtketen en de lagere gerealiseerde uitgaven op het onderdeel toevoegingen. In de ramingen van het Prognosemodel Justitiële Ketens wordt rekening gehouden met samenhangen tussen de ontwikkelingen in criminaliteit en het beroep op rechtshulp (toevoegingen rechtsbijstand) en de ontwikkelingen in de rest van de justitiële ketens.
 

Vraag (100):
Kunt u toelichten waarom de eerste ervaringen met de Wet seksuele misdrijven positief zijn? Wat zijn de delicten met uitgesproken vonnissen waarop gebaseerd wordt dat het positief is?

Antwoord:
Allereerst is het implementatietraject van de Wet seksuele misdrijven succesvol en tijdig verlopen. De organisaties in de strafrechtketen waren op 1 juli 2024 klaar voor de uitvoering van deze wet en de overgang naar de nieuwe wet is zonder problemen verlopen. Verder blijkt uit de rapportage van het effectonderzoek naar de landelijke publiekscampagne over de invoering van de wet, die op 1 juli 2024 is gestart is, dat deze goed is ontvangen.[1] Daarnaast zijn de eerste veroordelingen onder deze wet uitgesproken, onder meer naar aanleiding van de nieuwe strafbaarstelling van seksuele intimidatie in het openbaar, het seksueel benaderen van kinderen (sexchatting) en de schuld- en opzetvarianten van aanranding en verkrachting.  

[1] Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/09/05/campagne-effectonderzoek-wet-seksuele-misdrijven

Vraag (101):
Waar komt het bedrag van € 19,5 miljoen vandaan dat is toegevoegd aan de begroting 2024?

Antwoord:
Ten opzichte van de begroting van 2024 is een bedrag van 19,5 miljoen toegevoegd:

  • Een bedrag van 7 miljoen daarvan is bestemd voor de aanpak ondermijning met als einddoel een duurzaam, robuust, hybride en forensische stelsel voor een breed spectrum aan forensisch onderzoek. Daarmee wordt een belangrijk bijdrage geleverd aan de versterking van de bestrijding van georganiseerde ondermijnede criminaliteit door uitbreiding van en door nieuwe specifieke capaciteit in producten en diensten.

  • Voor jaarlijkse loon en prijsbijstelling is een bedrag van 6,9 miljoen toegevoegd.

  • Daarnaast is er voor het traject Justicelink een bedrag van 3,8 miljoen toegevoegd. JusticeLink is een gegevensinfrastructuur voor het WODC en NFI die gefedereerde data-analyse mogelijk moet maken. Met JusticeLink wordt het mogelijk om veilig en efficiënt gevoelige gegevens te delen en te analyseren.

  • Het resterende bedrag van 1,4 miljoen bestaat uit een aantal kleine posten die voor het merendeel te maken hebben met IV uitgaven.

Vraag (102):
Waar wordt de € 2 miljoen voor het Programma Modernisering Identiteitsvaststelling voor gebruikt?

Antwoord:
Het bedrag van 2 miljoen voor het programma modernisering identiteitsbehandeling en vindbaarheid (PMIV) wordt niet herkend. Er is 27 mln. beschikbaar voor PMIV. Dit heeft als doel een aantal knelpunten rond de identiteitsvaststelling in de strafrechtketen aan te pakken, zoals het verbeteren van de werkprocessen; het vernieuwen van verouderde ICT en het voorkomen van een verkeerde tenaamstelling van vonnissen.

 

Vraag (103):
Hoe hoog zijn de kosten die gemaakt worden voor de huur van een bijzondere zittingslocatie op Justitieel Complex Schiphol?

Antwoord:
De kosten die het OM kwijt was aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de zittingslocatie van het Justitieel Complex Schiphol bedroegen in 2024 € 888.531,75.
 

Vraag (104):
Kan er een specificatie gegeven worden van de hoeveelheid boetes die wordt uitgedeeld waarvoor een hoger boetebedrag geldt?

Antwoord:
Het totaal aantal overtredingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), de zogenoemde Mulder-boetes, kwam uit op 7.913.692. In 2023 werden bijna 8,5 miljoen Wahv-beschikkingen uitgeschreven (8.463.917).
De meeste overtredingen worden geconstateerd op snelheid: in 2024 bijna 6 miljoen (5.969.817, in 2023 waren dit 6.546.450). Parkeerovertredingen (2024: 465.819, in 2023: 473.539), het rijden door rood licht (2024: 214.962, 2023: 233.512), en handheld telefoongebruik (2024: 165.408, in 2023: 198.841) zijn eveneens grote groepen. In 2025 wordt de handhaving op het vasthouden van een telefoon geïntensiveerd met de focusflitsers van het OM.
De stijging van zaken waarin het gaat om een inrijverbod was het hele jaar al zichtbaar. Het gaat hierbij met name om overtredingen van het verkeersbord C12 dat vaak gebruikt wordt om inrijverboden van een autoluwe binnenstad of milieuzone aan te geven. Het aantal overtredingen steeg van zo’n 147 duizend naar bijna 300 duizend.
De daling van het aantal geconstateerde overtredingen is zoals politie en openbaar ministerie al eerder bekendmaakten, deels toe te schrijven aan het feit dat de vaste flitspalen worden vervangen waardoor ze tijdelijk uit staan. Ook zijn twee trajectcontrolesystemen blijvend uitgezet. Op sommige locaties zijn duizenden beschikkingen meer uitgeschreven, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam waar op veel plaatsen nog maar 30 km/u gereden mag worden. Ook heeft de handhaving bij werkzaamheden op de snelweg tot een forse instroom aan zaken geleid.
Daarnaast nam het aantal beschikkingen na staande houdingen door de politie af. Dat kwam onder andere door een verschuiving binnen de werkzaamheden naar zwaardere delicten binnen de handhaving van de verkeersveiligheid (bijvoorbeeld alcoholcontroles, fatbikes), en bijvoorbeeld grootschalige inzet van politie en cao-acties door politiemensen.
De tabel in de bijlage geeft de opgelegde verkeersboetes weer uit 2024. Hieruit blijkt een gemiddelde boeteopbrengst van €110. Bij de raming voor de begroting 2024 was uitgegaan van een gemiddeld boetebedrag van €100. Vanwege de tijdsduur tussen opgelegde boetes en de uiteindelijke betaling, wijken de cijfers af van de realisatie op de JenV-begroting.
De informatie in dit antwoord is door het CJIB openbaar gemaakt bij de verschijning van het Jaarbericht CJIB[1].


[1] Aantal verkeersboetes in 2024 met half miljoen gedaald | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl

 

Vraag (105):
Is de realisatie van de ontwerpbegroting structureel lager?

Antwoord:
Ja. Bij de laatste Begrotingsbehandeling (2025) heeft MJenV schriftelijk aangekondigd dat bij de voorjaarsnotabesluitvorming herijking plaats vindt van de ramingen in de JenV-begroting. In de Voorjaarsnotabesluitvorming is besloten de raming nu niet neerwaarts bij te stellen, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen doordat deze mede afhankelijk zijn van een klein aantal grote schikkingen. De realisaties zijn de afgelopen jaren lager geweest dan geraamd, vooral vanwege het ontbreken van grote schikkingen.

Vraag (106):
Welke andere bestemming is er gevonden binnen de begroting voor actuele problematiek?

Antwoord:
Bij najaarsnota zijn de middelen die binnen JenV onderdelen niet in het betreffende kasjaar geboekt konden worden, ingebracht in het algemene beeld van JenV. Op dat moment kunnen de middelen van Slachtofferbeleid, die hier in het jaarverslag benoemd worden, besteed worden aan tegenvallers in de JenV begroting, of meegenomen naar een volgend jaar middels de Eindejaarsmarge. Omdat de middelen in het algemene beeld samengevoegd zijn is niet direct te zeggen aan welke bestemming deze middelen specifiek gekregen hebben. Wel is de lijst met tegenvallers die in het jaarverslag genoemd is gedekt met onder andere de middelen van slachtofferbeleid.

Vraag (107):
Kan er een specificatie gegeven worden van de kosten voor de vorming van de voorziening dwangsommen?

Antwoord:
Op basis van de ingediende ingebrekestelling (IGS) en beroep niet tijdig beslissen (BNTB) is het financieel risico dwangsommen per eind 2024 gewaardeerd. Het betreft hier de voorziening met betrekking tot het risico van dwangsommen in de toekomst. In 2024 is ca. 37 mln. aan de voorziening onttrokken, voor de betalingen van de dwangsommen, en is ca. 88 mln. aan de voorziening gedoteerd met betrekking tot het risico van toekomstige dwangsommen. De stand van de voorziening per 31 december 2024 bedraagt ca. 76 mln.
 

Vraag (108):
Wat is de stand van zaken van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties?

Antwoord:
Vanwege het vervallen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) zal JenV compliant moeten zijn aan deze wet. Door de organisatie wordt er hard gewerkt schijnzelfstandigheid terug te dringen. Er worden daarbij goede stappen gezet, maar JenV is nog niet volledig compliant. Met name voor IT-gedreven onderdelen van JenV is de uitdaging extra groot omdat hier meer dan gemiddeld inhuur van zzp’ers nodig is gezien de krappe arbeidsmarkt.
 

Vraag (109):
Hoeveel schijnzelfstandigen zijn er nog en hoe wordt dit afgebouwd? Welk afwegingskader wordt toegepast?

Antwoord:
Elke inhuurrelatie binnen JenV wordt getoetst aan de hand van een checklist schijnzelfstandigheid. Hierbij worden verschillende aspecten die wel of niet wijzen op mogelijke schijnzelfstandigheid gewogen. De grootste inhuur bij JenV vindt via brokers plaats. Als alleen naar de directe inhuur van zzp’ers wordt gekeken werden er op 1 januari 2025 16 schijnzelfstandigen bij JenV ingehuurd. Er wordt hard gewerkt dat aantal terug te dringen.
 

Vraag (110):
Wat is de gemiddelde gerealiseerde capaciteit?

Antwoord:
In 2024 beschikten de inrichtingen van het gevangeniswezen over gemiddeld 10.379
operationele plaatsen en de inrichtingen voor vreemdelingenbewaring over gemiddeld 489
operationele plaatsen. Door plaatsgebrek in tbs-klinieken en justitiële jeugdinrichtingen
verbleven vorig jaar gemiddeld 176 tbs-passanten en 42 jeugdigen in penitentiaire inrichtingen.

Vraag (111):
Kan er een specificatie gegeven worden van € 1,5 miljoen uit verkoop/verhuur van voormalige DJI-panden?

Antwoord:
Dit betreft een verrekening van het RVB over panden die medio 2014 door DJI zijn afgestoten,
en bestaat uit verhuuropbrengsten van de locaties Maastricht (ad. € 1,2 mln.) en de
eindafrekening van de locatie Oldenkotte.
Naast deze opbrengsten worden door het Rijksvastgoedbedrijf ook kosten in rekening gebracht
voor de instandhouding van panden die door DJI in het verleden zijn afgestoten
maar die nog niet zijn verkocht. Wanneer de opbrengsten en kosten tegen elkaar worden
afgezet zou er voor voor DJI over 2024 een klein negatief resultaat ontstaan.
Akkoord MT lid: DG DJI
Akkoord Directeur:

Vraag (112):
Kunnen er aantallen gegeven worden van de oplopende te betalen vergoedingen aan tbs-gestelden die langer dan vier maanden in een Gevangeniswezen-inrichting verblijven?

Antwoord:
Wanneer tbs-pasanten langer dan vier maanden moeten wachten in het gevangeniswezen
alvorens zij worden opgenomen in een tbs kliniek hebben zij recht op een vergoeding omdat de
door de rechter opgelegde tbs-behandeling niet tijdig kan aanvangen.
De plaatsingstermijn van vier maanden is vastgelegd in artikel 6.3 van de Wet forensische zorg.
Daarmee heeft de wetgever direct aansluiting gezocht bij jurisprudentie.
In de afgelopen jaren zijn per jaar de volgende bedragen uitgekeerd aan tbs-passanten:
2021: € 25.150,-
2022: € 100.300,-
2023: € 81.475,-
2024: € 356.554,-

Vraag (113):
Wat is het verloop van de € 49,5 miljoen van de voorziening van dwangsommen?

Antwoord:
In 2024 heeft de IND een specifieke bijdrage van 49,5 mln. als dekking ontvangen voor de kosten van ca. 88 mln. die samenhangen met de uitkering voor de vorming van de voorziening dwangsommen. Deze specifieke bijdrage is aan de voorziening gedoteerd. In 2024 is ca. 37 mln. aan deze voorziening onttrokken, voor de betalingen van de dwangsommen, en is in totaal ca. 88 mln. aan de voorziening gedoteerd met betrekking tot het risico van toekomstige dwangsommen. De stand van de voorziening per 31 december 2024 bedraagt ca. 76 mln.

 

Vraag (114):
Welke bijzondere verlofsoorten zijn er binnen de overheid?

Antwoord:
De verschillende verlofsoorten binnen de overheid zijn in de CAO Rijk geregeld (zie www.caorijk.nl). De verantwoordelijkheid hiervoor is belegd bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Vraag (115):
Kan er een uitleg worden gegeven waarom de realisatie 2024 van de "doorlooptijd: % binnen 8 weken na VTA" zo laag is?

Antwoord:
Een lagere realisatie van de doorlooptijd heeft onder meer te maken met een tekort aan medewerkers. Als gevolg van onder meer een hoog verloop van medewerkers en het moeilijk kunnen invullen van de beschikbare FTE’s, mede door de krappe arbeidsmarkt. Maar ook de toenemende complexiteit van de VOG-aanvragen en de toename van het aantal VOG-aanvragen spelen een rol. Daarnaast ontvangt screeningsautoriteit Justis niet altijd binnen de gestelde termijnen de informatie van de ketenpartners, die nodig is voor de beoordeling van de VOG-aanvraag, waardoor de behandeling van de VOG-aanvraag langer duurt.

Justis zet zich in om het totaalpercentage van deze doorlooptijd te verbeteren. Justis heeft een analyse laten uitvoeren om te bezien waar verbeteringen kunnen worden aangebracht. Er wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de personele bezetting door continue werving van personeel. Tegelijkertijd vraagt het opleiden van een nieuwe medewerker ook tijd en menskracht. Andere maatregelen die worden genomen zijn onder meer het verbeteren van tijdige informatievoorziening door de ketenpartners van Justis en het inzetten van medewerkers die vertraagde aanvragen monitoren en managen.

Vraag (116):
Welke inspanningen zijn er in 2024 verricht om de nieuwe Wet wapens en munitie voor te bereiden?

Antwoord:
In 2024 is een interdepartementale projectstructuur (VWS, LVVN, OCW en JenV) onder regie van het ministerie van JenV opgezet voor het uitwerken van vraagstukken omtrent de nieuwe Wet wapens en munitie.[1] Conform de methodiek Beleidskompas is in 2024 een consultatie van het brede veld van wapenverenigingen, de overheidsdiensten die betrokken zijn bij de Wet wapens en munitie en andere stakeholders gehouden om de zienswijzen en knel- en verbeterpunten te inventariseren. Hierbij worden de geconstateerde knelpunten uit het rapport Ringen rond de Roos van Commissie Wet wapens en munitie betrokken.

[1] Kamerstukken II, 2023/4, 29628, nr. 1193.

Vraag (117):
Kan er een specificatie gegeven worden van de overhead?

Antwoord:
De overhead van Justid bestaat uit de gebruikelijke PIOFACH-processen en zaken die niet direct of indirect aan de dienstverlening kunnen worden toegerekend. In 2024 betrof de overhead van Justid ongeveer 20%. Zoals toegelicht onder tabel 136 in het jaarverslag is er afgelopen jaar een begin gemaakt in het beter toewijzen van deze kosten aan de dienstverlening. De komende tijd zal Justid daar verdere scherpte in aanbrengen. De specificatie van de kosten overhead staan in de tabel in de bijlage

 

Vraag (118):
Hoeveel kosten zijn er voor Justitie en Veiligheid in totaal gemaakt voor de landsadvocaat in 2024 ten opzichte van 2022 en 2023 en welke inspanningen worden verricht om deze kosten naar beneden te brengen?

Antwoord:
Hieronder treft u de kosten aan die in 2022, 2023 en 2024 door het ministerie van Justitie en Veiligheid en daaronder ressorterende organisaties aan het kantoor van de landsadvocaat (hierna: landsadvocaat) zijn betaald. Deze bedragen betreffen honorarium en kantoorkosten, doorbelaste verschotten (bijvoorbeeld griffierechten, proceskostenveroordelingen, deskundigen, reiskosten, deurwaarder) en btw. Er wordt altijd kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met de inhuur van advocaten, maar het is niet reëel te veronderstellen dat daar (substantieel) op kan worden bespaard. De Staat heeft immers soms ook een advocaat nodig, bijvoorbeeld in civiele procedures waarbij vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is
2022: € 7,07 mln
2023: € 7,759 mln
2024: € 8,584 mln.

Bijlage: tabellen waarnaar in de antwoorden verwezen wordt

Vraag (17):
Hoeveel drugslabs zijn er in 2024 opgerold per provincie?

Bron: Nationaal Overzicht Drugslocaties Politie

Vraag (70):
Hoeveel is er in 2024 ten opzichte van 2022 en 2021 extra uitgegeven aan de versterking van de strafrechtketen?

Vraag (75):
Welke gemeenten ontvingen in 2024 middelen vanuit het programma ‘Preventie met Gezag’ en kan een uitsplitsing worden gemaakt per gemeente en hoeveel gemeenten zijn hier in 2025 nog aan toegevoegd?

Tabel 1: Overzicht van de middelen van de 27 structurele gemeenten voor het programma Preventie met Gezag. Bedragen in miljoen euro.

Gemeente Bedrag x € mln. 2024
Amsterdam 9,8
Arnhem 2,1
Breda 1,5
Den Haag 5,0
Eindhoven 1,8
Groningen 1,7
Heerlen 1,9
Leeuwarden 1,8
Lelystad 1,6
Nieuwegein 1,6
Rotterdam 9,4
Schiedam 1,4
Tilburg 2,6
Utrecht 4,8
Zaanstad 1,5
Almere 1,6
Delft 1,0
Dordrecht 1,4
Enschede 1,6
Helmond 1,3
‘s-Hertogenbosch 1,6
Maastricht 1,6
Nijmegen 1,6
Roosendaal 1,1
Sittard-Geleen 1,6
Venlo 1,4
Vlaardingen 1,1

Tabel 2: Overzicht van de middelen van de 20 incidentele gemeenten voor het programma Preventie met Gezag. Bedragen in miljoen euro.

Gemeente Bedrag x € mln. 2024
Almelo 0,25
Bergen op Zoom 0,25
Brunssum 0,25
Den Helder 0,25
Diemen 0,25
Gouda 0,25
Haarlem 0,25
Hoorn 0,25
Kerkrade 0,25
Leiden 0,25
Middelburg 0,25
Nissewaard 0,25
Oosterhout 0,25
Rijswijk 0,25
Roermond 0,16
Venray 0,25
Vlissingen 0,25
Zoetermeer 0,25
Zutphen 0,25
Zwolle 0,25

Vraag (96):
Hoe groot was de toename van het aantal mensen dat in 2024 bij de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken aanklopte? Hoe groot is het verschil met de vijf jaren daarvoor?

Vraag (97):
Hoe groot is de "sterke groei" van het aantal contacten met rechtszoekenden van het Juridisch Loket? Hoe heeft deze trend zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld?

Vraag (104):
Kan er een specificatie gegeven worden van de hoeveelheid boetes die wordt uitgedeeld waarvoor een hoger boetebedrag geldt?

Vraag (117):
Kan er een specificatie gegeven worden van de overhead?