[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Zesde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden

Primair Onderwijs

Brief regering

Nummer: 2025D29105, datum: 2025-06-19, bijgewerkt: 2025-06-20 08:45, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -827 Primair Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2025Z12833:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum 19 juni 2025
Betreft Zesde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden

Onderwijsprestaties en Voortgezet Onderwijs

Rijnstraat 50

Den Haag

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

www.rijksoverheid.nl

Contactpersoon

Onze referentie

52900351

Bijlagen
3

In deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van het Masterplan basisvaardigheden. In het kader van dit Masterplan wordt er samen met scholen en onderwijsprofessionals sinds 2022 hard gewerkt aan het duurzaam verbeteren van de lees-, schrijf- en rekenprestaties van alle leerlingen in het funderend onderwijs. Ook verstevigen we hun kennis en kunde ten aanzien van burgerschap en digitale geletterdheid. Een mooie en uitdagende opgave.

De groep scholen die met ondersteuning vanuit het Masterplan aan de slag is, is het afgelopen half jaar verder gegroeid van zo’n 5.100 naar ruim 7.800 scholen en vestigingen. Inmiddels bereikt de subsidie Verbetering basisvaardigheden 95 procent van alle leerlingen. Hiermee maken we echt het verschil. Veel scholen die hun subsidieperiode al hebben afgerond, zien bovendien vooruitgang bij taal en rekenen-wiskunde en schrijven deze ook expliciet toe aan de subsidie.1 We zijn dus op de goede weg. Tegelijkertijd is er nog een hoop werk te verrichten om de basisvaardigheden bij alle leerlingen op orde te krijgen. Ik blijf mij dan ook onverminderd inzetten om ervoor te zorgen dat alle leerlingen aan het einde van het voortgezet onderwijs goed genoeg kunnen lezen, schrijven en rekenen om actief deel te kunnen nemen aan de maatschappij, de arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs. In het mbo wordt vanuit de aanpak basisvaardigheden gewerkt aan de verbetering van de basisvaardigheden van mbo-studenten en om ontstane achterstanden in te lopen. Over de voortgang hiervan is uw Kamer in een aparte brief geïnformeerd.2

Na het zomerreces zal ik uw Kamer informeren over de implementatie van het vernieuwde curriculum en de manier waarop scholen daar de komende jaren in ondersteund worden. In het najaar volgt weer een uitgebreide halfjaarlijkse voortgangsbrief over het Masterplan basisvaardigheden. In deze volgende voortgangsbrief worden de resultaten van een door het Centraal Planbureau (CPB) uitgevoerd effectonderzoek besproken. Dit onderzoek brengt de effecten van de subsidie Verbetering basisvaardigheden in kaart door de leerprestaties van leerlingen op scholen met en zonder subsidie met elkaar te vergelijken.3 De resultaten van dit onderzoek zullen duidelijk maken of er op de subsidiescholen sprake is van een trendbreuk in de prestaties op taal en rekenen-wiskunde.

Leeswijzer

Met het oog op bovengenoemde brieven en onderzoeksresultaten, gaat deze zesde voortgangsbrief in op een beperkt aantal onderwerpen. Ten eerste schets ik de stand van zaken wat betreft de subsidie Verbetering basisvaardigheden. Vervolgens bespreek ik de recente ontwikkelingen op het gebied van evidence-informed werken; de eindrapportage van de ontwerpstudie naar de inzet van een leerlingvolgsystemen in de onderbouw van het vo, die u als bijlage bij deze brief ontvangt; de structurele bekostiging van de samenwerking tussen scholen en bibliotheken; en de herijkte kennisbases voor de lerarenopleidingen.

  1. Subsidie Verbetering basisvaardigheden

Eindstand subsidie: 95 procent van alle leerlingen bereikt

In februari konden scholen de subsidie Verbetering basisvaardigheden voor de vierde en laatste keer aanvragen. Het doel om met de subsidieregeling zoveel mogelijk scholen te bereiken is behaald. De regeling bereikt, inclusief deze vierde tranche, 95 procent van alle leerlingen op ruim 7.800 scholen en vestigingen in het primair en voortgezet onderwijs. Hiermee krijgen de basisvaardigheden van meer dan 2,3 miljoen leerlingen een impuls – een prachtig resultaat.4

Deze laatste subsidieronde zorgt voor een goede overgang naar de gerichte bekostiging basisvaardigheden die scholen vanaf 1 januari 2027 ontvangen. Alle scholen ontvangen vanaf dat moment structureel extra financiële middelen waarmee zij blijvend kunnen werken aan het duurzaam verbeteren van de basisvaardigheden. Met deze structurelere vorm van bekostiging hebben scholen langjarig duidelijkheid over het budget dat zij hiervoor tot hun beschikking hebben. Daarmee kunnen zij duurzame investeringen doen in bijvoorbeeld personeel of kleinere klassen. Daarnaast verminderen we de regeldruk die het aanvragen en verantwoorden van subsidiegelden voor scholen met zich meebrengt.

Scholen uit de derde subsidietranche positief van start

Aan het begin van schooljaar 2024-2025 is de derde, en dus voorlaatste subsidietranche van start gegaan. Dit voorjaar hebben deze scholen een vragenlijst ingevuld die laat zien waaraan zij de subsidie besteden en in hoeverre zij er in slagen om de door hen gemaakte plannen uit te voeren. Deze startmeting laat een positief beeld zien: de scholen zijn goed uit de startblokken gekomen.5 Dat komt overeen met het beeld van de scholen die een jaar eerder met de subsidie van start zijn gegaan.6 U ontvangt de rapportage als bijlage bij deze brief. Opnieuw geven vrijwel alle scholen aan dat zij de subsidie inzetten voor taal (po: 94 procent, vo: 99 procent). Ook zet het overgrote deel van de scholen in op rekenen-wiskunde (po: 87 procent, vo: 95 procent). In het vo wordt, net als in eerdere jaren, vaker dan in het po ook ingezet op burgerschap en digitale geletterdheid.

Daarnaast zetten veel scholen, net als in de voorgaande subsidietranche, de subsidie in voor extra inzet van personeel. Door een aanpassing in de vragenlijst ten opzichte van de vorige metingen weten we nu dat het hierbij veel vaker gaat om de uitbreiding van werkuren van zittend personeel dan om het aantrekken van (tijdelijk) nieuw personeel. Dat is goed nieuws: veel onderwijspersoneel is bereid om meer uren te werken en de subsidie Verbetering basisvaardigheden helpt om dat voor elkaar te krijgen.

Het merendeel van de scholen is positief over de mate waarin het hen lukt om gemaakte plannen tot uitvoering te brengen: circa 80 procent van de po-scholen en 65 procent van de vo-scholen geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de uitvoering van de interventies tot nu toe. Een klein deel van de scholen, 10 tot 15 procent, geeft aan dat het nog te vroeg is om hier uitspraak over te doen. Dat is begrijpelijk, omdat zij op het moment van de startmeting nog maar kort de tijd hadden om de subsidie te besteden. Daarbij valt op dat het lerarentekort in het po minder vaak als een belemmering wordt ervaren voor het werken aan de basisvaardigheden dan in het vo (namelijk door 36 versus 47 procent van de scholen).

Een groot deel van de scholen betrekt ook externe partijen bij het verbeteren van de basisvaardigheden – met name voor de bijscholing van het schoolteam. Zij besteden hier in de regel minder dan een kwart van de subsidiegelden aan. Dit corrigeert en nuanceert het beeld uit de vorige meting in september 2024 (onder scholen uit de eerste tranche, die vanaf schooljaar 2022-2023 met de subsidie aan de slag gingen).7 De uitkomsten van die eindmeting suggereerden dat de helft van de scholen honderd procent van de subsidiegelden besteedde aan externe inhuur. Omdat dit niet overeenkwam met antwoorden op andere vragen uit dezelfde vragenlijst, was de veronderstelling van de onderzoekers dat een groot deel van de scholen de desbetreffende vraag verkeerd had begrepen. In de huidige startmeting is de vraag helderder geformuleerd, wat tot een ander beeld heeft geleid dat consistent is met andere onderzoeksuitkomsten.

Verantwoordingsonderzoek Algemene Rekenkamer positief

De Algemene Rekenkamer is in het laatste Verantwoordingsonderzoek positief over het zicht dat er dankzij verschillende onderzoeken is op het bereik van de subsidie Verbetering basisvaardigheden, de manier waarop deze wordt besteed en de ervaringen van scholen die al met de subsidie aan de slag zijn gegaan.8 Deze ervaringen bieden een eerste, hoopvolle indicatie dat de leerprestaties voor taal en rekenen-wiskunde vooruitgaan op scholen die de subsidie hebben ontvangen.

De Rekenkamer wijst er tegelijkertijd op dat in het najaar van 2025 – wanneer de resultaten van het effectonderzoek door het CPB onder de eerste groep scholen bekend zijn – pas echt duidelijk wordt welk effect de subsidie op de leerprestaties van leerlingen heeft. In het najaar van 2026 volgt een tweede effectmeting, waarbij een grotere groep scholen wordt meegenomen. De Kamer zal over de uitkomsten van beide meetmomenten worden geïnformeerd – naar verwachting in het najaar van 2025 (meting 1) en in het najaar van 2026 (meting 2).

  1. Werken aan meer kennis voor evidence-informed onderwijs

Vanuit het Masterplan worden scholen gestimuleerd en ondersteund om evidence-informed te werken. Het doel hierbij is om te werken aan onderwijsverbetering door kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek en de onderwijspraktijk te combineren met kennis over de schoolspecifieke context. De positionering van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) als kennisinstituut voor het onderwijs is in dit kader een belangrijke ontwikkeling. Hieronder licht ik een aantal onderzoeken en andere activiteiten toe die de beweging naar evidence-informed onderwijs stimuleren met nieuwe kennis en inzichten.

Kennis voor en over het onderwijs

Samen met NRO werkt het ministerie van OCW aan de uitbreiding van bestaande kennis over de effectiviteit van onderwijsaanpakken voor het po en vo. Door grootschalige randomized controlled trial (RCT)-effectmetingen zal causaal worden onderzocht welke onderwijsaanpakken nu echt doeltreffend zijn in het verbeteren van de basisvaardigheden. Daarnaast onderzoekt de OESO, middels de International Early Learning and Child Well-Being Study (IELS)9, welke factoren van invloed zijn op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van jonge kinderen. In het voorjaar hebben bijna 3.000 leerlingen van ruim 185 scholen (representatief voor heel Nederland) meegedaan met dit onderzoek. Uw Kamer ontvangt het onderzoeksrapport in het voorjaar van 2026.

Scholen leren met en van elkaar

Het bestaan van (nieuwe) kennis garandeert nog niet dat scholen daar ook mee aan de slag gaan. Vanuit het Masterplan worden scholen met en zonder subsidie daarom op verschillende manieren ondersteund om evidence-informed te werken aan schoolontwikkeling en de verbetering van de basisvaardigheden. Dit voorjaar zijn voor alle scholen vijf grote regionale bijeenkomsten georganiseerd vanuit het Masterplan, onder de noemer OCW Dichtbij – focus op basisvaardigheden. In totaal hebben bijna 1.700 onderwijsprofessionals hieraan deelgenomen. Deze bijeenkomsten zijn zeer positief ontvangen. In september worden er, net als in eerdere jaren, vier startbijeenkomsten georganiseerd waar scholen die aan het begin van de subsidieperiode staan, kennis en praktische handvatten krijgen aangereikt voor het effectief besteden van de subsidie.

Deze scholen kunnen zich daarnaast aanmelden voor deelname aan een begeleid leernetwerk. In elk leernetwerk zitten 5 à 6 scholen uit dezelfde regio die onder begeleiding van één van de onderwijscoördinatoren van OCW van en met elkaar leren. Tot nu toe zijn 66 begeleide leernetwerken gestart waarin schoolleiders en kwaliteitsmedewerkers ervaring en kennis delen en zo samen werken aan de verbetering van de basisvaardigheden. Subsidiescholen met het inspectieoordeel ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ krijgen individuele begeleiding van een onderwijscoördinator. Samen met de inzet van andere partners en programma’s als Ontwikkelkracht, dragen al deze inspanningen bij aan de verbetering van de basisvaardigheden en evidence-informed werken in het onderwijs.

  1. Leerlingvolgsystemen in het vo

Een leerlingvolgsysteem (hierna: lvs) is een belangrijke bron om op school-, klas- en leerlingniveau inzicht te krijgen in de ontwikkeling van leerlingen en om hier als leraar gericht op te handelen.10 Leraren kunnen de ontwikkeling van de leerling gedegen en objectief beoordelen, ondersteuningsbehoeften en leervertragingen signaleren en de juiste ondersteuning bieden. Anders dan in het po is in het vo het gebruik van een lvs met gestandaardiseerde toetsen voor Nederlands en rekenen-wiskunde niet verplicht.11 Naar aanleiding van het Onderwijsraadadvies ‘later selecteren, beter differentiëren’ is daarom besloten om te onderzoeken of en op welke wijze het wenselijk is om het gebruik van een lvs in (de onderbouw van) het vo te verplichten. Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd en de eindrapportage is bijgevoegd bij deze brief.

Rapport ontwerpstudie leerlingvolgsystemen in het vo
Het doel van de ontwerpstudie was om inzicht te krijgen in hoe lvs’en momenteel worden ingezet, wat de ervaringen zijn van verschillende betrokkenen en welke richtlijnen bijdragen aan succesvolle invoering en gebruik. Uit het onderzoek blijkt dat 81 procent van de vo-scholen op dit moment al gebruik maakt van een lvs. Meestal is dat voor Nederlands en rekenen-wiskunde en zijn het leraren die de uitkomsten benutten. Zij gebruiken het lvs met name op leerlingniveau, bijvoorbeeld voor het geven van feedback aan individuele leerlingen. Tegelijkertijd wordt door een aantal scholen gewezen op de nadelen van het gebruik van een lvs, zoals toetsstress onder leerlingen. Zij zien ook het risico van oneigenlijk gebruik van lvs-data, zoals voor verantwoording richting externe toezichthouders.

De onderzoekers twijfelen aan de meerwaarde van een wettelijke verplichting. voor het gebruik van een lvs in de onderbouw van het vo. Een groot deel van de scholen gebruikt immers al een lvs. Een wettelijke verplichting zal bij de resterende scholen naar verwachting op weerstand stuiten en het is de vraag of het doel – een beter zicht van de school op de ontwikkeling van leerlingen – wel wordt bereikt.

Een richtlijn voor het gebruik van leerlingvolgsystemen in het vo

Dat zo’n groot deel van de vo-scholen al een lvs heeft is bemoedigend. Daarom kies ik ervoor om nu in te zetten op twee sporen en enerzijds de uitbreiding van het gebruik van lvs’en te stimuleren en anderzijds te werken aan een effectievere inzet van het lvs door leraren. Het rapport laat namelijk ook zien dat er op dit vlak nog winst te behalen valt. De wijze waarop scholen het lvs inzetten, verschilt namelijk sterk. OCW zal daarom samen met de VO-raad en partijen uit de curriculum- en examenketen het komende jaar gebruiken om gezamenlijk te komen tot een richtlijn voor effectief lvs-gebruik.

Onderzocht wordt waarom twintig procent van de vo-scholen nog geen lvs gebruikt en hoe het gebruik van een lvs door deze scholen kan worden gestimuleerd. Zoals gezegd, ik wil namelijk ook dat het gebruik van lvs’en verder stijgt. Als dat niet het geval is, zal ik een wettelijke verplichting heroverwegen. Uiteraard zal de ontwikkeling van het gebruik van lvs’en naar aanleiding van deze acties worden gevolgd en zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.

  1. Structurele samenwerking tussen scholen en bibliotheken

Met het oog op een rijke taalomgeving werken scholen en bibliotheken op grote schaal samen aan leesbevordering. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de programma’s ‘de bibliotheek op school’ (hierna: dBos) en BoekStart (kinderopvang). De huidige investering in dBos en BoekStart van €24 miljoen per jaar loopt tot einde schooljaar 2025/2026 en wordt met een half jaar verlengd.

Vanwege het belang van een goede leesvaardigheid en leesplezier wil het kabinet de samenwerking tussen scholen en bibliotheken structureel verankeren en niet langer afhankelijk laten zijn van tijdelijke subsidies. Vanaf 2027 zal het kabinet dBos en BoekStart daarom structureel bekostigen en de hiervoor beschikbare middelen verdelen: vijftig procent komt via de gerichte bekostiging basisvaardigheden aan scholen toe en vijftig procent aan bibliotheken. Op deze manier wordt de samenwerking tussen scholen en bibliotheken verankerd, terwijl scholen ook vrijheid zullen krijgen bij de invulling van hun leesonderwijs. De structurele middelen worden beschikbaar gesteld uit zowel het onderwijs- als het cultuurbudget. In 2027 is er €38 miljoen beschikbaar vanuit de onderwijsbegroting. Vanaf 2028 gaat het jaarlijks om € 50 miljoen die verdeeld zal worden onder scholen en bibliotheken. Daarnaast wordt al sinds 2008 jaarlijks € 3,35 miljoen uit het cultuurbudget geïnvesteerd in de professionalisering van dBos en BoekStart. Deze middelen worden gebruikt voor het opleidingsaanbod voor (voor)leesconsulenten en taalcoördinatoren en voor kennisdeling, monitoring en onderzoek.

  1. Opleidingsberaad leraren: herijkte kennisbases

Het Masterplan zet ook in op extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren en de versterking van de lerarenopleidingen. In dit kader wordt, onder begeleiding van het Opleidingsberaad, volop gewerkt aan het herijken van de kennisbasis voor de pabo. Net als bij de kerndoelen is gestart met Nederlands en rekenen-wiskunde. Daarna zijn digitale geletterdheid en burgerschap aan de beurt. In de kennisbasis worden de nieuwe kerndoelen en actuele wetenschappelijke inzichten verwerkt. Ook wordt meer focus aangebracht, onder andere door nog beter aan te sluiten bij wat een startende leraar moet kunnen.

De kennisbasis wordt herijkt door kernteams van lerarenopleiders en leraren die hierin worden geholpen door curriculumexperts (zoals SLO). Daarnaast worden landelijke vakverenigingen, alumni, werkgevers en inhoudelijke experts in het proces regelmatig geraadpleegd. In het Opleidingsberaad wordt vervolgens vastgesteld of er voldoende draagvlak is onder beroepsorganisaties en vertegenwoordigers van werkgevers en opleidingen.

De eerste leergebieden (Nederlands en rekenen-wiskunde) worden dit najaar opgeleverd. Naar verwachting is de volledige nieuwe kennisbasis per september 2026 bij alle pabo-opleidingen geïmplementeerd. Mochten de kerndoelen nog worden gewijzigd, dan worden die wijzigingen alsnog verwerkt. Afhankelijk van de grootte van de wijzigingen kan dit wel gevolgen hebben voor het tijdspad. Naast de kennisbasis voor de pabo worden ook de kennisbases voor de tweede- en eerstegraads lerarenopleidingen voor het vo en het mbo herijkt. Ook deze worden naar verwachting in september 2026 geïmplementeerd.

Tot slot

Alle leerlingen zouden aan het einde van het vo goed moeten kunnen lezen, schrijven en rekenen. Met de acties uit het Masterplan zijn er goede stappen in de juiste richting gezet. De subsidie Verbetering basisvaardigheden bereikt inmiddels 95 procent van de leerlingen en veel scholen zijn positief over het effect op hun leerlingen. De beweging naar een verbetering van de onderwijskwaliteit en de prestaties is dankzij de inspanningen van vele leraren en schoolleiders ingezet. Tegelijkertijd geldt dat we er nog niet zijn. Daarom blijven we ons ook de komende jaren, samen met scholen en onderwijsprofessionals, inzetten om ons doel te bereiken.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mariëlle Paul


  1. Het gaat om de groep van 645 scholen die in 2022 voor het eerst subsidie hebben gekregen. Kamerstukken II, 2024-2025, 31293, nr. 775.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2024-2025, 31524, nr. 657.↩︎

  3. CPB, Haalbaarheidsstudie evaluatie van de subsidieregeling verbetering basisvaardigheden, november 2024: https://www.cpb.nl/haalbaarheidsstudie-evaluatie-van-de-subsidieregeling-verbetering-basisvaardigheden.↩︎

  4. Zie daarvoor de bijlage: dashboard subsidie Verbetering basisvaardigheden, juni 2025.↩︎

  5. Sardes/SEO, Implementatieonderzoek subsidieregeling ‘Verbetering basisvaardigheden’ . Tranche 3 (tijdvak 1), eerste meting, juni 2025.↩︎

  6. Sardes/SEO, Implementatieonderzoek subsidieregeling ‘Verbetering basisvaardigheden’. Tranche 2 (tijdvak 1), eerste meting, mei 2024: https://www.masterplanbasisvaardigheden.nl/documenten/2024/05/31/implementatieonderzoek-subsidieregeling-verbetering-basisvaardigheden↩︎

  7. Sardes/SEO, Implementatieonderzoek subsidieregeling ‘Verbetering basisvaardigheden’. Tranche 1, eindmeting, november 2025: https://www.masterplanbasisvaardigheden.nl/documenten/2024/12/04/implementatieonderzoek-subsidieregeling-verbetering-basisvaardigheden-tranche-1-eindmeting-2024↩︎

  8. Algemene Rekenkamer, Verantwoordingsonderzoek Ministerie van Onderwijs, Cultuur en

    Wetenschap (VIII). Rapport bij het jaarverslag 2024, mei 2025.↩︎

  9. https://expertisecentrumnederlands.nl/iels, https://www.oecd.org/en/about/projects/international-early-learning-and-child-well-being-study.html↩︎

  10. 11 Met een lvs wordt een systeem bedoeld waarin de ontwikkeling van leerlingen wordt bijgehouden door middel van formatieve (dus niet voor een cijfer tellende) gestandaardiseerde toetsen, waarmee de ontwikkeling van de leerling kan worden gevolgd over de tijd heen en waarmee door leraren kan worden geïnterpreteerd in hoeverre deze ontwikkeling in lijn is met ontwikkeling van leerlingen uit hetzelfde leerjaar. Dit in tegenstelling tot een leerlingadministratiesysteem (las), waarin (alleen) de administratieve gegevens van een leerling (zoals aanwezigheid en persoonlijke gegevens) worden bijgehouden.↩︎

  11. 12 In het PO kunnen scholen een leerlingvolgsysteem uitkiezen dat past bij hun onderwijsvisie en die zodanig inzetten. Daarbij maakt elke school een eigen, zorgvuldige afweging welke aspecten van de ontwikkeling van hun leerlingen zij met LVS-toetsen in kaart willen brengen. Gezien de verplichting in het PO om de prestaties van leerlingen voor Nederlands en Rekenen/wiskunde met een door het CvTE erkend leerlingvolgsysteem bij te houden, zijn missende kernzaken daarbij uitgesloten.↩︎