Concept verslag Politie
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D33236, datum: 2025-07-10, bijgewerkt: 2025-07-10 15:08, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-07-02 14:00: Politie (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Politie
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 2 juli 2025 overleg gevoerd met de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, over:
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 april 2025 inzake beleidsreactie op evaluatie Eenduidige Landelijke Afspraken (28684, nr. 778);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 april 2025 inzake beleidsreactie op brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid over inrichting governance van de meldkamer (25124, nr. 116);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 mei 2025 inzake voorbereidingen herdenkingen 4 mei en veiligheidssituatie en/of verstoringen rondom Nationale Dodenherdenking (36600-VI, nr. 139);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 mei 2025 inzake evaluatie WODC naar het programma Implementatie Vernieuwing C2000 (25124, nr. 117);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2025 inzake WODC-rapport Aanhoudend dienstbaar (29628, nr. 1255);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2025 inzake inspectierapport Faciliteren of begrenzen? (34324, nr. 37);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 mei 2025 inzake aanpak van geweld in het publieke en semipublieke domein (28684, nr. 780);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2025 inzake WODC-onderzoek naar publiek-private samenwerking in het kader van de politietaak (29628, nr. 1276);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 juni 2025 inzake eerste halfjaarbericht politie 2025 (29628, nr. 1277);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 juni 2025 inzake beleidsreactie op onderzoeksrapport "Tussen voorzien en onvoorzien - politie in een complexe werkelijkheid" van de Inspectie Justitie en Veiligheid (36651, nr. 36).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Pool
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Aardema, Boswijk, Eerdmans, El Abassi, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool, Six Dijkstra, Van der Werf en Wijen-Nass,
en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 13.59 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, bij dezen open ik graag het commissiedebat Politie van
de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Allereerst een
hartelijk woord van welkom aan de minister en zijn ondersteuning, die
hem vandaag ongetwijfeld ook weer zal helpen
We zijn met veel leden en dat is hartstikke leuk, maar het betekent ook
dat we een beetje scherp moeten zijn op de spreektijden. De spreektijd
bedraagt vier minuten. Interrupties mogen natuurlijk, maar hou ze zelf
alsjeblieft een beetje kort, zonder dat ik daar heel erg op moet
aandringen. Anders is er geen tijd meer voor een echt debat met de
minister en dat willen we natuurlijk niet. We doen in eerste instantie
drie interrupties, maar alleen als u ze echt kort houdt.
We gaan gelijk beginnen met de eerste termijn van de Kamer en wel met de
eerste spreker, mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Ik moet dus heel snel praten.
Ik begin met een groot compliment uit te delen over de inzet van de
politie tijdens de NAVO-top. Dat kan niet ongezegd blijven! Zelfs als
inwoner van Den Haag heb ik er op allerlei manieren van genoten,
bijvoorbeeld wakker worden met helikoptergeluiden, maar ook op
woensdagavond met de hele buurt gaan kijken. Ik vond het prachtig. Ik
heb veel politiemannen en -vrouwen gesproken. Een heel groot compliment,
want wat een mooi visitekaartje.
Voorzitter. Dat brengt mij bij een punt dat ik wil maken, namelijk de
slagkracht van de politie. Ook tijdens de NAVO-top zagen we natuurlijk
weer dat de politie te maken kreeg met demonstraties die vooraf verboden
waren. Die demonstraties zijn gelukkig tegengehouden, maar je kijkt
desondanks toch wel met ongemak naar hoe de politie door het hoge gras
achter demonstranten aan holt. Ik vond het echt geen beelden om erg
trots op te zijn.
Hoe zit het nou met de slagkracht van de politie? Ik zag twee mooie
onderzoeken in de stukken over ondersteuningsgroepen, die aanhoudings-
en ondersteuningsteams. Ik wil daar niet tot achter de komma over
doorgaan, maar hoe zorgen we er nou voor dat de politie slagvaardiger
wordt? Ik kijk daarbij ook naar het onderzoek naar publiek-private
samenwerking. Zit daar nou wat in? Ik vraag dat ook in het licht van
mijn motie om de ME beter uit te rusten. Hoe staat dat ervoor? Hoe
kunnen we ervoor zorgen dat de politie beter haar werk kan doen?
Overigens denk ik bij dat pps-onderzoek, politie en publiek-private
samenwerking, ook gelijk aan de aanpak van winkeldiefstal, ook iets
waarover ik een motie heb uitstaan. Graag hoor ik iets over de
voortgang.
Voorzitter. We hebben de hele ochtend gesproken over de financiële
situatie van de politie. Die is ronduit zorgelijk. Ik denk dat het
daarom goed is om hier te zeggen dat het budget van de politie in de
periode 2017 tot 2025 van 5,5 miljard naar ruim 8 miljard is gestegen.
Het is dus niet zo dat zij, zeg maar, op de nullijn zitten en dat je zou
moeten denken: goh, de personeelskosten gaan omhoog en daar zijn ze niet
voor gecompenseerd. Ze zijn van 5,5 miljard naar 8 miljard gegaan in een
periode van zeven of acht jaar, maar we stevenen nu wel af op een tekort
van 300 miljoen.
Ik wil graag van de minister weten hoe dit tekort heeft kunnen ontstaan
en hoe we het binnen de perken gaan houden. Er is eigenlijk een tekort
van 800 miljoen, maar dat hebben we terug weten te brengen naar 300
miljoen. Dat stelt mij niet heel erg gerust, want ik denk dan toch: wat
doen we dan als over twee jaar blijkt dat het toch geen 300 miljoen maar
400 miljoen zou moeten zijn?
Ik heb het vorig jaar ook al bij de begroting gevraagd, maar hoe zorgen
we er nou voor dat we focussen op de kerntaken? We willen juist dat we
de agenten op straat met rust laten en dat die zich richten op hun
kerntaken. Dat wil zeggen dat er niet te veel politie naar personen met
verward gedrag zou moeten gaan, iets waar de Kamer haar best voor heeft
gedaan. Er moet niet te veel politie naar voetbal en daar doen we dus
ook onze best voor. Er moet ten slotte ook niet te veel politie naar
demonstraties die überhaupt niet plaats mogen vinden door een besluit
van de burgemeester. Hoe zorgen we er nou voor dat we de politie zodanig
gaan helpen dat we blauw op straat, de kerntaken van de politie,
overeind houden? Dat begint met de samenwerking met anderen, de boa's,
zowel groen en blauw, de KMar en anderen.
Het derde punt dat ik wil maken, betreft het politieonderwijs. We hebben
daar een rondetafel over gehad en ik vond die vrij heftig, om het zo
maar te zeggen. Je ziet dat de Politieacademie de organisatie is die
ervoor moet zorgen dat onze politieagenten op een goede en professionele
manier hun werk kunnen doen. De Politieacademie doet dat met alles wat
ze in zich heeft, maar zij kan de vraag niet aan. Dat is mij wel
duidelijk geworden.
Je ziet daarom dat er in Amsterdam een eigen rechercheacademie komt. Er
is verder de Intel Academy. Dat wordt allemaal zelf georganiseerd. Ik
vraag me dan wel af met welk geld dat eigenlijk wordt gedaan, maar het
kan dus allemaal. Die eigen initiatieven zijn er dus zeer beducht voor
dat ze uiteindelijk wel een gecertificeerd diploma kunnen uitreiken,
want daar hebben ze dan weer de Politieacademie voor nodig. Dat vind ik
kafkaësk en daarom zou ik de minister willen vragen hoe hij de
ontwikkeling van het politieonderwijs ziet. Is die wel gericht op de
kerntaken van de politie? Zorgen we er daarmee wel voor dat we voldoende
mensen in staat stellen om het belangrijke werk van de politie te
doen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Mutluer heeft een
interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Om zo mijn collega iets meer tijd en ruimte te geven om in te gaan op de
politieopleiding.
Ook ik schrok van de wijze waarop de Politieacademie haar taken vervult.
De Politieacademie kan het niet aan en samenwerking met andere
organisaties, bijvoorbeeld universiteiten, lijkt mij dan ook broodnodig.
Zo vond ik de opmerking van de academie dat ze kijkt naar kwaliteit en
dat ze dus niet alle mbo'ers kan aannemen, ook weer getuigen van
kortzichtigheid. Je kan namelijk ook nadenken over hoe het wel kan. Mijn
vraag aan mijn collega is daarom hoe zij de herziening of de
herschikking van deze politieopleiding voor zich ziet. Zo gaat het
namelijk niet langer.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Bedankt voor de vraag, mevrouw Mutluer. Ik vind dat de Politieacademie
die opleidingen moet verzorgen die de markt niet kan verzorgen. Het gaat
mij dus om die heel specifieke politieopleidingen. Dat moeten ze op een
goede manier doen, want we willen dat er professionele agenten op straat
en in de opsporing werken. Tijdens de rondetafel heb ik daarom de vraag
gesteld wat de meerwaarde is van academische studies bij de
Politieacademie. Zou je bij de Politieacademie niet juist de
vaardigheden moeten bijbrengen die een agent nodig heeft voor zijn
werk?
Ik begrijp uit de vraag van mevrouw Mutluer dat zij vindt dat er meer
samengewerkt moet worden met de reguliere mbo's, omdat je ziet dat er
veel boa's naar de politie doorstromen. Maar voor het hele werkveld en
dus ook voor werken in het veiligheidsdomein geldt dat niemand meer bij
een organisatie begint om 40 jaar later bij dezelfde organisatie te
stoppen. Je moet makkelijker kunnen wisselen tussen boa, politie en
defensie. Daar heeft de Kamer al vaker iets over gezegd. Ik kijk
daarvoor ook mijn andere collega's aan. Dat speelt bij werving en
selectie. Als iemand voor een functie wordt afgewezen, moet je hem of
haar attenderen op een andere functie in het veiligheidsdomein. En ook
bij de opleidingen is volgens mij echt veel winst te halen door de
luiken een beetje open te zetten. Je zult moeten gaan samenwerken voor
ons doel om vakbekwame mensen op te leiden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat is voldoende voor mevrouw Mutluer. Dan nu de heer Van
Nispen voor zijn interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil nog even terug naar de financiële problematiek bij de politie. De
informatie die we vanochtend kregen, was inderdaad heftig, ook al wisten
we het voor een deel al wel.
Ik hoorde mevrouw Michon-Derkzen zeggen dat er steeds meer geld naar de
politie is gegaan en dat de Kamer uit alle macht probeert om zaken
binnen de perken te houden. Ze noemt daarbij demonstraties,
voetbalwedstrijden en personen met verward en gevaarlijk gedrag. Ik weet
niet of het komt doordat we daarin onvoldoende succesvol zijn, maar feit
is wel dat de druk op de politie enorm is. En die financiële
problematiek is ook enorm.
Mijn concrete vraag aan mevrouw Michon-Derkzen is daarom wat er volgens
haar volgend jaar moet gebeuren met dat gat van 43 miljoen. Vanochtend
hebben we namelijk gehoord dat dat geld eigenlijk op geen enkele manier
gehaald kan worden uit de plooien van de politie, want de politie heeft
al 500 miljoen zelf weten op te brengen om die bezuiniging te dichten.
Wat gaan we dus doen om te voorkomen dat …
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik deel totaal de frustratie die ik hoor in de vraag van de heer Van
Nispen. Ik heb bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend met het
verzoek de politie door te lichten. We moeten gewoon weten hoeveel
agenten er op straat zijn. Hoe groot is de operationele capaciteit nu
eigenlijk? Ik heb de stukken echt zorgvuldig bestudeerd, inclusief de
grafieken die we er nu bij hebben gekregen over de financiële situatie,
maar het is in mijn ogen niet genoeg, want ik wil het veel preciezer
hebben.
Er werd vanochtend inderdaad gerefereerd aan die 800 miljoen als het
tekort. Maar dat blijkt uiteindelijk toch minder te zijn. Dat is een
getal in de toekomst, maar je wilt natuurlijk gewoon een reeks hebben.
Wat is er nou per jaar tekort, wat kan je er per jaar aan doen en wat
blijft er dan nog over? Ik vind de informatie die we hebben gekregen dus
veel te weinig concreet en specifiek. Ik hoop daar vandaag meer over te
horen van de minister, want in die motie van mijn hand over de
doorlichting van de begroting heb ik ook gezegd dat we volgend jaar een
apart wetgevingsoverleg over de begroting van de politie willen hebben.
Als het over meer dan acht miljard gaat, vind ik het oprecht onze taak
als parlementariërs, verantwoordelijkheid voor het budgetrecht, te weten
waar die 8 miljard naartoe gaat. Ik denk dat de heer Van Nispen dat zal
aanspreken.
Voorzitter. We willen allemaal hetzelfde, namelijk slagvaardige politie.
Ik denk dat iedereen hier dat vindt. En ik denk ook dat we het er
allemaal over eens zijn dat we er nu onvoldoende zicht op hebben. Dat
enkele feit vind ik heel zorgelijk.
De heer Van Nispen vraagt mij wat ik vind dat er volgend jaar moet
gebeuren. Dat kunnen we eigenlijk niet weten, want we hebben er dus
onvoldoende zicht op. Het enige wat ik er nu over wil zeggen, is dat op
een begroting van 8 miljard 40 miljoen vinden mij niet een al te hoog
percentage lijkt. Maar nogmaals, wij kunnen er nu niet veel over zeggen.
Wat levert het sluiten van politiebureaus bijvoorbeeld op? Dat weten we
allemaal niet. Welke zouden dat dan moeten zijn? Dat weten we niet.
Welke staan er op het lijstje? Weten we niet. Dus iedereen die hier nu
iets over zegt, berijdt gewoon zijn eigen hobbelpaardje.
De voorzitter:
Ja, hartelijk dank. We zijn met nog meer leden, dus we moeten nog
kortere antwoorden geven! De heer Van Nispen heeft nog een
interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik steun het verzoek om meer informatie en een apart debat volledig. Dat
hadden we eerder moeten doen. Steun, want daar zijn we het over eens.
Maar het blijft dan nog steeds de vraag hoe we dat probleem voor volgend
jaar oplossen. We zitten in een demissionaire periode en in een periode
dat de politieke partijen verkiezingsprogramma's gaan schrijven. Ik kan
u nu al voorspellen dat geen enkele partij zal opschrijven: wij willen
graag dat er bezuinigd wordt op de politie, dat er minder agenten komen,
dat mensen minder agenten in de wijk tegenkomen en dat het dus allemaal
minder veilig wordt. Ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen dat met mij eens
is.
Weet je, iedereen gaat weer zaken beloven. En dan moet je toch op z'n
minst zorgen dat je geen dingen belooft als je weet dat je straks in een
gat valt. Je zegt dan namelijk: dat zoeken ze bij de politie maar uit.
En dat gaat dan weer ten koste van de instroom en ten koste van de
opleidingen. Dat hebben we vanochtend allemaal gehoord! Dat gebeurt,
tenzij we nu zeggen: neem even de tijd om die informatie op orde te
krijgen. Dat was ook het pleidooi vanmorgen van de heer Otte van het
Openbaar Ministerie. Ik vond dat heel verstandig. Ik zou mevrouw
Michon-Derkzen willen vragen om daarop te reageren en om die vraag samen
met mij aan de minister te stellen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zal hier kort op antwoorden, voorzitter. Ik heb uit de brief van de
minister begrepen dat die 40 miljoen op te lossen is voor 2026. In de
brief staat overigens "enkele tientallen miljoenen", maar volgens mij is
het dus 42 miljoen. Maar dat hoor ik ook graag van de minister. Het is
blijkbaar op te lossen voor 2026, maar het zou goed zijn dat de minister
daar nu ook op ingaat.
Wat moet er in de jaren daarna gebeuren? Ik heb vanochtend begrepen dat
we de informatie daarover in het najaar krijgen. Die informatie moeten
we vervolgens in het WGO, dat we met elkaar hebben afgesproken,
meerjarig bespreken, want de minister vindt dat nu, gezien zijn
demissionaire positie, te ver gaan.
Ik heb het dus zo opgevat dat het voor 2026 op te lossen is. Zo lees ik
althans de stukken van de minister. Maar daarna hebben we dus met elkaar
wel even een kluif te verhapstukken. Dat probleem zullen we met elkaar
moeten aanpakken en iedereen zal daarvoor natuurlijk zijn eigen agenda
inzetten.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Zijn er nog andere interrupties? Ja, mevrouw Van der
Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is de laatste week voor het zomerreces en dan is het altijd goed om
even terug te blikken. En misschien moeten we nu zelfs wat verder
teruggaan in de tijd.
De start van de nationale politie is inmiddels twaalf jaar geleden. Ik
heb het even opgezocht: in die tijd hebben vijf ministers van de VVD
zich over dit dossier gebogen. Dat zijn de heren Opstelten, Van der
Steur en Blok, mevrouw Yeşilgöz en de heer Van Weel. We hebben het nu
over de problemen van vandaag, maar hoe reflecteert u op wat ik nu maar
even "dit bewindvoerderschap over deze portefeuille" noem?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat vind ik een prachtige vraag, omdat het mij de gelegenheid geeft om
een klein historisch perspectief te schetsen van de positie van de VVD
op de politie.
Onder Rutte I is in 2010 de nationale politie ontstaan. Ik vind dat nog
steeds de enige goede weg. Het is namelijk de logische manier om met de
politie om te gaan. In 2012 is er bezuinigd op de politie, omdat we te
maken kregen met een grote financiële crisis. De politie is toen om 300
miljoen gevraagd, maar vanaf de kabinetten-Rutte III en verder is er
zwaar geïnvesteerd in de politie. Het is immers gegaan van 5,5 miljard
naar ruim 8 miljard.
Mevrouw Van der Werf vraagt mij te reflecteren op de VVD-positie over de
politie en dan zit mijn zorg dus niet bij het budget, want dat is
verhoogd. Wat ik wel zorgelijk vind — dat hoorde je vandaag ook weer —
is dat de informatie over de politie echt tekortschiet. Het gaat dan dus
om sturingsinformatie. Wie zit waar? Waar zitten de operationele mensen?
Hoe krijg je nou boven water wat er in Groningen en wat er in Heerlen
gebeurt?
Het betekent dat er een gezamenlijke opgave ligt, namelijk van zowel de
politie als het ministerie. Daarom ben ik op zich ook heel blij met de
presentatie van vanochtend, want daar zit geen woord Spaans bij! De
tegel is nu gelicht, in eerste instantie door de politie zelf. Die had
daar, vond ik, kraakheldere sheets over. Ik weet niet of de minister die
kent. Ik kijk hem even aan, want we hebben het vanochtend allemaal
gehoord. Dat moet nu dus ook aangepakt worden. Maar ja, dat is dus mijn
reflectie hierop.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor deze reflectie. Maar deze tekorten zijn natuurlijk geen
natuurverschijnsel. Sterker nog, uw partij stond erbij en keek ernaar.
Het is natuurlijk ook niet alleen maar de schuld van de heer Van Weel,
die nu een oplossing aan het zoeken is voor volgend jaar. Ik keek ook
even terug naar het aantal agenten. Dat zijn er maar net meer dan bij de
start. In 2012 waren er 51.552 operationeel. Vorig jaar waren dat er
51.610. Al die posters met die kekke oranje streep eronder met "meer
blauw op straat" hebben 50 man opgeleverd. Hoe reflecteert u daar nou
op?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan kan ik nog een keer het VVD-perspectief vertellen. Door
opeenvolgende ministers is er budget bij gekomen voor de politie. We
hebben 700 extra wijkagenten met de motie-Hermans, los van wat er elke
keer bij de start van een nieuw kabinet bij is gekomen. Ik ben het met
mevrouw Van der Werf eens als ze zegt: we hebben er te weinig concreet
blauw op straat voor teruggezien. We zaten er allemaal bij. Vandaag
horen we eigenlijk: kijk eens aan, we hebben nog heel erg veel tekorten,
want huisvesting en IV zijn te duur. Ik wil maar zeggen: het zit dus
niet in het ophogen van het budget voor de politie, want in al die jaren
zijn de lonen omhooggegaan en wordt er wat gedaan voor de
PTSS-problematiek. Gelukkig is er voor al die dingen geld vrijgemaakt.
Het resultaat, blauw op straat, schiet tekort. Daar heb ik ook eerder
een punt van gemaakt. Ik vind dat er binnen de politie veel te veel
kantoortijgers zijn. Ze moeten allemaal veel meer op straat. Ik vind dat
je niet met één dienst per maand je executieve status moet behouden,
maar dat je veel vaker diensten moet draaien. Ik heb vanochtend ook nog
aan de vakbondsvoorzitter gevraagd of dat ruimhartiger kan. Wij moeten
hier dus met elkaar sturen op de prestaties van de politie, om ervoor te
zorgen dat degenen die operationeel werk kunnen doen, ook daadwerkelijk
het operationele werk doen. Dat is wat we moeten doen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Uw laatste interruptie, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank aan mevrouw Michon dat zij ook eerlijk toegeeft dat het niet is
gelukt om genoeg mensen op straat te krijgen. Ik denk dat we dat
allemaal kunnen constateren. Waar ik het niet helemaal mee eens ben, is
dat ze dan ook een beetje de schuld geeft aan de politie zelf, zo van:
er zijn zo veel kantoortijgers daar op de zaak. We hebben vanochtend ook
gehoord dat de politiek gewoon veel te weinig geleverd heeft. Met mijn
eerdere punt wilde ik zeggen: vijf periodes lang stond uw partij erbij
en keek uw partij ernaar. Er is ook nu heronderhandeld. Er was ook nu
weer de gelegenheid om te zeggen: we doen er wél extra geld naartoe. Ik
vind het prima dat u hier een soort van beschouwende blik geeft, maar
het is niet uit de lucht komen vallen. Het is dan volgens mij ook heel
eerlijk om dat er even bij te zeggen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb het idee dat mevrouw Van der Werf een opmerking blijft maken
omdat ze anders haar punten niet heeft gemaakt. In de opeenvolgende
kabinetten waar we naar gekeken hebben, zat de partij van mevrouw Van
der Werf ook. Daarbij hebben we dus inderdaad, gelukkig, aan de start
ook extra geld voor de politie weten vrij te maken, waarvoor dank voor
de medewerking. Wij sturen hier met elkaar op aantallen politieagenten.
Dat is namelijk ook precies — dat is vanochtend ook gedeeld — een
probleem van de politie: wij zetten, terecht, een hek om blauw op
straat, om die wijkagent. Dat hek moet wat mij betreft zelfs nog
steviger en hoger, nu we met deze bezuinigingen te maken kunnen krijgen.
We komen niet aan het blauw op straat. We komen niet aan de wijkagent.
Dat betekent dus dat je ergens anders keuzes moet gaan maken.
Maar wij sturen met elkaar sinds jaar en dag op aantallen agenten. Wat
betreft die aantallen agenten hebben we, ook door het tekort bij de
Politieacademie en de enorme pensioengolf, keer op keer in debatten
gezegd: "Opschieten met de instroom bij de Politieacademie! Verkort die
opleiding, want we willen de sterkte op orde houden." Ik vind het in die
zin een knappe prestatie dat die sterkte is gestegen, terwijl er zo'n
enorme pensioengolf is geweest. Dat is gelukt omdat de Politieacademie
de opleiding van vier naar twee jaar heeft bekort. Dus wij zitten
non-stop, een paar keer per jaar, met elkaar te duwen om ervoor te
zorgen dat er voldoende blauw op straat is, en terecht. Dat moeten we
blijven doen, ook met de uitdaging die we nu hebben. Daar kan mevrouw
Van der Werf mij altijd op bevragen. Daar wil ik ook prima
verantwoording over afleggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn verder geen interrupties op dit punt. Dan gaan we
luisteren naar de inbreng van de heer Eerdmans. U heeft vier
minuten.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u zeer. In het hoofdjaarbericht staan de financiële
problemen bij de politie. Daar schrik je van. Het gaat om een tekort van
300 miljoen euro vanaf 2030. Dat is gewoon echt heel zorgelijk. Het OM
en burgemeesters vrezen voor minder wijkagenten, voor een dalend aantal
opsporingszaken en voor roosters die niet meer rondkomen, en dus voor
een hele hoge druk op het personeel.
Voorzitter. Dat is problematisch. Op zich zie ik verklaarbare redenen,
zoals natuurlijk digitalisering en personeelskosten. Maar ik zie ook als
reden: hogere huisvestingskosten als gevolg van de duurzaamheidseisen.
Als ik het goed begrijp, komt de taak van de nationale politie, die
primair verantwoordelijk is voor onze veiligheid, in het geding omdat
wij duurzaamheidsverplichtingen moeten nastreven. Dat vind ik
onbegrijpelijk. Ik denk ook dat politiemensen zelf niet zitten te
wachten op een warmtepomp, maar vooral zitten te wachten op goede
spullen en voldoende collega's om hun werk fatsoenlijk uit te voeren. Ik
wil dus graag een reactie. Wat vindt de minister van deze eisen die
worden gesteld aan de politie? Kunnen die eisen worden afgezwakt?
Voorzitter. De boekhouding blijkt op het ministerie toch een rommeltje
te zijn. 900 verdachten van gewelds- en zedenzaken ontlopen hun straf.
Dat bleek vorige maand uit het rapport van de Rekenkamer. Dat is
overigens al tien jaar zo. Namen van verdachten en veroordeelden worden
door elkaar gehusseld. Er zijn invoerfouten, maar ook fraudegevallen.
Ambtenaren zeggen: we liggen er al wakker van sinds 2005. Nou zit ik te
denken: Van Nispen zat hier toen al. Die heeft dit volgens mij ook
weleens aan de orde gesteld in al die tijd. Mijn vraag aan de minister,
ook mede namens de SP: om hoeveel verdachten gaat het nou eigenlijk
precies op dit moment? Hoe gaat deze chaos nou opgeruimd worden? Het is
overigens niet alleen het ministerie van Justitie; ook andere
departementen gaan hieronder gebukt.
Voorzitter. Het vertrouwen in de politie is 80%. Dat is echt fors. Dat
is hoog. Daar ben ik blij mee. Volgens mij geldt dat ook voor de politie
als werkgever. Dat is ook belangrijk. Er wordt namelijk heel veel van de
politie gevraagd. Ik denk altijd: wat hebben wij toch een mooi land,
waarin de politie optreedt, maar ook niet bij elke verkeerde opmerking
iemand meteen kreupel slaat, zoals je weleens in andere landen ziet.
Tegelijkertijd vraag ik me af: hoelang blijf je nog je geduld bewaren
als agent, als je ziet hoe de meute je sart, beledigt en uitdaagt? Dat
overkomt heel veel hulpverleners; dat weten we. We hebben duidelijk
gezegd als JA21: wie aan de hulpverleners komt, komt aan ons. Samen met
de VVD hebben we nu het taakstrafverbod voor geweld tegen hulpverleners
ingebracht. Dat is superbelangrijk, want je moet daarbij echt zij aan
zij staan met de hulpverleners.
Tegelijkertijd is preventie belangrijk. Deze of afgelopen week is de
campagne "Blijf jezelf, tel tot 11" gestart om die agressie tegen
hulpverleners te voorkomen. Maar welke analyse ligt daar nou aan ten
grondslag? Want ik heb bij het debat over oud en nieuw gevraagd: weten
we inmiddels waar dat geweld met oud en nieuw vandaan komt? Eigenlijk is
het antwoord daarop: we weten het niet. Ik denk dat het heel erg te
maken heeft met drank, drugs en alle remmen los. Maar werkt zo'n
campagne dan wel voor mensen die zich overgeven aan het moment en
helemaal uit hun dak gaan? Dat is mijn vraag.
Voorzitter. Dan over demonstraties. Er wordt gewerkt aan een nieuwe
bevoegdheid, lees ik, om politie ook in openbare bronnen te kunnen laten
meelezen. Geldt dat nou ook voor Telegram- en WhatsApp-groepen? Daar ben
ik benieuwd naar, want dat snijdt natuurlijk met de privacy. Maar er
wordt wel om gevraagd vanuit het veld. Ook graag een reactie op hoe het
nu loopt met het wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding. Ligt dat
op schema met het WODC-onderzoek daarnaar? Graag een reactie.
Voorzitter. Tot slot het Zweedse bendegeweld. We weten dat dat zich
uitsmeert. Dat zijn dus bendes die zorgen voor ongeveer 360
schietincidenten in Zweden en 50 doden. Dat is een nieuw fenomeen. Dat
breidt zich ook uit buiten Zweden, naar landen als Noorwegen en
Duitsland, en dus ook naar Nederland, wordt gezegd. Afgelopen week was
er nog een aantal arrestaties vanwege een moord in het Brabantse
Oosterhout. Maar mijn punt is: die bendes ronselen gewoon jongens op
school, maar ook in openbare groepen op WhatsApp en Telegram. Die zijn
heel jong en heel kwetsbaar. Een Deense criminoloog noemt dat de nieuwe
kluseconomie: je wordt gewoon geronseld en erbij getrokken voor het
gooien van een granaat of het plegen van een moord. Kortom: is er
contact met de autoriteiten in Zweden om dit fenomeen in kaart te
brengen en ook in Nederland absoluut bij de bron aan te pakken?
Voorzitter, daar moet ik het bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijke dank voor uw inbreng. De heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal vandaag een aantal onderwerpen
aanstippen. Dat zal grotendeels gaan over de aanpak van gedigitaliseerde
criminaliteit en cybercrime door de politie. Daar hebben we als
commissie een tijd geleden een heel interessant werkbezoek over
gehad.
Maar eerst wil ik nog even ingaan op de financiële positie van de
politie. Vanochtend hebben we hier een gesprek over gehad en het kwam
ook terug in de halfjaarbrief: er is sprake van grote structurele
tekorten. Dat is ook door mijn voorgangers aangekaart. Die zijn nu boven
tafel, maar die hebben natuurlijk wel grote gevolgen voor de keuzes van
de politie, en daarmee ook voor de samenleving. De politie moet
natuurlijk dermate wendbaar zijn in haar financiering dat de
operationele capaciteiten niet gaan lijden onder die tekorten. Wat ons
betreft zijn er ook geen taboes om dit voor elkaar te krijgen. We gaan
niet ontkomen aan pijnlijke keuzes op termijn.
De politie deed ook een duidelijke oproep om minder te verschotten in de
begroting. Dat is wat mij betreft niet aan dovemansoren gericht.
Uiteraard zijn investeringen in bijvoorbeeld hightechcrime en andere
expertisen nodig om de opsporing toekomstbestendig te maken. Daar zal ik
in mijn spreektekst later ook uitgebreid op terugkomen. Maar het
belangrijkste is natuurlijk dat de basis op orde gebracht wordt. Ik heb
dat al eerder gevraagd, maar toch vraag ik opnieuw aan de minister: ziet
hij nog mogelijkheden om de politiebegroting te ontschotten, zodat dit
de wendbaarheid van de politie ten goede komt?
Voorzitter. Dan iets heel anders. Voor het eerst zijn er meer
geregistreerde slachtoffers van digitale strafbare feiten dan van
fysieke strafbare feiten. Waarschijnlijk is dat eigenlijk al jarenlang
zo. Maar bij deze vorm van criminaliteit speelt een belangrijke rol dat
de meldingsbereidheid door schaamte erg laag ligt. Er moet wat ons
betreft meer aandacht komen voor slachtofferpreventie. We moeten ook
waarschuwen voor digitale kwetsbaarheden, bijvoorbeeld door mensen
tijdig in te seinen dat ze aangevallen worden, gehackt zijn of in een
database staan et cetera.
Ontbrekende grondslagen voor gegevensdeling binnen de politie met andere
overheden en/of private partijen belemmeren dit nu, zegt de politie ook.
De AVG kan hierbij beperkend werken, terwijl die eigenlijk bedoeld is om
mensen te beschermen. De politie heeft behoefte aan een apart framework
hiervoor en aan een grondslag voor het delen van bepaalde gegevens.
Daarbij is te denken aan hashes, IP-adressen en telefoonnummers, die
soms ook worden aangemerkt als persoonsgegevens, terwijl ze eigenlijk
een relatief kleine inbreuk op de privacy maken. Wil de minister daarom
in kaart brengen op welke punten en voor welke relaties er een grondslag
nodig is voor meer gegevensdeling? Zou dit mogelijk kunnen zijn vanuit
het perspectief van slachtofferpreventie, waarbij "zo min mogelijk
inbreuk op de privacy" het uitgangspunt is? Is de minister het met mij
eens dat het inrichten van een apart datadelingsframework voor
slachtofferpreventie nut heeft? Ik overweeg op dit punt een motie.
Daarnaast is een probleem bij dit soort zaken dat er sprake is van
massaal slachtofferschap. Soms zijn er bij gedigitaliseerde
criminaliteit bijvoorbeeld wel 300 slachtoffers in één zaak. Het dilemma
dat dan ontstaat, is dat het waarborgen van de slachtofferrechten van
alle slachtoffers moet worden afgewogen om de opsporing en de vervolging
werkbaar te houden. In de praktijk worden daardoor niet alle
slachtoffers benaderd voor een strafzaak, maar slechts een deel. Wat ons
betreft moeten we toe naar een systeem waarin het bij dit soort zaken
veel eenvoudiger wordt om tot wel honderden slachtoffers te kunnen
voegen, zonder dat daarbij het hele strafrechtsysteem wordt platgelegd.
Zou de minister bereid zijn om te verkennen wat er op dit vlak mogelijk
is, en of hier wetswijzigingen of beleidswijzigingen voor nodig zijn en,
zo ja, welke? Ik wil graag een toezegging op dit punt.
Dan heb ik nog een aantal vragen over de hackbevoegdheid van de politie.
Onder omstandigheden kan dit een zeer nuttige bevoegdheid zijn. De
politie geeft echter wel aan dat de voorwaarden om deze in te zetten
dermate strikt zijn dat ze de bevoegdheid in de praktijk nog nauwelijks
kunnen inzetten. Wat is het beeld van de minister hierbij? Waar zitten
volgens hem de belemmeringen? Moet en kan hier iets aan gewijzigd
worden? Vormt de structuur van verslaglegging vooraf een belemmering?
Zou dat ondervangen kunnen worden door toe te werken naar een andere
constructie waarbij bijvoorbeeld sprake is van continu toezicht?
Voorzitter. Dan bad hosting, een grote frustratie van de politie bij
opsporing en handhaving. Op mijn verzoek heeft er een verkenning
plaatsgevonden naar de aanpak hiervan. Dat heeft nuttige
aanknopingspunten opgeleverd. Dus ook dank aan de minister voor de
heldere brief op dat punt; daar ben ik erg blij mee. Wat ons betreft is
het belangrijk om daar vaart in te houden, zodat we ook snel de nodige
vervolgstappen in gang kunnen zetten. Daarom zou ik ook graag op een
later moment een motie willen indienen om die verkenning uit te werken
in een concreet plan van aanpak.
Mag ik nog één laatste zin, voorzitter, om af te ronden?
De voorzitter:
Een laatste zin.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Een afrondende zin. Tot slot. We hebben het natuurlijk vaak over de
wijkagent, maar ook de recherche staat onder druk, hebben wij gehoord.
Het tekort is eigenlijk nog veel groter dan bij wijkagenten. Welke
acties, vraag ik de minister, worden er ondernomen om specifiek meer
rechercheurs te werven.
Dat was het van mijn kant.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de vloer aan de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met complimenten aan alle 27.000
politieagenten die vorige week en de tijd daarvoor ervoor hebben gezorgd
dat de NAVO-top veilig is verlopen. Ook complimenten aan deze minister.
Het is indrukwekkend om te zien hoe de grootste veiligheidsoperatie ooit
in ons land tot een succes is gebracht en waartoe onze
veiligheidsdiensten in staat zijn. Op voorstel van de NAVO steunt dit
kabinet het plan om 1,5% van het bbp per jaar te besteden aan de
versterking van de maatschappelijke weerbaarheid. We zien dat alle
ministeries al hard aan het lobbyen zijn over hoe dat ingevuld moet
worden. Wat het CDA betreft hoort de politie daar zeker onder. Graag een
reactie hoe de minister daarnaar kijkt.
Zonder de politie kon deze veiligheidsoperatie niet slagen. Daarom is
het zo tegenstrijdig dat we collectief lof uitspreken voor politie,
terwijl deze regering onvoldoende de problemen erkent waarmee de
organisatie te maken heeft. We hebben een brief ontvangen van de
politievakbonden, die bezorgd zijn over de grote financiële tekorten bij
de politie. Vanmorgen is het ons in deze Kamer uitgebreid toegelicht
door de politie. De korpschef heeft aangegeven dat er een structureel
tekort is van ruim 800 miljoen. Het loopt zelfs tegen de 900 miljoen
aan. Als dit zo doorgaat, gaat het ten koste van de politiemensen. We
kunnen het ons niet veroorloven dat zij de dupe worden van de problemen
die dit kabinet nu creëert. Wat zijn volgens de minister de gevolgen als
de financiële problemen niet worden opgelost? Hoe voorkomt hij dat dit
ten koste gaat van politieagenten zelf?
Voorzitter. Samen met collega's Mutluer en Van der Werf heb ik eind
vorig jaar een initiatiefnota gemaakt over de aanpak van PTSS bij
geüniformeerde beroepen, met het plan om PTSS landelijk te erkennen als
beroepsziekte voor zowel de politie, brandweer, ambulance, Defensie en
de boa's. De minister heeft toegezegd om nog voor de zomer met een
kabinetsreactie te komen. Komt die deze week dan nog, vraag ik de
minister.
We vragen ons sowieso af of er wel genoeg urgentie wordt gevoeld bij dit
onderwerp. Deze week lazen we dat PTSS nog steeds niet landelijk erkend
is als beroepsziekte bij bijvoorbeeld de brandweer, terwijl er vorig
jaar al een breed aangenomen motie hiervoor lag. Er is ook nog steeds
geen geld voor gereserveerd. Hoe kan dat, vraag ik de minister. De
brandweermensen worden er moedeloos van en voelen zich niet serieus
genomen. Dat begrijpen we.
Voorzitter. Tot slot de bewapening van de groene boa's. Onze boa's
moeten steeds vaker werk doen dat overlapt met politiewerk, waardoor zij
in gevaarlijke situaties terechtkomen, vooral in het buitengebied, als
het gaat om drugscriminaliteit en ondermijning. De minister schreef in
antwoorden op onze schriftelijke vragen hierover dat rond de zomer een
beschouwing komt over het boa-bestel. Is deze al gereed? En nog
belangrijker: is er ook samenspraak met de groene boa's over de
totstandkoming daarvan? Kan de minister de toezegging doen dat er in
deze beschouwing geen inperking wordt opgenomen van de bevoegdheden van
groene boa's? In hoeverre worden hierin toekenningscriteria van
geweldsmiddelen voor groene boa's verbeterd, ook expliciet aan de kant
van Justis?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ruim binnen de tijd; een voorbeeld voor alle Kamerleden. Er zijn nog
enkele vragen aan u, allereerst eentje van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Wij hebben gisteravond ook onze complimenten uitgedeeld aan de minister
voor de NAVO-top. Ik vond het heel opvallend dat tijdens die hele
NAVO-top geen één activist op de snelweg te bekennen was. Hoe kwam dat
nou? Dat was omdat er een noodverordening was. Toen heb ik tegen de
minister gezegd: waar een wil is, is een weg; als we die ellendelingen,
die idioten, niet meer op de A12 willen hebben, dan moet je dus
inderdaad zeggen "er is geen plek op de A12 voor jullie", want dan
gebeurt het ook niet. Ik heb de minister dus verzocht: laten we eens
kijken naar die noodverordening, want misschien valt dat wel te
herhalen, te reproduceren, als we dan toch een aankondiging zien van XR
om weer op de A12 te gaan zitten en onze snelweg te blokkeren. Niemand
mag dat doen, want in het normale leven zijn er zes regels die verbieden
dat we op de snelweg lopen, maar blijkbaar is er voor een activist van
Extinction een uitzondering beschikbaar. Ik snap dat niet. Heel veel
mensen snappen dat niet. Kortom, de vraag aan het CDA is: zou JA21
gesteund kunnen worden als wij bij de minister gaan bepleiten om
permanent een noodverordening uit te delen bij elke aankondiging van
Extinction om de A12 te blokkeren?
De heer Boswijk (CDA):
De heer Eerdmans vindt mij aan zijn zijde als het gaat over de
frustratie over de mensen die ondermijnend bezig zijn. Dat zorgt voor
enorme druk op het politieapparaat. Het is als burger buitengewoon
frustrerend om te zien dat je schijnbaar straffeloos de wet kunt
overtreden. Daarom hebben wij vaker samen moties ingediend en heel veel
moties van JA21 gesteund die dan ook werden aangenomen. Ik heb ook de
motie gezien van collega Eerdmans over die noodverordening. Die
noodverordening is inderdaad succesvol geweest. Ik vraag me alleen af in
hoeverre het juridisch houdbaar is om dat permanent te doen. Ik heb mij
recent laten informeren door wat juristen en wat burgemeesters. Er is
eigenlijk al heel veel mogelijk. Het gaat nu vooral fout omdat
burgemeesters nog onvoldoende op de hoogte zijn van hun instrumenten,
maar ook omdat het Openbaar Ministerie, dat burgemeesters vaak
adviseert, verschillende adviezen afgeeft. Dus de ene regio krijgt een
ander advies van de burgemeester dan de andere. Daar kwam ik achter toen
ik, wat is het, een week of drie geleden met 30 burgemeesters heb
afgesproken, onder anderen burgemeesters die pas geleden de
demonstraties hadden van Christenen voor Israël. De vraag was: waarom
grepen jullie niet in en die andere gemeenten wel? Ze zeiden: wij kregen
van het OM dit advies. Toen zeiden andere burgemeesters: hé, dat is gek;
ik had in een soortgelijke situatie een ander advies gekregen. Dus mijn
vraag aan de minister zou eigenlijk, via deze interruptie, zijn: erkent
hij dit probleem en hoe kijkt hij naar het voorstel van JA21?
De heer Eerdmans (JA21):
Die motie ligt er inderdaad. Die is gisteravond ingediend. Ik wacht
natuurlijk ook op de appreciatie daarvan. Niettemin ben ik het eens met
een aantal dingen die u noemt. Daar gaat het ook over bij bijvoorbeeld
de burgemeester van Den Haag. Die zegt: niet altijd zit iedereen in de
meewerkstand. Mij gaat het hierom. Als Trump komt, is de A12 schoon. Als
Trump weg is, kunnen ze zich gewoon weer parkeren, zich totaal aan
niemand iets gelegen laten liggen, kunnen ze wetten overtreden, mensen
en de politie tot last zijn en moeten er bussen naar het ADO-stadion.
Het gaat helemaal nergens over. Dus ik wil gewoon dat dit permanent
wordt. Natuurlijk gaan we niet een permanente noodverordening zetten op
de A12, maar wel op het moment dat er een aankondiging is dat er weer
idioten op de A12 gaan zitten, zich laten vastplakken en wegslepen
enzovoorts. Dat is vermoeiend, irritant en kost geld en energie. We
hebben de politie heel hard nodig voor andere dingen. Kortom: CDA, denk
alsjeblieft mee en ga in de meewerkstand. Dan gaan we de minister
overtuigen. Ik hoop overigens ook op de andere collega's, ter linker- en
rechterzijde. We gaan gewoon die A12 verdedigen; daar komt het op neer.
Geen idioten meer op de A12, zittend, slapend of liggend; gewoon niet.
Mijn vraag is inderdaad: laten we het gewoon mogelijk maken. In feite
hebben we gezien dat het met Trump mogelijk is en zonder Trump niet. Ik
vraag me af: wat heeft Trump daarmee te maken?
De heer Boswijk (CDA):
Ik stel voor dat we Trump gewoon vaker gaan uitnodigen! Nee, maar ik
beschouw mezelf minder op het niveau van Trump als normale sterveling,
dus ik kan me voorstellen dat de risico's dan wat anders zijn als er een
blokkade van de A12 is, hoewel ik het buitengewoon irritant,
onacceptabel enzovoorts vind. Maar ik kan me voorstellen dat er andere
regels gelden als er een wereldleider langskomt met grote potentiële
consequenties voor het bondgenootschap, enzovoort. Dus ik snap dat je
dan andere instrumenten kan gebruiken, zoals een noodverordening. Maar
nogmaals, wij zitten in de meewerkstand, want ik deel de frustratie van
collega Eerdmans. Hij weet ook uit de geschiedenis dat wij heel veel
moties van hem hebben gesteund. Sterker nog, we hebben ze ook samen
ingediend. Bij dezen wil ik even van de minister horen hoe hij ernaar
kijkt. Mijn gevoel zegt dat dit juridisch niet houdbaar is. Dus het is
misschien mooi als de motie wordt aangenomen, maar als die dan
vervolgens wordt vernietigd, helpt het niet. Ik ben vooral benieuwd of
er niet al heel veel instrumenten zijn waar burgemeesters allang iets
mee kunnen, maar dat door onwetendheid of onwil — ik heb geen idee —
mogelijk niet doen. Dat is misschien nog een veel snellere route om dit
op te pakken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Eerdmans, uw laatste interruptie dan. Laat maar?
Die bewaren we nog eventjes. Mevrouw Mutluer had ook nog een
vraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Collega Boswijk en ik hebben vaker samen opgetrokken als het gaat om
PTSS, zowel bij de brandweer als bij de politie. Zo verwacht ik weinig
van het demissionair kabinet als het gaat om de landelijke erkenning van
PTSS en boter bij de vis. Daarom heb ik een eigen amendement, waarvan ik
nog steeds hoop dat het CDA dat gaat ondersteunen. Ik richt mijn vraag
op de politie. Wij zien dat de politie met name te maken heeft met
tegenwerking als het gaat om PTSS. Dan lijkt ook nog het budget voor
PTSS-hulp en de schadevergoedingen tekort te schieten. Zeker gezien de
financiële tekorten waar de politie mee te maken heeft, vind ik dat
voorkomen moet worden dat uiteindelijk deze agenten, die kwetsbaar zijn
en PTSS hebben, de rekening moeten gaan betalen. Is hij het met me eens?
En wat vraagt hij eigenlijk concreet aan de minister richting de
begroting, zeker ten aanzien van het stukje over de politie en PTSS,
uiteraard in relatie tot de financiële tekorten waar de politie nu mee
van doen heeft?
De heer Boswijk (CDA):
Allereerst wil ik wat zeggen over het amendement over PTSS bij de
brandweer. Ik ga er alles aan doen om te zorgen dat wij dat gaan
steunen, maar ik zeg in alle openheid: wij hebben in onze
fractievergadering vorige week besloten dat we geen financiële claims
gaan doen tot aan de verkiezingen. Daar heb ik toen mee ingestemd. Nu
denk ik: dat had ik nooit moeten doen. Dus ik moet kijken of ik daar nog
een bocht kan maken. Dan weten jullie dat ook allemaal.
Het andere punt gaat over PTSS bij onder andere de politie. We hebben
ook in de brief kunnen lezen dat dat inderdaad een financieel probleem
is. Ik ben heel benieuwd hoe de minister reflecteert op de lezing die
wij vanochtend hebben gehad. Ik denk dat wij allemaal van mening zijn
dat politieagenten niet het kind van de rekening mogen worden, helemaal
niet de mensen die door hun werk in een kwetsbare positie zijn gekomen.
Tegelijkertijd — dat zeggen we ook in onze initiatiefnota — zijn er veel
meer punten die voor nog meer frustratie zorgen. Dat is niet alleen
geldtekort, maar ook het feit dat je zelf de bewijslast hebt om aan te
tonen dat je PTSS hebt en, als dat het geval is, dat door je werk komt
en niet door iets anders. De voorzitter van de vakbond zei vanmorgen dat
dat er soms voor zorgt dat mensen een tweede trauma hebben. Ik denk
eerlijk gezegd dat wij met z'n drieën een heel mooi rond verhaal op dit
punt hebben gemaakt. Het zou mooi zijn als het kabinet, zoals het heeft
beloofd, nog deze week erop kan reageren, zodat we wellicht nog voor de
verkiezingen hier ook met de Kamer nog iets mee kunnen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat is zo te zien voldoende. Dan is het woord aan de
heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Toepasselijk voor de OG en het AOT is om
letterlijk met de deur in huis te vallen. Dat doe ik om te beginnen met
de laatste regel uit het WODC-rapport Aanhoudend dienstbaar. Daar staat
namelijk dat ondanks gebrekkige wet- en regelgeving en gebrekkig
toezicht de OG's en AOT's doorgaans hun taken beheerst en met goed
resultaat uitvoeren, hetgeen pleit voor de professionaliteit van de
operationeel leidinggevenden en het uitvoerende personeel. Een terechte
dikke pluim voor deze politiemensen, dus. Als je dan bedenkt dat AOT'ers
fulltime bezig zijn met hun werk en hun inzetten, terwijl OG'ers dit
doen als neventaak, dan doet die laatste groep het dus prima.
Dan de verschillen en de aanbevelingen over het inzetten van beide
eenheden. Een AOT wordt ingezet met toestemming van een hoofdofficier
van justitie of een burgemeester. Een OG wordt ingezet met toestemming
van een sectorhoofd politie of een chef van dienst, altijd na toetsing
van de casus door de leiding van het AOT. Met andere woorden: de
aanhoudingen die de basiseenheid te boven gaan, dus waarbij meestal
sprake is van een geweldsprobleem, doch die te licht zijn voor een AOT,
worden opgepakt door een OG — vergeef me de afkortingen, voorzitter — na
toetsing door een hogere politiechef en afstemming met de leiding van
het AOT. Als de inschatting wordt gemaakt dat de klus te zwaar is of te
moeilijk wordt, bijvoorbeeld door zwaar vuurwapengevaarlijke verdachten,
neemt het AOT het alsnog over. Wat ons betreft is dat voldoende
gewaarborgd.
We onderschrijven wel de aanbeveling dat de regelgeving omtrent
besluitvorming en inzet van OG's beter beschreven zou moeten worden. Dat
geldt ook voor het achteraf administreren van een OG-inzet. Dat moet net
als bij een AOT-inzet, niet met een simpele mutatie in het
politiesysteem. En natuurlijk moet je een OG voldoende uitrusten met
middelen en voertuigen, zodat ze hun werk goed en veilig kunnen doen.
Dat is ook in het belang van de verdachten, trouwens. Ik heb weleens een
verdachte na een inval horen zeggen dat hij blij was door een AOT of OG
te zijn aangehouden en niet een inval van rivaliserende criminelen voor
z'n kiezen had gekregen, omdat het dan slechter met 'm was afgelopen.
Verder ben ik benieuwd naar het antwoord van de minister over de overige
aanbevelingen.
Voorzitter. Nu iets ernstigers. Wij maken ons ook ernstige zorgen over
de financiële situatie bij de politie. We hebben vanochtend in de
gesprekken met onder anderen de korpschef gehoord dat men de problemen
nu op tafel heeft en dat er hard gewerkt wordt aan oplossingen. In de
brief van de minister staat dat er personele maatregelen genomen dienen
te worden om dit resterende tekort op te lossen. Waar nu al ernstige
capaciteitsproblemen zijn, waar nu al geknepen wordt, kan het niet zo
zijn dat er nog meer personele maatregelen worden genomen. Dat gaat ons
echt raken in de nationale veiligheid.
Voorzitter. Ik chargeer nu, maar er wordt te veel vergaderd over zaken
die allang besloten zijn binnen de politie. Stuur die chefs de straat op
om leiding te geven aan echt politiewerk. Daar valt nog heel wat
capaciteit te genereren. Hoe gaat de minister de middelen vinden om in
ieder geval op korte termijn de gaten te dichten?
Dan nog iets over demonstraties. De PVV komt niet aan het recht op
demonstratie, maar men moet zich daarbij wel aan de regels houden. Een
van die regels is dat demonstraties van tevoren moeten worden aangemeld
bij het lokale gezag. Dat is niet voor niks, want dan kan het gezag
maatregelen nemen om het te faciliteren en hoeft er niet ad hoc
opgetreden te worden. Zo noem ik ook het landelijk registreren van
aangekondigde demonstraties, zodat er een overzicht is van wat er staat
te gebeuren, zodat je daarop kunt inspelen.
Voorzitter. Ten slotte nog een opmerking over het meldpunt 144 Red een
dier. De PVV vindt dat dit meldpunt bij de politie dient te blijven, en
niet uitbesteed moet worden aan een andere organisatie. Uitbesteden is
niet praktisch. Een burger doet dan een melding bij deze organisatie,
die de melding dan weer moet doorgeleiden naar de politie om op te
treden. Dat is een onnodige omweg. Laat het gewoon bij de politie.
Bovendien blijkt in de praktijk dat er bij dierenmishandeling vaak ook
onderliggende problemen zijn, zoals huiselijk geweld, kinderleed en
verslavingsproblematiek. Meldpunt 144 heeft dus wel degelijk een
signalerende functie, ook voor andere problemen. Graag een reactie van
de minister.
Tot zover.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Nispen was als eerste, voor zijn laatste
interruptie alweer.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Aardema sprak natuurlijk met verve over zijn zorgen over de
financiële problemen bij de politie. Hij vond dat politiechefs wat vaker
de straat op moeten. Maar hij zei ook tegen de minister dat hij het
financiële gat moet dichten. Nou is eigenlijk mijn vraag aan de heer
Aardema, die het vanmorgen ook allemaal heeft aangehoord: wat is tot nu
toe zijn conclusie of zijn oproep aan de minister? Vindt hij nou dat dit
nog uit de plooien van de politieorganisatie zelf kan komen of vindt hij
dat de politie dit moet voorkomen en sowieso zelf het gat moet dichten
om ervoor te zorgen dat er in ieder geval in 2026, in deze demissionaire
periode, geen problemen komen met het vullen van roosters en met de
opleidingen, waar mensen op straat de gevolgen van ondervinden?
De heer Aardema (PVV):
Die problemen zijn er nu al, want er is nu al een groot
capaciteitsprobleem. Je kunt nog wel door gaan snijden, maar dan kom je
op een gegeven moment op het bot en wordt het alleen maar erger. Je zult
middelen moeten vinden. Wat ons betreft heeft nationale veiligheid een
heel hoge prioriteit. Als we nu eens de instroom van asielzoekers met
minstens de helft kunnen indammen en wat minder miljarden in het klimaat
zouden steken, dan blijft er zo veel geld over dat iedere diender gewoon
in een eigen dienstauto zou kunnen rijden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zag dat de heel El Abassi ook een vraag heeft voor
u.
De heer El Abassi (DENK):
Ik zou de PVV willen vragen wat de PVV ervan vindt dat er op
azc-demonstraties met NSB-vlaggen rondgelopen wordt.
De heer Aardema (PVV):
Kijk, ik zou het niet goedkeuren als men met dat soort vlaggen gaat
rondlopen. Maar goed, er wordt ook met Palestijnse vlaggen gezwaaid. Is
dat goed?
De heer El Abassi (DENK):
Ik probeer die vergelijking te snappen: een Palestijnse vlag, een vlag
van een land, versus een NSB-vlag.
Een tweede vraag. Wat vindt de PVV ervan dat bij azc-demonstraties
raadsleden en burgemeesters bedreigd en geïntimideerd worden?
De heer Aardema (PVV):
Een simpel antwoord: je mag niet bedreigen en je mag niet intimideren.
Dat staat gewoon in het Wetboek van Strafrecht, dus dat moet je gewoon
niet doen. Dat geldt voor alle geledingen. Ik had het net over de
Palestinavlaggen, maar er zijn ook mensen die met Hamasvlaggen lopen te
zwaaien. Dat moeten we ook niet doen.
De voorzitter:
De heer El Abassi voor zijn laatste interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
Dan ben ik ook nieuwsgierig naar het antwoord op mijn laatste vraag. Wat
vindt de PVV ervan dat Kamerleden tweets gaan sturen dat niet de
burgemeester de baas is, maar dat deze demonstranten de baas zijn in die
gemeente?
De heer Aardema (PVV):
Als ik naar Extinction Rebellion kijk, dan lijkt het soms wel alsof zij
de baas zijn. Het lijkt alsof zij gewoon straffeloos dingen kunnen doen,
zoals op de snelweg zitten. Collega Eerdmans zei dat net ook al. Het
lijkt de omgekeerde wereld, maar dat moeten we gewoon niet willen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat zijn de interrupties tot zover. Dan gaan we
luisteren naar mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ook mijn grote waardering voor alle politiemensen en
het veilige verloop van de NAVO-top. Bijna gelijktijdig worden wij en de
politie geconfronteerd met een financieel ravijn: een tekort van bijna
900 miljoen. In mijn blik is dat geen klein euvel, maar een mokerslag
voor de politieorganisatie. Ik ben blij dat de transparantie er
eindelijk is, maar laten we eerlijk zijn: de situatie is meer dan
zorgelijk, want de basis is niet helemaal op orde. De taskforce van de
politie heeft inmiddels 500 miljoen aan bezuinigingen gevonden onder de
noemer dat de operationele slagkracht niet wordt geraakt. Maar laten we
eerlijk zijn: wie snijdt in de ICT, opleidingen, personeelszorg of
bedrijfsvoering, raakt wel degelijk de mensen op straat. Het raakt de
kern van het politiewerk. Ik vind het ook heel terecht dat de
regioburgemeesters, het OM en de bonden de noodklok luiden. Ze spreken
over een bestaand tekort van 300 miljoen en daarmee een verlies van
bijna 2.500 fte. Het tekort van 43 miljoen in 2026 zou uitkomen op 750
fte. En dat terwijl het ziekteverzuim heel erg hoog is, de werkdruk
oploopt, de opsporing piept en kraakt, wijkagenten verdwijnen en
cybercrime groeit.
De minister stelt dat de bezuinigingen in 2026 de basisteams niet
treffen, maar dan is mijn vraag: wat dan wel? Ik wil daarin meegenomen
worden als Kamerlid en precies weten: welk geld, welke taken en ten
koste van wat? De suggestie dat dit pijnloos kan, klopt simpelweg niet,
want de rek is eruit. Je moet de druk van de ketel halen, bijvoorbeeld
via de middelen uit het hoofdlijnenakkoord die voor de politie zijn
toegekend. Ik wil daar een reflectie en een reactie op.
Ik zou niet willen dat deze ombuigingen ten koste gaan van
arbeidsvoorwaarden, vroegpensioen, opleidingen of PTSS-hulp. Wat betreft
PTSS gaf ik in een interruptiedebatje met mijn collega al aan dat ik zie
dat heel veel agenten ondanks de nieuwe regeling nog steeds vastlopen in
bureaucratie, tegenwerking en juridische trajecten. Als het budget voor
PTSS-hulp nu ook onder druk komt te staan, vrees ik echt het ergste. Ik
vind dat daar duidelijkheid over moet komen, dus graag een
reactie.
Dat brengt me gelijk bij De blauwe familie, want ook de agenten uit die
documentaire hadden te maken met PTSS naar aanleiding van datgene wat er
met hen is gebeurd en wat hun is overkomen. Ik begreep dat er wel al een
erkenning is en dat het nu staat of valt met wat die erkenning
financieel betekent. Ik wil van de minister horen of dat klopt. Ik hoop
namelijk dat daar snelheid in komt, zodat dat hoofdstuk afgesloten kan
worden.
Dan iets heel anders: cold cases. De Federatie Nabestaanden
Geweldslachtoffers, het platform "Cold Case, Never Give Up" en ik hebben
onlangs een plan ingediend om ervoor te zorgen dat er meer coldcasezaken
opgelost worden. Ik wil dit plan straks aan de minister overhandigen,
maar ik zal het in een paar punten samenvatten. Wat ons betreft komt er
een landelijke coördinatie van coldcasezaken, met een eenduidige
registratie van de zaken en een landelijke database voor het selecteren
van kansrijke zaken. Ik ga via een motie, hopelijk medeondertekend door
meerdere collega's, de minister oproepen om dat plan uit te
voeren.
Ik zou willen dat de minister ook ingaat op de bewaartermijnen en het
bewaren van politiegegevens voor het oplossen van cold cases. Volgens de
Raad van State en de AP moeten die gegevens na vijf jaar worden
vernietigd. De AP heeft op een motie van mij gereageerd. Die zegt ook:
de uitvoerbaarheid van die motie hangt af van heldere criteria om
relevante gegevens gericht te kunnen bewaren; dan kan de wet aangepast
worden. Ik hoop dat de minister daar duidelijkheid over geeft.
Voorzitter. Tot slot over politiegeweld. Sinds 2010 bestaan de
Eenduidige Landelijke Afspraken over de aanpak van geweld tegen publieke
dienstverleners, de zogenoemde ELA. Maar ook uit de derde evaluatie
blijkt dat de afspraken nog steeds niet goed worden nageleefd. Er komen
weer nieuwe afspraken, nieuwe onderzoeken. Ik denk bij mezelf: waarom
lukt het maar niet? Tegelijkertijd — dan rond ik af — stijgt ook het
aantal klachten over geweldsgebruik door de politie. Is dit dan de
andere kant van de medaille? Hoe ga je nou zorgen dat zowel geweld tegen
als geweld vanuit de politie serieus en effectief wordt aangepakt?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit mij ook aan bij mijn voorgangers wat
betreft de complimenten over de NAVO-top. Met het reces in aantocht
lijkt het mij goed om eens wat breder de balans op te maken, en vandaag
in het bijzonder. Hoe staat het ervoor met de politie? Het is één jaar
geleden dat deze minister werd beëdigd. Heeft hij zijn ambities
waargemaakt? Hij noemde vorig jaar drie prioriteiten: weerbaarheid, de
aanpak van ondermijnende criminaliteit en herstel van vertrouwen in de
rechtsstaat. Maar is hij ondertussen de basis, de politie, niet uit het
oog verloren, vraag ik hem. En een kleinere vraag: is dit nou het juiste
moment om in de zomer bij te gaan klussen als Asielminister?
We hadden vandaag verontrustende gesprekken met de politie, de vakbonden
en ook de regioburgemeesters. Zij hebben allemaal de noodklok geluid,
want de politie komt structureel honderden miljoenen tekort. De minister
gaf gisteravond nog aan dat hij dat tekort in beginsel wil oplossen
binnen de huidige begroting. Ook zei hij dat de capaciteit absoluut niet
geraakt gaat worden. Maar in het gesprek vanochtend was de heer
Dijsselbloem heel duidelijk: er is echt additioneel geld nodig, anders
wordt de operationele slagkracht wel degelijk geraakt. Houdt de minister
na dit gesprek van vanochtend vol dat het klopt wat hij gisteren zei,
namelijk dat dat niet gaat gebeuren? Hoeveel signalen heeft de minister
nog nodig voor hij wel over de brug gaat komen met die structurele
investeringen?
Voorzitter. Dan een andere zorg, die ik vanochtend ook heb benoemd.
Zelfs als de minister zijn Excelsheet voor de komende jaren rond weet te
krijgen, is de allerbelangrijkste vraag natuurlijk niet kwantiteit maar
kwaliteit. Wat betekent dit voor wat de politie aan mensen kan leveren?
We zien de problemen rondom huiselijk geweld, femicide, zeden en
allemaal dit soort zaken, waarvan we de afgelopen jaren al constateerden
dat er te weinig gebeurt en dat er te weinig mensen en te weinig
specialisten zijn. Hoe gaan we dat dan doen als we dat nu met rust laten
omdat we denken: we zijn al druk bezig om überhaupt de slagkracht op
orde te krijgen? Hoe denkt de minister dit op peil te kunnen
houden?
Er zijn gelukkig hordes enthousiastelingen die aan de slag willen bij de
politie en aan de instroom wordt niet gemorreld om het financiële gat te
vullen. Maar er is ook nu niet voor iedereen plek op de Politieacademie.
Ziet de minister mogelijkheden om die capaciteit te vergroten? Een van
de bepalende factoren is het lage aantal stageplekken. En dan zijn er
nog genoeg studenten van mbo 3-opleidingen uit het veiligheidsdomein die
dolgraag een vervolgopleiding willen volgen, maar slechts drie op de
tien lukt dat daadwerkelijk. Hoe zou je dat beter kunnen laten
aansluiten?
Voorzitter. Tot slot wil ik het graag hebben over een gesprek dat ik
vorige week had met twee politieagenten uit Amsterdam. Dat ging over
stalking, intieme terreur en femicide. Die agenten gaven aan dat de
kennis hierover, zeker bij de jonkies, nog onvoldoende is, zowel op
straat als in de meldkamer. Om een rode vlag te herkennen, moet je wel
eerst weten welke tinten rood er zijn. Zij hadden een hele concrete
suggestie: geef iedere agent een cursus over dit onderwerp. Is de
minister bereid om dit idee uit de organisatie op te pakken en een
cursus op te zetten over het herkennen van en het handelen bij huiselijk
geweld, stalking, intieme terreur en femicide, en deze aan te bieden aan
elke politiemedewerker?
De voorzitter:
Hartelijk dank. U heeft een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
In het amendement waarmee we in gezamenlijkheid 10 miljoen hebben weten
vrij te spelen voor de aanpak van femicide, stond ook het verzoek om de
politie met die middelen te trainen. Ik zou zeggen: één plus één is
twee. Zou daarmee niet de suggestie van mevrouw Van der Werf verder
gefinancierd moeten worden? Volgens mij zijn we het er helemaal over
eens dat de politie deze taken goed moet uitvoeren en beter moet gaan
herkennen en signaleren, zodat we vrouwenlevens kunnen redden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Daar sta ik in beginsel positief tegenover. Dat lijkt mij een goed idee.
De verkorting van de politieopleiding knelt natuurlijk ergens, zo
hoorden we vanochtend ook. Die twee jaar aan kennis kun je niet zomaar
even in twee andere jaren proppen. Het enige waar ik voor zou willen
waken … Ik zou het echt breder willen trekken dan alleen femicide. Als
je naar de huiselijkgeweldcijfers kijkt, zie je dat zo'n 1,5 miljoen
Nederlanders daarmee te maken krijgen. Dat is echt een heel stuk groter
en breder. Laten we dat dan in één keer proberen te pakken, als je toch
probeert om mensen zowel in de meldkamer als operationeel hierin op te
leiden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we aangekomen bij de inbreng van de heer Van
Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Binnenkort barst de verkiezingscampagne los, als
die niet al is losgebarsten. Ik voorspel dat er helemaal niemand is die
voor zal stellen om miljoenen euro's te bezuinigen op de politie. Dat is
mijn voorspelling. Dat is ook verstandig, want ik denk dat vrijwel
iedereen hierin zal willen investeren. We vinden veiligheid altijd met
z'n allen een heel belangrijk thema, omdat criminelen moeten worden
opgespoord, omdat de politie al structureel overbelast is en agenten het
zwaar hebben, en omdat we vinden dat wijkagenten weer de oren en ogen in
de wijken moeten worden.
Maar toch zal er allemaal maar bitter weinig van terecht gaan komen als
we niet uitkijken, want de politie stevent af op een heel fors
begrotingstekort, structureel zo'n 300 miljoen euro aan onopgeloste
problematiek. Dat is dan nog exclusief de 50 miljoen euro vanuit de
Voorjaarsnota of de rijksbrede taakstelling. Hoe zit het precies? Maar
de vraag is vooral: waar gaan die bezuinigingen dan terechtkomen? De
politie heeft al heel veel gedaan om de tekorten te dempen, namelijk de
rest van die 800 miljoen euro die het was. Nog meer snijden betekent dat
de veiligheid van het personeel, de opsporing van misdrijven, het werk
in de wijken en zelfs de nationale veiligheid in het gedrang kunnen
komen. Dat mogen wij niet laten gebeuren. De Nederlandse Politiebond
zegt ook: laat politiemedewerkers niet de rekening betalen van jarenlang
financieel beleid waarin structurele tekorten zijn genegeerd; investeer
in mensen, investeer in veiligheid, investeer in de maatschappij. Ik
sluit me daar van harte bij aan.
We hoorden vanochtend ook een hele duidelijke waarschuwing: een deel van
de personele groei zal niet plaatsvinden; er zal gestuurd gaan worden op
onderbezetting, anders wordt het financiële probleem nog groter. De
vraag gaat zijn: ten koste van wat gaat dit nou? Zeer waarschijnlijk ten
koste van allerlei verkiezingsbeloftes, wederom. Nogmaals, tenzij we
daar iets aan doen. We hebben dat al geprobeerd met een aangenomen
Kamermotie van 28 mei, waarin we tegen de regering hebben gezegd: als je
moet gaan bezuinigen, hoe dan ook, wie dan ook, zorg er dan voor dat dat
niet ten koste gaat van het personeel, dat het niet leidt tot minder
inzetbaarheid, minder zichtbaarheid, hogere werkdruk, minder collega's
of veiligheid van politiemensen. Hiermee heeft de Tweede Kamer in
meerderheid al tegen de politie gezegd: in ieder geval niet ten koste
van deze zaken die wij zo belangrijk vinden. Graag hoor ik de minister
daar nog een keer over, ook vandaag. Wij mogen dit op deze manier niet
laten gebeuren.
De heer Otte zei vandaag terecht: er is tijd nodig; nu geen onbezonnen
acties of bezuinigingen waar we in de toekomst spijt van gaan krijgen.
Ik zou ook willen dat de minister ingaat op het argument van de
voorzitter van de Nederlandse Politiebond dat incidenteel geld nu leuk
lijkt, maar dat je er niet zoveel aan hebt, omdat je daar geen personeel
van kunt aannemen. Ik zou de minister daartoe willen oproepen. Dat
zouden we ook in meerderheid kunnen doen. Natuurlijk, de minister is
demissionair, maar als wij in meerderheid iets aan de minister vragen,
kan daar een oplossing voor worden gevonden. Dat is dus de oproep die ik
aan de minister zou willen doen.
Voorzitter. Dan de discussie over de politiebureaus. Toekomstbestendige
politie vraagt om volwaardige politiebureaus, zeker ook in de regio. Dat
is wat wij vanuit de politie horen. Er is dus een aangenomen Kamermotie
die de regering oproept een pas op de plaats te maken met het sluiten
van politiebureaus. Las ik het nou goed dat de minister stelt dat het
een demissionair minister niet past om verstrekkende, meerjarige
besluiten te nemen? Nee, dat zou juist zijn als je bureaus zou sluiten.
Dát zijn pas verstrekkende, meerjarige besluiten, want die bureaus komen
nooit meer terug. Dit is juist een pleidooi om de aangenomen motie te
volgen en dus die pas op de plaats te maken. Graag een bevestiging van
de minister.
Voorzitter. Dan wil ik het ook nog hebben over het politieonderwijs.
Collega's refereerden al aan het zeer interessante rondetafelgesprek. Er
zijn grote zorgen over de opleidingscapaciteit, met name bij de
opsporing. Die staat echt op omvallen. De vraag is zo hoog dat de
Politieacademie het nu al niet aankan. Dan zijn er opties: je kunt de
Politieacademie uitbreiden, je kunt extern gaan opleiden, je kunt het
allebei doen. Maar de constatering was dat de minister hier niet uit
kiest en de regie niet neemt. Dat is de vraag die ik aan de minister wil
stellen: waar kiest hij dan voor? De krapte op de Politieacademie is een
feit, maar het is ook weer geen natuurverschijnsel. Het is niet zo dat
je daar nooit iets aan zou kunnen doen. Die vraag zou ik dus
nadrukkelijk bij de minister neer willen leggen.
Ten slotte, voorzitter.
De voorzitter:
Kort.
De heer Van Nispen (SP):
Ja. Ten slotte vraag ik de minister om in te gaan op de forensische
geneeskunde, want het wegvallen van de belangrijke taak van de medische
arrestantenzorg is echt een noodkreet vanuit dat beroep. Als je die
experts verliest, zou dat hele beroep weleens kunnen omvallen, dus ik
wil graag dat de minister daar nog op ingaat. Ziet hij mogelijkheden om
dat te voorkomen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. U heeft een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja. Ik waardeer de heer Van Nispen altijd zeer. Ook al zijn we het
inhoudelijk niet altijd met elkaar eens, ik waardeer het dat hij benoemt
hoe het zit en dat we daar met elkaar over in debat kunnen gaan. Dat is
bijvoorbeeld het geval met de huisvesting van de politie. De motie van
de heer Van Nispen hierover heb ik ook gesteund: geen bureaus sluiten,
want die zijn juist voor de buurt zo herkenbaar en die zijn voor agenten
de start van hun dienst. Maar vanochtend hoorde ik dat gezegd werd: 75%
is personeel en de andere 25% is ICT of huisvesting. Dan is ook hier,
aan ons, de vraag: waarvan zeggen wij dan dat je het zou willen
oplossen? Ik hoor de minister elke keer zeggen over de bureaus, over de
huisvesting, dat we toe moeten naar een ander concept, naar het concept
van politieposten. Ik zit daar zelf erg op te kauwen: zou je een andere
manier van huisvesting kunnen hebben, waardoor je bijdraagt aan een
oplossing en tegelijkertijd de nabijheid, die wij allebei zo belangrijk
vinden, overeind houdt? Hoe kijkt de heer Van Nispen naar zo'n
ontwikkeling in huisvestingsconcepten? Kan hij daar iets over
zeggen?
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor de vraag. Het is inderdaad niet helemaal zwart-wit. Je hoeft
niet altijd alles tot in de eeuwigheid te houden zoals je het ooit had.
Daar sta ik best voor open. Ik wil daar best goed naar kijken,
maar tot nu toe heb ik nog geen manier gezien waarvan ik zeg: dat
rechtvaardigt inderdaad het sluiten van bepaalde bureaus in bepaalde
regio's; dat is verstandig. Ik ben daar dus nog niet van overtuigd.
Nogmaals, het hoeft niet tot in lengte van jaren zo te blijven, maar ik
zie vooralsnog geen beter alternatief dat ervoor zorgt dat de
aanrijtijden van politieauto's goed blijven en dat agenten zichtbaar de
oren en ogen in de wijken blijven. Dat staat voor mij echt voorop. In
die zin ben ik er nog niet van overtuigd dat het verantwoord is om dat
te doen. Volgens mij hebben we nu juist spijt van bepaalde sluitingen in
het verleden, waardoor we bepaalde aanrijtijden hebben en denken: hadden
we die bureaus nou maar niet gesloten. Daarom blijf ik daarop
hameren.
Maar ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen mij niet vraagt om te zeggen: u
moet vandaag kiezen tussen bezuinigen op personeel en bureaus sluiten.
Dat vind ik namelijk een oneigenlijke keuze. Ik vind niet dat wij voor
die keuze gesteld moeten worden. Ik denk namelijk — dat is eerder mijn
invalshoek — dat er uiteindelijk geld bij moet. De politieorganisatie
heeft zelf al geprobeerd er veel aan te doen. Daar hebben we vanochtend
veel waardering voor gehoord. Dan moeten we ook met elkaar bereid zijn
om te kijken of we dat tekort politiek kunnen oplossen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Nog een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben overigens ook vanochtend gehoord dat een aantal maatregelen
van de politie zelf, zoals overbezetting voor niet-operationele
werkzaamheden … Ik zou zeggen: prima, daar kun je ook niet tegen zijn.
Maar als het gaat over de huisvesting, werd ik getriggerd door de
bijdrage van de heer Dijsselbloem. Hij zei terecht: het gezag heeft het
belang dat er politie in de wijk is en ook zichtbaar in de wijk is. Ten
aanzien van het sluiten van bureaus en nieuwe concepten van huisvesting
zouden wij graag concreet willen zien waar het dan over gaat, dus de
concrete plaatsen. Dat is een uitnodiging aan de minister. Mijn fractie
hecht er zeer aan dat dan ook de burgemeester en de regioburgemeester
dat een goede weg vinden en dat verantwoorden. Zo brengen we het gezag
in positie, want dat wordt daar ook op aangesproken. Hoe kijkt de heer
Van Nispen daartegen aan? Kunnen we de burgemeester en de
regioburgemeester een rol laten spelen bij de ontwikkeling van de
huisvesting?
De heer Van Nispen (SP):
Als de vraag aan de minister is om daar eens naar te kijken, dus als het
een vraag om informatie is, kan ik die natuurlijk steunen. Of ik het een
verstandig idee vind om te zeggen — ik chargeer een beetje — dat we
toestaan dat in de ene regio allerlei bureaus worden gesloten, waardoor
het daar op manier X gaat, terwijl er in een andere regio juist bureaus
worden geopend, waardoor het daar op manier Y gaat, weet ik niet. Daar
ben ik een beetje terughoudend in. Ik ben er nog niet helemaal over uit
of je dat soort grote verschillen zou moeten laten bestaan.
Wat ik ook nog wil zeggen over de huisvesting: het is ook wel een beetje
een punt van de wat langere termijn. Natuurlijk moet je daarnaar kijken,
daarover nadenken en met een visie komen voor hoe dat zou moeten, maar
dat neemt natuurlijk nooit de financiële problematiek weg die we nu
hebben, in deze periode, waarin het kabinet demissionair is en waarin er
verkiezingsprogramma's geschreven worden. Dit is ook iets wat meer jaren
gaat duren. Ik vind het ook goed dat er nagedacht wordt over innovatieve
concepten en bepaald werk dat in de toekomst eventueel niet meer nodig
is of zou verdwijnen. Prima, daar moet je allemaal over nadenken, maar
dat zorgt vandaag de dag niet voor extra wijkagenten en dat lost die
problemen niet op.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat is voldoende zo. Dan gaan we luisteren naar de heer
El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik wil toch beginnen met te zeggen dat ik het stuitend
vind. Ik stelde de vraag wat er gevonden wordt van azc-demonstranten die
politie, raadsleden en een burgemeester aanvallen, en van een Kamerlid
dat dan zegt dat niet zij de baas zijn, maar dat de burgemeester de baas
is. Dan heb ik niks aan een antwoord over Extinction Rebellion. Dit is
namelijk gewoon opruiend en gevaarlijk.
Voorzitter. Het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over het
politieoptreden bij demonstraties is alarmerend. De inzet van de ME
werkt vaak escalerend en de rol van de politie is onduidelijk. Op
Spaanse universiteiten vinden regelmatig demonstraties plaats, waarbij
pro-Palestijnse studenten kamperen voor universiteitsgebouwen. Er is één
groot verschil met Nederland: in Spanje is tijdens de protesten nog
nooit iemand opgepakt. Opstootjes tussen demonstranten en politie zijn
er nauwelijks geweest, terwijl de studenten daar vergelijkbare doelen
nastreven als in andere landen, waar protesten juist wel uit de hand
lopen. Ik zou de minister willen vragen hoe dat komt. Wat kunnen wij
leren van Spanje?
Het optreden van de politie wordt gekenmerkt door willekeur en dat ziet
Nederland. Wie hier te maken krijgen met intimidatie — dat is duidelijk:
harde arrestaties en buitensporig geweld — zijn niet de boeren, die in
hun trekkers provinciehuizen bestormen en Kamerleden bedreigen, niet de
azc-demonstranten die in het hele land raadsleden en burgers intimideren
en bedreigen, en ook niet de tegendemonstranten die geweld gebruiken
tegen mensenrechtenactivisten, zoals in Katwijk; nee, dat zijn de
klimaatdemonstranten, de anti-Zwarte Pietdemonstranten en de
pro-Palestinademonstranten. Juist de mensen die opkomen voor het
klimaat, tegen racisme en voor de mensenrechten worden geïntimideerd.
Pro-Palestinademonstranten worden thuis opgezocht, geïntimideerd,
geslagen met wapenstokken en massaal gearresteerd.
Terwijl mensen in het land onderling tegenover elkaar komen te staan,
zijn politici in dit huis bezig met opruiing. We zagen gisteren dat
Douwe Bob door politieke framing met de dood is bedreigd en het land
moest ontvluchten. We zien partijleiders bij demonstraties waar
NSB-vlaggen worden meegedragen, leiders die daar roepen dat zij de baas
zijn, en niet de burgemeester, terwijl ze weten dat diezelfde
demonstranten raadsleden en burgemeesters hebben bedreigd en
geïntimideerd, geweld hebben gebruikt en vuurwerkbommen hebben gegooid.
Eerder tweette deze politicus ook nog "I love Katwijk", nadat Katwijkers
gewelddadig tekeer waren gegaan tegen vreedzame demonstranten.
Ik heb de volgende vragen aan de minister. Wat vindt de minister van
deze opruiende uitingen van politici? Is de minister zich ervan bewust
dat deze uitingen zorgen voor tweespalt in de samenleving? Heeft de
minister onderzocht of hier sprake is van opruiing? Wat vindt de
minister van demonstranten die met NSB-vlaggen rondlopen? Is de minister
het met mij eens dat dit strafbaar is? Wat is er met deze demonstranten
gebeurd? Zijn ze al opgepakt? Wat doet de minister met Kamerleden die
bijdragen aan het framen van mensen zoals Douwe Bob, voor velen een
volksheld, die moest vluchten voor zijn eigen veiligheid? Is er
onderzoek gedaan naar mogelijke smaad en laster?
Voorzitter. Dan de Maccabi-rellen in Amsterdam. Vrouwen werden belaagd,
bespuugd en zelfs aan de deur met de dood bedreigd, enkel omdat zij
zichtbaar solidair waren met Palestina. En wat doet het Openbaar
Ministerie? Het seponeert de zaak. De reden? De ov-beelden zouden zijn
gewist. Maar hier ontstaat een strijdig beeld. Het Amsterdamse
vervoersbedrijf spreekt de lezing van het OM tegen. Volgens hen zijn de
beelden niet gewist. Sterker nog, de beelden zijn helemaal niet
opgevraagd. Kan de minister dit verhelderen?
De voorzitter:
Rondt u af?
De heer El Abassi (DENK):
De vraag is of het überhaupt nog wat uitmaakt. Dit kabinet zegt een
speciale relatie met Israël te hebben. In de praktijk betekent dit
onderdanigheid van Nederlandse zijde. Maccabi-hooligans kwamen op
bezoek, hebben onze inwoners geterroriseerd en lachen ons nu vierkant
uit vanuit Israël, want ze worden toch niet vervolgd. Kan de minister
dit bevestigen? Waar blijven de reacties van partijen die normaal
gesproken schande spreken van buitenlands tuig dat onze straten
terroriseert?
Tot slot, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort, want u bent ver in de rode cijfers.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dan laat ik het hierbij.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw inbreng. We gaan luisteren naar mevrouw
Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik ga beginnen met het geweld tegen
politieambtenaren. Het was weer eens ruim 12.000 keer raak: 12.543 keer,
om precies te zijn. Dat zijn allemaal geweldsincidenten tegen de mannen
en vrouwen die voor onze veiligheid opkomen. Dat is wat BBB betreft
onacceptabel. Agressie tegen hulpverleners en politie kan gewoon niet.
Uit respect voor hen moeten we dit soort tuig echt zwaarder gaan
straffen. Daarom heeft mijn fractie al meerdere moties ingediend om een
taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners in te voeren. Het duurt
ons veel te lang. Mijn fractie wil deze wet nog graag behandelen voor
het verkiezingsreces ingaat. Ik ben benieuwd hoe het staat met deze wet
en of de minister mij hier een update van kan geven.
De voorzitter:
U heeft een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan mevrouw Wijen-Nass voor dit belangrijke punt. Daar kwam ik zelf
niet meer aan toe, dus dan kan ik het zo nog even doen. Ik zal ook steun
geven aan alle initiatieven die ervoor zorgen dat geweld tegen
politieambtenaren wordt ingedamd. Vandaar de initiatiefwet van JA21 en
de VVD, want het duurt ook ons te lang. Maar de minister heeft eerder
ook gezegd met een wetsvoorstel te komen. Dat zou voor de zomer in
consultatie gaan. Ik hoop dat dat is gebeurd. Maar ik heb nog iets wat
ik aan mevrouw Wijen-Nass wil vragen. We hebben eind 2024 een
WODC-rapport gekregen. In de stukken lees ik dat de Eenduidige
Landelijke Afspraken in 2026 worden aangepast en naar ons toe komen. Is
mevrouw Wijen-Nass het met mij eens dat het allemaal rijkelijk lang
duurt en dat wat we daadwerkelijk kunnen doen, namelijk het aanscherpen
van de Eenduidige Landelijke Afspraken, echt in een versnelling zou
moeten?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, zeker. Dat ben ik helemaal met mevrouw Michon-Derkzen eens. Het moet
zeker veel sneller. Het duurt allemaal veel te lang. Dat zei ik net ook.
Ik ben heel benieuwd naar de beantwoording van de minister op dit
punt.
Dan kom ik nu bij mijn volgende punt, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Mijn volgende punt gaat over de herdenking van 4 mei. Dat is een moment
dat in het teken hoort te staan van respect, stilte en waardigheid. Mijn
fractie schaamt zich er diep voor dat de sfeer op sommige plekken
volledig is verziekt. Dat mensen het op zo'n dag, op zo'n moment,
überhaupt nodig vinden om de boel te verstoren of te escaleren is
ziekelijk. Ik wil op deze plek de politie nog eens danken voor haar hele
belangrijke rol bij het in goede banen leiden van herdenkingen. Ze staan
er natuurlijk ook vaak voor garant dat demonstraties veilig verlopen.
Maar ook bij herdenkingen hebben zij een hele belangrijke rol.
Meneer de voorzitter. Ik ben wel verontwaardigd over de manier waarop we
omgaan met mensen die juist proberen zo'n herdenking wel waardig te
houden, die opstaan als anderen over de schreef gaan. Ik heb het hier
over Marco Kroon. Dat is een man die handelde uit betrokkenheid, ter
bescherming van een herdenking die ons allemaal na aan het hart gaat.
Wat gebeurt er vervolgens? Hij wordt niet bedankt, maar hij mag zich
melden voor een verhoor, omdat demonstranten aangifte hebben gedaan. Wat
BBB betreft is dat werkelijk de wereld op zijn kop. Daarom wil ik de
minister vragen wat hij daarvan vindt. Vindt hij het ook buiten
proportie dat die zaak überhaupt in behandeling wordt genomen? Mocht het
zover komen dat er daadwerkelijk vervolgstappen worden ondernomen tegen
de heer Kroon, is hij dan bereid om gebruik te maken van zijn bijzondere
bevoegdheid om die zaak te stoppen?
Dan nog een laatste punt, meneer de voorzitter. Ik heb daar plenair een
debat over aangevraagd, maar daar was op dat moment geen meerderheid
voor, dus ik vraag de minister hier langs deze weg aandacht voor. Het
gaat om het volgende. Landelijk gezien stijgt de algemene acceptatie van
lhbti+-personen, maar in Amsterdam, onze hoofdstad, dé stad die
internationaal symbool zou moeten staan voor vrijheid en diversiteit,
zien we het tegenovergestelde gebeuren. De cijfers zijn ronduit
schokkend. Nog maar 43% van de Amsterdamse jongeren zegt
homoseksualiteit te accepteren. Als we inzoomen op specifieke delen van
de stad, zoals Amsterdam Nieuw-West, zien we dat er zelfs een school is
waar dat is weggezakt naar nog maar 9%. Dat is niet zorgelijk; dat is
onacceptabel. Ik ben heel benieuwd hoe de minister van Justitie en
Veiligheid gaat optreden tegen strafbare overtredingen op dit punt. Hoe
gaat hij ervoor zorgen dat geweld tegen deze personen keihard wordt
aangepakt?
Dank u wel, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de
eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Hij
wil graag een schorsing van twintig minuten. Hartstikke goed.
De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Goed. Het is 15:35 uur en daarom heropen ik dit commissiedebat van de
vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid over de politie. We
zijn aangekomen bij de eerste termijn van de zijde van het kabinet, in
de hoedanigheid van de minister. Ik geef hem graag het woord, allereerst
voor een introductie; daarna doen we dan de interrupties en de verdere
beantwoording van de vragen. Het woord is aan de minister.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Naar het zich laat aanzien — maar niks is zeker in
deze tijden — is dit mijn laatste debat voor het reces. Ik ben blij dat
het gaat over de politie, een organisatie waarvan ik weet dat we die
allemaal een warm hart toedragen. Ik zal heel kort een inleiding houden
en daar meteen de financiën bij pakken. Dat wordt dus één blokje. Daarna
ga ik in op personeel, taakuitvoering en andere belangrijke zaken. Zo
zal ik daar met u doorheen gaan.
Laat ik beginnen met de NAVO-top. Ik ben blij dat ik na het WGO dat ik
gisteren met een aantal van u mocht hebben, vandaag nog een keer in de
gelegenheid ben om de tienduizenden mensen, waaronder 27.000
politieagenten, die hebben bijgedragen aan het succes van deze top,
ontzettend te bedanken. Het is een top waarvoor rekening werd gehouden
met het ergste, met allerlei scenario's en zaken die mis konden gaan,
met tekorten elders in het land, maar uiteindelijk hebben we gezien dat
we een vreedzame, rustige, veilige top hebben gehad, met lof van
eigenlijk iedereen, niet in de laatste plaats van de andere
wereldleiders die aanwezig waren. Vele NAVO-toppen bezocht hebbende kan
ik u vertellen dat slechte koffie al de oorzaak kan zijn van een deal
die het niet redt. Ook bijvoorbeeld een gebrek aan toiletten of
toiletten die overstromen — ik ben ook op een COP geweest in Sharm
el-Sheikh — kunnen een akkoord drastisch onder druk zetten. Van dat
alles was hier geen sprake. Het was veilig en gastvrij en ik denk dat
het een enorm succes is voor Nederland, ook op de inhoud. Dank dus voor
uw complimenten, die ik meteen weer doorgeleid.
Dan het minder goede nieuws. Ik heb u in het halfjaarbericht politie
meegenomen in het tekort dat bij de politie is ontstaan. Ik ben blij,
zeg ik hier in alle eerlijkheid, dat we nu inzicht hebben in wat er mis
is met de politiebegroting. We wisten allemaal dat er meerjarige
exploitatietekorten te zien waren op die begroting en dat we dat alleen
maar konden laten lopen vanwege de onderbezetting in de
politieorganisatie. Dat gaf financiële lucht om deze situatie te
tolereren. Die tijden zijn voorbij. Daar zit ook een stuk goed nieuws
aan vast, namelijk dat de vulling van de politieorganisatie goed loopt.
De Politieacademie zit vol. Daar kom ik zo meteen nog op terug. Zoals
mevrouw Michon al memoreerde, zijn we, ondanks de pensioengolf die we nu
al meemaken, in staat om de organisatie te laten groeien, in lijn met
wat u allen van ons en de politie heeft gevraagd.
Maar dat noopt ons er wel toe om te komen tot het meerjarig sluitend
maken van die begroting. Laat ik vooropstellen dat het meerjarig
sluitend maken van een begroting geen bezuiniging is. Mevrouw Michon
memoreerde het al: we zijn in de afgelopen jaren van 5,5 miljard naar
meer dan 5,8 miljard gegaan. In principe moet elke organisatie, ook die
van mij, het ministerie, haar taken uitvoeren binnen de beschikbare
budgetten. Het probleem was dat dit de politie niet lukte. Dat hebben ze
niet gedaan. Op een aantal vlakken liepen de kostenoverschrijdingen
drastisch uit de klauwen. Een daarvan betreft de IV-projecten. Daar is
separaat onderzoek naar gedaan door EY. Daar zijn drastische ingrepen
verricht. Dat is onderdeel van het van 900 miljoen naar 300 miljoen
brengen; zo is die enorm stijgende curve, die uiteindelijk al het andere
verdringt, omgebogen.
Het is dus niet zo, zeg ik tegen de heer Van Nispen, dat we niks doen
aan de problemen die zijn geconstateerd. Datgene wat je vanuit
beheersverantwoordelijkheid moet doen, hebben we aangepakt. Denk daarbij
aan het ombuigen van kostenoverschrijdingen, het terugbrengen van de
bezetting naar de formatie, het op orde brengen van het formatiehuis,
dus mensen met een goede schaal op de goede positie zetten en niet te
hoog zetten, en het repareren van de zaken die nooit goed waren
ingecalculeerd. Ook waren er wel voorzieningen, arbeidsvoorwaardelijk,
ten aanzien van PTSS of anderszins, toegezegd — die toezeggingen werden
ook nagekomen — maar daarvoor was er nooit geld bij gekomen. Dat soort
zaken worden nu allemaal aangepakt. Als je dan uiteindelijk de minder
pijnlijke maatregelen neemt, als je alle beheersmaatregelen neemt, als
je de technische ruimte pakt die je nu eenmaal hebt in de wijze van
begroten, dan resteert een problematiek die oploopt naar 300
miljoen.
Wat gaan we daar nou mee doen? We weten het nu pas sinds kort. U heeft
die brief van mij gekregen vrij kort nadat ik het LOVP voor de eerste
keer heb ingelicht over de staat. Ik moet komen met een sluitende
begroting voor 2026, dus ik moet nu iets doen. Gelukkig is de
problematiek die resteert voor 2026 overzichtelijk; niks is pijnloos,
zeg ik erbij, maar het is overzichtelijk. Ik kan er invulling aan geven
zonder dat het aan de operationele slagkracht raakt. Dat is wat ik heb
gezegd en daar sta ik voor. Ik heb niet gezegd dat we niet aan de
knoppen van personeel of anderszins gaan zitten. Dat kan niet, want er
zijn maar een aantal knoppen in de organisatie. Maar "personeel" kan ook
bestaan uit ondersteuning, uit bedrijfsvoering. De korpschef gaf een
voorbeeld en zei: er zijn functies die normaal gesproken bedoeld waren
voor agenten om kentekens na te zoeken, maar dat kunnen ze nu op hun
mobiel. Het betekent dus ook dat we op een slimmere manier kijken naar
de formatie: welke formatie hadden we en wat zit daar voor lucht in? Je
raakt je operationele slagkracht niet als je dat zo doet. Die slagkracht
kun je in stand houden. Je kunt je basisteams en je recherchecapaciteit
in stand houden en laten groeien en, last but not least, we kunnen de
instroom in stand houden. Dat is namelijk heel belangrijk. Als je dat
niet doet als organisatie, ben je weg op de arbeidsmarkt. Dan ben je je
betrouwbaarheid kwijt, creëer je langjarige gaten in de organisatie en
loopt het mis in de opleiding. Dat zijn dus de zaken waarvan de
korpschef heeft gezegd — en ik volg haar daarin — dat ze daar niet aan
wil komen. Dat noemen we nu de taboes, om het zo maar te zeggen, voor de
invulling van de begroting voor 2026.
Maar daarmee heb je geen 300 miljoen gevonden. Dat is de reden dat we de
knip hebben gemaakt. We komen voor 2026 met een begroting waarbij de
operationele slagkracht in stand blijft en zelfs nog kan groeien,
conform projectie, maar dan houden we wel een restopgave over waarover
we met de gezagen in overleg willen. Als we daar keuzes in moeten maken
— en ja, dat zijn geen makkelijke keuzes meer, want de makkelijke keuzes
zijn al gemaakt in aanloop naar de resterende problematiek — moeten we
dat gezamenlijk doen. Daar komen we ook met uw Kamer over te praten, nog
dit najaar, dan wel begin volgend jaar, op het moment dat we scherper in
beeld hebben aan welke knoppen we nog kunnen draaien.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat levert enkele vragen op. Allereerst is het woord aan
mevrouw Van der Werf. We doen maximaal drie interrupties per persoon,
als ze puntig zijn, want anders lopen we echt uit de tijd.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De minister zegt dat hij de operationele slagkracht bedoelt en dat hij
dus niet gaat snijden in het huidige bestand van mensen, maar dat wil
natuurlijk niet zeggen dat je dan niet snijdt in de werkdruk. We weten
dat de Wet seksuele misdrijven, om maar een voorbeeld te noemen, meer
werk oplevert. Dan gaan we dus wel merken dat mensen minder goed
geholpen kunnen worden. Dat is precies wat ik in mijn inbreng bedoelde
met kwantiteit en kwaliteit. Kan de minister daar een eerlijke reflectie
op geven? Wat gaat dit dan betekenen?
Minister Van Weel:
Met operationele slagkracht bedoel ik dat we de basisteams, de
gebiedsgebonden politie en de opsporings- of recherchecapaciteit, die
daadwerkelijk bijdragen aan de zichtbaarheid en de nabijheid van de
politie, aan het oplossen van strafrechtzaken — daar vallen ook
zedenrechercheurs onder, dus dat betreft ook de opvolging van de Wsm —
in stand houden. Dat betekent dat je op sommige andere vlakken, ook in
2026 al, moet gaan kijken waar het minder kan. Dat kan bijvoorbeeld door
te kijken naar de overbezetting bij niet-operationele functies, waarvan
al jaren sprake is. Vanuit beheersmatig oogpunt is het vreemd dat een
organisatie al jaren een bepaalde formatie heeft, maar meer mensen
inzet. Dat is geen adequaat beheer. Maar bij het schrappen van
niet-operationele functies kunnen we bijvoorbeeld wel zeggen: hier
zitten toevallig twee digitale whizzkids, die ontzettend bijdragen aan
het terugdringen van de digitale criminaliteit; die willen we niet
missen. Maar als we in de bedrijfsvoering op de niet-operationele
sterkte kunnen bezuinigen, dan gaan we dat wel doen. Ik zie niet zozeer
hoe de dienstverlening daarmee in het gedrang komt.
We kijken nu op een hele kritische manier naar de formatie van de
organisatie. We kijken bijvoorbeeld naar de functies die zijn komen te
vervallen of die niet meer zo worden ingevuld als vroeger. Misschien
kunnen we ook in de ondersteuning van de bedrijfsvoering dingen slimmer
aanpakken. Dat is het soort maatregelen waar in eerste instantie naar
wordt gekeken. Het kan dus zo zijn dat de bezetting daar lager wordt,
voor bepaalde werksoorten, maar dat geldt dus niet voor de werksoorten
die raken aan de operationele slagkracht.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dit is wel een antwoord, maar eigenlijk geen antwoord op mijn vraag.
Vanochtend werd er ook, onder andere door de NPB, heel duidelijk gezegd:
je kan natuurlijk nooit garanderen dat zo'n bezuiniging op de werkvloer,
op functies van mensen die niet direct de straat opgaan, niet raakt aan
dat werk. Als er minder mensen achter de balie staan of als er minder
mensen zijn die andersoortig werk doen waarmee ze blauw op straat
ondersteunen, raakt dat natuurlijk wel degelijk aan de kwaliteit van het
politiewerk en dan gaan mensen dat ook merken. De zedenrecherche
bijvoorbeeld is al jaren niet op peil geweest. Het is fijn dat de mensen
die daar nu zitten, behouden kunnen blijven, maar eigenlijk zegt de
Kamer al heel lang: er zouden er meer bij moeten komen om de werklast
überhaupt draaglijk te kunnen houden. Wat gaat de minister nou doen om
ervoor te zorgen dat wij als Nederlanders de kwaliteit van het
politiewerk kunnen behouden?
Minister Van Weel:
Er zitten keuzes in deze slag, waarin we de tering naar de nering
zetten, om het zo maar even te noemen, waarin we de uitgaven van de
politie terugbrengen tot binnen het kader van de inkomsten die zij
jaarlijks krijgt. Als Kamer en als minister zijn wij er verantwoordelijk
voor om te zorgen dat organisaties dat doen. Binnen de keuzes die er
zijn voor 2026 — ik zal voor u inzichtelijk maken hoe die worden
gemaakt, want dat stelt u in staat om uiteindelijk een oordeel te vellen
over de begroting en over de vraag of ik de woorden die ik hier
uitspreek, gestand doe — zijn voor mij kwaliteit, zichtbaarheid,
nabijheid en de basisteams de leidraden om die keuzes te maken. Ik kan
niet zeggen dat er geen functie van afgaat, dat er geen politiebureau
dichtgaat en dat we ergens geld zullen vinden. Die exercitie is al
gedaan om van 800 miljoen naar 300 miljoen te gaan. Het resterende
bedrag voor 2026 vinden op een begroting van 8 miljard plus gaat echt
lukken zonder dat door de buitenwereld gevoeld wordt dat de
dienstverlening van de politie minder wordt; dat geloof ik. Ik kan u
niet garanderen dat er geen functie niet bezet wordt onder dit regime,
maar de operationele slagkracht blijft en daar gaat het om. Bij de
zedenrechercheurs kan de groei voorlopig gewoon doorgaan zoals we die
hadden voorzien.
De voorzitter:
Dank. Voor nu voldoende zo, mevrouw Van der Werf? Ja, zie ik. Mevrouw
Michon-Derkzen stak als eerste daarna haar vinger op.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik wilde nog even terugkomen op de tekorten die nu duidelijk zijn
geworden en de reactie van de minister daarop. Even een inkijkje. Is de
minister zich niet helemaal rot geschrokken? Bij de voorbereiding van
mijn debatten kijk ik altijd even debatten terug. Niet voor niets hebben
we al vanaf het moment van de begrotingsbehandeling, met mijn motie over
de doorlichting, de wens geuit om meer inzicht te krijgen, omdat je aan
je water voelt dat het niet echt lekker gaat daar; we hebben er weinig
zicht op. Bij het commissiedebat in april was het EY-rapport net
openbaar geworden en toen schrokken we ons rot van de tekorten op IV.
Als je alles opstapelt, is het nu bij elkaar dus 800 miljoen. Ik ben
benieuwd wat de reactie van de minister was. Heeft hij als beheerder —
want dat lijkt me zo ongemakkelijk eraan — ook niet gedacht: "Moet ik
mijn beheerdersrol misschien anders of steviger invullen? Wat overkomt
mij nu?" Kan de minister daar iets meer over zeggen, ook om ons comfort
te geven, zodat we dit over een tijdje niet weer hebben?
Minister Van Weel:
Het feit dat boo, de basis op orde, een gekende afkorting is in de
politieorganisatie en dat iedereen daarmee te maken heeft, gaf mij al
bij aantreden aan dat de basis niet op orde was, dat daar een probleem
zat. Daar hebben we het ook over gehad, ook in die eerste debatten. Dat
ongemak had ik dus wel. Bij het optillen van de tegel kwam daar
uiteindelijk maar liefst ruim 800 miljoen onder vandaan, zoals u zegt,
en daar ben ik enorm van geschrokken. Enorm.
Wat heb ik in dit traject gedaan? Ik prijs de korpschef, want zij heeft
gezegd: ik wil hier wat aan doen en dat ga ik in alle transparantie
doen; we zullen moeten gaan ombuigen, want zo gaat het niet verder. Zij
heeft ook het EY-rapport in gang gezet, wat uiteindelijk, hoe pijnlijk
ook, heeft blootgelegd welke structurele problemen er zaten in het
IT-beheer en de projecten van de politie. Daar prijs ik haar voor.
Tegelijkertijd heb ik gezegd: dan wil ik ook vol comfort hebben over
alles wat er aan cijfers naar boven komt. Ik heb de directie
Financieel-Economische Zaken van het ministerie dus laten meekijken, als
een zijlicht, bij alles waar de taskforce meekwam. Dat heeft mij comfort
gegeven ten aanzien van de bedragen die daar uit zijn gekomen. Vinden
wij die bedragen net zo hard als de politie of kunnen we daar iets aan
afdoen? Zijn dat bedragen die onvermijdelijk zijn of kunnen daar nog
keuzes in gemaakt worden? We hebben dus geholpen in zowel het valideren
van de omvang, als het kijken naar wat je financieel-technisch of met
keuzes zou kunnen doen om het tekort kleiner te maken. Ik denk dat dat
heeft bijgedragen aan het terugbrengen van die 800 miljoen naar 300
miljoen.
Ik ben niet voornemens om dat concept snel los te laten, want in de
aanloop naar de keuzes die we volgend jaar moeten gaan maken, zal ik
behoefte houden aan dat extra comfort. Ik denk ook dat de politie
geholpen is met een zijlicht bij de keuzes die in kaart moeten worden
gebracht. Ik denk dat de doorlichting waar u zo lang om heeft gevraagd
er nu ligt en dat die transparantie goed is. Die zal de Kamer de komende
jaren beter in staat stellen om te kijken wat de impact van de keuzes
is: als ik hier nu geld in steek, verdwijnt dat dan in een zwart gat of
zie ik daar daadwerkelijk output voor terug?
Ik denk dat de politie en de regioburgemeesters daarvoor wel iets terug
zullen vragen, namelijk: kunt u vanuit Den Haag dan ook zo min mogelijk
gelabeld geld voor specifieke taakjes geven? Dat maakt het namelijk weer
moeilijk voor de gezagen in de organisatie om dat in stand te houden.
Het is een gezamenlijke queeste van meer inzicht versus kijken waar we
kunnen ontschotten en hoe we de politie kunnen helpen om het beheer
makkelijker te maken. Daar wil ik graag samen met u, de politie en de
gezagen een ronde in maken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Michon-Derkzen, met haar tweede
interruptie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, ik heb een vervolgvraag. We hoorden het vanochtend ook: de
politieorganisatie is een sui-generisorganisatie. Dat is een soort
specialis. De minister is verantwoordelijk voor het beheer. Wij hebben
als parlementariërs het budgetrecht. Zo eenvoudig is het leven ook,
ongeacht hoe de clip eruitziet. Met de informatie die we nu hebben vind
ik het te mager — dat wil ik wel gezegd hebben — dat de minister zegt
dat we daar samen de goede keuzes in gaan maken, met alle respect voor
wat er nu gebeurt binnen de politie; dat wil ik ook gezegd hebben.
Richting het debat dat we in het najaar zullen hebben, waarin we wat
meerjarig vooruitkijken, moeten we specifieker weten hoe het zit. Neem
een heel simpel voorbeeld als de huisvesting: wat levert bij wijze van
spreken bureau X of bureau Y op? Het concept, het alternatief, moet er
dan gelijk naast staan. Wat de minister net als queeste aanhaalde, moet
er gelijk mee oplopen. Daar ontbreekt het vaak aan. Ik wil de minister
ook uitnodigen om nog een concretiseringsslag van de politie te vragen
voor de informatie die we vandaag hebben gekregen, ten behoeve van het
debat in het najaar.
Minister Van Weel:
Dat wil ik zeker doen. We leven toe naar een debat in het najaar. Ook
daarin moet een balans worden gevonden tussen als Kamer sturen op de
verwarmingskosten in Westerwolde en de vraag welke
huisvestingstaakstelling we meegeven aan de politie. We zullen ergens de
balans moeten vinden tussen het werkbaar houden voor de organisatie, sui
generis of niet, om zelf het dagelijks beheer te kunnen doen enerzijds
en de politieke keuzes die we maken en de vraag of we comfort hebben bij
het beheer anderzijds. Dat het comfort bij het beheer zoals het was een
knauw heeft gekregen, moge duidelijk zijn. Op dat vlak zullen we dus aan
vertrouwen moeten gaan werken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was voldoende hierover. Er zijn veel vragen. De heer
Van Nispen was nu als eerste.
De heer Van Nispen (SP):
Toch even over dat bedrag voor het jaar 2026, want daarna … Die 300
miljoen zal mogelijk ingrijpende keuzes vergen. Het kan betekenen dat er
geld bij moet, maar het kan ook iets anders zijn, afhankelijk van de
politieke meerderheid. De minister zei: voor 2026 is het overzichtelijk,
zonder af te doen aan de formatie; de operationele slagkracht blijft in
stand en we kunnen ook de instroom bij de politie in stand houden. Dat
is allemaal taboe verklaard. Dat klinkt toch een beetje als: dat gaat
dus geen pijn doen. Tegelijkertijd hoorden wij vanmorgen dat het
uitgesloten is dat de politieorganisatie dit zelf gaat ophoesten en dat
het geen pijn doet, want natuurlijk doet het wel ergens pijn. Ik ga de
minister dus toch vragen waar dit dan pijn gaat doen. Zegt hij hiermee
nou dat er vanuit hem geen extra geld komt en dat de politie die 43
miljoen op de een of andere manier toch maar zelf moet ophoesten, uit de
eigen begroting?
Minister Van Weel:
Ik heb ook geen ander geld. Ik moet het ministerie en een hoop andere
uitvoeringsorganisaties draaiende houden. We hebben grote tekorten bij
de DJI, zoals u weet. Als u kijkt naar de totale Justitiebegroting, zult
u zien dat er niemand is die mij aan het einde van het jaar geld
teruggeeft en zegt: dank, ik hoef volgend jaar minder. Ook voor mij als
ultieme eindbeheerder geldt dat ik het moet doen met het geld dat mij is
toevertrouwd. Deels de tering naar de nering zetten, is iets wat we van
alle organisaties verlangen. Ik zou een gezonde politieorganisatie
achter willen laten, met visie, die binnen haar jasje in staat is om het
werk uit te voeren dat we van de politie vragen. Als je in een formatie
of in de toekomst meer geld aan die organisatie geeft, moet je weten dat
dat meteen gaat zitten in meer output en slagkracht. Die
gezondheidsswitch wil ik maken. Zoals ik zei, ga je niet niks merken van
de ingrepen die nu gedaan zijn of die in 2026 gedaan worden. Maar er zal
niemand ontslagen worden, er zijn geen consequenties voor de
rechtspositie van de mensen die er zitten, het zal geen consequenties
hebben voor de gebiedsgebonden politie, noch voor de opsporing.
Ja, we gaan bijvoorbeeld de niet-operationele sterkte, de overbezetting,
afbouwen. Eigenlijk is dat gezond, zoals ik al zei, maar zelfs daarbij
gaan we kijken of we daarbinnen kunnen differentiëren tussen mensen die
wel degelijk meer raakvlakken hebben met de operationele output versus
mensen die op overbezetting zitten in de bedrijfsvoering. Ook gaan we
kijken of we processen slimmer kunnen inrichten. Die hele slag gaan we
maken. Ik kan geen geld vinden zonder te bezuinigen op ofwel
bedrijfsvoering, ofwel arbeidsvoorwaarden, ofwel personeel, ofwel
materieel. Dat zijn de enige draaiknoppen die er zijn. Maar daarbinnen
heb ik gezegd hoe ik het ga doen, waarbij ik de operationele slagkracht
in stand houd.
De heer Van Nispen (SP):
Of je dit nu "het meerjarig sluitend maken van de begroting" of "het
ombuigen van de kostenoverschrijding" of "het terugbrengen van de
formatie" noemt, in gewonemensentaal is het een bezuiniging. Dat is het
begrotingstechnisch misschien niet, maar in gewonemensentaal wel; zo zal
het ook gevoeld worden door politieagenten. Dit voelt gewoon als een
bezuiniging op de politie, ondanks alle verkiezingsbeloftes uit vorige
verkiezingsprogramma's en ondanks alles wat iedereen nu weer opschrijft
in de programma's. Nou ja, dat weet ik nog niet, maar dat voorspel ik.
Is het niet buitengewoon pijnlijk en ook slecht voor het vertrouwen dat
er nu, in deze demissionaire periode, toch een begin wordt gemaakt met
bezuinigingen op de politie, die gewoon gevoeld gaan worden op de
werkvloer? Daarna werken die natuurlijk ook door in hoe mensen het
voelen, als er geen mensen zijn die opsporingshandelingen verrichten in
zaken waarvan aangifte is gedaan et cetera. Dit is toch buitengewoon
onhandig en vervelend? Waarom kunnen we als Tweede Kamer de minister dan
niet het mandaat geven om wel op zoek te gaan naar dat extra geld? Dan
kunnen we die bezuinigingen nu in ieder geval voorkomen en een pas op de
plaats maken, niet alleen met het sluiten van bureaus, zoals we hebben
afgesproken, maar ook met deze bezuinigingen, die kennelijk voor het
begrotingsjaar 2026 doorgevoerd gaan worden.
Minister Van Weel:
Ik druk toch even terug op het woord "bezuinigingen". Zo zou dat in uw
eigen huishoudboekje ook niet werken. Als u elke maand te veel geld
uitgeeft, meer dan u binnenkrijgt, en er tegen u gezegd wordt "meneer
Van Nispen, het wordt nu tijd dat u gaat uitgeven wat u binnenkrijgt
elke maand", zegt u ook niet: kom op zeg, ik ga niet bezuinigen! De
toonzetting moet net anders zijn.
De politiebegroting is enorm gegroeid de afgelopen jaren en die zal ook
verder doorgroeien, conform de investeringen die we hebben gedaan
overeenkomstig het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. We zien
echter dat het, door de oplopende overschrijdingen binnen de politie en
door de toenemende vullingsgraad, gaat knellen binnen het jasje van de
politie. Dan kun je zeggen: jeetje, het knelt; het jasje moet meteen
groter. Ik zeg niet dat ik daar op zich tegen ben, maar ik zou toch
eerst zeker willen stellen dat als het jasje groter wordt, de persoon
die erin past niet ook verder doorgroeit. Ik zou structurele maatregelen
willen om te zorgen dat extra input ook extra output is, en dat er niet
steeds inherent stijgende kostensoorten zijn, zoals de IV er een is
geweest de afgelopen tijd. Ik zou zeker willen stellen dat dat opgelost
is. Ik ben het dus met u eens, maar ik verzet me een klein beetje tegen
het frame dat er nu iets afgehaald wordt, terwijl de hoeveelheid geld
die de politie krijgt, gelijk blijft of stijgt.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Meneer Van Nispen, is dat voldoende op dit punt? U heeft
nog één interruptie over; ik snap het. Even kijken. Dan is mevrouw
Mutluer aan de beurt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp heel goed dat een organisatie opnieuw naar de inrichting
kijkt en die checkt, transparant is over de besteding en voorstellen
doet om het geld effectiever in te zetten. Laat ik dat
vooropstellen.
Aan de andere kant hoor ik nog steeds de woorden van de
regioburgemeester, die in het gesprek dat we vanochtend hadden, zei: je
kunt wel stellen dat je niet bezuinigt op de operationele slagkracht,
maar op het moment dat je de niet-operationele slagkracht vermindert of
daar goed naar kijkt, ook financieel gezien, en daar allerlei
voorstellen voor doet, gaat dat, omdat die mensen ten dienste staan van
het apparaat, uiteindelijk toch het apparaat en de politiemensen raken.
Dat vind ik een heel terechte constatering en ik kan dat dus niet
weerleggen zolang ik niet concreet weet met welke suggesties en
voorstellen men zal komen en wat daarvan de neveneffecten kunnen
zijn.
Mijn concrete vraag en suggestie was dan ook: kunnen we nu niet pas op
de plaats maken? Kunnen we niet beter de druk van de ketel halen door
die 170 miljoen euro voor de politie die bij hoofdlijnenakkoord ter
beschikking zijn gesteld nu deels in te zetten voor dat tekort van 43
miljoen in 2026? Dan hebben ze in ieder geval de tijd en de ruimte om
het zorgvuldig te doen. De Kamer heeft budgetrecht en dit geeft ze de
tijd om ons te laten zien waarom welke keuzes er worden gemaakt en welke
effecten men daarvan verwacht. Daar heb ik namelijk behoefte aan.
Voorzitter, het probleem is wel dat het tweeminutendebat mogelijk deze
week niet plaatsvindt en ik daardoor dus ook geen mogelijkheid heb om
met een meerderheid de minister aan te sturen. Ik wil daarom dat hij
hier serieus antwoord op geeft.
Minister Van Weel:
Dat zal ik doen. Ik wilde ook nog terugkomen op de suggestie van de
HLA-gelden, want de regioburgemeesters hebben mij dat ook gesuggereerd.
Ik moet de verwachtingen wel temperen, want die middelen zitten niet in
mijn achterzak. Die staan op de politiebegroting! Die worden onder
andere gebruikt voor de PTSS-kosten van 45 miljoen, die niet gedekt
waren door het vorige kabinet. Er gaat verder een enorm bedrag naar
digitale opsporing en daarover hebben we allemaal, ook de gezagen zelf,
de regioburgemeesters, gezegd dat we daar enorm achterlopen. We zien
hier een enorme groei en we kunnen het niet meer behappen.
Ik heb al die posten tegen het licht gehouden. Ik kan u nog wel
vertellen dat er één post is die ik bereid ben over te hevelen. Dat is
een post die mij zelf aan het hart gaat, omdat ik daarin geloof. Maar ik
ben bereid om die vanwege het algemeen belang toch over te hevelen naar
de resterende problematiek. Die post is het extra innovatiegeld uit het
regeerprogramma. Het gaat dan om 10 miljoen in 2026 en 15 miljoen in
2027. Ik geloof in de toekomst van AI, quantum, onbemande systemen et
cetera. Ik wilde hiermee een impuls geven aan de doorontwikkeling
daarvan, omdat ik denk dat het een essentieel onderdeel is van de
toekomst. Maar alles afwegende is het hemd nu nader dan de rok. Ik ben
daarom bereid om in 2026 en 2027 af te zien van dat geld, maar meer
ruimte is er niet binnen de HLA-gelden. Het staat allemaal op de
politiebegroting en dat deelt de korpschef ook.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Mutluer nog een keer op dit punt? Nee. Dan de heer
Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik wilde toch even terug naar de vragen die de vorige leden hebben
gesteld. Noem het dan maar niet "bezuinigingen" maar "ombuigingen", want
dat kan volgens mij ook. De minister schetst dat zijn ministerie, zijn
mensen, ook hebben meegekeken en dan rijst bij mij de vraag of er
discussie is geweest met de korpsleiding over wat wel en wat niet.
Minister Van Weel:
Dat waren hele interessante meetings, zeg ik via de voorzitter tegen de
heer Aardema. In die zin heeft het zijlicht ook wel zijn nut bewezen. Er
is bijvoorbeeld gekeken naar de facturenfrictieruimte en hoe de politie
daarmee omgaat. De experts van het ministerie zeiden: wat kun je
hanteren als frictieruimte? Je hebt immers altijd vacatures, omdat
mensen van de ene naar de andere positie gaan. Dat levert geld op.
Dat is een van de voorbeelden waarbij de input van het ministerie en
alle discussies hebben geleid tot het kunnen reduceren van de financiële
problematiek, zonder dat dat pijn doet in de organisatie. Dat lukte dus
door te zeggen: uit rijksbrede ervaring is gebleken dat dit de manier is
om met het ramen van de bezettingsgraad en de frictie om te gaan.
Zo zijn er meer discussies geweest. Er is ook een aantal keer
doorgevraagd: hoe hard is deze afspraak, nou? Staat dit echt in de
cao's? Hoe diep zit dat? Dat soort discussies heeft dat zijlicht
opgeleverd. Maar uiteindelijk is iedereen het erover eens dat dit de
plaat is en dat dit is wat je verantwoord aan technische maatregelen
kunt nemen.
De voorzitter:
Dank. Dat zijn voor dit moment de vragen. De minister continueert.
Minister Van Weel:
Ik kijk nog even of ik onder het kopje financiën dingen ben vergeten.
Dat is het geval, want de heer Van Nispen vroeg nog naar incidenteel
geld. Hij deed dat omdat de bonden daar ook naar hebben gevraagd. Maar
dat is dus geen oplossing voor deze problematiek. Het gaat namelijk om
structureel oplopende problematiek, die uiteindelijk uitkomt op een
"plateau". Dat is niet het woord, maar die 300 miljoen is dus wel waarop
het stabiliseert. Het is een opgave die er ligt en die aangepakt gaat
worden naar mate de organisatie meer gevuld raakt.
De heer Eerdmans vroeg naar de duurzaamheidseisen. Ze zouden in zo'n
geval ook hoog op mijn verlanglijstje staan van dingen om te schappen,
want het levert weinig op. Maar we hebben hier te maken met wettelijke
verplichtingen om de CO2-uitstoot te reduceren. Ik wil er nog
wel een keer naar kijken, maar in de regel houden we ons aan de wet. Dus
als er echt geen uitvlucht mogelijk is, zitten we daar, vrees ik, aan
vast.
De voorzitter:
De heer Eermans, heeft u een opmerking op dit punt? Nee? Oké.
Minister Van Weel:
Dan kom ik bij het kopje personeel en daar zit ook het onderwijs
in.
Hoe zit het met de eenheden die zelf een academie of een
onderwijsinstelling oprichten, vroeg mevrouw Michon-Derkzen. Alle
breed-executieve politiemedewerkers volgen na hun instroom de
Politieacademie. Dat weet u. De basispolitieopleiding en de opleiding
voor specialistische inzet bevinden zich allemaal daar. In de functie is
de vereiste opleiding vastgelegd en daar wordt dan ook aan vastgehouden.
De academies en de opleidingen waar u, mevrouw Michon, het over heeft,
zijn vaktechnische opleidingen die daarna spelen.
Los van de basispolitieopleidingen zijn er zogenoemde "veldacademies" in
de eenheden. De Intel Academie en de opsporingsacademie dragen
bijvoorbeeld kennis en vaardigheden uit hun eigen ervaring over aan
agenten. Natuurlijk moeten ze elkaar aanvullen en moet je dubbelingen
voorkomen. Als je vindt dat dingen in de basisopleiding thuishoren,
moeten die niet in een veldacademie zitten. Die moeten naar die
basisopleiding. Het is dus de bedoeling dat ze elkaar aanvullen. De
certificering zit verder echt alleen bij de Politieacademie.
Ik ben zelf op bezoek geweest bij een veldacademie voor verborgen
plaatsen in auto's. Het is enorm interessant om te zien wat voor
expertise je kunt opbouwen in het onderkennen van een verborgen ruimte
in een auto en hoe je die vervolgens open krijgt als je weet dat die er
zit. Dat gebeurt door kortsluiting te maken op de carrosserie met de
oplader van je telefoon. Daarna moet je drie keer drukken op het
mistlampknopje en het handschoenenkastjes opendoen. En dan pas komt de
verborgen ruimte aan het licht!
Dit is een voorbeeld van … Ik vertrouw dit publiek! Ik hoor zeggen dat
er mensen meeluisteren, maar dit is dus een voorbeeld van de
praktijkkennis van mensen die in een bepaalde niche heel veel kennis
hebben opgedaan en dat breed delen met collega's. Ik ben daar ontzettend
voor en dat hoeft van mij niet allemaal geconcentreerd te zijn in de
Politieacademie.
De voorzitter:
Het leidt wél tot een vraag van Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is wel dramatisch, maar niet zo dramatisch als al de geheimen die de
minister hier prijsgeeft over het aanpakken van verborgen ruimtes.
Zonder gekheid. Ik wist niet dat die veldacademies zo heten, maar het
gaat dus om eenheden die vakspecialistische kennis overbrengen. Die
eenheden worden niet erkend door de Politieacademie. Althans, ze
ploeteren om ervoor te zorgen — en dat is nog niet gelukt — dat ze via
de Politieacademie een certificaat kunnen verstrekken aan de agenten die
daar iets hebben geleerd. Dat dat gelukt zou zijn, is niet waar, want
het zijn twee gescheiden trajecten. De Politieacademie werkt dus niet
alleen niet goed samen met die regionale academies, maar ook niet met
dat initiatief, dat nota bene vanuit de bonden is gekomen.
Het IVV is een club van de bonden en die club zorgt er dus voor dat
agenten sneller opgeleid worden en door kunnen stromen. De IVV heeft
heel specifieke opleidingen, bijvoorbeeld rijden met licht en optische
geluiden. Het IVV werkt niet samen met de Politieacademie en daarom wil
ik toch echt tegen de minister gezegd hebben dat hier sturing nodig is.
Volgens mij willen we gewoon allemaal dat iedereen wordt gestimuleerd om
zijn werk beter te doen door een opleiding te volgen. De Politieacademie
moet daaraan bijdragen en hun niet het leven moeilijker maken.
Minister Van Weel:
Ik wil er graag in duiken, maar mijn beleving is niet dat de
Politieacademie niet meewerkt. Het zijn gewoon, zoals ik al zei, twee
verschillende beesten. Bij de een gaat het om het overdragen van
praktijkkennis aan collega's. Daar hoeft van mij ook geen diploma met
allerlei stempels aan vast te zitten. Certificering brengt strengere
eisen met zich mee en geldt natuurlijk wel voor de basisopleidingen en
de vaktechnische opleidingen die de academie geeft. Dat is mijn
belevingswereld, maar als ik ernaast zit, kom ik graag bij u
terug.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Zie ik mogelijkheden om de Politieacademie uit te breiden om aan de
instroomwensen te blijven voldoen? De Politieacademie zit op dit moment
aan haar maximale capaciteit, maar dat geldt eigenlijk ook voor de
absorptiecapaciteit van de politieorganisatie voor mensen die uit de
academie komen. Die hebben weliswaar een fantastische opleiding gehad,
maar ze moeten in de praktijk wel worden meegenomen door eenheden om
uiteindelijk het vak in de vingers te krijgen.
Ik kan me dat zelf nog herinneren uit mijn operationele tijd bij de
marine. Op papier waren wij een volledig gevuld schip, maar ondertussen
was ik wel vijf collega's aan het opleiden. Op dat moment was ik de
enige die volledig gekwalificeerd was om het werk te doen. Dat schiet
niet op! De uitstroom uit de academie moet dus wel behapbaar zijn voor
de eenheden die uiteindelijk die uitstroom moeten opnemen en die mensen
verder moeten opleiden. Ik denk dat we daar op dit moment aan onze max
zitten.
Mevrouw Mutluer vroeg naar de stage en de vooropleiding mbo: kunnen die
beter aansluiten op de politieopleiding? Politiewerk is niet voor
iedereen weggelegd. Het is zwaar werk dat veel van mensen vraagt.
Iedereen moet daarom gewoon voldoen aan de aanstellingseisen om in te
kunnen stromen. Dat is soms moeilijk als je op zoek bent naar personeel,
maar uiteindelijk is de organisatie het meest gebaat bij het vasthouden
aan de kwaliteitseisen. "Kwaliteit" moet ik het niet noemen, want het
gaat om de aanstellingseisen die de organisatie stelt.
Onder anderen de heer Six Dijkstra vroeg om meer rechercheurs. Het
belangrijkste wat hier gebeurd is, is dat de directe instroom in het
vakgebied tactische opsporing van de recherche mogelijk wordt gemaakt.
Dan hoef je dus niet meer vanuit de gebiedsgebonden politie door te
stromen. Dat is een nieuwe route, die gaat zorgen dat we meer directe
opsporingscapaciteit beschikbaar krijgen. Diverse eenheden zijn al
gestart met een tijdelijk alternatief voor deze nieuwe instroomroute. Er
blijkt daar veel animo te zijn om van buiten in te stromen. Ik kom ook
op veel politiebureaus dit soort mensen tegen. Het zijn jonge, zeer
gemotiveerde mensen die via zijinstroom echt tot het hart van de
politieorganisatie komen en daar hun bijdrage leveren.
Mevrouw Van der Werf vroeg naar het tekort aan femicidespecialisten. We
hebben het net al even gehad over de kwaliteitseisen die leidend zijn
bij alle opgaven die we hebben. Het aantal specialisten met specifieke
expertise, dat de afgelopen jaren is geworven, is wel toegenomen. Ik
denk dat de vraag naar specialisten alleen maar verder zal toenemen. Wij
nemen deze keuzes mee wanneer we de begroting voor 2026 opstellen en we
nemen het ook mee naar het overleg dat wij samen aangaan.
"Kan iedere agent een opleiding krijgen voor het herkennen van femicide
en huiselijk geweld?" Binnen de politie wordt geïnvesteerd in kennis,
deskundigheid en bewustzijn, zowel in de basisopleiding als
daarna.
In het verlengde van deze vraag vroeg mevrouw Mutluer ook nog of de 10
miljoen voor de aanpak van femicide voor die scholing kan worden
gebruikt. Die middelen worden voor meerdere doelen ingezet. Ik zeg dat
ook namens de staatssecretaris, die natuurlijk primair voor dit
beleidsterrein verantwoordelijk is. De politie heeft al aangegeven dat
met die 10 miljoen de bestaande scholings- en leermiddeleninstrumenten
zullen worden verbeterd en doorontwikkeld.
De heer Boswijk is er nu niet, maar hij zal dit vast teruglezen. Hij
vroeg of er nog een reactie komt op zijn initiatiefnota. Ik werk op dit
moment, ook met de andere betrokken bewindspersonen, aan die
kabinetsreactie. Daarbij houden we rekening met de
werkgeversverantwoordelijkheid en het feit dat elke beroepsgroep uniek
is. Het zijn niet allemaal gelijke beestjes. De aanpak moet dus passen
bij de betreffende doelgroep. Ik ben bang dat ik het niet red om deze
week met die reactie te komen. De heer Boswijk vroeg daarnaar en ik kan
hem zeggen dat ik spoedig na de zomer en ruim voor het verkiezingsreces
zal komen met een reactie op die initiatiefnota over PTSS.
De heer Boswijk merkte op dat er nog geen geld is gereserveerd voor
PTSS. Dat is inderdaad een van de punten die bij de doorlichting naar
boven zijn gekomen. Voor de politie zit dat nu dus in het
oplossingenpakket. Bij de politie is dus geen gebrek aan geld, maar voor
de brandweer verwijs ik de heer Boswijk door naar collega Struycken, die
daar inmiddels voor verantwoordelijk is. Hij zal daarover met u het
debat aangaan.
Dat brengt mij bij het kopje uitvoering, voorzitter. Ik zeg u er ter
geruststelling maar gelijk bij dat de blokjes steeds dunner
worden.
Hoe kunnen we focussen op de kerntaken? Dit is een vraag van
Michon-Derkzen die mij absoluut ontzettend bezighoudt. Ik zat vanmorgen
nog in het Veiligheidsberaad met de VNG en anderen en de minister van
Binnenlandse Zaken. Daar hebben we het onder andere weer gehad over
verward gedrag en waar de verantwoordelijkheid ligt. Het doet mij goed
om te merken dat er steeds minder wordt gesproken over en gekeken naar
de politie, maar veel meer naar de gzz en zorginstellingen als het gaat
om deze problematiek. Dat is precies hoe het zou moeten zijn; ik denk
dat wij dat hier allemaal delen. Per 1 januari zijn ook de taken op het
gebied van identificatie en registratie in het kader van asiel
overgeheveld. Ook die liggen niet meer bij de politie. Zo hoop ik dat er
meer domeinen zijn waar we kunnen kijken naar de focus van de politie op
de kerntaken. Publiek-private samenwerking bij winkeldiefstal is er ook
één. Op dit moment zijn we in overleg met de sector. Ik hoop spoedig na
de zomer een voorstel daarover, gedragen door zowel de publieke als
private sector, aan de Kamer te kunnen doen toekomen. Ook de herziening
van het boa-bestel gaat, denk ik, een bijdrage leveren aan wat de
politie wel en niet hoeft te doen.
Laat ik dan meteen zeggen tegen de heer Aardema: vanuit die optiek wil
ik niet al een toezegging doen over het behoud van 144 bij de politie.
De korpschef werkt op dit moment aan voorstellen. In het kader van de
kerntaken is dit een veld waarvan zij bekijkt of dat wel per se bij de
politie moet of dat er ook andere organisaties meer en beter toegerust
zijn, waar niet die specifieke politiekennis nodig is om 144 overeind te
houden. Ik kan er nog niks conclusiefs over zeggen. Daar komen we na de
zomer nog op terug. Eerst komt de korpschef bij mij terug, en dan ik bij
u.
De voorzitter:
Dat leidt tot een reactie van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik heb mijn argumenten genoemd over de praktische uitvoering van 144.
Uiteindelijk komt het dan toch weer op het bordje van de politie. Maar
goed, we wachten de ontwikkelingen even af.
Maar met de vorige woorden van de minister triggerde hij me toch even.
Er is namelijk ook nog iets als korpscheftaken. Dan kom je weer terug
bij de uitwisseling van de stewards van voetbalclubs. Ik hoorde dat dat
nog steeds niet goed gaat. Kunt u daar iets meer over zeggen?
Minister Van Weel:
Daar overvalt u mij nu een beetje mee. Ik heb me daar nu niet op
voorbereid voor dit debat. Ik kom daar heel graag in het volgende
bericht op terug.
Waarover ik wel alvast een tipje van de sluier kan oplichten, zeg ik
tegen de heer Boswijk in absentia, is de bewapening van de groene boa's.
Ook naar aanleiding van aangenomen moties hier ben ik voornemens om de
kan-bepaling te schrappen. Ik ga daar dus nu het gesprek met politie en
OM over aan en wil de wijziging op de AMvB spoedig doen toekomen. Dan
wil ik kijken of dat inderdaad het verschil maakt waarvan wij hopen dat
dat het geval is. Zo dat niet het geval is — daar zal ik een redelijke
termijn op zetten — moeten we werken aan nieuwe wet- en regelgeving.
Maar dat duurt dan ook meteen langer, dus ik doe het liever via deze
suggestie, die ook vanuit uw Kamer al een paar keer is gekomen.
Er werd gevraagd naar de voortgang op de motie van Michon-Derkzen over
de uitrusting van de ME. Het is van groot belang dat ze toereikend zijn
uitgerust, naast gehoorbescherming ook met beschermende kleding en
middelen om veilig te kunnen optreden. We kijken daar continu naar. In
het kader van het programma politie en openbare-ordemanagement worden de
mogelijkheden om de slagkracht en inzet van de ME te verbeteren,
bekeken. Onderdeel daarvan is of aanvullende bewapening of uitrusting
daarbij van meerwaarde kunnen zijn. Dat traject loopt dus.
Mevrouw Mutluer vroeg: hoe gaan we voorkomen dat geweld vanuit en door
de politie blijft groeien? Omdat we dit pas een aantal jaren
registreren, denk ik dat er ook sprake is geweest van een
registratiestijging, dus dat er door meer bekendheid ook beter gemeld
werd door mensen. De cijfers van 2024 laten hierin wel een stabilisatie
zien, waarvan ik hoop dat die zich bestendigt. Dat zou namelijk
betekenen dat er in ieder geval geen stijging is, maar er gewoon sprake
is geweest van een registratie-effect, waarbij een oploop te zien was
omdat mensen steeds beter wisten dat dit moest worden geregistreerd en
hoe dat moest. Dan is daar de stijging aan te wijten.
De brief over bad hosting. De heer Six Dijkstra zei: het is belangrijk
om hier vaart in te houden; gaan we dit uitwerken in een plan van
aanpak? Ja. Laat ik de antwoorden inkorten waar ze makkelijk zijn.
Zijn er problemen met de hackbevoegheid? Ik herken niet het beeld dat
men daar tegen een muur aanloopt, maar er zijn wel strikte voorwaarden
aan verbonden. Dat is ook in overleg met uw Kamer op een zorgvuldige
manier tot stand gekomen. Met succes wordt die in de praktijk overigens
ingezet. Dat blijkt onder meer uit de evaluatie van deze bevoegdheid,
die aan uw Kamer is gezonden aan het eind van 2023, waarin ook een
aantal grote zaken werden genoemd waarin doorbraken zijn bereikt, juist
door de hackbevoegdheid. Maar er zijn toen ook wel belemmeringen
aangegeven, bijvoorbeeld het aankopen van binnendringsoftware. Daar is
het beleid inmiddels op aangepast. Waar belemmeringen wijziging van wet-
en regelgeving vergen, zijn we dat aan het bekijken en zullen we in een
halfjaarbericht berichten over hoe we dat zouden willen aanpakken.
Dan kom ik op meer gegevensdeling naar aanleiding van de
gedigitaliseerde criminaliteit en cybercrime. Het notificeren en
identificeren van potentiële slachtoffers is een complex en
gespecialiseerd proces. De politie is daar eigenlijk niet goed op
toegerust. Maar het Nationaal Cyber Security Centrum is dat wel. In het
kader van de Nederlandse Cybersecuritystrategie wordt daar reeds op
ingezet. Dus vanaf 1 januari van dit jaar kan de politie politiegegevens
verstrekken aan het Nationaal Cyber Security Centrum. Daardoor wordt
mogelijk dat uit politieonderzoek verkregen slachtoffergegevens
verstrekt kunnen worden aan het NCSC. Dat kan die informatie vervolgens
duiden en waar mogelijk overgaan tot notificatie en het verrichten van
analyses en onderzoek voor derde partijen. Ook wordt deze zomer in
samenwerking met KPN een pilot gestart met een zogenaamd "anti-phishing
shield", waarbij internetgebruikers die dreigen te belanden op een
niet-vertrouwde website worden geredigeerd richting een
waarschuwingspagina. We hopen dat dat enorm helpt. Zelf ben ik erg
gecharmeerd van de publiekscampagne Laat je niet interneppen. Ik weet
niet of u die kent, maar die bestaat uit allerlei gevallen, zoals
verkopers aan de deur die een horloge aanbieden voor een tiende van de
prijs. Het zijn allemaal zaken waarvan we in de normale wereld allemaal
aanvoelen dat het niet klopt, maar waar we online allemaal wel
intrappen. Ik denk dat het gaat om een stuk bewustwording. Wat we in de
echte wereld niet vertrouwen, moeten we ook online niet
vertrouwen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank aan de minister voor de antwoorden hierop. Mijn vraag richtte zich
niet zozeer op slachtoffernotificatie, dus op personen of bedrijven die
slachtoffer zijn geworden. Als ik met de politie spreek, hoor ik dat de
politie echt behoefte heeft aan meer kaders voor slachtofferpreventie.
Ik bedoel dus dat zij weten dat bepaalde IP-adressen of domeinen
gebruikt worden door aanvallers om een hack te plegen of mensen op te
lichten. Zij willen graag die gegevens delen, maar missen daar een
framework voor. Herkent de minister dat punt?
Minister Van Weel:
Mij is verteld dat met de samenwerking en de mogelijkheden die er
bestaan om het NCSC informatie te geven uit politiegegevens, ook
IP-adressen, bad hosters of bad actors kunnen worden doorgegeven. Maar
ik zal dat nog een keer nagaan en neem dat mee in het volgende
halfjaarbericht.
De voorzitter:
Dank. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
De heer Eerdmans vroeg naar de foute tenaamstelling. Dat is een dossier
van de staatssecretaris, een zorgelijk dossier. Hij heeft daar gisteren
in het WGO wel uitgebreid aandacht aan besteed.
Is er contact met Zweden? Zeker, veelvuldig. Helaas kunnen wij een hoop
van elkaar leren. Daar waar ze in Zweden nu zien dat de explosieven waar
wij in Nederland al een tijdje mee te kampen hebben, daarheen overslaan,
hebben wij te maken met Zweedse criminele bendes die ook hier actief
zijn en bijvoorbeeld pogingen tot huurmoorden doen. Dus het is zeker een
zorgelijke ontwikkeling, maar wij houden elkaar daarbij goed vast. We
zien inderdaad dat onze praktijken hetzelfde zijn: het gaat vaak via
Telegram, het is voor een appel en een ei en het betreft vaak kwetsbare
jongeren die nog niet half beseffen waar ze aan beginnen; zeer
zorgelijk.
Het wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding. De minister van BZK en
ik hebben gezegd dat we daar een wetsvoorstel voor gaan maken. We
wachten dus nu op het WODC-rapport en maken daar één clusterwet van voor
alles wat we gaan veranderen in de demosfeer. Het WODC-rapport komt na
de zomer en het wetsvoorstel is onze reactie daarop. Het komt binnen een
redelijke termijn na dat rapport.
De heer Eerdmans vroeg of Telegramgroepen en whatsappgroepen ook vallen
onder het wetsvoorstel over openbare groepen. Ja, voor zover zij
openbaar toegankelijk zijn. Voor de besloten groepen werk ik
tegelijkertijd ook aan wetgeving. Ik moet eerlijk zeggen dat die
wetgeving vanuit het oogpunt van privacy wel complexer is. We hebben in
het verleden voorbeelden gezien van gevallen waarin we op de vingers
zijn getikt, dus het moet wel kloppen. Vandaar dat ik begin met stap
één. Die gaat op heel korte termijn, nog voor de zomer, in
consultatie.
Mevrouw Mutluer sprak over cold cases. Ik dank haar voor haar plan. We
maken zo meteen nog even een foto en dan gaan we het serieus bekijken.
Ik ben bezig met mijn ultieme poging, zoals ik het heb genoemd. In het
kader daarvan heb ik inmiddels al een gesprek met de Raad van State
gehad. Ja, de AP geeft aan dat er mogelijkheden zijn, als je je maar
beperkt in de gegevens. Maar daar komen meteen ook ontzettend veel
nadelen achter weg. Een van de dingen waarover we bijvoorbeeld gesproken
hebben met de Raad van State gaat over de vraag of je gegevens voor
langere mag bewaren als je een perimeter legt rondom een moordgeval, een
plaats delict. Dat zou wellicht werkbaar kunnen zijn, maar de grap van
het oplossen van cold cases is nou juist vaak dat er ergens uit een
compleet andere hoek een link kom die uiteindelijk kan leiden tot weer
nieuwe beweging. Heel vaak is in die omgeving alles al in verband
gebracht met die zaak en alles wat al in het dossier zit, mag gewoon
bewaard worden; dat is het probleem niet. Het is echt een worsteling. Ik
wil iets doen wat ook echt nut heeft en niet een lege huls optuigen
waardoor we wel een heleboel bureaucratie hebben, maar geen resultaat.
Ik ben dus nog bezig. Ik heb alleen wat langer tijd nodig, dus het wordt
het najaar voordat ik hierop terugkom. In de tussentijd doe ik dus niks
met deze gegevens.
Dan de documentaire De blauwe familie. Is er erkenning voor deze mensen?
Ik kan helaas niet ingaan op individuele casuïstiek, zoals u weet. Maar
de documentaire heeft wel laten zien wat een impact het heeft en welk
leed dat teweeg kan brengen. De zorg, op basis van het stelsel
beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, is voor alle politiemedewerkers
beschikbaar, ook bij gezondheidsklachten naar aanleiding van
discriminatie en racisme.
De heer Van Nispen vroeg naar de forensisch geneeskunde. We hebben het
er al vaak over gehad. U weet dat er nog een bezwaar loopt op het
besluit zoals dat genomen is, dus ik wil er inhoudelijk nu niet op
ingaan. Ik wil ook niet de keuze die we gemaakt hebben ter discussie
stellen hangende dat bezwaar, want daarmee zou ik invloed uitoefenen op
dat bezwaar. Dit is een keuze die destijds gemaakt is en die in 2018
door het kabinet in gang is gezet. Ik moet nu echt even deze trein
uitzitten. Dit neemt niet weg dat we natuurlijk wel kijken naar de
beschikbaarheid van voldoende forensische artsen in het algemeen. Maar
ik wil dat voor nu wel even loskoppelen van de medische arrestantenzorg.
Daar zit een separaat programma op, het programma Versterking
Forensische Geneeskunde, in opdracht van JenV, VWS en BZK.
De voorzitter:
Dank. Er is een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het uiteraard jammer dat de minister er nu niets over wil en kan
zeggen. Ik heb daar overigens wel begrip voor. Maar zodra die
bezwaarprocedure is verlopen, kan het natuurlijk wel opnieuw bezien
worden. Het gaat hier namelijk wel om de forensische geneeskunde en als
je de taak van de medische arrestantenzorg daar weghaalt, ook al is daar
in het verleden misschien voor gekozen, dan dreigt het fundament onder
het beroep weggeslagen te worden, zoals de artsen zelf zeggen. Naast het
forensisch-medisch onderzoek en de lijkschouw vormt het namelijk een van
de drie belangrijke pijlers van de forensische geneeskunde. Het zou dus
wel een moment kunnen zijn waarop de minister het opnieuw kan bezien,
zeker als een aantal partijen in de Kamer dat van hem vraagt, maar ook
omdat hij zelf dat beroep erg belangrijk zegt te vinden.
Minister Van Weel:
4 juli is de uitspraak in het kort geding. Dat is al snel. Zoals ik al
zei, ga ik hangende het bezwaar geen uitspraken doen, maar houd ik vast
aan de route die is ingezet. Ik ga dus ook niet speculeren over wat er
mogelijk anders zou kunnen zijn.
De voorzitter:
De minister continueert.
Minister Van Weel:
Dan de vragen over Marco Kroon, die zich moest melden op het bureau. Ik
kan mij alleen maar aansluiten bij de woorden van de minister van
Defensie, hoewel ik echt alle begrip heb voor de emoties en gedachten
daaromheen. Maar we leven in een rechtsstaat en dat recht moeten we zijn
beloop laten. Dat heeft in dit geval geresulteerd in een procedure waar
ik me niet in ga mengen. Dat mag u van mij ook verwachten als minister
van Justitie.
Dit geldt eigenlijk ook voor een groot deel van de vragen van de heer El
Abassi, die allemaal zagen op individuele gedragingen, individuele
gevallen en individuele uitlatingen van politici of leiders. Ik ga daar
allemaal niet op in. In algemene zin kan ik u zeggen dat ik dat wat
strafbaar is, verwerpelijk vind. Dat moet niet plaatsvinden. Oproepen
tot geweld is strafbaar, opruiing is strafbaar. Ik heb onlangs een
wetsvoorstel over de verheerlijking van terrorisme in consultatie
gebracht, want ik vind dat ook het steun betuigen aan terroristische
organisaties of aan terroristische daden duidelijker strafbaar moet
worden. Dus ik ben zeker bezig met de thematiek en ik realiseer me dat
in het verhitte debat er meer behoefte is aan strafrechtelijk
maatregelen om daar paal en perk aan te stellen. Maar ik ga niet in op
individuele zaken.
De heer El Abassi (DENK):
Ik vind het ingewikkeld. Deze zelfde minister kon namelijk wel zijn
mening uiten over en vertellen wat hij vond van bijvoorbeeld IS-vlaggen.
Nou stel ik hem de vraag wat hij vindt van een NSB-vlag. Ik krijg daar
geen antwoord op. Ik krijg een algemeen antwoord, terwijl de minister
wel heel duidelijk is over een IS-vlag. Dus wat vindt de minister van
een NSB-vlag die tijdens een demonstratie gewapperd wordt?
Minister Van Weel:
Dan moet ik me verlaten op wat het OM van een NSB-vlag vindt. We hebben
duidelijke richtlijnen over vlaggen van terroristische organisaties. IS
is aangemerkt als een terroristische organisatie. De NSB stamt volgens
mij van voor die tijd, dus hoewel ik het verwerpelijk vind om met
NSB-vlaggen rond te lopen, kan ik nu niet oordelen of het OM dat ook
daadwerkelijk strafbaar vindt.
De heer El Abassi (DENK):
Die voorzichtigheid zag ik dus niet bij een IS-vlag. We hebben het over
een nazivlag, een vlag met een fascistische ideologie erachter. Dan is
het voor de minister ineens heel moeilijk om daar een mening over te
hebben, om te vertellen wat hij daarvan vindt, terwijl hij dat heel
makkelijk doet als het gaat om andere vlaggen. Begrijpt de minister dat
mensen hier moeite mee hebben?
Minister Van Weel:
Ik weet niet eens hoe een NSB-vlag eruitziet. Als u "een nazivlag" had
gezegd, had ik volmondig "ja" gezegd. Dat is mijn aarzeling
hierin.
De voorzitter:
De heer El Abassi voor zijn laatste interruptie, de derde.
De heer El Abassi (DENK):
Dit is dus zo stuitend. De minister weet helemaal niet eens hoe een
IS-vlag eruitziet. De minister weet helemaal niet hoe een Hamasvlag
eruitziet. Er waren vlaggen met de sjahada erop, wat niks te maken heeft
met IS of Hamas, maar die zijn wel uitgemaakt voor IS- en Hamasvlaggen.
Daarover heeft de minister meteen een mening. Hier gaat het om vlaggen
die gebruikt werden door nazi's, met een fascistische ideologie, en dan
weet de minister ineens helemáál niet hoe zo'n vlag eruitziet. Ik vind
het verwerpelijk.
Minister Van Weel:
Dat mag u vinden. Ik heb uitgelegd wat ik daarvan vind. Ik ken wel
degelijk IS-vlaggen. Ik laat mij hierin leiden, ook als ik die
uitspraken erover doe, door zaken die al door politie en OM zijn
behandeld. Dan kan ik er namelijk wél wat over zeggen, want dat is het
afgedaan. Dat is in het geval van deze IS-vlag gebeurd. Dan spreek ik
ook met gezag. Dat kan ik nu niet. Ik was er niet bij; u zegt mij dit.
Daarom kan ik er niet zo veel over zeggen. Dat heeft nik te maken met
meten met twee maten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Er is gevraagd naar een vergelijking met Spanje. Ik weet ik niet wat de
Spaanse wetgeving en het Spaanse demonstratierecht zeggen. In Nederland
is het vrij helder: dat recht gaat ver, maar is niet onbegrensd. Dat
geldt dus ook voor het ingrijpen bij een demonstratie, wat in een
voorkomend geval door de politie wordt gedaan. Dat wordt gedaan binnen
de grenzen van onze regels en wetten, en daar is in de kern volgens mij
niks mis mee.
Wat ik tegen homohaat in Amsterdam ga doen, vroeg mevrouw Wijen-Nass.
Primair ligt dit bij staatssecretaris Paul, die coördinerend
bewindspersoon is waar het gaat om emancipatie en de rechten van vrouwen
en lhbtq+-personen. Er is in oktober vorig jaar wel een beweging gestart
om tot een vervolg te komen op het Actieplan Veiligheid lhbti 2019-2022.
De resultaten zullen in de tweede helft van dit jaar met uw Kamer worden
gedeeld. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris ook dit daarin zal
meenemen.
De voorzitter:
Een vraag, van mevrouw Wijen-Nass, voor de minister.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, dank u wel, meneer de voorzitter. Dank voor het antwoord van de
minister. Mijn vraag hield vooral in: wat gaat de minister concreet
doen, nu, tegen het geweld tegen die gemeenschappen in Amsterdam? Want
daar is echt wel wat aan de hand. Ik begrijp dat het emancipatiedeel bij
Mariëlle Paul ligt, maar wat gaat deze minister doen, die
verantwoordelijk is voor Justitie en Veiligheid en dus ook voor de
veiligheid in onze hoofdstad? Wat gaat hij daar specifiek aan
doen?
Minister Van Weel:
Ik zeg vaak: het strafrecht is niet het panacee voor alles wat er mis is
in onze maatschappij, maar het is het sluitstuk van een aanpak, en dat
gebeurt dus pas als wetten worden overtreden. U noemt dat geweld wordt
gebruikt. En ook voor als er wordt gediscrimineerd, hebben we wetten en
dan moet de politie optreden. Met expertisecentra, ook op het gebied van
diversiteit, rusten we vervolgens de politie en het OM uit om te weten
en goed te kunnen herkennen wanneer hiervan sprake is en of we dan
vanuit een specifieke bril, bijvoorbeeld de lhbtq-bril, anders aandacht
moeten besteden aan een geconstateerd strafbaar feit. Dat is wat we
doen, en dat zorgt hopelijk voor een betere aanpak van de geconstateerde
strafbare uitingen. Maar daar gaat natuurlijk niet per se een
preventieve werking van uit. Wat u zegt, dat emancipatiedeel is dus wel
ontzettend belangrijk. Ik denk dat daar in Amsterdam ook een deel van
het probleem zit; niet zozeer in de handhaving, maar wel in de
emancipatiekant van dit probleem.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb nog één vervolgvraag hierop. Kan ik dan concluderen dat de
minister niet hier specifiek over in gesprek gaat met de burgemeester
van Amsterdam?
Minister Van Weel:
Ik wil dit graag opbrengen in een gesprek met de burgemeester van
Amsterdam, om te horen wat zij verder voor aanpak heeft. Maar ook die
zal breder zijn, hoop ik, dan alleen de inzet van politie en
justitie.
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dan vroegen zowel de heer El Abassi als mevrouw Wijen-Nass naar signalen
dat Maccabisupporters niet worden vervolgd. Het strafrechtelijk
onderzoek heeft zich echt op beide kanten gericht in deze onderzoeken
naar de ongeregeldheden. Er is ontzettend veel beeldmateriaal bekeken,
ook naar aanleiding van de aangiften die zijn gedaan tegen
Maccabisupporters, maar in acht gevallen is het niet gelukt om uit het
beschikbare beeldmateriaal ook bewijsbare zaken te halen. Dat kan komen
doordat beelden niet voldoende duidelijk zijn. En ook is er van veel
ongeregeldheden wel beeldmateriaal maar geen geluidsmateriaal, waardoor
je ook niet discriminatie of belediging — want dat zijn dan vaak de
aangiften geweest — kunt aantonen. Tja, en dat leidt dan tot seponeren.
Maar dat heeft niks te maken met meten met twee maten; zonder bewijs is
er gewoon geen vervolging. Ook dat is aan beide kanten gebeurd. Dat is
de huidige stand. Er zijn nog 84 verdachten van beide kanten, zeg ik, in
beeld. Die zijn nog niet geïdentificeerd, maar de politie geeft niet
op.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ah nee, meer een correctie, in die zin dat ik daar niet naar heb
gevraagd. Dus alleen de heer El Abassi.
De voorzitter:
Ja, waarvan akte. Excuus. Dan gaan we door.
Minister Van Weel:
Excuus.
Geweld tegen mensen met een publieke taak. Ontoelaatbaar, en dat moeten
we ook adequaat bestraffen. En ja, het klinkt slap om nog een keer te
komen met nieuwe Eenduidige Landelijke Afspraken, maar dat is wel nodig
en dat blijkt uit de evaluatie. Ik heb dit net ook weer met de VNG
besproken en gevraagd: help ons om die afspraken duidelijker en
effectiever te maken. Daar zat ook de voorzitter van het College van
pg's bij, de heer Otte. Dus ik hoop dat we daarin wel stappen kunnen
maken. Wat ik ook zal doen, is hopelijk nog voor de zomer komen met het
beloofde taakstrafverbod in het geval van hulpverleners, zodat we dat in
consultatie kunnen brengen. Ik heb er goede hoop op dat dat nog voor de
zomer lukt.
De campagne "Blijf jezelf, tel even tot 11" richt zich voornamelijk op
zorgmedewerkers en ziekenhuismedewerkers. Ik ben het ermee eens dat die
posters tijdens de nieuwjaarsnacht op de mensen die we dan geweld zien
gebruiken, niet heel veel impact hebben. We hebben wel andere middelen
die we daarop inzetten, via de Taskforce Onze hulpverleners veilig.
Gisteren heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet veilige
jaarwisseling. In het kader van de handhaving zullen we ons ook gaan
beraden op wat dat nou betekent in de communicatie in de aanloop
daarnaartoe: hoe houden we het veilig voor onze hulpverleners, ook
tijdens het laatste oud en nieuw waarbij nog wel vuurwerk mag worden
afgestoken? Daar informeren de staatssecretaris van IenW en ik uw Kamer
meer over voor het einde van het jaar.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee recht heb gedaan aan de meeste
vragen.
De voorzitter:
Ik ga nog even kijken. Zijn er prangende vragen van de leden blijven
liggen? Ik ga even het rijtje af. Dit is bij de heer Six Dijkstra het
geval. Graag even uw vraag herhalen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Zeker, voorzitter. Ik had nog een vraag gesteld over massaal
slachtofferschap bij bijvoorbeeld gedigitaliseerde criminaliteit, over
dat het rechtssysteem voor opsporing en vervolging niet helemaal gebouwd
lijkt te zijn voor zaken waarin je honderden slachtoffers hebt. Mijn
vraag aan de minister is of er nog een verkenning mogelijk is naar
mogelijke beleidswijzigingen.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk nog even verder. Geen onbeantwoorde vragen. De heer
Aardema heeft nog een onbeantwoorde vraag?
De heer Aardema (PVV):
Ja, voorzitter, dank. Ik had nog een vraag gesteld naar de mening van de
minister over de aanbevelingen over AOT en OG.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Minister, als u deze nog zou willen beantwoorden, zijn
wij helemaal blij.
Minister Van Weel:
Ja, uiteraard. Op dat eerste kom ik terug in het halfjaarbericht. Ik ben
daar ook wel benieuwd naar, want het zijn inderdaad zaken waarin enorm
veel mensen slachtoffer zijn geworden en we willen die niet allemaal
individueel door de strafketen hebben; dat zou een grote belasting
betekenen.
Op die aanbevelingen gaan we nog reageren, dus daar kom ik op terug, zeg
ik tegen de heer Aardema. We hebben hier goed kennis van genomen.
De voorzitter:
Dan dank ik u hartelijk voor de beantwoording in deze eerste termijn. We
gaan door naar de tweede termijn, allereerst van de zijde van de Kamer.
Gezien de tijd: één minuut spreektijd met één onderlinge interruptie.
Als eerste is het woord aan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het goed is dat we over dit debat
een tweeminutendebat hebben. Mevrouw Mutluer vroeg dat bij de regeling
van deze week. Ik weet niet zo goed of dat nog ingepland kan worden. Hoe
dan ook, dan is het maar gezegd dat het van belang is dat er een
tweeminutendebat komt. Het is ook goed om een uitspraak van de Kamer te
hebben over hoe om te gaan met de situatie waar de politie nu voor
staat.
Ik wil de minister hartelijk bedanken voor zijn beantwoording. Ik kijk
zeer uit naar het gewijzigde boa-bestel, en ook naar die bewapening van
de boa: heel goed. Taakstrafverbod: heel goed. Er komt allemaal veel
moois aan. Het WODC-rapport: idem. Dat wordt nu ook iets waar iedereen
zo erg naar uitkijkt; de verwachtingen zijn hooggespannen. Aanpak
winkeldiefstal: idem. Ik zou de minister ook nog willen vragen om zich
te verdiepen in de Politieacademie en de wisselwerking met die academies
bij eenheden. Ik heb oprecht zeer het gevoel dat dat verbeterd kan en
moet.
En, voorzitter, ik wil graag ook nog vragen hoe de minister aankijkt
tegen de inzet van de politie bij demonstraties. Daar had gisteren ook
de heer Eerdmans het over. Hij kwam daar kort op terug. Ik begrijp wel
waarom hij dat vraagt, en tegelijkertijd denk ik: tja, als half politie
Nederland in Den Haag is, dan halen we ze wel van de snelweg af. Dus wat
leren we daar nou nog van, om er inderdaad voor te zorgen dat we daar
niet continu mee geconfronteerd worden, zodat we ook nog steeds politie
in de regio blijven houden? Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Dan is het woord aan de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel. Trump uitnodigen was een oplossing, geloof ik, dus dan zijn
we van alle problemen af. "Meer Trumps nodig", zei mijn buurman net, dus
wie weet ...
Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Eigenlijk is alles voor mij
beantwoord. Ik kijk erg uit naar het wetsvoorstel gezichtsbedekkende
kleding — uiteraard; daar zit JA21 nogal op te azen — na de zomer. Houd
die bendes in de gaten, wil ik de minister meegeven. Eén vraag. U
verwees volgens mij heel snel naar de staatssecretaris waar het ging om
het rommeltje rond de administratie op het departement, waarbij blijkt
dat mensen door elkaar worden gehusseld en 900 verdachten dan gewoon hun
straf ontlopen. Klopt dat? En mag ik daar dan een toezegging op of een
brief, zodat we, voordat de heer Duisenberg weer met een nieuw rapport
komt met "het blijft een chaos", weten wat we aan die infofout kunnen
doen? Want dat is denk ik echt wel een hobbel. Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. De heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de heldere beantwoording en
voor het laatste debat met hem voor het reces. Enige puntjes waar
onderling nog wat onduidelijkheid over was. Natuurlijk de
slachtofferpreventie. Volgens mij is er nog wat uitzoekwerk aan onze
beide kanten. Van de politie hoor ik wel duidelijke signalen dat hier
echt een behoefte aan bestaat, maar dat kunnen wij dan in aanloop naar
het tweeminutendebat doen, als dat in september hopelijk kan
plaatsvinden. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ja, voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister. Het is wel duidelijk
dat de problemen qua financiën nu op tafel liggen. Eigenlijk was er de
toezegging van de minister dat de operationele slagvaardigheid bij de
politie in ieder geval in stand blijft, en ook de instroom. Dus dat is
goed, alleen houden wij zeker de vinger aan de pols als het gaat over de
financiën.
Cold cases. Mijn collega Mutluer had het daar net ook al over. Ik denk
dat die zeker aandacht behoeven, want de collega's die 30 jaar geleden
een onderzoek hebben gedaan, hebben dat uiteraard zo grondig mogelijk
gedaan. Alleen zijn de technische mogelijkheden, met name op het gebied
van DNA, tegenwoordig veel beter, dus sommige zaken verdienen ook echt
dat ze opnieuw opgepakt worden.
Tot slot: die uiteenzetting over de verborgen ruimtes was wat mij
betreft veel te kort. Dank u wel.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Mijn dank aan de minister. Ik ben blij dat er eindelijk transparantie is
gekomen ten aanzien van de financiën van de politie, maar de situatie is
ook wel weer heel erg zorgelijk. Ik snap dat er nu gekeken wordt naar de
niet-operationele slagkracht, maar ik zeg nogmaals dat dat gewoon gaat
over de mensen op straat, de mensen die het werk moeten doen, en dat dat
hen ook gaat raken. Ik wil gewoon meegenomen worden in dit traject. Voor
mijn part gaan we in september weer een gesprek voeren met de politie,
of een rondetafelgesprek. En ik wil gewoon geïnformeerd worden via een
Kamerbrief over wat wel en niet wordt gedaan en wat de verwachte impact
daarvan zou kunnen zijn, zodat wij daar vanuit onze rol als Kamer ook
gewoon keuzes in kunnen maken.
Ten tweede de mbo-opleidingen. Ik verzoek de minister om na te gaan hoe
die samenwerking tussen de mbo-opleidingen en de Politieacademie
versterkt kan worden, zodat de kwaliteiten die mensen hebben maximaal
benut worden of ze ondersteund worden, zodat ze aan die eisen kunnen
voldoen.
Tot slot, voorzitter, De blauwe familie. Ik begrijp niet helemaal waarom
de minister zegt dat hij niet kan ingaan op individuele zaken. Dit
hebben we uitgebreid hier in de Kamer besproken. Ik hoop van harte dat
die afhandeling en het afsluiten van dat hoofdstuk zo snel mogelijk
plaatsvinden. Dat is gewoon een oproep die ik nog even doe.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter, en ook aan de collega's, voor dit wederom prettige
debat. Er moet mij één ding van het hart, aanvullend op alle kritische
vragen over de formatie en het geld, die natuurlijk terecht zijn. Ik zou
er echt voor willen waken dat we straks niet alleen voor volgend jaar,
maar ook voor de daaropvolgende jaren heel blij zijn met onszelf als de
excelsheet klopt maar we eigenlijk moeten constateren dat de praktijk er
droeviger op is geworden. Want uiteindelijk gaat het om wat mensen ervan
merken en of het politiewerk nog kan worden uitgevoerd op de manier
waarop we dat wenselijk vinden. Dat is natuurlijk de echte toets; niet
de rekensom die rond is, maar: kunnen we gewoon waarmaken en leveren wat
we hier met z'n allen zouden willen? Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst over de forensische geneeskunde als
beroep. Ik herhaal mijn oproep: houd nou die drie pijlers van het beroep
bij elkaar. De minister mag dat na 4 juli wel degelijk opnieuw bezien,
ongeacht de afloop van die zaak. Ik zeg niet dat het morgen of volgende
week moet, maar er kan wel degelijk een moment komen waarop we dit
opnieuw gaan bezien. Die oproep herhaal ik hier.
Ten tweede: het geld. De minister zei: dat heb ik niet. En de minister
kan zich wel verzetten tegen het frame van bezuiniging, maar ik vind het
juist een frame dat de minister zegt dat het geen bezuiniging is. Want
dit voelt natuurlijk wel als een bezuiniging. Mevrouw Van der Werf had
natuurlijk volkomen gelijk: het gaat uiteindelijk niet alleen om die
excelsheet, maar ook om hoe politieagenten, om wat zij dagelijks merken
in hun werk. En misschien nog wel belangrijker: om wat de mensen op
straat en in de wijken ervan merken. Dus tot slot dit, voorzitter. Als
hier nou het beeld is van "tja, het kan niet anders; het moet en het zal
op deze manier, en die 43 miljoen gaan we er toch bij de politie van
afhalen", kan dat volgens mij niet. Het kan gewoon niet zo zijn dat wij
straks weer allemaal tegen de kiezer zeggen "stem op ons, want wij
investeren het meeste in veiligheid", terwijl we hier verzuimd hebben om
de basis op orde te brengen. Dat gaat er bij mij gewoon niet in. Dus als
de minister de komende maanden niet zelf met een oplossing komt, bij de
begroting voor 2026 die hij nog gaat schrijven of aan het schrijven is,
dan hebben wij hier als Tweede Kamer een hele belangrijke taak om daar
wél voor te zorgen.
De voorzitter:
Dank. Dan de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Dank, voorzitter. Een groep gewelddadige hooligans uit Israël die met de
Mossad zijn meegereisd, die roepen: "Dood aan de Arabieren!", en "Waarom
geen scholen in Gaza? Omdat daar toch geen kinderen zijn". Palestijnse
vlaggen van gevels rukken; taxichauffeurs aanvallen; geweld plegen tegen
vrouwen; planken, riemen en metalen staven hebben gebruikt als wapens.
Pogingen tot het binnendringen van woningen. Het onderbreken van een
minuut stilte voor de overstromingen in Spanje met racistische leuzen.
Allemaal op beeld. En dan hoor ik de minister zeggen: geen beeld, geen
geluid; niet strafbaar, geseponeerd. Voorzitter, ik heb meer meegegeven.
We zullen dat terugzien in moties en in het tweeminutendebat. Dank u
wel.
De voorzitter:
U bedankt. Tot slot, mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank aan de minister voor de
beantwoording. Ik kijk erg uit naar dat taakstrafverbod voor geweld
tegen hulpverleners. Ook dank aan de minister voor dat hij in gesprek
gaat met de burgemeester van Amsterdam om te spreken over het geweld
tegen de lhbti+-gemeenschap. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor deze tweede termijn van de Kamer. Dan gaan we naar
de minister voor zijn tweede termijn.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Ik zal een aantal van de vragen langslopen. Op een
aantal zaken heb ik ook toezeggingen gedaan, en die ziet u schriftelijk
terug of bij de begroting. Die laatste is inderdaad waar 2026 in moet
neerdalen. Dat is een begroting die sluitend is. Ik probeer niet een
ander frame neer te zetten. Alleen, als u zegt dat we 43 miljoen
afpakken van de politie, dan wil ik wel zeggen dat de politie met heel
knap werk, zonder te raken aan de kern van de organisatie, de
problematiek heeft weten terug te brengen tot een beperkte omvang, maar
dat er een restproblematiek blijft: het probleem is dat het niet in de
begroting past. Dus als we zeggen dat er een oplossing voor moet komen,
dan is het antwoord: de begroting van de politie moet omhoog. Maar dat
is wat anders dan: "de begroting van de politie gaat omlaag". De
begroting is de begroting. Dat is denk ik de discussie die wij met
elkaar hadden. En ik heb de wettelijke verplichting om de uitvoering van
de politie in dat kader te brengen. Als wij daar collectief een andere
mogelijkheid voor zien en zeggen dat we dat kader willen oprekken, dan
sta ik daar helemaal voor open, maar dat is niet primair waarvoor ik aan
de lat sta richting uw Kamer.
De tenaamstelling. Inderdaad is dat de constatering van de Algemene
Rekenkamer waar staatssecretaris Struycken mee bezig is. Die heeft daar
volgens mij ook een plan van aanpak voor toegezegd. Alleen zat hij in
het WGO van gisterenavond aan het einde alleen, dus ik heb dat niet live
meegekregen. Maar u wordt daar zeker nog over geïnformeerd.
Over de demonstraties en het uitnodigen van Trump: we kijken of er nog
andere lessons learned zijn dan het uitnodigen van de Amerikaanse
president naar aanleiding van het optreden van de politie hier. Daarover
zullen we met de driehoek in Den Haag zeker contact zoeken.
De voorzitter:
We hebben nog één interruptie in deze termijn, dus ga uw gang, mevrouw
Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, daar zit natuurlijk niemand op te wachten, maar dit is echt een
belangrijk punt. Het punt is namelijk dat er gewoon verschillend wordt
opgetreden en dat er ook handelingsverlegenheid is in het land. Ik zou
de minister willen vragen om juist dat punt wel actief op te pakken.
Daar hebben we het WODC in die zin ook niet voor nodig. Wat kan je nu
doen? Kunnen we de gezagen en ook de politie in de driehoeken gewoon
helpen met wat er mogelijk is, waaruit je kan kiezen? Dat las ik ook
terug in het inspectierapport dat we bij de stukken hebben. Daarvan
dacht ik: "Nou ja, wat let ons? Gewoon doen!".
Minister Van Weel:
Nee, dat ben ik helemaal met u eens. En dat heb ik ook geschreven in een
reactie op het inspectierapport, dat we ermee aan de slag gaan om dat
handelingskader op te zetten. Dus dat hoeft ook niet te wachten op het
WODC-rapport. Maar dan nog: ik kan niet de afweging maken; elke driehoek
maakt soms zijn eigen afwegingen.
De voorzitter:
En nog een vraag van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ja, voorzitter, een hele korte. Komt er nog een evaluatie van de
NAVO-top, het optreden en vooral ook de kosten? En kunt u die met ons
delen?
Minister Van Weel:
Ja, wij zullen ons moeten verantwoorden over de kosten. Ik ga er ook van
uit dat er een evaluatie komt over de bredere organisatie. Wij zullen
daar de veiligheidsinput aan bijdragen. En wat ik zei: er zijn ook een
aantal lessons learned die ik graag vertaald zou willen zien in
permanente constructies. Denk bijvoorbeeld aan het optreden tegen
drones, waarvoor we nu voor de NAVO-top methoden hebben gevonden waarvan
ik denk dat die wellicht ook in het normale leven soelaas kunnen bieden
— om het zo maar te zeggen. Dus ik heb daar ook behoefte aan.
Over de andere punten heb ik eerder gezegd dat ik daarop terugkom of die
zijn anders afgedaan, denk ik.
De voorzitter:
Ik zie geen rebellie ontstaan, dus dat zal dan zeker het geval zijn. Ik
bedank de minister voor de beantwoording in de tweede termijn. Daarmee
zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat Politie.
Ik loop graag nog even de toezeggingen met u door. Allereerst is er dus
een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Michon-Derkzen. Dat wordt
in principe na het reces ingepland met u, mevrouw Michon-Derkzen, als
eerste spreker. Wilt u dat nog voor het reces doen, dan moet u heel erg
moeilijk gaan doen met een extra regeling van werkzaamheden et cetera.
Maar goed, dat is aan u.
We hebben drie toezeggingen genoteerd. De eerste toezegging:
De minister stuurt de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Boswijk, Mutluer en Van der Werf over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen na de zomer naar de Kamer.
De minister knikt en de Kamerleden zijn akkoord, dus dat staat dan zo genoteerd. De tweede toezegging:
Na de zomer informeert de minister de Kamer ook nader over het boa-bestel en over de aanpak winkeldiefstal.
De minister knikt. Dat is akkoord, ook voor de leden. Dat staat dan zo genoteerd. En dan de laatste toezegging:
In het volgende halfjaarbericht politie komt de minister terug op de vraag van de heer Aardema over de korpscheftaken en op de vraag van de heer Six Dijkstra over massaal slachtofferschap gedigitaliseerde criminaliteit.
De minister knikt. Kamerleden, zijn we nog toezeggingen vergeten? Dat is niet het geval. Goed, dan dank ik de minister voor zijn komst naar de Kamer en natuurlijk ook zijn ondersteuning. We danken de boa's voor de … Althans, boa's? Sorry, sorry, ik ben helemaal niet boa-bevoegd. Wat zeg ik nou? Misschien komt dat ooit nog. We danken de bodes voor de koffie en de thee, en natuurlijk de Kamerleden voor hun inbreng.
Sluiting 16.57 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|