Geannoteerde agenda informele Onderwijsraad 11-12 september 2025
Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Brief regering
Nummer: 2025D36260, datum: 2025-09-01, bijgewerkt: 2025-09-04 11:43, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-441 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .
Onderdeel van zaak 2025Z15694:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-09-03 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-04 10:00: Informele OJCS-Raad (Onderwijs) d.d. 11-12 september 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-09-11 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 441 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2025
Hierbij zend ik uw Kamer de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst voor onderwijsministers op 11 en 12 september 2025 in Billund en Herning, Denemarken.
De informele bijeenkomst wordt georganiseerd door het Deense EU-voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Helaas is er in verband met het aftreden van de NSC-bewindspersonen nog geen helderheid over de vertegenwoordiging van OCW bij de informele Onderwijsraad.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.T.M. Hermans
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE BIJEENKOMST ONDERWIJSMINISTERS 11-12 SEPTEMBER
Centraal tijdens deze informele bijeenkomst staat het onderwerp mbo. Een informele bijeenkomst wordt door het voorzitterschap zelf georganiseerd en kent een laagdrempeliger karakter dan de reguliere Raden in Brussel. De onderwerpkeuze komt daarmee ook van het voorzitterschap zelf.
Tijdens de informele bijeenkomst zullen in ieder geval deze thema’s op de agenda staan:
Beroepsonderwijs en uitdagingen van arbeidskrachttekorten in nationaal en internationaal perspectief
Internationalisering van het beroepsonderwijs
Herning-verklaring
De precieze invulling van de gevraagde inbreng door de lidstaten is nog niet bekend. Daarom zal de inbreng hieronder vanuit bestaand en aangekondigd Nederlands beleid over mbo worden gegeven.
Beroepsonderwijs en uitdagingen van arbeidskrachttekorten in nationaal en internationaal perspectief
Inhoud
Op het moment van schrijven zijn de achtergrondstukken voor dit agendapunt nog niet gepubliceerd. De verwachting is dat het agendapunt vooral over de in maart gepubliceerde Vaardigheidsunie zal gaan.
Vaardigheidsunie
Met de Vaardigheidsunie heeft de Commissie een strategisch plan voor het gecoördineerd opbouwen van vaardigheden voor kwalitatief hoogwaardige banen voorgesteld, waarmee tekorten aan vaardigheden en mismatches op de arbeidsmarkt moeten worden tegengegaan. De nieuwe Europese strategie voor het mbo die hierin wordt aangekondigd moet de aantrekkelijkheid, excellentie, kwaliteit en arbeidsmarktrelevantie van het mbo verbeteren. Verder stelt de Commissie acties voor om vaardigheden te ontwikkelen en te behouden gedurende het werkende leven. De Commissie kondigt onder meer aan om de ontwikkeling van nationale individuele leerrekeningen1 te ondersteunen en het gebruik van microcredentials (certificaten voor specifieke vaardigheden) te stimuleren. Er wordt ook een vaardigheidsgarantie getest, bedoeld om werknemers die betrokken zijn bij herstructureringsprocessen of werkloos dreigen te worden, de kans te geven zich verder te ontwikkelen. Daarnaast zal publiek-private samenwerking binnen strategische sectoren worden gestimuleerd. Verdere aankondigingen betreffen een versterkt en gestroomlijnd Pact voor Vaardigheden2, een evaluatie en mogelijke uitbreiding van EU-academies voor vaardigheden en de uitbreiding van de Europese Alliantie voor Leerwerkplaatsen3. Daarnaast wil de Commissie de ontwikkeling van gezamenlijke Europese studieprogramma’s stimuleren, zo mogelijk resulterend in een
Europees diploma(-label) in het wo en hbo4 en de haalbaarheid verkennen van een equivalent van dit diploma(-label) voor het mbo.
Inbreng Nederland
Het kabinet verwelkomt de aandacht voor beroepsonderwijs en de aangekondigde en gepubliceerde voorstellen op dit gebied, zoals de Vaardigheidsunie, als basis voor een innovatief, adaptief en krachtig mbo.
Nederland werkt al langer aan de aanpak van de arbeidsmarktkrapte en de rol van het (beroeps)onderwijs hierin. De kabinetsbrede brief over de aanpak van arbeidsmarktkrapte van 13 december jl. beschrijft de 5 actielijnen waarmee het kabinet arbeidsmarktkrapte te lijf gaat.5 In deze brief wordt ook ingegaan op de rol voor het onderwijs in het verbeteren van de matching tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Op dit moment is er niet voldoende goed opgeleid personeel voor cruciale publieke dienstverlening en de maatschappelijke transities. Mede vanwege de krappe arbeidsmarkt vinden veel studenten na hun opleiding snel een baan, maar dat is niet noodzakelijkerwijs in beroepen die hen voldoende zekerheid geven op een duurzame toekomst en die groot maatschappelijk belang kennen. Nog te veel studenten kiezen voor een opleiding die niet opleidt voor beroepen met een duurzaam arbeidsmarktperspectief. Er wordt daarom al hard gewerkt aan het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, waarbij het kabinet oog houdt voor de constante verandering die de arbeidsmarkt kenmerkt. Bijvoorbeeld door het versterken van loopbaanoriëntatie- en begeleiding, met de Werkagenda mbo en de maatregel doorstroom beroepskolom in het hbo.6 Op dit moment wordt er in het mbo ook gewerkt aan een pact voor het opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst, om met onderwijs en bedrijfsleven afspraken te maken over opleidingsaanbod dat past bij de maatschappelijke uitdagingen die er zijn, en om te zorgen dat studenten opleidingen volgen met voldoende perspectief op de arbeidsmarkt.7
Het actieplan digitale en groene banen (2023)8 is een goed voorbeeld van een sectorale aanpak. In het actieplan is ook een actielijst opgenomen met maatregelen. Deze werden gebaseerd op de aanbevelingen die door het stakeholdersveld zijn aangeleverd en uit het onderzoeksrapport Arbeidsmarktkrapte technici van SEO Economisch Onderzoek (SEO) en Research Centre for Education and the Labour Market (ROA). De maatregelen zijn verdeeld over de volgende pijlers: (1) verhogen instroom in bètatechnisch onderwijs; (2) het behoud en vergroten van de instroom in de bètatechnische arbeidsmarkt; (3) arbeidsproductiviteitsgroei; (4) versterken governance en tegengaan van versnippering.
Verder staat het kabinet terughoudend tegenover een Europees diploma(-label) voor beroepsonderwijs en -opleiding. Het kabinet acht het wenselijk om eerst prioriteit te geven aan de verschillende bestaande erkennings- en kwaliteitsborgingsinstrumenten in het mbo alvorens te werken aan een Europees diploma voor beroepsonderwijs en -opleiding dat gezien de diversiteit aan onderwijsstelsels en beroepen in de lidstaten moeilijk realiseerbaar zal zijn.
Indicatie krachtenveld
De Vaardigheidsunie is goed ontvangen door de lidstaten. Wel delen de meeste lidstaten enkele zorgpunten over voorgenomen voorstellen die in lijn zijn met het standpunt van het Nederlandse kabinet.9 Dit gaat met name over de bevoegdheden van de Europese Unie. Op voorhand kan worden opgemerkt dat sommige voorstellen hiermee op gespannen voet staan, zoals het idee van een Europees diploma(label) voor het beroepsonderwijs, automatische erkenning van leerperioden in het buitenland in het mbo (en het funderend onderwijs) en de reikwijdte van het aangekondigde Skills Portability Initiative dat een wettelijke basis zou kunnen krijgen. Hoewel het kabinet de aandacht voor basisvaardigheden en voor STEM onderwijs ondersteunt, plaatst het kabinet kanttekeningen bij een aantal concrete voorstellen, zoals streefdoelen en acties die raken aan de inhoud van het nationale curriculum.
Internationalisering van het beroepsonderwijs
Inhoud
De EU stimuleert de internationalisering van het mbo om de kwaliteit, aantrekkelijkheid en arbeidsmarktrelevantie van het beroepsonderwijs te versterken. Dit past binnen de bredere Europese Onderwijsruimte, de eerdere Europese Vaardigheden Agenda en de recente Vaardigheidsunie.
Belangrijke doelen zijn het bevorderen van mobiliteit van studenten, docenten en leerbedrijven, bijvoorbeeld via programma’s als Erasmus+. Ook wil de EU de erkenning van diploma’s en vaardigheden tussen lidstaten verbeteren, zodat jongeren makkelijker kunnen doorstromen of werken in andere Europese landen. Daarnaast stimuleert de Unie samenwerking tussen mbo-instellingen in verschillende landen, om kennisuitwisseling, innovatie en onderwijskwaliteit te bevorderen. Door internationalisering wil de EU mbo-studenten breder inzetbaar maken, hen ervaring laten opdoen in een internationale context en het beroepsonderwijs aantrekkelijker en toekomstbestendiger maken. In 2024 zijn Raadsaanbevelingen over leermobiliteitsmogelijkheden aangenomen, welke ook als doel hebben om mobiliteit binnen de EU verder te stimuleren. Voor het mbo is een nieuw streefpercentage van 12% afgesproken.10
Inbreng Nederland
Nederland verwelkomt de inzet van de EU om internationalisering van het mbo te stimuleren om de kwaliteit, aantrekkelijkheid en arbeidsmarktrelevantie van het beroepsonderwijs te versterken.
Het is voor Nederland van groot belang dat mbo-studenten net als hbo- en wo-studenten mogelijkheden hebben om internationale ervaring op te doen. Deze ambitie is ook opgenomen in de Werkagenda MBO 2023-2027. Hier wordt op verschillende manieren op ingezet. Zo faciliteert Nederland bijvoorbeeld Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs, om internationalisering in het mbo verder te stimuleren. Dit doet Nuffic op verschillende manieren, zoals het organiseren van netwerkbijeenkomsten, het ondersteunen van scholen bij het duurzaam verankeren van internationalisering, en via informatievoorziening en het uitvoeren van onderzoek. Nederland wil hierbij ook het belang van het programma Erasmus+ benadrukken als cruciaal instrument om internationalisering te stimuleren.
Indicatie krachtenveld
De inzet van de EU op het gebied van internationalisering van het mbo worden door de lidstaten positief ontvangen.
Herning-verklaring (Herning-verklaring over aantrekkelijk en inclusief beroepsonderwijs voor een sterker concurrentievermogen en hoogwaardige banen 2026-2030)
Inhoud
Het Deense voorzitterschap is voornemens om tijdens deze informele Raad de Herning-verklaring aan te nemen over de voortzetting van het Kopenhagenproces11 gericht op de versterkte Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs. Hierin staat het stimuleren van mobiliteit, de erkenning van onderwijs over grenzen heen, het bevorderen van kwaliteitsborging en de verhoging van de instroom in het mbo centraal. De Herning-verklaring is de opvolger van de Osnabrück-verklaring die tijdens het Duitse Raadsvoorzitterschap in november 2020 werd aangenomen.12 Behalve de EU-lidstaten zijn ook de kandidaat-lidstaten, lidstaten uit de Europese Economische Ruimte (EER), onderwijsaanbieders en sociale partners partij in deze verklaring.
In de Herning-verklaring wordt de inzet voor de uitvoering van de Raadsaanbeveling uit 202013 en de Verklaring van Osnabrück herbevestigd, met als doel het mbo in Europa verder te versterken als aanjager voor duurzaam concurrentievermogen en veerkracht. De verklaring bouwt voort op de beleidsontwikkelingen sinds 2020, waaronder de Raadsaanbeveling over leermobiliteitsmogelijkheden14, de Raadsaanbevelingen over digitale vaardigheden en digitaal onderwijs en de aanpak van arbeids- en vaardighedenstekorten via onder meer de voorgestelde Vaardigheidsunie. De toetreding van nieuwe kandidaat-lidstaten tot het Kopenhagenproces wordt verwelkomd, evenals de steun van mbo-instellingen en studentenorganisaties bij de uitvoering van deze gezamenlijke doelstellingen.
Tussen 2026 en 2030 zetten de Europese lidstaten zich op nationaal niveau in voor het versterken van de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het beroepsonderwijs, zodat het een volwaardig alternatief wordt voor academische trajecten. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan het verbeteren van leerwerkplekken en leren in de praktijk, in lijn met het Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.15 Er wordt opgeroepen tot gerichte inspanningen om meer jongeren en bedrijven te betrekken bij opleidingen in sectoren die cruciaal zijn voor de groene en digitale transitie, zoals STEM-richtingen.
Om het beroepsonderwijs beter af te stemmen op de veranderende arbeidsmarkt, moeten partnerschappen met sociale partners en het gebruik van arbeidsmarktdata worden versterkt. Beroepsopleidingen zullen daarnaast basis- en transversale vaardigheden, zoals ondernemerschap, duurzaamheid en burgerschap, blijven integreren. Inclusiviteit staat centraal, onder meer door het doorbreken van genderstereotypen en het bevorderen van gelijke toegang voor iedereen. Ook wordt sterk ingezet op het verhogen van deelname van volwassenen, in het bijzonder laaggeschoolden, aan bij- en omscholing.
Een ander aandachtspunt is het aanpakken van het tekort aan leraren en opleiders in het beroepsonderwijs door het beroep aantrekkelijker te maken, met aandacht voor professionele autonomie, goede arbeidsvoorwaarden en voortdurende professionalisering. Tegelijkertijd wordt het belang van het fysieke en mentale welzijn van zowel studenten als personeel erkend.
Excellentie initiatieven zoals de uitbreiding van de Centres of Vocational Excellence (CoVE’s) moeten innovatie stimuleren, terwijl hoger beroepsonderwijs verder wordt ontwikkeld om te voorzien in de vraag naar geavanceerde beroepsvaardigheden. Mobiliteit wordt eveneens bevorderd met als doel dat in 2030 minstens 12% van de VET-studenten en -docenten internationale leerervaringen opdoet (Raadsaanbeveling leermobiliteitsmogelijkheden16). In de verklaring wordt ook het belang van verdere afstemming van mbo-beleid op maatschappelijke en technologische veranderingen zoals kunstmatige intelligentie benadrukt.
Op Europees niveau blijft de Commissie landen en sociale partners ondersteunen bij de uitvoering van deze ambities, onder meer via programma’s zoals Erasmus+. Er wordt gewerkt aan een nieuwe mbo-strategie binnen de bredere Vaardigheidsunie, en samenwerking met andere internationale organisaties wordt versterkt om best practices te delen. Cedefop en ETF blijven toezien op de voortgang en rapporteren daarover regelmatig aan de relevante Europese overlegorganen.
Inbreng Nederland
Nederland verwelkomt de Herning-verklaring als een belangrijke stap in de voortzetting van het Kopenhagenproces en waardeert de inzet om het beroepsonderwijs in Europa verder te versterken. De doelstellingen bouwen voort op de Raadsaanbeveling over het mbo uit 2020 en de Osnabrück-verklaring. De Nederlandse inzet is gericht op een beroepsonderwijssysteem dat jongeren en volwassenen effectief voorbereidt op een snel veranderende arbeidsmarkt, met aandacht voor gelijke kansen en een leven lang ontwikkelen.17 Het kabinet onderschrijft de centrale onderwerpen van de Herning-verklaring, zoals het bevorderen van leermobiliteit, de gelijkwaardigheid van het mbo met het hbo en wo en het versterken van partnerschappen met het bedrijfsleven en sociale partners. De integratie van transversale vaardigheden zoals duurzaamheid, ondernemerschap en burgerschap sluit goed aan bij het Nederlandse onderwijsbeleid.
Nederland is bovendien positief over de expliciete aandacht in de Herning-verklaring voor de impact van technologische ontwikkelingen zoals kunstmatige intelligentie (AI). Het versterken van digitale competenties binnen het mbo is essentieel voor een toekomstbestendige beroepsbevolking en sluit aan bij nationale inspanningen rond digitalisering in het onderwijs.18
Nederland steunt daarnaast de nadruk op het aantrekkelijker maken van het docentschap binnen het beroepsonderwijs, inclusief aandacht voor professionele ontwikkeling en het welzijn van leraren en studenten. Ook de ambitie om het mbo te positioneren als volwaardig alternatief naast het wo en hbo, en de inzet op sectoren cruciaal voor de groene en digitale transitie, zijn in lijn met de nationale prioriteiten van Nederland.19
Tot slot waardeert Nederland de inzet op monitoring en kennisdeling via Cedefop en ETF en ziet het uit naar verdere samenwerking binnen de bredere Europese Vaardigheidsunie20 en programma’s als Erasmus+, die bijdragen aan een veerkrachtig en toekomstbestendig mbo.
Indicatie krachtenveld
De Herning-verklaring is zorgvuldig voorbereid samen met de EU-lidstaten en sociale partners via het ACVT (raadgevend comité voor het mbo en via het DGVT (bijeenkomst van directeuren-generaal voor het mbo van de lidstaten). De Herning-verklaring is positief ontvangen door de lidstaten en sociale partners.
Individuele leerrekeningen geven mensen een budget dat ze kunnen besteden aan opleidingen om hun vaardigheden en inzetbaarheid te verbeteren.↩︎
Europese Alliantie voor leerlingplaatsen - Europese Commissie↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 22 112, nr. 3938↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 31 288, nr. 1188↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 31 288, nr. 1185↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1173↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 22 112, nr. 4023↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 22 112, nr. 3857↩︎
Intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding | EUR-Lex↩︎
https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu2020.pdf↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32020H1202(01)↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:C_202403364↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32018H0502(01)↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 22 112, nr. 3857↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 31 524, nr. 617↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024-2025, 31 288, nr. 55↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 22 112, nr. 4023↩︎