[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026

Memorie van toelichting

Nummer: 2025D36316, datum: 2025-09-16, bijgewerkt: 2025-11-17 12:19, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36800-VIII-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36800 VIII-2 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026.

Onderdeel van zaak 2025Z15671:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025–2026
36 800VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 miljoen). Totaal € 57.033,1

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 miljoen). Totaal € 2.481,0

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

G. Moes

B. Artikelgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1 1. Leeswijzer

De departementale begroting 2026 bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. beleidsagenda;
  2. beleidsartikelen;
  3. niet-beleidsartikelen;
  4. agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren;
  5. verdiepingshoofdstuk;
  6. bijlagen.

Groeiparagraaf

Voor het opstellen van de begroting gelden de Rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. Op basis hiervan zijn, ten opzichte van de begroting 2025, de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  1. de verdiepingsbijlage en de bijlage moties en toezeggingen zijn komen te vervallen;
  2. de bijlagen Caribisch Nederland en Nationaal Groeifonds worden vanaf nu gecentraliseerd opgenomen bij het beleidsverantwoordelijke ministerie. De bijlage Caribisch Nederland bij het Ministerie van BZK en de bijlage Nationaal Groeifonds bij het Ministerie van EZ;
  3. in de beleidsagenda wordt bij beleidsmatige intensiveringen met een budgettaire mutatie van € 20,0 miljoen of meer verwezen of vooruitgewezen naar een Kamerstuk dat betreffende beleidskeuzes uitlegt.

In juni 2011 is de motie Schouw aangenomen (Kamerstukken II, 2010/11, 21501-20, nr. 537). Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.
De Europese Commissie heeft voor 2025 aanbevelingen gedaan omtrent basisvaardigheden en het lerarentekort. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van deze aanbeveling.

In 2015 zijn door de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals (SDG’s) vastgesteld als de nieuwe mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030. Ook Nederland heeft zich gecommitteerd om deze doelen in 2030 te behalen.
Het Ministerie van OCW is verantwoordelijk voor de nationale uitvoering van:

  1. SDG 4 Kwaliteitsonderwijs - SDG Nederland (targets 4.1 tot en met 4.7);
  2. SDG 5 Gendergelijkheid - SDG Nederland (onder andere targets 5.1, 5.4, 5.5);
  3. SDG 16 Vrede, justitie en sterke publieke diensten - SDG Nederland (onder andere targets 16.6, 16.7, 16.10).

Informatie in de begroting en andere relevante publicaties

De begroting en het jaarverslag zijn compacte documenten en toegespitst op de financiële informatie. Door ook in te gaan op niet-financiële informatie, wordt inzicht geboden in de impact van het beleid en de publieke middelen die daarvoor worden ingezet.

Binnen de niet-financiële informatie maakt het Ministerie van OCW gebruik van de Strategische Evaluatieagenda (SEA) en van beleidsindicatoren. De SEA wordt gebruikt om strategisch monitorings- en evaluatieonderzoek in te plannen over een periode van 4 tot 7 jaar. Bevindingen uit deze rapportages helpen het Ministerie van OCW om aan te sturen op doeltreffend beleid en hebben daarnaast een belangrijke rol in de publieke verantwoording. Dit gaat over maatschappelijke waarden: zijn de publieke middelen doelmatig besteed? Daarnaast worden beleidsindicatoren benut om kwantitatief de voortgang op de prioritaire doelen van het Ministerie van OCW te volgen.

Voor de beleidsprioriteiten is per subthema een monitoringsmatrix beschikbaar op www.ocwincijfers.nl. Dit is een overzicht waarin informatie samenkomt: de beleidsprioriteit waarbij het subthema hoort, de belangrijkste maatregelen die er onder vallen, de financiële middelen en beleidsindicatoren die bij de maatregelen horen, (SEA-)onderzoeken en bijbehorende beleidsbrieven. In de beleidsagenda (begroting) wordt verwezen naar deze overzichten en in het beleidsverslag (jaarverslag) worden de belangrijke uitkomsten weergegeven.

Het Ministerie van OCW biedt via www.ocwincijfers.nl informatie aan over de OCW-beleidsterreinen; kerncijfers die inzicht geven van de sector en indicatoren waarmee beleidsdoelstellingen gevolgd worden. Gedurende het jaar worden bestaande indicatoren geactualiseerd, worden nieuwe indicatoren ontwikkeld en komen nieuwe versies van diverse monitors beschikbaar.

De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. Jaarlijks verschijnt de Staat van het Onderwijs (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 171), waarin beschreven wordt wat goed gaat en wat er beter kan in het onderwijs. Op het Dashboard Financiële positie onderwijs 2024 wordt jaarlijks de financiële positie van publiek bekostigde onderwijsinstellingen weergegeven.

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer

Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van het Ministerie van OCW. Gekoppeld aan de prioritaire doelen in de beleidsagenda worden de monitoringsmatrices gepubliceerd op www.ocwincijfers.nl.

Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de Eerste Suppletoire Begroting (Voorjaarsnota), de Suppletoire Begroting September en de Tweede Suppletoire Begroting (Najaarsnota).

Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en algemene maatregelen van bestuur worden voorgehangen.

Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. SEA-onderzoeken en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid.

De derde woensdag in mei is Verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van het Ministerie van OCW met daarin de in het begrotingsjaar gemaakte voortgang op de begrotingsdoelen en ambities. Ook wordt het onderwijsverslag naar de Tweede Kamer gestuurd. De monitoringsmatrices worden bijgewerkt op basis van de resultaten over het begrotingsjaar.

Onderdelen begroting

Beleidsagenda

In de beleidsagenda wordt per beleidsprioriteit geschetst welke stappen het Ministerie van OCW wil zetten. Verder bevat de beleidsagenda de openbaarheidsparagraaf. Vervolgens wordt een overzichtstabel getoond waarin de belangrijkste budgettaire mutaties op de OCW-begroting worden weergegeven, de tabellen met intensiveringen en ombuigingen, een tabel met de SEA en een overzicht van de risicoregelingen.

Beleidsartikelen

De beleidsartikelen bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. algemene doelstelling met een toelichting daarop;
  2. rol en verantwoordelijkheid van de minister;
  3. tabel met kengetallen die informatie over de sector bevatten;
  4. beleidswijzigingen, waarbij wordt weergegeven welke belangrijke beleidswijzigingen zich komend jaar zullen voordoen. Ook wordt, indien van toepassing, ingegaan op beleidswijzigingen als gevolg van onderzoeken en evaluaties, voor zover deze zijn afgerond;
  5. tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel bevat een vaste indeling in financiële instrumenten volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften. Onder de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt een uitsplitsing van de verplichtingen en de budgetflexibiliteit van het begrotingsjaar in percentages weergegeven;
  6. toelichting op de instrumenten en budgetflexibiliteit.

Niet-beleidsartikelen

Er zijn twee zogenaamde niet-beleidsartikelen:

  1. op artikel 91 (Nog onverdeeld) wordt een overzicht gegeven van de verdelingen van tijdelijk geparkeerde middelen, zoals de loon- en prijsbijstelling;
  2. op artikel 95 (Apparaat kerndepartement) zijn de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, de apparaatskosten van de inspecties en adviesraden, baten-lastenagentschappen en de zelfstandige bestuursorganen opgenomen.

Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren

Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de baten-lastenagentschappen Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Nationaal Archief.

Bijlagen

De volgende bijlagen zijn in de begroting opgenomen:

  1. rechtspersonen met een Wettelijke taak en Zelfstandige Bestuursorganen;
  2. subsidieoverzicht;
  3. uitwerking SEA;
  4. specifieke uitkeringen.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Een sterke basis en hoge kwaliteit

Nederland staat voor grote uitdagingen, daardoor zijn onze strategische autonomie en ons concurrentievermogen van groot belang. Tegelijkertijd staan de overheidsfinanciën onder druk, waardoor bezuinigingen onontkoombaar zijn. Binnen deze kaders wordt gewerkt aan onderwijs en wetenschap van hoge kwaliteit, met als doel een weerbare samenleving met voldoende en kwalitatief hoogwaardig menselijk kapitaal. Onderwijs is de sleutel om de productiviteit, en daarmee onze welvaart, aan te jagen. Leerlingen en studenten dienen de basisvaardigheden taal, lezen, rekenen-wiskunde, digitale geletterdheid en burgerschap beter te gaan beheersen. Mensen zijn weerbaarder wanneer zij goed kunnen lezen en schrijven, informatie kritisch kunnen verwerken en zelfstandig een afgewogen mening kunnen vormen. Daarnaast is het doel om de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek te vergroten.

Een actueel en kwalitatief goed curriculum waarbinnen basisvaardigheden naar een hoger niveau worden getild

Het Ministerie van OCW wil dat de basis aan het einde van schooljaar 2027/2028 bij alle leerlingen op orde is. Dit betekent dat elke leerling aan het einde van het funderend onderwijs de basisvaardigheden lezen, rekenen en schrijven op orde heeft om deel te kunnen nemen aan de maatschappij en voor een goede aansluiting op het vervolgonderwijs. Met de actualisatie van het curriculum wordt gezorgd voor duidelijke en eigentijdse doelen voor het onderwijs. Op deze manier zorgen we voor een duurzame verbetering en versterking van het onderwijs. Scholen in het funderend onderwijs krijgen aanvullende middelen vanuit het Ministerie van OCW voor verbetering van de basisvaardigheden. Scholen gebruiken de aanvullende middelen voor evidence-informed interventies. Dit zijn interventies waarbij een school kennis uit de wetenschap, de praktijk en de context van de eigen school gebruikt om het onderwijs in de basisvaardigheden te verbeteren. Er is geld beschikbaar gesteld voor professionalisering van onderwijspersoneel in basisvaardigheden en voor de implementatie van het vernieuwde curriculum. Ook wordt evidence-informed onderwijs de norm gemaakt voor alle scholen door een aanpassing van de deugdelijkheidseisen. Verder wordt met de kwaliteitsalliantie leermiddelen gewerkt aan actuele, betaalbare en goede leermiddelen, wordt de inrichting, functie en vorm van de doorstroomtoets herzien en wordt de aandacht voor het jonge kind versterkt. Voor een succesvolle implementatie moeten leermiddelen, toetsen en examens de inhoudelijke wijzigingen van het curriculum volgen en is evidence-informed werken het uitgangspunt.

In het mbo wordt de komende twee studiejaren ook geïnvesteerd in extra begeleiding op taal en rekenen voor startende mbo-studenten om studievertraging en uitval zoveel mogelijk te voorkomen. Voor taal worden de eisen en het examen beter afgestemd op een maximale ontwikkeling van de verschillende groepen mbo-studenten. Tegelijkertijd worden docenten basisvaardigheden extra ondersteund en toegerust via nieuwe opleidingstrajecten. Ook het burgerschapsonderwijs krijgt verder vorm met nieuwe kwalificatie-eisen en een instellingsexamen. Dit helpt studenten zichzelf verder te ontwikkelen en hun weg te vinden op de arbeidsmarkt en in de samenleving.

Digitalisering en innovatie

Aan de hand van de Nationaal Groeifonds (NGF)-programma’s Npuls en Edu-V zet het Ministerie van OCW in op een (digitale) transformatie van het onderwijs en op het onderwijs toekomstbestendig te maken. Zo heeft Npuls als doel instellingen in staat te stellen om een significante versnelling aan te brengen in de (digitale) transformatie van het onderwijs door onder andere op iedere mbo-, hbo- en wo-instelling een Center for Teaching & Learning op te richten. Binnen Edu-V werken instellingen in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo), mbo, en leveranciers aan het bouwen van een infrastructuur van digitale leer- en onderwijsmiddelen waar gegevens worden uitgewisseld. De stichting Edu-V gaat keurmerken afgeven aan deelnemende leveranciers die afspraken hebben geïmplementeerd. Npuls en Edu-V werken hierbij actief samen. Daarnaast ondersteunt het Ministerie van OCW de kennis- en innovatieinfrastructuur in het onderwijs, zodat onder andere docenten in staat zijn om evidence informed onderwijs te ontwikkelen en zich aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. De doorontwikkeling van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) tot een landelijk kennisinstituut draagt hieraan bij. Verder vindt er ook een verbetering plaats in de kwaliteit van practoraten op mbo-instellingen, wordt een vaste voet geïntroduceerd in het verdeelmodel voor praktijkgericht onderzoek en wordt de professional doctorate op hogescholen wettelijk verankerd.

Ook worden instellingen digitaal veiliger, zodat leerlingen en studenten vrij toegang houden tot het onderwijs. Hiervoor is het van belang dat de digitale weerbaarheid van instellingen verbeterd. Daardoor zijn instellingen opgewassen tegen de cyberaanvallen en dreigingen die de continuïteit en toegankelijkheid van het onderwijs ondermijnen. Dit wordt gedaan door met de instellingen afspraken te maken over hun ambities, onder andere op het gebied van de bewustwording onder studenten en docenten en het inrichten van monitoring voor verdachte activiteiten en dreigingen.

Tot slot wordt gewerkt aan de digitalisering van de culturele sector (bijvoorbeeld musea, archieven en bibliotheken), onder meer via het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) en via het National groeifondsprogramma CIIIC (Creative Industries Immersive Impact Coalition). 

Consistente sturing en duidelijkheid in rollen en bekostiging in het funderend onderwijs

Met structurele bekostiging voor structurele taken maakt het Ministerie van OCW mogelijk dat schoolbesturen kunnen werken aan duurzaam onderwijsbeleid. De eerste stap wordt gezet met het verstrekken van de structurele middelen vanaf 2027 voor basisvaardigheden middels het nieuwe bekostigingsinstrument "gerichte bekostiging". Daarnaast wordt gewerkt aan één structurele aanvullende bekostigingsregeling vanaf 2029 voor school en omgeving, schoolmaaltijden en de brugfunctionaris. Al met al betekent dit dat ongeveer € 1,0 miljard aan tijdelijke subsidieregelingen wordt omgezet in structurele bekostiging. Om goed onderwijs te bieden aan elk kind in de regio wordt in de wet verduidelijkt dat het schoolbestuur het maatschappelijk belang mee moet wegen in beslissingen die het maakt en wordt de kleinescholentoeslag omgevormd tot een dunbevolktheidstoeslag.

Het Ministerie van OCW werkt aan meer transparantie in de besteding van de bekostiging in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs voor de buitenwereld (samenleving en politiek) en de binnenwereld (schoolleiders en medezeggenschap). Daarnaast vindt het Ministerie van OCW het belangrijk dat leraren en schoolleiders een stevige stem hebben in beslissingen over de ontwikkelingen in curricula die het pedagogisch-didactisch beleid raken. Daarom wordt gewerkt aan een Wetsvoorstel versterken inspraak leraren en schoolleiders. Verder wordt gewerkt aan een Wetsvoorstel eisen stellen aan het bestuur en intern toezicht om zorg te dragen dat ook besturen en intern toezicht van kwalitatief hoog niveau zijn. Want een stevige rolinvulling, gecombineerd met heldere normen voor overhead, onderwijspersoneel en langetermijnbekostiging zijn belangrijke randvoorwaarden voor goed onderwijs.

Dalende studentenaantallen in het mbo, ho en wo

Het Ministerie van OCW wil dat mbo-studenten nu en in de toekomst overal in Nederland voldoende keuze hebben in opleidingen die ze willen volgen, ook als er steeds minder studenten zijn. Met de Regeling aanvullende middelen studentendaling MBO ontvangen instellingen met vestigingen in de elf sterkst krimpende regio’s aanvullende middelen in de periode 2025–2027. Het doel is om in deze regio’s een kwalitatief goed en divers mbo-aanbod voor studenten beschikbaar te houden. In 2026 worden de maatregelen uit de regioplannen uitgevoerd. Voor de lange termijn zet het Ministerie van OCW in op de herziening van het bekostigingsstelsel om zo de weerbaarheid en wendbaarheid te verbeteren. In 2026 wordt gestart met het wetstraject, zodat de herziene bekostigingssystematiek voor het mbo in 2029 in werking kan treden.

Ook de hogescholen worden geconfronteerd met de gevolgen van demografische krimp. Om op korte termijn te voorkomen dat onomkeerbare stappen worden gezet, heeft het Ministerie van OCW extra middelen toegekend aan hogescholen in krimpregio’s. Het doel hiervan is samen een toegankelijk en gevarieerd onderwijsaanbod te behouden dat aansluit op de regionale arbeidsmarkt. De effecten van dalende studentaantallen, zoals het opheffen van opleidingen of afstudeerrichtingen, kunnen daarmee worden voorkomen of vertraagd. Verder heeft het Ministerie van OCW voor het hbo en wo een verkenning naar de bekostiging geïnitieerd. Voor de lange termijn is het doel een stelsel dat beter omgaat met krimp en groei, maar dat ook stabiliteit en rust biedt en uitnodigt tot samenwerking tussen instellingen. Voor de korte termijn wordt gewerkt aan het verankeren van praktijkgericht onderzoek in de vaste voet voor hogescholen en worden voor de komende jaren krimpmiddelen toegekend om de transitie van de hbo-sector zorgvuldig te laten verlopen. Daarnaast wordt in 2026 gewerkt aan een beleidskader om meer richting te geven aan een landelijk dekkend opleidingsaanbod en het verkennen van het in de wet verankeren van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen voor het opleidingsaanbod.

Grip op internationale studenten

In het hbo en wo blijft een goede balans van belang tussen enerzijds het benutten van de grote toegevoegde waarde van internationalisering en anderzijds het behouden van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het stelsel. Om studentenstromen te kunnen sturen en beheersen en de positie van het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal te behouden en te versterken, wordt in 2026 verder gewerkt aan de invoering en implementatie van de instrumenten uit het Wetsvoorstel internationalisering in balans (WIB). Ook de zelfregie door hogescholen en universiteiten wordt voortgezet. Instellingen kunnen via de nieuw ingevoerde fixus op een traject gerichter sturen op de onderwijscapaciteit. In lijn met de bezuiniging resteert er een opgave om een daling in het aantal internationale studenten te realiseren. Deze opgave is grotendeels gerealiseerd door de dalende studentenaantallen op basis van de referentieraming 2025. Het resterende deel wordt in de ontwerpbegroting 2026 verwerkt en verdeeld over het hbo en wo. Via de zelfregie van de instellingen wordt ingezet op het invullen van die resterende taakstelling. Verkend wordt of zelfregie als nieuwe werkwijze bruikbaar is om ook andere opgaven in het stelsel aan te pakken.

Internationale samenwerkingen en kennisveiligheid

Het doel van internationale samenwerking is om de toppositie van de Nederlandse wetenschap te versterken, de Nederlandse concurrentiepositie te vergroten en de brede welvaart te vergroten. Hiervoor faciliteert en stimuleert het Ministerie van OCW onder andere de deelname aan het kaderprogramma Horizon Europe. Ook wordt, ondanks de bezuinigingen hierop, nog steeds geïnvesteerd in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur door middel van de Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur (GWI) van Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en door te investeren in infrastructuren zoals de Nederlandse AI fabriek en de Einstein Telescoop (ET). Wanneer de ET naar de Euregio Maas-Rijn komt, kan Nederland Europees koploper worden in onderzoek naar zwaartekrachtgolven.

Met de aanpak kennisveiligheid wordt door het Ministerie van OCW en de kennisinstellingen samengewerkt aan het vergroten van de weerbaarheid van de wetenschap. Met het Wetsvoorstel screening kennisveiligheid wordt screening van onderzoekers en studenten die toegang willen tot gevoelige kennis en technologie mogelijk. Hiermee voorkomen we ongewenste overdracht van deze kennis naar statelijke actoren. Het Loket Kennisveiligheid geeft kennisinstellingen informatie en adviseert over risico's die gepaard gaan met internationale samenwerking.

Kennisontwikkeling voor Nederland

Het Ministerie van OCW wil de economische en maatschappelijke impact van onderzoek en wetenschap vergroten, omdat deze een belangrijke bijdrage levert aan het oplossen en duiden van opgaven zoals de energietransitie, veiligheid en gezondheid. Daarvoor moeten kennisinstellingen in verbinding staan met de samenleving en de regio. Het beleid is erop gericht dit te versterken en de economische en maatschappelijk impact van onderzoek en wetenschap te vergroten.

Zo wordt met het Delta Climate Centre (DCC) in Zeeland geïnvesteerd in een kennisinstituut op het gebied van klimaat- en duurzaamheidsopgaven. Ook met praktijkgericht onderzoek en de wettelijke verankering van het professional doctorate bij hogescholen en de Nationale Wetenschapsagenda van NWO wordt de verbinding tussen wetenschap en samenleving versterkt. We zetten ook in op publiek-private samenwerking tussen universiteiten, hogescholen en bedrijven, bijvoorbeeld door het Kennis- en Innovatieconvenant van NWO. Verder vindt er financiering plaats in het kader van bijvoorbeeld het NGF met de programma’s Big Chemistry en Biotech Booster om respectievelijk chemisch onderzoek te versnellen en om onderzoekers te ondersteunen bij de commercialisatie van biotechnologiekennis. Voor maatschappelijke impact is het ook van belang dat kennisinstellingen in verbinding staan met de samenleving. Het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving (NEWS) is in 2024 opgericht om deze verbinding te versterken door middel van betere wetenschapscommunicatie. Daarnaast investeert het Ministerie van OCW, ook na de bezuinigingen, nog steeds in Open Science.

Ruimte voor onderzoekers in de wetenschap

Om de impact van onderzoek en wetenschap te vergroten hebben onderzoekers ruimte nodig om ongebonden, open en vrij hun werk te doen. Dat werk bestaat niet alleen uit onderzoek, maar ook uit onderwijs, impact en leiderschap. Om verschillende talenten te benutten is er het programma Erkennen en Waarderen. Daarnaast blijven we inzetten op het verlagen van de werkdruk in de wetenschap, waarvoor de resterende middelen van de stimuleringsbeurzen worden ingezet (Kamerstukken II 2024-2025, 31288, nr. 1185).  

Nationaal versterkingsplan microchipindustrie

De microchipindustrie is een van de belangrijkste pijlers van het huidige en het toekomstige verdienvermogen van Nederland. Het Ministerie van OCW investeert om het ondernemingsklimaat voor de microchipindustrie in Nederland te verbeteren. Onderdeel daarvan is het Nationaal Versterkingsplan van Microchip-talent dat als doel heeft het zo spoedig mogelijk opleiden van extra technisch talent dat kiest voor een loopbaan in de microchipindustrie.

Klimaat en energie

Het programma klimaat & energie draagt bij aan het streven van het kabinet naar een welvarend en duurzaam Nederland met de bestaande klimaat- en energiedoelen als kompas. Het programma stimuleert onder andere duurzaamheid in het onderwijs. Hierdoor worden jongeren voorbereid op de veranderende arbeidsmarkt. Daarnaast zet het Ministerie van OCW zich in voor een rechtvaardige transitie én de gevolgen van klimaatverandering voor de OCW-sectoren en kwetsbare groepen. Gendergelijkheid in het onderwijs en aansluiting van vrouwen op de arbeidsmarkt zijn daarin aandachtspunten. Verder zet het Ministerie van OCW zich in om de verduurzaming van scholen efficiënter aan te pakken om de beschikbare middelen doelmatiger te besteden. De kwaliteit van lesgeven en leerprestaties van leerlingen hangen namelijk samen met de gezondheid, veiligheid en toekomstbestendigheid van schoolgebouwen. Tot slot ondersteunt het Ministerie van OCW de culturele en creatieve sector om zelf te verduurzamen. Hierdoor kan de sector bijdragen aan de transitie en haar eigen toekomstbestendigheid.

Samenwerking en profilering in de wetenschap

We willen ervoor zorgen dat universiteiten de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs en onderzoek hoog houden door meer en efficiënter samen te werken tussen en binnen de universiteiten op nationaal niveau. Onder andere met de sectorplannen stimuleert het Ministerie van OCW de landelijke samenwerking waarbij duidelijker wordt welke instelling zich focust op welke kennis en vakgebieden. Hierdoor kan er rust en ruimte worden gecreëerd in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door het bieden van vaste contracten en kunnen er afspraken worden gemaakt over langdurige samenwerking en profilering.

Controle uitwonendenbeurs

Bij controles op de uitwonendenbeurs heeft in het verleden indirecte discriminatie plaatsgevonden, waarvoor excuses zijn aangeboden door de voormalig Minister van OCW. Het huidige kabinet heeft besloten om alle financiële maatregelen, die tussen 2012 en juni 2023 genomen zijn op grond van de risicogerichte controlewerkwijze, terug te draaien. Daarnaast werken het Ministerie van OCW en DUO samen aan een nieuw controleproces.

Tegemoetkoming leenstelselstudenten

Zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord ontvangen studenten die één of meer jaren onder het leenstelsel hebben gestudeerd een tegemoetkoming als zij binnen tien jaar een diploma hebben behaald. Daarnaast ontvangen studenten die tussen studiejaar 2015/2016 en 2018/2019 zijn begonnen met studeren en binnen tien jaar een diploma hebben behaald een voucher vervangende tegemoetkoming. Het Ministerie van OCW werkt nu aan een wetsvoorstel dat een aanvullende tegemoetkoming regelt, die volgens planning vanaf april 2027 uitgekeerd zal worden. DUO zal vanaf eind 2025 beginnen met het ontwikkelen van het ICT-systeem hiervoor.

Goed en voldoende onderwijspersoneel

Aantrekkelijk werk voor leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel

Het Ministerie van OCW zet via de lerarenstrategie in op voldoende leraren, ondersteunend personeel en schoolleiders die goed zijn opgeleid, hun vakkennis bijhouden, zich professionaliseren en met plezier in een aantrekkelijke omgeving werken. Goed onderwijspersoneel is een randvoorwaarde voor sterke onderwijskwaliteit waarbij aandacht is voor de uitdagingen rondom de arbeidsmarktkrapte. De aantrekkelijkheid van werken in het funderend onderwijs dient te verbeteren en iedereen dient hieraan bij te dragen; overheid, werkgevers en werknemers. Dit wordt in het funderend onderwijs onder andere gedaan met de Wetsvoorstellen strategisch personeelsbeleid en arbeidsmarktmaatregelen en versterken inspraak leraren en schoolleiders. Ook wordt ingezet op voldoende goed toegeruste leraren en schoolleiders, mede door het stimuleren van samenwerking binnen de zogenaamde onderwijsregio’s, het verhogen van de zij-instroom in het po, vo en mbo en door het versterken van de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Om te leren omgaan met schaarste en tegelijkertijd de continuïteit van onderwijs te waarborgen wordt in het primair onderwijs onder meer het experiment andere dag- en weekindeling in de G4 en Almere (G5) verbreed naar scholen buiten de G5. Omdat er in het po sprake is van een relatief lage werktijdfactor, worden leraren gestimuleerd meer uren te gaan werken. Hierbij richten we ons op de leraren die dat willen en kunnen. De komende drie jaar wordt de pilot meerurenmaatwerk uitgevoerd. Schoolbesturen bieden de leraren transparante financiële en niet-financiële keuzeopties aan, ter stimulering van een uren-uitbreiding of voltijdswerken. Het Ministerie van OCW onderzoekt met de pilot hoe meerurenmaatwerk effectief kan zijn in het terugdringen van het lerarentekort.

Voor het mbo is voor de Werkagenda mbo 2023-2027 aan instellingen gevraagd om concrete en ambitieuze plannen op te stellen en uit te voeren op het gebied van carrièreperspectief voor mbo-docenten: meer zicht op hogere inschaling, een vermindering van de werkdruk en meer mogelijkheden voor ontwikkeling en professionalisering. Op basis van de midterm review die in 2025 wordt uitgevoerd, worden de plannen en ambities waar nodig aangescherpt voor 2026.

Ook professionalisering van leraren draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs. Het doel van de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL) is de doorlopende professionalisering van leraren te structureren en te stimuleren. NAPL werkt aan een infrastructuur om de professionele ontwikkeling van leraren gedurende hun gehele loopbaan continu te stimuleren. Dit draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en kan de aantrekkelijkheid van het beroep vergroten.

Sociale veiligheid en gelijke behandeling

Het Ministerie van OCW werkt aan sociale veiligheid en gelijke behandeling, zodat iedereen in Nederland op een vrije en volwaardige manier kan deelnemen aan de samenleving. Een sociaal veilige omgeving is voorwaardelijk voor de bevordering van kwaliteit in onderwijs, cultuur en wetenschap. In een wereld waarin fysieke en digitale veiligheid minder vanzelfsprekend zijn geworden, houdt het Ministerie van OCW ook oog voor het belang van sociale samenhang en het voorkomen van polarisatie. Onder andere met de integrale aanpak sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap en het nationaal actieplan diversiteit en inclusie hoger onderwijs en onderzoek wordt gewerkt aan die sociaal veilige omgeving. Een sterke rechtstaat met heldere normen en waarden zijn hiervoor van belang. Maar even zo goed dragen goed opgeleide, geïnformeerde en zelfbewuste burgers bij aan diezelfde sterke rechtstaat.

Het Ministerie van OCW blijft zich ook inzetten tegen discriminatie en racisme, zowel op de werkvloer als binnen de beleidsterreinen. We voeren daarvoor onder andere de maatregelen uit de agenda tegen discriminatie en racisme uit en we voeren de maatregelen uit de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 uit.

Een vrij en veilig schoolklimaat voor leerlingen én personeel in het funderend onderwijs

Je vrij en veilig voelen op school is een randvoorwaarde om tot leren te kunnen komen. De school vormt bij uitstek een gemeenschap waar waarden worden voorgeleefd en overgedragen en waar leerlingen leren en oefenen welke spelregels nodig zijn om vreedzaam samen te leven. Dat is de schoolcultuur. Meedoen, ergens bij horen en verschillen respecteren zijn belangrijk voor de weerbaarheid en veiligheid van leerlingen, op korte en op langere termijn. Het Ministerie van OCW streeft naar een vrij en veilig schoolklimaat want daarin krijgen leerlingen eerlijke kansen, kunnen zij zich als mens ontplooien en leren zij waarden die bijdragen aan sociale cohesie en een vreedzame samenleving. Hier wordt op ingezet met verschillende Wetsvoorstellen, namelijk vrij en veilig onderwijs, continue VOG-screening en borging gegevensverwerkingen funderend onderwijs. Daarnaast krijgt de stichting school en veiligheid een instellingssubsidie om een sociaal veilige leer- en werkomgeving te bevorderen. Door bovendien betere verbindingen te maken met de organisaties om de school heen, is de school niet de plek waar alle maatschappelijke problemen moeten worden opgelost, maar wordt de school de vertrouwde plek voor hulp en ondersteuning. Daarom wordt gewerkt aan het structureel beschikbaar stellen van de middelen van de programma’s school en omgeving, schoolmaaltijden en brugfunctionaris in één aanvullende bekostigingsregeling.

Sociale veiligheid in het mbo, hbo, wo en de wetenschap

Het Ministerie van OCW streeft naar een veiligere leer- en werkomgeving in het vervolgonderwijs en wetenschap. In het afgelopen jaar zijn er meermaals onveilige situaties ontstaan, zoals tijdens de protesten tegen de oorlog in Gaza. Er wordt een wettelijke zorgplicht voor veiligheid in het vervolgonderwijs en onderzoek geïntroduceerd. Instellingen worden verplicht veiligheidsbeleid te voeren met een lerende cyclus en periodieke monitoring van de (ervaren) veiligheid en evaluatie van het beleid. Daarbij wordt ingezet op een continue dialoog op de instellingen en stevigere checks and balances door de medezeggenschap, de raden van toezicht en de inspectie van het onderwijs. Daarnaast wordt met het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs de meld- en overlegplicht voor zedenmisdrijven uitgebreid van minderjarigen naar alle studenten. Ook geldt de meld- en overlegplicht straks voor seksuele intimidatie. Verder worden met het landelijke subsidieprogramma, uitgevoerd door de regiegroep sociale veiligheid, universiteiten, hogescholen en studentenverenigingen gestimuleerd om samen te werken aan het vergroten van een sociaal veilige leer- en werkomgeving.

Veiligheid voor vrouwen en lhbtiq+ personen

Het doel van het Ministerie van OCW is om de veiligheid van vrouwen en lhbtiq+ personen te verbeteren. Met het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP), het programma Regenboogsteden en het programma Veilige Steden zet het Ministerie van OCW zich in op het voorkomen en bestrijden van seksueel geweld en worden inspanningen verricht om de emancipatie en veiligheid te verbeteren van vrouwen en lhbtiq+ personen. Ook via de allianties Verandering van Binnenuit, Kleurrijk en Vrij en Act4respect wordt hier op ingezet. Verder wordt met de Mannenalliantie schadelijke mannelijke stereotyperingen bestreden om een grondoorzaak van femicide weg te nemen en aandacht te vragen voor de rol van mannen, als dader en omstander.

Iedereen is nodig

Een goede opleiding, (digitale) vaardigheden en kritisch kunnen denken zijn essentieel voor de economische ontwikkeling en het aanpakken van grote transities. Het Ministerie van OCW beoogt dat ieder talent wordt ingezet voor de steeds krapper wordende arbeidsmarkt én dat iedereen zo goed mogelijk kan meedoen in de samenleving, ook in het kader van brede welvaart en sociale cohesie. Zo blijkt uit de eerste cijfers van de nieuwe doorstroomtoetsen dat meisjes, leerlingen met een lage sociaal-economische status, leerlingen op het platteland en leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker een bijgesteld schooladvies krijgen dat beter aansluit bij hun talenten en ambities.

Maatschappelijke diensttijd (MDT)

MDT biedt jongeren tussen de 12 en 30 jaar de kans om hun talenten te ontwikkelen, vrijwillig iets te betekenen voor een ander of de samenleving en mensen te ontmoeten buiten hun eigen leefwereld. Dit versterkt de jongeren, maar draagt ook bij aan sociale cohesie. Om een stevige verankering van MDT in de samenleving te kunnen waarborgen ligt de focus bij verduurzaming en breed gedragen eigenaarschap. Hiervoor wordt gericht ingezet op twee relevante maatschappelijke opgaven waarin de behoeften van jongeren en de samenleving samenkomen: (1) veerkrachtige, mentaal gezonde jongeren en (2) een sterke, weerbare samenleving.

Iedereen doet mee in het mbo

Studenten dienen hun talenten maximaal te kunnen ontplooien op het mbo. Met de Werkagenda mbo werken we samen met betrokken partners aan gelijke kansen in het mbo. Met het actieplan voortijdig schoolverlaten (vsv) werken we toe naar een doelstelling van maximaal 18.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2026. In schooljaar 2023/2024 waren dit er nog ruim 29.000. Met het Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk helpen we jongeren bij de overgang van het mbo, praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs naar werk. Scholen, doorstroompunten en gemeenten krijgen meer mogelijkheden om jongeren tot 27 jaar te ondersteunen bij de overgang van school naar duurzaam werk. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2026. Dan starten ook de nieuwe regionale programma’s waarmee scholen en gemeenten samen plannen maken om schooluitval tegen te gaan en jongeren duurzaam aan het werk te helpen.

Opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst

Het Ministerie van OCW heeft als doel dat iedere student in elke regio nu en in de toekomst wordt opgeleid om een waardevolle bijdrage te leveren aan de samenleving en de economie, passend bij de talenten van de student. We investeren daarom in 2026 in toegankelijkere informatie over de studiekeuze want een goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) draagt bij aan een optimale match tussen capaciteiten, affiniteiten en arbeidsmarktperspectief. In 2026 werken we samen met partners uit onderwijs en bedrijfsleven aan de acties uit het beroepsbegeleidende leerweg (bbl)-offensief om de bbl te versterken en bekender te maken. Ook voeren we de afspraken uit het Stagepact in 2026 onverminderd uit, zodat er voldoende stages van goede kwaliteit zijn, stagediscriminatie wordt tegengegaan en studenten een passende stagevergoeding krijgen. Het hbo zet in op meer duale opleidingen, zodat studenten al tijdens hun opleiding kunnen werken en vaardigheden in de praktijk opdoen. Verder investeren we in de tekortsectoren in het hbo om hiermee de instroom te verhogen en uitval en overstap te verlagen.

Leven lang ontwikkelen (LLO)

Het Ministerie van OCW heeft als doel om de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. Het terugdringen van personeelstekorten op de arbeidsmarkt kan niet alleen met initieel onderwijs gerealiseerd worden, maar ook met om- en bijscholing. Hiervoor wordt ingezet op het optimaal benutten van de onderwijsinfrastructuur voor gerichte deelname aan scholing en een betere afstemming tussen vraag en aanbod met name rondom transities in regionale ecosystemen van bedrijfsleven, publiek en privaat onderwijs. Met de uitvoering van de onderwijsagenda LLO worden er inspanningen verricht om dit doel te realiseren. In 2026 wordt onverminderd ingezet op het voor werkenden en werkzoekenden inzichtelijk maken van kansrijke ontwikkelmogelijkheden, worden opleiders gestimuleerd in de ontwikkeling van maatwerk en flexibel onderwijs en worden de mogelijkheden verkend om financiële drempels voor LLO weg te nemen. Zo stimuleren we met de LLO-Katalysator informeel leren in met name het mkb, en geven we een impuls aan de ontwikkeling van leeroplossingen en scholingsaanbod voor om- en bijscholing door bedrijfsleven en opleiders gezamenlijk. Ook werken we op andere manieren aan het wegnemen van drempels tot leren en ontwikkelen, bijvoorbeeld met het programma LLO-Collectief waarin nu 20 regio’s aan de slag gaan met het versterken van basisvaardigheden. LLO is daarnaast onderdeel van het Pact Opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst en zal ook onderdeel zijn van de beleidsinzet in het hbo en wo. De resultaten uit de verkenning naar een wettelijke opdracht voor LLO worden daarbij betrokken.

Regionale samenwerking voortgezet (speciaal) onderwijs (v(s)o), mbo en hbo

Het Ministerie van OCW wil blokkades bij overgangsmomenten tussen onderwijssectoren (v(s)o-mbo en mbo-hbo) verminderen om uitval en overstap van studenten te voorkomen. Er wordt ingezet op regionale en bovensectorale samenwerking. Met de Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom (VABOK) kunnen samenwerkingsverbanden van v(s)o, mbo en hbo de aansluiting verbeteren van een opleidingsroute tussen v(s)o-mbo en mbo-hbo.

Volwaardig meedoen

Gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van arbeid en inkomen is een belangrijke doelstelling van het emancipatiebeleid van het Ministerie van OCW. Met de alliantie «Financieel Sterk door Werk» en het «Stimuleren arbeidstoeleiding» wordt ingezet op de ondersteuning van vrouwen om meer of weer te kunnen werken zodat ze (meer) financieel onafhankelijk kunnen worden. Ook wordt ingezet op meer vrouwen in de top met het topvrouwenbeleid zodat er een evenwichtigere verhouding ontstaat tussen mannen en vrouwen in besturen en raden van commissarissen.

Versterking culturele en creatieve sector

Cultuur is een onmisbaar onderdeel van een democratische samenleving en de culturele en creatieve sector dragen bij aan het verdien- en concurrentievermogen van Nederland. Culturele instellingen werken daarbij als bindmiddel voor de samenleving, als bron van verbeeldingskracht en als weerspiegeling van onze nationale en collectieve identiteit. Het Ministerie van OCW heeft als doel een sterk cultureel en creatief klimaat te creëren zodat onder andere de podiumkunsten, musea, ontwerp, film en literatuur zich kunnen blijven ontwikkelen. Daarnaast houden we aandacht voor het slavernijverleden.

Bibliotheken en leesbevordering

Het Ministerie van OCW zet in op een toekomstgerichte bibliotheek in elke gemeente en een versterking van de samenwerking tussen bibliotheken en het onderwijs. Om dit te bereiken wordt de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) gewijzigd waarbij een zorgplicht voor gemeenten ten aanzien van bibliotheken wordt geïntroduceerd. Voor de aanpak Bibliotheek op school is structurele financiering beschikbaar.

Archiefwet en Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)

De Archiefwet wordt gemoderniseerd om digitale informatie goed te kunnen beheren. Met een gemoderniseerde wet en het toezicht daarop, kunnen overheidsorganisaties hun digitale informatie vanaf het moment van creatie effectief beheren. Dat draagt bij aan betrouwbare en toegankelijke overheidsinformatie voor burgers, journalisten, wetenschappers en de overheid zelf. Het Ministerie van OCW zet met partners in op een meerjarig implementatieprogramma. Ook wordt geïnvesteerd in de opleidingen en in bij- en nascholing van archief- en informatieprofessionals.

Ten slotte werkt het Ministerie van OCW aan een wijziging van de Archiefwet om het CABR online toegankelijk te maken. Het wetsvoorstel heeft als doel om ruimte te bieden voor een belangenafweging tussen openbaarheid en privacy bij de (wijze van) verstrekking van (bijzondere en strafrechtelijke) persoonsgegevens door archiefdiensten.

Erfgoed

Het in goede staat verkeren van rijksmonumenten is een belangrijk doel voor het Ministerie van OCW. Met de aanpak grote monumenten en religieus erfgoed, wordt onder andere een rijksregeling opgezet voor grote momenten. Door het stimuleren van planmatig onderhoud worden dure restauraties voorkomen. Daarnaast worden de rijksmusea bekostigd om de rijkscollectie te beheren, te behouden en toegankelijk te maken. Ook is er een opgave voor de bescherming van cultureel erfgoed, musea, rijkscollecties, monumenten, bibliotheken en archieven. Daarbij is de komende jaren speciale aandacht voor maritiem erfgoed. Het Ministerie van OCW werkt samen met de Taskforce Veilig Erfgoed aan een erfgoedsector die weerbaar is tegen de dreiging van een hybride conflict.

Cultuurbeoefening

Het Ministerie van OCW werkt aan een gezonde infrastructuur voor cultuurbeoefening in Nederland. Met de bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025 ‒ 2028 wordt er ingezet op goede toegang tot cultuurbeoefening in de vrije tijd en op school, door jong en oud, op formele en informele wijze, ongeacht waar je woont in Europees of Caribisch Nederland. Dit stimuleert creativiteit en zelfontplooiing, verbindt mensen met een gedeelde hobby of passie, kan bijdragen aan mentale en fysieke gezondheid en versterkt de basisvaardigheden. De drie ambities van dit gezamenlijk initiatief van het Ministerie van OCW, Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn het inzetten op toegankelijke manieren voor cultuurbeoefening, het centraal stellen van de cultuur- en erfgoedbeoefenaar en het versterken van de verbinding tussen cultuur en maatschappelijke opgaven. Cultuur kan immers ook zorgen voor reflectie, betekenisgeving en ontspanning in moeilijke tijden.

Basisinfrastructuur 2025 ‒ 2028

In de subsidieperiode 2025 ‒ 2028 voor de culturele basisinfrastructuur (bis) wordt samen met de rijkscultuurfondsen een hoog kwalitatief aanbod ondersteund dat toegankelijk is en gespreid is over Nederland. Daarnaast blijft het Ministerie van OCW zich inzetten voor eerlijke betalingen (fair pay) op de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector. Hiervoor is extra geld vrijgemaakt in de bis.

Creative Industries Immersive Impact Coalition (CIIIC)

Het doel van CIIIC is de vorming en versnelling van een gespecialiseerde arbeidsmarkt voor immersieve digitale content. CIIIC ondersteunt de groei van de bedrijfstak gericht op Immersive Experiences (IX) en versterkt hiermee de internationale concurrentiepositie van Nederland. Vanuit onze rol als overheid is het streven om bij te dragen aan een digitale transitie met oog voor publieke waarden en daarom wordt tevens een programma voor Publieke Waarden ontwikkeld.

Versterking van het lokale en landelijke medialandschap

Het Ministerie van OCW streeft ernaar een veilige en vrije omgeving voor journalisten te waarborgen en te zorgen dat alle inwoners van Nederland toegang hebben tot onafhankelijke nieuwvoorziening. Daarnaast is het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid tegen desinformatie en het voorkomen van wantrouwen jegens onafhankelijke nieuwbronnen een belangrijk speerpunt.

Landelijke publieke omroep

Het landelijke publieke omroepbestel wordt hervormd zodat het ook in de toekomst een onmisbare rol in de samenleving kan vervullen. Het voornemen is dat het wetsvoorstel voor deze hervorming begin 2026 in internetconsultatie gaat en dat het Wetsvoorstel over de toekomstige financiering van de landelijke publieke omroep in 2027 in werking treedt. Recentelijk is het wetsvoorstel aangenomen om de erkenningsperiode van 2022-2026 met twee jaar te verlengen tot en met 2028. Dit maakt het mogelijk om de hervorming in te laten gaan vanaf 2029. Vanaf 2027 zijn er forse bezuinigingen gepland op de landelijke publieke omroep. Deze lopen twee jaar voor op de hervorming van het landelijke bestel dat op zijn vroegst in 2029 kan ingaan. Het feit dat de bezuinigingen eerder moeten worden doorgevoerd dan dat de hervorming in kan gaan, kan een negatief effect hebben op de doelmatigheid.

Regionale en lokale journalistiek

Sterke regionale en lokale journalistiek zorgt ervoor dat burgers goed en van nabij worden geïnformeerd. Het Ministerie van OCW investeert daarom in initiatieven zoals PersVeilig, het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Deze projecten dragen bij aan vertrouwen en een veilige werkomgeving voor journalisten. Er wordt samen met private en publieke mediapartijen gewerkt aan de agenda lokale en regionale journalistiek, zodat nieuws van dichterbij en sneller tot burgers komt. Verder wordt het Wetsvoorstel versterking van de lokale publieke omroepen voortgezet. Tot slot start 1 januari 2026 een nieuwe concessieperiode van de Regionale Publieke Omroep (RPO) en een nieuwe vijfjaarlijkse aanwijzingsperiode van de regionale publieke omroepen, inclusief concessiebeleidsplan van de RPO voor 2026-2030.

Versterken mediawijsheid

Een belangrijke maatschappelijke opgave is het versterken van de mediawijsheid onder de Nederlandse bevolking. Dit vergroot de weerbaarheid tegen desinformatie en draagt bij aan het vertrouwen van nieuwsvoorzieningen. Netwerk Mediawijsheid wordt ondersteund door het Ministerie van OCW en verbindt netwerkpartners aan maatschappelijke opgaven in de media, zoals het "samen sociaal online", zodat de betrouwbaarheid van nieuwsmedia versterkt wordt.

Werken aan publieke dienstverlening

Het Ministerie van OCW werkt aan herstel van vertrouwen in de overheid. Met het programma OCW Open wordt sinds mei 2021 gewerkt aan de verbetering van de uitvoering, het bevorderen van transparantie over de totstandkoming van beleid en regelgeving en reflectie op de gevolgen van beleid en regelgeving voor mensen en organisaties.

Als onderdeel van het rijksbrede programma Werken aan publieke dienstverlening werkt het Ministerie van OCW samen met de publieke dienstverleners. Daarbij staat een betere aansluiting tussen beleid en uitvoering centraal. Het opstellen van een «stand van de uitvoering» maakt knelpunten en aanbevelingen vanuit de praktijk beter zichtbaar. Verder wordt via luistersessies en andere vormen van dialogen actief het gesprek aangegaan met burgers en worden ervaringsdeskundigen betrokken bij het ontwikkelen en evalueren van beleid. Op deze manier werken we meer evidence informed bij het maken van beleid. Transparantie en navolgbaarheid van ambtelijk handelen worden versterkt door te investeren in informatieprofessionals en een goede informatie-huishouding. Ook wordt onderzocht welke wetten en regelingen direct impact hebben op burgers, om deze samen met de uitvoering en toezicht door te lichten op mechanismen die kunnen leiden tot (indirecte) discriminatie.

Daarnaast stimuleren we de onderbouwing van beleid met inzichten uit data en wetenschappelijk onderzoek, onder meer in het ‘Science for Policy’-pilotprogramma. Vanuit dat programma werken we in verschillende vormen aan directere en snellere interacties tussen wetenschappers en beleidsmakers. We versterken de benutting van data in beleid, onder meer met vernieuwende methoden en de ontwikkeling van goede indicatoren. Verder bevorderen we door middel van pilots dat gedragsinzichten vaker worden gebruikt in beleid.

Met het hoofdlijnenakkoord is er € 86,2 miljoen structureel bezuinigd op de apparaatsuitgaven van het Ministerie van OCW, in 2026 gaat het om € 39,9 miljoen. Agentschappen en zbo’s krijgen alleen te maken met de efficiencytaakstelling, in lijn met de wens uit het hoofdlijnenakkoord om de uitvoering te ontzien. Voor het kerndepartement moeten scherpe keuzes gemaakt worden zoals het achterwege laten van bepaalde taken, en zuiniger en efficiënter werken, waarmee ook het aantal ambtenaren vermindert. Het Ministerie van OCW beperkt haar rol waar mogelijk tot de kern, dat betekent bijvoorbeeld minder ruimte om thema’s aan te jagen of te stimuleren. Er wordt daarbij nadrukkelijk ingezet op opgavegericht werken met betrokken partners uit het veld.

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Deze financiële paragraaf presenteert conform de Rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).

Stand begroting 2025 (inclusief NvW) 57.761.491 56.363.942 57.477.384 55.503.288 55.198.359 613.157
Mutaties eerste suppletoire begroting 2025 2.561.484 572.305 1.516.205 1.374.982 1.451.688 55.715.018
Saldo loon- en prijsbijstelling toebedeeld diverse 2.226.344 2.190.818 2.230.590 2.159.627 2.178.425 2.140.310
Afschaffing onderwijskansenregeling 3 0 0 ‒ 90.000 ‒ 177.000 ‒ 177.000 ‒ 177.000
Saldo mee- en tegenvallers diverse 10.507 ‒ 1.110 13.091 34.122 31.742 88.576
- Referentieraming diverse 4.725 16.172 35.218 59.141 83.138 125.157
- Studiefinancieringsraming 11,12 53.794 ‒ 28.778 ‒ 35.793 ‒ 32.000 ‒ 54.069 ‒ 36.435
- Nieuwkomers 1,3 15.034 9.432 11.750 4.835 527 ‒ 2.292
- School en omgeving 1,3 ‒ 53.940 0 0 0 0 0
- Overig saldo diverse ‒ 9.106 2.064 1.916 2.146 2.146 2.146
Saldo in- en extensiveringen diverse ‒ 83.558 23.541 ‒ 12.953 ‒ 13.562 ‒ 35.424 ‒ 73.185
- Reisproduct buitenland studerenden 11 0 2.800 5.600 9.800 9.800 12.600
- Network and information security (NIS2) diverse 6.310 8.345 8.107 8.107 7.607 7.607
- Masterplan basisvaardigheden 4 11.200 24.000 12.000 0 0 0
- Alternatieve invulling taakstelling op de apparaatskosten 91,95 22.302 38.202 38.202 38.397 38.591 38.752
- Intensivering DUO diverse 9.850 24.955 31.455 32.655 32.255 35.955
- Overige intensiveringen diverse 24.536 18.349 25.150 37.244 43.622 48.769
- Extensivering bekostiging po 1 0 0 ‒ 5627 ‒ 13.105 ‒ 34.521 ‒ 37.095
- Extensivering bekostiging vo 3 0 0 ‒ 3.598 ‒ 8.378 ‒ 23.940 ‒ 26.513
- Extensivering bekostiging mbo 4 ‒ 6.000 ‒ 14.543 ‒ 17.280 ‒ 14.815 ‒ 14.297 ‒ 21.461
- Extensivering bekostiging hbo 6 ‒ 1.531 ‒ 8.642 ‒ 11.120 ‒ 14.640 ‒ 13.960 ‒ 19.538
- Extensivering bekostiging wo 7 ‒ 766 ‒ 15.121 ‒ 22.311 ‒ 26.697 ‒ 27.835 ‒ 39.286
- Extensivering bekostiging cultuur en media 14,15 1.373 ‒ 798 ‒ 1.629 ‒ 3.366 ‒ 2.341 ‒ 3.719
- Overige extensiveringen diverse ‒ 150.832 ‒ 54.006 ‒ 71.902 ‒ 58.764 ‒ 50.405 ‒ 69.256
Opvraag Aanvullende post diverse 445 13.716 4.837 10.781 18.029 27.138
Eindejaarsmarge diverse 196.000 0 0 0 0 0
Nationaal Groeifonds diverse 120.080 40.403 21.307 11.964 ‒ 1.399 7.352
Kasschuiven diverse 765.686 ‒ 979.796 102.340 81.354 33.805 ‒ 3.389
Niet kaderrelevante uitgaven 11,12 ‒ 701.327 ‒ 620.543 ‒ 633.385 ‒ 609.183 ‒ 597.824 ‒ 624.243
Extrapolatie diverse 0 0 0 0 0 54.328.068
Desalderingen diverse 3.844 0 0 0 0 0
Overboekingen met andere departementen diverse 23.463 ‒ 94.724 ‒ 119.622 ‒ 123.121 1.334 1.391
Mutaties ontwerpbegroting 2026 ‒ 51.886 96.817 299.530 359.026 225.708 256.229
1. Terugdraaien afschaffing onderwijskansenregeling 3 0 0 90.000 177.000 177.000 177.000
2. Kasschuiven diverse ‒ 11.168 ‒ 331 1.213 ‒ 1.997 ‒ 1.142 13.425
3. Nationaal Groeifonds diverse ‒ 54.551 98.231 192.931 166.089 30.864 47.021
- Overhevelingen middelen Ontwikkelkracht 3 0 29.064 33.260 19.676 0 0
- Overhevelingen middelen Npuls 6 0 40.000 80.000 80.000 44.700 0
- Overhevelingen middelen Biotech Booster 16 0 28.836 28.951 30.098 32.411 33.589
- Kasschuiven Nationaal Groeifonds diverse ‒ 54.551 331 50.720 36.315 ‒ 46.247 13.432
4. Desalderingen 3,6,14 14.422 10.780 10.780 10.780 10.780 10.780
5. Overig diverse ‒ 589 ‒ 11.863 4.606 7.154 8.206 8.003
Stand ontwerpbegroting 2026 60.271.089 57.033.064 59.293.119 57.237.296 56.875.755 56.584.404

Toelichting

Mutaties eerste suppletoire begroting 2025

Deze mutaties zijn reeds in de eerste suppletoire begroting 2025 toegelicht. De grootste mutatie in de eerste suppletoire begroting betreft de uitkering van de loon- en prijsontwikkeling, ter compensatie van stijgende lonen en prijzen. Van de prijsbijstelling tranche 2025 is 50% niet uitgekeerd om rijksbrede problematiek te dekken. Het beschikbare budget voor prijsbijstelling op de OCW-begroting is daardoor geen € 343,2 miljoen maar € 171,6 miljoen structureel. Ook wordt in de eerste suppletoire begroting in begrotingsjaar 2027 gekort op de onderwijskansenregeling voortgezet onderwijs. Vanaf 2028 zou deze regeling worden opgeheven. In de augustusbesluitvorming is de afschaffing van de onderwijskansenregeling teruggedraaid.
Daarnaast vond er bij de eerste suppletoire begroting per saldo een tegenvaller plaats van structureel € 88,6 miljoen die voornamelijk wordt veroorzaakt door een tegenvaller op de Referentieraming. Deze tegenvaller en andere intensiveringen zijn gedekt door meevallers en extensiveringen op de OCW-begroting. Ten slotte bedraagt de totaal beschikbare eindejaarsmarge in 2025 € 501,2 miljoen. Deze Voorjaarsnota is conform besluit bij Miljoenennota 2025 een deel van de maximale 1% eindejaarsmarge op regulier budget ingehouden ter dekking van hogere uitgaven voor de Hersteloperatie Toeslagen. Het OCW-aandeel betreft € 305,2 miljoen. Per saldo is dus € 196,0 miljoen overgeheveld naar de OCW-begroting.

Mutaties ontwerpbegroting 2026

1. Terugdraaien afschaffing onderwijskansenregeling
De Tweede Kamer heeft de motie Rooderkerk aangenomen (Kamerstukken II,2024/25, 36 725 VIII, nr. 20.) waarin wordt opgeroepen de bezuiniging op de onderwijskansenregeling te heroverwegen en die inspanning hebben zowel de minister van Financiën als de bewindslieden van OCW toegezegd aan de Tweede Kamer. Naar aanleiding daarvan heeft het kabinet in de augustusbesluitvorming deze afschaffing teruggedraaid. De onderwijskansenregeling kan hiermee ook na 2026 doorgang vinden. Voor deze regeling is structureel een bedrag van € 185,9 miljoen beschikbaar. Dit betreft het budget inclusief toegevoegde loon- en prijsbijstelling vanuit de eerste suppletoire begroting 2025.

2. Kasschuiven
Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd, om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme. De grootste kasschuif (€ 7,0 miljoen) betreft die van het kasritme op de compliance opgave bij DUO. Door vertraagde capaciteitsopbouw vindt een deel van de realisatie en bijbehorende kasuitgaven later plaats dan eerder geraamd.

3. Nationaal Groeifonds

Er zijn middelen toegevoegd aan de OCW-begroting voor de NGF-projecten Ontwikkelkracht, NPuls en Biotech Booster. Het betreft middelen die in de tweede tranche zijn toegekend voor deze projecten. Voor het NGF-project Ontwikkelkracht gaat het om een toekenning van cumulatief € 82,0 miljoen. Voor NPuls en Biotech Booster betreft het een toekenning van cumulatief € 244,7 miljoen en € 196,4 miljoen.

Daarnaast worden er kasschuiven gedaan op verschillende NGF-projecten, waarvan de grootste:

  1. voor Npuls wordt er uit 2029 € 44,7 miljoen naar de jaren 2026,2027 en 2028 geschoven. Dit om de middelen voor de subsidieregeling die in 2026 worden verstrekt met een looptijd van 3 jaar in het juiste bestedingsritme te zetten;
  2. voor het NGF-project Ontwikkelkracht is € 18,3 miljoen uit 2025, 2026 en 2027 naar 2028 geschoven om de overgehevelde middelen in het juiste bestedingsritme te zetten;
  3. voor de LLO Katalysator wordt er € 23,1 miljoen van 2025 naar latere jaren geschoven in verband met een aanvullende subsidie tot en met 2029;
  4. voor het NGF-project Creative Industries Immersive Impact Coalition wordt er € 14,3 miljoen van 2025 en € 4,9 miljoen van 2026 naar 2027 geschoven om de middelen in het juiste bestedingsritme te zetten.

4. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van de uitgaven behorend bij de ontvangsten in tabel 2. De grootste desaldering betreft een desaldering op artikel 14 (cultuur) van € 10,8 miljoen. Subsidies voor monumenteninstandhouding worden gemiddeld na zeven jaar definitief vastgesteld, doorgaans lager dan de toegekende bedragen. Hierdoor ontstaat er budgettaire ruimte. Deze ruimte wordt via deze desaldering opnieuw ingezet voor de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM). Zie Kamerbrief «Aanpak grote monumenten en religieus erfgoed» (Kamerstukken II 2024/25, 32156, nr. 140).

5. Overig

Dit saldo bestaat uit verschillende mutaties:

  1. een saldoneutrale mutatie om de korting op de loonbijstelling van de externe inhuur tranche 2025 door te verdelen naar de verschillende artikelen;
  2. een incidentele bezuiniging op artikel 95 van € 1,9 miljoen in 2026 als gevolg van het aangenomen amendement van het lid van Kent (Kamerstukken II, 2024/25, 36725 XV, nr.13) bij Voorjaarsnota. In het amendement staat dat dekking (€ 40,0 miljoen) wordt gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. De verdeling van deze dekking per departement betekent voor het Ministerie van OCW een incidentele bezuiniging van € 1,9 miljoen;
  3. overboekingen met andere departementen;
  4. technische mutaties en interne overboekingen vallen onder dit saldo.
Stand begroting 2025 (inclusief NvW) 2.274.012 2.354.126 2.450.535 2.551.840 2.646.508 0
Mutaties eerste suppletoire begroting 2025 diverse 1.039.766 116.115 846.129 126.820 82.993 2.759.815
Saldo mee- en tegenvallers diverse ‒ 28.502 ‒ 85.716 134.538 ‒ 17.122 ‒ 29.203 ‒ 45.332
Intensivering wettelijke rente 11 0 0 ‒ 1.400 ‒ 1.400 0 0
Niet kaderrelevante mutaties 1,11 1.064.424 201.831 712.991 145.342 112.196 84.983
Desalderingen diverse 3.844 0 0 0 0 0
Extrapolatie diverse 0 0 0 0 0 2.720.164
Mutaties ontwerpbegroting 2026 28.860 10.780 10.780 10.780 10.780 10.780
1. Desalderingen 3,6,14 14.422 10.780 10.780 10.780 10.780 10.780
2. Overig 4,14 14.438 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2026 3.342.638 2.481.021 3.307.444 2.689.440 2.740.281 2.770.595

Toelichting

Mutaties eerste suppletoire begroting 2025

Deze mutaties zijn reeds in de eerste suppletoire begroting 2025 toegelicht: op de ontvangsten vond er een tegenvaller plaats van € 85,7 miljoen in 2026. Dit wordt veroorzaakt door de studiefinancieringsraming, voornamelijk doordat de relevante renteontvangsten omlaag zijn bijgesteld met € 72,5 miljoen in 2026. Verder zijn bij de niet-kaderrelevante mutaties de extra ontvangsten hoger uitgevallen dan geraamd, onder andere omdat oud-studenten meer aflossen dan noodzakelijk en studenten minder zijn gaan lenen dan eerder geraamd.

Mutaties ontwerpbegroting 2026

1. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van de ontvangsten behorend bij de uitgaven in tabel 1. De grootste desaldering betreft een desaldering op artikel 14 (cultuur) van € 10,8 miljoen. Zie de toelichting bij de desalderingen van de uitgaven.

2. Overig

Dit saldo bestaat uit verschillende mutaties:

  1. een meevaller van € 1,0 miljoen door een incidentele extra afrekening op het ontvangstenartikel van DUO in 2025 van de Specifieke Uitkering Educatie. Hierdoor worden de ontvangsten naar boven bijgesteld.
  2. € 13,4 miljoen aan onbenutte coronasteun terugontvangen door het Ministerie van OCW. De ontvangstenraming wordt met dit bedrag verhoogd.

Overzichten intensiveringen en extensiveringen

Tabel 3 geeft een overzicht van alle generale intensiveringen op de OCW-begroting, sinds de start van het kabinet Schoof en tabel 4 doet dat voor de generale extensiveringen. Tabel 5 geeft het saldo van de tabellen 3 en 4 weer.

Tabellen 6, 7 en 8 geven dezelfde informatie weer, maar dan per artikel uitgesplitst.

HLA 11. Investeren in goed bestuur en de rechtstaat 14 0 0 0 500 1.000 1.000
HLA 21. Eenmalige uitkering studielening sociaal leenstelsel 11 0 0 1.297.000 47.000 27.000 15.000
Religieus cultureel erfgoed 14 0 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
Schoolmaaltijden 1,3 135.000 135.000 135.000 135.000 135.000 135.000
Totaal intensiveringen 135.000 140.000 1.437.000 187.500 168.000 156.000
Bezuiniging maatschappelijke diensttijd* 3 ‒ 74.735 ‒ 44.902 ‒ 67.363 ‒ 70.000 ‒ 70.000 ‒ 70.000
HLA 23. Afschaffen brede brugklas en beperken S&O 1,3 ‒ 55.000 ‒ 170.000 ‒ 170.000 ‒ 170.000 ‒ 170.000 ‒ 170.000
HLA 24. Alternatieve invulling bijstelling sectorplannen hoger onderwijs en wetenschap 6,7 ‒ 134.734 ‒ 134.734 ‒ 134.734 ‒ 134.734 ‒ 134.734 ‒ 161.330
HLA 26. Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid diverse ‒ 42.598 ‒ 62.186 ‒ 80.612 ‒ 100.342 ‒ 108.466 ‒ 108.466
HLA 29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting 1,4,14 0 ‒ 81.261 ‒ 81.201 ‒ 81.201 ‒ 81.201 ‒ 81.201
HLA 32. Beëindiging functiemix Randstad en terugdraaien bezuiniging 3 0 0 0 0 0 0
HLA 34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking 6,7 0 ‒ 8.511 ‒ 8.511 ‒ 8.511 ‒ 8.510 ‒ 7.188
HLA 35. Verlaging non-ODA-middelen 6,7,8,14 ‒ 731 ‒ 718 ‒ 844 ‒ 956 ‒ 3.214 ‒ 3.506
HLA 40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed diverse ‒ 71.830 ‒ 131.838 ‒ 220.601 ‒ 277.994 ‒ 322.937 ‒ 311.027
HLA 41. Verminderen internationale studenten (via bestuurlijk akkoord) 6,7 0 ‒ 17.000 ‒ 68.000 ‒ 121.000 ‒ 158.000 ‒ 156.000
HLA 42. Hervorming Nederlandse Publieke Omroep NPO 15 0 0 ‒ 100.000 ‒ 100.000 ‒ 100.000 ‒ 100.000
HLA 43. Alternatieve invulling afschaffen OV-vergoeding buitenland studerenden 11 0 ‒ 4.000 ‒ 8.000 ‒ 14.000 ‒ 14.000 ‒ 18.000
HLA 44. Verhogen collegegeld langstudeerders (via lagere bekostiging) en terugdraaien bezuiniging 6,7 0 0 0 0 0 0
HLA 69. Fonds Onderzoek Wetenschap 7,16 ‒ 106.929 ‒ 106.929 ‒ 106.929 ‒ 107.054 ‒ 132.054 ‒ 132.054
Ten behoeve van 4x 25 miljoen fonds onderzoek en wetenschap 3,4,6,7 ‒ 25.000 ‒ 25.000 ‒ 25.000 ‒ 25.000 0 0
Verlaging rijksmediabijdrage landelijke publieke omroep** 15 0 0 ‒ 50.000 ‒ 50.000 ‒ 50.000 ‒ 50.000
Opheffen onderwijskansenregeling en terugdraaien bezuiniging 3 0 0 0 0 0 0
Inhouden loonbijstelling externe inhuur tranche 2025 diverse ‒ 4.615 ‒ 4.532 ‒ 4.534 ‒ 4.269 ‒ 3.723 ‒ 4.010
Amendement Kent door taakstelling externe inhuur 95 0 ‒ 1.867 0 0 0 0
Totaal ‒ 516.172 ‒ 793.478 ‒ 1.126.329 ‒ 1.265.061 ‒ 1.356.839 ‒ 1.372.782

*Deze maatregel stond in het hoofdlijnenakkoord als HLA 22. Afschaffen maatschappelijke diensttijd. Na amendement Bontenbal c.s. (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 141) is maatschappelijke diensttijd echter niet afgeschaft maar heeft er alleen een bezuiniging op plaatsgevonden.
**Daarbij verzoekt het amendement van Bontenbal c.s. (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 141) om de landelijke publieke omroep meer ruimte te geven om (online) reclameopbrengsten te generen waarmee de korting van € 50,0 miljoen opgevangen kan worden.

Totaal intensiveringen 135.000 140.000 1.437.000 187.500 168.000 156.000
Totaal extensiveringen ‒ 516.172 ‒ 793.478 ‒ 1.126.329 ‒ 1.265.061 ‒ 1.356.839 ‒ 1.372.782
Saldo ‒ 381.172 ‒ 653.478 310.671 ‒ 1.077.561 ‒ 1.188.839 ‒ 1.216.782
Artikel 1 82.350 82.350 82.350 82.350 82.350 82.350
Artikel 3 52.650 52.650 52.650 52.650 52.650 52.650
Artikel 11 0 0 1.297.000 47.000 27.000 15.000
Artikel 14 0 5.000 5.000 5.500 6.000 6.000
Totaal 135.000 140.000 1.437.000 187.500 168.000 156.000
Artikel 1 ‒ 12.264 ‒ 158.003 ‒ 173.767 ‒ 196.051 ‒ 204.898 ‒ 204.898
Artikel 3 ‒ 170.845 ‒ 211.086 ‒ 267.619 ‒ 283.572 ‒ 285.661 ‒ 285.661
Artikel 4 ‒ 23.383 ‒ 49.415 ‒ 61.804 ‒ 72.594 ‒ 77.870 ‒ 65.960
Artikel 6 ‒ 9.523 ‒ 18.651 ‒ 49.280 ‒ 70.198 ‒ 82.174 ‒ 81.865
Artikel 7 ‒ 197.037 ‒ 220.807 ‒ 254.310 ‒ 290.393 ‒ 339.162 ‒ 336.396
Artikel 8 ‒ 231 ‒ 252 ‒ 441 ‒ 585 ‒ 598 ‒ 598
Artikel 9 ‒ 60 ‒ 62 ‒ 64 ‒ 66 ‒ 69 ‒ 69
Artikel 11 ‒ 4.122 ‒ 8.108 ‒ 12.192 ‒ 18.197 ‒ 17.798 ‒ 22.131
Artikel 12 ‒ 49 ‒ 51 ‒ 52 ‒ 54 ‒ 56 ‒ 56
Artikel 13 ‒ 275 ‒ 287 ‒ 296 ‒ 303 ‒ 320 ‒ 320
Artikel 14 ‒ 2.765 ‒ 4.615 ‒ 7.983 ‒ 9.745 ‒ 13.301 ‒ 13.298
Artikel 15 ‒ 1.868 ‒ 3.445 ‒ 156.418 ‒ 157.947 ‒ 159.066 ‒ 159.066
Artikel 16 ‒ 54.597 ‒ 58.979 ‒ 66.058 ‒ 69.908 ‒ 72.635 ‒ 99.234
Artikel 25 ‒ 750 ‒ 58 ‒ 107 ‒ 133 ‒ 151 ‒ 151
Artikel 91 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302
Artikel 95 ‒ 16.101 ‒ 37.357 ‒ 53.636 ‒ 73.013 ‒ 80.778 ‒ 80.777
Totaal ‒ 516.172 ‒ 793.478 ‒ 1.126.329 ‒ 1.265.061 ‒ 1.356.839 ‒ 1.372.782
Artikel 1 70.086 ‒ 75.653 ‒ 91.417 ‒ 113.701 ‒ 122.548 ‒ 122.548
Artikel 3 ‒ 118.195 ‒ 158.436 ‒ 214.969 ‒ 230.922 ‒ 233.011 ‒ 233.011
Artikel 4 ‒ 23.383 ‒ 49.415 ‒ 61.804 ‒ 72.594 ‒ 77.870 ‒ 65.960
Artikel 6 ‒ 9.523 ‒ 18.651 ‒ 49.280 ‒ 70.198 ‒ 82.174 ‒ 81.865
Artikel 7 ‒ 197.037 ‒ 220.807 ‒ 254.310 ‒ 290.393 ‒ 339.162 ‒ 336.396
Artikel 8 ‒ 231 ‒ 252 ‒ 441 ‒ 585 ‒ 598 ‒ 598
Artikel 9 ‒ 60 ‒ 62 ‒ 64 ‒ 66 ‒ 69 ‒ 69
Artikel 11 ‒ 4.122 ‒ 8.108 1.284.808 28.803 9.202 ‒ 7.131
Artikel 12 ‒ 49 ‒ 51 ‒ 52 ‒ 54 ‒ 56 ‒ 56
Artikel 13 ‒ 275 ‒ 287 ‒ 296 ‒ 303 ‒ 320 ‒ 320
Artikel 14 ‒ 2.765 385 ‒ 2.983 ‒ 4.245 ‒ 7.301 ‒ 7.298
Artikel 15 ‒ 1.868 ‒ 3.445 ‒ 156.418 ‒ 157.947 ‒ 159.066 ‒ 159.066
Artikel 16 ‒ 54.597 ‒ 58.979 ‒ 66.058 ‒ 69.908 ‒ 72.635 ‒ 99.234
Artikel 25 ‒ 750 ‒ 58 ‒ 107 ‒ 133 ‒ 151 ‒ 151
Artikel 91 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302 ‒ 22.302
Artikel 95 ‒ 16.101 ‒ 37.357 ‒ 53.636 ‒ 73.013 ‒ 80.778 ‒ 80.777
Totaal ‒ 381.172 ‒ 653.478 310.671 ‒ 1.077.561 ‒ 1.188.839 ‒ 1.216.782

Fonds Onderzoek en Wetenschap

Met het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap investeren we in het fundament, in een gunstiger werkklimaat voor onze onderzoekers en in baanbrekend onderzoek voor maatschappelijke impact en transities.

Starters- en stimuleringsbeurzen 7 152.230 152.230 77.935 77.935 77.935 77.935 77.935 77.935 77.935
Thematische programmering 16 10.000 10.000 10.868 10.868 10.868 10.868 10.868 10.868 10.868
Professional doctorate beurzen 16 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
Praktijkgericht onderzoek art 6 6 36.993 36.993 38.986 38.986 38.986 38.986 38.986 38.986 38.986
Roadmap grootschalige wetenschappelijke infrastructuur 16 50.000 50.000 23.300 23.300 23.300 23.300 23.300 23.300 23.300
Strategische agenda toegepast onderzoek faciliteiten (EZ) EZ 86.494 97.238 71.375 89.645 72.828 57.163 23.203 0 0
Matching Horizon Europe 16 78.900 79.305 82.992 82.992 82.992 82.992 82.992 0 0
Open Competitie 16 60.000 60.000 63.800 63.800 63.800 63.800 63.800 63.800 63.800
Toponderzoek 16 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
Kennisveiligheid 16, 95 6.435 3.475 5.671 5.321 5.072 4.172 4.172 4.172 4.172
Sociale Veiligheid 16 4.200 4.000 4.210 4.210 4.210 4.120 4.120 4.120 4.120
Scholars at Risk 16 400 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200
Europese Partnerschappen (OCW) 16 10.000 10.000 12.795 12.795 12.795 12.795 12.795 0 0
Europese Partnerschappen (EZ) EZ 40.000 27.472 55.775 33.065 33.836 29.065 28.515 0 0
Open Science 16 20.000 20.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Practoraten 4 1.926 2.936 2.590 2.590 3.639 3.639 3.639 3.639 3.639
Nationaal expertisecentrum voor wetenschap en samenleving 16 277 846 1.456 1.456 1.164 1.164 1.164 1.164 1.164
Faculty of Impact 16 2.770 2.770 2.770 2.770 2.770 2.770 2.770 2.770 2.770
Uitvoering, monitoring, verantwoording, evaluatie 16, 6, 7, 95, EZ 4.685 5.935 2.635 2.635 2.635 2.629 2.129 2.630 2.630
Totaal 590.310 589.400 493.358 488.568 473.030 451.598 416.588 269.584 269.584 0

2.3 Openbaarheidsparagraaf

Deze paragraaf bevat de beschrijving van de uitvoering van de Wet open overheid (Woo) en een transparante overheid binnen het Ministerie van OCW. Het ministerie werkt aan bestuurlijke transparantie door de toegang tot overheidsinformatie voor iedereen te vergroten ten behoeve van een goed en democratisch bestuur. Het ministerie zet in op een integrale benadering. Openbaarheid en transparantie zijn namelijk niet los te zien van de organisatie, de medewerkers en de processen. Samen met aanpalende onderwerpen, zoals ambtelijk vakmanschap en vermogen en Werk aan Uitvoering (WaU), is dit ondergebracht bij het programma OCW Open. Het programma is ingericht om bij te dragen aan het verstevigen van het vertrouwen van de samenleving in het handelen van de overheid. OCW Open werkt aan een ministerie dat open, in onderling vertrouwen, rechtvaardig en vanuit de inhoudelijke doelen werkt.

Actieve openbaarmaking

De Woo verplicht het ministerie om overheidsinformatie uit eigen beweging openbaar te maken. Er is een resultaatsverplichting voor zeventien wettelijke bepaalde informatiecategorieën en een inspanningsplicht om overige overheidsinformatie openbaar te maken. De inspanningsplicht geldt sinds 1 mei 2022. De resultaatsverplichting treedt gefaseerd in werking, waarbij de eerste tranche informatie categorieën op 1 november 2024 per koninklijk besluit in werking is getreden. Deze eerste tranche bevat uitsluitend informatie categorieën die nu ook al openbaar worden gemaakt. Binnen het bestuursdepartement zijn voorbereidingen getroffen om vooruitlopend op de wettelijke termijnen alvast te oefenen met verschillende soorten informatie categorieën. Parallel aan deze oefening, is er r gestaag de benodigde stappen gezet om de technische voorziening binnen vigerende planningen gerealiseerd te krijgen.

In het kader van de inlichtingenplicht aan het parlement worden sinds 1 juli 2021, op basis van de rijksbrede beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s, bij Kamerbrieven over beleidsvorming en wetgeving de beslisnota’s aan bewindspersonen actief openbaar gemaakt. Vanaf Prinsjesdag 2022 geldt dat bij alle Kamerbrieven. Hiertoe zijn bestaande processen, rollen en handreikingen binnen het ministerie bijgewerkt. Inmiddels loopt deze nieuwe, meer transparante, werkwijze adequaat.

Passieve openbaarmaking

De Woo geeft eenieder het recht om een verzoek in te dienen bij een bestuursorgaan om overheidsinformatie openbaar te maken. De Woo stelt regels over de afhandeling daarvan. Het gaat dan onder meer over de inhoud en vorm van de beslissing, de termijn waarbinnen die genomen moet worden en de wijze van informatieverstrekking. Binnen het OCW-concern zijn afgelopen periode zowel (ICT-)technische, organisatorische als personele maatregelen doorgevoerd om de afhandeling van informatieverzoeken te versnellen met dezelfde kwaliteit.

Bij het Ministerie van OCW wordt nog steeds ingezet op het ontwikkelen en verbeteren van zowel het proces als het centrale team, resulterend in (goeddeels) gecentraliseerde coördinatie en afhandeling (voor verzoeken binnen het kerndepartement) vanuit het kerndepartement. Ook binnen de dienstonderdelen zijn aanpassingen gedaan voor versnelling van het proces. De ambitie is om verzoeken altijd tijdig af te handelen, dus conform de wettelijke termijn dan wel binnen een met de verzoeker afgesproken termijn. De uitvoering wordt actief gemonitord; de cijfers over de afhandeling worden al sinds geruime tijd gepubliceerd in de Rapportage Burgervragen van het ministerie en sinds 2023 vindt ook rapportage plaats in Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Om deze (interne als wel extern gerichte) monitoring verder te vergemakkelijken en efficiënter te laten verlopen, is een dashboard voor intern gebruik ontwikkeld voor de afhandeling van Woo-verzoeken. Het ministerie hecht veel waarde aan passend contact met de overheid. Het was al gangbare praktijk binnen het ministerie dat er laagdrempelig contact bestond met verzoekers en betrokken derden. Met de komst van de Woo is deze werkpraktijk uitgebreid met de komst van contactpersonen ter beantwoording van vragen over de beschikbaarheid van overheidsinformatie.

Verbetering van de informatiehuishouding

Het op orde brengen van onze informatiehuishouding is noodzakelijk voor het openbaar maken en verstrekken van overheidsinformatie. De informatiehuishouding omvat de opslag, het beheer en de verstrekking van gegevens binnen de organisatie. Door op de juiste wijze gegevens op te slaan en te archiveren kan iedereen (publiek, pers en politiek) goed en volledig worden voorzien van documenten en correspondentie die inzicht geven in ons handelen en onze afwegingen. Hiertoe is een departementaal verbeterplan opgesteld. De beleidsvoornemens hierin zijn ingericht langs de vier actielijnen van het generieke actieplan "Open op Orde".

Informatieprofessionals

Deze actielijn is gericht op het versterken van het professioneel informatiebeheer. We investeren in kennis en capaciteit van de informatieprofessionals die het informatiebeheer bij de organisatie inrichten en uitvoeren. De ondersteuning aan ambtenaren bij beleid en uitvoering wordt uitgebreid. Tegelijk helpen we alle medewerkers met tools en trainingen om de eigen vaardigheden te verbeteren. We faciliteren leidinggevenden om medewerkers hierin te begeleiden en het goede voorbeeld te geven.

Informatiesystemen

Deze actielijn beoogt de informatiesystemen toegankelijker en gebruikersvriendelijker te maken. We zorgen ervoor dat de informatiesystemen die we inzetten ons ondersteunen in plaats van belemmeren, door ze gebruiksvriendelijker te maken en slimme technieken in te zetten. Technische oplossingen voor het veiligstellen en archiveren van berichtenapps, e-mailberichten, sociale media en websites van het ministerie zijn reeds ontwikkeld en worden ingeregeld.

Informatievolume

Deze actielijn behelst het verkrijgen van meer grip op de toegenomen hoeveelheid en aard van informatie. We maken actief inzichtelijk welke informatie het ministerie heeft, wat bewaard moet blijven en wat we moeten vernietigen. Dit geldt niet alleen voor traditionele tekstdocumenten, maar ook voor andere vormen van digitale informatie, zoals e-mail, sociale media en websites.

Bestuur en naleving

De laatste actielijn ziet toe op het goed besturen en naleven van de kwaliteit van de informatiehuishouding. We ontwikkelen instrumenten voor een heldere sturing op de informatiehuishouding opdat verantwoording kan worden afgelegd aan zowel de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed als aan burgers, bedrijven, parlement en journalisten. Een voorbeeld hiervan zijn de nul- en vervolgmetingen van de informatiehuishouding op basis waarvan het verbeterplan geactualiseerd kan worden.

2.4 Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatieagenda (SEA) biedt een overzicht van het lopend en gepland onderzoek binnen het Ministerie van OCW, en is een belangrijk middel om evaluaties strategisch te plannen en goed in te bedden in de beleidscyclus. De SEA is gestructureerd aan de hand van tien strategische, vaak overkoepelende thema’s, die alle OCW-terreinen omvatten:

  1. Kwaliteit funderend onderwijs
  2. Kwaliteit vervolgonderwijs
  3. Toegankelijkheid funderend onderwijs
  4. Toegankelijkheid vervolgonderwijs
  5. Voldoende en goed (onderwijs)personeel
  6. Onderzoek en wetenschap
  7. Aansluiting op de arbeidsmarkt
  8. Versterking van de culturele en creatieve sector
  9. Versterking van de mediasector en hervorming landelijke publieke omroep
  10. Rijksbrede inzet op emancipatie

Binnen deze thema’s in de SEA worden strategische evaluaties, Periodieke rapportages, onderzoeksprogramma’s en (langlopende) monitoringsonderzoeken uitgevoerd. Strategische evaluaties zijn evaluaties van belangrijke beleidsprogramma’s en evaluaties die budgettair of politiek-bestuurlijk van groot belang zijn of grote impact hebben op de ontwikkeling van de OCW-sectoren.

Periodieke rapportages zijn afsluitende synthesestudies waarin elke vier tot zeven jaar voor ieder thema op de SEA onderzoek wordt gedaan naar de voorwaarden voor doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleidsterrein, op basis van onderliggend evaluatieonderzoek. Periodieke rapportages leiden tot samenvattende uitspraken over de publieke waarde, maatschappelijke impact, doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, en tot aanbevelingen voor de toekomst.

De inhoud van de SEA wordt elk jaar geactualiseerd op basis van een inventarisatie van lopend en voorgenomen evaluatieonderzoek. De thema’s COVID19 en «Iedereen is nodig» (kansengelijkheid) die in de SEA in begroting 2025 stonden zijn inmiddels afgerond en uit dit overzicht gehaald. Ook zijn in 2025 de thema’s herzien om de SEA meer middellange termijn, en daarmee meer complementair te maken aan de kortere tijdshorizon van de beleidsprioriteiten. Het Ministerie van OCW kiest daarnaast bewust voor enkele overstijgende thema’s om de verwevenheid van de verschillende sectoren te benadrukken, en dit zo goed mogelijk tot uiting te brengen in gezamenlijke, sector overstijgende evaluaties.

Om deze herzieningen toe te lichten worden alle thema’s hieronder beschreven. Per thema wordt ingegaan op de scope en duur, de kennisbehoeften, en hoe de geplande evaluaties bijdragen aan de ambities en inzichtbehoefte. Dit onderdeel wordt afgesloten met een overzicht van de geplande Periodieke rapportages1, waarmee de met het evaluatieonderzoek verkregen inzichten op een beleidsthema uiterlijk in het laatste jaar van de vooraf vastgestelde periode voor het thema worden samengebracht, zoals bepaald in artikel 4 van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) 2022.

De onderliggende uitwerking van de SEA is te vinden in Bijlage 5. Deze bijlage biedt een overzicht van de strategische evaluatieprogrammering per thema en vormt de basis van de SEA.

1 3 4 6 7 8 9 11 12 13 14 15 16 25
Kwaliteit funderend onderwijs 2032 x x
Kwaliteit vervolgonderwijs 2032 x x x
Toegankelijkheid funderend onderwijs 2031 x x
Toegankelijkheid vervolgonderwijs 2031 x x x x x x
Voldoende en goed (onderwijs)personeel 2027 x x x
Onderzoek en wetenschap 2027 x x x
Aansluiting op de arbeidsmarkt 2028 x x x
Versterking van de culturele en creatieve sector 2032 x
Versterking van de mediasector en hervorming landelijke publieke omroep 2028 x
Rijksbrede inzet op Emancipatie 2025 x

2.4.1 Kwaliteit funderend onderwijs

2026-2032; Artikel 1 en 3

Elk kind in Nederland verdient kwalitatief goed onderwijs. Onderwijs waarin leerlingen leren wat ze moeten kennen, kunnen en ervaren voor een goede doorstroom naar het vervolgonderwijs en om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Dit thema richt zich daarom op de kwaliteit van het funderend onderwijs en de randvoorwaarden die nodig zijn om dit te realiseren. De effecten van ingezet beleid zullen pas na enkele jaren zichtbaar zijn. Internationale metingen zoals PISA of IELS vinden bijvoorbeeld elke vier jaar plaats. Daarnaast zijn er pas nieuwe doelen vastgesteld voor curriculum implementatie. Daarom is er op dit thema onderliggend en langdurig onderzoek nodig, en is gekozen voor een looptijd van 7 jaar. Zo is er voldoende tijd om de beleidsmaatregelen te implementeren en de impact goed in beeld te brengen.

Onderwijskwaliteit kent een sterke verbinding met enkele andere SEA-thema’s. Zij raken allemaal aan goed onderwijs voor elk kind: toegankelijk onderwijs; en voldoende en goed (onderwijs) personeel. Sub-thema’s zijn onder meer basisvaardigheden, curriculum, toetsen en examens, leermiddelen en technologie, de ontwikkeling van het jonge kind en evidence-informed onderwijs.

Lopend en gepland onderzoek richt zich op belangrijke kennisbehoeften, langs de lijnen van bovengenoemde sub-thema’s. Voor veel onderzoeken geldt dat de inzichten hieruit met elkaar gecombineerd worden. Zo kan de volle breedte van het thema gevat worden.

Kennisvragen richten zich op de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden, de implementatie van de nieuwe kerndoelen en examenprogramma’s, hoe een kwaliteitskader voor leermiddelen ontwikkeld kan worden, hoe scholen omgaan met AI en technologie in de klas, en hoe evidence-informed werken in het onderwijs verder gestimuleerd kan worden.

2.4.2 Kwaliteit vervolgonderwijs

2026-2032; Artikel 4, 6 en 7

Het thema ‘kwaliteit vervolgonderwijs’ richt zich op het borgen en verder verbeteren van de onderwijskwaliteit in zowel het hoger beroepsonderwijs (hbo), wetenschappelijk onderwijs (wo) als het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Deze sectoren delen de ambitie om onderwijs voortdurend te verbeteren op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten en systematische monitoring, waarbij het gesprek over wat onderwijskwaliteit betekent centraal blijft staan. In deze sectoren is een stevig fundament aan basisvaardigheden van belang evenals de beschikbaarheid van goed opgeleid personeel en het streven naar een inclusief en toekomstbestendig onderwijssysteem. Vaak zijn de effecten van ingezet beleid pas na enkele jaren zichtbaar. Daarom is er op dit thema onderliggend en langdurig onderzoek nodig, en is gekozen voor een looptijd van 7 jaar. In 2028 wordt bekeken hoe de evaluatieagenda voor het MBO verder ingevuld wordt.

In het mbo willen we een veilige leeromgeving realiseren met aandacht voor welzijn, omdat dat een belangrijke voorwaarde is voor goed leren en ontwikkelen. Studenten en docenten moeten zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn, op school en bij het leerbedrijf. Op dit moment wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan een wetsvoorstel rondom de zorgplicht voor veiligheid in het vervolgonderwijs en onderzoek. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid die instellingen dragen voor veiligheid wettelijk vastgesteld. Ook ligt in het mbo de focus op het versterken van basisvaardigheden (taal, rekenen, burgerschap), het waarborgen van voldoende en gekwalificeerd onderwijspersoneel (wetsvoorstel vereisten mbo-docenten basisvaardigheden), en het borgen van de kwaliteit van het opleidingsaanbod, ook in tijden van demografische krimp.

In het hbo en wo, waar onderwijsinstellingen traditioneel een grote autonomie genieten, ligt de nadruk op het scheppen van de juiste randvoorwaarden door wetgeving en financiering, het waarborgen van kwaliteit via accreditatie en toezicht en het stimuleren van voortdurende kwaliteitsverbetering binnen de instellingen. De sector kenmerkt zich door een stabiel hoog kwaliteitsniveau, maar vraagt blijvende aandacht voor actuele thema’s als sociale veiligheid, academische vrijheid en de gevolgen van demografische krimp voor het opleidingsaanbod en de toegankelijkheid.

Eén van de kennisvragen betreft o.a. de effectiviteit van kwaliteitsborging, mede in het licht van de uitkomsten van het experiment Instellingsaccreditatie en de beslissing om dit niet op korte termijn in te voeren in het hbo en wo. Zicht op het beheersingsniveau van basisvaardigheden in het mbo, de impact van beleidsmaatregelen op toegankelijkheid en studiekeuzevrijheid, de effectiviteit van interventies gericht op basisvaardigheden en het in beeld krijgen van de veiligheidssituatie in alle drie de sectoren van het vervolgonderwijs en van individuele instellingen zijn andere grote inzichtbehoeften. Het gaat daarbij om zowel fysieke, sociale en digitale veiligheid.

Lopend en gepland onderzoek, zoals de Stelselrapportage HO, monitoring van de Werkagenda MBO en diverse peilingen en evaluaties, sluit aan op deze inzichtbehoefte. Het betreft de relevante (sub)artikelen binnen de onderwijsbegroting, met focus op kwaliteitsverbetering, basisvaardigheden en docentenkwaliteit.

2.4.3 Toegankelijkheid funderend onderwijs

2026-2031; Artikel 1 en 3

Alle kinderen in Nederland verdienen in dezelfde mate toegang tot goed onderwijs. Het inkomen, de opleidingsachtergrond of afkomst van ouders mag daarbij geen verschil maken voor de kansen van leerlingen in het onderwijs. Ook de toegang tot goed onderwijs voor leerlingen met een beperking moet gewaarborgd zijn. Dit thema richt zich daarom op de toegankelijkheid van het funderend onderwijs en de randvoorwaarden die nodig zijn om dit te realiseren. De beleidsmaatregelen binnen deze onderliggende sub-thema’s zijn meerjarig, passend bij dit robuuste stelselaspect, en de effecten zullen pas na enige jaren zichtbaar zijn. Daarom is de duur van het thema 6 jaar. Zo is er voldoende tijd om de beleidsmaatregelen te implementeren en de impact goed in beeld te brengen.

De toegankelijkheid van het onderwijs kent een sterke verbinding met andere SEA thema’s, omdat deze allemaal goed onderwijs voor alle leerlingen raken, met name met ‘Kwaliteit funderend onderwijs’ en ‘Voldoende en goed (onderwijs)personeel’. Het thema kent een aantal subthema’s, zoals passend en inclusief onderwijs (inclusief aandacht voor thuiszitters en uitval), gelijke kansen op ontwikkelen potentieel, doorstroom en overgangen, sociale veiligheid, en nieuwkomersonderwijs. Daarnaast is de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) bij dit thema ondergebracht. Binnen elk van de sub-thema’s bestaat een kennisbehoefte, waar lopend en gepland onderzoek op aansluit. Veel onderwerpen omvatten meerdere onderzoeken, om de breedte van het onderwerp te vatten.

Er lopen bijvoorbeeld meerdere programma’s gericht op passend en inclusief onderwijs en kansengelijkheid, zoals School & Omgeving, Brugfunctionaris en Schoolmaaltijden. De overkoepelende vraag is hoe deze programma’s op de lange termijn (gezamenlijk) bijdragen aan het verbeteren van gelijke kansen en toegankelijkheid van het onderwijs. Ook voor doorstroom en overgangen worden verschillende leertrajecten uitgevoerd door onderwijsprofessionals en wetenschappers met als doel om inzicht te krijgen in aanpakken die de overgang van po naar vo verbeteren. Het programma Maatschappelijke Diensttijd (MDT) richt zich op het stimuleren van de sociale en maatschappelijke betrokkenheid van jongeren tussen de 12 en 30 jaar. Vanaf het begin van het programma is er een doorlopend jaarlijks evaluatieonderzoek ingericht om inzicht te krijgen in de maatschappelijke impact van MDT op de deelnemende jongeren en op de samenleving. De tweejaarlijkse landelijke veiligheidsmonitor brengt de sociale veiligheid van leerlingen en onderwijspersoneel in beeld, met daarin ook aandacht voor het pedagogisch klimaat. In 2026 wordt er onderzoek uitgezet om meer zicht te krijgen op de veiligheidsbeleving van VSO-leerlingen en specifieke doelgroepen.

2.4.4 Toegankelijkheid vervolgonderwijs

2026-2031; Artikel 4, 6, 7, 11, 12 en 13

Het overkoepelende thema ‘Toegankelijkheid vervolgonderwijs’ beoogt dat iedere gekwalificeerde student, ongeacht achtergrond of omstandigheden, gelijke kansen krijgt om succesvol deel te nemen aan en door te stromen binnen en tussen het mbo, hbo, en wo. Toegankelijk onderwijs betekent ook dat studenten in elke regio op redelijke reisafstand kwalitatief goed, divers en arbeidsmarkt relevant aanbod kunnen volgen. Ook binnen krimpregio’s.

De looptijd van het thema is zes jaar (2026-2031) en dekt de relevante (sub)artikelen van de onderwijsbegroting, met focus op toegankelijkheid, gelijke kansen en ondersteuningsmaatregelen in beide sectoren.

In deze sectoren wordt ernaar gestreefd dat alle studenten gelijke kansen krijgen om hun vaardigheden en potentie ten volle te ontplooien. Dat geldt met name voor studenten met een ondersteuningsbehoefte, studenten met een migratieachtergrond, nieuwkomers en jongeren die van huis uit minder financieel, sociaal en cultureel kapitaal tot hun beschikking hebben. Er is aandacht voor het wegnemen van formele en informele belemmeringen, zoals financiële drempels, aansluiting tussen onderwijssectoren en studieprogressie, en het bevorderen van studentenwelzijn. In deze sectoren wordt gestreefd naar gelijke kansen, een inclusieve leeromgeving en het bieden van passende ondersteuning aan studenten met extra ondersteuningsbehoefte zowel in het onderwijs als bij het vinden van duurzaam werk. Overlap bestaat met sub-thema’s als arbeidsmarkt, regionale spreiding en studentenwelzijn.

De belangrijkste kennisvragen richten zich op de oorzaken van uitval en switch, doorstroom in de beroepsonderwijskolom, de werking van ondersteuningsmaatregelen, de toegankelijkheid van het onderwijs voor verschillende groepen studenten, de invloed van internationalisering en de effectiviteit van bekostigingssystemen in krimpregio’s. Lopend en gepland onderzoek, waaronder de Stelselrapportage HO, doorlichtingen, monitors en evaluaties van de inzet van middelen ter verbetering van de aansluiting tussen onderwijssectoren en binnen de Werkagenda MBO, sluit aan op deze inzichtbehoefte en uitkomsten ondersteunen ook het lerend vermogen van onderwijsinstellingen zelf.

2.4.5 Voldoende en goed (onderwijs)personeel

2021-2027; Artikel 1, 3 en 9

Het overkoepelende thema voldoende en goed onderwijspersoneel omvat zowel het funderend onderwijs als het middelbaar beroepsonderwijs, met als gezamenlijk doel om een toekomstbestendige onderwijsarbeidsmarkt te realiseren. Onderwijspersoneel is breder dan alleen leraren en docenten: het omvat ook goed toegeruste schoolleiders, instructeurs, praktijkopleiders, en onderwijsondersteunend personeel.

In 2021 is de vorige strategische evaluatie onderwijspersoneel opgeleverd over de periode van 2013 tot 2020. Het opstarten van de volgende Periodieke rapportage wordt voorzien in 2027 over de periode 2021-2027 en beslaat relevant beleid binnen artikel 1, 3 en 9 (mogelijk ook artikel 4, PM). Na oplevering hiervan, wordt vanaf begrotingsjaar 2028 de looptijd van de Periodieke rapportage weer ingeschat op ongeveer zes jaar, passend bij de dynamiek en de tijd die nodig is voor implementatie van interventies en effectmeting.

Binnen het funderend onderwijs en het mbo is er een opgave op drie sub-thema’s: het bevorderen van een toekomstbestendige onderwijsarbeidsmarkt, strategisch personeelsbeleid en het opleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel. Bij deze opgaven wordt regionale samenwerking binnen onderwijsregio’s gestimuleerd. Het doel is het aantrekken en behouden van gemotiveerd en goed opgeleid personeel door middel van maatregelen zoals beloning, werkdrukverlaging en verbeterde opleidingsprogramma's.

Belangrijke kennisvragen betreffen de effectiviteit van initiatieven om tekorten aan te pakken en ermee om te gaan, de aantrekkelijkheid van het onderwijs als beroep (inclusief het wegnemen van misvattingen) en mogelijkheden voor professionele ontwikkeling. Ook inzicht in welke maatregelen bijdragen aan het behoud van (startende) leraren en docenten is van belang. Lopend en gepland onderzoek richt zich op de arbeidsmarktontwikkelingen, effectiviteit van HRM-beleid en de professionalisering van docenten, via bijvoorbeeld het Groeifonds project Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren (NAPL). De jaarlijkse Loopbaanmonitor, Arbeidsmarktramingen, tekortmetingen in het po, vo en mbo, en de evaluatie van de Regionale Aanpak zijn hier voorbeelden van.

2.4.6 Onderzoek en wetenschap

2021-2027; Artikel 6, 7 en 16

De algemene doelstelling van het onderzoek- en wetenschapsbeleid is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving, die onderzoekers in staat stelt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften. De beleidsinspanningen op dit thema zijn gericht op het zorgen voor een gezond en sterk fundament, het vergroten van de maatschappelijke impact van onderzoek en het geven van ruimte aan divers talent in een sociaal veilige omgeving. Het thema heeft grotendeels betrekking op artikel 16 van de begroting. De bekostiging van het onderzoek aan universiteiten en hogescholen valt echter onder artikelen 6 en 7. Dat geldt ook voor sectorplannen en praktijkgericht onderzoek.

In 2021 gaf de beleidsdoorlichting van artikel 16 (onderzoek en wetenschapsbeleid) een positief beeld van de beleidsinstrumenten. Er kon echter geen conclusie getrokken worden over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid als geheel, omdat de evaluaties hier onvoldoende zicht op gaven. In reactie hierop is samen met het veld een monitorings- en evaluatiesysteem, inclusief beleidsindicatoren, ontwikkeld. Punt van aandacht hierbij zijn de administratieve lasten voor instellingen.

In 2027 is de volgende Periodieke rapportage over het thema Onderzoek en wetenschap gepland. Hieruit moet onder andere blijken of de inspanningen om de monitorings- en evaluatiesystematiek te verbeteren hun vruchten afwerpen. In de Periodieke rapportage kijken we naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Ook is er ruimte om te reflecteren op de doelen van het onderzoek- en wetenschapsbeleid, en is er ruimte om eventuele beleidsalternatieven te verkennen. Dit kabinet heeft bezuinigd op onderzoek en wetenschap. Tegelijk zijn doelen niet expliciet bijgesteld. Gezien de continuïteit in de beleidsinstrumenten van het thema onderzoek en wetenschap, wordt het passend geacht om de volgende over zes jaar te plannen, namelijk in 2033.

De inzichtbehoefte richt zich op de bijdragen van het gevoerde beleid aan de doelen zoals meer ruimte voor ongebonden en excellent onderzoek, verbeterde toegang tot onderzoeksfaciliteiten, samenwerking tussen instellingen en sectoren, aansluiting bij internationaal (top)onderzoek, kennisveiligheid, diversiteit, bredere erkenning en waardering, maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek, en meer open science. De inzichten worden onder andere gekregen middels verscheidene evaluaties, waaronder die van de sectorplannen. Daarnaast zijn er overkoepelende onderzoeken die het inzicht in werking van het stelsel vergroten, bijvoorbeeld de evaluaties van de NWO (2025) en de KNAW (2026). Ook is er aandacht voor de impact van de bezuinigingen op het behalen van de doelen. Tot slot is er behoefte aan beter zicht op de strategische lange termijn vraagstukken. In 2025 en 2026 wordt een traject opgezet om deze vraagstukken en de bijbehorende kennisbehoefte in beeld te brengen.

2.4.7 Aansluiting op de arbeidsmarkt

2026-2028; Artikel 4, 6 en 7

Het thema ‘Aansluiting op de arbeidsmarkt’ richt zich zowel op het middelbaar beroepsonderwijs als op het hbo en wo. In de kern gaat het om het realiseren van een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, met een doelmatig en arbeidsmarktrelevant aanbod dat passend is bij de arbeidsmarkt van de toekomst. Deze aansluiting staat deze periode in de context van (toenemende) algehele arbeidsmarktkrapte en demografische krimp, die tezamen (kunnen) zorgen voor stagnatie van ontwikkeling in maatschappelijke opgaven en de economie. De aansluiting moet dan ook goed zijn in relatie tot technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Onder dit thema valt naast het aanbod van onderwijs, ook de vraagkant, en daarmee de studiekeuze en loopbaanoriëntatie. Dit omdat goede voorlichting en loopbaanbegeleiding ervoor moeten zorgen dat studenten beter geïnformeerd kiezen voor richtingen met goede arbeidsmarktperspectieven, met name in tekortsectoren zoals gezondheidszorg, techniek en het onderwijs. Tot slot valt ook de beschikbaarheid van kwalitatief goede stages onder dit thema. Alle studenten uit het beroepsonderwijs verdienen kwalitatief goede stages. Leren in de praktijk is namelijk een onmisbaar onderdeel van het beroepsonderwijs. Studenten doen hier vaardigheden op die bijdragen aan een goede doorstroom naar de arbeidsmarkt.

Dit thema kent een looptijd van vier jaar. De beleidsinzet rondom dit thema wordt vanwege de hierboven geschetste ontwikkelingen geïntensiveerd en over vier jaar zijn daarvan naar verwachting ook de resultaten kenbaar. Dit sluit ook aan op de geplande implementatie en evaluatie van beleidsmaatregelen zoals opgenomen in de Werkagenda MBO en het Stagepact MBO 2023-2027 en de inzet op tekortsectoren in het hbo.

In het mbo richten we ons op het bevorderen van een weloverwogen studiekeuze, ondersteund door goede voorlichting en loopbaanbegeleiding, en werken we aan een doelmatig en arbeidsmarktrelevant aanbod gericht op de arbeidsmarkt van de toekomst. Verder is er een focus op het verbeteren van de kwaliteit van de stages. Binnen het hbo en wo is er naast aandacht voor het bevorderen van een weloverwogen studiekeuzeaandacht voor een weloverwogen aanbod waarbij keuzes over dat aanbod nadrukkelijk in samenwerking tussen instellingen tot stand komen. Daarnaast werken we aan flexibeler onderwijs om de diversiteit aan leerpaden onder studenten, onder andere voor post-initieel leren, de ruimte te geven.

Belangrijke kennisvragen omvatten strategieën voor het aansluiten van opleidingsaanbod op de vraag van de arbeidsmarkt en het verbeteren van de loopbaanoriëntatie. Lopend en gepland onderzoek richt zich onder andere op de effectiviteit van studievoorlichting, het stimuleren van Leven Lang Ontwikkelen (LLO), en het ontwikkelen van responsieve opleidingsaanbodstrategieën, passend bij maatschappelijke en economische veranderingen.

2.4.8 Versterking van de culturele en creatieve sector

2025-2032; Artikel 14

Het thema ’Versterking van de culturele en creatieve sector’ omarmt een breed scala aan beleidsterreinen en richt zich op het waarborgen van een stevig en divers cultureel fundament voor de toekomst. Het omvat vier belangrijke sub-thema’s: cultuur, erfgoed, cultuureducatie, en archieven. De belangrijkste wetten zijn de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, de Erfgoedwet, de Archiefwet en de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen. Relevante instellingen zijn onder andere de Raad voor Cultuur, de Rijkscultuurfondsen, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Nationaal Archief. Het thema raakt daarnaast beleid gericht op de mediasector, door de culturele taak van de landelijke publieke omroep.

Omdat dit thema diverse sub-thema’s beslaat, en er voor elk sub-thema de komende jaren een synthesestudie van relevant (beleids-)onderzoek wordt voorzien, is de looptijd van het thema 7 jaar. Binnen die looptijd worden op verschillende momenten inzichten vergaard in de effecten van het onderliggende beleid. Ook de geleerde lessen van de huidige Basisinfrastructuur Cultuur (BIS) periode (2025-2028) en de voorgaande BIS-periode (2021-2024) worden meegenomen in de Periodieke rapportage.

De kennisbehoefte voor het sub-thema cultuur bestaat uit meer inzicht in de culturele arbeidsmarkt, in de diversiteit van de sector, in de sociale en geografische toegankelijkheid van het culturele aanbod, in de waarde van auteursrecht, in de duurzaamheid van de sector, en in het culturele leven in Caribisch Nederland. Daarnaast is behoefte aan meer inzicht in de mate waarin cultuur kan bijdragen aan oplossing van maatschappelijke problemen. Erfgoedbeleid behandelt alle beleid gevat in de Erfgoedwet (2016), en kwesties als de impact van ruimtelijke transities en de praktijk van immaterieel erfgoed. Daarnaast is extra aandacht voor inzicht in de financiële middelen waarmee het monumentenstelsel voor de toekomst houdbaar wordt gehouden. Het sub-thema cultuureducatie richt zich op meer inzicht in beleidsinterventies gericht op scholen en een brede aanpak voor cultuurbeoefening en voor talentontwikkeling. Tot slot richt het sub-thema archieven zich op de implementatie van de nieuwe, nog te implementeren Archiefwet, inclusief digitale transformatie.

2.4.9 Versterking van de mediasector en hervorming landelijke publieke omroep

2022-2028; Artikel 15

Dit thema omvat het gehele mediabeleid, dat zich richt op het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig, pluriform en onafhankelijk en toegankelijk media-aanbod. De belangrijkste onderwerpen daarbij zijn de landelijke, regionale en lokale publieke omroepen, het onafhankelijk en rendabel functioneren van journalistiek, algeheel mediagebruik en mediawijsheid. De belangrijkste wet is de Mediawet. Relevante instellingen zijn onder andere het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Commissariaat voor de Media.

Dit thema kent daarnaast een verbinding met het thema ‘Versterking van de culturele en de creatieve sector’, met name op gebied van culturele taken en uitingen binnen de mediasector.

De looptijd voor dit thema is afgestemd op lopende stelselherzieningen op het gebied van de lokale en landelijke publieke media. Deze zijn voor nu gepland om in te gaan in respectievelijk 2028 en 2029. De Periodieke rapportage voor dit thema zal zo worden ingepland dat het past bij de kennisbehoefte en relevante punten in de beleidscyclus van het thema, in de periode nadat deze herzieningen in gaan. Met deze planning biedt de voorgenomen Periodieke rapportage de meeste meerwaarde voor de beleidspraktijk.

De inzichtbehoefte zit in de basis in het monitoren van ontwikkelingen in het medialandschap en de consequenties daarvan voor het mediabeleid, behoefte aan een scherper inzicht in de pluriformiteit van het nieuwsaanbod, het gebruik van en de toegang tot onafhankelijke nieuwsvoorziening en ook digitale vindbaarheid, zichtbaarheid en herkenbaarheid van het media-aanbod. Daarbij vinden ook evaluaties van lopende wetten, instanties en regelingen plaats.

2.4.10 Rijksbrede inzet op emancipatie

2026-2032; Artikel 25

De Rijksbrede inzet op emancipatie heeft als algemene doelstelling om gendergelijkheid en gelijke behandeling wat betreft seksuele oriëntatie, genderidentiteit en geslachtskenmerken te realiseren in de Nederlandse samenleving.

De directie Emancipatie heeft geen eigen wet- en regelgeving of stelsel waarvoor het verantwoordelijk is, maar is actief op een breed scala aan onderwerpen dat voor een groot deel onder de verantwoordelijkheid van andere departementen valt. De directie Emancipatie heeft hierbij vooral een agenderende, coördinerende en aanjagende rol.

Binnen dit thema wordt aan verschillende dossiers gewerkt die voor de SEA zijn gegroepeerd in de sub-thema’s arbeid, sociale veiligheid, en genderdiversiteit en gelijke behandeling. Zoals vermeld in de Emancipatienota, heeft het beleid nu twee prioriteiten, namelijk ‘Iedereen moet veilig kunnen zijn’ (sociale veiligheid) en ‘Iedereen moet volwaardig kunnen meedoen’ (arbeid).

Er loopt momenteel een Periodieke rapportage die na de zomer van 2025 uitkomt. Hierdoor kunnen sub-thema’s in de volgende begroting veranderen, afhankelijk van de inzichtbehoefte. De evaluatieplanning voor volgende jaren zal mede op basis van de uitkomsten van deze Periodieke rapportage opnieuw worden opgesteld. Dan volgt ook de planning van de volgende Periodieke rapportage.

Concrete voorbeelden van onderzoeken bij de verschillende thema’s zijn: de Monitor genderbalans in de top, die het aantal topvrouwen in de private sector in kaart brengt; de CPB-effectmeting waarin wordt onderzocht of het wettelijke quotum voor aandeel vrouwen en mannen in raden van commissarissen werkt; de Publieksmonitor seksueel grensoverschrijdend gedrag, die de houding en gevoelens van het algemeen Nederlands publiek tegenover seksueel grensoverschrijdend gedrag meet, en het programma binnen de Nationale Wetenschapsagenda die kennis bundelt en ontwikkelt om (online) seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld zo veel mogelijk te voorkomen.

Het sub-thema algemeen omvat onderzoeken die thema-overstijgend zijn, namelijk de Emancipatiemonitor en de lhbtiqa+-monitor. Zij bieden iedere twee jaar achtereenvolgens inzicht in de maatschappelijke positie van vrouwen en lhbtiqa+ personen, alsmede inzicht in de maatschappelijke opvattingen over deze groepen. De monitors laten lange termijn ontwikkelingen zien, zoals de gestage toename van de economische zelfstandigheid van vrouwen en lhbtiqa+-acceptatie.

2.5 Overzicht risicoregelingen

7 Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen 87.666 0 0 87.666 0 0 87.666 0 176.631
14 Indemniteitsregeling 132.142 110.084 160.487 81.740 0 0 81.740 0 450.000
Totaal 219.808 110.084 160.487 169.406 0 0 169.406 0 626.631

Toelichting

Voor de academische ziekenhuizen is de garantieregeling sinds 1991 niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 worden geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen onder meer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op basis van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.

14 Achterborgstelling 408,8 418,8 418,8

Toelichting

Het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolverend fonds en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaald.

De NRF Achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het NRF is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit revolverend fonds) is momenteel ruim voldoende voor de dekking van de uitstaande leningen onder de NRF Achterborgstelling.

3. Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1. Primair onderwijs

A. Algemene doelstelling

Het primair onderwijs (po) zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. De minister zorgt voor kwalitatief, toegankelijk en betaalbaar primair onderwijs. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren

De minister is verantwoordelijk voor de financiering van het primair onderwijs door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren

De minister vult zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Kengetallen

Leerlingen basisonderwijs 1.415,9 1.409,1 1.412,4 1.409,0 1.399,5 1.389,0 1380,0
Leerlingen trekkende bevolking 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4
Leerlingen in het speciaal basisonderwijs 35,7 34,9 34,6 34,3 34,1 33,9 33,9
Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs 76,5 77,3 78,8 79,9 80,6 81,0 81,2
Totaal primair onderwijs 1.528,5 1.521,6 1.526,1 1.523,6 1.514,5 1.504,3 1.495,4
Primair onderwijs 10,4 11,1 10,9 11,1 11,1 11,1 11,1
Bekostiging 9,7 10,2 10,1 10,3 10,3 10,4 10,4
Exclusief ondersteuningsmiddelen 8,0 8,5 8,4 8,6 8,7 8,7 8,7

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van primair onderwijs beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 16.469.177 18.092.211 16.620.696 16.647.072 16.661.770 16.808.930 16.728.416
Uitgaven 16.026.365 17.023.882 16.665.482 16.917.964 16.808.600 16.817.408 16.727.607
Bekostiging 14.769.211 15.479.146 15.353.231 15.647.843 15.664.539 15.595.900 15.519.664
Bekostiging po-instellingen 14.521.700 15.325.300 15.318.907 15.297.613 15.302.245 15.232.660 15.156.267
Bekostiging Caribisch Nederland 32.251 34.107 34.324 34.528 34.908 35.105 35.262
Aanvullende bekostiging 181.745 104.624 0 12.000 25.000 25.000 25.000
Aanpak lerarentekort G5 33.515 15.115 0 0 0 0 0
Basisvaardigheden 0 0 0 303.702 302.386 303.135 303.135
Subsidies (regelingen) 564.292 796.121 626.400 595.816 474.707 513.330 504.640
Onderwijsvoorziening Jonggehandicapten 32.716 35.204 35.627 35.802 35.802 35.802 35.802
Nederlands onderwijs buitenland 12.582 15.328 14.328 14.328 14.328 14.328 14.328
Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs 15.293 19.049 18.049 17.549 17.549 17.549 17.549
School en omgeving 39.408 120.895 166.690 168.963 172.899 209.984 209.984
Basisvaardigheden 283.035 376.450 164.292 132.244 21.350 21.350 21.350
NGF Open Leermateriaal 1.347 2.214 1.875 791 0 0 0
NGF Digitaal Onderwijs 4.150 6.634 3.750 2.750 2.750 2.750 2.750
Schoolmaaltijden 65.955 81.117 81.617 82.117 82.117 82.117 82.117
Brugfunctionaris po 41.440 41.909 41.909 42.467 42.467 42.467 42.467
Overige subsidies 68.366 97.321 98.263 98.805 85.445 86.983 78.293
Opdrachten 9.086 26.905 17.027 17.732 17.756 19.424 20.031
Opdrachten 8.333 26.905 17.027 17.732 17.756 19.424 20.031
Opdrachten Caribisch Nederland 753 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen 47.061 48.034 53.321 54.480 53.774 53.403 53.837
Dienst Uitvoering Onderwijs 47.061 48.034 53.321 54.480 53.774 53.403 53.837
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 13.697 10.629 10.649 8.668 8.369 8.344 8.344
Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds 11.174 7.599 7.619 5.638 5.339 5.314 5.314
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen 2.523 3.030 3.030 3.030 3.030 3.030 3.030
Bijdrage aan medeoverheden 623.018 663.047 604.854 578.481 574.511 612.063 606.147
Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 607.073 638.352 579.600 571.774 567.804 605.181 599.265
Caribisch Nederland 12.945 21.695 20.769 2.222 2.222 2.397 2.397
Scholenprogramma Groningen 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
Overig 0 0 1.485 1.485 1.485 1.485 1.485
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 0 0 0 14.944 14.944 14.944 14.944
Brede scholen 0 0 0 14.944 14.944 14.944 14.944
Ontvangsten 98.375 35.208 9.208 9.208 9.208 9.208 9.208
Verplichtingen 16.469.177 18.092.211 16.620.696 16.647.072 16.661.770 16.808.930 16.728.416
Waarvan garantieverplichtingen 11.038 1.913 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 16.458.139 18.090.298 16.620.696 16.647.072 16.661.770 16.808.930 16.728.416

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 99,07%
Bestuurlijk gebonden 0,66%
Beleidsmatig gereserveerd 0,27%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 1 (primair onderwijs) is voor 2026 99,1 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget in 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben onder meer betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het primair onderwijs, de Wet op expertisecentra, de Wet primair onderwijs Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES), onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan, vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Het budget in 2026 is voor 80,2 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget ook juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de .

Opdrachten

Het budget in 2026 is voor 49,4 procent juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget ook juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget in 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget in 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan het Vervangings- en Participatiefonds en het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan, vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget in 2026 is voor 96,3 procent juridisch verplicht. Het overgrote deel van de middelen wordt beschikbaar gesteld via een specifieke uitkering (SPUK) naar gemeenten in het kader van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Bekostiging instellingen voor primair onderwijs

Het Rijk verstrekt schoolbesturen bekostiging om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en ten behoeve van de materiële instandhouding van scholen. De basisbekostiging is gebaseerd op het aantal vestigingen en het aantal leerlingen.

Daarnaast wordt via de kleinescholentoeslag rekening gehouden met de grootte van de school. Met de kleinescholentoeslag is circa € 190,3 miljoen gemoeid. Ook wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid waar circa € 533,9 miljoen mee is gemoeid. Voor de aanpak van werkdruk is in kalenderjaar 2026 circa € 546,3 miljoen beschikbaar. Daarnaast wordt vanaf 2028 € 14,0 miljoen toegevoegd aan het nieuw-komersbudget als onderdeel van aanpassingen in de regelgeving die tot doel hebben om de onrechtmatigheid op dit budget weg te nemen.

De kasuitgaven onder de aanvullende bekostiging in 2026 zijn € 0. Dit komt onder andere door het toevoegen van het budget van € 23,3 miljoen per jaar voor de subsidie voor (hoog)begaafde leerlingen vanaf 2026 aan de ondersteuningsbekostiging aan samenwerkingsverbanden. Ook het budget voor verdere professionalisering van het personeel en de begeleiding van startende leraren en schoolleiders (PBSS) is per 2026 toegevoegd aan de reguliere bekostiging instellingen voor primair onderwijs.

In de volgende tabel is het verloop van de ondersteuningsmiddelen opgenomen, die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden primair onderwijs gaan en waar vanuit middelen rechtstreeks naar het speciaal basisonderwijs (sbao) gaan. Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van passend onderwijs besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so).

Lichte ondersteuning - Samenwerkingsverbanden primair onderwijs 560 560 560 560 560 560
Zware ondersteuning - cluster 1 en 2 390 390 390 390 390 390
Zware ondersteuning - samenwerkingsverbanden primair onderwijs 790 790 790 790 790 790
Zware ondersteuning - samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs 810 810 810 810 810 810
Lichte en zware ondersteuning - Totaal artikel 1 2.550,0 2.550,0 2.550,0 2.550,0 2.550,0 2.550,0

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Aanpak tekorten G5

Vanaf 2026 worden de middelen voor de aanpak van het lerarentekort in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere toegevoegd aan het budget voor onderwijsregio’s op artikel 9 (Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid).

Basisvaardigheden

Scholen ontvangen nu middelen via subsidies. Vanaf 2027 ontvangen schoolbesturen (gerichte) bekostiging voor het verbeteren van basisvaardigheden. In het kader van de duurzame verankering van de middelen voor leesbevordering is structureel € 15,3 miljoen toegevoegd aan deze (gerichte) bekostiging.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht de ).

Verbetering basisvaardigheden

Te veel leerlingen verlaten het funderend onderwijs zonder goede beheersing van de basisvaardigheden: taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap. Voor 2026 is € 164,3 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de basisvaardigheden van leerlingen in het primair onderwijs. De kasuitgave voor de subsidieregeling basisvaardigheden ligt in 2026 lager vanwege het betaalritme van de subsidieregelingen van 2024 en 2025. Vanaf 2027 zullen scholen (gerichte) bekostiging ontvangen voor het verbeteren van basisvaardigheden. Een deel van de middelen blijft op het subsidie instrument beschikbaar voor een subsidieregeling. Scholen die dit het hardste nodig hebben ontvangen dan naast (gerichte) bekostiging ook een subsidie.

School en Omgeving

Elke leerling verdient het om zijn talenten en vaardigheden in de volle breedte te ontwikkelen. Om voor zoveel mogelijk leerlingen een zo kwalitatief goed programma van activiteiten rond de school te bieden, is er een subsidieregeling waarbij scholen middelen ontvangen voor het opzetten van een buitenschools aanbod. In 2025 is de nieuwe subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 gepubliceerd. In 2026 is er voor dit programma in totaal € 166,7 miljoen beschikbaar op artikel 1.

Hiernaast loopt het programma School en Omgeving ook mee in de brede specifieke uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk. De uitvoering van deze SPUK is bij het Ministerie van VRO belegd. De door het Ministerie van OCW beschikbaar gestelde middelen zijn tot en met 2028 overgeboekt naar het Ministerie van VRO.

Schoolmaaltijden
Via het programma Schoolmaaltijden worden maaltijden op scholen in het primair en voortgezet onderwijs verstrekt aan de kinderen die dit het hardst nodig hebben, zodat meer leerlingen met een volle maag les kunnen volgen. Voor dit doel is voor het primair onderwijs in 2026 € 81,6 miljoen beschikbaar op artikel 1.

Brugfunctionaris

Voor het versterken van de verbinding tussen school, kind en gezin en de ondersteuningsstructuur op school zijn middelen beschikbaar gesteld. In 2026 is voor het primair onderwijs € 41,9 miljoen beschikbaar.

Nationaal Groeifonds (NGF) Projecten
Het Ministerie van OCW heeft vanuit het Nationaal Groeifonds voor meerdere projecten middelen ontvangen. Op artikel 1 staan middelen voor de projecten Impuls Open Leermateriaal en Digitaal Onderwijs Goed Geregeld.

Het programma Impuls Open Leermateriaal (€ 40,0 miljoen toegekend en € 38,0 miljoen voorwaardelijk) heeft als doel de onderwijskwaliteit van het funderend onderwijs te verbeteren door te investeren in goed gebruik van hoogwaardig open leermateriaal. Voor 2026 is op het subsidiebudget van Impuls Open Leermateriaal € 1,9 miljoen beschikbaar en op het subsidiebudget van Kennisnet op artikel 3 (Voortgezet onderwijs) € 9,9 miljoen.

Voor Digitaal Onderwijs Goed Geregeld werkt Stichting Edu-V aan een keurmerk voor eenvoudige, veilige en betrouwbare digitale gegevensuitwisseling in het primair, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs in Nederland. Voor dit keurmerk richt Edu-V zich op afspraken rond digitale gegevensuitwisseling tussen scholen en leveranciers zodat leermiddelen voldoen aan belangrijke eisen op het gebied van informatiebeveiliging en privacy. Voor 2026 is hier een subsidiebudget van € 3,8 miljoen voor beschikbaar.

Andere subsidies
Omvangrijke subsidies zijn verder de onderwijsvoorziening jonggehandicapten (€ 35,6 miljoen), de instellingssubsidie Nederlands onderwijs in het buitenland (€ 14,3 miljoen) en de instellingssubsidie voor godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs (€ 18,0 miljoen).

Overige subsidies
Via dit financieel instrument worden onder andere subsidies verstrekt voor onderwijs aan zieke leerlingen (€ 10,2 miljoen), Ondersteuning en preventie thuiszittende jeugdigen (OPTJ; € 8,7 miljoen), Intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs (€ 7,3 miljoen), Digitale school instrument (€ 6,0 miljoen), Af- en ombouw gesloten jeugdhulp (OAGJ; € 5,8 miljoen) en het stimuleren van leraren om meer uren te werken in het primair onderwijs (€ 5,0 miljoen).

Opdrachten

Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, versterking zeggenschap en uitvoeringskosten van subsidieregelingen.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor artikel 1.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds (VF) en Participatiefonds (PF) ontvangen als privaatrechtelijke ZBO’s middelen voor het beheren en verevenen van respectievelijk de vervangings- en werkloosheidsuitgaven van schoolbesturen in het primair onderwijs. De kosten die het VF en PF vergoeden worden nagenoeg geheel gedekt uit de premies die schoolbesturen afdragen. Het Ministerie van OCW verstrekt een (vaste) bijdrage in de kosten van het ondersteunende bureau van de fondsen.

Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

De bijdragen van artikel 1 (primair onderwijs) en artikel 4 (beroepsonderwijs en volwasseneducatie) voor het CvTE worden zoals gebruikelijk bij de Voorjaarsnota naar artikel 3 (voortgezet onderwijs) overgeboekt.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB)

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. GOAB bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voor- en voorschoolse educatie (vve), schakelklassen en zomerscholen. Het overgrote deel van het budget bestaat uit middelen voor de SPUK GOAB. Bij de eerste suppletoire begroting is vanaf 2026 een fluctuerende reeks van minimaal € 0,4 miljoen tot maximaal € 12,2 miljoen omgebogen op de in 2025 ontvangen loonbijstelling om de prijsbijstelling op de bekostiging in het voortgezet onderwijs te kunnen uitkeren.

Hiernaast loopt het programma Ontwikkeling Jonge Kind ook mee in de brede SPUK Kansrijke Wijk. De uitvoering van deze SPUK is bij het Ministerie van VRO belegd. De door het Ministerie van OCW beschikbaar gestelde middelen van € 31 miljoen per jaar zijn tot en met 2028 overgeboekt naar het Ministerie van VRO.

Caribisch Nederland

Naast de GOAB-middelen voor gemeenten bevat dit financiële instrument middelen die worden ingezet voor het OCW-beleid in Caribisch Nederland. Dat behelst onder meer middelen voor het verder verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is incidenteel en is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. In 2026 gaat het in totaal om een bedrag van circa € 20,8 miljoen en vanaf 2027 is het budget circa € 2,2 miljoen per jaar.

Scholenprogramma Groningen

Voor het scholenprogramma Groningen is er tot en met 2034 vanuit het Ministerie van OCW jaarlijks een bedrag van € 3,0 miljoen beschikbaar om 101 scholen aardbevings- en toekomstbestendig te maken.

Overig

Op de post overig is in 2026 € 1,5 miljoen beschikbaar naar aanleiding van het aangenomen amendement Van der Molen c.s. (Kamerstukken II 2022/23, 36200 VIII, nr. 60) ter ondersteuning van leraren Friese taal in het primair en voortgezet onderwijs.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Brede scholen

Er worden structurele middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de Brede impuls combinatie-functies via een specifieke uitkering bij het Ministerie van VWS. Het doel van deze impuls is om onder andere sport-, beweeg- en cultuuronderwijs op en rond scholen te versterken. In 2023 is voor de periode 2023 tot en met 2026 circa € 12,7 miljoen per jaar overgeboekt naar het Ministerie van VWS.

3.2 Artikel 3. Voortgezet onderwijs

A. Algemene doelstelling

Het voortgezet onderwijs (vo) zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. De minister zorgt voor kwalitatief, toegankelijk en betaalbaar voortgezet onderwijs. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van voortgezet onderwijs dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren

De minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren

De minister vult zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Kengetallen

1 Totaal aantal ingeschreven leerlingen (aantallen x 1.000). Nader te verdelen in: 936,2 925,5 917,6 907,8 902,1 896,8 891,5
Vmbo/ havo/ vwo leerjaar 1-2 363,7 355,7 354,1 353,3 352,9 352,3 348,8
Vmbo leerjaar 3-4 190,8 192,2 189,5 185,1 183,4 182,9 182,8
Havo/vwo leerjaar 3 91,8 92,7 90,5 89,1 89,7 88,7 89,3
Havo/vwo vanaf leerjaar 4 228,7 225,0 224,9 222,9 219,9 217,9 216,6
Pro alle jaren 29,6 30,0 30,0 29,8 29,4 29,0 28,7
Internationale Schakelklassen alle jaren 25,0 23,6 22,3 21,3 20,5 19,9 19,5
Vavo vo 6,0 5,8 5,7 5,7 5,6 5,6 5,5
Vavo isk 0,6 0,5 0,5 0,5 0,5 0,4 0,4
2 Totaal aantal scholen 642 642 642 642 642 642 642
3 Gemiddeld aantal leerlingen per school 1.458 1.442 1.429 1.414 1.405 1.397 1.389
  1. Bron: Referentieraming 2024
Voortgezet onderwijs 12,4 13,2 13,1 13,3 13,1 13,1 13,1
Bekostiging 11,8 12,3 12,3 12,6 12,5 12,5 12,5
Exclusief ondersteuningsmiddelen 10,9 11,4 11,3 11,6 11,6 11,5 11,5

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van voortgezet onderwijs beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 12.400.434 13.169.366 12.074.165 11.972.000 11.859.898 11.846.291 11.790.299
Uitgaven 11.711.998 12.374.770 12.145.669 12.211.755 11.974.788 11.867.262 11.802.922
Bekostiging 11.050.818 11.410.539 11.277.139 11.410.645 11.311.991 11.242.733 11.185.287
Bekostiging vo-instellingen 10.893.893 11.298.523 11.237.251 11.188.879 11.090.653 11.021.310 10.964.151
Bekostiging Caribisch Nederland 25.779 28.466 28.114 28.524 28.874 28.504 28.217
Resultaatafhankelijke bekostiging vsv aan vo-instellingen 97 0 0 0 0 0 0
Aanvullende regeling strategisch personeelsbeleid, begeleiding starters en thuiszitters 4.251 4.540 0 0 0 0 0
Aanvullende regelingen leerlingendaling 126.798 79.010 11.774 0 0 0 0
Basisvaardigheden 0 0 0 193.242 192.464 192.919 192.919
Subsidies (regelingen) 498.551 770.541 683.959 606.955 473.080 441.580 428.001
Stichting Kennisnet (basissubsidie) po, vo, mbo 21.046 30.724 27.851 13.968 12.968 18.650 16.540
Praktijkgerichte programma's 11.138 16.605 11.070 5.534 43 0 0
Basisvaardigheden 196.162 230.765 87.314 72.618 13.650 13.650 13.650
Maatschappelijke diensttijd 96.066 157.561 145.003 127.936 124.266 124.200 124.200
School en omgeving 13.295 72.958 111.771 112.998 110.816 132.880 132.880
NGF Ontwikkelkracht 15.499 20.972 25.028 30.403 28.018 0 0
Schoolmaaltijden 42.168 52.650 52.650 52.650 52.650 52.650 52.650
Brugfunctionaris vo 11.520 11.520 11.520 12.163 12.163 12.163 12.163
NGF Techkwadraat 1.301 46.824 46.873 46.839 0 0 0
NGF Innovatieve onderwijs huisvesting 856 9.081 39.140 33.597 37.758 0 0
Overige subsidies 89.500 120.881 125.739 98.249 80.748 87.387 75.918
Opdrachten 20.347 30.571 37.310 47.959 44.776 38.765 44.695
Opdrachten 13.312 27.628 33.681 46.033 42.717 38.765 44.695
MDT opdrachten 7.035 2.943 3.629 1.926 2.059 0 0
Bijdrage aan agentschappen 80.285 87.235 86.453 88.501 87.246 86.611 87.366
Dienst Uitvoering Onderwijs 80.285 87.235 86.453 88.501 87.246 86.611 87.366
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 61.691 75.526 60.450 57.337 57.337 57.215 57.215
College voor Toetsen en Examens 14.241 21.285 5.021 5.026 5.026 4.904 4.904
SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen 47.450 54.241 55.429 52.311 52.311 52.311 52.311
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 306 358 358 358 358 358 358
GRAZ (ECML) en PISA 306 358 358 358 358 358 358
Ontvangsten 30.810 11.019 7.391 7.391 7.391 7.391 7.391
Verplichtingen 12.400.434 13.169.366 12.074.165 11.972.000 11.859.898 11.846.291 11.790.299
Waarvan garantieverplichtingen ‒ 10.282 ‒ 6.048 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 12.410.716 13.175.414 12.074.165 11.972.000 11.859.898 11.846.291 11.790.299

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 98,02%
Bestuurlijk gebonden 1,14%
Beleidsmatig gereserveerd 0,84%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 3 is voor 2026 98,0 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget in 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden (swv). Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan, vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Het budget in 2026 is voor 65,8 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget ook juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de .

Opdrachten

Het budget in 2026 is voor 82,8 procent juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget ook juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget in 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

Het budget in 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan, vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking heeft.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het beschikbare budget in 2026 is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de genoemde internationale organisaties.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Het Rijk verstrekt schoolbesturen bekostiging om (onderwijs)personeel aan te stellen, overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en ten behoeve van de materiële instandhouding van scholen. De basisbekostiging is gebaseerd op het aantal vestigingen en het aantal leerlingen.

Daarnaast is er aanvullende bekostiging voor bepaalde groepen leerlingen of vestigingen. Het gaat onder andere om: extra bijdragen voor leerlingen in de gemengde leerweg van het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), voor vestigingen met een breed onderwijsaanbod, voor geïsoleerde vestigingen, voor de functiemix Randstadregio’s, voor werkdrukverlichting, voor onderwijskansen, voor de eerste opvang nieuwkomers en voor internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs (IGVO).

In de augustusbesluitvorming is de afschaffing van de onderwijskansenregeling teruggedraaid. De onderwijskansenregeling kan hiermee ook na 2026 doorgang vinden. Voor deze regeling is structureel een bedrag van € 185,9 miljoen beschikbaar. Dit betreft het budget inclusief toegevoegde loon- en prijsbijstelling vanuit de eerste suppletoire begroting 2025.

Voor de Regeling versterking functiemix leraren in het voortgezet onderwijs in de Randstadregio’s is in 2026 € 85,4 miljoen beschikbaar. Voor IGVO is € 11,6 miljoen beschikbaar. Verder is er € 85,9 miljoen beschikbaar voor de arbeidsmarkttoelage in het voortgezet onderwijs. Dit bedrag ligt € 10,0 miljoen lager dan het budget voor 2025. Er is omgebogen op dit budget om de prijsbijstelling op de bekostiging in het voortgezet onderwijs te kunnen uitkeren. Deze ombuiging is verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2025. Voor de aanpak van werkdruk is in kalenderjaar 2026 € 353,7 miljoen beschikbaar.

Voor de subsidieregeling sterk techniekonderwijs is in 2026 € 97,0 miljoen beschikbaar.

In de volgende tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en regionale ondersteuning. De bekostiging van de lichte ondersteuning bestaat uit twee delen: een budget voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) en een budget voor regionale ondersteuning. De ondersteuningsbekostiging wordt verrekend met het budget voor lwoo en pro van het samenwerkingsverband.  

Lichte ondersteuning lwoo/pro 733,9 769,3 769,3 769,3 769,3 769,3 769,3
Regionale ondersteuning 114,5 120,1 120,1 120,1 120,1 120,1 120,1
Totale ondersteuningsmiddelen art. 3 848,4 889,4 889,4 889,4 889,4 889,4 889,4

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Strategisch personeelsbeleid, begeleiding starters en thuiszitters

Er wordt bekostiging verstrekt voor het verbeteren van strategisch personeelsbeleid, de begeleiding van startende leraren en schoolleiders, en het aanpakken van verzuim. De middelen voor het verbeteren van strategisch personeelsbeleid en de begeleiding van startende leraren en schoolleiders worden vanaf 2026 toegevoegd aan de basisbekostiging van scholen in het voortgezet onderwijs. In 2026 wordt enkel nog het deel voor het aanpakken van verzuim uitgekeerd aan scholen in het voortgezet onderwijs via deze regeling.

Basisvaardigheden

Vanaf 2027 ontvangen schoolbesturen (gerichte) bekostiging in plaats van subsidie voor het verbeteren van basisvaardigheden. In het kader van de duurzame verankering van de middelen voor leesbevordering is structureel € 9,8 miljoen toegevoegd aan deze (gerichte) bekostiging. 

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht de ).

Verbetering basisvaardigheden

Te veel leerlingen verlaten het funderend onderwijs zonder goede beheersing van de basisvaardigheden: taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap. Voor 2026 is  € 87,3 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de basisvaardigheden van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Vanaf 2027 zullen schoolbesturen (gerichte) bekostiging ontvangen voor het verbeteren van basisvaardigheden. Een deel van deze middelen blijft beschikbaar voor een subsidieregeling. Scholen die dit het hardste nodig hebben ontvangen dan naast (gerichte) bekostiging ook een subsidie.

Maatschappelijke Diensttijd

Met de subsidieregeling Maatschappelijke Diensttijd (MDT) worden samenwerkingen van maatschappelijke organisaties, scholen, gemeenten en bedrijven ondersteund om projecten te realiseren die bijdragen aan veerkrachtige, mentaal gezonde jongeren en een sterke weerbare samenleving. Jongeren kunnen trajecten van maximaal zes maanden volgen waarbij zij zich vanuit hun talenten en interesses kunnen inzetten voor een ander of de samenleving. In 2026 is € 145,0 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling MDT en de ondersteunende losse subsidies. Structureel is er € 124,2 miljoen beschikbaar.

School en Omgeving

Elke leerling verdient het om zijn talenten en vaardigheden in de volle breedte te ontwikkelen. Om voor zoveel mogelijk leerlingen een kwalitatief zo goed programma van activiteiten rond de school te bieden is er een subsidieregeling, waarbij scholen middelen ontvangen voor het opzetten van een buitenschools aanbod. In 2025 is de nieuwe subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 gepubliceerd. In 2026 is er voor dit programma in totaal € 111,8 miljoen beschikbaar op artikel 3.

Hiernaast loopt het programma School en Omgeving ook mee in de brede specifieke uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk. De uitvoering van deze SPUK is bij het Ministerie van VRO belegd. De door het Ministerie van OCW beschikbaar gestelde middelen zijn tot en met 2028 overgeboekt naar het Ministerie van VRO.

Schoolmaaltijden

Via het programma Schoolmaaltijden worden maaltijden op scholen in het primair en voortgezet onderwijs verstrekt aan de kinderen die dit het hardst nodig hebben, zodat meer leerlingen met een volle maag les kunnen volgen. Voor dit doel is voor het voortgezet onderwijs in 2026 € 52,7 miljoen beschikbaar op artikel 3.

Brugfunctionaris

Voor het versterken van de verbinding tussen school, kind en gezin en de ondersteuningsstructuur op school zijn middelen beschikbaar gesteld. In 2026 is voor het voortgezet onderwijs € 11,5 miljoen beschikbaar.

NGF Projecten

Het Ministerie van OCW heeft vanuit het Nationaal Groeifonds voor meerdere projecten middelen ontvangen. Op artikel 3 staan middelen voor de projecten Ontwikkelkracht, Techkwadraat en Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting.

Het programma Ontwikkelkracht investeert in het lerend vermogen van het onderwijs, door te bouwen aan een stevige kennisinfrastructuur voor het funderend onderwijs. Ontwikkelkracht is er voor leraren en schoolleiders in het funderend onderwijs die de ontwikkeling van hun leerlingen en hun eigen vakmanschap willen versterken. Voor 2026 is hier een subsidiebudget van € 25,0 miljoen voor beschikbaar.

Het project Techkwadraat zet zich in om alle kinderen en jongeren in het primair en voortgezet onderwijs in aanraking te laten komen met de kansen van (natuur)wetenschap, techniek, technologie en ICT. Hiermee krijgt elke leerling een kans om talenten te ontplooien en om volwaardig deel te nemen aan onze maatschappij, die in alle facetten steeds meer technologisch en digitaal wordt. Voor 2026 is hier een subsidiebudget van € 46,9 miljoen voor beschikbaar.

Het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting moet leiden tot kwalitatief betere onderwijshuisvesting en efficiëntere bouwprocessen met een kortere doorlooptijd. Door een gecoördineerd programma worden partijen bijeengebracht, wordt de benodigde schaalvergroting om te komen tot leereffecten gerealiseerd en worden risicokosten afgedekt. Voor 2026 is hier een subsidiebudget van € 39,1 miljoen voor beschikbaar.

Overige subsidies

Omvangrijke subsidies zijn de regeling verbinding po-vo en de regelingen voor praktijkgerichte programma’s op de havo. De subsidieregeling verbinding po-vo is bedoeld om de samenwerking tussen scholen in het primair onderwijs (po) en het voortgezet onderwijs (vo) te bevorderen, om zo de overgang van leerlingen in het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs te versoepelen. In 2026 is voor deze regeling € 20,4 miljoen beschikbaar.

Daarnaast is een budget beschikbaar gesteld om praktijkgerichte programma’s op de havo te stimuleren. Voor praktijkgerichte programma’s op de havo is in 2026 € 11,1 miljoen beschikbaar.

Opdrachten

Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, dit zijn onder andere opdrachten voor het ondersteuningsprogramma voor onvoldoende en zeer zwakke scholen en regionale begeleiding sterk techniekonderwijs in het vmbo en uitvoeringskosten van subsidieregelingen.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor artikel 3 (voortgezet onderwijs).

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere vo, het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Daarnaast zorgt het CvTE voor de staatsexamens voor het vo en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Dit geldt ook voor Caribisch Nederland. Het CvTE is verantwoordelijk voor de digitale afname van het staatsexamen NT2 en de digitale centrale examens in het vmbo-bb/kb en in het mbo. Daarnaast is het CvTE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname. De bijdragen van artikel 1 (primair onderwijs) en artikel 4 (beroepsonderwijs en volwasseneducatie) voor het CvTE worden zoals gebruikelijk bij de Voorjaarsnota naar artikel 3 (voortgezet onderwijs) overgeboekt.

SLOA: Onderwijsondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op 1 januari 2014 is de wet Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunde Activiteiten 2013 (SLOA) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiëring van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. De komende jaren wordt het curriculum in het funderend onderwijs (kerndoelen en eindexamens) volledig vernieuwd. Tot 2026 ontving SLO voor een deel hiervan projectsubsidies vanuit de overige subsidies. Per 2026 zijn die overgezet naar SLOA, om deze zo onder te kunnen brengen in de instellingssubsidie SLO. Het betreft namelijk structurele werkzaamheden voor een onderhoudskalender en een loket voor curriculumsignalen.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Dit betreft bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Languages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van het Programme for International Student Assessment (PISA).

Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.

De bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA-project, waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde, lezen en science.

Official Development Assistence (ODA) toerekening

De Minister van Buitenlandse Zaken coördineert de rijksbrede inzet van ODA-middelen en is verantwoordelijk voor de jaarlijkse ODA-rapportage aan het OESO-DAC. Naast de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ), zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV) en OCW betrokken bij de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Conform de richtlijnen van het OESO DAC worden uitgaven die ten laste gebracht worden op de begroting van de betreffende ministeries ten behoeve van de opvang van asielzoekers toegerekend aan ODA-middelen. Voor deze ODA toerekening is voor het deel dat betrekking heeft op de OCW-uitgaven, de onderstaande tabel opgenomen.

Bijdrage primair onderwijs 32.336
Bijdrage voortgezet onderwijs 10.416
Totaal 42.752

3.3 Artikel 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

A. Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat studenten hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Studenten worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van middelbaar onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele studenten en bij de behoeftes van de maatschappij. De sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren

De minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar beroepsonderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, kwaliteitsafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren

De minister vult zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normen en kwaliteitseisen zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Kengetallen

Aantal mbo-studenten (exclusief vavo) 477,2 475,8 477,4 479,5 479,5 476,7 473,0
Bol 329,2 334,5 345,2 352,8 359,7 363,7 365,5
Bbl 139,0 132,6 123,7 118,4 111,5 104,7 99,4
Vavo 8,1 7,9 7,6 7,4 7,3 7,3 7,2
CN 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9
  1. Bron: Referentieraming 2024
Onderwijsuitgaven per mbo-student1 11,6 12,1 12,0 12,1 12,0 12,0 12,1
  1. De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten (inclusief vavo) uit de referentieraming 2024 (overeenkomstig tabel "Studenten middelbaar beroepsonderwijs"; omgerekend naar kalenderjaren).

Toelichting

Met ingang van 2024 zijn er aanvullende middelen toegevoegd aan de structurele bekostiging van het middelbaar beroepsonderwijs. De stijging van de uitgaven per student vanaf 2025 is vooral toe te wijzen aan de loon en prijsbijstelling (lpo)-tranche 2025, budgettaire gevolgen van de referentieraming waarbij sprake is van een toename in duurdere bol-studenten en een afname van goedkopere bbl-studenten en enkele bezuinigingen.

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van beroeps- en volwasseneneducatie beschreven. Aanvullend zijn nog de onderstaande punten te melden.

Om uitwerking te geven aan de ambities uit het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV, heeft het Ministerie van OCW samen met studenten, docenten, mbo-instellingen, werkgevers, gemeenten, onderwijskoepels en vakbonden de Werkagenda mbo en het Stagepact mbo afgesloten. Deze richten zich onder meer op een goede aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het middelbaar beroepsonderwijs. De invulling voor de Werkagenda mbo en het Stagepact mbo wordt hier geschetst (Kamerstukken II 2022/23, 31524, nr. 549).

De prioriteiten van de Werkagenda mbo voor de komende jaren zijn:

  1. alle studenten krijgen gelijke kansen;
  2. een goede aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt; en
  3. een goede kwaliteit van het onderwijs.

De prioriteiten van het Stagepact mbo voor de komende jaren zijn:

  1. verbeteren van stagebegeleiding;
  2. uitbannen van stagediscriminatie;
  3. realiseren van voldoende stageplaatsen; en
  4. bieden van een passende vergoeding.

Daarnaast wordt er vanuit het Nationaal Groeifonds geïnvesteerd in het mbo. Er wordt bijvoorbeeld ingezet op Leven Lang Ontwikkelen middels het leeroverzicht/skills en Collectief Laagopgeleiden & Laaggeletterden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 6.853.659 6.468.652 6.271.216 6.118.722 6.041.407 6.050.427 6.078.518
Uitgaven 5.866.687 6.172.436 6.136.933 6.189.026 6.117.956 6.102.423 6.086.418
Bekostiging 5.232.850 5.485.689 5.690.318 5.718.415 5.681.960 5.680.468 5.662.954
Bekostiging mbo-instellingen 4.332.913 4.715.138 4.660.610 4.695.110 4.726.163 4.715.567 4.716.081
Bekostiging Caribisch Nederland 10.516 13.415 13.438 13.974 14.241 14.377 14.461
Bekostiging vavo 91.720 95.370 95.370 95.480 95.480 95.480 95.480
Loopbaanoriëntatie 32.000 32.000 32.000 32.000 32.000 32.000 32.000
Kwaliteitsafspraken investeringsbudget 704.330 538.984 538.984 540.033 540.033 540.033 540.033
Regionaal Investeringfonds 20.372 17.711 13.972 12.370 9.178 7.338 7.900
Regionaal Programma 30.550 43.071 43.763 43.763 43.763 43.763 43.763
Begeleidingsgesprekken jeugdwerkloosheid 10.449 0 0 0 0 0 0
Aanvullende bekostiging krimpregio's 0 30.000 30.000 30.000 0 0 0
Praktijkleren 0 0 262.181 255.685 221.102 231.910 213.236
Subsidies (regelingen) 340.360 333.584 90.797 116.789 85.342 73.355 76.495
Praktijkleren 274.084 262.597 0 0 0 0 0
LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden (NGF) 2.702 770 18.000 18.000 4.000 0 0
Basisvaardigheden voor volwassenen/Tel mee met Taal 14.041 7.898 8.189 8.189 8.235 13.235 13.235
Loopbaanoriëntatie 2.082 1.818 1.407 717 0 0 0
Doorstroom beroepskolom 20.160 33.180 36.960 65.100 52.080 39.060 42.200
Vakwedstrijden MBO 5.190 5.397 5.397 5.397 5.397 5.397 5.397
Overige subsidies 22.101 21.924 20.844 19.386 15.630 15.663 15.663
Opdrachten 9.279 12.980 13.296 10.012 8.161 7.746 7.746
Opdrachten 9.279 12.980 13.296 10.012 8.161 7.746 7.746
Bijdrage aan agentschappen 31.823 27.334 29.493 30.564 30.164 29.967 30.195
Dienst Uitvoering Onderwijs 28.124 23.635 26.127 27.198 26.798 26.601 26.829
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 3.699 3.699 3.366 3.366 3.366 3.366 3.366
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 92.274 97.510 102.329 100.724 99.807 98.365 96.506
College voor Toetsen en Examens 0 0 11.805 12.000 12.000 11.000 11.000
Wet SLOA 0 0 1.750 1.750 1.750 1.750 1.750
SBB 87.066 90.810 82.181 80.381 79.464 79.022 77.163
NWO: NRO- Programma's MBO 4.238 5.584 5.584 5.584 5.584 5.584 5.584
NCP NLQF 970 1.116 1.009 1.009 1.009 1.009 1.009
Bijdrage aan medeoverheden 160.101 215.339 210.700 212.522 212.522 212.522 212.522
RMC's 46.968 54.478 67.640 67.640 67.640 67.640 67.640
Educatie 92.013 104.066 85.082 84.709 84.709 84.709 84.709
Caribisch Nederland 1.420 0 0 0 0 0 0
Regionaal Programma 19.200 55.100 50.173 50.173 50.173 50.173 50.173
Masterplan Campus Groningen 500 1.695 7.805 10.000 10.000 10.000 10.000
Ontvangsten 10.577 5.700 4.700 4.700 4.700 4.700 4.700
2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 6.853.659 6.468.652 6.271.216 6.118.722 6.041.407 6.050.427 6.078.518
Waarvan garantieverplichtingen 40.344 3.576 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 6.813.315 6.465.076 6.271.216 6.118.722 6.041.407 6.050.427 6.078.518

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 99,80%
Bestuurlijk gebonden 0,00%
Beleidsmatig gereserveerd 0,20%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 4 is in 2026 99,8 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland). In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) en regelingen zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging wordt berekend. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan, vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2026 93,0 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die in voorafgaande jaren aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget ook juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de .

Opdrachten

Van het beschikbare budget is in 2026 66,0 procent juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget ook juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar. In de subsidieregeling praktijkleren is geregeld dat deze regeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt uitgevoerd.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), het Nationaal Coördinatiepunt Nederlands Kwalificatieraamwerk (NCP NLQF), (de ontwikkeling van) centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels door het Centraal Instituut voor Toets Ontwikkeling (CITO), NWO NRO-programma’s mbo en het College voor Toetsen en Examens (CvTE).

Bijdrage aan medeoverheden

Van het beschikbare budget is in 2026 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn bestemd voor de gemeenten en worden in de vorm van specifieke uitkeringen verstrekt voor de uitvoering van de taken van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, het educatiebudget, het regionaal programma, Caribisch Nederland en het masterplan campus Groningen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Bekostiging mbo-instellingen

De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de nadere uitwerking in het Uitvoeringsbesluit WEB.

Het landelijk budget dat beschikbaar is voor het middelbaar beroepsonderwijs wordt verdeeld in een budget voor entreeopleidingen, een budget voor niveau 2 en een budget voor niveaus 3 en 4. Het budget voor de entreeopleidingen wordt verdeeld over de mbo-instellingen naar rato van het aantal ingeschreven studenten. Het budget voor niveau 2 en het budget voor niveau 3 en 4 wordt verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven studenten en het aantal afgegeven diploma’s van elke instelling. De mate waarin een student meetelt voor de bekostiging, is afhankelijk van de leerweg (beroeps begeleidende leerweg (bbl) of beroeps opleidende leerweg (bol) en de opleiding (de prijsfactor van de opleiding).

Bij Voorjaarsnota 2025 is de bekostiging van mbo-instellingen op basis van de meest actuele referentieraming naar boven bijgesteld. Daarnaast is er loon- en gedeeltelijk prijsbijstelling tranche 2025 toegevoegd aan de bekostiging. Daarnaast loopt er een verkenning voor het herzien van de bekostiging vanaf 2029.

Aanvullende bekostiging krimpregio's

Om de gevolgen van krimp binnen de mbo-sector op te vangen zijn voor de jaren 2025 tot en met 2027 aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan instellingen uit de regio’s met de sterkste demografische krimp. Deze instellingen ontvangen op basis van gezamenlijke regioplannen in totaal € 30,0 miljoen per jaar. Deze periode dient als overbrugging naar een structurele oplossing die ziet op een aanpassing van de verdeelsystematiek van de rijksbijdrage.

Bekostiging Caribisch Nederland

Deze middelen zijn bedoeld voor het verzorgen van middelbaar beroepsonderwijs in Caribisch Nederland. De onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland ontvangen hiervoor lumpsumbekostiging. Ook de Raad Onderwijs Arbeidsmarkt in Caribisch Nederland wordt vanuit deze middelen bekostigd.

Bekostiging voortgezet algemeen volwassenonderwijs (vavo)

Vavo-instellingen ontvangen bekostiging voor het onderwijs dat zij verzorgen. Voor de verdeling van de beschikbare middelen wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk: het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken dat door studenten met een voldoende is afgesloten en het aantal afgegeven diploma’s.

Kwaliteitsafspraken investeringsbudget

Met de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2024-2027 kunnen bekostigde instellingen een aanvulling op hun reguliere bekostiging ontvangen om de doelstellingen van de werkagenda te helpen realiseren. De Regeling kwaliteitsafspraken bevat de opdracht aan de scholen om samen met hun interne partners (studenten en docenten) en externe partners (andere scholen, gemeenten, bedrijven) een regionale of sectorale (voor de beroepscolleges) invulling te geven aan de Werkagenda mbo en het Stagepact mbo. Iedere mbo-instelling gaat dat doen in een kwaliteitsagenda. Instellingen mogen de middelen inzetten om:

  1. de doelstellingen uit de Werkagenda mbo op het gebied van kansengelijkheid, aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en het versterken van de onderwijskwaliteit te realiseren;
  2. de hiervoor benodigde samenwerking met de interne en externe samenwerkingspartners te verdiepen of verbreden; en
  3. gezamenlijk hiervan te leren.

Voor 2026 is er circa € 539,0 miljoen beschikbaar. In 2025 wordt er een midterm review uitgevoerd, deze wordt in het najaar naar de Kamer gestuurd.

Regionaal Investeringsfonds

Met het Regionaal Investeringsfonds wordt geld beschikbaar gesteld voor duurzame publiek-private samenwerking van beroepsonderwijs, bedrijfsleven en regionale overheden. Mbo-instellingen kunnen een aanvraag doen voor bekostiging van een samenwerkingstraject dat leidt tot verbetering van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. De samenwerkingspartners dragen financieel voor 50 tot 67 procent bij. In 2026 is € 12,0 miljoen beschikbaar voor nieuwe aanvragen. Vanaf 2028 zal de regeling worden beëindigd.

Regionaal Programma

Scholen en gemeenten voeren gezamenlijk een regionaal programma uit om voortijdige schooluitval te voorkomen en terug te dringen. In het Regionaal Programma stelt de regio een streefcijfer vast waarmee de landelijke ambitie uit de Werkagenda mbo van jaarlijks maximaal 18.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2026 wordt behaald. Ook nemen regio’s maatregelen om het aantal voortijdig schoolverlaters dat terug naar school dan wel aan het werk gaat, te vergroten.

Naar verwachting treedt vanaf 1 januari 2026 de Wet van school naar duurzaam werk in werking. Het voornemen is dat het Regionaal Programma ook gericht is op jongeren met een startkwalificatie en op de begeleiding van jongeren naar werk. Contactscholen ontvangen via de bekostiging in 2026 in totaal € 43,8 miljoen.

Loopbaanoriëntatie (lob)

Met de Tijdelijke regeling aanvullende bekostiging lob mbo 2023 is jaarlijks (voor de jaren 2023 tot en met 2027) € 32,0 miljoen beschikbaar gesteld voor mbo-instellingen. Mbo-instellingen kunnen met deze aanvullende bekostiging extra investeren in de loopbaanoriëntatie en -begeleiding om studenten beter te begeleiden in hun studieloopbaan en beter te informeren en stimuleren om slimmere opleidings- en arbeidsmarktkeuzes te maken.

Praktijkleren

De Regeling praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijk- en werkleerplaatsen aan te bieden. Deze regeling maakt het mogelijk dat leerlingen, studenten of werknemers die een (beroeps)opleiding volgen, zich beter voorbereiden op de arbeidsmarkt, waardoor werkgevers kunnen beschikken over beter opgeleid personeel. Deze stimulering vindt plaats via een tegemoetkoming aan werkgevers voor de begeleidingskosten van leerlingen of studenten of de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio).

In 2024 is de Regeling voor een periode van vijf jaar verlengd tot en met studiejaar 2027/2028. In 2026 is € 262,2 miljoen begroot. Hieronder vallen de additionele middelen van € 7,0 miljoen vanuit het Meerjarenprogramma 2025 Klimaatfonds voor studiejaar 2025/2026. Het is een toevoeging aan de bestaande Regeling praktijkleren voor een selectie van opleidingen die voorbereiden op beroepen die nodig zijn voor de klimaat- en energietransitie. Dit wordt bereikt door bovenop het reguliere subsidiebedrag van maximaal € 2.700 een aanvullende subsidie beschikbaar te stellen.

Subsidies

Praktijkleren

Vanaf 2026 wordt de Regeling praktijkleren geplaatst onder het instrument bekostiging. Zie de toelichting hierboven.

Basisvaardigheden voor volwassenen/Tel mee met Taal

Ter ondersteuning van de aanpak van basisvaardigheden voor volwassenen is er in 2026 € 8,2 miljoen beschikbaar. Met deze middelen worden onder andere werkgevers, bibliotheken en maatschappelijke organisaties ondersteund om mensen met beperkte basisvaardigheden te herkennen, door te verwijzen en te scholen. De activiteiten worden door verschillende partijen uitgevoerd. Met een decentralisatie-uitkering aan gemeenten is daarnaast € 5,0 miljoen per jaar beschikbaar voor de jaren 2026 t/m 2028.

Loopbaanoriëntatie (lob)

De lob-middelen worden ingezet om de loopbaanbegeleiding en de studiekeuze- en arbeidsmarktvoorlichting aan (aankomende) mbo-studenten te verbeteren via onder meer het Expertisepunt lob en de portal Kies MBO van de SBB. Deze middelen zullen ook ingezet worden ten behoeve van een betere voorbereiding en doorstroom van mbo naar hoger beroepsonderwijs.

Vakwedstrijden

De subsidie voor het jaarlijks organiseren van de nationale vakwedstrijden (v)mbo en het begeleiden van Team Netherlands naar de internationale finales is voor de periode april 2020 - april 2026 verleend aan WorldSkills Netherlands (WSNL).

Vanaf 2024 zijn er jaarlijks middelen beschikbaar gesteld voor de organisatie van de (internationale) vakwedstrijden mbo, conform de motie Van der Molen en El Yassina (Kamerstukken II, 2022/23, 36200 VIII, nr. 100). In 2026 is dit € 5,4 miljoen. Met deze motie is ook gevraagd een wettelijke basis te creëren voor WSNL en voor het uitvoeren van deze (internationale) vakwedstrijden (v)mbo. Hierom worden de vakwedstrijden voor de periode april 2026 – april 2036 gesubsidieerd met een instellingssubsidie, die met een aanbesteding wordt opengesteld.

Doorstroom beroepskolom

De Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom is bedoeld om de aansluiting tussen vo-mbo-hbo te versterken en uitval en switch te verminderen. De subsidieregeling stimuleert regionale samenwerking van de drie onderwijssectoren, gericht op de totstandkoming van inhoudelijk afgestemde onderwijsprogramma’s. Door het bieden van de mogelijkheid aan instellingen om gezamenlijk doorlopende opleidingsroutes van vmbo naar mbo en van mbo naar hbo vorm te geven, inclusief een doorlopende loopbaanoriëntatie en begeleiding lijn (lob), kan naast het verminderen van uitval en switch ook worden bijgedragen aan het opleiden van vakmensen voor tekortsectoren. Het gaat om een bijdrage aan de ontwikkelkosten van de drie sectoren van jaarlijks € 420.000 per traject. Een traject duurt drie jaar, per traject is € 1,3 miljoen beschikbaar. Het plafondbedrag in 2026 is circa € 39,0 miljoen. In 2026 is in totaal circa € 37,0 miljoen kasruimte beschikbaar voor uitbetalingen van aanvragen uit de jaren 2024, 2025 en 2026. In de structurele situatie vanaf 2030 is er € 42,2 miljoen beschikbaar.

Leven Lang Ontwikkelen (LLO) Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden (Nationaal Groeifonds)

Het project LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden, dat wordt bekostigd vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF), richt zich op laagopgeleiden en laaggeletterden, waaronder zowel werknemers als mensen die langere tijd uit het arbeidsproces zijn geweest of zelfs nooit aan het werk zijn gekomen. Het voorstel heeft als doel om een nieuw duurzaam regionaal scholingsaanbod van educatie- en opleidingstrajecten voor laagopgeleiden en laaggeletterde inwoners te ontwikkelen, dat leidt tot een betere participatie, goede doorstroom naar beroepsonderwijs of de arbeidsmarkt. Het voorstel richt zich op het ontwikkelen van opleidingsprogramma’s waarin het verwerven van basisvaardigheden wordt gecombineerd met verwerven van beroepsvaardigheden. Voor de periode 2025 ‒ 2027 is € 42,9 miljoen toegekend door het NGF, waarmee uitbreiding naar ongeveer achttien regio’s mogelijk is.

Overige subsidies

Hieronder vallen subsidies voor vervolgopleidingen oriëntatieprogramma’s en veilig digitaal onderwijs. Daarnaast worden subsidies verstrekt voor onder andere macrodoelmatigheid, examinering burgerschap, studentenwelzijn, JOB MBO en digitalisering in het mbo.

Opdrachten

Dit betreffen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken en de uitvoeringskosten van Dienst Uitvoering Subsidies Instellingen (DUS-I). Daarnaast staan op dit budget middelen in het kader van de NGF voorstellen LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden en NGF Programma Leeroverzicht.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden middelen verstrekt voor het uitvoeren van de Subsidieregeling praktijkleren.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een ZBO dat verantwoordelijk is voor de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo en de staatsexamens Nederlands als tweede taal. De bijdragen van artikel 1 (primair onderwijs) en artikel 4 (beroepsonderwijs en volwasseneducatie) voor het CvTE worden zoals gebruikelijk bij de Voorjaarsnota naar artikel 3 (voortgezet onderwijs) overgeboekt.

Wet Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten (SLOA)

Op basis van de Wet SLOA worden middelen toegekend aan stichting CITO, voor het ontwikkelen van de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo.

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)

SBB ontvangt middelen om de aansluiting tussen mbo onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. De bij SBB belegde wettelijke taken dragen bij aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Ook werft, accrediteert en begeleidt SBB leerbedrijven, zorgt zij voor voldoende leerwerkplekken, bevordert zij de kwaliteit van deze plaatsen en draagt bij aan het voorkomen van stagediscriminatie. Daarnaast levert SBB stage- en arbeidsmarktinformatie. De samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie draagt bij aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to-date zijn en voldoende, goede stageplaatsen. Voor deze wettelijke taken ontvangt SBB in 2026 totaal circa € 78,8 miljoen.

Daarnaast is een bedrag van € 3,4 miljoen toegekend ten behoeve van de coalitieakkoord-enveloppe Werk aan Uitvoering (WaU) uit het kabinet Rutte IV. Deze middelen worden besteed ten behoeve van de digitalisering van de dienstverlening aan de leerbedrijven en de burgers.

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek: NRO-Programma's mbo

In het kader van het versterken van de onderwijskwaliteit en het bevorderen van innovatie en onderzoek binnen het mbo zijn er middelen beschikbaar voor de Nederlandse Onderwijspremie (tot 2023: Nederlandse Hogeronderwijspremie), de Comeniusbeurzen en het Comeniusnetwerk. Het betreft een pakket met stimulerende maatregelen met daarin een onderwijspremie als erkenning voor vernieuwing van het onderwijs en een stimulans voor docenten om te blijven werken aan onderwijsinnovatie en kennisdeling. Daarnaast bestaat dit pakket ook uit beurzen waarin excellent en bevlogen docentschap zichtbaar gewaardeerd wordt en uit een platform waar kennisdeling en –ontwikkeling gefaciliteerd en gestimuleerd wordt. Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) ontvangt hier in 2026 € 5,6 miljoen voor, waarvan € 2,7 miljoen voor de Onderwijspremie, welke wordt verdeeld over drie onderwijsteams. Voor de Comeniusbeurzen en het -netwerk is € 2,9 miljoen beschikbaar.

Nationaal Coördinatiepunt Nederlands Kwalificatieraamwerk (NCP NLQF)

De Wet NLQF is in januari 2025 inwerking getreden. Daarmee is aan Stichting CINOP Publiek de ZBO-status toegekend voor de uitvoering van de wettelijke taken van het NCP NLQF. Het NCP NLQF voert de volgende taken uit: (1) het op aanvraag vaststellen van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding; (2) het beheren van een openbaar register van non-formele opleidingen waarvoor een NLQF-niveau is vastgesteld; (3) het verstrekken van informatie over het NLQF en het European Qualifications Framework (EQF); en (4) het onderhoud en het beheer van het NLQF en het bijdragen aan de ontwikkeling van het EQF. Jaarlijks stelt het NCP NLQF in overleg met het Ministerie van OCW haar activiteitenplan vast en stelt een begroting op voor de uitvoering de activiteiten NLQF. Voor het uitvoeren van dat programma vraagt het NCP NLQF jaarlijks subsidie aan en in 2026 is hier circa € 1,0 miljoen voor beschikbaar.

Bijdrage aan medeoverheden

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

De Doorstroompuntfunctie van de gemeente biedt ondersteuning aan jongeren zonder startkwalificatie om voortijdige schooluitval te voorkomen en begeleidt jongeren bij terugkeer in het onderwijs of, als dat niet passend is, bij het vinden van werk. Hierin werken de Doorstroompunten samen met partijen in het zorg-, onderwijs en arbeidsmarktdomein. De financiering voor de uitvoering van de Doorstroompuntfunctie vindt plaats via een specifieke uitkering.

Vanaf 2026 is jaarlijks € 67,6 miljoen beschikbaar voor de 40 regio’s die de Doorstroompuntfunctie uitvoeren. Het voornemen is om de leeftijd van de Doorstroompuntfunctie op te hogen van 23 naar 27 jaar. Dit is onderdeel van het Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk, dat naar verwachting per 1 januari 2026 in werking treedt. Dit wordt verstrekt op basis van de nieuwe Regeling regionaal programma en doorstroompuntfunctie 2026-2029 en de Wet van school naar duurzaam werk.

Educatie

Gemeenten ontvangen budget om cursussen voor het versterken van basisvaardigheden, zoals taal, rekenen en digitale vaardigheden, aan te bieden aan hun inwoners. De doelgroep zijn volwassenen die Nederlands als eerste of tweede taal hebben, maar niet inburgeringsplichtig zijn. Sinds 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de 35 contactgemeenten). Gemeenten hebben voor de besteding van dit budget inkoop- en/of subsidievrijheid. Zij kiezen zelf aanbieders op basis van de vraag en behoefte van hun doelgroepen. In 2026 is hier € 85,1 miljoen voor beschikbaar.

Regionaal Programma

Scholen en gemeenten voeren gezamenlijk een regionaal programma uit om voortijdige schooluitval te voorkomen en terug te dringen. Er is in 2026 in totaal € 93,9 miljoen beschikbaar voor scholen en gemeenten samen voor uitvoering van het Regionaal Programma. Contactgemeenten ontvangen via specifieke uitkeringen € 50,2 miljoen in 2026. Contactscholen krijgen de overige € 43,8 miljoen voor uitvoering van het Regionaal Programma, zoals hierboven reeds is toegelicht onder de bekostiging.

Masterplan Campus Groningen

Naar aanleiding van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen is door het kabinet een meerjarig investeringspakket toegezegd ten behoeve van brede sociaal- economische ontwikkeling in Groningen. Onderdeel van dit pakket is het versterken van het kennis- en innovatie ecosysteem in Noord-Nederland. Focus ligt daarbij op maatschappelijke vraagstukken als energie, gezondheid en digitalisering. Hierbij werken mbo-, hbo- en wo-instellingen samen met provincie en gemeenten. Hiervoor is in totaal € 50,0 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan € 7,8 miljoen voor 2026. Dit gebeurt onder de noemer van het Masterplan Campussen welke onderdeel is van de economische agenda.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota "Toelichting op de fiscale regelingen".

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 29 18 3
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

3.4 Artikel 6 en 7. Hoger onderwijs

A. Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren

De minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten, zoals kwaliteitsafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder het accreditatiestelsel.

Kengetallen

Hbo voltijd associate degree 17,0 17,8 18,2 18,3 18,4 18,4 18,5
Hbo voltijd bachelor 367,9 356,8 348,7 343,3 339,4 336,1 333,4
Hbo voltijd master 7,2 7,3 7,4 7,4 7,4 7,4 7,4
Hbo deeltijd associate degree 9,8 10,1 10,2 10,3 10,4 10,4 10,4
Hbo deeltijd bachelor 39,4 38,3 37,8 37,5 37,4 37,3 37,3
Hbo deeltijd master 8,0 8,0 8,1 8,1 8,1 8,2 8,2
Totaal hbo 449,2 438,5 430,4 425,1 421,1 417,9 415,2
Wo voltijd bachelor 214,6 210,3 206,3 203,4 200,9 199,1 197,2
Wo voltijd master 120,7 122,0 121,2 119,6 118,0 116,5 115,1
Wo deeltijd bachelor 1,3 1,2 1,2 1,1 1,1 1,1 1,1
Wo deeltijd master 3,0 2,9 2,8 2,8 2,8 2,8 2,8
Totaal wo 339,6 336,3 331,5 327,0 322,8 319,5 316,2
Hbo voltijd associate degree 3,5 4,0 4,3 4,4 4,4 4,4 4,4
Hbo voltijd bachelor 64,9 62,3 59,1 56,9 55,8 54,9 54,0
Hbo voltijd master 3,0 3,2 3,3 3,3 3,3 3,3 3,3
Hbo deeltijd associate degree 2,3 2,4 2,6 2,6 2,7 2,7 2,7
Hbo deeltijd bachelor 6,8 6,6 6,4 6,3 6,2 6,2 6,2
Hbo deeltijd master 2,2 2,1 2,2 2,2 2,2 2,2 2,2
Totaal hbo 82,7 80,7 77,8 75,7 74,7 73,7 72,9
Wo voltijd bachelor 48,3 47,5 46,2 45,1 44,3 43,4 42,9
Wo voltijd master 52,4 52,2 53,2 53,4 52,6 51,9 51,2
Wo deeltijd bachelor 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
Wo deeltijd master 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9
Totaal wo 101,9 100,8 100,5 99,5 98,0 96,4 95,1
Hbo 10,8 10,5 10,5 10,6 10,6
Wo 9,6 9,6 9,6 9,5 9,5
2. Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd, bedragen x € 1) 2024/25
2.601 0 0 0 0

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van hoger onderwijs beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 4.652.287 4.846.880 4.385.669 4.338.291 4.285.347 4.185.746 4.196.055
Uitgaven 4.705.811 4.727.266 4.593.812 4.434.437 4.308.244 4.196.484 4.185.767
Bekostiging 4.538.365 4.474.899 4.397.857 4.217.570 4.142.359 4.125.291 4.113.331
Bekostiging onderwijsdeel 3.906.661 4.268.086 4.191.603 4.011.394 3.936.285 3.919.200 3.907.477
Bekostiging ontwerp en ontwikkeling 159.532 165.939 165.680 165.602 165.500 165.517 165.280
Fonds onderzoek en wetenschap 38.986 40.574 40.574 40.574 40.574 40.574 40.574
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen 1.078 300 0 0 0 0 0
Studievoorschot kwaliteitsafspraken 432.108 0 0 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) 86.231 167.717 108.993 141.590 97.326 1.043 569
NGF Katalysator 34.305 91.676 23.964 6.029 2.934 632 0
NGF Digitale impuls 45.474 66.889 52.924 103.098 93.453 0 0
NGF Aanpak professionalisering leraren 227 4.552 29.904 30.694 0 0 0
Tegemoetkoming 2e lerarenopleiding 607 2.273 365 0 0 0 0
Overige subsidies 5.618 2.327 1.836 1.769 939 411 569
Bijdrage aan agentschappen 19.004 21.003 24.113 23.738 23.398 25.014 26.731
Dienst Uitvoering Onderwijs 19.004 21.003 24.113 23.738 23.398 25.014 26.731
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 62.211 63.647 62.849 51.539 45.161 45.136 45.136
NWO: Promotiebeurs voor leraren 11.956 12.443 12.443 2.812 0 0 0
NWO: NRO-programma HO 29.647 28.781 28.692 27.663 24.122 24.122 24.122
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) 6.225 7.301 6.590 5.940 5.915 5.890 5.890
Bijdrage RWT Nuffic 10.155 10.494 10.496 10.496 10.496 10.496 10.496
Bijdrage RWT Landelijk Centrum Studiekeuze 4.228 4.628 4.628 4.628 4.628 4.628 4.628
Ontvangsten 2.860 508 16 16 16 16 16
2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 4.652.287 4.846.880 4.385.669 4.338.291 4.285.347 4.185.746 4.196.055
Waarvan garantieverplichtingen ‒ 16.073 21.187 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 4.668.360 4.825.693 4.385.669 4.338.291 4.285.347 4.185.746 4.196.055

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 7.556.079 7.693.583 7.266.797 7.201.639 7.147.744 7.150.641 7.137.522
Uitgaven 7.413.441 7.409.621 7.369.217 7.266.405 7.203.609 7.149.804 7.157.662
Bekostiging 7.400.830 7.394.607 7.354.973 7.251.765 7.189.657 7.135.853 7.143.352
Bekostiging onderwijsdeel 3.144.000 3.459.151 3.426.423 3.326.386 3.260.966 3.232.954 3.242.262
Bekostiging onderzoeksdeel 2.990.087 2.951.081 2.943.743 2.939.472 2.941.781 2.940.084 2.936.589
Bekostiging ondersteuning geneeskunde onderwijs en onderzoek 844.371 877.636 878.068 879.168 880.171 882.000 883.686
Fonds onderzoek en wetenschap 160.083 106.739 106.739 106.739 106.739 80.815 80.815
Studievoorschot kwaliteitsafspraken 262.289 0 0 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) 7.503 8.015 7.632 7.804 7.601 7.600 7.748
Vluchteling Studenten UAF 1.834 2.665 2.665 2.665 2.665 2.665 2.665
Expertisecentrum inclusief onderwijs (ECIO) 1.051 1.095 944 923 918 918 918
Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) 464 391 434 360 431 360 360
Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) 308 351 351 351 351 351 351
Open & online onderwijs 480 0 0 0 0 0 0
Overige subsidies 3.366 3.513 3.238 3.505 3.236 3.306 3.454
Opdrachten 2.083 3.669 3.282 3.506 3.021 3.021 3.232
Opdrachten 2.083 3.669 3.282 3.506 3.021 3.021 3.232
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 3.025 3.330 3.330 3.330 3.330 3.330 3.330
Europees Universitair Instituut Florence (EUI) 1.836 2.141 2.141 2.141 2.141 2.141 2.141
United Nations University (UNU) 1.189 1.189 1.189 1.189 1.189 1.189 1.189
Ontvangsten 8 16 16 16 16 16 16
2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 7.556.079 7.693.583 7.266.797 7.201.639 7.147.744 7.150.641 7.137.522
Waarvan garantieverplichtingen 120.876 ‒ 12.774 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 7.435.203 7.706.357 7.266.797 7.201.639 7.147.744 7.150.641 7.137.522

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit artikel 6

Juridisch verplicht 97,40%
Bestuurlijk gebonden 2,40%
Beleidsmatig gereserveerd 0,20%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 6 is in 2026 97,4 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2026 is bijna 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, ontwerp en ontwikkeling. Ten grondslag hieraan liggen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Het resterende budget is aan te merken als bestuurlijk gebonden en beleidsmatig verplicht in het kader van met name de 10 procent-middelen studievoorschot.

Subsidies

Het budget voor 2026 is 30,0 procent juridisch verplicht. Het resterende deel is bestuurlijk gebonden in het kader van de Nationale Groeifondsprogramma’s Leven Lang Ontwikkelen (LLO) Katalysator, Npuls en de Nationale aanpak professionalisering leraren (NAPL).

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor de onderdelen promotiebeurs voor leraren en Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek-programma's (NRO), de bijdrage aan de NVAO, de bijdragen aan Netherlands Universities Foundation For International Cooperation (Nuffic) en de bijdragen aan Landelijk Centrum Studiekeuze (LCSK) voor de wettelijke taken op het gebied van internationale studenten en studiekeuze. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Juridisch verplicht 99,80%
Bestuurlijk gebonden 0,10%
Beleidsmatig gereserveerd 0,10%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2026 99,8 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2026 is bijna 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs en onderzoek. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Het resterende budget is aan te merken als bestuurlijk gebonden en beleidsmatig verplicht in het kader van met name de 10 procent-middelen studievoorschot.

Subsidies

Het budget voor 2026 is voor 81,6 procent juridisch verplicht. Dit betreft enerzijds de bijdragen voor Vluchteling-Studenten UAF, Expertisecentrum inclusief onderwijs (Ecio), Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht. Anderzijds betreft het de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de afstudeerregeling, de subsidieregeling kandidaten Europees Universitair Instituut en de subsidies in het kader van stagediscriminatie, student centraal, mkb-route en studentenwelzijn. Het restant is beleidsmatig gereserveerd ten behoeve van ad-hocsubsidies.

Opdrachten

Het budget voor 2026 is voor circa 20 procent juridisch verplicht op grond van in 2025 of eerder gesloten overeenkomsten. De ervaring leert dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de verdragsrechtelijke bijdragen aan de United Nations University (UNU) en het Europees Universitair Instituut Florence (EUI). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Universiteiten (wetenschappelijk onderwijs (wo)) en hogescholen (hoger beroepsonderwijs (hbo)) ontvangen bekostiging voor onderwijs, onderzoek (wo) en ontwerp en ontwikkeling (hbo). De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel (hbo en wo)
Het onderwijsdeel bestaat uit:

  1. een studentgebonden deel gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s). Er zijn hierbij drie bekostigings-niveaus (laag, hoog en top);
  2. een onderwijsopslag in bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen;
  3. een onderwijsopslag in percentages.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en onderzoeksdeel (wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Fonds Onderzoek en Wetenschap (hbo en wo)

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV was voor de periode 2023-2031 in totaal € 5,0 miljard beschikbaar gesteld voor een Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Een deel van dit budget is ingezet via de beleidsartikelen van het hoger onderwijs. In het hoofdlijnenakkoord is omgebogen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap en de gevolgen hiervan zijn verwerkt in de begroting 2025. Vanuit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap is € 40,6 miljoen per jaar beschikbaar op artikel 6 voor praktijkgericht onderzoek. Hierop is niet gekort door dit kabinet. Op artikel 7 is een bezuiniging op de stimuleringsbeurzen doorgevoerd van € 82,1 miljoen per jaar. Het restant van het budget bedraagt € 80,8 miljoen per jaar en blijft beschikbaar voor het verlagen van werkdruk. Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van OCW 2025 is het amendement Eerdmans aangenomen (Kamerstukken II, 2024/25, 36600 VIII, nr. 140). Daarin is voor 2025 tot en met 2028 € 25,0 miljoen vrijgemaakt op artikel 7 voor het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. In totaal is het restant van de stimuleringsbeurzen, dat ingezet mag worden voor het verlagen van werkdruk, nu € 106,7 miljoen in 2025-2028, en € 80,8 miljoen in 2029-2031.

Taskforce Toekomstbestendig Stelsel
De beleidsbrief vervolgonderwijs, onderzoek en wetenschap van 14 maart 2025 (Kamerstukken II, 2024/25, 31288, nr. 1185) beschrijft hoe wordt gewerkt aan het mitigeren van negatieve effecten van dalende studentenaantallen in het hbo en wo via een integrale krimpaanpak. De integrale aanpak werkt langs drie lijnen: het onderzoeken van meer stabiliteit in het bekostigingssysteem, een beleidskader om meer richting te geven aan een landelijk dekkend opleidingsaanbod en het verkennen van het in de wet verankeren van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen voor het opleidingsaanbod. Met het beleidskader en de wettelijke verankering worden hogescholen en universiteiten beter in staat gesteld om collectieve verantwoordelijkheid te nemen voor een doelmatig opleidingsaanbod dat goed aansluit bij de maatschappij en arbeidsmarkt. Eind 2025 zal de Kamer geïnformeerd worden over de vorderingen binnen de integrale krimpaanpak. Eind 2026 volgt een Kamerbrief met voorkeursscenario(s) voor de bekostigingssystematiek. Ook volgt dan de oplevering van het beleidskader.

Bezuinigingen internationale studenten
Dit kabinet zet in op het beperken van internationale studenten en koppelt daar vanaf 2026 een bezuinigingsopgave aan die oploopt tot structureel € 168,0 miljoen. In de begroting van 2025 is het budget voor het ho daarom verlaagd en is de bezuiniging pro forma verdeeld over het hbo en wo. In de ontwerpbegroting 2026 zijn de uitkomsten van de referentieraming 2025 verwerkt en is deze verdeling aangepast. De neerwaartse bijstelling van het aantal niet-Nederlandse EER-studenten die volgt uit de referentieraming 2025 is op totaalniveau eerst verrekend met de opgave volgens de bezuiniging. Hiermee blijven de prijzen per student binnen beide sectoren stabiel. De opgave die vervolgens resteert is verdeeld op basis van het aantal internationale EER-studenten. In 2026 resteert een bezuinigingsopgave van € 6,0 miljoen (hbo: € 1,9 miljoen, wo: € 4,1 miljoen). Dit leidt tot een beperkte verlaging van de onderwijsuitgaven per student voor 2026. De bezuinigingsopgave voor 2027 en verder kan conform de afspraken met het Ministerie van Financiën aanvullend worden verrekend indien het aantal internationale studenten bij komende referentieramingen verder daalt.

hbo ‒ 2 ‒ 12 ‒ 20 ‒ 21 ‒ 10 ‒ 2
wo ‒ 4 ‒ 25 ‒ 43 ‒ 47 ‒ 21 ‒ 4
Totaal ‒ 6 ‒ 37 ‒ 63 ‒ 68 ‒ 31 ‒ 6

Praktijkgericht onderwijs (hbo)

Binnen het deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) zijn de coalitieakkoordmiddelen van het vorige kabinet ondergebracht ten behoeve van het praktijkgericht onderzoek. Door de hogescholen toe te rusten om hun rol als kennisinstellingen te verstevigen en verder uit te bouwen, worden zij in staat gesteld om met hun praktijkgericht onderzoek het onderwijs, onderzoek en de (regionale) beroepspraktijk te verbinden en zo bij te dragen aan Nederlandse kennisontwikkeling en groei. Daarnaast zorgt de aansluiting van het onderzoek van hogescholen op maatschappelijke vraagstukken voor vernieuwend beroepsonderwijs en versterkt het de aansluiting op de (regionale) arbeidsmarkt. Om deze doelstellingen te bereiken is vanaf 2023 een investering ter beschikking gesteld en aan de eerste geldstroom van de hogescholen toegevoegd via de post ontwerp en ontwikkeling uit artikel 6 (hoger onderwijs) en verdeeld naar rato van het onderwijsdeel conform de bekostigingssystematiek zoals vastgelegd in de WHW. In totaal gaat het om € 99,8 miljoen op prijspeil 2025. Hiervan is € 59,2 miljoen uit de coalitieakkoord-envelop versterken hoger onderwijs en onderzoek afkomstig en € 40,6 miljoen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap.

Sectorplannen en startersbeurzen (wo)

Het hoofdlijnenakkoord beschrijft een budgettaire opgave voor de bijstelling van de sectorplannen van structureel € 215,0 miljoen per jaar vanaf 2026. De sectorplannen zijn een effectief middel om via samenwerking en profilering van universiteiten de kwaliteit van onderzoek en onderwijs te vergroten en meer zekerheid te bieden aan wetenschappers in Nederland door het aanbieden van vaste aanstellingen. Universiteiten hebben de sectorplannen omarmd en zijn voortvarend bezig met de implementatie.

Het kabinet heeft bovenstaande in overweging genomen en ontziet de sectorplannen in de invulling van de ombuigingsopgave. Om de sectorplannen in stand te houden, worden in plaats daarvan de startersbeurzen stopgezet: de beurzen bleken in de praktijk uitvoeringstechnisch complex, en er is geen eenduidige evidentie dat zij een effectief middel zijn om de werkdruk voldoende te verlagen. Het stopzetten van de startersbeurzen levert € 175,0 miljoen per jaar op. Het restant van de invulling (oplopend tot € 40,0 miljoen structureel) van de opgave vindt plaats met een ombuiging op de bekostiging van NWO op artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid). De startersbeurzen worden stopgezet per 2025; de ombuiging op de bekostiging van NWO gaat vanaf 2030 in.

Subsidies

Tegemoetkoming tweede lerarenopleiding (hbo)

De subsidieregeling tweede lerarenopleiding maakt het voor leraren financieel aantrekkelijker om een tweede lerarenopleiding (bachelor of master) te volgen die opleidt tot een bevoegdheid en waarvoor instellingscollegegeld moet worden betaald, indien zij geen aanspraak mogen of kunnen maken op een andere subsidieregeling. Voor de subsidie komen bijvoorbeeld leraren in aanmerking die na een eerdere opleiding moeizaam een baan kunnen vinden in het onderwijs en die geen aanspraak hebben op een regeling zoals de lerarenbeurs of de subsidie voor zij-instromers. Ook leraren die na het onderwijs in een andere sector zijn gaan werken, maar terug willen naar het onderwijs en hiervoor een ander vak willen leren kunnen voor deze subsidie in aanmerking komen. De subsidie tweede lerarenopleiding is vanaf het studiejaar 2020/2021 aan te vragen. Vanaf 2021/2022 is het subsidiebedrag verhoogd en is het mogelijk gemaakt om voor twee studiejaren in plaats van één jaar subsidie aan te vragen. Vanwege de tegenvallende deelnemersaantallen is bij Voorjaarsnota 2023 besloten om de regeling na het collegejaar 2025/2026 niet voort te zetten. Deelnemers die starten in 2024/2025 hebben nog wel de mogelijkheid voor een tweede jaar subsidie aan te vragen voor 2025/2026.

Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF (UAF) (wo)

De stichting richt zich op ondersteuning en begeleiding gericht op het verhogen van niveau Nederlands en het wegwerken van eventuele deficiënties, zodat instroom in het reguliere onderwijs soepel verloopt. De rol van het UAF is aanvullend op voorliggende voorzieningen. 

De activiteiten betreffen onder andere: 

  1. het UAF vergoedt studiekosten en bijbehorende reiskosten, waaronder taalcursussen, cursussen om deficiënties weg te werken en kosten om studievaardigheden op te doen; 
  2. begeleiding middels voorlichting en advies over Nederlands onderwijssysteem, begeleiding bij studiekeuze en opstellen studieplan;
  3. bemiddeling waar nodig met onder andere studentdecanen, casemanagers sociale diensten, toelatingscoördinatoren onderwijsinstellingen;
  4. samenwerken met diverse gemeenten zodat voorbereiden op een studie en studeren met behoud van uitkering mogelijk is onder begeleiding van het UAF. 

Studentenwelzijn Ecio (wo)

Het Ecio bouwt aan inclusief onderwijs en het versterken van het zelfvertrouwen van studenten met een ondersteuningsvraag. Onder andere, adviseert en ondersteunt Ecio universiteiten, hogescholen en het mbo om belemmeringen voor studenten met een functiebeperking en met een ondersteuningsbehoefte weg te nemen en hen succesvol te laten studeren en doorstromen naar de arbeidsmarkt. Ecio coördineert daarnaast bijvoorbeeld ook de bijeenkomsten van het Landelijk Netwerk en de Landelijke Werkgroep Studentenwelzijn.

ISO en LSVb (wo)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van een tweetal organisaties die beleidsmatig activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten.

Nationaal Groeifonds-project Nationale LLO-katalysator (hbo)

Het doel van de nationale LLO-katalysator is een forse impuls te geven aan de ontwikkeling van bij-, op- en omscholingsaanbod. In regionale samenwerkingsverbanden van bedrijfsleven, onderwijs (mbo, hbo en wo; publiek en privaat) en overheid vindt vraaggerichte ontwikkeling van het scholingsaanbod plaats en worden afspraken gemaakt over uitvoering en deelname.

Het programma is opgeknipt in twee tranches: tranche 1 loopt tot eind 2026, tranche 2 loopt tot 2031. In tranche 1 ligt de focus op scholing die benodigd is voor het realiseren van de ambities op het vlak van de energie- en grondstoffentransitie. Vervolgens wordt de aanpak in de tweede tranche verbreed naar andere (tekort)sectoren. Onderdeel van het plan is het opzetten van een LLO-Radar, waarmee continu de (toekomstige) behoefte aan vaardigheden op de arbeidsmarkt in beeld wordt gebracht, zodat tijdig kan worden voorzien in passend scholingsaanbod. Daarnaast wordt in de LLO-katalysator gewerkt aan het versterken van de leercultuur bij bedrijven en instellingen, aan professionalisering van de onderwijsorganisaties op het gebied van LLO-dienstverlening en vindt op landelijk niveau onderzoek en ontwikkeling plaats.

Het budget voor de LLO-katalysator is in totaal € 392,0 miljoen. Hiervan is € 167,0 miljoen onvoorwaardelijk toegekend (tranche 1 tot eind 2026), voor de periode daarna (tranche 2 tot 2031) is € 225,0 miljoen voorwaardelijk toegekend. De middelen die gemoeid zijn met dit programma zijn bedoeld voor de mbo-, hbo- en wo-instellingen. De precieze verdeling van de middelen dient nog uitgewerkt te worden.

NGF-project Npuls (hbo)

Npuls is een samenwerkingsprogramma van het (publieke) mbo-, hbo en wo-onderwijs in Nederland, en de IT-coöperatie SURF. Door het programma kunnen zij de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, de wendbaarheid en toegankelijkheid van het onderwijs(aanbod) vergroten en de digitale vaardigheden van lerenden en docenten verbeteren. Het programma biedt experts uit verschillende onderwijsinstellingen (en daarbuiten) de mogelijkheid om samen te werken aan experimenten, pilots en opschaling/verbreding op het gebied van (bijvoorbeeld) het veilig en verantwoord inzetten van Artificiële Intelligentie (AI), studiedata, extended reality, overige digitale leermaterialen, betrouwbare certificaten voor kortlopend onderwijs (microcredentials). In gesprek met (big) tech en commerciële aanbieders van onderwijsmateriaal treedt de publieke sector gezamenlijk op. Digitale oplossingen hiervoor worden gezamenlijk en volgens de principes van de gezamenlijke sectorarchitectuur ontwikkeld, waardoor ze interoperabel zijn en voldoen aan de publieke waarden voor IT. Door in te zetten op kennisdeling en ontwikkeling van docenten op landelijk niveau én in iedere instelling (Centers for teaching and learning) wordt nieuwe kennis en ervaring snel beschikbaar gemaakt voor alle docenten. Zo kunnen de professionals in onderwijsinstellingen het onderwijs (blijven) verbeteren, en aanbieden aan alle lerenden. Zij zijn beter toegerust op (steeds nieuwe) vragen van de samenleving. Op deze manier maakt het gehele vervolgonderwijs zich via deze transitie klaar voor de toekomst. Door die duurzame inzetbaarheid draagt het programma bij aan de Nederlandse economie en heeft het een positief effect op de kwaliteit en doelmatigheid van het mbo, hbo en wo.

Het budget voor Npuls is in totaal € 560,0 miljoen. Hiervan is € 384,7 miljoen onvoorwaardelijk toegekend (tranche 1 en 2 tot en met 2027), voor de periode daarna (tranche 3 tot 2031) is € 175,3 miljoen voorwaardelijk toegekend. De middelen van het programma zijn bedoeld voor de mbo-, hbo- en wo-instellingen. De precieze verdeling van de middelen dient te worden uitgewerkt. 

NGF-project Nationale aanpak professionalisering leraren (NAPL) (hbo)
De NAPL is in januari 2024 gestart, heeft een looptijd van tien jaar en is gefinancierd uit het NGF. Het programma heeft als doel een belangrijke impuls te leveren aan de professionalisering van leraren in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo) en mbo. Het programma NAPL bestaat uit vier pijlers met de volgende beoogde opbrengsten:

  1. ontwikkelpaden. Voor elk van de drie sectoren worden tenminste zes ontwikkelpaden ontwikkeld, getoetst en publiek beschikbaar gesteld. Eén ontwikkelpad betreft de ontwikkeling van start- naar vakbekwaamheid. De andere ontwikkelpaden betreffen de daaropvolgende expertrollen waarin leraren zich kunnen specialiseren;
  2. digitaal platform. Er wordt een digitaal platform ontwikkeld dat leraren een overzicht biedt van kwalitatief hoogwaardige professionaliseringstrajecten en een platform voor uitwisseling;
  3. co-creatielabs waarin aan professionaliseringstrajecten vorm wordt gegeven en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan professionalisering door leraren;
  4. kwaliteitsborging. Er wordt een kwaliteitskader en een landelijk kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld voor professionaliseringstrajecten. Trajecten die onderdeel zijn van het digitale platform voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en de kwaliteit ervan wordt structureel geborgd. Met deze vier pijlers bouwt NAPL aan een landelijk geheel van voorzieningen voor en door leraren, waarbinnen de professionalisering van leraren toekomstgericht kan gaan plaatsvinden, doorgroeimogelijkheden voor leraren worden gecreëerd in de klas en de kwaliteit van het onderwijs wordt versterkt.

Het totale budget voor het programma bedraagt € 159,6 miljoen. Van dit totaalbedrag is € 73,1 miljoen onvoorwaardelijk toegekend voor 2024-2027, de resterende € 86,5 miljoen van het totaalbedrag is voorwaardelijk toekend voor 2028-2033. Het grootste deel van het totaalbedrag komt, als onderdeel van pijler 3, in twee subsidieregelingen beschikbaar voor het onderwijsveld ten behoeve van het ontwikkelen en/of het laten deelnemen van leraren aan professionaliseringstrajecten.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1,0 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling, de subsidieregelingen virtuele internationale samenwerkingsprojecten hoger onderwijs, kandidaten Europees Universitair Instituut en diverse ad-hocsubsidies.

Opdrachten

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor diverse beleidsgerichte activiteiten/onderzoeken en de communicatie rondom beleidsontwikkelingen.

Bijdrage aan agentschappen 

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor de begrotingsartikelen 6 en 7 (hoger onderwijs).

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s 

NWO Promotiebeurs voor leraren

Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 50 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar worden verstrekt. Vanaf 2027 worden er geen nieuwe beurzen meer toegekend.

NWO NRO-programma's ho

Vanaf 2023 is de volledige uitvoering van zowel het Comeniusprogramma (circa 60 beurzen per jaar) als de Nederlandse Onderwijspremie (zes premies per jaar) bij het NRO komen te liggen, inclusief het verstrekken van de beurzen en premies aan de instellingen. Daarnaast wordt via het NRO ook onderzoek naar het hbo en wo gefinancierd en kennisdeling gefaciliteerd. 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie, opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid. Deze organisatie geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar reguliere taken en voor haar aanvullende taken. zoals in het kader van de kwaliteitsafspraken.

Nuffic
Nuffic is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs. De afgelopen jaren heeft een heroverweging plaatsgevonden van de subsidie aan Nuffic wat betreft de grondslag van de subsidie en de sturingsrelatie van het Ministerie van OCW richting Nuffic. Met het wetsvoorstel Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs is een aantal taken van Nuffic in het kader van diplomawaardering, bevordering van de internationalisering en de advisering rondom beursverlening wettelijk geborgd. Door middel van het wetsvoorstel is de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) aangepast, op grond waarvan een bijdrage aan Nuffic kan worden verstrekt voor haar wettelijke taken. Daarnaast voert Nuffic sinds 2021 op grond van een opdrachtverlening, de dienstverleningsactiviteiten voor (met name) po, vo en mbo uit (zie artikel 8 Internationaal beleid).

Landelijk Centrum voor Studiekeuze (LCSK)
Het LCSK is door de minister aangewezen als partij om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie te verzamelen en te verspreiden en onderzoek te doen naar studenttevredenheid en –betrokkenheid. Voor dit laatste organiseert de stichting jaarlijks de Nationale Studentenenquête (NSE). Aanvullend op de reguliere subsidie die LCSK ontvangt hiervoor, wordt jaarlijks (maximaal) € 1,0 miljoen extra beschikbaar gesteld ten behoeve van het verbeteren van de arbeidsmarktinformatie richting studenten. Het LCSK zet deze middelen in voor de (door)ontwikkeling van een webpagina waarmee studiekiezers beroepen kunnen verkennen welke carrièremogelijkheden ze hebben en welke studies daar bij passen. Hiermee moet het voor studiekiezers duidelijker worden welk toekomstperspectief, inclusief verwachtingen rond de arbeidsmarkt, past bij een studie. 

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Europees Universitair Instituut Florence (EUI) en United Nations University (UNU)

Het betreft hier de (structurele) bijdrage aan een tweetal internationale organisaties die taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

3.5 Artikel 8. Internationaal beleid

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van internationale samenwerking binnen het Koninkrijk. Uitwisseling ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap en ter verdere ontwikkeling van internationale competenties van scholieren en studenten, docenten, de creatieve sector en wetenschappers.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Stimuleren

Bij het uitvoeren van de algemene doelstelling ligt de nadruk enerzijds op het ondersteunen van instellingen, voor wie de internationale samenwerking noodzakelijk is voor het op peil houden van de hoge kwaliteit, en anderzijds op het ontwikkelen van talent voor de Nederlandse kenniseconomie en tekortsectoren. Vanwege veranderende wereldwijde machtsverhoudingen zetten we daarbij in op strategische partnerschappen binnen en buiten de Europese Unie (EU) en hebben we oog voor de risico’s, met name op het vlak van kennisveiligheid. Deze inzet is nodig om de strategische Europese autonomie te behouden en de Nederlandse concurrentiekracht te versterken.

Daartoe zorgt de minister vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken te maken over kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De minister opereert hierbij binnen de EU en multilaterale kaders als de Raad van Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO), bilaterale contacten. Deze samenwerking is met de prioriteitslanden neergelegd in verdragen en Memorandums of Understanding. Waar nodig wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen als fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gefinancierd. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van het Ministerie van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn dan ook voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.

Indicatoren/kengetallen

Internationale ondersteunende maatregelen houden onder andere in dat geïnvesteerd wordt in goede onderlinge verhoudingen en kennis- en informatievergaring met andere landen, waardoor communicatie, uitwisseling en samenwerking kan ontstaan. Er is verbondenheid met een aantal internationale gremia (onder andere de OESO) waarbinnen internationale kennis, indicatoren en (achtergrond)informatie wordt opgehaald om de ontwikkeling van beleid te ondersteunen en versterken. Dit neemt niet weg dat de Nederlandse prestaties op een aantal indicatoren worden vergeleken met andere landen. Een selectie van deze indicatoren is te vinden op de website OCW in Cijfers.

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 28.293 26.898 27.598 27.333 26.110 26.091 26.038
Uitgaven 24.162 26.899 27.598 27.333 26.110 26.091 26.038
Subsidies (regelingen) 8.706 8.955 8.410 8.246 8.112 8.087 8.060
Stichting Ons Erfdeel 185 185 185 61 0 0 0
Stichting Nuffic 1.080 1.197 0 0 0 0 0
Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs & Training 4.555 4.918 4.918 4.918 4.688 4.688 4.688
Internationalisering onderwijs 966 94 827 718 958 936 909
Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) 852 972 972 972 972 972 972
Netherlands house for Education and Research (Neth-ER) 686 687 686 686 686 686 686
Overige incidentele subsidies 382 902 822 891 808 805 805
Opdrachten 5.271 6.444 6.190 6.118 5.018 5.018 5.018
Opdrachten 5.271 6.444 6.190 6.118 5.018 5.018 5.018
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 0 0 1.197 1.157 1.157 1.157 1.157
Bijdrage Nuffic 0 0 1.197 1.157 1.157 1.157 1.157
Bijdrage aan medeoverheden 1.228 1.405 1.545 1.718 1.718 1.718 1.718
Bijdragen aan medeoverheden 1.228 1.405 1.545 1.718 1.718 1.718 1.718
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 8.549 9.615 9.704 9.614 9.675 9.669 9.643
Nederlandse Taalunie 7.964 8.974 9.064 8.974 9.006 9.000 8.974
Europa College Brugge 30 35 35 35 35 35 35
Unesco 14 59 59 59 59 59 59
OESO CERI 94 101 101 101 101 101 101
Fulbright Center 422 422 422 422 422 422 422
EU-programma's en activiteiten 0 23 23 23 23 23 23
Overige bijdragen 25 1 0 0 29 29 29
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 408 480 552 480 430 442 442
Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk 5 BuZa) 408 480 552 480 430 442 442
Ontvangsten 91 99 99 99 99 99 99

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 90,30%
Bestuurlijk gebonden 0,00%
Beleidsmatig gereserveerd 0,00%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 9,70%

Van het totale budget voor artikel 8 is voor 2026 90,3 procent juridisch verplicht.

Subsidies

Van het budget voor subsidies is 88,4 procent juridisch verplicht. Het niet verplichte deel bestaat grotendeels uit de middelen Internationalisering Funderend Onderwijs.

Opdrachten

Van het budget voor opdrachten is 92,1 procent juridisch verplicht. Het betreft onder andere een aanbesteding internationalisering en uitvoerings- en evaluatiekosten ten behoeve van uitvoering van de wettelijke afspraken met Caribisch Nederland.

Bijdragen aan ZBO's en RWT
Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Het gaat om middelen ten behoeve van de subsidie aan Nuffic.

Bijdragen aan medeoverheden
Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Het gaat om middelen die worden ingezet voor het OCW-beleid in Caribisch Nederland.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Van het budget voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties is 99,5 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Het budget voor de bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken is 100 procent juridisch verplicht. De subsidiëring vindt plaats via het Ministerie van BZ. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Stichting Ons Erfdeel

De Vlaams-Nederlandse vereniging Ons Erfdeel wil context brengen bij kunst, taal, geschiedenis, literatuur en maatschappelijke ontwikkelingen uit de Lage Landen. Dit realiseert Ons Erfdeel door het uitbrengen van artikelen en boeken, het publiceren van het Franstalige tijdschrift Septentrion en het digitaal publiceren van artikelen op hun Nederlandstalige, Franstalige en Engelstalige websites. Vanwege de HGIS-taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord stopt OCW de subsidie aan Stichting Ons Erfdeel.

Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs en Training

Het Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs en Training is samen met het Nationaal Agentschap Erasmus+ Jeugd belast met het beheer en de uitvoering in Nederland van het EU-programma Erasmus+. Nuffic is aangewezen als Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs en Training voor het Erasmus+ programma. Erasmus+ wordt gezien als hét vlaggen-schipprogramma van de EU waarmee individuen de kans krijgen om hun educatieve, professionele en persoonlijke vaardigheden te ontwikkelen door middel van studie, opleiding, werkervaring, jongerenuitwisseling of deelname aan vrijwilligerswerk in het buitenland. Het programma draagt ook bij aan de nationale beleidsdoelstellingen zoals professionalisering van docenten, digitalisering in/van het onderwijs en inclusief onderwijs.

Internationalisering onderwijs

De subsidieregeling Internationalisering Funderend Onderwijs (IFO-regeling) is per 1 januari 2025 afgelopen. Het budget wordt ingezet bij de opvolging van de introductie, verankering en verdere ontwikkeling van internationalisering.

Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)

Het DIA genereert en verspreidt kennis in Nederland over de ontwikkelingen in Duitsland op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij. Het instituut doet dat onder meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek, onderwijsprojecten en voorlichtingsactiviteiten (cofinanciering met Universiteit van Amsterdam en Deutsche Akademische Austausch Dienst). Daarnaast stimuleert het DIA het onderwijs in de Duitse taal in Nederland.

Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)

De leden van Neth-ER bestaan op dit moment uit: MBO-Raad, Nuffic, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) en Landelijke Studentenvakbond (LSVb). Het gezamenlijke doel van de vereniging is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten. Neth-ER ontvangt een subsidie van het Ministerie van OCW voor het informeren van het brede Nederlandse kennisveld over Europese beleidsontwikkelingen op het terrein van onderwijs en onderzoek.

Overige incidentele subsidies

Dit betreft onder andere middelen voor de subsidieregeling Koninkrijksbeurzenprogramma. Deze regeling is bedoeld voor het verstrekken van een subsidie ter ondersteuning van onderwijsmobiliteit binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Voor het Caribisch gebied betreft dit een projectsubsidie voor een gedeelde leerstoel doorwerking slavernijverleden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en een programma voor lokaal onderzoek naar het slavernijverleden in Caribisch Nederland.

Opdrachten

Dit betreft onder andere middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken en uitvoeringskosten voor Dienst Uitvoering Subsidies Instellingen (DUS-I). Daarnaast gaat het om middelen van met Ministerie van OCW die worden ingezet voor het beleid in Caribisch Nederland. Dat behelst onder meer het ondersteunen van de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland naar een met Europees Nederland vergelijkbaar niveau.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Nuffic

Nuffic is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs. De afgelopen jaren heeft een heroverweging plaatsgevonden van de subsidie aan Nuffic wat betreft de grondslag van de subsidie en de sturingsrelatie van het Ministerie van OCW richting Nuffic. Met het wetsvoorstel Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs is een aantal taken van Nuffic in het kader van diplomawaardering, bevordering van de internationalisering en de advisering rondom beursverlening wettelijk geborgd. Door middel van het wetsvoorstel is de Wet Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten (SLOA) aangepast, op grond waarvan subsidie aan Nuffic wordt verstrekt voor haar wettelijke taken.

Bijdrage aan medeoverheden

Dit betreft middelen voor de uitvoering van het Koninkrijksbrede programma Strategic Education Alliance (SEA) met als doel het studentsucces van Caribische studenten te verbeteren en voor het stimuleren van studeren in de nabije regio van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De Taalunie

De Taalunie ondersteunt de betrokken overheden in hun taalbeleid voor het Nederlands en maakt samenwerking, afstemming en uitwisseling mogelijk. Ook verzamelt, ontwikkelt en ontsluit de Nederlandse Taalunie kennis en informatie over het Nederlands met het oog op advies en dienstverlening aan sectoren, doelgroepen en individuele taalgebruiker. De middelen van het amendement van 23 november 2022 van de leden Van der Molen en Van der Woude (Kamerstukken II, 2022/23, 36200 VIII, nr. 56) zijn toegevoegd aan de bijdrage voor extra structurele inzet voor de versterking van Internationale Neerlandistiek.

Europa College Brugge

Europa College te Brugge is een post-universitaire opleiding voor onderzoek naar Europese eenwording, gefinancierd door de EU en EU-lidstaten.

UNESCO

Dit betreft middelen gereserveerd voor deelname aan diverse projecten in het kader van Unesco.

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Centre for Educational Research and Innovation (CERI)

Dit betreft de deelname aan diverse onderwijsprojecten en -onderzoeken in het kader van het CERI, onderdeel van de OESO.

Fulbright Commission The Netherlands Fulbright Center

Verzorgt mobiliteitsprogramma’s voor het hoger onderwijs via beurzen voor uitwisseling met de Verenigde Staten (met bijdragen van de Amerikaanse regering).

Incidentele EU-programma’s en activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen in het kader van de EU en deelname aan EU-programma’s, welke bij het opstellen van de begroting nog niet concreet zijn.

Overige bijdragen

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van internationale samenwerking op het gebied van onderwijs, cultuur of wetenschap.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Vlaams-Nederlands Huis De Buren

Het Vlaams-Nederlands Huis De Buren is in 2004 opgericht door de Nederlandse en Vlaamse regering als een culturele organisatie en als ruimte voor debat en reflectie (subsidiëring vindt plaats via het Ministerie van BZ).

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij andere subsidieontvangers en organisaties, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

1 Primair onderwijs 30.747 32.336 32.336 32.336 32.336 32.336 32.336
3 Voortgezet onderwijs 9.904 10.416 10.416 10.416 10.416 10.416 10.416
6 Hoger beroepsonderwijs 2.963 4.698 4.215 4.215 4.215 4.215 4.293
7 Wetenschappelijk onderwijs 59.994 60.219 51.837 51.837 51.836 51.837 52.843
8 Internationaal beleid 593 665 665 541 430 442 442
14 Cultuur 8.219 6.829 6.567 6.022 6.022 2.636 2.636
16 Onderzoek en wetenschappen 2.101 477 1.319 477 477 477 477
95 Apparaat kerndepartement 3.203 4.385 4.395 4.399 4.402 4.404 4.406
Totaal 117.724 120.025 111.750 110.243 110.134 106.763 107.849

Toelichting

De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is sinds 1997 een budgettaire constructie binnen de Rijksbegroting. In de HGIS worden de uitgaven van de verschillende ministeries op het gebied van het buitenlandbeleid gebundeld, waarmee de onderlinge samenhang geïllustreerd wordt. Dit bevordert de samenwerking en de afstemming tussen de betrokken ministeries. Bovenstaande tabel geeft een onderverdeling weer van de HGIS-middelen van het Ministerie van OCW per artikel.

3.6 Artikel 9. Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

A. Algemene doelstelling

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoefte van de maatschappij. De leraar, de schoolleider en ondersteunend personeel zijn daarbij cruciaal.

Financieren

De minister draagt bij aan het personeelsbeleid op scholen door het (mee)financieren van (mogelijkheden tot) werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren. Dit gebeurt via aanvullende bekostiging en subsidies.

Stimuleren

De minister is verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het stelsel. Door de krapte op de arbeidsmarkt en de demografische ontwikkelingen staat deze verantwoordelijkheid onder druk. Het vraagt dan ook continue aandacht en een breed pakket aan maatregelen om te zorgen voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid personeel. Meer dan in de afgelopen periode is het daarnaast van belang om te leren omgaan met de schaarste. In sommige regio’s gaat het vooral om schaarste aan leraren en/of schoolleiders, in andere regio's is de uitdaging hoe de toegankelijkheid van lerarenopleidingen geborgd blijft. Over de aanpak en de ontwikkelingen wordt de Kamer twee keer per jaar geïnfomeerd, in juni en december, via de brieven over de lerarenstrategie (Kamerstukken II, 2025/25, 27923, nr. 497) en Kamerstukken II 2024/2025, 27923, nr. 514).

Indicatoren/kengetallen

De indicatoren/kengetallen voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden beschreven in het beleidsverslag en op OCW in Cijfers.

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het gebied van leraren beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 220.802 398.995 1.288.651 161.352 159.500 159.645 445.497
Uitgaven 225.787 409.495 437.097 447.366 445.613 445.835 445.478
Bekostiging 76.455 228.805 272.408 286.416 291.517 291.440 291.459
Tekorten regio's 76.455 228.805 272.408 286.416 291.517 291.440 291.459
Subsidies (regelingen) 143.013 169.919 154.470 149.482 144.805 145.134 144.719
Lerarenbeurs 61.579 68.678 64.427 62.928 62.928 62.928 62.928
Zij-instroom 78.418 94.371 81.547 76.258 74.581 73.410 72.995
Overige subsidies 3.016 6.870 8.496 10.296 7.296 8.796 8.796
Opdrachten 2.382 6.370 5.390 6.657 4.547 4.547 4.547
Opdrachten 2.382 6.370 5.390 6.657 4.547 4.547 4.547
Bijdrage aan agentschappen 3.937 4.401 4.829 4.811 4.744 4.714 4.753
Dienst Uitvoering Onderwijs 3.937 4.401 4.829 4.811 4.744 4.714 4.753
Ontvangsten 8.285 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 80,20%
Bestuurlijk gebonden 15,00%
Beleidsmatig gereserveerd 4,70%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 9 is in 2026 80,2 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Van het beschikbare budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bekostiging voor de onderwijsregio’s op grond van de gepubliceerde regeling (Subsidieregeling Onderwijsregio's).

Subsidies

Van het beschikbare budget voor 2026 is 45,3 procent juridisch verplicht. Dit betreft subsidies die worden verstrekt op grond van gepubliceerde subsidieregelingen. Van het beschikbare budget voor 2026 is 42,3 procent bestuurlijk gebonden. Dit betreft de middelen voor de regeling lerarenbeurs en de kosten voor handhaving van het wetsvoorstel Strategisch Personeelsbeleid en Arbeidsmartkmaatregelen door de Inspectie van het Onderwijs, die onderdeel zijn van het instrument overige subsidies.

Opdrachten

Van het beschikbare budget voor 2026 is 64,9 procent juridisch verplicht op grond van in 2025 of eerder gesloten overeenkomsten voor onderzoek, uitvoering van regelingen en communicatie. Dit betreft divers onderzoek in het kader van de arbeidsmarkt. Het resterende deel is niet-juridisch verplicht budget bestemd om beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van leraren (professionalisering onderwijspersoneel en aansluiting onderwijs op behoefte arbeidsmarkt) verder te ondersteunen.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Het beschikbare bedrag in 2026 voor financiering van de onderwijsregio's en het stimuleren en ondersteunen van hun verdere ontwikkeling is € 272,4 miljoen.

Subsidies

Lerarenbeurs

Voor 2026 is er € 64,4 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling lerarenbeurs. De subsidie – voor zowel studiekosten als studieverlof – kan worden aangevraagd door leraren in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo), mbo en hbo voor het volgen van een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding.

Zij-instroom

Onder dit budget vallen twee verschillende subsidieregelingen:

  1. de regeling zij-instroom: voor 2026 is € 60,2 miljoen beschikbaar voor een subsidie voor de opleiding en begeleiding van zijinstromers in het po, vo en mbo via het traject zij-instroom in het beroep;
  2. de regeling onderwijspersoneel opleiding tot leraar. Er is € 15,9 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling die als doel heeft om het lerarentekort te verminderen door te bevorderen dat meer onderwijsassistenten en onderwijsondersteunend personeel de opleiding tot leraar gaan doen.

Overige subsidies

Er is in totaal € 8,5 miljoen beschikbaar, waarvan circa € 1,3 miljoen voor de handhaving van het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid (SHRM) en de ondersteuning van scholen. Daarnaast zijn er subsidies voor specifieke projecten zoals de vorming van een beroepsgroeporganisatie.

Opdrachten

Ter ondersteuning, monitoring en evaluatie van het beleid worden opdrachten uitgezet voor expertise op het terrein van communicatie, onderzoek en het maken van ramingen. Hiervoor is € 5,4 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan agentschappen

DUO

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor artikel 9.

3.7 Artikel 11. Studiefinanciering

A. Algemene doelstelling

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger beroepsonderwijs (ho), wetenschappelijk onderwijs (wo) en in de beroepsopleidende leerweg (bol) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000).

Financieren

De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar OCW in Cijfers.

Uitwonend Thuiswonend Uitwonend Thuiswonend
Basisbeurs € 314,00 € 125,99 € 338,68 € 103,78
Aanvullende beurs € 475,17 € 475,17 € 455,22 € 427,82
Maximaal leenbedrag € 304,95 € 304,95 € 226,08 € 226,08
Collegegeldkrediet € 216,75 € 216,75 n.v.t n.v.t.
Totaal € 1.310,87 € 1.122,86 € 1.019,98 € 757,68
  1. Peildatum 1 september 2025.

C. Beleidswijzigingen

Uit een juridische analyse van de Landsadvocaat is gebleken dat de maatregel uit het hoofdlijnenakkoord die de ov-vergoeding voor studenten die in het buitenland studeren afschaft, een aanmerkelijk juridisch risico vormt omdat dit mogelijk in strijd zou zijn met het EU-recht. De Minister van OCW heeft daarom besloten de vergoeding niet af te schaffen. Hiervoor is € 21,0 miljoen structureel geïntensiveerd, met een oploop vanaf € 2,8 miljoen in 2026. Een resterend besparingsverlies van € 9,0 miljoen op de maatregel, door een lager aantal studenten en lager bedrag per student, is verwerkt in de studiefinancieringsraming. Zie ook Eerste Suppletoire Begroting van OCW 2025.

Daarnaast zijn er meerdere onderzoeken afgerond met betrekking tot de Wet studiefinanciering BES (WSF BES). Dit voorjaar is een onderzoek opgeleverd waarbij gekeken is naar de verschillen tussen de WSF 2000 en WSF BES. Daarbij is het principe van comply or explain gehanteerd. Dit principe gaat ervan uit dat beleidsintensiveringen in Europees Nederland op een zelfde manier van toepassing zijn op Caribisch Nederland, tenzij er redenen zijn om dat niet te doen. In dat geval kunnen er maatwerkregelingen worden genomen.
Eerder is ook al een onderzoek gedaan naar de toereikendheid van de normbedragen in de WSF BES. Uit de onderzoeken blijkt dat aanpassingen in de WSF BES wenselijk zijn, om te zorgen voor gelijkere wetgeving tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland en een passender bedrag aan studiefinanciering bij het studeren vanuit de WSF BES. Hiervoor wordt een bedrag van circa € 1,2 miljoen geïntensiveerd op artikel 11.

Als laatste is vanuit het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen in samenwerking met andere departementen besloten om de nabetaling van uitkeringen op het toetsingsinkomen uit te sluiten van inkomensafhankelijke regelingen. Als mensen in een eerder kalenderjaar onterecht een te lage/geen uitkering hebben gekregen, krijgen ze te maken met een nabetaling. Deze nabetaling veroorzaakt een piekinkomen in het jaar van de nabetaling en kan leiden tot het terugvorderen van toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Daardoor krijgen mensen minder inkomensondersteuning dan waar ze recht op hadden als de uitkering wel direct goed was vastgesteld. Deze aanpassing leidt tot hogere uitgaven op de aanvullende beurs. Hiervoor wordt in 2030 een bedrag van circa € 0,7 miljoen en structureel € 1,5 miljoen geïntensiveerd op artikel 11.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 5.418.778 6.982.735 4.612.395 6.834.141 5.494.665 5.416.932 5.388.806
Uitgaven 5.418.300 6.982.735 4.612.395 6.834.141 5.494.665 5.416.932 5.388.806
Inkomensoverdrachten 2.174.868 4.012.193 1.872.389 4.465.899 3.445.407 3.562.622 3.581.384
Basisbeurs gift (R) 360.774 482.728 640.706 880.714 1.129.745 1.264.703 1.277.440
Aanvullende beurs gift (R) 785.246 835.512 895.536 965.609 1.027.826 1.056.105 1.069.187
Reisvoorziening gift (R) 829.454 896.126 34.182 1.028.495 1.024.138 1.017.022 1.020.423
Studievoorschotvouchers (R) 16 667.756 26.969 12.844 5.513 0 0
Caribisch Nederland gift (R) 1.959 1.959 2.332 2.867 3.201 3.201 3.201
Tegemoetkoming (R) 0 922.960 81.915 1.382.012 75.988 44.134 25.804
Overige uitgaven (R) 197.419 205.152 190.749 193.358 178.996 177.457 185.329
Leningen 3.012.232 2.713.167 2.481.068 2.104.285 1.799.637 1.661.640 1.626.038
Basisbeurs Prestatiebeurs (NR) 1.209.060 873.126 774.936 513.146 262.018 118.781 99.624
Aanvullende beurs Prestatiebeurs (NR) 244.247 291.972 239.349 165.772 110.250 84.517 68.682
Caribisch Nederland prestatiebeurs (NR) 0 262 262 262 262 262 262
Reisvoorziening (NR) 120.166 18.945 21.496 13.269 25.542 52.678 67.568
Rentedragende lening (NR) 1.239.412 1.323.257 1.242.163 1.211.862 1.203.729 1.209.311 1.195.904
Collegegeldkrediet (NR) 150.753 157.285 154.197 151.460 149.339 147.623 146.195
Levenlanglerenkrediet (NR) 17.840 18.609 18.609 18.609 18.609 18.609 18.609
Caribisch Nederland leningen (NR) 262 408 408 408 408 408 408
Overige uitgaven (NR) 30.492 29.303 29.648 29.497 29.480 29.451 28.786
Bijdrage aan agentschappen 231.200 257.375 258.938 263.957 249.621 192.670 181.384
Dienst Uitvoering Onderwijs (R) 231.200 257.375 258.938 263.957 249.621 192.670 181.384
Ontvangsten 1.742.931 2.832.722 2.005.885 2.813.462 2.176.836 2.209.350 2.224.802
Ontvangsten Relevant 129.154 279.894 254.700 508.151 395.484 416.427 413.939
Ontvangen rente (R) 105.824 253.547 231.888 485.433 372.849 393.863 391.439
Ontvangsten Caribisch Nederland (R) 729 846 847 847 846 847 846
Overige ontvangsten (R) 22.601 25.501 21.965 21.871 21.789 21.717 21.654
Ontvangsten Niet - Relevant 1.613.777 2.552.828 1.751.185 2.305.311 1.781.352 1.792.923 1.810.863
Terugontvangen lening (NR) 1.613.717 2.552.739 1.751.096 2.305.222 1.781.263 1.792.834 1.810.774
Ontvangsten Caribisch Nederland (NR) 60 89 89 89 89 89 89
  1. Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant.

Budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100,0%
bestuurlijk gebonden 0,0%
beleidsmatig gereserveerd 0,0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%

Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2026 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de wet.

Toelichting

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in de Ontwerpbegroting 2023 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee CBS. De relevante uitgaven in deze begroting worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In deze begroting van het Ministerie van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo. Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

Om de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen is er een basisbeurs voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) en voor studenten op het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Studenten in de bol niveau 1 en 2 vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, worden financiële belemmeringen weggenomen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het hbo en wo hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. De prestatiebeurs is voor hen een lening, die wordt omgezet in een gift indien de opleiding met succes wordt afgerond binnen tien jaar na het eerste moment waarop studiefinanciering is opgenomen. Het prestatiebeursregime stimuleert hen daarmee om af te studeren.

Studenten met basisbeurs1 630.047 616.400 609.000 602.700 603.000 603.200 602.000
Bol 184.836 184.600 191.400 197.900 203.900 208.800 211.400
Hbo 272.993 264.700 256.600 250.200 246.900 244.300 242.200
Wo 172.218 167.100 161.000 154.600 152.200 150.100 148.400
Studenten zonder basisbeurs2 130.397 132.400 134.600 133.200 132.000 130.900 130.000
Bol 15.495 15.500 16.000 16.600 17.100 17.500 17.700
Hbo 55.447 55.100 54.700 53.700 53.000 52.400 52.000
Wo 59.455 61.800 63.900 62.900 61.900 61.000 60.300
Totaal 760.444 748.800 743.600 735.900 735.000 734.100 732.000
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijdsstudenten in het hbo, wo en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering. Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.

Uitbetaalde basisbeurs gift1 85.056 79.211 88.100 92.202 95.255 97.215 98.052
Bol 78.344 74.004 82.687 86.664 89.551 91.213 91.639
Hbo 1.649 1.160 1.168 1.145 1.129 1.117 1.107
Wo 5.063 4.047 4.245 4.393 4.575 4.885 5.306
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs2 275.718 403.517 552.606 788.512 1.034.490 1.167.488 1.179.388
Bol 205.583 217.495 216.730 219.902 223.912 224.935 227.777
Hbo 39.271 134.962 190.294 315.130 447.861 515.116 524.964
Wo 30.864 51.060 145.582 253.480 362.717 427.437 426.647
Totaal 360.774 482.728 640.706 880.714 1.129.745 1.264.703 1.277.440
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

In de bovenstaande tabel worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs stijgen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het hbo en wo. De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek. De basisbeurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste vijf maanden krijgen de studenten in het hbo en wo de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste twaalf maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Vanaf studiejaar 2023/2024 is de wet herinvoering basisbeurs in werking getreden. In het hbo en wo krijgen, als onderdeel van deze wet, meer studenten recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor is verhoogd vanaf 1 januari 2024.

Bol1 95.072 100.200 104.300 108.000 111.400 114.000 115.300
Hbo 138.290 136.800 132.700 129.500 127.700 126.400 125.300
Wo2 62.534 61.800 59.700 57.400 56.500 55.800 55.100
Totaal 295.896 298.800 296.700 294.900 295.600 296.200 295.700
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

De bovenstaande tabel laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. Momenteel zijn op het hbo de meeste aanvullende beurs gebruikers, met daaropvolgend de bol en tot slot het wo.

Uitbetaalde aanvullende beurs gift1 298.906 319.584 343.235 352.413 359.829 364.891 366.701
bol 215.770 233.856 256.023 266.542 274.982 280.798 283.304
hbo 60.245 61.708 62.266 61.053 60.218 59.576 59.027
wo 22.891 24.020 24.946 24.818 24.629 24.517 24.370
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs2 486.340 515.928 552.301 613.196 667.997 691.214 702.486
bol 144.425 148.923 145.759 149.648 154.764 162.799 172.294
hbo 244.756 263.836 285.083 317.675 348.450 365.631 370.767
wo 97.159 103.169 121.459 145.873 164.783 162.784 159.425
Totaal 785.246 835.512 895.536 965.609 1.027.826 1.056.105 1.069.187
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025– 2030 ramingsmodel SF

Toelichting

In de bovenstaande tabel worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor studenten in de bol is de aanvullende beurs, naast het inkomen van de ouders, onder meer afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; een thuis- of uitwonende student ontvangt maximaal respectievelijk € 427,82 of € 455,22 (zie tabel ‘Normbedragen studiefinanciering 2025 per maand in euro's’).

In de tabel is een duidelijke stijging van de uitgaven aan aanvullende beurs te zien. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo en doordat de uitgaven voor een groot deel afhankelijk zijn van de prijsontwikkeling. Daarnaast heeft DUO diverse maatregelen getroffen om het niet-gebruik van de aanvullende beurs tegen te gaan. Ook is de ontwikkeling in het aantal studenten (met minder draagkrachtige ouders) en de deelname aan het onderwijs hier van invloed. Zo is er sprake van een krimpende studenteninstroom op het hbo en wo wat zorgt een voor lichte daling in het aantal giften. Ook exogene factoren spelen een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek (in hbo, wo en bol 3-4). De aanvullende beurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven. Hierdoor wordt het effect van de dalende studenteninstroom in het hbo en wo pas later zichtbaar in de omzettingen.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Aantal gebruikers van het reisrecht1 789.513 788.400 789.800 779.300 771.600 770.400 767.800
Bol minderjarig 104.158 109.600 112.500 112.700 112.800 111.500 110.000
Bol 181.297 179.900 186.200 193.100 199.600 205.100 208.600
Ho 504.058 498.900 491.100 473.500 459.200 453.800 449.200
Aantal RBS2 16.965 16.700 16.500 16.200 16.100 16.100 15.900
Bol 1.826 1.800 1.900 1.900 2.000 2.100 2.100
Ho 15.139 14.900 14.600 14.300 14.100 14.000 13.800
Totaal 806.478 805.100 806.300 795.500 787.700 786.500 783.700
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct of een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden (RBS)).

Voltijdstudenten in het hbo en wo kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar.

Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Minderjarige bol studenten hebben ook recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

Uitbetaalde reisvoorziening gift1 96.462 92.971 95.165 98.610 102.037 104.947 107.392
Bol 75.323 72.782 76.263 79.486 82.660 85.226 87.312
Ho 21.139 20.189 18.903 19.124 19.378 19.721 20.080
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs2 838.029 879.787 896.737 906.252 901.709 893.013 894.586
Bol 281.316 286.075 289.221 291.366 289.381 296.758 309.636
Ho 556.712 593.711 607.516 614.886 612.328 596.255 584.949
Bijdrage studerenden aan OV-contract ‒ 1.093.874 ‒ 1.035.071 ‒ 1.057.021 ‒ 1.061.965 ‒ 1.072.327 ‒ 1.092.123 ‒ 1.110.405
Bol ‒ 396.160 ‒ 381.153 ‒ 401.183 ‒ 419.047 ‒ 436.670 ‒ 451.319 ‒ 463.251
Ho ‒ 697.715 ‒ 653.918 ‒ 655.838 ‒ 642.918 ‒ 635.657 ‒ 640.805 ‒ 647.154
Kosten contract OV-bedrijven 988.838 958.440 99.300 1.085.598 1.092.718 1.111.185 1.128.851
Totaal reisvoorziening 829.454 896.126 34.182 1.028.495 1.024.138 1.017.022 1.020.423
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

Bij de kosten contract ov-bedrijven zijn de jaarlijkse kosten lastig met elkaar te vergelijken. Dit heeft te maken met de verschillende kasschuiven. Contractueel is vastgelegd dat het Ministerie van OCW de vergoeding voor de ov-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven, een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.

Er heeft een kasschuif van € 1,0 miljard plaatsgevonden van 2025 naar 2024. Ook vindt er een kasschuif plaats van € 970,0 miljoen van 2026 naar 2025. Omdat er (vooralsnog) geen kasschuif plaatsvindt van 2027 naar 2026, zijn de kosten contract ov-bedrijven voor 2026 veel lager dan andere jaren.

Caribisch Nederland

Studenten uit Caribisch Nederland ontvangen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering BES (WSF BES). Studenten uit Bonaire, Saba en Sint-Eustatius krijgen hiermee de mogelijkheid om te studeren in de Caribische regio, in Europees Nederland, in de Verenigde Staten of in Canada.

Vanaf 2026 is het budget voor Caribisch Nederland verhoogd vanwege het voornemen om de WSF BES aan te passen naar aanleiding van meerdere rapporten over deze wet. Vanaf 2028 is er structureel € 1,2 miljoen geboekt ten behoeve van de aanpassingen op de WSF BES.

Studievoorschotvouchers

In de Wet herinvoering basisbeurs is de vorm van de studievoorschotvouchers aangepast. De doelgroep van de studievoorschotvouchers betreft studenten die in de collegejaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 voor het eerst een opleiding met studiefinanciering zijn gaan doen en daarvoor binnen de diplomatermijn een diploma hebben behaald. De resulterende tegemoetkoming bedraagt circa € 2.097 (prijspeil 2025) per student. Naar schatting maken 374.000 studenten gebruik van deze regeling. De financiële reeks voor de studievoorschotvouchers is in tabel 48 opgenomen.

Tegemoetkoming

De Wet herinvoering basisbeurs regelt dat studenten die daar recht op hebben, vanaf 2025 een tegemoetkoming krijgen wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. De tegemoetkoming is bedoeld voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. De student ontvangt een tegemoetkoming voor elke maand dat die onder het leenstelsel heeft gestudeerd. Daarbij geldt een minimale periode van 12 maanden die men onder het leenstelsel moet hebben gestudeerd. In de wet is het per maand beschikbare bedrag voor de tegemoetkoming opgenomen van € 34,17 (prijspeil 2025). Naar schatting zullen er ongeveer 916.500 studenten gebruik maken van deze regeling. De financiële reeks voor de tegemoetkoming is in tabel 48 opgenomen. Daarnaast zijn er in deze reeks de middelen opgenomen voor de aanvullende tegemoetkoming uit het Hoofdlijnenakkoord. Deze wordt naar verwachting vanaf 2027 uitgekeerd.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder kortlopende vorderingen als gevolg van onterechte verstrekte beurzen en kwijtscheldingen. Tot en met 2027 zijn de overige uitgaven hoger doordat er in deze jaren in de raming rekening is gehouden met kwijtschelding als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire.

Leningen

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet-relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet.

Basisbeurs

Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hbo en wo, die nog aanspraak maken op studiefinanciering, weer een basisbeurs. Deze studenten en de studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime.

Uitbetaalde basisbeurs1 1.587.398 1.389.462 1.354.919 1.324.735 1.317.715 1.312.446 1.306.439
Bol 261.968 252.609 259.401 267.234 275.163 282.029 286.177
hbo 699.093 623.337 602.511 585.958 578.214 572.341 567.454
Wo 629.927 513.516 493.007 471.543 464.338 458.076 452.808
Toeslagenaffaire ‒ 3.590
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs2 ‒ 275.719 ‒ 403.517 ‒ 552.606 ‒ 788.512 ‒ 1.034.490 ‒ 1.167.488 ‒ 1.179.388
Bol ‒ 205.583 ‒ 217.495 ‒ 216.730 ‒ 219.902 ‒ 223.912 ‒ 224.935 ‒ 227.777
Hbo ‒ 39.272 ‒ 134.962 ‒ 190.294 ‒ 315.130 ‒ 447.861 ‒ 515.116 ‒ 524.964
Wo ‒ 30.864 ‒ 51.060 ‒ 145.582 ‒ 253.480 ‒ 362.717 ‒ 427.437 ‒ 426.647
Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs ‒ 102.618 ‒ 112.819 ‒ 27.377 ‒ 23.077 ‒ 21.207 ‒ 26.177 ‒ 27.427
Bol ‒ 15.482 ‒ 20.877 ‒ 20.877 ‒ 20.877 ‒ 20.877 ‒ 20.877 ‒ 22.127
Hbo ‒ 77.242 ‒ 81.553 ‒ 5.000 ‒ 1.500 ‒ 300 ‒ 300 ‒ 300
Wo ‒ 9.894 ‒ 10.389 ‒ 1.500 ‒ 700 ‒ 30 ‒ 5.000 ‒ 5.000
Totaal 1.209.060 873.126 774.936 513.146 262.018 118.781 99.624
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

In de bovenstaande tabel worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De tijdelijke koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten gedurende het studiejaar 2023-2024 zorgt voor hogere toekenningen zowel in de bol als in het ho in 2023 (niet zichtbaar in tabel) en 2024. De hogere negatieve uitgaven aan de omzetting naar lening in 2024 en 2025 voor het hbo en wo betreft beurzen uit het oude basisbeursstelsel.

Uitbetaalde aanvullende beurs 787.707 869.602 853.352 840.670 839.949 838.432 835.870
bol 169.074 200.806 206.174 212.369 218.664 224.108 227.379
hbo 427.340 461.400 447.312 436.338 432.260 427.859 424.201
wo 192.691 207.396 199.866 191.963 189.025 186.465 184.290
toeslagenaffaire ‒ 1.398
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs ‒ 486.340 ‒ 515.927 ‒ 552.300 ‒ 613.195 ‒ 667.997 ‒ 691.213 ‒ 702.485
bol ‒ 144.425 ‒ 148.923 ‒ 145.759 ‒ 149.648 ‒ 154.764 ‒ 162.799 ‒ 172.294
hbo ‒ 244.756 ‒ 263.835 ‒ 285.082 ‒ 317.674 ‒ 348.450 ‒ 365.630 ‒ 370.766
wo ‒ 97.159 ‒ 103.169 ‒ 121.459 ‒ 145.873 ‒ 164.783 ‒ 162.784 ‒ 159.425
Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs ‒ 57.120 ‒ 61.702 ‒ 61.702 ‒ 61.702 ‒ 61.702 ‒ 62.702 ‒ 64.702
bol ‒ 13.250 ‒ 16.838 ‒ 16.838 ‒ 16.838 ‒ 16.838 ‒ 16.838 ‒ 16.838
hbo ‒ 33.273 ‒ 34.707 ‒ 34.707 ‒ 34.707 ‒ 34.707 ‒ 34.707 ‒ 34.707
wo ‒ 10.598 ‒ 10.158 ‒ 10.158 ‒ 10.158 ‒ 10.158 ‒ 11.158 ‒ 13.158
Totaal 244.247 291.972 239.349 165.772 110.250 84.517 68.682

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Als gevolg van de prijsontwikkeling en de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo, zijn de uitgaven aan toekenningen in het bol en hbo en wo vanaf 2024 gestegen.

Toelichting

In tabel 57 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Voor het verloop van deze uitgaven gelden dezelfde factoren als voor de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs.

Reisvoorziening

Uitbetaalde reisvoorziening1 1.017.981 964.596 982.842 984.683 992.014 1.009.384 1.025.692
Bol 323.401 310.784 327.160 341.927 356.500 368.699 378.640
Ho 697.292 653.811 655.682 642.756 635.513 640.685 647.052
Toeslagenaffaire ‒ 2.712 0 0 0 0 0 0
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs2 ‒ 838.029 ‒ 879.786 ‒ 894.984 ‒ 904.480 ‒ 899.912 ‒ 891.190 ‒ 892.735
Bol ‒ 281.316 ‒ 286.075 ‒ 288.918 ‒ 291.046 ‒ 289.044 ‒ 296.406 ‒ 309.271
Ho ‒ 556.712 ‒ 593.711 ‒ 606.066 ‒ 613.434 ‒ 610.868 ‒ 594.784 ‒ 583.464
Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs ‒ 59.786 ‒ 65.864 ‒ 66.362 ‒ 66.934 ‒ 66.560 ‒ 65.516 ‒ 65.389
Bol ‒ 10.035 ‒ 13.845 ‒ 13.568 ‒ 13.494 ‒ 13.345 ‒ 13.711 ‒ 14.452
Ho ‒ 49.751 ‒ 52.019 ‒ 52.794 ‒ 53.440 ‒ 53.215 ‒ 51.805 ‒ 50.937
Totaal reisvoorziening 120.166 18.945 21.496 13.269 25.542 52.678 67.568
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting

In tabel 58 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.

Ontvangen rente1 105.824 253.547 231.888 485.433 372.849 393.863 391.439
Overige ontvangsten 22.601 25.501 21.965 21.871 21.789 21.717 21.654
Langlopende vorderingen 980 857 749 655 573 501 438
Kortlopende vorderingen 21.621 24.644 21.216 21.216 21.216 21.216 21.216
Ontvangsten Caribisch Nederland2 729 846 847 847 846 847 846
Totaal relevante ontvangsten 129.154 279.893 254.699 508.151 395.484 416.426 413.939
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Toelichting rentedragende lening, collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet

Naast de studiebeurzen kunnen studenten ook geld lenen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De afgelopen jaren daalde het percentage studenten dat gebruik maakt van een lening. Daarnaast heeft de herinvoering van de basisbeurs ervoor gezorgd dat er minder studenten zijn gaan lenen. Ook wordt er een lager bedrag geleend. De uitgaven aan de rentedragende lening, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet groeien mee met de raming van de studentenaantallen.

Bijdrage aan agentschappen

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Relevante ontvangsten

De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. Het rentepercentage op studieleningen is sinds 2023 weer positief. De rente wordt voor studenten na afstuderen eens per vijf jaar vastgesteld. De komende jaren komt er naar verwachting dus telkens een nieuw cohort bij die rente moet gaan betalen. Hierdoor lopen de renteontvangsten de komende jaren op. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit ontvangsten op de kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De ontvangsten op langlopende vorderingen bestaan uit leningen van vóór 1992 waarover geen rente verschuldigd is. De ontvangsten Caribisch Nederland betreft ontvangsten op leningen die verstrekt zijn aan studenten uit het Caribisch gebied. 

De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer en vaker is geleend. Daarnaast heeft (de toekenning van) de tegemoetkoming voor de leenstelselstudenten gevolgen voor de niet-relevante ontvangsten. Studenten zonder studieschuld krijgen de tegemoetkoming uitbetaald. Voor leenstelselstudenten met een studieschuld wordt de tegemoetkoming in mindering gebracht op de openstaande studieschulden. Deze verlaging van de studieschulden wordt op dit begrotingsartikel zichtbaar als een (hogere) niet-relevante ontvangst. Deze verlaging is het grootst in 2025 en 2027 omdat in deze jaren de grootste groepen leenstelselstudenten de tegemoetkoming (2025), de tegemoetkoming studievouchers (2025) en de aanvullende tegemoetkoming (2027) krijgen toegekend.

3.8 Artikel 12. Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

A. Algemene doelstelling

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat leerlingen vanaf achttien jaar in het voortgezet onderwijs (vo) en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland.

Financieren

De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. De leerling (voortgezet onderwijs) of student (lerarenopleiding) kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming bestaande uit een maandelijkse basistoelage, een eventuele inkomensafhankelijke bijdrage in de schoolkosten en een eventuele inkomensafhankelijke bijdrage in het les- of cursusgeld.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) wordt verwezen naarOCW in Cijfers.

Leerlingen in het vo vanaf 18 jaar1
Vo onderbouw 100,7 0 0 0
Niet bekostigd vo onderbouw 137,9 121,5 142,9 333,1
Vo bovenbouw 110,3 0 142,9 333,1
Niet bekostigd vo bovenbouw 147,5 121,5 142,9 333,1
Vso 66,9 0 142,9 333,1
Vavo 147,5 121,5 142,9 333,1
Tegemoetkoming studenten 18+ deeltijd en vavo 18+ deeltijd
Bij 540 of meer lesminuten per week 397,0 465,6 0 0
Tussen 270 en 540 minuten per week 267,5 310,4 0 0
Lerarenopleidingen 927,9 567,2 0 0
  1. Peildatum schooljaar 2024/2025

Toelichting

De normbedragen zijn gedifferentieerd naar schoolsoort en naar fase (boven- en onderbouw) op basis van kostenverschillen. Havo 4 en 5 en vwo 4, 5 en 6 worden tot de vo bovenbouw gerekend, de andere schoolsoorten in het vo tot de onderbouw.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen voorzien.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 78.253 74.235 74.660 74.511 74.419 74.107 73.111
Uitgaven 78.254 74.235 74.660 74.511 74.419 74.107 73.111
Inkomensoverdracht 74.884 70.823 70.849 70.605 70.557 70.261 69.232
Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) (R) 3.137 3.137 3.252 3.252 3.252 3.252 3.252
Tegemoetkoming deeltijd (R) 2.770 2.770 2.848 2.848 2.848 2.848 2.848
Tegemoetkoming vavo voltijd (R) 5.445 5.146 5.123 4.995 4.963 4.945 4.913
Tegemoetkoming vo voltijd (R) 60.266 56.672 56.376 56.173 56.096 55.796 54.827
Tegemoetkoming vso voltijd (R) 3.266 3.098 3.250 3.337 3.398 3.420 3.392
Leningen 20 21 21 21 21 21 21
Omboeking van kort- naar langlopende vorderingen (NR) 20 21 21 21 21 21 21
Bijdrage aan agentschappen 3.350 3.391 3.790 3.885 3.841 3.825 3.858
Dienst Uitvoering Onderwijs 3.350 3.391 3.790 3.885 3.841 3.825 3.858
Ontvangsten 2.073 1.962 1.905 1.899 1.897 1.894 1.870
Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) en deeltijd vo (R) 291 291 291 291 291 291 291
Meerderjarige scholieren v(s)o en vavo (R) 1.775 1.671 1.614 1.608 1.606 1.603 1.579
Minderjarige deelnemers bol (R) 7 0 0 0 0 0 0
  1. Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant.

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 100,0%
Bestuurlijk gebonden 0,0%
Beleidsmatig gereserveerd 0,0%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%

Van het totale budget voor artikel 12 is voor 2026 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de wet.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdracht

Onderstaande aantallen geven een indicatie van het gebruik van de diverse regelingen. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de WTOS wordt benut door de groepen voor wie deze bedoeld is.

Aantal gebruikers tegemoetkoming lerarenopleiding en deeltijd vo en vavo1 6.162 6.200 6.200 6.200 6.200 6.200 6.200
Aantal meerderjarige gebruikers v(s)o en vavo2 29.505 27.400 26.500 26.400 26.400 26.300 25.800
  1. Bron 2024: realisatiegegevens DUO
  2. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF

Lening

Het bedrag dat onder het instrument lening is geboekt betreft uitgaven aan de rentedragende lening op de WTOS.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op te veel of ten onrechte uitgekeerde WTOS-uitkeringen.

3.9 Artikel 13. Lesgelden

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Financieren

De minister financiert een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Het individu heeft echter ook profijt van scholing en betaalt daarom lesgeld.

Indicatoren/kengetallen

In de Les- en cursusgeldwet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. Het lesgeldbedrag voor 2025/2026 bedraagt € 1.458.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen voorzien.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 18.916 19.073 21.454 21.889 21.596 21.448 21.637
Uitgaven 18.916 19.073 21.454 21.889 21.596 21.448 21.637
Bijdrage aan agentschappen 18.916 19.073 21.454 21.889 21.596 21.448 21.637
Dienst Uitvoering Onderwijs 18.916 19.073 21.454 21.889 21.596 21.448 21.637
Ontvangsten 242.117 250.713 267.416 286.296 304.948 323.290 338.176

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 100,00%
Bestuurlijk gebonden 0,00%
Beleidsmatig gereserveerd 0,00%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 13 is voor 2026 100 procent juridisch verplicht. De geraamde uitgaven aan de Dienst Uitvoering Onderwijs zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Les- en cursusgeldwet.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, studiefinanciering en informatievoorziening. De geraamde uitgaven betreffen het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Door het betalen van lesgeld leveren deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder een bijdrage in de kosten van het onderwijs.

Bol/vo12 176.573 175.200 181.400 188.100 194.400 199.800 203.200
  1. Bron 2025 ‒ 2030: ramingsmodel SF
  2. Bron 2024: realisatiegegevens DUO

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft een beeld van het bereik van de regeling. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het aantal lesgeldplichtigen een afgeleide is van de demografische ontwikkelingen en de keuze van opleiding door de studenten.

3.10 Artikel 14. Cultuur

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het erfgoed.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen, de Erfgoedwet en de Archiefwet. De minister is medeverantwoordelijk voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Omgevingswet. Volgens de Wet op het specifiek cultuurbeleid is de minister belast met het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn daarbij leidend. Dit is aanvullend op het cultuuraanbod dat zonder betrokkenheid van de overheid tot stand komt. Op grond van de Erfgoedwet is de minister belast met de zorg voor erfgoed van nationaal belang, zoals aangewezen rijksmonumenten en de Rijkscollectie.

Financieren

De minister heeft een financierende rol door het bekostigen van de culturele basisinfrastructuur, de museale instellingen met een wettelijke taak en subsidiëring van een aantal specifieke (wettelijke) programma's en regelingen, onder meer op het gebied van erfgoed, kunsten en bibliotheken.

Stimuleren

De minister heeft een stimulerende rol bij het versterken van de cultuursector door een aantal programma’s, als cultuureducatie, leesbevordering, cultuurparticipatie, arbeidsmarkt, ondernemerschap, internationaal cultuurbeleid en diverse programma’s op erfgoed.

Regisseren

De minister heeft een regisserende rol bij de uitvoering van en toezicht op het behoud en beheer van het erfgoed (waaronder de rijkscollectie) en (digitale) archieven. Het gaat dan onder meer over de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen, de Erfgoedwet en de Archiefwet. Toezicht op naleving van de laatste twee wetten ligt bij de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de rijksgesubsidieerde musea zijn onder andere belast met de uitvoering van de Erfgoedwet. Het Nationaal Archief geeft uitvoering aan de Archiefwet.

Beleidsinformatie

De onderbouwing van de doelstellingen op basis van kwantitatieve en kwalitatieve informatie, (beleids)evaluaties en onderzoek wordt zo compleet mogelijk op de website OCW in Cijfers gepubliceerd. Ook worden beleidsindicatoren en monitoringsmatrices op deze website weergegeven. Daarnaast brengt de Boekmanstichting met de Cultuurmonitor, in opdracht van het Ministerie van OCW, trends en ontwikkelingen in het culturele leven in Nederland in beeld. De Erfgoedmonitor bevat feiten en cijfers over erfgoedthema’s en geeft inzicht in de ontwikkeling en staat van het erfgoed in Nederland.

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van cultuur beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 3.731.658 879.109 719.045 801.419 778.654 1.203.949 1.373.004
Uitgaven 1.389.026 1.464.923 1.418.028 1.485.951 1.435.069 1.422.762 1.411.501
Bekostiging 1.078.696 1.200.499 1.197.077 1.281.543 1.281.208 1.275.266 1.271.968
Culturele basisinfrastructuur vierjaarlijkse instellingen 250.746 277.757 279.895 279.879 280.411 276.839 276.829
Culturele basisinfrastructuur vierjaarlijkse fondsen 287.042 339.370 338.938 338.364 338.306 336.920 336.417
Museale instellingen met een wettelijke taak 280.414 281.859 283.982 282.827 282.827 282.178 281.138
Stelseltaken openbare bibliotheekvoorzieningen 41.910 35.862 36.493 98.115 98.571 97.899 97.312
Digitale openbare bibliotheek 19.247 19.816 19.816 19.816 19.816 19.816 19.816
Bibliotheekvoorziening leesgehandicapten 14.462 14.728 14.728 14.728 14.728 14.728 14.728
Monumentenzorg 151.404 194.638 177.328 173.615 174.785 179.767 179.239
Archieven (incl. Regionale Historische Centra) 33.471 36.469 45.897 43.659 41.224 39.280 38.650
Cultuureducatie (via primair onderwijs) 0 0 0 30.540 30.540 27.839 27.839
Subsidies (regelingen) 137.555 112.101 116.139 94.505 50.171 49.204 45.715
Verbreden inzet cultuur 15.764 14.565 11.202 12.648 12.573 12.898 12.898
Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS) 10.877 9.414 10.058 9.253 9.253 5.930 5.930
Programma leesbevordering 42.757 34.322 34.958 10.135 6.920 6.920 6.920
Creatieve Industrie 2.760 3.346 3.168 3.089 2.013 2.040 2.040
Specifiek cultuurbeleid 57.035 35.932 21.100 18.435 17.403 19.587 15.922
Subsidies Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 7.781 5.362 3.402 2.116 1.734 1.734 1.734
NGF CIIIC 581 9.160 32.251 38.829 275 95 271
Opdrachten 25.668 31.006 40.057 41.186 36.463 33.950 31.405
Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis 1.180 2.529 2.054 2.054 2.054 2.054 2.054
Opdrachten Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 13.997 14.818 20.050 17.608 17.327 16.646 16.646
NGF Opdrachten 0 929 4.324 8.038 4.091 2.581 36
Overige opdrachten 10.491 12.730 13.629 13.486 12.991 12.669 12.669
Bijdrage aan agentschappen 62.795 79.414 61.086 63.416 61.926 58.640 57.311
Nationaal Archief 62.795 79.414 61.086 63.416 61.926 58.640 57.311
Bijdragen aan medeoverheden 82.354 39.831 1.642 3.274 3.274 3.675 3.075
Bijdragen aan medeoverheden 82.354 39.831 1.642 3.274 3.274 3.675 3.075
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 1.958 2.072 2.027 2.027 2.027 2.027 2.027
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 1.958 2.072 2.027 2.027 2.027 2.027 2.027
Ontvangsten 44.706 24.952 11.274 11.274 11.274 11.274 11.274
2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 3.731.658 879.109 719.045 801.419 778.654 1.203.949 1.373.004
Waarvan garantieverplichtingen ‒ 36.142 ‒ 43.097 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 3.767.800 922.206 719.045 801.419 778.654 1.203.949 1.373.004

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan diverse musea. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Daarnaast betreft het garantstellingen in het kader van de indemniteitsregeling en de achterborgovereenkomst. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 95,33%
Bestuurlijk gebonden 0,03%
Beleidsmatig gereserveerd 4,64%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 14 is voor 2026 95,3 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op betalingen aan culturele instellingen, cultuurfondsen en monumenteneigenaren. Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Erfgoedwet, de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen en onderliggende besluiten en regelingen. Het moment van juridisch verplichten gaat vooraf aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft. De budgetten voor de culturele basisinfrastructuur (instellingen en fondsen) en de subsidie publieksactiviteiten van musea met een wettelijke taak zijn tot en met 2028 juridisch verplicht. De bekostiging van de musea op grond van de Erfgoedwet voor collectie en beheer gebeurt jaarlijks in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Subsidies

Van het beschikbare budget is 67,6 procent juridisch verplicht. Dit betreft het deel van de subsidies waarvoor voor de start van 2026 een beschikking is verstuurd, zoals met name de vierjarige subsidies aan de rijkscultuurfondsen voor internationaal cultuurbeleid.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is 30,4 procent juridisch verplicht. Dit betreft het deel van de opdrachten waarvoor voor de start van 2026 een opdracht is verstrekt, zoals voor de cultuurkaart.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief (NA). Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden

Van het beschikbare budget voor 2026 is 54,0 procent juridisch verplicht. Dit betreft uitkeringen aan medeoverheden waarvoor voor de start van 2026 een beschikking is verstuurd, zoals voor de ondersteuning bibliotheken in Caribisch Nederland.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Van het beschikbare budget is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de contributies voor (inter)nationale verdragen en lidmaatschappen. Deze contributies lopen door tot wederopzegging en dragen bij aan de uitvoering van internationale afspraken.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Culturele basisinfrastructuur vierjaarlijkse instellingen

In de culturele basisinfrastructuur worden instellingen voor een periode van vier jaar bekostigd. In de Regeling op het specifiek cultuurbeleid zijn de criteria opgenomen waar instellingen aan moeten voldoen voor de periode 2025–2028 om in aanmerking te komen voor deze bekostiging. De besluiten voor de periode 2025–2028, inclusief de financiële kaders, zijn opgenomen in de Prinsjesdagbrief Culturele basisinfrastructuur 2025-2028 van 17 september 2024.

Culturele basisinfrastructuur vierjaarlijkse fondsen

De rijkscultuurfondsen zijn samen met de vierjaarlijkse instellingen onderdeel van de basisinfrastructuur. De cultuurfondsen spelen een belangrijke rol in het cultuurstelsel en financieren naast projecten en makers ook instellingen in het Koninkrijk der Nederlanden. Zij zorgen voor vernieuwing en experiment, innovatie en talentontwikkeling en zoeken met de door hen ondersteunende activiteiten actief naar verbinding met publiek. Ook hebben de fondsen een signalerende functie voor ontwikkelingen in het veld. De Tweede Kamer is in de brief van 16 juni 2023 over de beleidskaders 2025-2028 van de fondsen geïnformeerd (Kamerstukken II 2022/23, 32820, nr. 499). In de Prinsjesdagbrief culturele basisinfrastructuur 2025-2028 van 17 september 2024 is een overzicht van de aanvragen en toekenningen van de meerjarige instellingen via de rijkscultuurfondsen opgenomen en een bijlage van de financiële kaders.

Museale instellingen met een wettelijke taak

Op basis van de Erfgoedwet zijn museale instellingen belast met de zorg voor het beheer van de museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen of verzamelingen. Hiervoor ontvangen deze instellingen met een wettelijke taak een structurele vergoeding. Voor de bekostiging van deze taak worden op grond van de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring aan museale instellingen middelen beschikbaar gesteld voor beheer en onderhoud van collecties, waaronder voor de kosten van huisvesting. Daarnaast ontvangen museale instellingen, op grond van dezelfde regeling, middelen voor hun publieksactiviteiten. Vanaf 2026 wordt Museum Panorama Mesdag een museale instelling met een wettelijke taak. De structurele vergoeding die het Museum Panorama Mesdag hiervoor ontvangt, is ingepast in het budget voor museale instellingen met een wettelijke taak.

Stelseltaken openbare bibliotheekvoorzieningen, digitale openbare bibliotheek en bibliotheekvoorziening leesgehandicapten

Per 1 januari 2015 is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in werking getreden. De wet organiseert het openbare bibliotheekwerk als een netwerk van samenwerkende lokale en provinciale openbare bibliotheekvoorzieningen, waarbij de Koninklijke Bibliotheek (KB) een coördinerende rol vervult. In het netwerk verricht de KB als nationale bibliotheek van Nederland taken voor het stelsel als geheel, waaronder het beheer van de digitale bibliotheek, de digitale infrastructuur en de bibliotheekvoorziening voor personen met een leeshandicap. In de periode 2023-2024 is het netwerk van openbare bibliotheken gericht versterkt op basis van een specifieke uitkering. Daarmee konden nieuwe vestigingen worden gerealiseerd en bestaande vestigingen worden verbeterd. In 2026 wordt dit voorgezet met een decentralisatie uitkering. De Wsob wordt gewijzigd, er wordt een wettelijke zorgplicht voor gemeenten en provincies opgenomen. Verwachte publicatiedatum van de wet is in 2026.

Monumentenzorg

De Erfgoedwet is het juridisch kader voor de financiering ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten. Ook in 2026 wordt geïnvesteerd in de instandhouding van monumenten via onder andere de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) en de Woonhuissubsidie. In de Kamerbrief «Aanpak grote monumenten en religieus erfgoed» (Kamerstukken II 2024/25, 32156, nr. 140) is ingegaan op de financiering van grote rijksmonumenten en religieus erfgoed. Via deze brief is aangekondigd dat de begroting voor de Sim structureel wordt verhoogd met € 10,8 miljoen, door desaldering van het verschil tussen eerder verleende en vastgestelde bedragen. Door het amendement Bontenbal c.s. (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 141) is vanaf 2025 structureel € 5,0 miljoen beschikbaar gekomen voor het onderhoud van grote kerkgebouwen. In de jaren 2026-2028 wordt € 6,8 miljoen geïnvesteerd in impulsmaatrelen voor het maritiem erfgoed (Kamerstukken II 2024/25, 32156, nr. 544), waarmee invulling wordt gegeven aan twee moties. In het kader van het nationaal programma onder de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) «Erfgoed en leefomgeving» wordt ingezet op het behoud en de inpassing van erfgoed bij de grote transities in de leefomgeving.

Archieven inclusief Regionale Historische Centra

Het wetsvoorstel tot modernisering van de Archiefwet 1995 werd op 17 november 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op 18 februari 2025 werd het wetsvoorstel met algemene stemmen aangenomen in de Tweede Kamer. Momenteel wacht het wetvoorstel op behandeling door de Eerste Kamer. Tegelijk wordt in een parallel traject de onderliggende regelgeving (Archiefbesluit en Archiefregeling) aangepast. In de opgenomen begrotingsreeks is rekening gehouden met implementatiekosten voor de nieuwe Archiefwet. Het Ministerie van OCW draagt daarnaast bij aan de kosten van bewaring en presentatie van de rijksarchieven in de provincie door de Regionale Historische Centra. Ook na het voorgenomen besluit tot uittreden door het Ministerie van OCW uit de gemeenschappelijke regelingen zal deze bijdrage worden voortgezet.

Cultuureducatie (via primair onderwijs)

De middelen voor cultuureducatie en museumbezoek in het primair onderwijs (€ 30,5 miljoen) zijn voor 2026 overgeboekt naar artikel 1 (primair onderwijs) om van daaruit te kunnen worden verstrekt aan scholen.

Subsidies

Verbreden inzet cultuur

Het Ministerie van OCW stimuleert de toegankelijkheid van cultuur met diverse subsidies, met als doel de cultuurdeelname van zoveel mogelijk verschillende groepen te bevorderen, ook voor mensen voor wie dit niet vanzelfsprekend is. Daarnaast stimuleert het Ministerie van OCW de digitale transformatie van de culturele en creatieve sector en daarmee het innovatieve vermogen van deze sectoren.

Internationaal cultuurbeleid (inclusief Homogene Groep Internationale Samenwerking)

Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van de Ministeries van OCW en Buitenlandse Zaken. In de periode 2025-2028 gelden voor het internationaal cultuurbeleid drie doelen (zie Kamerstukken II 2023/24, 31482, nr.121):

  1. een sterke positie van de Nederlandse culturele sector in het buitenland door zichtbaarheid, uitwisseling en duurzame samenwerking;
  2. het met Nederlandse cultuuruitingen ondersteunen van de bilaterale relaties met andere landen;
  3. het benutten van de kracht van de culturele sector en creatieve industrie voor de Sustainable Development Goals (SDG’s).

Op basis van bovengenoemde Kamerbrief hebben culturele instellingen een bijdrage ontvangen voor het realiseren van deze doelen. Als gevolg van de taakstelling op de non-ODA middelen in het hoofdlijnenakkoord is de bijdrage van het Ministerie van BZ lager dan in de bovengenoemde Kamerbrief.

Programma leesbevordering

Het stimuleren van leesplezier en leesvaardigheid is een belangrijke opgave in Nederland, zoals uit vele onderzoeken is gebleken. De letterensector draagt hier aan bij door een inspirerend literair aanbod, onderzoek en literaire evenementen en campagnes. In de culturele basisinfrastructuur 2025-2028 en de Erfgoedwet is structureel een bedrag voor leesbevordering en letteren beschikbaar van circa € 30,0 miljoen. Er wordt in de nieuwe periode structureel extra geïnvesteerd in het Nederlands Letterenfonds, de ondersteunende instelling voor leesbevordering en literatuureducatie, het festival voor de letteren en het Literatuurmuseum. Ook het onderwijs zet in op leesplezier en leesvaardigheid. Zo is er in 2026 circa € 25,0 miljoen beschikbaar voor de versterking van de samenwerking tussen de bibliotheken en scholen via de Bibliotheek op school en BoekStart in de kinderopvang. In 2027 is er € 38,0 miljoen beschikbaar vanuit de onderwijsbegroting; vanaf 2028 gaat het jaarlijks om € 50,0 miljoen. Dit wordt gedaan om het leesplezier bij kinderen te vergroten en zo hun leesvaardigheid te verbeteren. Door een rijk aanbod van boeken in de schoolbibliotheek en deskundige leesconsulenten raken kinderen geboeid. Daarnaast is er de versterking van bibliotheken vanuit het Rijk: zij spelen een belangrijke rol bij het bereiken van mensen in heel het land, bij leesplezier en leesvaardigheid.

Creatieve industrie

Ten laste van dit budget worden uitgaven gedaan ten behoeve van de Creatieve Industrie. Onder creatieve industrie verstaan we bedrijven en beroepen waar creativiteit, kennis, innovatie en intellectueel eigendom/auteursrecht centraal staan. Het omvat een breed scala aan disciplines, waaronder de audiovisuele sector (film, series en documentaires), de ontwerpsector (oa. design, architectuur, mode, reclame) en digitale cultuursectoren (oa. gaming, immersieve ervaringen). Het ministerie van OCW ontwikkelt beleid voor deze sectoren en financiert programma’s op genoemde terreinen. Een voorbeeld daarvan is het programma CIIIC (Creative Industries Immersive Impact Coalition). Via dit programma investeert het ministerie in kennis, opleidingen en samenwerkingen binnen de digitale cultuursector om met nieuwe technologie maatschappelijke en economische impact te maken. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het versterken en waarborgen van publieke belangen, zoals privacy en de toegankelijkheid van deze technologieën. Een ander voorbeeld is het programma PONT (De Publieke Ontwerppraktijk) waarin de overheid met ontwerpers samenwerkt aan oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken zoals de woningbouwopgave.

Specifiek cultuurbeleid

Onder specifiek cultuurbeleid zijn verschillende kleinere subsidiebudgetten opgenomen, die grotendeels worden besteed aan projectsubsidies op basis van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. De grootste bedragen zijn geraamd voor projectsubsidies ter ondersteuning van arbeidsmarkt en ondernemerschap in de culturele sector en voor het programma Publieke Ontwerppraktijk.

Subsidies Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

De middelen zijn bestemd voor subsidies ter ondersteuning van het erfgoedveld in de domeinen archeologie, monumenten, roerend erfgoed, cultuurlandschap en leefomgeving. Er wordt geïnvesteerd in kennis- en onderzoeksprogramma’s, de ondersteuning en infrastructuur voor erfgoed en informatie- en communicatietechniek.

Nationaal Groeifonds-project Creatieve Industrie Immersieve Impact Coalitie

Vanuit het Nationaal Groeifonds is er in 2026 een bedrag van € 32,3 miljoen beschikbaar voor de Creatieve Industrie Immersieve Impact Coalitie (CIIIC). CIIIC is een programma gericht op de ontwikkeling van een arbeidsmarkt voor immersieve ervaringen (IX). Het programma richt zich op onderzoek, onderwijs, faciliteiten en experimenten met immersieve, interactieve, digitale mediaproducties.

Opdrachten

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

Dit budget is bestemd voor opdrachten die bestaan uit het inhuren van onderzoeksbureaus voor beleidsonderzoek, evaluaties en monitoring van versterking van de kennisbasis in de culturele en creatieve sector.

Opdrachten Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

De middelen zijn bestemd voor dezelfde onderwerpen als vermeld onder de kop "Subsidies Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed", maar dan voor uitgaven aan opdrachten.

Nationaal Groeifonds Opdrachten

Dit betreft het meerjarenprogramma Innovation Impact Challenge dat experimenten mogelijk maakt op het gebied van CIIIC.

Overige opdrachten

Dit budget is bestemd voor diverse opdrachten die passen binnen het cultuurbeleid. De grootste geplande uitgave in 2026 is voor de Cultuurkaarten voor het voortgezet onderwijs (inclusief het voortgezet speciaal onderwijs) en voor het middelbaar beroepsonderwijs.

Bijdrage aan agentschappen

Deze middelen betreffen de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief (NA). Deze bijdrage wordt elders in deze begroting nader toegelicht.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget wordt besteed aan diverse uitkeringen. Het grootste gedeelte hiervan (€ 1,1 miljoen) is bestemd voor versterking van de openbare bibliotheekvoorziening voor Caribisch Nederland.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Naast prioriteiten die onder het financieel instrument Internationaal cultuurbeleid zijn genoemd, is Nederland aan een aantal verplichtingen gebonden en draagt Nederland bij aan de uitvoering van internationale verdragen. Dit geldt voor UNESCO-erfgoedverdragen voor het werelderfgoed, het immaterieel erfgoed, de bescherming van cultureel erfgoed bij gewapend conflict, de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen en het cultuurverdrag voor de diversiteit van cultuuruitingen. Ook wordt bijgedragen aan het Europees filmprogramma Eurimages.

Ontvangsten

De in 2026 geraamde ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit een desaldering (€ 10,8 miljoen), waarmee het verschil tussen eerder verleende en recent vastgestelde bedragen voor de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) na invordering beschikbaar komt om opnieuw te besteden in het kader van deze regeling. Zie hiervoor ook de toelichting bij de bekostiging van de monumentenzorg. Er zijn daarnaast ontvangsten geraamd als gevolg van het definitief vaststellen van andere subsidies.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage Fiscale regelingen in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  1. schenk- en erfbelasting kunstkorting;
  2. vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3;
  3. BTW-vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten.

Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de verwijzing naar de wettekst, deverwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota: Toelichting op de fiscale regelingen.

BTW Verlaagd tarief culturele goederen en diensten 1.301 1.337 1.393
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

3.11 Artikel 15. Media

A. Algemene doelstelling

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, dat toegankelijk blijft voor alle lagen van de bevolking.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Media hebben een prominente rol in onze democratie en cultuur. Wat we zien, horen en lezen, beïnvloedt ons beeld van de wereld en onze opvattingen. Daarom borgt de minister vier publieke belangen in het mediabeleid waar zij verantwoordelijk voor is: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. Verder borgt de minister de vitaliteit van het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de daarvoor relevante wet- en regelgeving.

Financieren

De minister financiert de landelijke en regionale publieke omroep en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen. De taakopdracht is wettelijk bepaald en het budget van de publieke omroep is vastgesteld met behoud van afstand tot de uitvoering en inhoud. Op basis van het concessiebeleidsplan Nederlandse Publieke Omroep (NPO) 2022-2026 (Kamerstukken II 2021/22, 32827, nr. 202) sluit de minister elke vijf jaar een prestatieovereenkomst met de publieke omroep. Daarnaast sluit de minister mede op basis van het concessiebeleidsplan Regionale Publieke Omroep (RPO) een prestatieovereenkomst af voor een periode van vijf jaar met de RPO. Verder financiert de minister de borging van persvrijheid en persveiligheid (Stichting Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ)) en het bevorderen van mediawijsheid (Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) en Mediawijzer.net). Tot slot financiert de minister de omroeporkesten en omroepkoren (Stichting Omroep Muziek (SOM)), het media-archief en het expertisecentrum voor media-educatie (Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)). 

Stimuleren

Verder is de minister verantwoordelijk voor instrumenten ter bevordering van (Nederlandse) culturele producties, documentaires, drama’s, kunst- en kinderprogramma's (via NPO en de investeringsverplichting voor streamingdiensten) en het steunen en stimuleren van een onafhankelijke en kwalitatief goede journalistieke infrastructuur.

Regisseren

De minister is verantwoordelijk voor de wetgeving ten aanzien van de taak en organisatie van de publieke omroep en voor wetgeving voor commerciële media. De regels voor commerciële omroepen vloeien voornamelijk voort uit Europese richtlijnen voor audiovisuele mediadiensten. Verder is de minister verantwoordelijk voor wetgeving met betrekking tot omroepdistributie. Het doel daarvan is de toegang tot een gevarieerd media-aanbod te bevorderen en te verankeren.

Beleidsinformatie

Op de website OCW in Cijfers worden beleidsindsindicatoren, monitoringsmatrixen en andere verwijzigingen naar beleidsrelevante gegevens op het gebied van Media vermeld.

Daarnaast zijn kengetallen voor het mediabeleid te vinden in de Mediamonitor van het Commissariaat voor de Media.

C. Beleidswijzigingen

In het onderdeel (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van media beschreven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 1.329.184 1.338.594 1.147.673 1.151.960 1.155.356 1.190.665 1.190.656
Uitgaven 1.301.833 1.300.007 1.306.616 1.146.947 1.150.819 1.166.995 1.190.656
Bekostiging 1.258.074 1.253.502 1.259.719 1.102.256 1.125.865 1.141.912 1.166.757
Landelijke publieke omroep 959.044 980.286 982.816 827.137 831.476 835.001 854.091
Regionale Omroep 188.349 197.579 197.304 196.440 197.251 198.353 202.973
Stichting Omroep Muziek 23.290 22.569 21.537 21.537 21.537 21.537 21.537
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) 31.062 31.739 31.756 30.337 30.337 30.337 30.337
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek 3.196 3.181 3.251 3.186 3.084 3.028 2.956
Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO) 5.684 5.866 5.866 5.866 5.866 5.866 5.866
Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik) 2.083 1.944 1.944 1.944 1.944 1.944 1.944
Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) 1.945 2.007 2.007 2.007 2.007 2.007 2.007
Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve 42.797 7.650 12.869 13.433 13.816 25.295 26.518
Lokale journalistiek 0 0 0 0 18.178 18.175 18.159
Overige bekostiging media 624 681 369 369 369 369 369
Subsidies (regelingen) 34.430 35.931 35.297 34.039 14.337 14.501 13.285
Onderzoeksjournalistiek 13.106 15.015 15.246 15.286 13.743 13.881 12.665
Lokale journalistiek 20.470 19.748 19.340 18.159 0 0 0
Overige Subsidies 854 1.168 711 594 594 620 620
Opdrachten 405 689 548 548 548 548 548
Opdrachten 405 689 548 548 548 548 548
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 8.840 9.799 10.966 10.018 9.983 9.948 9.980
Commissariaat voor de Media 8.840 9.799 10.966 10.018 9.983 9.948 9.980
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 84 86 86 86 86 86 86
European Audiovisual Observatory 84 86 86 86 86 86 86
Ontvangsten 193.126 165.100 165.500 165.500 165.500 165.500 165.500
Reclame ontvangsten 192.000 165.100 165.500 165.500 165.500 165.500 165.500
Overige ontvangsten 1.126 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 98,71%
Bestuurlijk gebonden 0,00%
Beleidsmatig gereserveerd 1,21%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,08%

Van het totale budget voor artikel 15 is voor 2026 98,7 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Van het beschikbare budget voor 2026 is 99,97 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de landelijke en de regionale publieke omroep. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan, vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Van het beschikbare budget is 55,1 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op journalistiek en de regionale-, lokale- en streekomroepen. Beleidsmatig is 44,9 procent gereserveerd voor journalistiek.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is 0,0 procent juridisch verplicht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar onderdeel E. toelichting op de financiële instrumenten.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Het beschikbare budget voor 2026 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op het Commissariaat voor de Media (CvdM). Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Bijdrage aan internationale organisaties

Het beschikbare budget voor 2026 is volledig juridisch verplicht. Het betreft een jaarlijkse contributie aan het European Audiovisual Observatory.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Landelijke en regionale publieke omroep

De publieke omroep waarborgt een hoogstaand en pluriform media-aanbod, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Daarom bekostigt het Ministerie van OCW de landelijke en regionale publieke omroep. Mede vanwege Europese regels op het gebied van staatssteun, houdt de overheid greep op de aard en omvang van het takenpakket van de landelijke en regionale publieke omroep en bepaalt de overheid het budget van de publieke omroep.

Het budget voor de landelijke publieke omroep voor 2026 is € 982,8 miljoen. Dit is inclusief € 1,3 miljoen voor audiodescriptie die is toegevoegd naar aanleiding van het amendement Werner c.s. (Kamerstukken II, 2022/23, 36200 VIII, nr. 128). In de Mediabegrotingsbrief (Kamerstukken II, 2024/25, 366000 VIII, nr.150) heeft de minister aangekondigd dat hij de middelen die deze erkenningsperiode beschikbaar zijn voor audiodescriptie ook beschikbaar wil stellen voor 2027 en 2028.

Het beschikbare budget voor de regionale publieke omroepen voor 2026 is € 197,3 miljoen. Dit is inclusief € 5,9 miljoen voor Werk aan Uitvoering (WaU). Het WaU-programma richt zich op digitale transformatie, de inzet van data-analyse en artificiële intelligentie om beter inzicht te krijgen in wat de doelgroepen beweegt, op welke wijze zij zich laten informeren over nieuws en gebeurtenissen en in welke mate zij zich gerepresenteerd (blijven) voelen door de regionale publieke omroepen. Het voor 2026 beschikbare budget wordt grotendeels ingezet voor het datateam en het transformatieteam die zich hiermee bezig houden en onderzoek dat hiervoor wordt gedaan.

Stichting Omroep Muziek (SOM)

Deze bekostiging is bestemd voor de door het Ministerie van OCW aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

Deze bekostiging is bestemd voor de door het Ministerie van OCW aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief. Het budget voor 2026 is € 31,8 miljoen. Dit is inclusief € 2,6 miljoen voor het project «Schatkamer» dat als doel heeft archiefmateriaal van Beeld en Geluid af te kopen en zoveel mogelijk rechtenvrij beschikbaar te stellen.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is binnen het mediabeleid het instrument om de pluriformiteit van het journalistieke media-aanbod te stimuleren, zowel binnen pers en omroep als via het internet. De activiteiten van het fonds dragen bij aan innovatie van de journalistiek en aan stimulering van de journalistieke functie van de media in de samenleving. Dit budget betreft de bekostiging van de reguliere wettelijke taak om de pluriformiteit van de pers te handhaven en bevorderen, voor zover die van belang is voor de informatie en opninievorming. Dit is inclusief € 0,5 miljoen voor WaU.

Stichting Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO)

De Stichting Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO) ondersteunt de film- en documentairesector en participeert in audiovisuele coproductieprojecten in de vorm van een financiële bijdrage aan publieke instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep. De meeste coproducties waar CoBO een bijdrage aan levert, vinden plaats tussen een publieke omroepinstelling en een onafhankelijke filmproducent. Daarnaast wordt door CoBO bijgedragen aan coproducties tussen een publieke omroepinstelling en een instelling op het gebied van de podiumkunsten. Iedere filmproducent, instelling op het gebied van de podiumkunsten, de Vlaamse publieke omroep (VRT) of Duitse publieke omroep, kan één of meer landelijke publieke omroepinstellingen benaderen, teneinde te komen tot een coproductie. CoBO ontvangt OCW-middelen en verkrijgt daarnaast vergoedingen van buitenlandse kabelaars (België, Duitsland en Luxemburg) voor de doorgifte van de zenders van de Nederlandse publieke omroep. Voor CoBO is voor 2026 € 5,9 miljoen beschikbaar.

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

Het Mediawijsheid Expertisecentrum (Mediawijzer.net) bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de samenleving waar media alom zijn. Bij het huidige programma zijn de KB, ECP-EPN, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG betrokken.

Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO)

De stichting NLPO ondersteunt lokale publieke omroepen op diverse terreinen om de sector verder te professionaliseren en om de kwaliteit van de producties van lokale omroepen te verbeteren.

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve

Op basis van de verwachte uitgaven op de mediabegroting en de verwachte reclameopbrengsten van de Ster worden middelen toegevoegd of onttrokken aan de Algemene Mediareserve (AMr). De AMr kan op grond van de Mediawet worden gebruikt voor de opvang van dalende Ster-inkomsten, bijdragen aan de bekostiging van reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en voor de financiering van de door het Commissariaat voor de Media (CvdM) aan te houden rekening-courantverhouding voor betalingen aan instellingen op basis van de Mediawet.

Overige bekostiging Media

Van dit budget wordt onder meer het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) betaald voor de uitvoering van de activiteiten welke nodig zijn voor het continueren en verbeteren van de kwaliteit van Kijkwijzer.

Subsidies

Ten laste van dit budget wordt de jaarlijkse subsidie aan het European Journalism Centre voor diverse internationale journalistiekprojecten betaald. Daarnaast worden nog incidentele subsidies op het gebied van de media betaald.

Het budget voor onderzoeksjournalistiek voor 2026 is € 15,2 miljoen. Deze worden ingezet om journalistieke projecten, innovaties en talentontwikkeling en professionalisering te ondersteunen. Uit dit budget worden ook de kosten voor PersVeilig betaald.

Voor de verdere versterking en professionalisering van de lokale omroepen en ter voorbereiding op de stelselwijziging voor de lokale publieke omroepen is voor 2026 € 19,3 miljoen beschikbaar.

Opdrachten

Dit budget wordt ingezet om incidentele opdrachten op het gebied van media, zoals beleidsonderzoeken, te betalen. Verder wordt van dit budget onder meer de kosten van de Landsadvocaat betaald.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Het Commissariaat voor de Media (CvdM) houdt toezicht op de naleving van de Mediawet en de Wet op de vaste boekenprijs. Het toezicht betreft radio, televisie, videodiensten op aanvraag en Nederlandse boekuitgaven. Met zijn werk beschermt het Commissariaat de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van het media-aanbod. Tegelijk ondersteunt het daarmee de informatievrijheid. Het CvdM neemt zijn besluiten onafhankelijk van het Ministerie van OCW, maar moet wel verantwoording afleggen aan de minister. Het Commissariaat wordt gefinancierd uit de Mediabegroting en uit de toezichtskosten die commerciële media-instellingen verschuldigd zijn. Het budget voor 2026 is € 11,0 miljoen, dit is inclusief € 0,9 miljoen voor het project WaU.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Dit betreft de jaarlijkse contributie aan het European Audiovisual Observatory.

Ontvangsten

Dit betreft de raming van de reclameopbrengsten van de Ster. De Ster geeft jaarlijks voor 15 september een actualisatie van die raming voor het lopende en volgende jaar. In de jaarlijkse Mediabegrotingsbrief wordt deze raming voor 2026 geactualiseerd.

3.12 Artikel 16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

A. Algemene doelstelling

Het Nederlandse onderzoek en wetenschapsbeleid ambieert een sterk en duurzaam stelsel van wetenschap en hoger onderwijs en een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving. Het beleid streeft naar een hoge kwaliteit onderwijs en onderzoek over de volle breedte, waarin kennisinstellingen en regio’s hun onderscheidende sterktes maximaal kunnen benutten en waarin optimale wetenschappelijke prestaties aansluiten op maatschappelijke behoeften.

Naast de reguliere instrumenten die het onderzoek en wetenschapsbeleid bekostigen, is er ook een tijdelijk fonds voor onderzoek en wetenschap. Met deze investeringen wordt een balans bewaakt tussen verschillende wetenschapsgebieden, eerste en tweede geldstroom, en financiering op basis van vertrouwen en rekenschap. Er zijn daarbij drie hoofddoelen geformuleerd om het stelsel toekomstbestendig te maken, namelijk:

  1. het versterken van het fundament;
  2. ruimte geven aan divers talent;
  3. het vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek en de publieke erkenning ervan.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.

De instrumenten die worden ingezet om de ambitie en hoofddoelen te behalen kunnen worden ingedeeld in drie complementaire rollen.

Financieren

De minister bekostigt (belangrijke onderdelen van) het onderzoeks- en wetenschapsbestel, met als doel optimaliseren, verbeteren en het faciliteren van het stelsel. Instrumenten die hieronder vallen zijn onder andere structurele hoofdbekostiging van instellingen, aanvullende bekostiging, sectorplannen, subsidies, bijdragen aan agentschappen, bijdragen aan internationale organisaties, en de matchingsregeling voor Horizon Europe. Deze instrumenten dragen bij aan bijvoorbeeld het versterken van de talentpositie (talent beter opleiden, aantrekken en behouden, waardoor er meer rust en ruimte is voor onderzoekers) en het versterken van de infrastructuur (hieronder vallen faciliteiten binnen instellingen, maar ook grote wetenschappelijke infrastructuren op internationaal niveau).

Stimuleren

De minister brengt partijen in het kennisecosysteem bij elkaar en stimuleert hen door strategische dialogen en onderlinge afspraken. Belangrijke resultaten hiervan zijn bijvoorbeeld het verbeteren van kennisbenutting en het verbeteren van profilering en samenwerking (dit leidt tot vernieuwende consortia en projecten, een betere taakverdeling in het veld, enzovoorts).

Regisseren

De minister schept voorwaarden voor het stelsel via bijvoorbeeld wet- en regelgeving en coördinerende activiteiten. Voorbeelden van dit soort voorwaarden zijn een klimaat waarin kennisinstellingen excellent onderzoek kunnen doen, kwaliteit en vernieuwend vermogen geborgd is, kennisinstellingen doelmatig functioneren en het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau goed gepositioneerd is.

De minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen. In de monitoring en evaluatie zal naast doelmatigheid ook speciale aandacht gaan naar de mate waarin de instrumenten (individueel en op geaggregeerd niveau) bijdragen aan de ambitie en hoofddoelen en via welke mechanismen (doeltreffendheid).

C. Beleidswijzigingen

Het ministerie blijft investeren in onderzoek en wetenschap en houdt vast aan ondersteuning van de instellingen in het veld bij de uitvoering van hun werk, zodat zij hoge kwaliteit onderwijs, onderzoek en maatschappelijke impact kunnen realiseren. Een groot deel van de langetermijninvesteringen wordt dus bestendigd. Tegelijkertijd worden de investeringen in hoger onderwijs, onderzoek, wetenschap en innovatie niet op hetzelfde niveau voortgezet. Er zijn minder middelen beschikbaar en dat vraagt om scherpe en weloverwogen keuzes. In het onderdeel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen voor 2026 opgenomen.

Tot slot heeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) op verzoek van de minister het Tulp Fonds voor internationale topwetenschappers gelanceerd waarmee excellente topwetenschappers van buiten Europa naar Nederland worden aangetrokken. Het kabinet en NWO trekken hier samen € 50,0 miljoen voor uit. Dit draagt bij aan een sterker en weerbaarder Nederland en Europa.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 1.885.419 1.812.900 1.778.176 1.725.679 1.711.631 1.734.073 1.657.645
Uitgaven 1.829.923 1.802.002 1.779.385 1.776.507 1.755.314 1.740.536 1.640.145
Bekostiging 1.523.925 1.504.952 1.460.382 1.439.046 1.429.881 1.418.746 1.389.280
NWO 646.358 683.220 659.820 650.475 645.505 637.875 608.272
KNAW 112.593 116.613 115.152 115.176 114.534 114.557 114.580
KB 68.131 69.089 70.454 68.140 67.391 69.189 69.786
NWO Talentenontwikkeling 165.885 165.885 165.885 165.885 165.885 165.885 165.885
NWO TTW 13.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000 8.000
NWO Grootschalige Researchinfrastructuur 55.380 55.380 55.380 55.380 55.380 55.380 55.380
NWO Praktijkgericht Onderzoek 68.405 72.340 62.990 62.990 62.990 63.257 63.257
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) 40.739 39.152 31.611 24.681 21.637 17.130 16.647
Poolonderzoek 3.147 3.147 3.147 1.500 1.500 1.500 1.500
Caribisch Nederland 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500
NWO NWA 151.459 136.153 131.970 130.846 131.000 130.000 130.000
NWO Fonds Onderzoek en Wetenschap 179.665 137.047 137.047 137.047 137.133 137.047 137.047
NWO Praktijk Onderzoek en Wetenschap 16.663 16.426 16.426 16.426 16.426 16.426 16.426
Subsidies (regelingen) 184.364 165.945 173.645 188.391 175.583 168.665 97.964
VSC 309 323 321 322 323 323 323
Naturalis Biodiversity Center 15.203 13.798 13.796 14.172 13.139 10.645 10.645
BPRC 12.565 13.104 13.056 13.070 13.104 13.104 13.104
NEMO Science Museum 4.073 4.246 4.231 4.235 4.246 4.246 4.246
STT 267 278 277 277 278 278 278
Stichting AAP 1.250 1.304 1.299 1.300 1.304 1.304 1.304
Nationale Coördinatie 1.895 6.557 7.027 8.416 3.280 2.800 3.488
Subsidie Fonds Onderzoek en Wetenschap 83.222 83.718 84.429 84.211 84.091 84.091 0
Nationaal Groeifonds 60.636 33.873 38.084 50.323 44.930 42.170 52.591
Delta Climate Center 4.012 8.198 10.581 11.520 10.342 9.158 11.439
Netherlands Academy of Engineering 524 546 544 545 546 546 546
Stichting NLBIF 408 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 1.503 5.919 8.148 10.566 10.355 8.312 8.436
Opdrachten 1.191 3.695 5.240 6.739 6.941 4.567 4.065
Opdrachten Fonds Onderzoek en Wetenschap 312 2.224 2.908 3.827 3.414 3.745 4.371
Bijdrage aan agentschappen 3.106 2.707 8.785 9.778 10.769 16.087 15.739
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 1.081 1.136 6.611 7.604 8.595 13.920 13.916
RVO Fonds Onderzoek en Wetenschap 2.025 1.571 2.174 2.174 2.174 2.167 1.823
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 117.025 122.479 128.425 128.726 128.726 128.726 128.726
EMBC 1.064 1.390 1.460 1.493 1.525 1.554 1.554
EMBL 7.106 7.828 9.183 9.443 9.443 9.443 9.443
ESA 36.518 37.426 37.426 37.426 37.426 37.426 37.426
CERN 61.477 64.096 65.540 65.548 65.516 65.487 65.487
ESO 10.860 11.739 12.066 12.066 12.066 12.066 12.066
SKAO 0 0 2.750 2.750 2.750 2.750 2.750
Ontvangsten 1.788 7.100 101 101 101 101 101

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 94,67%
Bestuurlijk gebonden 5,30%
Beleidsmatig gereserveerd 0,03%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Van het totale budget voor artikel 16 is voor 2026 94,7 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2026 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de Koninklijke Bibliotheek (KB), alsmede bijdragen aan Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), Poolonderzoek en Caribisch Nederland. De wettelijke grondslag van de bekostiging is vastgelegd in de NWO-wetten en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De bijdrage aan NWO is inclusief de maatregelen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap aan NWO, namelijk voor open competitie, roadmap grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, toponderzoek, open science, Europese partnerschappen en praktijkgericht onderzoek.

Subsidies

Het beschikbare budget voor 2026 is voor 48,97 procent juridisch verplicht. Dit zijn met name de instellingssubsidies aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur, zoals Naturalis Biodiversity Center, Biomedical Primate Research Centre (BPRC) en Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie/NEMO. Daarnaast is het budget voor 50,76 procent bestuurlijk gebonden. Hieronder vallen de subsidies op grond van de matchtingsregeling Horizon Europe en de subsidieregeling sociale veiligheid. Ook betreft het subsidies vanuit het Nationaal Groeifonds aan Biotech Booster, Big Chemistry en Einstein Telescope. Deze subsidies zijn op basis van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Afsluitend is het budget voor 0,28 procent beleidsmatig gereserveerd.

Opdrachten

Van het beschikbare budget voor 2026 is 24,9 procent juridisch verplicht en 75,12 procent bestuurlijk gebonden. Deze verplichtingen hebben betrekking op dienstverleningen tot het doen van beleidsgerichte onderzoeken, evaluaties en ondersteuning van commissies.

Bijdrage aan agentschappen

Het beschikbare budget bestaat voor 99,4 procent uit juridisch verplichte middelen. Het betreft verplichtingen ten opzichte van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen Horizon Europe en Kennisveiligheid. Afsluitend is het budget voor 0,60 procent beleidsmatig gereserveerd.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Het beschikbare budget is voor 100 procent juridisch verplicht. Het betreft hier jaarlijkse contributies aan (inter)nationale organisaties waar Nederland zich middels internationale verdragen aan heeft verbonden.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Het Ministerie van OCW bekostigt de instellingen NWO, KNAW en KB. Met de bekostiging zorgt de minister dat de instellingen binnen de wettelijke kaders de missie en doelstellingen kunnen behalen. De doelstellingen van de instellingen zijn gericht op het bevorderen van de kwaliteit van het wetenschappelijke onderzoek in Nederland en het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen hierin. Het Ministerie van OCW draagt met een structureel karakter bij aan:

NWO

De minister bekostigt verschillende taken van NWO. Deze liggen op het vlak van het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek, het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek en kennisoverdracht aan de maatschappij. NWO voert deze taken uit door het toewijzen van middelen, met name aan universiteiten maar ook hogescholen. Dit doet NWO via gerichte programma’s binnen vier domeinen. De programma’s zijn bijvoorbeeld gericht op ongebonden onderzoek en talentontwikkeling, zoals het talentenprogramma. Tevens voert NWO het programma Nationale WetenschapsAgenda (NWA) uit voor vernieuwend en maatschappelijk relevant onderzoek en coördineert het een deel van de activiteiten in het Kennis- Innovatieconvenant. Daarnaast voert NWO programma’s uit gericht op Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur (GWI). Hiermee kunnen Nederlandse onderzoekers werken met onderzoekfaciliteiten van wereldniveau. Ook ontvangt NWO een bijdrage voor praktijkgericht onderzoek. Doel van deze bekostiging is het met wetenschappelijk onderzoek vervullen van een centrale rol binnen de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur door hogescholen en universiteiten. Tot slot ontvangt NWO aanvullende bekostiging voor financiering van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), voor wetenschappelijk Poolonderzoek in en naar de poolgebieden en voor het financieren van wetenschappelijk onderzoek op de zes eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Fonds Onderzoek en Wetenschap: instrumenten NWO

Het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap loopt tot en met 2031. De middelen uit het Fonds Onderzoek en Wetenschap die door NWO worden geïnvesteerd betreffen de open competitie à € 63,8 miljoen, toponderzoek à € 20,0 miljoen, roadmap commissie Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur à € 23,3 miljoen, open science à € 11,3 miljoen en Europese partnerschappen à € 12,8 miljoen:

  1. De open competitie van NWO is een belangrijk bestaand en bewezen instrument voor excellent, ongebonden onderzoek dat inspeelt op veelbelovende wetenschappelijke ontwikkelingen. Met het budget voor open competitie van jaarlijks € 63,8 miljoen kunnen ook de komende jaren meer voorstellen van hoge kwaliteit worden gehonoreerd. Een jaarlijks budget van € 20,0 miljoen stelt NWO in staat om daarnaast een gerichte impuls te geven aan enkele wetenschappelijke gebieden waarin Nederland tot de absolute wereldtop behoort of hiertoe de potentie heeft. De investering van € 23,3 miljoen in hoogwaardige onderzoeksinfra-structuren en toegang tot internationale infrastructuren, maakt het mogelijk dat Nederlandse onderzoekers excellent onderzoek (blijven) uitvoeren. Met het budget voor open science van € 11,3 miljoen blijft de gaande ontwikkeling ondersteund;
  2. Daarnaast voert NWO projecten uit die zijn geselecteerd op grond van de resultaten van de nationale roadmap commissie Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur (GWI);
  3. Bovendien wordt vanuit het bestedingsdoel Scholars at Risk € 1,2 miljoen verstrekt ten behoeve van voorstellen voor Hestia-beurzen voor initiatieven die mogelijkheden bieden aan wetenschappers die hun academische carrière niet kunnen voorzetten in hun thuisland.

Fonds Onderzoek en Wetenschap: praktijkgericht onderzoek en wetenschap

De investering uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap in praktijkgericht onderzoek wordt geïnvesteerd in de tweede geldstroom van hogescholen via Regieorgaan SIA (onderdeel van NWO). Van dit bedrag is circa € 11,4 miljoen bestemd voor thematische programmering om de onderzoeksgroepen van hogescholen te verbinden met de landelijke inzet op beoogde maatschappelijke effecten. De overige € 5,0 miljoen is bestemd voor de pilot professional doctorate.

KNAW

De minister bekostigt verschillende taken van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen voor onder andere het bevorderen van excellent onderzoek. De KNAW is de plek waar de beste wetenschappers vanuit de volle breedte van het onderzoek hun kennis uitwisselen en delen met de samenleving. Ook ontvangt de KNAW middelen om jonge wetenschappers te steunen om de wetenschap toekomstbestendig te maken. Daarnaast zet de KNAW zich in om de internationale samenwerking te bevorderen en de Nederlandse positie in de internationale wetenschap te versterken door onder meer "science diplomacy".

KB

De minister bekostigt de KB voor het zorgdragen van het geschreven woord, met name voor de Nederlandse publicaties, met als doel om iedereen in staat te stellen om te lezen, te leren en onderzoek te doen. De KB speelt een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatie-structuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband. Circa de helft van de bekostiging van de KB loopt via artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid), de andere helft wordt bekostigd via artikel 14 (Cultuur).

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van de centrale doelstellingen van het onderzoek en wetenschapsbeleid worden diverse subsidies verstrekt aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur. Het gaat hier onder andere om bijdragen aan:

  1. Naturalis Biodiversity Center voor onderzoek naar de biodiversiteit en instandhouding van de nationale grootschalige infrastructuur voor biodiversiteitsonderzoek;
  2. BPRC voor primatenonderzoek en de huisvestiging van primaten, en subsidie aan de Stichting AAP voor het verzorgen van de opvang van de BPRC chimpansees;
  3. Stichting Nationaal Centrum voor Wetenschap- en Techniekpromotie (NCWT) voor het beheren en ontwikkelen van NEMO Science Museum en NEMO Kennislink, het organiseren van het landelijke festival Weekend van de Wetenschap en het ondersteunen van overige gerelateerde landelijke activiteiten op het gebied van wetenschaps- en technologiecommunicatie en -educatie;
  4. Delta Climate Center voor onderzoek, onderwijsontwikkeling en kennistoepassing in samenwerking met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheden en inwoners in Zeeland;
  5. (NGF-Project) Biotech Booster is een uniek verbond van kennisinstellingen en bedrijven om kennis over biotechnologie beter om te zetten in bedrijvigheid en toepassingen. Zo draagt innovatie in biotechnologie maximaal bij aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in gezondheid, klimaat, energie, landbouw en voeding, zoals ook verwoord in de Kabinetsvisie op biotechnologie2.Biotech Booster vergroot ons toekomstige innovatie- en verdienvermogen. In 2024 is opbouw- en implementatiefase van het programma afgerond en is de uitvoering gestart en de eerste subsidieronde geopend. In 2026 wordt de derde subsidieronde opengesteld voor € 23,3 miljoen;
  6. (NGF-Project) De Einstein Telescope is een toekomstig ondergronds observatorium voor het meten van zwaartekrachtsgolven. Nederland werkt samen met partners in Duitsland en België aan een locatievoorstel om de Einstein Telescope te gaan bouwen in de regio Zuid-Limburg, Wallonië, Vlaanderen en Noordrijn Westfalen (zogenaamde Euregio Maas Rijn). Daarnaast werkt het daarvoor opgerichte consortium aan de opbouw van een innovatie-ecosysteem, door het bedrijfsleven te betrekken bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Deze activiteiten worden in 2026 voortgezet met financiering van onder meer de partners in België en Noordrijn-Westfalen. Op de NGF-begroting staat de Nederlandse bijdrage ter hoogte van € 870,0 miljoen gereserveerd voor de mogelijke daadwerkelijke bouw van de telescoop;
  7. (NGF-Project) Big Chemistry (voorheen zelfdenkende moleculaire systemen) verbindt big data met chemie om zo een volledig gerobotiseerd laboratorium te bouwen. Dit laboratorium dient zowel excellente wetenschap als industriële R&D op het gebied van formulering van complexe mengsels. In 2026 wordt er € 15,2 miljoen geïnvesteerd in (1) de start van de opbouw van het centrale Robotlab voor het trainen van chemische AI, (2) een publiek-privaat programma (via NWO) voor de ontwikkeling van kennis over complexe moleculaire systemen en materialen, innovatieve toepassingen en producten en (3) het opzetten van een startupprogramma voor (organisatorische) ondersteuning van startups, proof-of-concept-financiering via de regionale ontwikkelingsmaatschappijen en een budget voor technostarters. De gereserveerde middelen voor dit NGF-project zijn gecalibreerd op het verwachte uitgavenpatroon door diverse verschuiving in bedragen tussen 2024 en 2031.

Fonds Onderzoek en Wetenschap: subsidies

Uit het Fonds Onderzoek en Wetenschap wordt in 2026 € 82,9 miljoen benut voor Matching Horizon Europe, waarmee Nederlandse deelname aan Horizon Europe-projecten wordt gestimuleerd.  

Opdrachten

Voor beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor het beleidsgericht onderzoek en evaluaties.

Fonds Onderzoek en Wetenschap: opdrachten

De post opdrachten betreft de middelen ten behoeve van uitvoering, monitoring, verantwoording en evaluatie van alle instrumenten die worden ingezet om de hoofddoelen van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap te behalen.

Bijdrage aan agentschappen

Hieronder valt de opdracht aan de RVO voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke Nederlandse participatie in het EU-Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie ‘Horizon Europe’. Daarnaast stijgt het budget voor agentschappen de komende jaren als gevolg van de bijstelling van de uitvoeringskosten van de screeningswet die in voorbereiding is. Die zijn dit voorjaar opgehoogd naar aanleiding van het advies van de Landsadvocaat en het College voor de Rechten van de Mens ten aanzien van de eerder gekozen doelgroepafbakening.

Fonds Onderzoek en Wetenschap: instrumenten RVO

Een deel van het Fonds Onderzoek en Wetenschap wordt door RVO ingezet voor het loket Kennisveiligheid (circa € 2,0 miljoen).

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Contributies aan grote internationale onderzoeksorganisaties Engineering in Medicine and Biology Society (EMBC), Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie (EMBL), European Space Agency (ESA), Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire (CERN), European Southern Observatory (ESO) en Square Kilometer Array Observatory (SKAO). Door deelname van Nederland aan deze intergouvernementele organisaties krijgen Nederlandse wetenschappelijke onderzoekers toegang tot unieke grootschalige onderzoeksfaciliteiten en internationale netwerken van toponderzoekers. Deze deelname is mede van groot belang voor het functioneren van het Nederlands nationale onderzoeksbestel.

3.13 Artikel 25. Emancipatie

A. Algemene doelstelling

Het realiseren van gendergelijkheid en gelijkheid wat betreft seksuele oriëntatie, genderidentiteit en geslachtskenmerken in de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

In de rechtsstaat Nederland moeten mannen, vrouwen en lhbtiq+ personen op een veilige, vrije en volwaardige manier kunnen deelnemen aan onze pluriforme samenleving.

De opdracht van het emancipatiebeleid is het bevorderen van gelijkheid tussen vrouwen en mannen (gendergelijkheid) en gelijkheid voor lhbtiq+ personen. Het overkoepelende doel is dat iedereen gelijk wordt behandeld en zich geaccepteerd weet, en dat persoonlijke vrijheden zoals keuzevrijheid en zelfbeschikking worden beschermd en versterkt; uiteraard met inachtneming van de vrijheid van anderen.

Deze opdracht is belangrijk voor de maatschappelijke participatie, bestaanszekerheid, de veiligheid en het welzijn van burgers. Daarmee draagt emancipatie ook bij aan de welvaart en aan de realisatie van andere maatschappelijke opgaven zoals minder tekorten op de arbeidsmarkt of het terugbrengen van de zorg- en sociale zekerheidskosten en aan een samenleving die voor iedereen veilig is.

Financieren

Het ministerie biedt financiële ondersteuning, waaronder subsidies, aan maatschappelijke instellingen via de Subsidieregeling gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022-2027. Deze regeling voorziet onder andere in het verstrekken van subsidies aan allianties voor de realisering van de doelstellingen op gender- en lhbtiq+-gelijkheid.

Stimuleren

Het ministerie sluit met deze allianties strategische partnerschappen op diverse gebieden van Emancipatiebeleid.

Regisseren

Emancipatiebeleid wordt rijksbreed gecoördineerd door het ministerie van OCW. Het ministerie doet dit door wetgeving en beleidsvorming op te stellen en aan te jagen bij andere departementen. De coördinatie behelst onder andere:

  1. samenwerken met andere departementen in de uitvoering van de Emancipatienota Veilig Meedoen!;
  2. monitoren van en rapporteren over de implementatie en naleving van internationale verdragen en afspraken op emancipatiegebied;
  3. stimuleren dat alle departementen de verplichte gendertoets uit het Beleidskompas daadwerkelijk gebruiken;
  4. ondersteunen van andere departementen die vragen hebben over hoe hun beleid impact heeft of kan hebben op de emancipatie van vrouwen, mannen en lhbtiq+ personen; ieder departement is zelf verantwoordelijk om dit op de eigen beleidsterreinen mee te nemen (gender mainstreaming).

Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale beleid op het gebied van gendergelijkheid en lhbtiq+-gelijkheid.

Daarnaast draagt het ministerie bij aan internationale samenwerking met organisaties als Europese Unie, de Raad van Europa en de Verenigde Naties.

C. Beleidswijzigingen

Op basis van het hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma zijn in samenspraak met andere departementen prioriteiten voor het Emancipatiebeleid van het kabinet opgesteld. In november 2024 ontving de Tweede Kamer de Prioriteitenbrief Emancipatie. Deze prioriteiten zijn verder uitgewerkt in de Emancipatienota Veilig Meedoen! van 11 juni 2025.

Tot de prioriteiten behoren in elk geval de volgende punten:

a. Veiligheid
Veiligheid is een belangrijke voorwaarde om vrij jezelf te kunnen zijn en volwaardig te kunnen meedoen. Het vergroten van de veiligheid van lhbtiq+ personen en van vrouwen door het stimuleren van bewustwording en het nemen van de juiste maatregelen helpt om onveiligheid te voorkomen. Het aanpakken van daders én het versterken van de positie van (potentiële) slachtoffers is daarom van groot belang voor emancipatie.

b. Arbeid en bestaanszekerheid
De bestaanszekerheid, koopkracht, en arbeidsmarktkansen van vrouwen zijn gemiddeld minder goed dan die van mannen. Beleid voor meer financiële onafhankelijkheid van vrouwen kan bijdragen aan een betere en stabielere koopkracht van huishoudens en individuele vrouwen, en aan minder beroep op sociale zekerheid in geval van scheiding of het wegvallen van het inkomen van een partner.

c. Onderwijs
Goed onderwijs is van groot belang voor het aanleren van basisvaardigheden, ontplooiing en de maatschappelijke welvaart. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar iemands achtergrond, geslacht of seksuele gerichtheid. Ook op school dient de veiligheid en gelijke behandeling gegarandeerd te zijn, met ruimte voor diversiteit.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 8.421 11.048 7.639 8.852 20.650 20.946 20.634
Uitgaven 20.822 24.112 22.180 23.386 21.030 20.946 20.634
Bekostiging 13.962 14.454 14.385 14.386 12.045 12.045 12.045
Kennisinfrastructuur: Gender- en LHBTI- gelijkheid 13.962 14.454 14.385 14.386 12.045 12.045 12.045
Subsidies (regelingen) 3.912 6.288 4.852 4.731 4.716 4.632 4.632
Gender- en LHBTI- gelijkheid 2022-2027 3.912 6.288 4.852 4.731 4.716 4.632 4.632
Opdrachten 2.948 3.364 2.937 2.286 2.286 2.286 1.974
Opdrachten 2.948 3.364 2.937 2.286 2.286 2.286 1.974
Bijdrage aan medeoverheden 0 6 6 1983 1.983 1.983 1.983
Gemeentefonds gender- en LHBTI-gelijkheid 0 6 6 1983 1.983 1.983 1.983
Ontvangsten 70 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 72,20%
Bestuurlijk gebonden 0,00%
Beleidsmatig gereserveerd 13,90%
Nog niet ingevuld/vrij te besteden 13,90%

Van het totale budget voor artikel 25 is voor 2026 72,2 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2026 is voor 96,1 procent juridisch verplicht.

Subsidies

Het beschikbare budget in 2026 is voor 37,6 procent juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de .

Opdrachten

Het beschikbare budget voor 2026 is voor 11,5 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden

Het beschikbare budget is 100 procent beleidsmatig verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Op basis van de Subsidieregeling gender- en LHBTI+- gelijkheid 2022-2027 zijn voor een periode van vijf jaar strategische partnerschappen aangegaan. Dit betreft acht allianties en twee instellingssubsidies voor de bibliotheek- en erfgoedfunctie. Het doel is om met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend gender- en lhbtiq+-gelijkheid te realiseren.

Subsidies

Projectsubsidies worden verleend op basis van de Subsidieregeling gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022-2027.

Opdrachten

De middelen voor opdrachten voor zowel gender- als lhbtiq+-gelijkheid worden besteed aan onder andere onderzoek, verkenningen, evaluaties en symposia.

Bijdrage aan medeoverheden

De programma’s Regenboogsteden en Veilige steden lopen nog door tot en met 2026. Gemeenten die actief zijn op het gebied van gender- en lhbtiq+-gelijkheid ontvangen via een decentralisatie-uitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor de besteding van deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.

4. Niet-beleidsartikelen

4.1 Artikel 91. Nog Onverdeeld

Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sectoroverschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen naar deze artikelen overgeboekt. Het betreft:

  1. loonbijstelling;
  2. prijsbijstelling;
  3. onvoorzien.

Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 0 0 0 0 11.628 11.628 11.628
Uitgaven 0 0 0 0 11.628 11.628 11.628
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
Programma 0 0 0 0 0 0 0
Apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
Programma 0 0 0 0 0 0 0
Apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Onvoorzien 0 0 0 0 11.628 11.628 11.628
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

4.2 Artikel 95. Apparaat Kerndepartement

Budgettaire gevolgen

2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verplichtingen 433.858 459.633 422.538 435.501 387.836 395.094 394.394
Uitgaven 432.050 459.633 422.538 435.501 387.836 395.094 394.394
Personele uitgaven 365.321 391.416 352.999 369.456 325.286 321.759 321.059
Eigen Personeel 331.825 369.104 338.508 353.365 313.518 310.179 309.478
Externe inhuur 31.273 17.693 9.886 11.671 7.547 7.411 7.412
Overige personele uitgaven 2.223 4.619 4.605 4.420 4.221 4.169 4.169
Materiële uitgaven 64.832 68.217 69.539 66.045 62.550 73.335 73.335
ICT 11.350 9.755 10.595 9.644 9.302 9.214 9.214
Bijdrage aan SSO's 23.627 23.493 23.701 22.708 21.675 21.407 21.407
Overig Materieel 29.855 34.969 35.243 33.693 31.573 42.714 42.714
Storting/onttrekking begrotingsreserve 1.897 0 0 0 0 0 0
Begrotingsreserve Schatkistbankieren 1.897 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 4.706 539 510 482 454 442 442
Ontvangsten 2.809 539 510 482 454 442 442
Begrotingsreserve Schatkistbankieren 1.897 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Op het artikel Apparaat Kerndepartement staan de apparaatsuitgaven van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties, het College voor Toetsen en Examens en de adviesraden van het ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en bijdragen aan Shared Service Organisaties (SSO's) geraamd. Met het hoofdlijnenakkoord uit 2024 is er € 86,2 miljoen structureel bezuinigd op het apparaat van het Ministerie van OCW. Deze bezuiniging van 22 procent wordt voor € 51,9 miljoen gerealiseerd op dit artikel en voor € 18,4 miljoen via een efficiency taakstelling op zelfstandige bestuursorganen (zbo's) en agentschappen van het Ministerie van OCW. Deze bezuiniging wordt voor € 15,9 miljoen ingevuld met alternatieve dekking.

Op dit artikel worden tevens de mutaties op de begrotingsreserve schatkistbankieren geraamd. Het Ministerie van OCW staat garant voor het in gebreke blijven van aan het Ministerie van OCW verbonden instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Gegeven de omvang van het budget is er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om niet per relevant beleidsartikel een reeks op te nemen, maar dit te doen op het artikel 95 (Apparaat kerndepartement). De ontvangen premies van aan het Ministerie van OCW verbonden instellingen worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan het Ministerie van OCW overgemaakt en dit wordt in de begroting en in de saldibalans in het jaarverslag (toevoeging premie aan gegroeide reserve) verwerkt.

In de volgende tabel zijn de apparaatsuitgaven van het Ministerie van OCW onderverdeeld naar kerndepartement, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, College voor Toetsen en Examens, Onderwijsraad, Raad voor Cultuur en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Daarnaast zijn de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en zelfstandige bestuursorganen weergegeven. De apparaatskosten bij zbo’s worden berekend aan de hand van een methode die uitgaat van de jaarrekeningen 2024.

Totaal apparaatsuitgaven ministerie1 432.050 459.633 422.538 435.501 387.836 395.094 394.394
Kerndepartement 249.909 264.650 238.636 252.769 209.826 213.201 213.051
Rijksdienst Cultureel Erfgoed 57.906 59.149 51.292 51.107 47.886 49.761 49.759
Inspectie van het Onderwijs 99.624 107.475 104.843 104.097 103.355 105.616 105.068
Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed 6.370 10.299 11.728 11.703 11.677 11.652 11.652
College voor Toetsen en Examens* 9.467 10.551 9.675 9.601 8.953 8.758 8.758
Onderwijsraad 3.100 3.031 2.961 2.945 2.879 2.864 2.864
Raad voor Cultuur 4.005 2.847 2.713 2.593 2.578 2.564 2.564
Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie 1.669 1.631 690 686 682 678 678
Totaal apparaatskosten agentschappen2 479.233 489.984 605.159 602.089 593.070 572.311 576.936
Dienst Uitvoering Onderwijs 406.812 428.184 528.459 530.589 524.970 510.211 516.336
Nationaal Archief 72.421 61.800 76.700 71.500 68.100 62.100 60.600
Totaal apparaatskosten zbo's 430.835 0 0 0 0 0 0
Stichting Participatiefonds (PF) 541 0 0 0 0 0 0
Stichting Vervangingsfonds (VF) 368 0 0 0 0 0 0
Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) 88.393 0 0 0 0 0 0
Nationaal Coordinatiepunt NLQF3 0 0 0 0 0 0
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie 7.631 0 0 0 0 0 0
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 113.987 0 0 0 0 0 0
Stichting Nederlans Fonds voor Podiumkunsten+ 10.227 0 0 0 0 0 0
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 9.274 0 0 0 0 0 0
Stichting Nederlands Fonds voor de Film 5.241 0 0 0 0 0 0
Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie 4.464 0 0 0 0 0 0
Stichting Mondriaan Fonds 7.104 0 0 0 0 0 0
Stichting Nederlands Letterenfonds 4.536 0 0 0 0 0 0
Bureau Architectenregister 638 0 0 0 0 0 0
Commissariaat voor de Media 9.110 0 0 0 0 0 0
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek 1.793 0 0 0 0 0 0
Nederlandse Publieke Omroep 99.676 0 0 0 0 0 0
Regionale Publieke Omroep 3.151 0 0 0 0 0 0
Koninklijke Bibliotheek 60.146 0 0 0 0 0 0
Nationaal Agentschap Erasmus+ 4.555 0 0 0 0 0 0
Totaal apparaatskosten rwt's4 43.388.327 44.666.799 44.520.359 44.690.421 44.434.689 44.224.428 44.069.968
Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs 14.769.211 15.479.146 15.353.231 15.647.843 15.664.539 15.595.900 15.519.664
Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs 11.050.818 11.410.539 11.277.139 11.410.645 11.311.991 11.242.733 11.185.287
SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen 47.450 53.751 53.394 50.736 50.736 50.736 50.736
Instellingsbesturen mbo-instellingen 5.235.870 5.485.689 5.690.318 5.718.415 5.681.960 5.680.468 5.662.954
Landelijk Centrum Studiekeuze (voorheen Studiekeuze 123) 4.228 4.628 4.628 4.628 4.628 4.628 4.628
Nuffic 10.155 10.494 10.496 10.496 10.496 10.496 11.693
Instellingsbesturen hogescholen 4.538.365 4.474.899 4.397.857 4.217.570 4.142.359 4.125.291 4.113.331
Instellingsbesturen universiteiten 6.556.459 6.516.971 6.476.905 6.372.597 6.309.486 6.253.853 6.259.666
Academische Ziekenhuizen 844.371 877.636 878.068 879.168 880.171 882.000 883.686
Netherlands house for Education and Research (Neth-er) 686 687 686 686 686 686 686
Collectiebeherende instellingen die onder de Erfgoedwet vallen 247.910 269.716 283.261 283.261 283.261 283.261 283.261
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen 82.804 82.643 94.376 94.376 94.376 94.376 94.376
  1. De cijfers in de tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.
  2. De apparaatskosten bij de baten-lastendiensten betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uigevoerd.
  3. Het wetsvoorstel NLQF, waarin het Nationaal Coordinatiepunt NLQF wordt ingesteld, is in 2024 aangenomen. Beoogd wordt de wet, en daarmee dit zbo, met ingang van 2025 in werking te laten treden.
  4. In deze tabel is voor de rwt’s (niet zijnde zbo’s) het totale bedrag aan bekostiging opgenomen. Dit zijn allemaal rwt’s die bekostiging ontvangen uit programmabudget uit de OCW-begroting. Voor de rwt’s die het OCW beleid uitvoeren is geen onderscheid te maken tussen programma en apparaat. De in deze tabel opgenomen reeksen zijn onvergelijkbaar met de apparaatskosten voor het departement, de agentschappen en de zbo’s.

Toelichting

Beleidsartikel 2026
Totaal apparaat beleidsartikelen 92.307
Onderwijspersoneel en Primair onderwijs 13.481
Onderwijsprestaties en Voortgezet onderwijs 14.773
Kansengelijkheid & onderwijsondersteuning 7.539
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 8.324
Hoger onderwijs en studiefinanciering 12.123
Internationaal beleid 4.707
Cultuur & media 15.467
Onderzoek en wetenschapsbeleid 11.972
Emancipatie 3.921

5. Begroting agentschappen

5.1 Agentschap Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

In deze paragraaf is de begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

DUO is een agentschap van het Ministerie van OCW, dat ook voor enkele andere ministeries werkt. Voor het Ministerie van OCW voert DUO een groot aantal onderwijswetten en -regelingen uit. Daarnaast vervult DUO voor het Ministerie van JenV taken voor de Wet Inburgering en beheert het twee registers op het gebied van kinderopvang. Voor het Ministerie van Financiën voert DUO werkzaamheden uit op het gebied van examens voor de Wet op het financieel toezicht (Wft). Verder voert de organisatie taken uit voor het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), in opdracht van het Ministerie van JenV. Tot slot verzorgt de Shared Service Organisatie (SSO) Noord, onderdeel van DUO, voor diverse opdrachtgevers taken op het gebied van inkoop in het Inkoop Uitvoeringscentrum (IUC), en housing en hosting in het Overheids Datacenter (ODC). DUO is gevestigd in Groningen (hoofdkantoor) en in Den Haag, en heeft twintig servicekantoren en balies en zes toetslocaties verspreid over het land.

De komende jaren staat het realiseren van de ambities in het kader van Werken aan Uitvoering centraal bij DUO. De publieke dienstverlening aan alle klanten van DUO wordt verbeterd. Hiertoe wordt geïnvesteerd in het vakmanschap van de medewerkers van DUO en in de randvoorwaarden die hiervoor ingevuld moeten worden zoals het verder verbeteren van de digitale systemen, informatiehuishouding en de implementatie van klantvolgsystemen.

In de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er bezuinigd moet worden op het apparaat van de Rijksoverheid. Voor DUO betreft dit een oplopende reeks tot € 10,8 miljoen in 2030. Daarnaast geldt dat er een structurele additionele taakstelling is opgelegd van € 3,8 miljoen per 2025. Dit brengt het totaal op structureel € 14,6 miljoen.

Baten
- Baten als tegenprestatie voor de levering van producten en/of diensten 48.866 86.292 91.890 99.131 107.487 117.269
Examendiensten 3.410 5.649 5.649 5.649 5.649 5.649
ICT-Diensten 42.050 73.152 78.750 85.991 94.347 104.129
Inkoopdiensten 971 4.602 4.602 4.602 4.602 4.602
Overige dienstverlening 2.435 2.889 2.889 2.889 2.889 2.889
- Baten als tegenprestatie voor levering van input 458.751 542.679 549.553 546.093 526.720 534.853
Hoofdproduct Bekostiging 66.460 79.942 84.599 85.765 86.561 89.277
Hoofdproduct Studiefinanciering 169.682 204.073 203.580 199.675 199.291 202.415
Hoofdproduct Examendiensten 75.036 90.433 91.371 90.901 89.370 90.157
Hoofdproduct Onderwijsregisters 58.177 69.953 71.579 71.952 71.165 72.413
Hoofdproduct Informatiediensten 17.633 21.237 21.383 20.759 20.791 21.049
Inburgering 40.574 44.862 44.862 44.862 44.862 44.862
ICT-Diensten 14.404 17.499 17.499 17.499
Diverse registers 12.130 9.724 9.724 9.724 9.724 9.724
Overige Dienstverlening 4.655 4.956 4.956 4.956 4.956 4.956
Rentebaten 1.000 1.400 1.400 1.400 1.400 1.400
Vrijval voorzieningen
Bijzondere baten
Totaal baten 508.617 630.371 642.843 646.624 635.607 653.522
Lasten
Apparaatskosten 428.184 528.459 530.589 524.970 510.211 516.336
- Personele kosten 330.768 411.880 413.512 406.925 394.294 398.930
waarvan eigen personeel 249.490 283.546 284.977 286.407 287.851 289.301
waarvan inhuur externen 69.454 113.500 113.895 106.193 92.608 95.784
waarvan overige personele kosten 11.824 14.834 14.640 14.325 13.835 13.845
- Materiële kosten 97.416 116.579 117.077 118.045 115.917 117.406
waarvan apparaat ICT 38.686 56.825 57.888 59.401 59.753 61.876
waarvan bijdrage aan SSO's 28.412 28.751 28.457 28.165 26.944 26.599
waarvan overige materiële kosten 30.318 31.003 30.732 30.479 29.220 28.931
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten 30.316 32.064 32.208 32.488 31.865 32.296
Rentelasten 2.563 3.695 4.780 5.570 6.066 6.253
Afschrijvingskosten 45.354 64.203 73.316 81.646 85.515 96.687
- Materieel 13.000 21.620 22.670 24.029 25.597 27.432
waarvan apparaat ICT 12.500 21.220 22.270 23.629 25.197 27.032
waarvan overige materiële afschrijvingskosten 500 400 400 400 400 400
- Immaterieel 32.354 42.583 50.646 57.617 59.918 69.255
Overige lasten 2.100 1.850 1.850 1.850 1.850 1.850
waarvan dotaties voorzieningen 2.100 1.850 1.850 1.850 1.850 1.850
waarvan bijzondere lasten
Totaal lasten 508.517 630.271 642.743 646.524 635.507 653.422
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 100 100 100 100 100 100
Agentschapsdeel Vpb-lasten 100 100 100 100 100 100
Saldo van baten en lasten 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Baten

Baten als tegenprestatie voor de levering van producten en/of diensten

De totale verwachte baten als tegenprestatie voor de levering van diensten bedragen € 86,3 miljoen. Het gaat hier om dienstverlening op het gebied van examens, ICT en inkoopdiensten aangeboden door de SSO Noord en overige dienstverlening waaronder vergoedingen voor detacheringen.

Baten examendiensten

De verwachte baten examendiensten van € 5,6 miljoen betreffen de inkomsten uit leges voor afgenomen examens in opdracht van het Ministerie van OCW.

Baten ICT-Diensten

De verwachte baten ICT-Diensten van € 73,2 miljoen betreffen de inkomsten uit werkzaamheden uitgevoerd door de SSO Noord, dat onderdeel is van DUO. Het betreffen werkzaamheden voor de Ministeries van OCW (€ 6,7 miljoen), BZK (€ 30,2 miljoen), JenV (€ 20,8 miljoen), EZ (€ 7,8 miljoen), VWS (€ 3,3 miljoen), Financiën (€ 1,6 miljoen), IenW (€ 1,3 miljoen) en diverse gemeenten, zelfstandige bestuursorganen en agentschappen (€ 1,5 miljoen).

Baten inkoopdiensten

De verwachte baten inkoopdiensten van € 4,6 miljoen betreffen de inkomsten uit werkzaamheden uitgevoerd door de Shared Service Organisatie Noord, dat onderdeel is van DUO. Het betreft werkzaamheden voor de Ministeries van OCW (€ 3,2 miljoen) en JenV (€ 1,4 miljoen).

Baten overige dienstverlening

De verwachte baten in verband met overige dienstverlening aan derden en detacheringen bedragen € 1,2 miljoen respectievelijk € 1,7 miljoen.

Baten als tegenprestatie voor de levering van input

De totale verwachte baten als tegenprestatie voor het leveren van input bedragen € 542,7 miljoen. Deze baten vloeien voort uit het uitvoeren van de vijf hoofdproducten en werkplekdienstverlening in opdracht van het Ministerie van OCW. Tevens zijn hier de baten opgenomen in verband met het uitvoeren van de inburgeringstaken in opdracht van het Ministerie van JenV. Voorts zijn baten opgenomen in verband met het voeren van diverse registers en overige dienstverlening, met name het Landelijk Register Kinderopvang. 

Baten hoofdproduct bekostiging

De verwachte baten van € 79,9 miljoen betreffen de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan het Ministerie van OCW voor het uitvoeren van het hoofdproduct bekostiging van onderwijsinstellingen. In de totale baten is een vergoeding voor ontwikkeling van het systeemlandschap (€ 12,5 miljoen) en een vergoeding voor werkzaamheden in verband met Werk aan Uitvoering (€ 4,1 miljoen) opgenomen.

Omzet studiefinanciering

De verwachte baten van € 204,1 miljoen betreffen de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan het Ministerie van OCW voor het uitvoeren van het hoofdproduct studiefinanciering. In de totale baten is een vergoeding voor ontwikkeling van het systeemlandschap (€ 22,7 miljoen) en een vergoeding voor werkzaamheden in verband met Werk aan Uitvoering (€ 26,8 miljoen) opgenomen.

Omzet examendiensten

De verwachte baten van € 90,4 miljoen betreffen de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan het Ministerie van OCW voor het uitvoeren van het hoofdproduct examendiensten. In de totale baten is een vergoeding voor ontwikkeling van het systeemlandschap (€ 16,1 miljoen) en een vergoeding voor werkzaamheden in verband met Werk aan Uitvoering (€ 1,2 miljoen) opgenomen.

Omzet onderwijsregisters

De verwachte baten van € 70,0 miljoen betreffen de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan het Ministerie van OCW voor het uitvoeren van het hoofdproduct onderwijsregisters. In de totale baten is een vergoeding voor ontwikkeling van het systeemlandschap (€ 15,9 miljoen) en een vergoeding voor werkzaamheden in verband met Werk aan Uitvoering (€ 1,2 miljoen) opgenomen.

Omzet informatiediensten

De verwachte baten van € 21,2 miljoen betreffen de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan het Ministerie van OCW voor het uitvoeren van het hoofdproduct informatiediensten. In de totale baten is een vergoeding voor ontwikkeling van het systeemlandschap (€ 1,5 miljoen) en een vergoeding voor werkzaamheden in verband met Werk aan Uitvoering (€ 6,4 miljoen) opgenomen.

Baten inburgering

De verwachte baten voor het uitvoeren van taken voortkomend uit de inburgeringswetgeving bedragen € 44,9 miljoen. De werkzaamheden worden uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van JenV.

Baten ICT-Diensten

De verwachte baten uit hoofde van werkplekdienstverlening aan het Ministerie van OCW bedragen € 17,5 miljoen.

Baten in verband met het voeren van diverse registers

De verwachte baten voor het voeren van diverse registers in opdracht van het Ministerie van SZW bedragen € 9,7 miljoen. Het betreft primair het beheren van het Landelijk Register Kinderopvang.

Baten in verband met overige dienstverlening

De verwachte baten in verband met overige dienstverlening bedragen € 5,0 miljoen. De werkzaamheden bestaan uit het afnemen van de examens in verband met de Wet op het financieel toezicht in opdracht van het Ministerie van Financiën (€ 2,7 miljoen); daarnaast uit print- en couverteerwerkzaamheden voor het Ministerie van JenV (€ 2,3 miljoen).

Hieronder is weergeven wat de herkomst van de baten is als tegenprestatie voor de levering van producten en diensten, respectievelijk baten als tegenprestatie voor levering van input.

Omzet moederdepartement 401.392 493.265 500.650 497.852 479.242 488.268
Omzet overige departementen 99.538 127.119 132.094 138.528 145.954 154.647
Omzet derden 6.687 8.587 8.699 8.844 9.011 9.207
Totaal omzet 507.617 628.971 641.443 645.224 634.207 652.122

Rentebaten

De verwachte rentebaten bedragen € 1,4 miljoen en betreffen de verwachte vergoeding voor het positieve uitstaande saldo bij het Ministerie van Financiën.

Lasten

Personele kosten

De begrote personele kosten bedragen € 411,9 miljoen en hebben betrekking op de kosten van het eigen personeel (€ 283,5 miljoen) op basis van de gemiddelde loonkosten, de kosten voor externe inhuur (€ 113,5 miljoen) en een reële inschatting van de overige personele kosten zoals opleidingsbudget en reiskosten (€ 14,8 miljoen). DUO probeert voortdurend de inzet van relatief duur extern ICT-personeel te verminderen door in plaats daarvan ambtelijk personeel in dienst te nemen. Dit heeft naast kostenvoordelen ook als voordeel dat de kennisopbouw binnen de eigen organisatie beter kan worden geborgd. Wel heeft DUO de komende jaren additionele werkzaamheden te verrichten op het gebied van wetgeving en het vervangen en doorontwikkelen van haar systeemlandschap. Voor deze incidenteel gefinancierde werkzaamheden geldt dat DUO in beginsel geen vast personeel aantrekt.

Materiële kosten

De begrote materiële kosten bedragen € 116,6 miljoen en betreffen onder andere de ICT-gerelateerde apparaatskosten (€ 56,8 miljoen), zoals de kosten voor het rekencentrum en kosten ten behoeve van beheer, onderhoud en ontwikkeling van ICT-systemen. Daarnaast is een bijdrage aan SSO's (€ 28,8 miljoen) begroot. De begrote overige materiële lasten (€ 31,0 miljoen) betreffen kosten voor examens (zoals drukwerk en vergoedingen voor examinatoren en surveillanten), communicatiekosten en portokosten.

Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten

De begrote kosten uitbesteed werk en andere externe kosten bedragen € 32,1 miljoen. Dit betreffen verwachte kosten uit hoofde van ingekochte dienstverlening ten behoeve van de uitvoering van diverse taken.

Rentelasten

De begrote rentelasten bedragen € 3,7 miljoen voor de aangetrokken leningen bij het Ministerie van Financiën. Deze leningen worden gebruikt ter financiering van vervangingen in het systeemlandschap.

Afschrijvingskosten

De begrote afschrijvingskosten bedragen € 64,2 miljoen en betreffen de afschrijvingskosten uit hoofde van materiële en immateriële vaste activa. De stijging in 2026 en opvolgende jaren hangt primair samen met de geplande investeringen in het ICT-landschap.

Overige lasten

De begrote overige lasten bedragen € 1,9 miljoen en betreffen de verwachte dotatie aan de personele voorzieningen voor wachtgeld, maatwerk en jubileumuitkeringen.

1. Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen 24.229 20.231 98.973 99.073 99.173 99.273 99.373
+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom 591.103 508.617 508.617 630.371 642.843 646.624 635.607
-/- totaal uitgaven operationele kasstroom ‒ 528.755 ‒ 463.263 ‒ 463.163 ‒ 566.068 ‒ 569.427 ‒ 564.878 ‒ 549.992
2. Totaal operationele kasstroom 62.348 45.354 45.454 64.303 73.416 81.746 85.615
-/- totaal investeringen ‒ 81.710 ‒ 94.300 ‒ 106.500 ‒ 106.500 ‒ 106.500 ‒ 106.500 ‒ 106.500
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 0 0 0 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom ‒ 81.710 ‒ 94.300 ‒ 106.500 ‒ 106.500 ‒ 106.500 ‒ 106.500 ‒ 106.500
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
-/- aflossingen op leningen ‒ 25.982 ‒ 45.354 ‒ 45.354 ‒ 64.203 ‒ 73.316 ‒ 81.646 ‒ 85.515
+/+ beroep op leenfaciliteit 85.900 94.300 106.500 106.500 106.500 106.500 106.500
4. Totaal financieringskasstroom 59.918 48.946 61.146 42.297 33.184 24.854 20.985
5. Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4) 64.785 20.231 99.073 99.173 99.273 99.373 99.473

Toelichting

Kasstroomoverzicht

De operationele kasstroom is het saldo van ontvangsten van dienstverlening aan het moederdepartement, de overige departementen en derden waar uitgaven aan intern en extern personeel en leveranciers tegenover staat. De investeringskasstroom betreft de verwachte investeringen in zowel materiële als immateriële vaste activa. Het gaat hier specifiek om investeringen in het rekencentrum, softwarelicenties en netwerken. Daarnaast betreffen dit investeringen in het systeemlandschap (zelf ontwikkelde infrastructuur en applicaties). Onder de financieringskasstroom is de aflossing op de leningen opgenomen, evenals de verwachte aan te trekken leningen. De investeringen in de (immateriële) vaste activa worden gefinancierd via een beroep op de leenfaciliteit.

Kapitaaluitgaven

Investeringen in Immateriële vast activa
-Zelfontwikkeld software 64.600
-Software Licenties 1.900
Materiële vaste activa
- Hardware Data- en rekencentrum 36.200
- Hardware Netwerk 700
- Hardware Overig 700
- Overige Inventaris 2.400
Totaal investeringen 106.500

Doelmatigheid

De basisindicatoren voor het bepalen van de doelmatigheid zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Conform het overzicht met doelmatigheidsindicatoren stuurt DUO op gelijkblijvende kosten bij verbeterde dienstverlening. De kwaliteitsverbetering zal onder andere ontstaan door de investeringen in het ICT-landschap. Daarnaast heeft de invoering van Life Cycle Management (LCM) binnen DUO geleid tot een situatie waarin grote eenmalige projectinvesteringen zijn vervangen door structurele investeringen die over langere tijd worden afgeschreven. Dit is zichtbaar in de post vervangingskosten, zijnde de niet activeerbare ontwikkelkosten van de vervangingen inclusief de afschrijvingen van de immateriële vaste activa, die de omvang van het ICT-landschap weerspiegelen.

DUO streeft naar doelmatig gebruik van ICT-systemen, door te sturen op een stabilisering en uiteindelijke daling van de omvang van haar ICT-landschap. DUO bereikt dit door «slim» te vervangen en te komen tot een onder architectuur ontwikkeld, modern, simpel en kleiner ICT-landschap. DUO streeft naar stabilisering van de kosten voor onderhoud. Onderhoud is datgene wat nodig is voor instandhouding van de geautomatiseerde uitvoeringsprocessen. Daarnaast stuurt DUO op doelmatigheid voor wat betreft de overheadkosten. DUO streeft de komende jaren naar 20 procent overhead ten opzichte van de totale kosten. DUO is voornemens de doelmatigheidsindicatoren in aankomende jaren door te ontwikkelen.

Omschrijving Generiek Deel
Omzet Bekostiging Instellingen*1 17% 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Omzet Studiefinanciering* 46% 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Omzet Examendiensten* 16% 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Omzet Basisregisters* 16% 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Omzet Informatiediensten* 5% 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Totaal basiscontract 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Vervangingskosten 53,0 113 120 135 148 152 167
Kosten met betrekking tot onderhoud en beheer* 57,9 100 100 100 100 100 100
Immateriële vaste activa (x1 mln) 177,0 161 192,2 214,9 230,7 243,7 245,8
Overheadkosten t.o.v. de totale kosten (%) 18% 20% 20% 20% 20% 20% 20%
FTE
FTE-Intern 3.103,0 3.224,3 3.531,0 3.542,0 3.554,8 3.565,9 3.573,0
FTE-Extern 545,0 429,1 430,3 445,4 436,1 453,3 464,7
Tarieven/uur
ICT gerelateerd € 132,00 € 140,00 € 146,50 € 146,50 € 146,50 € 146,50 € 146,50
Overige uren € 87,00 € 94,50 € 103,00 € 103,00 € 103,00 € 103,00 € 103,00
Saldo baten en lasten (%) 0,5% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Kwaliteitsindicatoren
Klantcontact digitaal 6,5 6,5 6,5 6,5 6,5 6,5 6,5
Klantcontact traditioneel 7,9 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0
  1. Index 2025 is gelijk aan 100

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Omzet/kostprijs per product
DUO aggregeert haar werkzaamheden naar vijf producten, te weten bekostiging, studiefinanciering, examens, registers en informatiediensten.

Vervangingskosten
DUO maakt de effecten van Life Cycle Management inzichtelijk via de vervangingskosten. Dit betreffen de niet-activeerbare ontwikkelkosten van de vervangingen, inclusief de afschrijvingen van de immateriële vaste activa en de bijbehorende rente, die de omvang van het ICT-landschap weerspiegelen.

Kosten met betrekking tot onderhoud en beheer
DUO streeft naar een gelijkblijvend onderhoud en beheer, gerepresenteerd in een gelijkblijvend indexgetal van 100.

Overheadkosten ten opzichte van de totale kosten (%)
Deze indicator drukt de overhead uit als percentage van de totale kosten. Daar waar in het verleden een percentage van boven de 20 procent is gerealiseerd wil DUO voor de komende jaren dalen naar 20 procent overhead ten opzichte van de totale kosten.

FTE totaal
De ontwikkeling in fte’s betreft een deel van de bezetting dat werkzaam is in de ontwikkeling van infrastructuur, software en applicaties in eigen beheer wat, financieel gezien, wordt aangemerkt als een investering in immateriële vaste activa. Ten slotte geldt dat een fors deel van de stijging in het aantal fte’s het gevolg is van additionele werkzaamheden die voortvloeien uit additionele compliancewerkzaamheden.

Tarieven

Projecttarief per uur
Het projecttarief per uur (€ 146,50) is een gemiddeld uurtarief ten behoeve van systeem- en procesaanpassingen.

Meerwerktarief per uur
Voor niet ICT-gerelateerde inzet geldt een lager tarief van € 103,00 per uur.

Indicatoren:
Voor de indicator Klanttevredenheid klantcontact digitaal is de norm 6,5 en voor de indicator Klanttevredenheid klantcontact traditioneel is de norm 7,0. Het betreft hier respectievelijk de tevredenheid van individuele klanten op de kanalen Mijn DUO en de website (digitaal) en de tevredenheid op de kanalen telefonie, e-mail en balie (traditioneel), op een schaal van 1 tot en met 10.

5.2 Agentschap Nationaal Archief (NA)

5.2.1. Algemene toelichting

Het NA beheert de archieven van de Rijksoverheid en archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). In de depots ligt bijna duizend jaar geschiedenis van Nederland opgeslagen in archieven en in duizenden kaarten, tekeningen en foto’s.

De missie van het NA is het dienen van ieders recht op informatie en het geven van inzicht in het verleden van ons land door inzet voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie en optimale zorg voor alle rijksarchieven en de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en onsite en online te presenteren.

Nationaal Archief en Regionale Historische Centra

Op basis van de Archiefwet 1995 heeft de Minister van OCW een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchiefbewaarplaatsen, zijnde het NA in Den Haag en elf rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. De archiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van de Regionale Historische Centra (RHC’s). De RHC’s zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een financiële bijdrage ontvangen. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s zijn onderdeel van artikel 14 (Cultuur) van de begroting van het Ministerie van OCW.

Baten
Omzet 72.438 64.400 79.300 74.100 70.700 64.700 63.200
waarvan omzet moederdepartement 70.245 59.100 70.900 72.300 68.900 62.900 61.400
waarvan omzet overige departementen 755 3.900 7.200 600 600 600 600
waarvan omzet derden 1.439 1.400 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200
Vrijval voorzieningen 82 0 0 0 0 0 0
Mutatie projectgelden 0 0 0 0 0 0 0
Bijzondere baten 0 0 0 0 0 0 0
Rentebaten 710 0 0 0 0 0 0
Totaal baten 73.230 64.400 79.300 74.100 70.700 64.700 63.200
Lasten
Apparaatskosten 72.421 61.800 76.700 71.500 68.100 62.100 60.600
Personele kosten 43.016 37.300 47.800 41.800 38.300 32.300 30.800
waarvan eigen personeel 31.559 32.500 36.500 33.900 32.000 27.600 26.200
waarvan inhuur externen 8.739 3.800 8.800 5.500 4.000 2.500 2.500
waarvan overige personele kosten 2.717 1.000 2.500 2.400 2.300 2.200 2.100
Materiële kosten 29.405 24.500 28.900 29.700 29.800 29.800 29.800
waarvan apparaat ICT 4.147 2.000 4.300 4.400 4.500 4.500 4.500
waarvan bijdrage aan SSO's 7.453 7.000 7.600 7.800 7.800 7.800 7.800
waarvan overige materiële kosten 17.806 15.500 17.000 17.500 17.500 17.500 17.500
Afschrijvingskosten 2.460 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500
Materieel 2.460 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500
waarvan apparaat ICT 1.403 200 1.400 1.400 1.400 1.400 1.400
Immaterieel 0 0 0 0 0 0 0
Dotaties voorzieningen 18 0 0 0 0 0 0
Overige kosten 505 0 0 0 0 0 0
Bijzondere lasten 0 0 0 0 0 0 0
Rentelasten 100 100 100 100 100 100 100
Totaal lasten 75.505 64.400 79.300 74.100 70.700 64.700 63.200
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening ‒ 2.275 0 0 0 0 0 0
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten ‒ 2.275 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement betreft de inkomsten van het NA voor de geleverde producten en diensten. Deze bestaan uit structurele middelen voor de primaire activiteiten en middelen voor projectmatige activiteiten. 

Fysiek archief 16.123 12.740 16.000 16.000 15.000 14.500 14.000
Digitaal archief 17.172 13.740 18.000 19.200 19.000 18.000 18.000
Publiek 12.093 10.540 12.000 12.000 11.000 10.000 9.000
Digitalisering 14.108 13.140 14.100 14.100 13.900 12.400 12.400
Kennis en advies 10.749 8.940 10.800 11.000 10.000 8.000 8.000
Totaal 70.245 59.100 70.900 72.300 68.900 62.900 61.400

De bijdrage 2026 van het moederdepartement stijgt ten opzichte van voorgaande jaren vanwege de loon- en prijscompensatie. Daarnaast zijn er de komende jaren middelen voor de programma's WaU en Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) beschikbaar gesteld.

Omzet overige departementen

Het NA fungeert als rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Zuid-Holland en ontvangt daarvoor een jaarlijkse bijdrage. Daarnaast ontvangt het NA projectmiddelen van andere ministeries.

Omzet derden

De omzet derden bestaat hoofdzakelijk uit inkomsten van derde partijen voor specifieke producten en diensten.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn gebaseerd op een formatie van circa 310–350 fte. In 2026 tot en met 2030 daalt de personele inzet onder andere door de afloop van projecten en programma's alsmede de opgelegde bezuinigingstaakstellingen.

Materiële kosten

Dit betreffen onder andere de huisvestingskosten zoals de huurkosten en servicekosten samenhangend met de huisvesting en kantoorautomatisering. Tevens zijn onder deze post de materiële uitgaven opgenomen die worden gedaan in het primaire proces, zoals voor het fysieke depot, de digitale taken rijksarchieven, tentoonstellingen, dienstverlening en in projecten.

Afschrijvingskosten

Investeringen betreffen reguliere vervangingsinvesteringen in met name de ICT-hardware. Het kasstroomoverzicht laat zien dat de afschrijvingskosten de komende jaren voldoende dekking bieden voor de reguliere investeringen.

Rentelasten

Over de leningen is rente verschuldigd. Deze rente is naar verwachting in lijn met voorgaande jaren.

1. Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen 16.775 8.956 10.456 10.156 10.656 11.556 12.456
+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom 69.628 64.400 79.300 74.100 70.700 64.700 63.200
-/- totaal uitgaven operationele kasstroom ‒ 73.084 ‒ 61.800 ‒ 76.700 ‒ 71.500 ‒ 68.100 ‒ 62.100 ‒ 60.600
2. Totaal operationele kasstroom ‒ 3.456 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600
-/- totaal investeringen ‒ 1.644 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 0 0 0 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom ‒ 1.644 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200 ‒ 1.200
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement ‒ 869 0 0 0 0 0 0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
-/- aflossingen op leningen ‒ 1.850 ‒ 1.100 ‒ 1.700 ‒ 900 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 400
+/+ beroep op leenfaciliteit 0 1.200 0 0 0 0 0
4. Totaal financieringskasstroom ‒ 2.719 100 ‒ 1.700 ‒ 900 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 400
5. Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4) 8.956 10.456 10.156 10.656 11.556 12.456 13.456

Toelichting

De operationele kasstroom is positief vanwege de bijdrage van het moederdepartement voor de afschrijving van nieuwe investeringen en bestaande activa die voorheen met investeringsbijdragen van het Ministerie van OCW waren gefinancierd.

Voor de investeringen wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De financieringskasstroom betreft verder de aflossing op leningen die zijn aangegaan ten behoeve van financiering van de verbouwing van de publieke ruimte, het fysieke depot en investeringen in ICT.

Kapitaaluitgaven

Investeringen gebouw 400
Kantoormeubilair 200
Kantoormachines 0
Automatiseringsapparatuur 500
Depotinrichting 100
App. conservering & restauratie 0
Inrichting studiezaal 0
Totaal investeringen 1.200
Eenmalige uitkering aan moederdepartement 0
Aflossing op leningen 1.700
Totaal financieringskasstroom 1.700
Kapitaaluitgaven 2.900
Omschrijving Generiek Deel
Gemiddeld gewogen kostprijs per productgroep:
- de (gem) prijs per km fysiek archief (capaciteit) * 20 21 21 21 21 21 21
- de (gem) prijs per Terabyte digitaal archief (capaciteit) ** 1.217 1.300 1.300 1.300 1.300 1.300 1.300
Gemiddeld gewogen uurtarief intern personeel:
- primaire taken - activiteiten *** 62 69 69 69 69 69 69
Aantal FTE:
- formatie op lumpsum en projecten 357 300-340 310-350 300-340 285-325 260-300 250-290
Saldo van baten en lasten ‒ 2.274.884 0 0 0 0 0 0
Ontwikkeling aantallen bezoekers:
- bezoekers 7.321 20.000 7.500 7.500 7.500 7.500 7.500
- onderwijs 3.420 13.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000
- studiezaal - bezoekers 14.067 12.000 16.000 16.000 16.000 16.000 16.000
- studiezaal - raadplegingen archiefstukken 175.151 100.000 200.000 200.000 200.000 200.000 200.000
- Website Nationaal Archief 2.856.674 2.500.000 3.500.000 3.500.000 3.500.000 3.500.000 3.500.000
Cijfer bezoeker tevredenheid:1 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5
Voldoen aan webrichtlijnen Rijk: (1-2-3- sterren)2 *** *** *** *** *** *** ***
Beschikbaarheid - bereikbaarheid
organisatie:
- fysieke dienstverlening; geopend:
- informatiecentrum en studiezaal di t/m vr di t/m vr di t/m vr di t/m vr di t/m vr di t/m vr di t/m vr
- tentoonstelling di t/m zo di t/m zo di t/m zo di t/m zo di t/m zo di t/m zo di t/m zo
- ontvangst schoolgroepen ma t/m vr ma t/m vr ma t/m vr ma t/m vr ma t/m vr ma t/m vr ma t/m vr
- Digitale dienstverlening eDepot
(basisdienstverlening):
3
- helpdesk openingstijden op werkdagen 8:30-17:00 8:30-17:00 8:30-17:00 8:30-17:00 8:30-17:00 8:30-17:00 8:30-17:00
  1. Op basis van verantwoording uurtarieven jaarrekening 2017
  2. Per twee jaar wordt een landelijk onderzoek gedaan door de branchevereniging archiefveld naar de kwaliteit van de dienstverlening.
  3. Betreft de toekenning van het drempelvrij keurmerk; toekenning op basis van een jaarlijks onderzoek; toekenning in de vorm van een jaarlijks certificaat met waardering in aantal sterren (1-2-3- sterren)

Toelichting

Het NA heeft een infrastructuur voor producten en diensten voor digitale archivering. Aan de dienstverlening van het NA is een kostprijsmodel verbonden dat inzichtelijk maakt tegen welke kosten producten en diensten kunnen worden afgenomen. De in de tabel benoemde kostprijzen zijn gebaseerd op het kostprijsmodel van digitale archieven uit 2020.

6. Bijlagen

Bijlage 1: Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

Stichting Participatiefonds zbo en rwt 1 4.891
Stichting Vervangingsfonds zbo en rwt 1 2.728
College voor Toetsen en Examens zbo 1, 3, 4 21.285 2024 2029
Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven zbo en rwt 4 82.181 2025 2030
Nationaal Coordinatiepunt NLQF zbo en rwt 4 1.009 nvt 2030
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie zbo en rwt 6 6.590 2027
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek zbo en rwt 4, 6, 16 1.325.259 2020 2025
Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten zbo en rwt 14 96.189 2023 2027
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie zbo en rwt 14 54.937 2023 2027
Stichting Nederlands Fonds voor de Film zbo en rwt 14 98.113 2023 2027
Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie zbo en rwt 14 33.641 2023 2027
Stichting Mondriaan Fonds zbo en rwt 14 50.301 2023 2027
Stichting Nederlands Letterenfonds zbo en rwt 14 19.566 2023 2027
Bureau Architectentregister zbo en rwt 14 612 2019 2025
Koninklijke Bibliotheek zbo en rwt 14, 16 141.706 2020 2025
Commissariaat voor de Media zbo en rwt 15 10.966 2024 2029
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek zbo en rwt 15 3.251 2025
Nederlandse Publieke Omroep zbo en rwt 15 952.409
Regionale Publieke Omroep zbo en rwt 15 197.304
Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs rwt 1 15.353.231
Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs rwt 3 11.277.139
SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen rwt 1, 3, 4 54.241 2021 2026
Instellingsbesturen mbo-instellingen rwt 4 4.660.610
Landelijk Centrum Studiekeuze (voorheen Studiekeuze 123) rwt 6 4.628
Nuffic rwt 6, 7, 8 11.693
Instellingsbesturen hogescholen rwt 6 4.397.857
Instellingsbesturen universiteiten rwt 7 6.476.905
Academische Ziekenhuizen rwt 7 878.068
Netherlands house for Education and Research (Neth-er) rwt 8 686
Nationaal Agentschap Erasmus+ zbo 8 4.918 2024
Collectiebeherende instellingen die onder de Erfgoedwet vallen rwt 14 283.261
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen rwt 16 115.152 2020 2026

Stichting Participatiefonds (PF) 
Het PF is verantwoordelijk voor het beheren, verevenen en terugdringen van de wettelijke en bovenwettelijke werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF betaalt (deels) de uitkeringskosten van ontslagen personeel aan het betreffende schoolbestuur indien het ontslag voldoet aan de voorwaarden die het PF hieraan stelt in het reglement. Daarnaast ondersteunt het PF schoolbesturen bij inspanningen om te voorkomen dat onderwijspersoneel instroomt in een uitkering. Eveneens bevordert het PF dat individuele medewerkers die werkloos zijn en dientengevolge een uitkering ontvangen, weer zo snel mogelijk betaald werk hervatten.

Stichting Vervangingsfonds (VF)
Het VF betaalt, wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden uit het VF-reglement, geheel of gedeeltelijk de kosten voor vervangers van ziek personeel aan schoolbesturen die hiervoor nog premie afdragen. Rond de 65 procent van de schoolbesturen met meer dan 80 procent van het personeel in de sector primair onderwijs draagt inmiddels volledig zelf de risico’s van deze vervangingskosten, al dan niet via samenwerking met andere besturen. Deze ontwikkeling zet zich door. In de Wet beëindiging Vervangingsfonds en modernisering Participatiefonds is vastgelegd dat de vereveningstaak van het VF op een nog te bepalen moment wordt beëindigd. Momenteel wordt een beëindiging van de vereveningstaak van het VF voorzien per 1 januari 2029.

College voor Toetsen en Examens (CvTE)
Het CvTE is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
SBB ontvangt middelen om de wettelijke taken uit te voeren, waarmee wordt bijgedragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werft en accrediteert SBB leerbedrijven, zorgt zij voor voldoende leerwerkplekken en bevordert zij de kwaliteit van deze plaatsen. De samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie draagt bij aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to-date zijn en voldoende, goede stageplaatsen.

Nationaal Coördinatiepunt Nederlands Kwalificatiekader (NLQF)
Het Nationaal Coördinatiepunt NLQF is een onafhankelijke organisatie die zorgt voor de implementatie van het NLQF in Nederland. Het NLQF is een systematische ordening van alle bestaande kwalificatieniveaus en opleidingen in Nederland. Een van de belangrijkste taken is de inschaling in het NLQF (en EQF) van de niet door het Ministerie van OCW gereguleerde kwalificaties en opname van die kwalificaties in het NCP-register.

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)
De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en toetst de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
NWO is een zelfstandig bestuursorgaan met wettelijk vastgelegde taken. De NWO-domeinen, onderzoeksinstituten en regieorganen voeren de kerntaak van NWO uit: het bevorderen van kwaliteit en vernieuwing in de wetenschap.

Stichting Nederlands Fonds Podiumkunsten
Het fonds ondersteunt alle vormen van professionele podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie
Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

Stichting Nederlands Fonds voor de Film
Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, vormgeving en e-culture.

Stichting Mondriaanfonds
Het fonds bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars en instellingen die van belang zijn voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. Het doel is hiermee de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.

Stichting Nederlands Letterenfonds
Het Nederlands Letterenfonds is het publieke fonds voor literatuur in het Nederlands, Fries, Papiaments en Nederlandse Gebarentaal. Het Letterenfonds is één van de zes door het Rijk gefinancierde cultuurfondsen. Het fonds wil bijdragen aan een belezen, intelligente en creatieve samenleving waarin de rol van de letteren, van schrijvers en vertalers, wordt erkend en gewaardeerd.

Bureau Architectenregister (BA)
BA is een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan dat uitvoering geeft aan de Wet op de architectentitel, zorg draagt voor het beheer van het architectenregister en bevoegd is om op te treden tegen onrechtmatig titelgebruik. Daarnaast is BA de bevoegde autoriteit in Nederland voor de uitvoering van de Europese richtlijn voor de erkenning van professionele kwalificaties van de onder haar vallende beroepen.

Koninklijke Bibliotheek (KB)
De KB is de nationale bibliotheek van Nederland en al eeuwenlang een bron van inspiratie en ontwikkeling. De KB kent een lange traditie van verzamelen, bewaren en delen van publicaties van en over Nederland. Daarnaast bewaren ze ook een selectie van publicaties op het web.

Commissariaat voor de Media
Het Commissariaat voor de Media houdt toezicht op de naleving van de Mediawet en de Wet op de vaste boekenprijs. Het toezicht betreft radio, televisie, «videodiensten op aanvraag» en Nederlandse boekuitgaven.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek stimuleert de kwaliteit, diversiteit en onafhankelijkheid van de journalistiek door met geld, kennis en onderzoek de vernieuwing van de journalistieke infrastructuur in Nederland te bevorderen. Dit gebeurt onder meer door subsidieregelingen, onderzoeksjournalistiek en regionale en lokale journalistiek. Daarnaast deelt het Fonds op de website de meest recente ontwikkelingen in de journalistieke sector.

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)
De NPO vervult een essentiële rol in de verrijking en verbinding van de Nederlandse samenleving met informerende, inspirerende en impactvolle programma’s. Als open en diverse publieke omroep geeft de NPO zoveel mogelijk mensen en meningen in onze veelkleurige maatschappij de ruimte.

Regionale Publieke Omroep (RPO)
De RPO is op basis van de Mediawet het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau. De regionale publieke omroepen brengen onderscheidende regionale journalistiek.

Nationaal Agentschap Erasmus+
Erasmus+ ondersteunt de educatieve, professionele en persoonlijke ontwikkeling van deelnemers in onderwijs, training, jeugd en sport, in Europa en daarbuiten. Hierdoor draagt het programma bij aan duurzame groei, werkgelegenheid, sociale cohesie en de versterking van de Europese identiteit.

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)
De KNAW brengt vanuit haar onafhankelijke positie mensen en middelen bij elkaar om met kennis en creativiteit bij te dragen aan de ontwikkeling van onze samenleving. Ze bevordert de kwaliteit en de integriteit van de wetenschapsbeoefening. Haar instituten moeten staan voor excellente kwaliteit en dienen te fungeren als magneten voor onderzoekstalent.

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

Het betreft 848 bevoegde gezagsorganen van 6561 instellingen. Hiernaast zijn er 76 samenwerkingsverbanden passend onderwijs in het primair onderwijs. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs
Het betreft 281 bevoegde gezagsorganen van 642 onderwijsinstellingen. Hiernaast zijn er 75 samenwerkingsverbanden passend onderwijs in het voortgezet onderwijs. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Stichting Cito
Op 1 januari 2014 is de Wet Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten (SLOA) 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van het Centraal Instituut voor Toets Ontwikkeling (CITO) en Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO).

Stichting SLO
Op 1 januari 2014 is de Wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van het CITO en SLO.

Regionale opleidingscentra (roc’s), agrarische opleidingscentra (aoc's) en vakinstellingen

Het betreft 62 bekostigde mbo-instellingen.

Landelijk Centrum Studiekeuze (voorheen Studiekeuze 123)
Het Landelijk Centrum Studiekeuze draagt eraan bij dat mensen hun plek in de maatschappij weten te vinden. Dit doen ze door ondersteuning te bieden bij het maken van een passende studiekeuze in het hoger onderwijs.

Instellingsbesturen hogescholen

Het betreft 36 bekostigde hogescholen.

Instellingsbesturen universiteiten

Het betreft 18 bekostigde universiteiten.

Academische Ziekenhuizen

Het betreft middelen voor de 8 ziekenhuizen die zijn verbonden aan een Netherlands house for Education and Research (Neth-er) universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.

Netherlands house for Education and Research (Neth-er)
Het gezamenlijke doel van de vereniging is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten. Neth-ER ontvangt een subsidie van het Ministerie van OCW voor het informeren van het brede Nederlandse kennisveld over Europese beleidsontwikkelingen op het terrein van onderwijs en onderzoek.

Nationaal Agentschap Erasmus+
Erasmus+ ondersteunt de educatieve, professionele en persoonlijke ontwikkeling van deelnemers in onderwijs, training, jeugd en sport, in Europa en daarbuiten. Hierdoor draagt het programma bij aan duurzame groei, werkgelegenheid, sociale cohesie en de versterking van de Europese identiteit.

Instellingen die onder de Erfgoedwet vallen

Het betreft 29 instellingen, waaronder de musea, die onder de Erfgoedwet (Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen) vallen.

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) SZW ZBO 1 3.030

Bijlage 2: Subsidieoverzicht

Artikel 1 Primair onderwijs

Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap 32.716 35.204 35.627 35.802 35.802 35.802 35.802 nvt nvt 20251
Nederlands Onderwijs in het Buitenland 12.582 15.328 14.328 14.328 14.328 14.328 14.328 2024 2029 2025
Verstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen2 15.293 19.049 18.049 17.549 17.549 17.549 17.549 2025 2029 2025
Aanpassen lesmateriaal voor visueel gehandicapte en dyslectische leerlingen (Dedicon) 4.703 4.703 4.703 4.703 4.703 4.703 4.703 nvt 2026 2025
Goed worden, goed blijven (PO-Raad) 4.626 4.626 20213 2026 2025
Nederlands Gebarencentrum 550 672 672 672 672 672 672 2023 2028 2025
Stimuleringsprogramma Dyslexie 480 480 480 480 480 480 2023 2028 2025
Ouders en Onderwijs Ouderbetrokkenheid 1.373 1.373 1.373 1.373 1.373 1.373 1.373 2017 2025 2025
Stichting gedragswerk 773 796 796 796 796 796 796 2020 2026 2025
Onderwijsconsulenten (Stichting Ondersteuning scholen en ouders) 5.224 6.820 6.820 6.670 2023 2028 2024
Andere erkende doorstroomtoetsen PO 8.517 8.500 8.500 8.500 8.500 8.500 8.500 2018 2025 2025
Nationaal Onderwijsmuseum 642 595 595 2019 nvt 2025
Landelijke Geschillencommissie 2.046 2.074 2.074 2.074 2.074 2.074 2.074 nvt 2029 2025
Versterking ICT en externe connectiviteit (SIVON) 1.572 710 732 nvt 2025 2024
Lowan (Ondersteuning nieuwkomers PO-Raad) 1.285 1.318 2024 2029 2025
School en Omgeving 39.408 120.895 166.690 168.963 172.899 209.984 209.984 nvt 2027 2025
Basisvaardigheden (po) 283.035 376.450 164.292 132.244 21.350 21.350 21.350 2025 2025 2025
NGF Impuls Open Leermateriaal 1.347 2.214 1.875 791 nvt 2027 2025
NGF Digitaal Onderwijs Goed Geregeld 4.150 6.634 3.750 2.750 2.750 2.750 2.750 2024 2027 2025
Schoolmaaltijden 65.955 81.117 81.617 82.117 82.117 82.117 82.117 2023 2026 2025
Digitale school 5.520 6.000 6.000 6.000 2023 2026 2024
Les op afstand (digitale school) Kennisnet 1.056 1.034 900 941 2023 2027 2025
Leren voor het examen (kennisnet) 300 300 2023 2027 2025
Onderwijscoalities af- en ombouw gesloten jeugdhulp 7.981 5.536 5.820 6.030 6.190 11.190 11.190 nvt 2026 2025
Brugfunctionaris 41.440 41.909 41.909 42.467 42.467 42.467 42.467 nvt 2027 2024
Kennis- en innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 636 850 600 600 2023 2026 2025
Meerurenmaatwerk 928 4.966 4.965 3.965 nvt 2030 2025
Passend onderwijs en jeugdhulp verbinden (NJI) 1.000 1.150 1.100 1.100 1.100 1.100 1.100 2022 2027 2025
Devices 5.000 2024 nvt nvt
Meer muziek in de Klas 4.000 4.000 2019 2028 2025
Ondersteuning en preventie thuiszittende jeugdigen (OPTJ) 8.309 8.670 8.670 nvt 2029 2025
Gelijke Kansen Alliantie 7.850 7.643 7.333 7.333 7.333 7.333 7.333 nvt 2028 2025
Overige beschikkingen op basis Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en SLOA 10.068 23.882 35.695 37.939 47.318 48.762 40.072
Totaal subsidie(regelingen) 564.292 796.121 626.400 595.816 474.707 513.330 504.640
  1. De regelingen/verleningen worden jaarlijks getoetst en opnieuw toegekend.
  2. Wettelijke grondslag op basis van de Wet op het primair onderwijs.
  3. Evaluatie via monitor bestuursakkoord PO 2017.

Artikel 3 Voortgezet onderwijs

Stichting Kennisnet (basissubsidie) po, vo, mbo 21.046 30.724 27.851 13.968 12.968 18.650 16.540 2023 2027 2025
School en Veiligheid 2.368 2.258 2.258 2.258 2.258 2.258 2.258 2024 2029 2025
INGRADO 1.945 1.945 1.945 1.945 1.945 1.945 1.945 nvt 2026 2025
Combo/Laks 421 600 600 600 600 600 600 2021 2026 2025
Lowan 513 630 544 544 544 544 544 nvt 2025 2025
Continuering en doorontwikkeling Boris (vso/pro) 634 672 666 660 654 648 648 2021 2026 2025
Erkennen leerwerktrajecten vmbo 524 524 524 524 524 524 524 2020 nvt 2025
Activiteitenplan Stichting Platforms vmbo 1.174 1.178 1.178 1.178 1.178 1.178 1.178 2020 2025 2024
Platform Beta en Techniek (Tecwijzer) 500 nvt nvt 2024
Voortgezet Leren (vo-raad) 2.750 2.750 2020 2025 2024
Steunpunt Passend onderwijs aan VO-Raad 1.808 1.785 1.809 1.696 1.696 1.696 1.696 2022 2026 2024
Versterking VMBO Programma beroeps-en praktijkgerichtonderwijs door SLO 881 1.567 1.586 1.793 1.793 1.793 1.793 nvt 2028 2023
Sterk techniekonderwijs door Stichting Platforms vmbo 1.563 1.563 1.563 1.563 1.563 1.563 2024 2028 2024
Landelijk Expertisepunt Digitale geletterdheid door Kennisnet 1.262 764 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 nvt 2027 2025
Onderwijshuisvesting aan Ruimte OK 5.702 8.368 9.309 nvt 2027 2024
Onderwijshuisvesting aan INVEST NL 5.100 3.203 nvt 2027 2024
Expertisepunt burgerschap 2.282 1.894 nvt 2026 2025
Veilig Digitaal aan VO-Raad, Kennisnet en SIVON 6.000 7.085 7.238 nvt 2026 2025
Toetsdruk verminderen door VO-Raad en LAKS 850 850 850 643 nvt 2028 2024
Curriculumherziening door SLO 14.250 16.269 14.443 8.753 5.300 4.050 4.050 nvt 2027 2025
Beproeven examenprogramma's 6.240 9.803 4.832 2.818 nvt n.v.t. 2025
Curriculumherziening door CITO 2.146 2.726 1.747 4.329 2.807 2.954 2.954 nvt 2027 2025
Vrijroosteren leraren fase 4 2.861 1.844 2019 2025 2025
Verbinding po-vo 20.400 20.400 20.400 18.200 18.200 18.200 18.200 2023 2025 2025
Reiskosten DAMU-leerlingen VO 149 200 200 200 200 200 200 nvt 2030 2025
Praktijkgerichte programma's gl/tl 11.138 16.605 11.070 5.534 43 nvt 2026 2026
Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo 1.239 1.086 2.100 2.100 2.100 2.100 2.100 2023 2030 2025
Basisvaardigheden VO 196.162 230.765 87.314 72.618 13.650 13.650 13.650 2025 2025 2025
Maatschappelijke diensttijd 96.066 157.561 145.003 127.936 124.266 124.200 124.200 2024 2025 2028
NGF Ontwikkelkracht 15.499 20.972 25.028 30.403 28.018 nvt 2028 2025
NGF Techkwadraat 1.301 46.824 46.873 46.839 nvt 2027 2026
NGF Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting 856 9.081 39.140 33.597 37.758 nvt 2029 2025
Praktijkgerichte havo 8.100 11.100 11.100 PM PM PM PM nvt 2028 2025
School en Omgeving 13.295 72.958 111.771 112.998 110.816 132.880 132.880 nvt 2027 2025
Schoolmaaltijden 42.168 52.650 52.650 52.650 52.650 52.650 52.650 2023 2026 2025
Brugfunctionaris VO 11.520 11.520 11.520 12.163 12.163 12.163 12.163 nvt 2027 2024
Tegemoetkoming reiskosten entreeleerlingen praktijkonderwijs 1.000 1.000 1.000 1.000 nvt 2028 2025
Overige beschikkingen op basis van de kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS 10.343 25.046 34.817 35.122 35.568 46.134 34.665
Totaal subsidie(regelingen) 498.551 770.541 683.959 606.955 473.080 441.580 428.001

Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Praktijkleren 274.084 262.597 0 0 0 0 0 2023, https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D22167&did=2023D22167 nvt, opgenomen onder het instrument bekostiging nvt
Basisvaardigheden voor Volwassenen/Tel mee met Taal 14.041 7.898 8.189 8.189 8.235 13.235 13.235 2025, pm nvt nvt
Loopbaanoriëntatie 2.082 1.818 1.407 717 0 0 0 2022, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/12/13/eindrapport-evaluatie-expertisepunt-lob 2026 2027
Doorstroom Beroepskolom 20.160 33.180 36.960 65.100 52.080 39.060 42.200 nvt 2025 (najaar) nvt
LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden (NGF) 2.702 770 18.000 18.000 4.000 0 0 2024, https://llo-collectief.nl/wp-content/uploads/2025/06/Bijlage_Tussenrapportage-Berenschot.pdf nvt 2028
Vakwedstrijden MBO 5.190 5.397 5.397 5.397 5.397 5.397 5.397 nvt nvt nvt
Overige subsidies 22.101 21.924 20.844 19.386 15.630 15.663 15.663
Cyberveiligheid MBO 2022 ‒ 2027 (projectsubsidie) 4.756 4.756 3.608 0 0 0 0 nvt 2027 2027
MBO projecten 2022-2025 (projectsubsidie) 4.806 4.367 0 0 0 0 0 nvt nvt 2025
Digitaal Bekwaam MBO 2023 (projectsubsidie) 1.218 808 1.300 0 0 0 0 nvt nvt 2027
Nieuwe digitale generieke rekenexamens (subsidieregeling) 1.246 1.246 0 0 0 0 0 nvt 2025 2025
Stichting COMBO-LAKS-JOB (instellingssubsidie) 1.344 1.708 1.708 1.708 1.708 1.708 1.708 2021, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/07/29/evaluatie-subsidies-laks--job-monitor-en-combo 2026 nvt
Servicepunt Landelijke Informatie MBO (projectsubsidie) 0 0 2.000 2.000 0 0 0 nvt nvt 2027
Totaal subsidie (regelingen) 340.360 333.584 90.797 116.789 85.342 73.355 76.495

Artikel 6 Hoger beroepsonderwijs

NGF LLO-Katalysator 34.305 61.766 53.874 6.029 2.934 632 nvt 2025 2031
NGF Npuls 45.474 48.895 101.713 105.722 60.034 nvt 2025 2031
NGF Nationale Aanpak Proffesionalisering Leraren 227 3.714 30.509 30.927 nvt 2034 2034
Stimuleren virtuele intern. Samenw. Hoger onderwijs (regeling) 3.300 nvt nvt nvt
Tegemoetkoming tweede lerarenopleiding (Stcrt. 2020, 10893) 607 2.273 365 nvt 2025 2026
Programma Studentenwelzijn mbo-hbo-wo (projectsubsidie) 984 984 984 984 492 nvt 2028 2028
Projectsubsidies lerarenopleidingen 1.334 965 592 589 325 325 325 divers divers divers
Overige subsidies ≤ € 1 miljoen1 378 260 196 122 86 244 divers divers divers
Totaal subsidie (regelingen) 86.231 118.975 188.297 144.447 63.907 1.043 569
  1. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de overige subsidies van het betreffende begrotingsartikel doorgelicht.

Artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs

Open & Online onderwijs (Stcrt. 2017, 43113) 480 2024 nvt 2024
Stichting Vluchteling Studenten UAF (Instellingssubsidie) 1.834 2.665 2.665 2.665 2.665 2.665 2.665 nvt 2025 meerjarig
Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO) (Instellingssubsidie) 1.051 1.095 944 923 918 918 918 nvt 2025 meerjarig
Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) (Instellingssubsidie)1 464 391 434 360 431 360 360 nvt 2025 meerjarig
Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) (Instellingssubsidie) 308 351 351 351 351 351 351 nvt 2025 meerjarig
Regeling afstudeersteun (bestuursbeurzen HO) 1.214 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 nvt nvt meerjarig
Subsidieregelingen HGIS 767 559 559 559 559 559 559 nvt 2027 meerjarig
Overige subsidies ≤ € 1 miljoen 1.385 1.754 1.479 1.746 1.477 1.547 1.695 divers divers divers
Totaal subsidie (regelingen) 7.503 8.015 7.632 7.804 7.601 7.600 7.748
  1. Inclusief aantal niet-wettelijke taken die vanaf 2022 worden verlegd, afgebouwd of beeindigd.

Artikel 8 Internationaal beleid

Stichting Ons Erfdeel 185 185 185 61 0 0 0 2028
Stichting Nuffic 1) 1.080 1.197 2027
Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs & Training 4.555 4.918 4.918 4.918 4.688 4.688 4.688 2024
Internationalisering onderwijs 966 94 827 718 958 936 909 NVT 2024
Duitsland Instituut Amsterdam 852 972 972 972 972 972 972 2020 2025
Netherlands house for Education and Research (Neth-ER) 686 687 686 686 686 686 686 2027
Overige incidentele subsidies 2) 382 902 822 891 808 805 805 NVT 2026
Totaal subsidie(regelingen) 8.706 8.955 8.410 8.246 8.112 8.087 8.060
  1. Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de Kaderregeling heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de Kaderregeling doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.

Artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

Lerarenbeurs 61.579 68.678 64.427 62.928 62.928 62.928 62.928 2022 2027 2025
Zij-instroom 57.250 62.640 60.240 60.240 60.240 60.240 60.240 2021 2026 2028
Onderwijsassistenten 18.994 15.400 15.900 16.200 14.200 14.200 14.200 2022 2027 2026
Instroom schoolleiders PO van buiten 881 1.000 nvt nvt 2025
MBO instructeursbeurs 423 800 2024 nvt 2025
Statushouders en de stap naar de klas 870 2.500 nvt nvt 2025
Platform Samen Opleiden en Professionaliseren 1.089 1.089 1.089 nvt nvt 2025
Verkiezing leraar van het jaar 125 169 nvt 2026 2025
Ruimte voor Samenwerking & Experiment 295 300 nvt nvt 2025
Pilot verbinding mbo onderwijsregio met arbeidsmarktregio 450 nvt nvt 2025
Vakbonden voor bijdrage vorming onderwijsregio's 650 650 nvt nvt 2025
PO-raad voor bijdrage vorming onderwijsregio's 100 100 nvt nvt 2025
VO-raad voor bijdrage vorming onderwijsregio's 100 100 nvt nvt 2025
MBO-raad voor bijdrage vorming onderwijsregio's 100 0 nvt nvt 2025
VH voor bijdrage vorming onderwijsregio's 100 100 nvt nvt 2025
UNL voor bijdrage vorming onderwijsregio's 100 100 nvt nvt 2025
Overige beschikkingen op basis van de kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS 652 15.848 12.514 10.114 7.437 7.766 7.351
Totaal subsidie(regelingen) 143.013 169.919 154.470 149.482 144.805 145.134 144.719

Artikel 14 Cultuur

Verbreden inzet cultuur 15.764 14.565 11.202 12.648 12.573 12.898 12.898
Cultuurbeoefening 9.394 4.807 4.001 6.081 6.006 6.331 6.331 2022 2026
Cultuureducatie 700 2024 2030 2028
Toegankelijkheid, diversiteit & inclusie 476 1.879 1.736 1.691 1.691 1.691 1.691 2023 2026
Digitale Transitie 5.194 7.879 5.465 4.876 4.876 4.876 4.876 2026
Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS) 10.877 9.414 10.058 9.253 9.253 5.930 5.930 2024 2026 2028
Programma leesbevordering 42.757 34.322 34.958 10.135 6.920 6.920 6.920 2023
Creatieve Industrie 2.760 3.346 3.168 3.089 2.013 2.040 2.040
Architectuur 1.148 1.140 1.120 1.120 1.015 737 737 2020 2025
Subsidies projecten Ontwerp 1.613 2.206 2.048 1.969 998 1.303 1.303
Specifiek cultuurbeleid 57.035 35.932 21.100 18.435 17.403 19.587 15.922
Cultuurprijzen 696 747 747 747 747 747 747 2024 2025
Oorlogskunst 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 2022
Kunstaankopen 10.240 6.088 388 388 388 388 371 2022
Museale strategie 5.181 4.318 958 928 928 928 928 2022
Leefomgeving 146 146 2022 2025
Archeologie 426 2.485 2.385 2.235 2.235 485 485 2022 2025
Arbeidsmarkt en ondernemerschap 24.530 6.717 6.450 6.000 5.800 6.600 6.600 2023 2027
Incidentele subsidies cultuur 12.260 10.069 4.544 2.759 2.204 4.399 3.631
Programma Racisme & Discriminatie 350
Slavernijverleden 2.781 319 814 2.564 2.287 3.080 2029
Programma Publieke Ontwerp Praktijk 3.000 2.000 2027 2026
Subsidies projecten beleidsinnovatie Bibliotheken 1.230 1.205 1.205 1.205 1.205 1.405 2023 2025
Subsidies projecten beleidsinnovatie Letteren 190
Vaste Boekenprijs 731 609 609 609 609 609 609 2019 2025
Subsidies RCE 7.781 5.362 3.402 2.116 1.734 1.734 1.734
NGF-Project CIIIC 581 9.160 32.251 38.829 4.766 3.076 707
Totaal Subsidies (regelingen) 137.555 112.101 116.139 94.505 54.662 52.185 46.151 ... ...

Artikel 15 Media

Regeling op het Specifiek Cultuurbeleid 112 1.051 594 594 594 620 620 nvt1 2025
Project Versterking lokale journalistiek door samenwerking 4.000 3.000 nvt 2025 2025
Subsidies Persvrijheid en veiligheid 742 519 519 519 519 519 519 nvt n.n.b. 2025
Belgian-Dutch Network on Disinformation Monitoring and Outreach (Benedmo) 54 108 108 nvt n.n.b. 2026
Subsidieregelingen onderzoeksjournalistiek SvdJ en FBJP 13.052 14.505 14.736 14.767 13.224 13.362 12.146 nvt 2023 2025
Regeling professionalisering lokale omroepen 16.470 16.748 19.340 18.159 nvt 2025 2027
Totaal subsidie(regelingen) 34.430 35.931 35.297 34.039 14.337 14.501 13.285
  1. Programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling en zijn opgenomen onder de «Regeling op het Specifiek Cultuurbeleid» worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, Wet overige OCW-subsidies, Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en de Mediawet 2008. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)».

Artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid

Naturalis Biodiversity Center 15.203 13.798 13.796 14.172 13.139 10.645 10.645 2024 2029 Jaarlijks
BPRC 12.565 13.104 13.056 13.070 13.104 13.104 13.104 nvt 2026 Jaarlijks
NEMO/NCWT 4.073 4.246 4.231 4.235 4.246 4.246 4.246 nvt 2026 Jaarlijks
VSC 309 323 321 322 323 323 323 nvt1 2028 Jaarlijks
STT 267 278 277 277 278 278 278 nvt 2027 Jaarlijks
Stichting AAP 1.250 1.304 1.299 1.300 1.304 1.304 1.304 nvt 2026 2033
LNVH 189 189 39 39 39 39 39 nvt 2028 Jaarlijks
Erkennen en Waarderen 360 256 264 nvt 2026 2026
NEWS 835 1.502 1.502 1.209 1.211 1.211 nvt1 2029 2033
Wetenschapsveiligheid 61 61 61 61 nvt1 N.v.t.1 2027
PNN en PostdocNL 200 200 200 200 nvt1 N.v.t.1 2028
Sociale Veiligheid 342 5.042 5.042 5.199 189 nvt1 2028 2028
Biotech Booster (NGF) 15.835 17.636 37.231 31.972 31.328 32.411 33589 nvt1 2030 2028
Einstein Telescoop (NGF) 23.003 198 nvt1 2028 2025
Einstein Telescoop (regulier) 200 200 100 1.440 100 nvt1 2028 2028
Big Chemistry (NGF) 14.823 15.937 15.199 17.421 11.873 10.158 6916 nvt1 2025 2030
Overig Nationale Coördinatie 743 609 1.321 1.477 2.752 2.761 3449 nvt N.v.t. Divers
Overig Subsidie Fonds onderzoek en wetenschap 75 nvt1 N.v.t. Divers
Matching Horizon Europe 82.387 82.216 82.927 82.927 82.880 82.880 nvt1 2026 2029
Delta Climate Center 4.012 8.198 10.581 11.520 10.342 9.158 11439 nvt1 2029 2032
NAE 524 546 544 545 546 546 546 nvt1 2028 2031
Totaal subsidie(regelingen) 176.981 165.843 187.991 187.461 173.854 169.064 85.878
  1. Regeling nog niet uitgevoerd of horizon nog niet bereikt.

Artikel 25 Emancipatie

Subsidie-regeling gender- en lhbti-gelijkheid 2022-2027 Projectsubsidies
Vrouwen in de techniek: Versnellen gendergelijkheid in het onderwijs» 288 288 288 288 288 360
Kansengelijkheid in Sterk Techniekonderwijs 68 68 68 68 68 68
Begeleiding nieuw programma Regenboogsteden 316 316
IlGA Europe 2025-2026 198 198 99
Overige projectsubsidies 5.418 3.982 4.276 4.360 4.276 4.204
Totaal subsidie (regelingen) 6.288 4.852 4.731 4.716 4.632 4.632

Bijlage 3: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

De evaluatieprogrammering in deze bijlage vormt de basis van de strategische evaluaties die in de hoofdtekst van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) worden uitgelicht (zie ). Het biedt een overzicht van de strategische evaluatieprogrammering per beleidsdomein. Het onderzoek binnen een beleidsdomein is geordend langs de strategische thema’s voor dat domein. De evaluatieprogrammering laat per beleidsdomein zien welke evaluatieonderzoeken er lopen, hoe die voortkomen uit bepaalde kennisbehoeften en hoe wordt bijgedragen aan de ambities binnen de strategische thema’s.

1. Kwaliteit Funderend Onderwijs

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke evaluatie Impuls Open Leermateriaal (IOL) ex durante, ex post 2030 Lopend Dit onderzoek bevat de periodieke evaluatie van het groeifondsprogramma IOL. Door het gebruiken, delen en maken van open leermateriaal in het basis- en voortgezet onderwijs te stimuleren, wil IOL de onderwijskwaliteit versterken en het beroep van de leraar aantrekkelijker maken. 1,3
Periodieke evaluatie Edu-V ex durante, ex post 2025 Lopend Dit onderzoek omvat de periodieke evaluatie van het groeifondsprogramma Edu-V. Binnen EDU-V maken publieke en private partijen onderling afspraken die de eenvoudige, veilige en betrouwbare toegang tot en gebruik van digitale onderwijsmiddelen regelen. 1,3
Periodieke evaluatie kwaliteit funderend onderwijs ex post 2032 Nog te starten De periodieke rapportage levert integraal inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid binnen het thema het verbeteren van de kwaliteit in het funderend onderwijs. 1,3
Subthema Basisvaardigheden
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
ICCS International Civic Citizenship Study ex durante, ex post 2025 Lopend, vierjaarlijkse rapportage Het internationale onderzoek richt zich op de burgerschapsvorming van leerlingen in het vo. Het bekijkt niet alleen wat scholen doen om hun leerlingen op het gebied van burgerschap te vormen, maar kijkt ook naar de kennis, houdingen en competenties van de leerlingen zelf. 1,3
ICILS International Computer and Information Literacy Study ex durante, ex post 2025 Lopend, vierjaarlijkse rapportage Dit internationaal vergelijkende onderzoek geeft inzicht op het gebied van de kennis en vaardigheden van middelbare scholieren met betrekking tot digitale geletterdheid en de rol die vo scholen innemen bij de ontwikkeling van deze vaardigheden. 1,3
PIRLS Progress in International Reading Literacy Study ex durante, ex post 2027 Lopend, vierjaarlijkse rapportage Dit internationaal vergelijkende onderzoek bekijkt de leesvaardigheden van leerlingen uit groep 6 (9-10 jaar) van de basisschool. 1,3
TIMMS Trends in International Mathematics and Science Study ex durante, ex post 2028 Lopend, vierjaarlijkse rapportage Dit internationaal vergelijkend onderzoek brengt de leerprestaties op het gebied van de exacte vakken van basisschool- en middelbare school leerlingenin kaart. 1,3
PISA 2025 ex durante, ex post 2026 Lopend, vierjaarlijkse rapportage Dit internationale onderzoek toetst de algemene kennis en vaardigheden van vijftienjarige leerlingen op het gebied van de volgende drie domeinen: leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen. 1,3
Implementatiemonitor subsidieregeling verbetering basisvaardigheden ex durante, ex post 2026 Lopend Dit onderzoek focust op het doelbereik en de doeltreffendheid van de subsidieregeling 'verbetering basisvaardigheden'. 1,3
Effectonderzoek subsidieregeling verbetering basisvaardigheden ex durante, ex post 2025 Lopend Dit onderzoek focust op het doelbereik en de doeltreffendheid van de subsidieregeling 'verbetering basisvaardigheden'. 1,3
Evaluatie Nationaal Programma Onderwijs ex durante, ex post 2025 Lopend Dit onderzoek focust op het doelbereik en de doeltreffendheid van het Nationaal Programma Onderwijs. Het Nationaal Programma Onderwijs is tot stand gekomen tijdens de coronapandemie, en heeft als doel het tegengaan van corona gerelateerde leervertragingen en uitdagingen op sociaal vlak. 1,3
Subthema Curriculum, toetsen en examens
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek passend examineren ex durante 2026 Lopend Dit onderzoek brengt de stand van zaken rondom passend examineren in het vo in beeld. 1,3
Onderzoek praktijkgerichtvak in Gemengde Leerweg (GL) & Theoretische Leerweg (TL) vmbo ex durante, ex post 2030 Lopend Dit onderzoek focust op de ervaringen van scholen met het praktijkgerichte vak in GL en TL. 1,3
Monitoring en evaluatie experiment ruimte in onderwijstijd ex durante, ex post 2025 Lopend Dit onderzoek focust op het doelbereik en de doeltreffendheid van het experiment ruimte in onderwijstijd. 1,3
Monitor en evaluatieonderzoek Sterk Techniek Onderwijs ex durante 2024 lopend Dit onderzoek monitort en evalueert de financiële bijdrage Sterk Techniekonderwijs (STO). 1,3
Monitoring en evaluatie NT2 Experiment staastexamens ex durante 2025 lopend Dit onderzoek focust op de monitoring en evaluatie van het NT2 experiment staatsexamens. 3
Ontwerpstudie leerlingvolgsysteem VO ex ante 2025 lopend Dit onderzoek focust op de mogelijkheden van een LVS-verplichting in het vo. 3
Examenmonitor ex durante 2025 lopend De examenmonitor bevat een overzicht van de uitkomsten van het eindexamen in het vo. Er wordt o.a. ingegaan op slagingspercentages en gemiddelde cijfers van leerlingen. 3
Evaluatie wet doorstroomtoets ex post 2028 lopend In dit onderzoek staat de evaluatie van de wet doorstroomtoets centraal. 1
Subthema Leermiddelen en technologie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor mobiele telefoons in de klas ex durante, ex post 2025 Lopend Dit onderzoek monitort de (voortgang op de) landelijke afspraak over het gebruik van mobiele telefoon in het onderwijs. 1,3
Monitor Digitalisering Onderwijs ex durante, ex post 2025 Lopend Dit onderzoek monitort de (voortgang op) digitalisering in het funderend onderwijs. 1,3
Evaluatie Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI) ex post 2028 Lopend Dit onderzoek foust op de evaluatie van het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI). In tientallen projecten op scholen wordt verantwoorde educatieve AI ontwikkeld en onderzocht. 1,3
Evaluatie Wet gratis schoolboeken ex post 2026 Lopend Dit onderzoek focust op de evaluatie van de wet gratis schoolboeken. 1,3
OECD Country Review Digital Education ex ante, ex durante, ex post 2026 Lopend De OECD voert een thematische analayse uit naar het gebruik van digitale middelen in het Nederlandse onderwijs. 1,3
Subthema De ontwikkeling van het jonge kind
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek naar samenwerking kinderopvang en onderwijs ex durante, ex post 2025 Lopend Het onderzoek gaat in op samenwerkingsvormen tussen kinderopvang en het onderwijs en in hoeverre een gelijk speelveld wordt ervaren. 1,3
International Early Learning and Child Well-being Study (IELS) ex durante, ex post 2026 Lopend, vierjaarlijkse rapportage De International Early Learning and Child Well-Being Study (IELS) is een internationaal vergelijkend onderzoek naar de kennis en vaardigheden van vijfjarige leerlingen. 1,3
Subthema Onderwijshuisvesting
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek monitoring onderwijshuisvesting ex durante 2025 Lopend Het onderzoek beschrijft vormen van toezicht en handhaving op onderwijshuisvesting die wettelijk ingeregeld zijn. Ook biedt het onderzoek een verkenning naar oplossingsrichtingen voor mogelijke knelpunten in de monitoring op onderwijshuisvesting. 1,3
Nulmeting voor schoolgebouwen (nulmeting POHV) ex durante 2025 Lopend Voor het programma onderwijshuisvesting (POHV) wordt een nulmeting uitgevoerd voor schoolgebouwen die de huidige stand van schoolgebouwen en bouwprocessen in kaart brengt. 1,3
Businesscase – Informatielandschap Onderwijshuisvesting ex ante 2025 Lopend Het onderzoekt verkent de mogelijkheden voor een data-infrastructuur waarin alle relevante basisinformatie over onderwijsvastgoed in het funderend onderwijs is opgenomen. 1,3

2. Kwaliteit Vervolgonderwijs

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Werkagenda mbo synthese Ex durante, Ex post 2027 lopend In de syntheserapportage wordt een beeld geschetst voor de sector ten aanzien van de voortgang op de doelstellingen uit de Werkagenda en het Stagepact. Samen met partners van de werkagenda en het Stagepact worden de bevindingen geduid en worden leeropbrengsten bepaald. 4
Periodieke rapportage kwaliteit vervolgonderwijs Ex post 2032 te starten De periodieke rapportage levert integraal inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid binnen het thema het verbeteren van de kwaliteit in het vervolgonderwijs. 4, 6, 7
Stelselrapportage Hoger Onderwijs (strategische evaluatie) ex post 2027 te starten De Stelselrapportage is een synthese studie over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de stelseldoelen. Het doel van de stelselrapportage is om op beknopte wijze de stand van zaken weer te geven met betrekking tot de belangrijkste beleidsdoelen van de overheid ten aanzien van het hoger onderwijs: toegankelijkheid, onderwijskwaliteit, aansluiting op de arbeidsmarkt, internationalisering en doelmatigheid. 6 en 7
Subthema Basisvaardigheden MBO
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Peilingsonderzoek taal Ex post 2027 lopend Het onderzoek richt zich op taalvaardigheid van startende studenten in het mbo. Het levert een nul-meting op van het beheersingsniveau. 4
Peilingsonderzoek rekenen Ex post 2027 lopend Het onderzoek richt zich op taalvaardigheid van startende studenten in het mbo. Het levert een nul-meting op van het beheersingsniveau. 4
Kansrijke interventies basisvaardigheden Ex ante 2028 lopend Dit onderzoek geeft inzicht in welke interventies bijdragen aan de ontwikkeling van taal. 4
Onderzoek rekenproblematiek mbo Ex ante 2025 afgerond Doel van het onderzoek is om meer inzicht te verkrijgen in grootte en diversiteit (zowel wat betreft de aard als de ernst) van rekenproblemen in het mbo. Hierin wordt ook inzicht gegeven in hoe de rekenproblematiek wordt vastgesteld en hoe ze kunnen worden aangepakt. 4
Onderzoek taalinterventies verbinden aan beroep Ex ante 2025 afgerond Het onderzoek levert een inventarisatie op van interventies die momenteel gebruikt worden door docenten in het mbo om taal te ontwikkelen in de context van beroepsgerichte vakken. 4
Een verkennend onderzoek naar de positie van Engels in het mbo Ex ante 2025 te starten Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de positie en invulling van Engels in het mbo. Daarbij wordt rekening gehouden met wat in het toeleverend onderwijs wordt aangeleerd en wat nodig is om in de nabije toekomst succesvol door te kunnen stromen of goed te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Daarbij wordt ook onderzocht welk(e) niveau(s) voor Engels haalbaar en uitdagend is/zijn voor mbo-studenten. 4
Subthema Onderwijsprogramma en examinering
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie van de subsidie Nieuwe digitale generieke rekenexamens Ex post 2026 te starten Dit onderzoekt betreft een reguliere evaluatie van de subsidie aan de Coöperatie Examens MBO. Belangrijke kanttekening is dat dit geen inhoudelijke evaluatie betreft maar een evaluatie van de subsidie zelf; een inhoudelijke evaluatie van de nieuwe rekeneisen staat gepland voor 2026/2027. 4
Peilonderzoek burgerschapscompetenties en burgerschapsonderwijs en onderzoek naar effectieve aanpakken burgerschapsonderwijs mbo Ex ante 2029 te starten Het onderzoek heeft als doel om een beeld te krijgen van de burgerschapscompetenties in het mbo op stelselniveau en om inzicht te krijgen in welke didactische en pedagogische werkwijzen bijdragen aan de ontwikkeling van burgerschapscompetenties bij jongere en oudere mbo-studenten en de versterking van burgerschapsonderwijs. 4
Subthema Leren en innoveren
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Haalbaarheidsstudie HDT rekeninterventies Ex ante 2025 afgerond Met dit onderzoek krijgen we inzicht in de effectiviteit van rekeninterventies. 4
Subsidie-evaluatie kwaliteitsnetwerk mbo Ex post 2025 afgerond De evaluatie geeft inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidie aan de Stichjting Kwaliteitsanetwerk 4
Subthema Bestuurlijk vermogen van de sector
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor medezeggenschap mbo Ex durante 2028 lopend Levert inzichten op over hoe het samenspel tussen rvt, cvb en medezeggenschap eruit ziet. En of en hoe de studentenraad en de ondernemingsraad in staat worden gesteld om hun rechten en plichten op een goede manier uit te voeren. 4
Subthema Sociale veiligheid en welzijn
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor integrale veiligheid Ex durante 2026 lopend De monitor geeft een integraal beeld van de fysieke veiligheid, sociale veiligheid en de digitale veiligheid (online). Op het niveau van de studenten en van instellingen. 4
Subthema Kwaliteit Overig
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Kwaliteitsafspraken mbo 2023-2027 Ex durante 2026 te starten Het doel van deze evaluatie is om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het instrument kwaliteitsgelden en kwaliteitsafspraken 4
Monitor werkagenda mbo onderdeel kwaliteit, innovatie en onderzoek Ex durante 2027 lopend In de werkagenda mbo zijn verschillende doelen afgesproken om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De monitor volgt de voortgang op de doelstellingen. De startmeting is in 2024 opgeleverd en vanaf 2025 volgt jaarlijks een voortgangsrapportage. 4
JOB monitor Ex durante jaarlijks lopend De resultaten van deze enquete bieden inzicht in de tevredenheid van studenten in het mbo over verschillende aspecten van het onderwijs. 4
Trendrapport HO (vervanging van de monitor Beleidsmaatregelen) Monitor jaarlijks lopend Het volgen van de belangrijkste ontwikkelingen in het hoger onderwijs - waaronder toegankelijkheid, studievoortgang en het gebruik van het studievoorschot – en het waar mogelijk leggen van verbanden met beleidsmaatregelen. 6,7 en 11
Startmonitor (jaarlijks) Monitor jaarlijks lopend De Startmonitor brengt het studiekeuzeproces en de start en integratie van studenten in hun opleiding in kaart en spoort de determinanten op van studiesucces en studie uitval in het eerste studiejaar. De data worden in het Trendrapporrt HO opgenomen. 6,7 en 11
Evaluatie kwaliteitsbekostiging HO ex-post evaluatie 2026 te starten Wat er wordt geëvalueerd is het instrument kwaliteitsbekostiging. «Doel» daarvan is het evalueren van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het instrument. 6, 7
Evaluatie kwaliteitsafspraken HO ex-post evaluatie 2026 lopend Wat er geëvalueerd wordt is de realisatie van de gemaakte Kwaliteitsafspraken door de instellingen, nu de termijn waarvoor die afspraken golden ten einde komt. 6, 7
Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs ex-post evaluatie 2027-2028 te starten wetsevaluatie sectoren po-vo-ho 6, 7
Evaluatie Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) ex-post evaluatie 2027 te starten evaluatie van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) 6, 7
Tussenevaluatie afspraken m.b.t. Tekortsectoren 2023 ‒ 2031 ex post 2026-2027 te starten Tussenevaluatie van de in het Bestuursakkoord 2022 (hoger onderwijs en wetenschap) afgesproken middelen voor tekortsectoren: «De minister stelt jaarlijks € 30 miljoen beschikbaar; publiek bekostigde hogescholen die opleidingen aanbieden in de tekortsectoren gezondheidszorg, bètatechniek en onderwijs (CROHO), komen hiervoor in aanmerking. De middelen worden verdeeld op basis van studentenaantallen en voor wat betreft de tekortsector onderwijs aansluitend op de afspraken bij de werkagenda leraren.» 6, 8
Subthema Overig - strategisch overkoepelende evaluaties over alle thema's
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Eindevaluatie Experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs ex-post evaluatie 2026 te starten evaluatie experiment 6 en 7
Uitwerking Nationale Aanpak Professionalisering Leraren ex-ante, ex-durante en ex-post evaluatie 2024-2034 lopend Uitwerking van het Nationaal Groeifondsproject, inclusief nulmeting, tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie. 6 en 7
Onderzoek bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen monitor, ex-durante evaluatie 2025 lopend Het bestuursakkoord is door OCW met de VH en UNL in oktober 2020 gesloten met een looptijd tot en met 2023-24. Hierin laten de lerarenopleidingen een ambitieus programma zien dat bijdraagt aan het beter en meer op maat opleiden van aankomende leraren, beter benutten van eerder verworven competenties en intensievere (regionale) samenwerking tussen hbo- en wo-lerarenopleidingen. De lerarenopleidingen zijn aan de slag gegaan met alle ambities uit het bestuursakkoord en de eerste concrete resultaten zijn geboekt. Dit meerjarig onderzoek heeft een tussenmeting in 2022, oplevering tussenrapportage december 2022 en oplevering eindevaluatie begin 2024. 6 en 7
Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen Ex post 2025 te starten idem 6 en 7
Nationaal Actieplan Professionalisering Leraren - Groeifonds Ex durante, ex post 2025-2032 te starten Met het project NAPL worden leraren (in het po, vo en mbo), nadat ze hun startkwalificatie hebben gehaald, geholpen in hun professionele ontwikkeling. Dit leidt tot beter onderwijs en maakt het beroep van leraar aantrekkelijker, waardoor een vermindering van het lerarentekort. Voor het NAPL zal een tussentijdse en een eindevaluatie worden gedaan. 6, 7

3. Toegankelijkheid Funderend Onderwijs

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke rapportage toegankelijkheid funderend onderwijs ex post 2031 te starten De periodieke rapportage levert integraal zicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het gebied van het verbeteren van de toegankelijkheid van het funderend onderwijs. 1,3
Subthema Passend en inclusief onderwijs
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Jaarlijkse doelstellingenmonitor passend onderwijs 2021-2027 ex durante 2026 Jaarlijks Deze meerjarige monitor brengt de opbrengsten van passend onderwijs in kaart. 1,3
Monitoronderzoek subsidieregeling begaafde leerlingen 2023 ‒ 2025 ex durante 2025 Lopend In het onderzoek naar de subsidieregeling begaafde leerlingen worden de activiteiten en opbrengsten in kaart gebracht. 1,3
Monitor en evaluatie experiment Onderwijszorgarrangementen ex ante, ex durante, ex post 2027 Lopend Een onderwijszorgarrangement is een samenwerking tussen onderwijs en (jeugd) hulp of zorg. Dit meerjarige onderzoek brengt 1,3
Monitor Wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs ex durante 2027 Lopend In dit onderzoek worden de wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs (v(s)o) gemonitord. 1,3
Zicht op (absoluut) verzuim ex durante 2025 Lopend Het onderzoek brengt het aantal thuiszittende kinderen en jongeren in beeld. Het onderzoek o.a. wat de oorzaken zijn en hoe groot onderliggende groepen zijn. 1,3
Onderzoek naar experimenteerregeling geïntegreerde onderwijsvoorzieningen ex durante, ex post 2026 Lopend Het onderzoek brengt de opbrengsten voor de onderwijspraktijk en beleid in kaart over het experiment om regulier en gespecialiseerd onderwijs te integreren. 1,3
Onderzoek naar residentieel onderwijs ex durante, ex post 2027 Lopend De aanleiding van dit onderzoek is de af- enombouw van de gesloten jeugdhulp. Het onderzoek richt op ontwikkelingen in het residentieel onderwijs en werkzame elementen van samenwerking bij de af- en ombouw. 1,3
Subthema Gelijke kansen op ontwikkelen potentieel
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitoringsonderzoek brugfunctionaris ex durante, ex post 2025 Lopend Met dit meerjarige onderzoek worden ervaringen en waargenomen effecten van de brugfunctionaris in beeld gebracht. De brugfunctionaris is er voor vragen en zorgen die op school spelen en niet direct met het onderwijs te maken hebben. 1,3
Doorlopend evaluatieonderzoek Maatschappelijke Diensttijd met jaarlijks onderzoeksrapport ex durante jaarlijks Jaarlijks Via dit onderzoek is er inzicht in de werkzame elementen van MDT en komen (impact)cijfers beschikbaar over de effecten van MDT op jongeren en organisaties, die ook dienen voor de verantwoording van MDT. 1,3
Quasi-experimenteel onderzoek in de voor- en vroegschoolse educatie ex durante, ex post 2026 Lopend Een meerjarige effectstudie naar Voorschoolse Educatie: een natuurlijk experiment in Nederlandse gemeenten. 1,3
Monitor en evaluatie van het programma «BESt 4 Kids» en het wetsvoorstel Kinderopvang Caribisch Nederland ex durante, ex post 2027 Lopend Een onderzoek naar dagopvang en buitenschoolse opvang in Caribisch Nederland, bestaande uit onderzoek naar het programma Best 4 Kids en het wetsvoorstel. 1,3
Effectmeting kansrijke interventies ex durante, ex post 2025 Lopend Het programma biedt inzicht in de effectiviteit van veelbelovende interventies in het primair en voortgezet onderwijs. 1,3
School en omgeving opbrengstgericht onderzoek in de praktijk ex durante, ex post 2028 Lopend Het programma School en omgeving wil talenontwikkeling stimuleren ihkv kansengelijkheid. Dit onderzoek brengt de effectiviteit in beeld van dit buitenschoolse aanbod op de brede talentontwikkeling van leerlingen. 1,3
Monitor en evaluatie school en omgeving ex durante, ex post 2029 Lopend Het monitoronderzoek naar School en omgeving brengt de activiteiten en ervaringen van het programma in beeld. 1,3
Schoolkostenmonitor, Wetsevaluatie Vrijwillige Ouderbijdrage en monitor Aanvullend Onderwijs ex durante, ex post 2025 Lopend Deze onderzoeken gaan over schoolkosten, de wet vrijwillge ouderbijdrage en aanvullend onderzoek. 1,3
Onderzoek ontwikkelen van een indicator t.b.v. onderwijsachterstanden gespecialiseerd onderwijs ex ante 2025 Lopend In dit onderzoek wordt bekeken of en op welke manier een indicator kan worden ontwikkeld voor onderwijsachterstanden in het gespecialiseerd onderwijs. 1,3
Subthema Doorstroom en overgangen
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Doorstroom in een kansrijk stelsel ex ante, ex durante 2030 Lopend Dit onderzoeksprogramma gaat over veelbelovende aanpakken om de voortgang van het primair naar het voortgezet onderwijst te verbeteren ter bevordering van kansengelijkheid. 1,3
Monitorings- en evaluatieonderzoek van de subsidieregeling verbinding PO-VO ex durante, ex post 2027 Lopend Dit onderzoek focust op de monitoring en evaluatie van de subsidieregeling verbinding PO-VO. 1,3
Subthema Sociale veiligheid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Landelijke veiligheidsmonitor ex ante, ex durante, ex post Doorlopend tweejaarlijks Tweejaarlijks Het onderzoek gaat over het veiligheidsbeleid en de veiligheidsbeleving in het funderend onderwijs. 1,3
Zicht op veiligheid (voortgezet) speciaal onderwijs ex ante 2025 Lopend Het betreft een verkennend onderzoek om beter zicht te krijgen op de sociale veiligheid in het gespecialiseerd onderwijs. 1,3
Subthema Nieuwkomers
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek leerlingvolgsysteem nieuwkomers ex ante 2025 Lopend Het betreft een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van een leerlingvolgsysteem (LVS) voor nieuwkomersleerlingen. 1,3
Evaluatie en monitor Wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs ex durante, ex post 2026 Lopend Deze meerjarige monitor brengt de opbrengsten van de wet TNV in kaart. 1,3
Monitoring en evaluatie onderwijs aan Oekraïense ontheemden ex durante, ex post 2026 Lopend Dit onderzoek richt zich op een specifieke groep nieuwkomersleerlingen, namelijk Oekraïnse ontheemden. 1,3
Onderzoek onderwijsaanbod asielzoekerskinderen op COA gezinslocaties ex durante 2025 Lopend Onderzoek naar het onderwijsaanbod voor asielzoekerskinderen op gezinslocaties van het COA. 1,3

4. Toegankelijkheid Vervolgonderwijs

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke rapportage toegankelijkheid ex post 2031 te starten De periodieke rapportage levert integraal zicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het gebied van het verbeteren van de toegankelijkheid van het vervolgonderwijs. 4, 6, 7
Beleidsdoorlichting Studiefinanciering artikel 11 ex post 2027 te starten De laatste beleidsdoorlichting op artikel 11 werd in 2020 opgeleverd. 6, 7, 11
Subthema Gelijke kansen op ontwikkelen potentieel
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor toelatingsrecht en Numerus fixus Ex durante 2027 lopend Monitort en evalueert de invoering en effecten van de Wet Vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht tot het mbo. 4
Wetsevaluaties versterken rechtspositie en rechtsbescherming mbo-studenten Ex durante, Ex post 2025 lopend De wetten worden inhoudelijk in samenhang geëvalueerd. Voor de evaluatie van de Wet versterken positie mbo-studenten betreft het een eindevaluatie en voor de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten is het een tussenevaluatie. De evaluatie geeft inzicht in de effecten van de maatregelen, en in hoeverre hebben de maatregelen daadwerkelijk bijgedragen aan het verbeteren van de rechtspositie en aan de rechtsbescherming van de mbo-studenten. 4
Onderzoek naar kansrijke interventies doorstroom vso-mbo Ex ante 2026 lopend Het onderzoek geeft inzicht in welke (combinatie van) interventies welke groep leerlingen ondersteunt in het succesvol doorstromen van het vso naar het mbo én tijdens de eerste periode in het mbo. Ook willen we inzicht bieden in het gebruik van interventies. Er wordt een overzicht gemaakt van de activiteiten in alle doorstroompuntregio’s op dit gebied Tot slot is het doel om een beeld te hebben van kansrijke interventies die verder onderzocht zouden moeten worden op effectiviteit. 4
Onderzoek naar basisinfrastructuur voor externe hulp en ondersteuning voor mbo-studenten Ex ante 2027 lopend Het onderzoek geeft inzicht in wat is er bekend over wat werkt als het gaat om aanbod, organisatie en financiering van een basisinfrastructuur voor externe ondersteuning, hulp en zorg voor alle mbo-studenten. Bovendien resulteert het onderzoek in een conceptvoorstel voor de basisinfrastructuur die valt onder de leefdomeinen gezondheid en welzijn.
Onderzoek gelijke behandeling Ex post 2025 lopend Het levert inzicht op in wat de behoeften van mbo-studenten is op verdere deelname aan het studentenleven en in hoeverre dit aansluit bij de huidige beleidsinzet vanuit OCW, mbo-scholen en gemeenten. Daarnaast worden geleerde lessen en best practices in kaart gebracht die door andere regio’s benut kunnen worden. 4
NIBUD studentenonderzoek Ex durante tweejaarlijks lopend Het levert inzicht in de financiële situatie, het financiële gedrag en de financiële keuzes van studenten mbo, hbo en wo-studenten.
Subthema Passend onderwijs
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor passend onderwijs Ex durante 2026 lopend Tweejaarlijkse onderzoek naar de toegankelijkheid van het onderwijs voor studenten met een chronische ziekte, beperking of ondersteuningsbehoefte en naar de ondersteuning die hen geboden wordt en naar (de effecten op) hun studieresultaten. 4
Subthema Doorstroom en overgangen
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie VABOK-regeling Ex durante 2026 te starten De tussenevaluatie geeft inzicht in hoeverre de regeling tot nu toe heeft bijgedragen aan het verbeteren van de aansluiting binnen de beroepskolom. Specifiek binnen tekortsectoren en voor opleidingen met hoge uitval en switch. 4
Subthema Basisvaardigheden volwassenen
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Landelijk beeld volwasseneneducatie Ex durante 2026 lopend Het dashboard levert zicht op landelijk niveau in de effecten van de uitvoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs op de aanpak van laaggeletterdheid. Het geeft een beeld van o.a. het cursusaanbod en deelname aan volwasseneneducatie. 4
Geletterdheid in zicht Ex duante 2026 lopend Geletterdheid in Zicht is een dashboard voor gemeenten. Het biedt inzicht in het aantal mensen in hun gebied dat moeite heeft met basisvaardigheden (taal, rekenen). Ook levert het achtergrond informatie over de doelgroep. 4
Subthema Aanbod binnen redelijke reisafstand
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Inventarisatie van bekostigingsvarianten Ex ante 2025 lopend De inventarisatie geeft een overzicht van verschillende bekostigingsvarianten waarbij de voor de kansrijke varianten een verdiepende verkenning is gedaan naar de voor- en nadelen. Het geeft inzicht in o.a. financiele consequenties, gedragsconsequenties en uitvoeringsconsequenties per kansrijke variant. 4
Subthema Overig
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Deelrapportage prioriteit 1 werkagenda mbo Ex durante
ex post
2027 lopend In de werkagenda mbo zijn verschillende doelen afgesproken om de kansengelijkheid te verbeteren. Deze monitor volgt de voortgang op de doelstellingen. De startmeting wordt in 2024 opgeleverd en vanaf 2025 volgt jaarlijks een voortgangsrapportage. 4
Studentenmonitor ex durante Jaarlijks doorlopend De Studentenmonitor brengt de stand van zaken in het hoger onderwijs vanuit het perspectief van studenten in beeld. De data worden in het Trendrapport HO opgenomen. 6, 7 en 11
Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten hoger onderwijs ex durante Jaarlijks doorlopend Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in hoe het staat met de mentale gezondheid van studenten in het hbo en het wo. 6 en 7
Onderzoek naar selectieprocedures en selectie-instrumenten (IvhO) ex post 2026 (door)lopend De inspectie is voornemens om in 2026 onderzoek te doen naar de inzet van het instrument loting. Naar de inzet van selectie-instrumenten heeft de inspectie onlangs onderzoek gedaan. Selectie in het hoger onderwijs: criteria, instrumenten en de borging van kansengelijkheid, Inspectie van het Onderwijs (2023) 6 en 7
Herijking studentenreisproduct ex durante 2026 te starten Het studentenreisproduct wordt geevalueerd voor herijking. 6, 7, 11
Evaluatie Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) ex post 2026 te starten De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) wordt periodiek geevalueerd. 6, 7, 11
Tussenevaluatie landelijk subsidiekader studentenwelzijn ex durante 2026 te starten Het susidiekader loopt tot en met 2030, naast een tussentijdse evaluatie zal hierop volgend ook een eindevaluatie worden uitgevoerd. 6 en 7
Eindevaluatie Landelijk subsidiekader studentenwelzijn 2023-2030 ex post 2031 te starten Het susidiekader loopt tot en met 2030, hierop volgend zal een eindevaluatie worden uitgevoerd. 6 en 7
Evaluatie naar virtuele internationale samenwerkingspro-
jecten (VIS) en hun leeruitkomsten voor studenten
ex post 2027 te starten Evaluerend onderzoek naar VIS-projecten, bestaande uit twee deelonderzoeken. Deelonderzoek 1 ziet op de ontwerp- en ontwikkelfase van VIS-projecten, deelonderzoek 2 ziet op de deelname van studenten en de door hen behaalde leeruitkomsten. 6 en 7
Monitoring van de pilots slimmer collegejaar ex durante 2023-2027 lopend De pilots zijn onderdeel van een verkenning naar de mogelijkheden voor een slimmer collegejaar. Deze pilots worden gemonitord en geevalueerd. Vijftien onderwijsinstellingen gaan vier jaar lang proberen meer rust en ruimte te creeeren in het lesprogramma. 6 en 7
Evaluatie subsidie Landelijk Centrum Studiekeuze (LCSK) ex durante
ex post
2030 te starten in 2024 is het LCSK geevalueerd, dus de volgende evaluatie van deze subsidie zal over 5 jaar opnieuw worden uitgevoerd. 6 en 7
Wetsartikel WHW Recht op studiekeuzecheck ex post 2026 te starten Het evalueren van wetsartikel WHW artikel 7.31b. Dit wetsartikel (recht op een studiekeuzecheck) is ingevoerd met de wet kwaliteit in verscheidenheid in 2013. In 2017 heeft er voor het laatste een evaluatie naar de studiekeuzecheck plaatsgevonden. De evaluatie moet meer inzicht geven in de effectiviteit van de studiekeuzecheck. 6 en 7
Evaluatie Regionale Ambitieplannen (RAP) gezamenlijk met evaluatie VABOK ex post 2026 te starten Evaluatie 6 en 7
CPB Economische effecten internationale studenten ex post 2025-2026 lopend Update van eerdere studies in 2012 en 2019 naar de economische effecten van internationale studenten. 6 en 7
CPB Onderzoek naar niet-gebruik aanvullende beurs en basisbeurs ex post 2026 te starten Onderzoek naar het gebruik en met name het niet-gebruik van de aanvullende beurs en basisbeurs. 6, 7 en 11
Studentenonderzoek - financiele situatie studenten ex durante 2026 te starten Onderzoek naar de financiele situatie, het financiele gedrag en de financiele keuzes van studenten. Dit onderzoek is terugkerend, het laatste rapport werd in 2024 opgeleverd. 6, 7, 11

5. Voldoende en goed (onderwijs)personeel

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke rapportage voldoende en goed (onderwijs)personeel Ex post 2027 te starten De periodieke rapportage levert integraal inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid binnen het thema voldoende en goed (onderwijs)personeel 1, 3, 4, 9
Subthema Duurzame arbeidsmarkt
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Landelijke tekortmetingen po en vo ex durante 2026 lopend Deze onderzoeken geven inzicht in de actuele tekorten en verborgen tekorten aan leraren en schoolleiders in het po en vo 9
Onderzoek personeelstekorten mbo Ex durante 2025 lopend Deze landelijke meting geeft inzicht in het tekort aan docenten en instructeurs. 4
Loopbaanmonitor ex durante 2026 lopend Het doel van de Loopbaanmonitor Onderwijs is om inzicht te krijgen in de arbeidsmarktsituatie van pas afgestudeerde leraren en het beroepsrendement van de lerarenopleidingen 9
Integrale personeelstelling onderwijs (IPTO) ex durante 2029 lopend Het doel van dit onderzoek is om gegevens te verzamelen over het lesgevend personeel in het voortgezet onderwijs. Het geeft onder andere inzicht in de gegeven vakken en de bevoegdheid van de docenten om deze vakken te doceren. 9
Evaluatie onderwijsregio's ex durante 2026 lopend Meerjarige evaluatie van de effectiviteit en doelmatigheid van de onderwijsregio's. 9
Evaluatie lerende aanpak onderwijsregio's ex durante 2026 lopend De monitor biedt inzicht op de regiovorming, de aanpak en de (randvoorwaarden van) behaalde resultaten van de onderwijsregio’s. Onderdeel daarvan is het identificeren van succesvolle en minder succesvolle interventies met als doel het stimuleren van het leren in en tussen de regio's. 9
Subthema Strategisch personeelsbeleid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek naar administratieve lasten vo Ex ante 2025 afgerond Aan de Kamer is toegezegd om naast het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar administratieve lasten van leraren in het primair onderwijs - een onderzoek naar de administratieve lasten van leraren in het voortgezet (vo) en gespecialiseerd onderwijs (go) te doen. 9
Onderzoek naar administratieve lasten mbo Ex ante 2025 afgerond Tijdens de Begrotingsbehandeling OCW op 18-1-2024 heeft MOCW de Tweede Kamer toegezegd om te onderzoeken welke aanpassingen op landelijk niveau kunnen worden gedaan om administratieve lasten in het mbo te verminderen. 4
TALIS 2024
( Teaching and Learning International Survey)
ex durante 2025, 2026 lopend TALIS is het internationale onderzoek van de OESO dat wereldwijd informatie verzamelt over de leer- en werkomgeving van leraren en schoolleiders. In 2025 wordt het onderzoek naar werkbeleving van leraren uitgebracht, in 2026 een verdiepend rapport over schoolleiders. 9
monitoring werkdrukmiddelen vo ex durante 2027 lopend Meerjarige monitor van de inzet en effecten van de werkdrukmiddelen in het vo. 9
Monitoring pilot meerurenmaatwerk ex durante 2029 te starten Het doel van het onderzoek is het monitoren en evalueren van de pilot meerurenmaatwerk (start najaar 2025) 9
Evaluatie pilot onderwijstijd vo ex durante 2026 lopend Onderzoek naar de effecten van anders inrichten van de onderwijstijd in het vo op onder meer de leskwaliteit, de werkdruk van leraren en de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep. Ook wordt inzicht vergaard over de verschillende aanpakken die scholen gebruiken om lesuren te verminderen en de vrijgekomen tijd in te vullen. 9
Subthema Opleiden en professionaliseren
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek professionalisering leraren ex durante 2026 te starten Onderzocht wordt hoe in de praktijk van vo en po de beschikbare middelen en tijd aan professionalisering worden ingezet. Naast de inzet op activiteiten wordt geïnventariseerd hoe tevreden personeel daarover is. Ook gaat het onderzoek in op de rol van bestuur, schoolleider en leraar bij de invulling van leertrajecten. 9
Monitor digitale vaardigheden docent ex durante 2027 lopend Betreft onderzoek naar de digitale competenties van mbo-docenten. Dit is onderdeel van het Programma Digitaal Bekwaam, uitgevoerd door de MBO Raad en MBO digitaal. De monitor «leren en lesgeven met ICT» is in 2022 afgenomen. De monitor geeft inzicht in de stand van zaken bij individuele instellingen en wat door de instellingen gebruikt kan worden om gericht professionaliseringsactiviteiten te organiseren. 4
Subthema Hoger onderwijs
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Eindevaluatie Experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs ex post 2026 Lopend Evaluatie van het experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen voor de opleiding tot leraar basisonderwijs. Het experiment duurt tot september 2027. 6, 7
Uitwerking Nationale Aanpak Professionalisering Leraren ex ante
ex durante
ex post
2024-2034 lopend Uitwerking van het Nationaal Groeifondsproject, inclusief nulmeting, tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie. 6, 7
Onderzoek bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen ex durante 2025 lopend Het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen is door OCW met de VH en UNL in oktober 2020 gesloten met een looptijd tot en met 2023-24. De lerarenopleidingen zijn aan de slag gegaan met alle ambities uit het bestuursakkoord en de eerste concrete resultaten zijn geboekt. Dit meerjarig onderzoek heeft een tussenmeting in 2022, oplevering tussenrapportage december 2022 en oplevering eindevaluatie begin 2024. 6, 7
Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen Ex-post evaluatie 2025 te starten idem 6, 7
Nationaal Actieplan Professionalisering Leraren - Groeifonds ex durante
ex post
2025-2032 te starten Met het Groeifonds project NAPL worden leraren, nadat ze hun startkwalificatie hebben gehaald, geholpen in hun professionele ontwikkeling. Dit leidt tot beter onderwijs en maakt het beroep van leraar aantrekkelijker, waardoor een vermindering van het lerarentekort. Voor het NAPL zal een tussentijdse en een eindevaluatie worden gedaan. 6, 7

6. Onderzoek en Wetenschap

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke rapportage thema onderzoek en wetenschap ex-post 2027 te starten Deze rapportage biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde onderzoek en wetenschapsbeleid. Het thema heeft grotendeels betrekking op artikel 16 van de begroting. De bekostiging van het onderzoek aan universiteiten en hogescholen valt echter onder artikelen 6 en 7. Dat geldt ook voor sectorplannen en praktijkgericht onderzoek. Het wordt ingevuld en uitgevoerd volgens de richtlijnen voor periodieke rapportage van het Ministerie van Financiën. De monitor- en evaluatieonderzoeken uitgevoerd door OCW en andere partijen zoals NWO zijn belangrijke bouwstenen voor deze periodieke rapportage. Daarnaast worden de indicatoren zoals genoemd in het Bestuursakkoord 2022 Hoger onderwijs en wetenschap hiervoor gebruikt. 16
Synthese-onderzoek van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap (inclusief evaluatie overige subsidies Fonds) ex-durante 2027 te starten Het kabinet (sinds Rutte IV) investeert om het fundament van het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te versterken, rust en ruimte te bieden aan divers talent en om de maatschappelijke impact van onderzoek te vergroten. Dit betreft een investering bovenop het al bestaande beleid en de wettelijke waarborgen die zorgen voor een kwalitatief goed onderwijs- en onderzoekstelsel. De «extra» investering van hoger onderwijs en onderzoek wordt grotendeels gefinancierd uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Door de bezuinigingen van het huidige kabinet is de extra investering kleiner geworden. Er is voorzien in twee synthese-onderzoeken, gebaseerd op evaluaties van de ingezette instrumenten. Deze evaluaties worden deels uitgevoerd door OCW en deels door andere partijen zoals NWO. De eerste synthesestudie van het Fonds onderzoekt of is ingezet op de juiste beleidsinstrumenten en/of de doelen hiermee worden bereikt. Ook geeft de studie aanknopingspunten om bij te sturen. De tweede synthesestudie geeft een stevigere onderbouwing van de bijdrage die het gevoerde beleid levert aan de hoofddoelen. Daarbij wordt ook gekeken naar de effecten van de bezuinigingen en de structurele (lange termijn) effecten. 16
Subthema Europa en internationaal
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluaties subsidie Matching Horizon Europe ex-durante 2026 te starten Wanneer kennisinstellingen deelnemen aan een Horizon Europe-project dan maken zij vaak meer kosten dan zij vergoed krijgen. Deze kosten worden matchingkosten genoemd. Via de subsidieregeling Matching Horizon Europe kunnen kennisinstellingen een compensatie ontvangen voor deze kosten. Doel van de subsidie is om deelname aan Horizon Europe-projecten te bevorderen en financiële drempels voor deelname te verlagen. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidieregeling. 16
Subthema Infrastructuur
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie voorbereidingsfase NGF-project Einstein telescoop ex-post 2028 te starten In 2022 heeft het Nationaal Groeifonds € 42 miljoen onvoorwaardelijke toegekend voor haalbaarheidsonderzoek en gerelateerde R&D-activiteiten. Deze activiteiten hebben tot doel om samen met België en Duitsland een gedegen locatievoorstel te maken voor de komst van de Einstein Telescoop. Deze activiteiten worden in 2028 geëvalueerd. 16
Subthema Onderzoek en maatschappij
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie valorisatiestrategie van Big Chemistry ex-durante 2025 lopend Met het programma Big chemistry wordt een gerobotiseerd laboratorium ontwikkeld waarin AI wordt ingezet om chemische recepturen te ontwikkelen. De doelen zijn versnelling van het chemische onderzoek, verduurzaming en innovatie in de chemische industrie. In deze tussentijdse evaluatie kijken we naar de valorisatiestrategie en -organisatie van dit NGF-project. Daarnaast kijken we ook naar het Robotlab. Het doel van deze evaluatie is om de voortgang en de impact van het project te monitoren en zowel de strategie als de effectiviteit (voor zover mogelijk gezien het vroege stadium van het project) van de valorisatie-inspanningen te beoordelen. 16
Evaluatie sectorplannen II (2022-2028) ex durante en ex post 2026 en 2029 te starten Sectorplannen hebben twee hoofddoelen, namelijk het creëren van rust en ruimte in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en het stimuleren van landelijke samenwerking en gezamenlijke scherpe keuzes, waarbij duidelijk wordt welke instelling zich op welke kennis en vakgebieden focust. Gedurende de looptijd vindt er doorlopende monitoring plaats door de sectorplancommissies. Deze commissies leveren tweemaal een evaluatie op: tussentijdse evaluatie in 2026 en eindevaluatie in 2029. Bij het monitoren en evalueren is er aandacht voor effecten met betrekking tot profilering, samenwerking en het terugdringen van tijdelijke contracten ten behoeve van meer rust en ruimte. De monitoring en evaluatie wordt nader ingevuld door de domeinspecifieke sectorplancommmissies. Sectorplannen I en II kennen een eigen ritme, inhoudelijke invulling over de sectoren en nuance verschillen in de doelen, waardoor het geen gezamenlijke evaluatie kan zijn. De evaluaties worden wel door dezelfde commissies uitgevoerd. 16
Evaluatie subsidie Biomedical Primate Research Centre ex-durante 2026 lopend Het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) is een onderzoekscentrum dat zich richt op biomedisch onderzoek naar ernstige ziektes. Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van non-human primaten vanwege hun genetische overeenkomsten met mensen, maar woordt ook ingezet op de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmethoden om het gebruik van dieren te verminderen. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid, doelmatigheid van BPRC, en de specifieke bijdrage van de subsidie van OCW hierin. 16
Evaluatie subsidie NEMO science museum ex-durante 2026 lopend Het NEMO science museum ontvangt een structurele subsidie van OCW. NEMO heeft als missie om op een interactieve en laagdrempelige manier wetenschap en technologie dichter bij het publiek te brengen. Dat gebeurt in het museum, op school, bij landelijke evenementen en online. De subsidie helpt hen hierbij. De evaluatie gaat in op de relevantie, doeltreffendheid, doelmatigheid en governance van NEMO. Specifiek gaat het om de bijdrage van de subsidie van OCW hierin. De evaluatie beslaat de periode vanaf 2012 (de laatste evaluatie van NEMO). De nadruk ligt op de afgelopen vijf jaar(2019-2024). 16
Evaluatie subsidie Stichting Animal Advocacy and Protection ex-durante 2026 te starten Stichting AAP (Animal Advocacy and Protection) is een Europese dierenwelzijnsorganisatie die zich inzet voor exotische zoogdieren. Stichting AAP ontvangt subsidie voor de huisvesting en verzorging van 28 chimpansees welke proefdier zijn geweest in het Biomedical Primate Research Centre (BPRC). De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Evaluatie subsidie Toekomstbeeld der Techniek ex-durante 2027 te starten Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) werkt aan lange termijn toekomstverkenningen en onderzoekt welke mogelijke invloed technologie heeft op uiteenlopende maatschappelijke thema's. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Evaluatie subsidie vereniging van wetenschapsmusea en science centers ex-durante 2028 te starten De VSC is de vereniging van wetenschapsmusea en science centers. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Evaluatie subsidie Netherlands Academy of Engineering ex-durante 2028 te starten De Netherlands Academy of Engineering (NAE) verenigt top-experts uit technologische wetenschappen, toegepast onderzoek en innovatie, afkomstig uit zowel kennisinstellingen als het bedrijfsleven. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Evaluatie subsidie Delta Climate Center ex-durante 2029 te starten Het Delta Climate Center (DCC) draagt middels onderzoek, onderwijsontwikkeling en kennistoepassing bij aan duurzame, klimaatbestendige en welvarende delta's. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Evaluatie subsidie Nationaal Expertisecentrum Wetenschap & Samenleving ex-durante 2029 te starten Het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap & Samenleving (NEWS) bevordert de verbinding tussen wetenschap en samenleving door middel van betere wetenschapscommunicatie. NEWS is in 2024 opgericht en verbindt het brede veld van wetenschapscommunicatie: praktijk, onderzoek en beleid rond wetenschapscommunicatie. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Evaluatie subsidie Naturalis ex-durante 2029 te starten Naturalis is het nationaal onderzoeksinstituut op het gebied van biodiversiteit. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Subthema Kennisveiligheid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Loket kennisveiligheid ex-durante 2025 lopend In 2022 is het Loket Kennisveiligheid gestart waar kennisinstellingen laagdrempelig terecht kunnen met hun aan kennisveiligheid gerelateerde vragen. Het Loket Kennisveiligheid biedt (medewerkers van) kennisinstellingen informatie en advies en faciliteert een learning community voor medewerkers van kennisinstellingen. Het Loket Kennisveiligheid wordt in opdracht van het ministerie van OCW uitgevoerd door RVO. In 2025 wordt het Loket Kennisveiligheid geëvalueerd. 16
Impactassessment screening kennisveiligheid (regeldruk) ex-ante 2025 lopend Aan de Tweede Kamer is een onderzoek toegezegd dat in beeld brengt wat de praktische impact van de wet SKV is, op de Nederlandse kennisinstellingen en op welke manier de kennisinstellingen ondersteund kunnen worden bij de implementatie van de screeningswet. Dit onderzoek brengt de regeldruk op kennisinstellingen in kaart (Kamerstuk 31288 nr. 948, vergaderjaar 2021-2022). 16
Implementatietoets screening kennisveiligheid (praktische impact) ex-ante 2026 te starten Aan de Tweede Kamer is een onderzoek toegezegd dat in beeld brengt wat de praktische impact van de wet SKV is, op de Nederlandse kennisinstellingen en op welke manier de kennisinstellingen ondersteund kunnen worden bij de implementatie van de screeningswet. Dit onderzoek volgt het impact assessment op, waarbij de regeldruk voor kennisinstellingen nav het wetsvoorstel SKV in kaart is gebracht. (Kamerstuk 31288 nr. 948, vergaderjaar 2021-2022). 16
Monitor kennisveiligheid (sectorbeelden) ex-durante 2026 lopend In het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap van juli 2022 is met de universiteiten en hogescholen afgesproken dat zij de Nationale Leidraad Kennisveiligheid implementeren. De voortgang hierop wordt gemonitord aan de hand van een externe audit kennisveiligheid. In 2023 en 2024 is een nulmeting uitgevoerd (er zijn afzonderlijke rapportages opgesteld voor de drie sectoren universiteiten, hogescholen en NWO en KNAW instituten). In 2025 wordt de meting herhaald waarna de resultaten uiterlijk in 2026 worden opgeleverd. 16
Subthema Onderzoek en talent
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie programma Erkennen en waarderen ex-post 2026 te starten Met het landelijke subsidieprogramma Erkennen en waarderen 2022-2026 stimuleert het kabinet de ontwikkeling van wetenschappelijk talent. Door oog te hebben voor de volle breedte van het academisch werk kunnen talenten op waarde worden geschat en is er ruimte om ook de prestaties op domeinen zoals onderwijs, patiëntenzorg, publieke betrokkenheid, ondernemerschap en academisch leiderschap te belonen. Tegen het einde van de looptijd van het subsidieprogramma wordt uitvoering gegeven aan de motie van de Tweede Kamer die verzoekt om een onafhankelijke evaluatie van het programma. 16
Evaluatie actieplan diversiteit en inclusie ex-durante 2026 te starten Evaluatie actieplan diversiteit en inclusie Het hoofddoel van dit actieplan is een meer diverse en inclusieve hoger onderwijs- en onderzoeksector. De adviescommissie is ingesteld tot eind 2026. Het actieplan loopt tot eind 2025. De partners die het plan dragen hebben uitgesproken het plan ook na 2025 te willen voortzetten. De evaluatie geeft onder andere informatie relevant voor een doorstart van het plan (en eventueel de adviescommissie). In 2023 is reeds een midterm-evaluatie uitgevoerd. 16
Evaluatie van het verruimde promotierecht ex durante 2027 te starten Met de uitbreiding van het promotierecht in 2017 hebben universitair (hoofd)docenten de mogelijkheid om op te treden als promotor. Voor deze wetswijziging was dit recht voorbehouden aan de hoogleraar. In 2022 is deze uitbreiding van het promotierecht geëvalueerd. De aanbeveling om de doorwerking van deze verruiming op het wetenschapssysteem en de internationale positionering na vijf jaar te evalueren, wordt opgevolgd in 2027. 16
Onderzoek zelfcensuur en beperking van diversiteit in perspectieven overig onderzoek 2027 te starten Onderzoek naar prevalentie, vormen, factoren, gevolgen en maatregelen van zelfcensuur door onderzoekers, docenten en studenten bij universiteiten en hogescholen. 16
Eindevaluaties starters- en stimuleringsbeurzen ex-post 2027 te starten De starters- en stimuleringsbeurzen vormen een persoonlijk werkkapitaal voor onderzoekers en geven meer ruimte voor het doen van ongebonden onderzoek. De beurzen beogen daarnaast bij te dragen aan een vermindering van de werken aanvraagdruk. Gezien de bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen is de evaluatie beperkt tot een eindevaluatie in 2027. In de evaluatie(s) wordt o.a. onderzocht hoe de beurzen zijn besteed (inclusief de indirecte kosten) en in hoeverre de doelen van de starters- en stimuleringsbeurzen zijn gerealiseerd. Ook wordt in de evaluatie de samenhang bezien met andere instrumenten, zoals de sectorplannen, en relevante beleidsontwikkelingen. 6, 7 en 16
Evaluatie subsidie Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren ex-durante 2028 te starten Het doel van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) is het bevorderen en in stand houden van een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen in de academische wereld, het werken aan de verbetering van de positie van vrouwen van alle achtergronden en het aandringen op een inclusieve en veilige academische gemeenschap. De evaluatie gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de door OCW verstrekte subsidie. 16
Subthema Sociale veiligheid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek naar de kwaliteit van klacht- en meldvoorzieningen sociale veiligheid. overig onderzoek 2025 lopend Om tot een verbetering van de klacht- en meldvoorzieningen in het hoger onderwijs te komen wordt hier onderzoek naar gedaan. Het onderzoek geeft een beeld van de kwaliteit van klachtenprocedures, de informatie erover en de tevredenheid over de procedures. Het gaat daarbij om voorzieningen voor studenten en medewerkers. Het onderzoek is eind april 2024 van start gegaan en de oplevering staat gepland voor eind 2024. 16
Evaluatie landeliijk programma Sociale Veiligheid ex post 2028 te starten Middels het landelijk programma sociale veiligheid worden universiteiten, hogescholen en studentenverenigingen gestimuleerd om samen te werken aan het vergroten van sociale veiligheid in de sector. De Regiegroep Sociale Veiligheid heeft de opdracht om dit programma in te vullen voor de periode 2024 tot en met 2027. Na afloop van de looptijd van de Regiegroep vindt een eindevaluatie plaats. 16
Subthema Instituten in het stelsel van onderzoek en wetenschap
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek ex durante evaluatie 2025 te starten De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wordt als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) volgens de Kaderwet ZBO iedere vijf jaar op doelmatigheid en doeltreffendheid geëvalueerd. De laatste evaluatie van de NWO vond plaats in 2020. 16
Evaluatie Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ex durante evaluatie 2026 te starten De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) wordt volgens het instellingsbesluit iedere vijf jaar op doelmatigheid en doeltreffendheid geëvalueerd. De laatste evaluatie van de KNAW vond plaats in 2020. 16
Evaluatie van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie ex durante evaluatie 2028 te starten De Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) stelt volgens de Kaderwet adviescolleges tenminste elk vierde jaar een evaluatieverslag op, waarin hij aandacht besteed aan zijn taakvervulling. De laatste evaluatie van de AWTI vond plaats in 2023. n.v.t
Evaluatie Rathenau Instituut ex durante evaluatie 2028 te starten Het Rathenau Instituut wordt volgens het instellingsbesluit elke vijf jaar beoordeeld op in ieder geval haar effectiviteit en doelmatigheid. De laatste evaluatie van het Rathenau Instituut vond plaats in 2023. 16

7. Arbeidsmarkt

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Aansluiting op de arbeidsmarkt Ex post 2028 te starten De periodieke rapportage aansluiting op de arbeidsmarkt levert integraal zicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid binnen het thema arbeidsmarkt. 4, 6, 7
Subthema Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Regionaal Investeringsfonds mbo Ex durante 2026 lopend De evaluatie dient om zowel inzicht te verkrijgen in de activiteiten die de publiek-private samenwerkingsverbanden oppakken om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren en innovatie te stimuleren. De evaluatie is gericht op het in beeld brengen van de effectiviteit van de subsidieregeling. 4
Monitor actieplan groene en digitale banen Ex durante, ex post 2030 lopend De monitor maakt trends en ontwikkelingen inzichtelijk die een bijdrage leveren aan het terugdringen van tekorten in kraptesectoren. 4
Onderzoek project onderwijs arbeidsmarkt Ex ante jaarlijks lopend Inzichten over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de vorm van een basisvoorziening prognoses. Deze inzichten worden gebruikt voor o.a. studievoorlichting, arbeidsmarktbemiddeling en de beantwoording van vragen rond macrodoelmatigheid van het opleidingsaanbod. 4
Schoolverlatersonderzoek CBS Ex durante jaarlijks lopend Onderzoek levert informatie over het macrodoelmatigheidsbeleid (per instelling) en over de aansluiting van mbo-opleidingen op de arbeidsmarkt. 4
Subthema Flexibilisering en leven lang ontwikkelen (LLO)
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor leven lang ontwikkelen (LLO) Ex durante 2026 lopend Deze overkoepelende, integrale monitor is bedoeld om de doeltreffendheid van het beleid op Leven lang ontwikkelen (LLO) te monitoren en te evalueren. Een van doelen is meer zicht te krijgen op de werkende mechanismen in de interactie tussen eigen regie en leercultuur op zowel micro als macroniveau. Tot aan de eindrapportage in 2026 worden verschillende tussenrapportages opgeleverd, met hierin het theoretisch kader en de werkende mechanismen achter het leren en ontwikkelen. 4
Verkenning infrastructuur persoonlijke leerrekening Ex ante 2025 lopend Deze ambtelijke verkenning heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de benodigde infrastructuur om eventueel een individuele leerrekening te implementeren. Daarmee kunnen individuen ondersteund worden in de kosten van (bij-, om- en op-) scholing. Het doel is de participatie en duurzame inzetbaarheid van individuen te bevorderen en te voorzien in de behoeften van de arbeidsmarkt door de deelname aan LLO te bevorderen via deze vorm van vraagfinanciering, Dit ligt in het verlengde van de internationale ontwikkelingen op het gebied van Individual Learning Accounts (ILA) en is een vervolg op een eerdere ambtelijke verkenning naar indivduele leerrekening. Die verkenning was uitgevoerd n.a.v. de motie Van der Lee c.s., die was ingediend nadat bekend is gemaakt dat het STAP-budget met ingang van 1 januari 2024 werd stopgezet. 4
Impactmonitor groeifondsproject LLO Collectief Ex durante 2025 afgerond Doel van dit onderzoek is bepalen welk effect het onderwijsaanbod in het kader van leven lang ontwikkelen (LLO) heeft op laaggeletterden en laagopgeleiden. 4
Subthema Stages
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek stagebegeleiding en maatregelen stagediscriminatie onder onderwijspersoneel, leerbedrijven en studenten Ex durante 2026 lopend Met dit onderzoek krijgen we verdiepend inzicht in hoeverre en hoe stagebegeleiders op mbo-scholen en praktijkopleiders van leerbedrijven werken aan het tegenaan van stagediscriminatie en het zorgen voor gelijke kansen. 4
Onderzoek effectiviteit stagematching Ex durante 2026 lopend Inzicht in de voortgang en effectiviteit van stagematching als maatregel om stagediscriminatie te voorkomen. 4
Monitoring Stagepact Ex durante, ex post 2027 lopend In het stagepact zijn doelen afgesproken om stages voor studenten te verbeteren. Deze monitor volgt de voortgang op de doelstellingen. De startmeting wordt in 2024 opgeleverd en vanaf 2025 volgt jaarlijks een voortgangsrapportage. 4
Monitor stagevergoedingen Ex durante jaarlijks lopend De monitor biedt inzicht in loon en arbeidsduur van banen en stages van mbo-studenten.
Subthema overig
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Verbeteren aansluiting en verminderen krapte op de arbeidsmarkt in sectoren voor maatschappelijke opgaven Ex durante, ex post 2027 lopend In de werkagenda mbo zijn verschillende doelen afgesproken om de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. Deze monitor volgt de voortgang op de doelstellingen. De startmeting wordt in 2024 opgeleverd en vanaf 2025 volgt jaarlijks een voortgangsrapportage. 4

8. Versterking Culturele en Creatieve sector

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Synthesestudie Erfgoed Synthesestudie 2028 te starten Meerjarig syntheseonderzoek naar het sub-thema Erfgoed 14
Subthema Musea
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Update rekenmodel gratis musea Ex ante (verkenning) 2025 lopend Betreft een update van eerder onderzoek waarin de effecten en kosten van een aantal vormen van gratis museumbezoek worden doorberekend. 14
Subthema Monumenten
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Monumentenwet BES-eilandend Ex post (evaluatie) 2025 lopend Evaluatie naar de werking van de Monumentenwet op de BES eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba) in de periode 2010-2024 14
Subthema Archeologie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Onderzoek versterking sectorvertegenwoordiging archeologie Ex ante (verkenning) 2025 afgerond Onderzoek naar de mogelijkheden om de sectorvertegenwoordiging binnen het archeologisch werkveld te versterken 14
Subthema Leefomgeving
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Inventarisatie ondersteuningsbehoefte gemeenten provincies erfgoed in ruimtelijke opgaven Ex ante (verkenning) 2025 lopend Doel van de opdracht is om inzicht te verkrijgen in de behoefte waar het ondersteuningsteam Erfgoed en Leefomgeving aan moet voldoen 14
Beleidsevaluatie Erfgoeddeal Ex post (evaluatie) 2025 lopend Eindevaluatie van de Erfgoed Deal die in 2019 van start is gegaan 14
Evaluatie gebiedsbiografieën NOVEX-gebieden Ex post (evaluatie) 2025 lopend Onderzoek naar de realisatie en werking van gebiedsbiografieën in NOVEX-gebieden, met als doel om input te leveren op het vervolg van de uitvoeringsagenda van de NOVEX. 14
Subthema Immaterieel erfgoed/Erfgoedparticipatie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor Erfgoedparticipatie (naar model MAK, ism RCE relatie FARO) Ex durante (monitor) 2025 lopend Monitor naar het model MAK, in samenwerking met de RCE 14
Uitwerking Strategische Evaluatieagenda Cultuur
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke rapportage Versterking van de culturele en creatieve sector Periodieke Rapportage 2032 te starten Periodieke Rapportage 14
Subthema Algemeen/overkoepelend cultuur
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Synthesestudie Cultuur Synthesestudie 2029 te starten Meerjarig syntheseonderzoek naar het sub-thema cultuur 14
Cultuurmonitor Ex durante (monitor) 2025 lopend de Boekmanstichting ontsluit de beschikbare informatie over de culturele sector 14
Vrijetijdsomnibus (VTO) Ex durante (monitor) 2025 lopend Betreft onderzoek naar kernthema’s cultuurparticipatie en sportbeoefening, waarbij de interesse in, bezoek aan en beoefening van sport en cultuur centraal staat. 14
Onderzoek spreiding van cultuuruitgaven Ex post (evaluatie) 2025 te starten Inzicht bieden in de huidige spreiding van overheidsinvesteringen (Rijk, provincies, gemeenten) en culturele infrastructuur, inclusief regionale verschillen en eventueel een beeld van waar het aanbod niet lijkt aan te sluiten op geografische en demografische kenmerken. En de huidige financiële en bestuurlijke kaders die relevant zijn voor de spreiding van cultuuruitingen. 14
Onderzoek financieringsmix culturele organisaties Ex post (evaluatie/verkennend) 2025 lopend Een inventarisatie van de voor- en nadelen van de huidige inrichting van (revolverende) leenfaciliteiten en een inventarisatie van eventuele alternatieven manieren waarop deze revolverend in stand gehouden kunnen worden. 14
Subthema Basisinfrastructuur Cultuur (BIS)
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Pilots maatschappelijke impact BIS-instellingen 2025-2028 Ex post (evaluatie/verkennend) 2025 lopend Pilots om te toetsen welke methodes het best bruikbaar zijn voor in kaart brengen van de impact van organisaties in de bis. 14
Subthema Cultuurparticipatie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor Erfgoedparticipatie Ex durante (monitor) 2025 lopend Monitor naar het model MAK, in samenwerking met de RCE 14
Monitor Kunst- en Erfgoedbeoefening Caribisch gebied van het Koninkrijk Ex durante (monitor) 2025 lopend De bestaande situatie rondom cultuurbeoefening binnen het Caribisch gebied wordt in kaart gebracht met een verkenning voor een passende manier om de ontwikkelingen hierin te monitoren. 14
Beleidsonderzoek landelijke ondersteuningsstructuur cultuurbeoefening Ex post (evaluatie) 2025 te starten Dit onderzoek heeft als doel de landelijke ondersteuningsstructuur voor cultuurbeoefening in kaart te brengen en om knelpunten en verbetermogelijkheden te identificeren. 14
Beleidsonderzoek behoeften (informele) cultuurbeoefenaars Ex ante (verkenning) 2026 te starten Het doel van dit onderzoek is zicht krijgen op de behoeften van de cultuurbeoefenaar en de niet-cultuurbeoefenaar 14
Subthema Diversiteit en Inclusie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Monitor Diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector Ex durante (monitor) 2025 afgerond Periodiek onderzoek naar de diversiteit van personeel, adviseurs en toezichthouders in de culturele en creatieve sector. Het vorige onderzoek stamt uit 2018. 14
Ervaringen en perspectieven van vrouwelijke film- en televisieprofessionals Ex post (evaluatie) 2025 afgerond Het onderzoekstraject bevat vijf vervolgonderzoeken waarmee aan de cijfers uit het eerdere rapport ‘Beter is nog niet goed. Genderongelijkheid in de Nederlandse film- en televisiesector’ uit 2022 nadere invulling zijn gegeven. 14
Monitor vrijetijdsbesteding kinderen Ex durante (monitor) 2025 lopend Pilot over vrijetijdsbesteding van kinderen met een beperking. Opdrachtgever is het Ministerie van VWS. 14
Subthema Bibliotheken
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Koninklijke Bibliotheek Ex post (evaluatie) 2025 afgerond ZBO-evaluatie van Koninklijke Bibliotheek over de periode 2019-2023 (in samenwerking met directie OWB) 14
Onderzoek naar gratis lidmaatschap bibliotheken Ex ante (verkenning) 2025 te starten Verkennend onderzoek naar gratis en automatisch lidmaatschap bij bibliotheken voor kinderen en volwassenen 14
Subthema Letteren
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Wet op de vaste boekenprijs Ex post (evaluatie) 2025 afgerond 4-jaarlijkse evaluatie van de Wet op de Vaste Boekenprijs, die bepaalt dat een boek overal voor dezelfde prijs verkocht moet worden 14
Subthema Arbeidsmarkt
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Landing Fair Pay middelen Ex post (evaluatie) 2027 te starten Evaluerend onderzoek naar de effecten van de extra Fair Pay middelen die vanaf 2025 worden ingezet. 14
Subthema Auteursrecht
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Economische betekenis van auteursrecht Ex ante (verkenning) 2025/2026 te starten Onderzoek naar de economische betekenis van auteursrecht (in opdracht van het Ministerie van EZ) 14
Subthema Creatieve industrie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Opzetten evaluatie- en monitoringsaanpak investeringsverplichting Ex ante (verkenning) 2024 afgerond Input voor evaluatieontwerp _x000D_
met betrekking tot de investeringsverplichting voor grote streamingdiensten.
14
Subthema Digitalisering
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Verkenning beleidsinstrumentarium digitale cultuur Ex ante (verkenning) 2025 lopend Onderzoek naar het actuele ecosysteem van de deelsector digitale cultuur in Nederland, inclusief de kansen en de bedreigingen en een functionele afbakening van de Nederlandse deelsector digitale cultuur. 14
Onderzoek webharvesting Ex ante (verkenning) 2025 lopend Onderzoek naar juridische, financiële, organisatorische en technische elementen van webharvesting 14
Subthema Duurzaamheid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Subthema Architecten
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
ZBO evaluatie bureau architectenregister Ex post (evaluatie) 2025 lopend Periodieke evaluatie ZBO 14
Subthema Internationaal Cultuurbeleid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Internationaal Cultuurbeleid (ICB) 2021-2024 Ex post (evaluatie) 2026 te starten Evaluatie in samenwerking met Ministerie van BZ. 14
Inventarisatie koloniale collecties in het Caribisch gebied Ex ante (verkenning) 2025 afgerond Door middel van dit verkennend en inventariserend onderzoek worden de wensen, behoeften en gevoeligheden ten aanzien van koloniale collecties en museale samenwerking inzichtelijk gemaakt. 14
Uitwerking Strategische Evaluatieagenda Cultuureducatie
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Synthesestudie Cultuureducatie Synthesestudie 2030 te starten Meerjarig syntheseonderzoek naar het sub-thema Cultuureducatie. 14
Onderzoek (top)talentontwikkeling podiumkunsten Ex post (evaluatie/verkennend) 2026 te starten Betreft een analyse van de huidige aanpak van (top)talentontwikkeling in de podiumkunsten, inclusief knelpunten en succesfactoren. 14
Uitwerking Strategische Evaluatieagenda Archieven
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Synthesestudie Archieven Synthesestudie 2031 te starten Meerjarig syntheseonderzoek naar het sub-thema archieven 14
Onderzoek naar archiefonderwijs Ex post (evaluatie/verkennend) 2025 lopend Verkennend onderzoek naar kennis, competenties en vaardigheden die archivarissen en informatieprofessionals nu en in de toekomst nodig hebben 14
Evaluatie Archiefwet Ex post (evaluatie) 2031 te starten De nieuwe Archiefwet zal naar verwachting in 2026 van kracht worden. Voorzien is een wetsevaluatie na 5 jaar 14

9. Versterking Mediasector en Hervorming landelijke publieke omroep

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Periodieke rapportage mediastelsel Periodieke Rapportage ntb te starten Periodieke Rapportage 15
Subthema Landelijk, regionaal en lokaal mediastelsel
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Mediamonitor Ex durante (monitor) 2025 lopend Jaarlijks onderzoek uitgevoerd door Commissariaat voor de Media naar ontwikkelingen in de mediasector 15
Onderzoek televisiepakketten en kijkgedrag Ex durante (monitor) 2025 lopend Tweejaarlijks onderzoek uitgevoerd door Commissariaat voor de Media naar ontwikkeling van televisiepakketten en kijkgedrag in Nederland 15
Impactanalyse reclame inkomsten NPO Ex ante (verkenning) 2025 lopend Onderzoek naar de impact die een mogelijke wijziging in ruimte voor (online) reclame bij de NPO heeft op de advertentiemarkt voor media in Nederland 15
Representatiemonitor Ex durante (monitor) 2026 lopend Monitoringsonderzoek door het Commissariaat voor de Media naar de representatie van vrouwen en van mensen met een (zichtbare) beperking in de media. 15
Evaluatie must carry regeling Ex post (evaluatie) 2027 te starten Evaluatie naar de werking van de must carry regeling voor aanbieders van televisiepakketten 15
Subthema Journalistiek
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten Ex post (evaluatie) 2025 lopend Evaluatie naar de werking van het Fonds voor Bijzondere Journalistiek Projecten 15
Subthema Mediawijsheid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Evaluatie NICAM Ex post (evaluatie) 2026 te starten Evaluatie van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) 15

10. Emancipatie

Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Topvrouwen: Monitor topvrouwen (semi)publiek Ex-durante Jaarlijks Lopend SEO monitort jaarlijks de voortgang van het aandeel vrouwen in de top van de (semi)publieke sector. 25
Topvrouwen: SER Monitor genderbalans in het Nederlandse bedrijfsleven Ex-durante Jaarlijks Lopend SER publiceert jaarlijks de SER Scorecard; Monitor genderbalans in het Nederlandse bedrijfsleven. 25
Topvrouwen: CPB effectmeting Ex-durante 2026 Lopend Meting en rapportage van effecten de invoering van het diversiteitsquotum op de middellange termijn. 25
Programma economische veerkracht Ex- durante 2026 Lopend Programma/onderzoek in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda, gericht op het verkrijgen van handelingsperspectieven om de economische veerkracht/de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. 25
Ontwikkeling van een ‘wat werkt- bij’ de arbeidstoeleiding van niet-werkende vrouwen – dossier Ex ante 2026 Te starten Duurzame borging en verspreiding van beschikbare kennis en verdere ontsluiting ervan. 25
Vakkundig aan het Werk: gendersensensitieve begeleiding Ex-durante 2026 Lopend Aanvullend onderzoek naar ‘wat werkt’ in de begeleiding van vrouwen met een arbeidsbeperking richting werk. Het gaat om gendersensitieve begeleiding binnen de subsidieronde Bevorderen van werken met een arbeidsbeperking van het programma Vakkundig aan het Werk. 25
Subthema Sociale Veiligheid
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Naar een effectieve aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld Ex-durante 2026 Lopend Driejarig onderzoeksprogramma waarin onderzoekers, maatschappelijke organisaties, kennisinstituten, hulpverleningsinstanties en andere partners kennis bundelen en ontwikkelen om (online) seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld zo veel mogelijk te voorkomen en de gewenste cultuurverandering te bereiken. Het gaat om een programma van de Nationale Wetenschapsagenda. 25
Publieksmonitor seksueel grensoverschrijdend gedrag Ex-durante 2026 Lopend Onderzoek naar de houding en gevoelens van het algemeen Nederlands publiek tegenover seksueel grensoverschrijdend gedrag. 25
Evaluatie opbrengsten van samenwerking met Regenboogsteden Ex-post 2026 Te starten Evalueren wat werkt en wat niet werkt in de samenwerking met gemeenten; in kaart brengen wat de samenwerking oplevert aan resultaten. 25
Effectenonderzoek Veilige Steden 2023 ‒ 2026 Ex-post 2026 Te starten Evalueren wat werkt en wat niet werkt in de samenwerking met gemeenten; in kaart brengen wat de samenwerking oplevert aan resultaten. 25
Subthema Genderdiversiteit en gelijke behandeling
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Nvt. Zie themabeschrijving Nvt. Zie themabeschrijving, geen gepland onderzoek
Subthema Algemeen
Titel onderzoek Type onderzoek Afronding Status Toelichting onderzoek Art.
Emancipatiemonitor Ex-durante Tweejaarlijks (2026, 2028) Te starten De Emancipatiemonitor brengt iedere twee jaar de positie van vrouwen en mannen in Nederland in kaart op het gebied van gezondheid, onderwijs, werk, zorg, inkomen, sociale veiligheid en gelijkheid in Europees perspectief, alsmede enkele ‘emancipatieopinies’ met maatschappelijke opvattingen over de rol van vrouwen en mannen. 25
Lhbtiqa+-monitor Ex-durante Tweejaarlijks (2026, 2028) Te starten De Lhbtiqa+-monitor schetst een tweejaarlijks beeld van de leefsituatie van lhbtiqa+ personen op domeinen als sociaaleconomische situatie, veiligheid, seksueel geweld, discriminatie en gezondheid, alsmede van de opvattingen van de algemene Nederlandse bevolking over lhbtiqa+ personen. 25

Bijlage 4: Specifieke uitkeringen

Als het Rijk bijdragen onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten verstrekt, is op basis van artikel 15a lid 1 Financiële-verhoudingswet sprake van een specifieke uitkering. In deze bijlage is voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangegeven welke specifieke uitkeringen voor 2024 t/m 2029 uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. De voornemens worden aangeduid met een «V» onder het kopje SiSa nummer (Single information Single audit). Indien nodig wordt er onder de tabel een toelichting gegeven

D15 Naam Scholenprogramma Groningen 3,0 3,0 3,0 3,0 3,0 3,0
Korte duiding Gemeenten in Groningen krijgen middelen om schoolgebouwen te versterken.
Juridische grondslag Artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet
Maatschappelijke effecten Het doel van deze maatregel is om 101 scholen aardbevings- en toekomstbestendig te maken.
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 1 Primair onderwijs
D8 Naam Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 638,4 579,6 571,8 567,8 574,2 568,3
Korte duiding Dit budget bestaat uit de middelen voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB). Met het GOAB worden middelen verstrekt om onderwijsachterstanden, waaronder taalachterstanden, van kinderen vroegtijdig te signaleren en bestrijden. Het is het voornemen deze SPUk op termijn om te zetten in een Bijzondere Fondsuitkering (bfu).
Juridische grondslag Artikel 168a, eerste en derde lid, van de Wet op het primair onderwijs
Maatschappelijke effecten Het doel van deze maatregelen is om kinderen te ondersteunen die op basis van hun omgevingskenmerken een vergroot risico lopen op een onderwijsachterstand. De middelen worden grotendeels ingezet voor voor- en vroegschoolse educatie, zodat kinderen zonder taalachterstand in het primair onderwijs kunnen instromen.
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 1 Primair onderwijs
D12 Naam RMC's 54,5 67,6 67,6 67,6 67,6 67,6
Korte duiding Dit betreft de bekostiging van de uitvoering van de taken van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) van 40 RMC-regio’s. De verdeelsleutel ligt vast in een ministerieel besluit.
Juridische grondslag Artikel 8.3.2 Wet educatie en beroepsonderwijs
Maatschappelijke effecten De RMC-functie heeft de taak om jongeren tot 23 jaar die niet naar school gaan en nog geen startkwalificatie hebben behaald te monitoren en voortijdig schoolverlaten te voorkomen
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
D10 Naam Educatie 104,1 85,1 84,7 84,7 84,7 84,7
Korte duiding De middelen voor educatie worden per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een regio educatie arbeidsmarktregio (via de contactgemeente). De verdeelsleutel is vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit WEB. Het is het voornemen deze SpUk op termijn om te zetten in een Bijzondere Fondsuitkering (bfu).
Juridische grondslag Artikel 2.3.1 Wet educatie en beroepsonderwijs
Maatschappelijke effecten Budget om cursussen voor het versterken van basisvaardigheden (taal, rekenen en digitale vaardigheden) aan te bieden aan hun inwoners. De doelgroep betreft volwassenen die Nederlands als eerste of tweede taal hebben, maar niet inburgeringsplichtig zijn. Het is het voornemen deze Spuk op termijn om te zetten in een Bijzondere Fondsuitkering (bfu).
Ontvangende partijen Samenwerkende gemeenten binnen een arbeidsmarktregio (via de contactgemeente)
Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
D12A Naam Regionaal programma 55,1 50,2 50,2 50,2 50,2 50,2
Korte duiding De middelen voor de uitvoering van de maatregelen uit het Regionaal Programma worden deels aan de RMC-contactgemeenten verstrekt.
Juridische grondslag Artikel 8.3.4 Wet educatie en beroepsonderwijs
Maatschappelijke effecten De RMC-functie heeft de taak om jongeren tot 23 jaar die niet naar school gaan en nog geen startkwalificatie hebben behaald te monitoren en voortijdig schoolverlaten te voorkomen
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
D27 Naam Masterplan Campussen Groningen 1,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Korte duiding Uitvoering van de Toekomstagenda Groningen: Masterplan Campusen
Juridische grondslag Artikel 4:23, derde lid, onder d, Awb
Maatschappelijke effecten Het Masterplan Campussen vormt één van de pijlers tvan de tussen rijk en regio overeengekomen, bredere economische agenda
Ontvangende partijen Provincie Groningen
Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
D24 Naam Landelijke erfgoedregistratie 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Korte duiding Met het initiatief wordt de Landelijke Erfgoedregistratie bestendigd en verder uitgebouwd. Daarmee wordt het mogelijk dat vanuit het Digitaal Stelsel Omgevingswet erfgoedgegevens beschikbaar komen voor eenieder.
Juridische grondslag Artikel 5 Wet Specifiek Cultuurbeleid
Maatschappelijke effecten Invulling geven aan de gedachte van de Omgevingswet: gemeenten hebben de plicht om informatie met betrekking tot de omgeving eenduidig beschikbaar to stellen aan zowel ambtenaren als burger. Alle belanghebbenden moeten een gelijke informatiepositie kunnen innemen.
Ontvangende partijen Gemeente Amsterdam
Artikel 14 Cultuur
D29 Naam Faro uitvoeringsagenda Leiden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Korte duiding De gemeente Leiden heeft een financiële bijdrage gevraagd voor een eigen, onderscheidenlijk project waarmee ze een inhoudelijke bijdrage wil leveren aan het realiseren van de ambities in de Uitvoeringsagenda Faro.
Juridische grondslag Financiële-verhoudingswet artikel 17; 1e suppletoire begrotingswet OCW, begrotingsartikel Cultuur
Maatschappelijke effecten Doel van dit initiatief is de totstandkoming van een algemeen toepasbare waarderingsmethodiek en criteria voor gebouwd erfgoed in de leefomgeving, inclusief het bewonersperspectief.
Ontvangende partijen Gemeente Leiden
Artikel 14 Cultuur
D32 Naam SPUK erfgoed 2024 - n.n.b. 3,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Korte duiding Middelen Erfgoed Aardbevingsgebied Groningen
Juridische grondslag Artikel 7, Wet op het specifiek cultuurbeleid
Maatschappelijke effecten Het behoud van het Gronings erfgoed, landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit en daarmee de gebiedsidentiteit, als ook het bereiken van een optimale balans tussen veiligheid, schadeherstel en behoud van het Gronings erfgoed in zijn ruimtelijke context.
Ontvangende partijen Provincie Groningen
Artikel 14 Cultuur
D31 Naam SPUK Slavernijmuseum 28,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Korte duiding Slavernijmuseum Amsterdam
Juridische grondslag Artikel 7 Wet op het specifiek cultuurbeleid
Maatschappelijke effecten bijdrage aan realisatie van een slavernijmuseum
Ontvangende partijen Gemeente Amsterdam
Artikel 14 Cultuur
Totaal 888,9 785,6 777,3 773,3 779,7 773,8

  1. __Artikel 8 (Internationaal beleid) heeft geen eigen Periodieke rapportage, aangezien de taken en het daaraan gekoppelde budget betrekking heeft op diverse beleidsdomeinen van het Ministerie van OCW. Evaluatie vindt plaats verspreid over de verschillende thema’s.↩︎

  2. __Kabinetsvisie op biotechnologie 2025-2040 | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎