[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over Resultaten stichtingsaanvragen en bekostigingsbesluiten nieuwe scholen (2024-2025) (Kamerstuk 35050-59 )

Wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D36832, datum: 2025-09-03, bijgewerkt: 2025-09-03 13:52, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z13085:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


35 050 Wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen)

Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. …

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 juni 2025 inzake de resultaten stichtingsaanvragen en bekostigingsbesluiten nieuwe scholen (2024-2025) (Kamerstuk 30 050, nr. 59). Bij brief van ... heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie

Easton

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • Inbreng van de leden van de NSC-fractie

  • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben opnieuw met zorg kennisgenomen van de stichtingsaanvragen en bekostigingsbesluiten voor nieuwe scholen. Deze leden zien onderwijs als het fundament van onze samenleving dat zorgt dat kinderen elkaar ontmoeten, dat ze tot bloei kunnen komen en hun talenten kunnen ontwikkelen. Daarom willen deze leden niet in de eerste plaats investeren in scholen en hun besturen, maar wel in de toekomst van onze kinderen en daarmee in de toekomst van onze maatschappij. Deelt de staatssecretaris deze visie?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat artikel 23 van de Grondwet het primaat van de aanhoudende zorg van de regering legt bij het openbaar onderwijs. De Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen leidt echter tot een afname van het aandeel openbare scholen ten opzichte van het aantal bijzondere scholen en een toename van het aandeel scholen gericht op één specifieke doelgroep. Bij de goedgekeurde aanvragen in schooljaar 2024-2025 blijft het aandeel nieuwe openbare scholen steken bij 10 procent van het totaal. In het voortgezet onderwijs komen er zelfs helemaal geen openbare scholen bij. Hoe rechtvaardigt de staatssecretaris deze ontwikkelingen in het licht van haar verantwoordelijkheid bij het grondwettelijke primaat voor het openbaar onderwijs? Hoe beziet de staatssecretaris dat de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen - anders dan het aanvankelijke idee van de toenmalige staatssecretaris Dekker van richtingsvrije planning - juist een zwaarder accent heeft gelegd op het begrip richting, met als gevolg dat het nu zelfs makkelijker lukt om een bijzondere school te stichten dan om een openbare school te stichten? Bijzondere richtingen die in de oude wetgeving niet tot stichten konden komen, blijken dit nu ook hard in te halen, zowel in het primair als voortgezet onderwijs. Op papier zijn deze richtingen wellicht algemeen toegankelijk, maar ze richten zich vanuit hun grondslag en onderwijsinvulling slechts op een specifiek hokje in de samenleving. Zó schept de praktijk een nieuwe werkelijkheid in het scholenbestand en in de verhouding openbaar-bijzonder onderwijs. De wet biedt de overheid geen middelen om zulke hokjesscholen tegen te gaan en te zorgen voor een onderwijsaanbod waarbij school de samenleving in het klein is en waarin kinderen en jongeren ‘de ander’ ontmoeten en leren kennen. Kan de staatssecretaris schetsen wat dit betekent voor de mate waarin deze hokjesscholen gestalte geven aan het derde lid van artikel 8 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2.2 van de Wet voortgezet onderwijs?

Eerder hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie al gewezen op de risico’s van hokjesscholen, de onwenselijke concurrentie en een te beperkte rol voor de gemeenten die de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen met zich meebracht. In 2022 meldde de toenmalige minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs in reactie op vragen vanuit de Kamer dat ook het kabinet zich zorgen maakte over segregatie.1 Deelt de staatssecretaris deze zorg? Nu er vóór 1 november 2024 alweer 41 initiatiefnemers definitief een aanvraag indienden voor bekostiging van een nieuwe school, rijst de vraag wat dit betekent voor een doelmatige besteding van onderwijsgeld en voor het tegengaan van segregatie in het onderwijs. Hoe beziet de staatssecretaris de invloed van de wet op beide punten?

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) geeft bij een aanvraag voor een nieuwe school na een kwaliteitstoets advies aan de minister. De minister besluit mede op basis van dit advies of de school bekostigd wordt en daarmee toegelaten tot het stelsel. In de Staat van het Onderwijs 2025 rapporteerde de Onderwijsinspectie dat in het schooljaar 2023-2024 acht scholen in het funderend onderwijs voor de tweede keer als zeer zwak werden beoordeeld. Opvallend is dat het in zeven van de acht gevallen om relatief nieuwe scholen ging.2 Wat zegt dit volgens de staatssecretaris over de adequaatheid van de kwaliteitstoets waarop de inspectie haar advies aan de minister moet baseren?

De staatssecretaris kondigt aan dat eind 2025 een consortium de evaluatie van de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen oplevert en dat er een beleidsreactie op dit eindrapport volgt voor de zomer van 2026. Nu verscheen er al in februari 2024 een tussenrapportage van de Wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen met de eerste bevindingen van de evaluatie van de nieuwe stichtingsprocedure waaraan destijds nog geen algemene of definitieve conclusies over de stichtingsprocedure konden worden verbonden.3 Heeft de staatssecretaris aan deze tussenrapportage aanvullende onderzoeksvragen verbonden teneinde het eindrapport ook de straks gewenste beleidsinformatie te laten opleveren? Zo ja, hoe luiden deze aanvullende onderzoeksvragen? Zo nee, waarom niet?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief omtrent de resultaten stichtingsaanvragen en bekostigingsbesluiten nieuwe scholen (2024-2025). Deze leden onderschrijven het belang van keuzevrijheid in het onderwijs maar benadrukt zeer de nadelen van deze wet, met name de forse groei in het aantal scholen en de druk die dit legt op de schaarse middelen, gebouwen en leraren. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij de vierde ronde stichtingsaanvragen 29 aanvragen voor nieuwe scholen zijn goedgekeurd. Zij vragen de staatssecretaris inzicht te geven in de denominatieve verdeling van de 29 positief beoordeelde aanvragen. Hoeveel van deze nieuwe scholen behoren tot (orthodox-)religieuze richtingen? Ziet de staatssecretaris het risico dat de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen vooral leidt tot een groei van orthodox-religieuze scholen terwijl de diversiteit in bredere zin niet toeneemt?

De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de staatssecretaris erkent dat de wet leidt tot druk op huisvesting; een vraagstuk waar veel gemeenten mee worstelen. In hoeverre bestaan er afspraken tussen het Rijk en gemeenten om deze extra druk te beperken? Biedt het wetsvoorstel Planmatige aanpak onderwijshuisvesting hier een oplossing voor gemeenten? Wat is daarvan de stand van zaken?

De leden van de VVD-fractie zijn blij met de inzet van de staatssecretaris om het lerarentekort op te lossen. Tegelijkertijd zien zij dat de groei in het aantal scholen door de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen ook leidt tot druk op het aantal leraren. Wordt dit bijvoorbeeld als criterium meegenomen in het bekostigingsbesluit, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de staatssecretaris aangeeft dat de evaluatie eind 2025 gereed is en dat haar beleidsreactie in 2026 volgt. Is de staatssecretaris bereid om eerder maatregelen te treffen indien tussentijds blijkt dat het aantal aanvragen voor nieuwe scholen disproportioneel veel druk legt op huisvesting, het lerarentekort en financiële middelen?

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de fractie van NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris over de resultaten stichtingsaanvragen en bekostigingsbesluiten nieuwe scholen (2024-2025) alsmede de bijhorende beslisnota en hebben daarover op dit moment geen vragen of opmerkingen.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de resultaten van stichtingsaanvragen en bekostigingsbesluiten voor nieuwe scholen. Deze leden hebben de volgende vragen aan de staatssecretaris.

De leden van BBB-fractie constateren dat het aantal goedgekeurde aanvragen voor nieuwe scholen stabiliseert, maar dat het aantal ouderverklaringen weer toeneemt. Dit duidt op een groeiende behoefte aan kleinschalig en regionaal onderwijs. Is de staatssecretaris bereid om in toekomstige rondes extra aandacht te geven aan initiatieven die bijdragen aan het behoud van onderwijsvoorzieningen in krimpregio’s? Hoe wordt geborgd dat nieuwe scholen daadwerkelijk bijdragen aan de versterking van basisvaardigheden zoals taal, rekenen en burgerschap?

Daarnaast vragen de leden van de BBB-fractie of de staatssecretaris kan toelichten hoe de evaluatie van de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen zal worden benut om de toegankelijkheid van stichtingsprocedures voor kleinschalige, regionale initiatieven te verbeteren. Verder vragen deze leden of er in de kwaliteitsbeoordeling door de inspectie ook wordt gekeken naar de mate waarin een school bijdraagt aan regionale leefbaarheid en sociale cohesie.

Tot slot constateren de leden van BBB-fractie dat sinds de invoering van de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen het aantal islamitische scholen sterk is toegenomen. In 2026 openen veertien nieuwe basisscholen, waarvan zeker negen islamitisch. Deze leden maken zich zorgen over de mogelijke maatschappelijke gevolgen hiervan. Is de staatssecretaris bereid om in de evaluatie van de wet expliciet te betrekken of de toename van islamitische scholen bijdraagt aan segregatie in het onderwijs? Kan de staatssecretaris aangeven hoe wordt voorkomen dat scholen, ongeacht religieuze grondslag, bijdragen aan radicalisering of het ontstaan van parallelle gemeenschappen? Kan de staatssecretaris toezeggen om, vanwege gebrekkige integratie, buitenlandse invloeden, onderwijskwaliteit, radicalisering en antiwesterse opvattingen, te kijken naar mogelijkheden voor een stop op nieuwe islamitische scholen, bijvoorbeeld door extra toe te zien op weekendscholen en hun onderwijskwaliteit, integratie en signalen van radicalisering?

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. Kamerstuk 35 050, nr. 48, p. 13.↩︎

  2. Documentnummer 2025D17280, p. 22. Bijlage bij Kamerstuk 36 600-VIII , nr. 171.↩︎

  3. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/02/13/evaluatie-wet-meer-ruimte-voor-nieuwe-scholen-tussenrapportage-2024.↩︎