[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Regionaal Historische Centra - besluiten tot uittreding gemeenschappelijke regelingen en toelichting verdere samenwerking

Besluiten tot uittreding uit de gemeenschappelijke regelingen van Regionaal Historische Centra

Brief regering

Nummer: 2025D37312, datum: 2025-09-04, bijgewerkt: 2025-09-05 11:03, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36804 -1 Besluiten tot uittreding uit de gemeenschappelijke regelingen van Regionaal Historische Centra .

Onderdeel van zaak 2025Z16178:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Datum 4 september 2025
Betreft Regionaal Historische Centra - besluiten tot uittreding gemeenschappelijke regelingen en toelichting verdere samenwerking

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Media en Creatieve Industrie

Rijnstraat 50

Den Haag

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

www.rijksoverheid.nl

Onze referentie

WJZ/54130514

Bijlagen

11

Hierbij bied ik u aan de ontwerpbesluiten tot uittreding uit de gemeenschappelijke regelingen van Regionaal Historische Centra (RHC’s) en informeer ik u over de afspraken die ik met hen maak over de toekomstige samenwerking.

De voorlegging van deze ontwerpbesluiten tot uittreding aan uw Kamer geschiedt in het kader van artikel 94, tweede lid, of 97, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze artikelen bieden uw Kamer gedurende vier weken de mogelijkheid zich hierover uit te spreken. Indien u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, zullen na afloop van deze termijn de besluiten tot uittreding per RHC gepubliceerd worden in de Staatscourant.

De voorgenomen uittreding, beoogd per 1 januari 2027, neemt niet weg dat het Rijk op dit moment nog deelnemer is aan deze Gemeenschappelijke regelingen. Dat verklaart waarom een aantal wijzigingen aan gemeenschappelijke regelingen in de tussentijd bij u voorgehangen zullen worden.1

Een gelijkluidende brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Uittreding

Allereerst wil ik benadrukken dat de voorgenomen uittreding van het Rijk losstaat van mijn grote waardering voor de kundigheid van de RHC’s. Ook vind ik het cruciaal dat elk RHC diens rol als (gevestigd) centrum van regionale historie en cultuurgeschiedenis blijft behouden, dit zowel voor burgers als onderzoekers. Het zijn de huidige en ingrijpende ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en vormgeving van interbestuurlijke samenwerking die voor dit besluit doorslag­gevend zijn.

Het Rijk participeert in elf gemeenschappelijke regelingen voor Regionaal Historische Centra. Indien de Eerste Kamer het reeds door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel voor de intrekking van de Archiefwet 1995 en het invoeren van de Archiefwet 20..2 aanneemt, zal het Rijk binnen dat kader uittreden uit deze elf gemeenschappelijke regelingen.

Aanleiding voor deze uittredingbesluiten is de eerder door voormalig Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, voorgenomen uittreding uit de gemeenschappelijke regelingen van de RHC’s per inwerkingtreding van de Archiefwet 20…3 Tot deze uittreding is primair besloten vanwege de ontwikkelingen rond de digitalisering van overheidsinformatie en daaraan gekoppelde centralisering van de voorzieningen van informatiebeheer bij het Rijk. Digitale rijksarchieven worden hierdoor ondergebracht bij het Nationaal Archief. Secundaire reden tot uittreding is de wens van het Rijk om bestuurlijke en ambtelijke procedures te vereenvoudigen. Dit sluit ook aan op het in het in 2019 geformuleerde uitgangspunt van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat rijksdienst-onderdelen geen nieuwe gemeenschappelijke regelingen meer aangaan en binnen vijf jaar uit bestaande regelingen treden.

In de plaats van deelname aan de gemeenschappelijke regelingen zal ik conform daarvoor voorziene bepalingen in de Archiefwet 20.. voor een deel van de archieven een delegatiebesluit nemen (art. 3.1 Archiefwet 20..), zodat de Regionaal Historische Centra de archieftaken voor de analoge rijksarchieven elk in hun provincie kunnen blijven uitoefenen. Via een specifieke uitkering worden zij hiervoor bekostigd (art. 3.2 Archiefwet 20..).

Om de uittreding te kunnen effectueren dien ik een besluit te nemen tot uittreding, overeenkomstig de Wet gemeenschappelijke regelingen en de afspraken daarover in de elf gemeenschappelijke regelingen. Omdat in die gemeenschappelijke regelingen vaak een opzegtermijn van een jaar is opgenomen, en de uittreding naar verwachting geëffectueerd wordt per 1 januari 2027, doe ik u reeds nu de voorgenomen uittredingsbesluiten toekomen. De Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft voor dat een dergelijk besluit tot uittreding bij u wordt voorgehangen, alvorens ik het besluit kan nemen.

Over de voorwaarden waaronder de uittreding plaatsvindt, wordt nog gesproken met de verschillende decentrale overheden en RHC’s zelf. Dit alles vindt zijn neerslag in een uittredingsregeling per RHC; vaststelling hiervan is een bevoegdheid van het desbetreffende algemeen bestuur. Zodra alle uittredingsregelingen zijn vastgesteld, zal ik uw Kamer daarover nader informeren.

Toekomstige samenwerking

De uittreding betekent geenszins het einde van de constructieve en nauwe samenwerking tussen het Rijk en de RHC’s. Na ruim een kwart eeuw van samenwerking weet ik dat ik kan vertrouwen op de kundigheid van RHC’s voor het beheren van de analoge rijksarchieven. En op hun bredere rol als expertisecentrum van lokale en regionale geschiedenis en erfgoed.

Om deze reden vind ik het belangrijk om afspraken te maken over de toekomstige samenwerking waardoor de RHC’s hun functie kunnen blijven vervullen. Met het oog op de samenwerking na de uittreding zet ik de nodige stappen voor de delegatie van taken en bevoegdheden, de toekomstige financiering van de RHC’s via een specifieke uitkering en de inrichting van een bredere en structurele samenwerking via een nieuw bestuursconvenant dat een vervolg is op het eerdere afgesloten bestuursconvenant.4 Ook hierover zal ik uw Kamer nader informeren.

Huisvesting

Parallel aan de uittreding zullen voor acht van elf RHC’s die vastgoed huren van de Staat (Rijksvastgoedbedrijf, hierna RVB) nieuwe huisvestingsafspraken gelden vanaf 1 januari 2026. Met deze RHC’s en het RVB is namelijk overeengekomen om de aanpak uit een eerdere pilot (2017-2023) te verankeren. Deze aanpak is geïnspireerd op die voor de Rijksmusea.5 Tijdens een evaluatie van de pilot door een onafhankelijk adviesbureau in 2021 is gebleken dat de RHC’s goed huisvader zijn voor de gebouwen en cultureel ondernemend6 te werk te gaan in het vervullen van hun nieuwe taak.

Uit de pilot vloeit voort dat de RHC’s volledig zeggenschap hebben over het beheer en onderhoud van hun panden en zij ook verantwoordelijkheid dragen over de risico’s die daaraan verbonden zijn. Daarvoor ontvangen zij van het Rijk een adequate vergoeding. Als minister ben ik verantwoordelijk voor de rijksarchieven. Daarnaast heeft het RVB het toezicht op de huisvesting van de RHC-panden in 2017 aan mij overgedragen. Essentieel voor het behoud van de rijksarchieven is goede huisvesting. De rol van het RVB is tot slot beperkt tot verhuurder van de panden.

Tegelijkertijd heeft de evaluatie een aantal aandachtspunten naar voren gebracht. Zo kon de rol- en risicoverdeling tussen het RHC’s, OCW en het Rijksvastgoedbedrijf beter uitgewerkt worden. Ook diende de toezicht van OCW duidelijker omschreven en ingericht worden. Met het oog op dat laatste zal ik het bestaande toezichtkader verhelderen. Via onder andere de jaarverantwoordingen en onafhankelijke bouwkundige inspecties zal ik erover waken dat de RHC’s als goed huisvader voor de panden blijven zorgen. Ook zal ik na vijf jaar in een evaluatie bezien of de gemaakte huisvestingsafspraken nog steeds naar ieders tevredenheid functioneren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap a.i.,

Sophie Hermans


  1. Dit gegeven verklaart ook waarom in de concept uittredingsbesluiten soms PM’s zijn opgenomen voor verwijzingen naar de dan geldende gemeenschappelijke regelingen.↩︎

  2. Kamerstukken I 2024/25, 35 968, A.↩︎

  3. Kamerstukken II, 2021-2022, 35925-VIII, nr. 150, brief aan de RHC’s van 15 december 2021.↩︎

  4. Zie de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 februari 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VIII, nr. 113).↩︎

  5. Kamerstukken II 2023/24, 32 820, nr. 511↩︎

  6. Ondernemerschap in relatie tot vastgoed, met het uiteindelijke doel om de impact te vergroten, wat mogelijk is als gevolg van de vrijheid die (al dan niet) wordt ervaren door de verantwoordelijkheid voor het vastgoedproces (Brink Advies Groep).↩︎