[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken van een aantal moties in het domein Landelijk Gebied, Stikstof en Mest

Problematiek rondom stikstof en PFAS

Brief regering

Nummer: 2025D40507, datum: 2025-09-19, bijgewerkt: 2025-10-01 16:31, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35334 -415 Problematiek rondom stikstof en PFAS.

Onderdeel van zaak 2025Z17388:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

33 576 Natuurbeleid

33 037 Mestbeleid

Nr. 415 Brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2025

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van diverse onderwerpen met betrekking tot het stikstofbeleid. Tevens stuur ik de Tweede Kamer, zoals gebruikelijk twee keer per jaar, de laatste stand van zaken in de voortgangsrapportage Bronmaatregelen.

Deze brief gaat onder andere in op de voortgang van de ondernemingsgerichte werkwijze, de extra Rijksinzet voor gebieden en boerenerven en verschillende samenwerkingen. Ook zal het ingaan op een aantal andere moties rondom de quickscan, een ADC-toets, toezegging en stand van zaken rekenkundige ondergrens, het verzoek tot reactie op het controversieel verklaren van het wetsvoorstel om de omgevingswaarden gebaseerd op de KDW te vervangen en de rapporten over onderzoeken naar de graslandnorm.

Voortgang ondernemersgerichte werkwijze

Sinds mijn aantreden heb ik het belang benadrukt om te werken vanuit de uitvoeringspraktijk op het erf en in het gebied, waarbij de boer zelf aan het roer staat. Met behulp van zaakbegeleiding is in de uitvoering oog geweest voor de situatie van de individuele ondernemer, door op het erf het gesprek te voeren over toekomstmogelijkheden en de verduurzaming van het bedrijf.

Vanwege de positieve ervaringen met zaakbegeleiding start ik ook met de inzet van zaakbegeleiders binnen de extra Rijksinzet voor gebieden en boerenerven. Daarbij krijgen maatwerk en het ondernemingsplan een vervolg. Onderstaand geef ik een update over de ondernemingsplan-aanpak en de extra Rijksinzet voor gebieden en boerenerven.

Ondernemingsplan

In mijn brief over de voortgang van de aanpak piekbelasting1 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de resultaten van de pilot voor de ondernemingsplan-aanpak in de Gelderse Vallei en de Peel. Bijgaand ontvangt uw Kamer de evaluatie van de ondernemingsplan-aanpak.

In deze aanpak maken de ondernemers, uitgaande van hun vakmanschap, een eigen plan op basis waarvan zij zelf kiezen hoe ze hun bedrijf toekomstbestendig kunnen maken. Inmiddels hebben alle deelnemers hun plan ingediend. Deskundigen hebben deze plannen op toekomstbestendigheid beoordeeld. Gemeenten, waterschappen, provincies en LVVN bekijken hoe zij bij kunnen dragen aan het realiseren van deze toekomstbestendige plannen; zo worden de ondernemers de komende jaren begeleid bij de ontwikkeling van hun plannen.

Onderzoeksbureau Lysias heeft de pilot geëvalueerd. Lysias concludeert dat de aanpak zeer waardevol is en daarmee navolging verdient. Diverse aanbevelingen zijn gedaan voor de toekomstige toepassing van de aanpak:

  • Zet voort wat in gang is gezet met de huidige deelnemers; zorg voor begeleiding en ondersteuning van de deelnemende ondernemers bij het realiseren van de plannen.

  • Zet de ondernemingsplan-aanpak op beperkte schaal voort, ontwikkel de methodiek verder door en breng het in samenhang met de gebiedsgerichte aanpak.

  • Voer een aantal verbeteringen door in de verschillende processtappen van de ondernemingsplan-aanpak; pas werkende mechanismen breder toe en blijf het belang van maatwerk erkennen.

  • Verbindt de kennis en kunde van de ondernemingsplan-aanpak met de bedrijfsgerichte doelsturing.

Ik vind het belangrijk dat hiermee een instrument beschikbaar is gekomen voor ondernemers die hun bedrijf willen voortzetten en verduurzamen. Het Rijk en de provincie Gelderland hebben de intentie uitgesproken om een vervolg van deze aanpak binnen de Veluwe te verkennen om ondernemers in de overgangszones te begeleiden.

Deze evaluatie bespreek ik met de betrokken overheden, waarna ik uw Kamer zal informeren over de uitkomsten van dit overleg.

Voortgang extra Rijksinzet voor gebieden en boerenerven
In november 2024 is, als onderdeel van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur (RLN),2 de extra Rijksinzet voor gebieden en boerenerven aangekondigd. Het doel is om, aanvullend op het landelijke beleid, de uitvoering in gebieden met complexere opgaven en extra behoefte te versnellen en te versterken door extra rijksinzet.

Samen met medeoverheden ben ik bezig met de uitwerking van de aanpak hiervoor. We richten ons hierbij op een aantal gebieden die te maken hebben met gestapelde opgaven ten aanzien van onder andere stikstof, waterkwaliteit en biodiversiteitsherstel, waaronder weidevogelbeheer. Met de focus op deze gebieden is het mogelijk om de capaciteit van het Rijk doelgericht in te zetten om samen met regionale partijen tot uitvoering over te gaan en daarmee de natuur verder te herstellen en vergunningverlening weer op gang te krijgen.

Ik vind het belangrijk dat de aanpak goed aansluit op lopende initiatieven van boeren en andere gebiedspartners. Het gaat erom dat het Rijk en de medeoverheden de energie benutten die er in veel gebieden is om verder tot uitvoering te komen. Juist deze flexibiliteit - het kunnen aansluiten op wat er lokaal nodig is voor de gestapelde opgaven en op wat er al in gang is gezet - vormt een kracht van de extra Rijksinzet. Voorbeelden van instrumenten waarmee ik dit binnen de beschikbare middelen wil bewerkstelligen zijn het toepassen van grondinstrumenten (onder andere Nationale Grondbank), het stellen van kaders en het bieden van steun aan agrarisch ondernemers bij het maken van keuzes over de toekomst van hun bedrijf (onder andere met zaakbegeleiding, ondernemingsplannen en inzet regelingen ‘trappetje Remkes’).

Op initiatief van LVVN komen Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten vanaf het najaar van 2025 tot een interbestuurlijke werkwijze waarbij er jaarlijks een ijkmoment zal zijn om de voortgang van de extra Rijksinzet te bespreken en te bepalen of en hoe deze wordt gecontinueerd. Dit is bedoeld om de meerwaarde van de samenwerking scherp te houden en om bij te kunnen sturen op nieuwe ontwikkelingen.

Daarnaast heeft uw Kamer mij om een reactie gevraagd op het plan van boeren uit de Baarlingerpolder. Op donderdag 11 september heb ik de boeren van het boereninitiatief uit de Baarlingerpolder mogen ontvangen op mijn ministerie, als ook betrokkenen vanuit provincie Overijssel en gemeente Steenwijkerland. Met een delegatie van hen heb ik een mooi gesprek gevoerd. Tijdens dat bezoek hebben de boeren hun verkenningsrapport aan mij overhandigd waarin uiteen wordt gezet hoe zij hun polder toekomstbestendig willen maken met perspectief voor landbouw en natuur. We mogen trots zijn op de ondernemerskracht en creativiteit die van de boeren uit dit gebied en andere gebieden komt, en op de wil om er samen de schouders onder te zetten. Deze waardevolle initiatieven vanuit de uitvoeringspraktijk helpen om het rijksbeleid te versterken en te realiseren.

De Baarlingerpolder is een gebied waar LVVN nauw bij betrokken is. Het is namelijk één van de gebieden waar ik gestart ben met de eerder aangekondigde en hierboven beschreven ‘extra rijksinzet voor gebieden en boerenerven’. Voor de Baarlingerpolder wordt, onder regie van de provincie en in samenwerking met andere gebiedspartners, momenteel verkend welke mogelijkheden er zijn om het plan van de boeren richting uitvoering te brengen. Ik ben in gesprek met de gebiedspartners over welke inzet het Rijk daarbij kan leveren. Over de voortgang hiervan zal ik uw Kamer voor de zomer van 2026 informeren.

Samen met betrokkenen blijf ik stappen zetten om realisatie van initiatieven uit gebieden als de Baarlingerpolder te bevorderen.

Voortgang Grondfaciliteit Landelijk Gebied

Het verbeteren van de grondfaciliteit landelijk gebied is een belangrijke bouwsteen voor realisatie van de opgaven waar ondernemers en de vier overheden voor staan. Een overzicht van het beschikbare grondinstrumentarium is te vinden in de Instrumentenkoffer Landelijk Gebied.3 De afgelopen periode is op diverse onderdelen van de grondfaciliteit voortgang geboekt om dit instrumentarium in te zetten om de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur te ondersteunen. Ik licht hieronder kort de ontwikkeling van een aantal instrumenten toe.

Uitvoering Nationale Grondbank LVVN
Het Ministerie van LVVN heeft de Nationale Grondbank (NGB) ingesteld om de grondmobiliteit te faciliteren. De NGB is sinds 2023 operationeel en wordt steeds vaker ingeschakeld door provincies. Momenteel gaat het om ongeveer 25 verschillende aankooptrajecten met in totaal ruim 1000 hectare landbouwgrond. Veelal wordt ruilgrond gekocht die later weer ingezet wordt voor een gebiedsaanpak in combinatie met een ondernemersgerichte aanpak. De NGB koopt aan op basis van vrijwilligheid, biedt een marktconforme prijs en is beschikbaar voor provincies en deelnemers aan beëindigingsregelingen die hun grond willen verkopen.

Verkenning actief grondbeleid
Onlangs is binnen het ministerie van LVVN de verkenning ‘actief grondbeleid’ gestart. Er wordt onderzocht of en hoe het ministerie van LVVN, in samenwerking met medeoverheden en andere partners, een actievere rol moet en kan vervullen in zowel een generieke als gebiedsgerichte aanpak. Daarbij wordt, in overleg met onder meer provincies, nagegaan of de Nationale Grondbank LVVN gerichter kan worden ingezet. In de verkenning wordt de relatie gelegd met de opgaven waar ik aan wil werken, zoals de ‘extra rijksinzet voor gebieden en boerenerven’ en Agrarisch Natuurbeheer.

Bekendheid instrumenten voor het inrichten van gebieden
Mede in opdracht van het ministerie van LVVN is onlangs door het Kadaster met andere Rijksuitvoeringsorganisaties en provincies een nieuwe handreiking ‘Verkavelen onder de Omgevingswet’ opgeleverd.4 De handreiking kan door provincies benut worden om te beoordelen of en waar de inzet van landinrichting en verkavelingsinstrumenten kan bijdragen aan het realiseren van de opgaven. Met deze handreiking wil ik de inzet van landinrichting en herverkavelingsinstrumenten bevorderen. In de gebieden waar extra rijksinzet is gestart, vind ik het van belang te onderzoeken of via de weg van landinrichting en herverkaveling meer kan worden bijgedragen aan het versterken en versnellen van de uitvoering. Met de mogelijkheden die in de Omgevingswet gegeven zijn, zoek ik daarbij naar nieuwe toepassingsmogelijkheden (landinrichting 2.0).

Inzicht in grondposities

Om te komen tot een betere inzetbaarheid van overheidsgronden heeft het Kadaster de eigendomspositie en de beschikbaarheid van gronden van de rijksoverheid, via de Digitale Datafaciliteit,5 in het landelijk gebied geïnventariseerd en ontsloten.

Vrijwillige herwaardering landbouwgronden
Extensivering via permanente herwaardering van landbouwgrond draagt bij aan doelrealisatie in het landelijk gebied. Dat kan nu al via tussenkomst van een (nationale) grondbank, waarbij grond met gebruiksbeperkingen voor een lagere prijs beschikbaar wordt gesteld. Door de provincies wordt, samen met onder andere LVVN en waterschappen, ook gewerkt aan een (kader)regeling voor het eenmalig vergoeden van permanente herwaardering van landbouwgrond aan agrariërs die vrijwillig meedoen aan gebruiksbeperkingen. De inzet is dat er eind van dit jaar een door de Europese Commissie genotificeerde kaderregeling beschikbaar is. De gesprekken met de Europese commissie over de kaderregeling worden gevoerd door de provincies in samenwerking met BZK.

Voortgang provinciale versnellings- en koplopermaatregelen
Voor de uitvoering van de provinciale versnellingsmaatregelen (2022) en koplopermaatregelen (2024) is in het totaal ruim €2 miljard toegekend. Daarnaast heb ik in de begroting van 2025 extra middelen vrijgemaakt voor Noord-Holland, Flevoland en Zeeland. Het Rijk monitort samen met de provincies de uitvoering van deze maatregelen. Van deze maatregelen heeft 55% betrekking op landbouwmaatregelen, 23% op natuurmaatregelen, 15% op watermaatregelen en 7% op ondersteunende maatregelen die gericht zijn op gebiedsprocessen.

De helft van de versnellingsmaatregelen uit 2022 bevindt zich momenteel in de uitvoeringsfase. Enkele maatregelen zijn reeds afgerond. De overige versnellingsmaatregelen bevinden zich in de verkennings- of planvormingsfase. Hoewel de uitvoering van de maatregelen zich in verschillende fasen bevindt, is sprake van concrete resultaten. Binnen de categorie management- en technische maatregelen voor veehouderijen is 57% van de beoogde output gerealiseerd. De voortgang van de maatregelen gericht op kernprestatie-indicatoren (KPI’s) voor veehouderijen is positief, al 29% van de beoogde output is gerealiseerd. Hiermee wordt in de praktijk op het boerenerf gewerkt aan de doelsturingssystematiek. Voor de categorie management en technische maatregelen in de akkerbouw bedraagt dit 33%.

Onder deze maatregelen vallen de ondersteuning van kennisuitwisseling over managementmaatregelen, innovaties voor ammoniakreductie, de omschakeling naar biologische akkerbouw en koolstofvastlegging in de bodem. Voor coaching en training is 25% van de doelstelling gerealiseerd. Het merendeel van de koplopermaatregelen bevindt zich momenteel in de opstartfase, enkele zijn in uitvoering. Deze laatste categorie betreft vooral middelen die provincies inzetten ter versterking van bestaande instrumenten.

De uitvoering vindt plaats in nauwe samenwerking tussen provincies, gemeenten, waterschappen en andere gebiedspartijen. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van deze maatregelen.

Samenwerking met Vlaanderen

De voorgaande jaren is vanuit LVVN ingezet op samenwerking met Vlaanderen ten aanzien van stikstof. De afgelopen periode hebben er meerdere ambtelijke bijeenkomsten plaatsgevonden waarin kennis is uitgewisseld en het onderlinge begrip van elkaars beleid en regelgeving verder is vergroot. Dit heeft er mede toe geleid dat een aantal betekenisvolle stappen zijn gezet in deze samenwerking. Op 1 april jl. vond de Vlaams- Nederlands regeringstop plaats waar een Memorandum of Understanding (MoU) is getekend en waarin intenties zijn vastgelegd om te komen tot een verdere verdieping van de samenwerking in de grensregio.6 Aan dit MoU is concreet invulling gegeven door het vaststellen van een afsprakenkader over informatie-uitwisseling en adviesmogelijkheden bij de vergunningverlening van projecten met grensoverschrijdende effecten op Natura 2000-gebieden te wijten aan stikstofdepositie. Dit kader is op 10 juni jl. bestuurlijk vastgesteld door Rijk, Vlaams Gewest en de betrokken grensprovincies.

Daarnaast is er een overeenkomst gesloten tussen het RIVM, de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) en Vlaams Gewest over de uitwisseling van emissiegegevens. Ook zijn er afspraken gemaakt over het inzichtelijk maken van grensoverschrijdende stikstofdepositie in de nationale monitoringsrapportages.

De komende periode zal ambtelijk worden verkend welke verdere mogelijkheden er zijn om te komen tot nauwere samenwerking gericht op het reduceren van stikstof en het afstemmen van beleid. Met deze stappen doe ik de toezegging van mijn ambtsvoorganger over maatwerk in de grensregio’s7 af en geef ik nadere invulling aan een tweetal moties om te komen tot afspraken met onze buurlanden.8,9

Regeling Samenwerking in veenweide en overgangsgebieden N2000

De subidieregeling op basis van het Nationaal Strategisch Plan in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB-NSP) is voor het eerst opengesteld geweest in het voorjaar van 2024 en kende meerdere subsidiecategorieën.

  • In de categorie ‘extensivering melkveehouderijbedrijven in overgangsgebieden N2000’ zijn aanvragen van 26 samenwerkingsverbanden gehonoreerd op totaal ca. 17.000 hectare van bijna 170 bedrijven. De monitoring van het effect van deze openstelling op de stikstofdepositie op nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden wordt in gang gezet en zal naar verwachting in 2026 beschikbaar komen.

  • In de categorie ‘verhogen grondwaterstand in veenweidegebieden’, waarbij extensiveringsmaatregelen ook onderdeel konden zijn van het project, zijn aanvragen van 13 samenwerkingsverbanden gehonoreerd op totaal ruim 7.000 hectare van ruim 180 bedrijven. Extensivering van melkveehouderijbedrijven in weidevogelkerngebieden in veenweide draagt bij aan de weidevogeldoelstelling, omdat er op extensieve melkveehouderijbedrijven meer ruimte is voor meer en zwaardere pakketten weidevogelbeheer. In combinatie met het verhogen van de grondwaterstand kan dit bijdragen aan het broedsucces van onder andere de grutto.

Ik heb besloten om bij de tweede openstelling van deze regeling in het voorjaar van 2026 de eisen aan te scherpen. Een extensiverend melkveehouderijbedrijf zal niet alleen moeten voldoen aan het maximum van 150 kg of 100 kg stikstofdierexcretie en stikstofbemesting per hectare, maar ook zal sprake moeten zijn van een minimale reductie van 5% in stikstofdierexcretie per hectare en 10% in stikstofbemesting per hectare. Hierdoor wordt expliciet gemaakt dat elk bedrijf - ook de huidige extensieve bedrijven - een stap moet zetten en wordt voorkomen dat bedrijven zonder aanvullende stappen aanspraak kunnen maken op deze subsidie.

Ook wordt het bij de tweede openstelling voor akkerbouwbedrijven mogelijk om deel te nemen met extensiveringsmaatregelen in en rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, omdat minimaal 40% van het areaal in deze overgangsgebieden niet uit grasland, maar uit bouwland bestaat. Akkerbouwbedrijven kunnen dan een vergoeding krijgen als minimaal 50% van hun bouwland wordt beteeld met rustgewassen en er maximaal 150 kg of 100 kg stikstofbemesting per hectare per jaar is. Zij kunnen een hogere vergoeding verkrijgen als zij ervoor kiezen om alleen biologische gewasbeschermingsmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen van de SKAL-inputlijst te gebruiken. Ook voor akkerbouwbedrijven geldt op bedrijfsniveau de eis van een minimale reductie van de stikstofbemesting van 10%.

De aangepaste regelingstekst wordt in het najaar gepubliceerd, zodat nieuwe deelnemers zich hierop kunnen voorbereiden. De openstellingsperiode en het openstellingsbudget worden eind dit jaar gepubliceerd.


Voortgang Motie Nijhof-Leeuw quickscan

Hierbij informeer ik uw Kamer over de voortgang van de Motie Nijhof-Leeuw,10 die verzoekt om een quickscan uit te voeren naar de over wat de Lbv en Lbv-plus mogelijk opleveren aan reductie van stikstof- en broeikasgasemissie van de varkens-, pluimvee-, en melkveesector evenals de stikstofdepositie per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Ik heb uw Kamergeïnformeerd over de ambtelijke inschatting van de stikstofreductie die potentieel met de Lbv-regelingen kan worden gerealiseerd.11 Met de uitvoering van de motie geef ik een vervolg aan de eerdere inschattingen.

Momenteel werkt RVO aan een rapportagesysteem voor onder andere de Lbv-regelingen waarmee prognoses sneller en betrouwbaar kunnen worden opgesteld. De eerdere prognoses waren ad hoc uitvragen. Er wordt nu toegewerkt naar een meer structurele rapportage over deze prognoses. Het doel van het systeem is om, op basis van de door de veehouder ingediende AERIUS-Check bij de aanvraag, inzicht geven in de stikstofemissie, -depositie en dierenaantallen. Om de potentiële broeikasgasreductie uit te rekenen is een extra berekening nodig, waarbij ik voornemens ben om dit uit te laten voeren door de WUR.

Het is van belang dat het rapportagesysteem voor betrouwbare informatie gaat zorgen. Daar is tijd voor nodig en daarom is de verwachting dat de gegevens in het vierde kwartaal van 2025 beschikbaar zullen zijn. Zodra deze gegevens gereed zijn zal ik uw Kamer informeren over de nieuwe prognoses.

ADC-toets
De motie van de leden Van Campen en Holman12 verzoekt om op korte termijn uitsluitsel te verkrijgen bij de Europese Commissie over wat nodig is om de ADC-toets sneller succesvol te kunnen doorlopen en wat eventuele andere oplossingsrichtingen zijn, zodat Defensie de noodzakelijke (stikstof)ruimte krijgt voor haar gereedstelling. De minister van Defensie handelt in lijn met deze motie in het kader van de Defence Readiness omnibus die op 17 juni jl. is gepubliceerd door de Commissie. Met deze Omnibus en het daaropvolgende wetgevingsproces wil Europese Commissie de EU-regelgeving en procedures vereenvoudigen om defensie-investeringen en –gereedheid te versnellen. Daarmee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Toelichting op controversieel verklaren wetsvoorstel vervanging KDW Omgevingswaarden

In deze brief kom ik ook tegemoet aan het verzoek van uw Kamer om een reactie te geven op het controversieel verklaren van de Kamerbrief over het Wetsvoorstel vervangen van de KDW Omgevingswaarde tijdens de procedurevergadering van de commissie van LVVN op 11 september 202513.

Het wetsvoorstel voorziet erin de huidige, op de Kritische Depositiewaarde (KDW) gebaseerde, omgevingswaarden uit de wet te halen en te vervangen door een wettelijk verplicht programma gericht op emissiereductie. Voorzien is dat het programma een aanvulling en actualisatie betreft van het huidige Programma stikstofreductie en natuurverbetering (Psn), onder andere met de maatregelen waartoe de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) besloten heeft.

Zolang het wetsvoorstel controversieel is, blijven de huidige wettelijke omgevingswaarden gebaseerd op de KDW in stand en wordt de invoering van een wettelijk kader gebaseerd op emissiesturing vertraagd. Dit betekent ook dat de hoogte van de doelstellingen niet wordt aangepast, terwijl het kabinet deze niet haalbaar acht. Door hun veranderlijkheid zijn de op de KDW gebaseerde omgevingswaarden bovendien lastig hanteerbaar voor consistent langjarig beleid.

Op grond van deze overwegingen vindt het kabinet het zeer onwenselijk als de voortgang van het wetsvoorstel wordt vertraagd.

Voor het hoger beroep van de Staat tegen de uitspraak in de zaak van de Staat tegen Greenpeace geldt dat het hof zal toetsen aan het wettelijk kader zoals het op dat moment geldt. Noodzakelijke maatregelen dienen uiteraard in alle gevallen doorgang kunnen vinden. Dat geldt ook voor verdere stappen om de Kamer in de juiste informatiepositie te brengen voor een oordeel over verdere wetsbehandeling, waaronder het in kaart brengen van verdere inhoudelijke elementen (zoals de aangekondigde uitwerking van streefwaarden voor 2030), de follow-up van inbreng uit de publieksconsultatie, advisering door uitvoeringspartijen, en vanzelfsprekend -indien opportuun- de oordeelsvorming door de Raad van State. Ook het treffen van geborgde maatregelen in het stikstofdossier is van groot belang en mijn inzet is dat deze zoveel mogelijk doorgang vinden.

Toezegging en stand van zaken rekenkundige ondergrens

In het commissiedebat van 18 juni 2025 heb ik uw Kamer toegezegd om zo spoedig mogelijk een brief over de rekenkundige ondergrens (RKO) te sturen waarin ik bespreek of het nu niet meteen inbrengen van de meest recente wetenschappelijke inzichten in relatie tot de RKO tot risico’s leidt voor juridische procedures. Over deze vraag heb ik de Landsadvocaat om advies gevraagd. Dat advies treft u aan in de bijlage bij deze brief. Ik ga ervan uit dat ik uw Kamer hiermee voldoende heb geïnformeerd.

Zoals ik voor de zomer heb aangegeven wil ik de ondergrens op zo kort mogelijke termijn inbrengen in een lopend proces voor een rechterlijke toets.14 Ik zoek nu in samenwerking met de provincies naar een geschikte zaak waarbij de ondergrens direct kan worden ingebracht in een al aanhangig hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Dit is echter niet eenvoudig omdat het aantal zaken dat hiervoor geschikt is, beperkt is. Daarnaast gaat het over lopende procedures die voor betrokkenen vaak bijzonder veel impact hebben. Daarom streef ik er met de provincies naar om de RKO in te brengen in een zaak met instemming van de betrokken ondernemer. Ik heb er alle begrip voor dat dit een moeilijke keuze is voor deze ondernemers. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

Hiernaast is ook parallel de voorbereiding voor een werkbare uitvoering in gang gezet. Dit is belangrijk omdat de ondergrens dan op de juiste manier kan worden toegepast door initiatiefnemers en vergunningverleners in de toestemmingverlening. Met name bij intern en extern salderen leidt dat tot vragen, bijvoorbeeld hoe de ondergrens toegepast moet worden op de salderingsberekening. Voor het toepassen van de ondergrens op salderingsberekeningen zijn verschillende varianten denkbaar, deze worden nu uitgewerkt en binnenkort besproken met de provincies. Voor een van deze varianten is het RIVM gevraagd om een analyse te maken welke mogelijkheden er zijn voor salderen wanneer de rekenkundige ondergrens is ingevoerd.15, al wil dit niet zeggen dat deze variant op dit moment de voorkeur heeft vanuit wetenschappelijk oogpunt. Zodra de verdere uitwerking klaar is, zal ik uw Kamer nader informeren over de toepassing van de ondergrens.

Rapporten onderzoeken graslandnorm

In het voorjaar heb ik u een routekaart gestuurd met vijf stappen naar mijn beleidskeuze in relatie tot de afspraak die met de Europese Commissie is gemaakt over grondgebondenheid voor bedrijven met melkvee en/of zoog- en weidekoeien in 2032. Met mijn brief van 11 juli jl. (Kamerstuk 34295, nr. 26) heb ik u laten weten dat het niet mogelijk was om mijn beleidskeuze voor 31 juli te maken omdat beide vervolgonderzoeken nog niet waren afgerond. Deze onderzoeken zijn inmiddels wel allebei afgerond, en treft u in de bijlage aan. Het betreft een quickscan naar de bijeffecten van een graslandnorm uitgevoerd door het Louis Bolk Instituut en een quickscan naar de economische keteneffecten van een graslandnorm uitgevoerd door Wageningen Social & Economic Research. Hiermee is stap drie uit mijn routekaart afgerond. Ik beraad me op dit moment over mijn vervolgstappen.

Tenslotte verzocht de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en natuur op 3 juli mij te reageren op de “Aanbieding notitie 'Samenhang en volgorde cruciaal in aanpak stikstofproblematiek' van LTO Nederland.16 Ik heb de notitie van LTO ontvangen. Ik bekijk alle opties om vergunningverlening weer mogelijk te maken en neem daarin ook de suggesties van LTO, alsook van andere partijen, mee.

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

F.M. Wiersma


  1. Kamerstuk 30252, nr.174↩︎

  2. Kamerstuk 36600-XIV, nr. 66↩︎

  3. Instrumentenkoffer Landelijk gebied↩︎

  4. Verkavelen met de Omgevingswet: het nieuwe Paarse boekje↩︎

  5. Inventarisatie Rijksgronden - Overzicht↩︎

  6. Memorandum van overeenstemming tussen Nederland en Vlaanderen met betrekking tot de bilaterale samenwerking op het gebied van stikstof in de grensregio, vastgesteld en ondertekend tijdens de Vlaams-Nederlandse Regeringstop op 1 april 2025 te Gent.↩︎

  7. TZ 202303018↩︎

  8. Kamerstuk 30 252, nr. 60↩︎

  9. Kamerstuk 34 682, nr. 137↩︎

  10. Kamerstuk 33 037, nr. 590↩︎

  11. Kamerstuk 35 334, nr. 358↩︎

  12. Kamerstuk 35 334, nr. 371↩︎

  13. Kamerstuk 35 334, nr. 405↩︎

  14. Kamerstuk 35 334, nr. 399.↩︎

  15. https://www.rivm.nl/publicaties/effect-op-mogelijkheden-voor-extern-salderen-bij-invoering-van-rekenkundige-ondergrens↩︎

  16. Kenmerk 2025Z09586/2025D31791↩︎