Inbreng verslag schriftelijk overleg over Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende (36600-B-49)
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2025
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D41689, datum: 2025-09-25, bijgewerkt: 2025-10-07 11:05, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D41689).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (PVV)
- Mede ondertekenaar: J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z14310:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-09-02 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-11 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-09-25 14:00: Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende (TK 36600-B-49) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
2025D41689 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende (Kamerstuk 36 600 B, nr. 49) d.d. 4 juli 2025
De voorzitter van de commissie,
De Vree
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Haas
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 4 juli jongstleden van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze leden maken zich zorgen over de financiële positie van gemeenten en in het bijzonder over de toename van het aantal kwetsbare gemeenten. Het is volgens hen essentieel dat alles in het werk wordt gesteld om te voorkomen dat gemeenten in financiële problemen raken en dat daardoor basisvoorzieningen zoals dorpshuizen, bibliotheken en sportaccommodaties onder druk komen te staan of zelfs moeten sluiten. Vooral in gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal-economische status kan dit grote maatschappelijke gevolgen hebben.
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister of de specifieke groep gemeenten die nu onder het aangepaste ingroeipad valt met de huidige middelen daadwerkelijk voldoende geholpen wordt, en of er structureel overleg met deze gemeenten plaatsvindt om te toetsen of de maatregelen in de praktijk toereikend zijn. De Minister geeft aan dat voor 2026 geen aanpassing van het ingroeipad nodig is, omdat er dat jaar geen nieuwe stap wordt gezet en er bij de Voorjaarsnota 2025 extra middelen beschikbaar zijn gekomen. De vraag is echter hoe wordt geborgd dat gemeenten in de tussentijd niet alsnog in de knel komen.
De leden van de BBB-fractie willen weten hoe wordt gewaarborgd dat gemeenten tijdig duidelijkheid krijgen over hun financiële positie vanaf 2027, inclusief een eventueel nieuw of aangepast ingroeipad. Gemeenten moeten immers ruim op tijd weten waar zij aan toe zijn om hun begrotingen zorgvuldig te kunnen voorbereiden en keuzes te maken die niet ten koste gaan van het voorzieningenniveau. Ook vragen deze leden de Minister of hij in dit kader de actuele status van de onderzoeken naar het nieuwe verdeelmodel kan meenemen, zodat gemeenten tijdig inzicht krijgen in welke keuzes er op hen afkomen.
De leden van de BBB-fractie vragen of er naast de huidige criteria van draagkracht en sociaal-economische status aanvullende indicatoren denkbaar zijn die een beter beeld geven van de kwetsbaarheid van gemeenten, en of de Minister bereid is deze bij de beoordeling richting 2027 mee te nemen.
Tot slot bedanken de leden van de BBB-fractie de Minister voor zijn brief d.d. 24 september 2025 (Kamerstuk 36 800-B, nr. 5) over het ingroeipad na verzoek van de commissie. Deze leden hechten veel waarde aan transparantie in dit proces en vragen de Minister nader toe te lichten waarom het delen van de namen van beide gemeenten volgens hem de objectiviteit van het verdeelmodel niet ten goede komt. Naar hun mening kan inzicht in concrete voorbeelden bijdragen aan de controleerbaarheid van de verdeelsystematiek en juist het vertrouwen in de objectiviteit vergroten.
De leden van de BBB-fractie zien de beantwoording van de Minister met belangstelling tegemoet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de brief van de Minister inzake het ingroeipad gemeenten gelezen en hebben hier nog enkele vragen over.
De Minister geeft aan dat op basis van de meest actuele cijfers twee gemeenten in aanmerking zouden komen voor het aangepaste ingroeipad. Toch kiest de Minister ervoor om deze gemeenten niet toe te laten, met als reden dat alle gemeenten in 2025 zijn gecompenseerd.
De leden van de SP-fractie begrijpen niet dat er gemeenten zijn die op basis van de nieuwe berekening wel recht hebben op het aangepaste ingroeipad, maar dat niet duidelijk is om welke gemeenten het gaat. Waarom worden de namen van deze gemeenten niet gedeeld met de Kamer? Is de Minister bereid dit alsnog te doen?
Daarnaast willen de leden van de SP-fractie weten waarom de Minister er niet voor kiest om de gemeenten die onevenredig hard worden geraakt door het nieuwe verdeelmodel ook onder het aangepaste ingroeipad te plaatsen? De Minister stelt dat het in het kader van een betrouwbare overheid onwenselijk is om het ingroeipad te wijzigen, waarom? En als het aangepaste ingroeipad niet mogelijk is, is de Minister dan wel bereid de twee gemeenten die middelen mislopen te compenseren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister over het aangepaste ingroeipad voor gemeenten vanaf 2026 en daarna. Deze leden hebben enkele opmerkingen en vragen, en zouden graag verduidelijking ontvangen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de huidige situatie twee extra gemeenten aan de criteria van het aangepaste ingroeipad zouden voldoen, maar dat de Minister vanwege het belang van objectiviteit geen informatie wil verstrekken over de berekening en de namen van gemeenten. Deze leden constateren dat hierdoor een sfeer van schimmigheid lijkt te ontstaan die zij moeilijk kunnen begrijpen. Zij hebben begrepen dat gemeenten geen inzage hebben in de precieze data die worden gebruikt om het aangepaste ingroeipad te berekenen. Kan de Minister uitleggen hoe draagvlak bij gemeenten kan blijven bestaan voor het ingroeipad, zowel voor de gemeenten die tegemoetkoming ontvangen als met het oog op de solidariteit tussen gemeenten, indien geen zicht bestaat op de wijze van berekenen en het niet mogelijk is om na te rekenen? Zou openbaarheid van gegevens in dezen niet juist het uitgangspunt moeten zijn? Wil de Minister ook reflecteren op de boodschap die van zijn brief zou kunnen uitgaan richting gemeenten als bestuurlijke partners, namelijk dat zij een regeling enkel voor eigen gewin zouden uitbuiten als zij bekend zouden zijn met de feiten? Beseft de Minister dat het hier gaat om gemeenten die voor een grote maatschappelijke opgave staan, waarbij in eerste instantie niet de werkelijkheid maar juist het berekeningsmodel het probleem vormt?
Deze leden vragen of de Minister van mening is dat de gegevens inzake de berekening van het aangepaste ingroeipad niet verstrekt kunnen worden indien hieromtrent een Woo-verzoek zou worden ingediend. Op welke gronden zou een afwijzing berusten? En, indien niet aannemelijk is dat een afwijzing juridisch houdbaar is, is de Minister bereid de informatie met de Kamer te delen? Zij wijzen erop dat de Kamer in ieder geval niet slechter geïnformeerd dient te worden dan degene die een Woo-verzoekt indient.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister zich beroept op de verzwaring van lasten die voor andere gemeenten zou ontstaan bij toepassing van het aangepaste ingroeipad op meer gemeenten. Deze leden vragen hoe de Minister dit argument in het licht van het feit dat nu blijkt dat het slechts om twee extra gemeenten gaat. Kan de Minister inzichtelijk maken welke gevolgen deze twee gemeenten concreet voor de andere gemeenten zouden betekenen?
Zij vragen de Minister eveneens of het niet strijdig is met het beginsel van een betrouwbare overheid, dat gemeenten die volgens de hiervoor vastgestelde criteria in aanmerking komen voor het aangepast ingroeipad, daar niet in worden tegemoet gekomen? Deelt de Minister de mening dat het hanteren van criteria alleen geloofwaardig is en recht doet aan de financiële positie van gemeenten, als gemeenten die eraan voldoen ook daadwerkelijk worden toegevoegd?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat het aangepaste ingroeipad is ingesteld voor gemeenten met de meest beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal-economische status. Het is tegen die achtergrond zorgelijk dat de groep kwetsbare gemeenten kennelijk is gegroeid en niet verkleind. Hoe beoordeelt de Minister deze ontwikkeling?
Deze leden vragen een toelichting op de stelling dat gemeenten reeds in 2022 wisten waar ze aan toe waren en dat aanpassing daarom niet nodig is. Zij wijzen erop dat het uitblijven van de herijking van de verdeelsystematiek Gemeentefonds per 2026 ertoe leidt dat gemeenten verder in de financiële problemen kunnen komen. Volgens de oorspronkelijke planning zouden zij immers wel per 2026 onder het aangepaste ingroeipad gebracht kunnen worden. De situatie is dus wel degelijk verslechterd ten opzichte van de verwachting die gemeenten bij aanvang hadden op basis van het voornemen van de Minister. Waarom is deze eerder gewekte verwachting in samenhang met het feit dat het slechts twee extra gemeenten betreft geen reden om deze gemeenten toch per 2026 onder het aangepaste ingroeipad te brengen?
De leden van de SGP-fractie lezen in de beslisnota dat er geen urgentie meer zou bestaan om gemeenten tegemoet te komen aangezien bij Voorjaarsnota extra middelen voor de jeugdzorg zijn toegekend. Deze leden menen dat deze algemene stelling niet zonder meer recht hoeft te doen aan de situatie van specifieke gemeenten. Kan de Minister meer inzicht bieden in de gevolgen van de besluiten bij de Voorjaarsnota voor de twee gemeenten en de verhouding tot de middelen die zij derven doordat zij niet onder het aangepaste ingroeipad vallen?