[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van wijziging

Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op het verbeteren van het toeslagenstelsel (Wet verbetermaatregelen toeslagen)

Nota van wijziging

Nummer: 2025D42598, datum: 2025-10-03, bijgewerkt: 2025-10-03 16:14, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36779 -7 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op het verbeteren van het toeslagenstelsel (Wet verbetermaatregelen toeslagen).

Onderdeel van zaak 2025Z13967:

Onderdeel van zaak 2025Z18229:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36779 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op het verbeteren van het toeslagenstelsel (Wet verbetermaatregelen toeslagen)

NOTA VAN WIJZIGING

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A.

Het opschrift komt te luiden:

Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet hersteloperatie toeslagen en enkele andere wetten met het oog op het verbeteren van het toeslagenstelsel en het aanpassen van enkele aanvraagtermijnen van bepaalde regelingen inzake de hersteloperatie toeslagen (Wet verbetermaatregelen toeslagen en aanpassing termijnen hersteloperatie toeslagen).

B.

In de considerans wordt na “enkele andere wetten” ingevoegd “en dat het wenselijk is om ten aanzien van de hersteloperatie toeslagen de aanvraagdatum voor aanvullende compensatie of tegemoetkoming werkelijke schade te verlengen en een uiterste aanvraagdatum op te nemen voor de regeling inzake een tegemoetkoming voor gedupeerde aanvragers van huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget”.

C.

In het in artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 21b, tweede lid, wordt “tot de dag” vervangen door “tot en met de dag voorafgaand aan de dag”.

D.

Aan artikel II worden zes onderdelen toegevoegd, luidende:

C.

In artikel 2.9b, vijfde lid, aanhef, wordt “artikel 5.3” vervangen door “artikel 5.2 en de daarop berustende bepalingen”.

D.

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “1 april 2025” vervangen door “een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip”.

2. In lid 3a wordt “1 oktober 2024” vervangen door “een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip”.

E.

Na artikel 6.1b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.1c. Uiterste aanvraagdatum tegemoetkoming voor gedupeerde aanvragers huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget

Een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.16 of 2.17 wordt uiterlijk 12 februari 2026 ingediend.

F.

In artikel 6.9, zesde lid, wordt “die compensatie” vervangen door “die tegemoetkoming”.

G.

In artikel 6.12, dertiende lid, wordt “vijfde lid” vervangen door “zesde lid”.

H.

In artikel 8.10, tweede lid, onderdeel b, wordt “burgemeester en wethouder” vervangen door “burgemeester en wethouders”.

E.

Artikel VI komt te luiden:

Artikel VI

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat: a. artikel I, onderdeel A, en artikel III voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot berekeningsjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2026;

b. artikel II, onderdeel C, terugwerkt tot en met 1 januari 2025;

c. artikel II, onderdeel D, terugwerkt terug tot en met 1 april 2025;

d. artikel II, onderdeel G, terugwerkt tot en met 15 juli 2023.

F.

In artikel VII wordt na “toeslagen” ingevoegd “en aanpassing enkele aanvraagtermijnen hersteloperatie toeslagen”.

Toelichting

I. Algemene toelichting

In deze nota van wijziging zijn enkele technische en inhoudelijke wijzigingen opgenomen van het wetsvoorstel. Deze wijzigingen hebben betrekking op een technische aanpassing van een voorgesteld artikel in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en enkele aanpassingen van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in verband met het voorstel om enkele aanvraagtermijnen aan te passen en de hieruit voortvloeiende wijziging van de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel. Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het wetsvoorstel aan te vullen waarmee wordt voorgesteld om enkele technische omissies in de Wht te herstellen. De inhoudelijke wijzigingen zien op het introduceren van een uiterste aanvraagdatum in de Wht voor de regeling voor huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget (hierna: HZK-regeling) en op het opnemen van een delegatiebepaling met betrekking tot de uiterste aanvraagdatum voor de regeling voor aanvullende compensatie of aanvullende O/GS1-tegemoetkoming voor de werkelijke schade gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag (hierna: aanvullende compensatie voor de werkelijke schade). De technische omissies en het herstellen hiervan worden in de onderdeelsgewijze toelichting toegelicht.

Introductie van een uiterste aanvraagdatum voor de HZK-regeling

De HZK-regeling is een tegemoetkomingsregeling voor personen die zijn benadeeld rondom hun huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget. Mensen komen ten eerste in aanmerking voor deze regeling als zij met betrekking tot de HZK-toeslag(en) betrokken zijn geweest bij een onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) én er jegens hen voor 23 oktober 2019 sprake is geweest van collectief institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen én zij hierdoor schade hebben geleden. Aan al deze drie voorwaarden dient te worden voldaan om onder deze doelgroep te vallen. De regeling is ook van toepassing als aan mensen met schulden/betalingsachterstanden met betrekking tot HZK geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd, omdat er ten onrechte opzet of grove schuld (O/GS) is verweten. De tegemoetkoming bedraagt respectievelijk 130 procent (collectieve institutionele vooringenomenheid) of 30 procent (O/GS) van het bedrag van de terugvordering. De HZK-regeling is met ingang van 5 november 2022 in werking getreden.2

Op dit moment heeft de Dienst Toeslagen op basis van de systemen van de Belastingdienst alle mogelijk rechthebbenden in beeld en wordt alleen nog nader onderzoek gedaan of de personen die in beeld zijn als mogelijk rechthebbende, ook daadwerkelijk aan de criteria van de HZK-regeling voldoen. Circa 500 personen waren bij een CAF-onderzoek betrokken, zijn collectief institutioneel vooringenomen behandeld en hebben daardoor schade geleden. Voor een aanvullende groep van circa 2.000 mensen die bij een CAF-onderzoek waren betrokken, wordt nog nader onderzoek gedaan of zij benadeeld zijn bij hun HZK-toeslagen. Met betrekking tot de groep die benadeeld is door een onterecht verwijt van O/GS is een breed onderzoek gedaan naar burgers die mogelijk tot de O/GS-populatie behoren, om zo alle mogelijk rechthebbende burgers uit de systemen naar voren te laten komen. Uit steekproeven en analyses op de O/GS-populatie van de HZK-regeling blijkt dat met 99% zekerheid is te zeggen dat minimaal 99% van de rechthebbenden in beeld is. Bij alle burgers die volgens data-analyse door UHT mogelijk tot de O/GS-populatie behoren, wordt een handmatige controle gedaan om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van een onterecht verwijt van O/GS rondom de HZK-toeslagen en dus recht op tegemoetkoming bestaat. Er worden circa 36.000 personen handmatig gecheckt.3

Omdat in beeld is welke personen voor de HZK-regeling in aanmerking komen, was het mogelijk de HZK-regeling vorm te gegeven als regeling die, zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, in beginsel ambtshalve wordt uitgevoerd. Voor een burger is vaak immers niet duidelijk of die in aanmerking komt voor de regeling omdat die bijvoorbeeld niet kan controleren of sprake was van een CAF-onderzoek naar HZK-toeslagen of een onterechte kwalificatie O/GS. Dankzij de ambtshalve opzet van de regeling, wordt voorkomen dat rechthebbenden belast worden met het proces van het indienen van een aanvraag, en wordt voorkomen dat de uitvoering belast hoeft te worden met het afhandelen van ongerichte aanvragen. Met betrekking tot dit laatste is van belang dat een groot deel van de bevolking toeslagen ontvangt, wat kan leiden tot een zeer groot aantal aanvragen voor de HZK-regeling. De ambtshalve uitvoering is in het voorjaar van 2025 gestart en loopt naar verwachting door tot in de loop van 2026.

Ondanks de ambtshalve opzet van de HZK-regeling en het feit dat het doen van een aanvraag niet nodig is, is het op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk om een aanvraag in te dienen voor deze regeling. Ook aanvragen van personen die niet in beeld zijn als rechthebbende vergen behandeling. Op dit moment is er voor het doen van een aanvraag nog geen uiterste datum opgenomen in de Wht, waardoor er nog gedurende lange tijd een mogelijkheid bestaat om een aanvraag voor de HZK-regeling in te dienen, ook al is dat niet nodig.

Omwille van de uitvoerbaarheid, de beheersbaarheid en de doelmatigheid van de HZK-regeling is het wenselijk om een uiterste aanvraagdatum op te nemen. Op deze manier wordt namelijk helder wat burgers en de uitvoering kunnen verwachten. Met de introductie van de uiterste aanvraagdatum, kan toegewerkt worden naar een afronding van de uitvoering van de HZK-regeling. Onderhavig wetsvoorstel introduceert een uiterste aanvraagdatum, te weten 12 februari 2026, die is gelegen zes weken na beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Het kabinet meent met deze datum enerzijds een redelijke termijn te bieden tussen de aankondiging van de uiterste aanvraagdatum en het sluiten van de aanvraagmogelijkheid, en anderzijds zo spoedig mogelijk toe te werken naar afronding van de uitvoering van de HZK-regeling.

Uitstellen uiterste aanvraagdatum voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade

In de Wht is geregeld dat een aanvraag voor aanvullende compensatie of aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade door gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag voor 1 april 2025 ingediend moet worden, of zes maanden na het onherroepelijk worden van de integrale beoordeling (IB) als dat leidt tot een latere aanvraagdatum. Bij de totstandkoming van deze datum in het najaar van 2024 was de veronderstelling dat op dat moment aanvragers voldoende de tijd hadden gehad om zich te oriënteren op de mogelijkheden om te komen tot aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. Begin 2025 bleek echter dat de aanvraagdatum van 1 april 2025 hiertoe niet voldoende tijd bood omdat het aanmeldportaal en de schaderoutes op dat moment nog in ontwikkeling waren. In Voortgangsrapportages 19 en 204 is gecommuniceerd over opschorting van de uiterste aanvraagdatum. In de 20e Voortgangsrapportage is een uiterste aanvraagdatum van 1 januari 2026 voor aanvragen voor aanvullende compensatie genoemd. Omdat nog niet duidelijk is wat exact het moment van lancering zal zijn van het aanmeldportaal en het kabinet de ouders voldoende tijd wil geven om zich daarna aan te kunnen melden regelt deze nota van wijziging de opname van een wettelijke grondslag in het wetsvoorstel voor het vastleggen van de uiterste aanvraagdatum in een koninklijk besluit. Dit biedt de mogelijkheid om de uiterste aanvraagdatum aan te passen naar een moment waarop er voor ouders voldoende informatie beschikbaar is over het schadestelsel en over de criteria die toegepast worden op een aanvraag en de methodes die gevolgd kunnen worden. Leidend hiervoor zal het moment van lancering zijn van het aanmeldportaal en de route MijnHerstel. Op basis hiervan zullen ouders de keuze kunnen maken over het indienen van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade en de te volgen schaderoute. Ook zullen vanaf dat moment de faciliteiten zijn ingericht om de aanvragen goed te kunnen verwerken. Het kabinet is voornemens om bij aanpassing van de uiterste aanvraagdatum te werken met terugwerkende kracht, zodat aanvragen die zijn ingediend na de huidige uiterste aanvraagdatum van 1 april 2025 tot aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kunnen blijven worden behandeld. Verder zal het kabinet het uitgangspunt aanhouden om vanaf het moment dat het aanmeldportaal en de route MijnHerstel zijn gelanceerd nog 3 maanden de tijd te bieden tot aan de uiterste bij koninklijk besluit te bepalen aanvraagdatum. Daarmee zal elke aanvrager voldoende in de gelegenheid zijn gesteld een afweging te maken. Als dat leidt tot een latere datum blijft tevens een uiterste aanvraagdatum gelden van zes maanden na het onherroepelijk worden van de beschikking tot toekenning van compensatie of tegemoetkoming (de integrale beoordeling).

Budgettair

De bovengenoemde wijzigingen hebben geen budgettaire gevolgen.

Uitvoeringsgevolgen

De Dienst Toeslagen heeft de uitvoerbaarheid getoetst van het verlengen van een uiterste aanvraagdatum voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade van 1 januari 2026, met als conclusie dat dat uitvoerbaar zal zijn met een beperkte impact. Deze conclusie blijft in stand bij een latere datum. Ook met betrekking tot de uiterste aanvraagdatum voor de HZK-regeling medio februari 2026 concludeert de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) dat deze uitvoerbaar zal zijn. De uitvoeringstoetsen zijn bijgevoegd bij deze nota van wijziging.

II. Onderdeelsgewijze toelichting

Onderdelen A, B en F

Opschrift, considerans en artikel VII (citeertitel)

Het opschrift, het ‘gelet op’ in de considerans en de citeertitel van het wetsvoorstel worden aangepast in verband met het opnemen in het wetsvoorstel van een voorstel om enkele aanvraagtermijnen van bepaalde regelingen inzake de hersteloperatie toeslagen aan te passen.

Onderdeel C

Artikel I, onderdeel D (artikel 21b, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De formulering van het voorgestelde artikel 21b, tweede lid, Awir wordt aangepast conform de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).5 Hiermee wordt de voorgestelde wettekst verduidelijkt. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Onderdeel D

Artikel II, onderdelen C tot en met H (artikelen 2.9b, 6.1, 6.1c, 6.9, 6.12 en 8.10 van de Wet hersteloperatie toeslagen)

Op grond van onderdeel D worden zes onderdelen toegevoegd aan artikel II van het wetsvoorstel, dat ziet op het wijzigen van de Wht.

Artikel II, onderdeel C (artikel 2.9b van de Wet hersteloperatie toeslagen)

In artikel 2.9b Wht is de nabestaandenregeling in het kader van de hersteloperatie toeslagen opgenomen voor kinderen van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag die zijn overleden. Indien een overleden aanvrager een partner had op de dag van overlijden komt in beginsel de partner van die overleden aanvrager in aanmerking voor de nabestaandenregeling en niet de kinderen van die overleden aanvrager. Artikel 2.9, vijfde lid, Wht regelt wanneer die kinderen alsnog in aanmerking kunnen komen voor de nabestaandenregeling indien vervolgens deze partner overlijdt voordat toekenning heeft plaatsgevonden van de onderdelen van de nabestaandenregeling die aan die partner zouden zijn toegekend op grond van artikel 2.9a Wht indien deze niet was overleden en welke regels daarbij van (overeenkomstige) toepassing zijn. In artikel 2.9b, vijfde lid, Wht is onder meer geregeld dat artikel 5.3 Wht, dat ziet op de rol van de adviescommissies, van overeenkomstige toepassing is. Dit is een onjuiste verwijzing. Artikel 5.3 Wht ziet namelijk op de rol van de adviescommissies voor de ex-partnerregeling en de kindregeling. Voor de nabestaanderegeling op grond van de artikelen 2.9a en 2.9b Wht is dit geregeld in artikel 5.2 Wht. Ook wordt ten onrechte niet verwezen naar de op het desbetreffende artikel berustende bepalingen. Ingevolge onderdeel D wordt in het wetsvoorstel een wijziging van artikel 2.9, Wht opgenomen waarmee wordt voorgesteld de verwijzing in artikel 2.9b, vijfde lid, Wht naar artikel 5.3 Wht te vervangen door een verwijzing naar artikel 5.2 Wht en de daarop berustende bepalingen. Ook wordt ingevolge de aanpassing van artikel VI van het wetsvoorstel (de inwerkingtredingsbepaling) op grond van onderdeel E van deze nota van wijziging voorgesteld om terugwerkende kracht te verlenen aan de voorgestelde wijziging van artikel 2.9b Wht tot en met 1 januari 2025, zijnde de inwerkingtredingsdatum van de nabestaandenregeling.

Artikel II, onderdeel D (artikel 6.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen)

In artikel 6.1, eerste lid, Wht is de termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade opgenomen. Op grond van artikel 6.1, eerste lid, Wht kan een dergelijke aanvraag worden ingediend tot 1 april 2025. In het algemeen deel van deze toelichting is toegelicht welke communicatie er heeft plaatsgevonden over het verder uitstellen van deze uiterste aanvraagdatum voor de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade en wat de onderbouwing daarvan is. Nu het verder uitstellen van de uiterste aanvraagdatum wenselijk is, wordt in het wetsvoorstel een wijziging van artikel 6.1, eerste lid, Wht opgenomen waarmee wordt voorgesteld een grondslag op te nemen om bij koninklijk besluit de uiterste aanvraagdatum te bepalen.

De hiervoor te bepalen uiterste aanvraagdatum in artikel 6.1, eerste lid, Wht hangt samen met de aanvraagtermijn ingevolge artikel 6.1, lid 3a, Wht. Op grond van artikel 6.1, lid 3a, Wht is het mogelijk om een aanvraag voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade te doen tot zes maanden na het onherroepelijk worden van de beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, Wht of van een aanvullende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, Wht in het kader van de integrale beoordeling. Deze aanvraagtermijn van zes maanden is van toepassing indien die beschikking na 1 oktober 2024 onherroepelijk is komen vast te staan. In het wetsvoorstel wordt een wijziging van artikel 6.1, lid 3a, Wht opgenomen waarmee wordt voorgesteld de datum van 1 oktober 2024 te vervangen door een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, bedoeld in artikel 6.1, lid 3a, Wht, zal zes maanden liggen voor het bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wht. Hierdoor blijft het mogelijk om een aanvraag te doen voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade tot zes maanden na het onherroepelijk worden van een beschikking tot toepassing van een herstelmaatregel in het kader van de integrale beoordeling, indien dat leidt tot een latere uiterste aanmelddatum voor die gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag dan de bij koninklijk besluit te bepalen uiterste aanvraagdatum, bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wht.

In het algemeen deel van deze toelichting is toegelicht dat ook aanvragen die op of na 1 april 2025 zijn ingediend worden verwerkt. Op grond van het op basis van onderdeel E gewijzigde artikel VI van het wetsvoorstel wordt voorgesteld aan deze wijzigingen terugwerkende kracht te verlenen tot en met 1 april 2025, aangezien op grond van de Wht tot die datum een aanvraag ingediend kon worden.

Artikel II, onderdeel E (artikel 6.1c van de Wet hersteloperatie toeslagen)

Met onderdeel D wordt artikel II van het wetsvoorstel aangepast waarmee wordt voorgesteld artikel 6.1c Wht in te voegen. Het voorgestelde artikel 6.1c Wht voorziet in het regelen van een uiterste aanvraagdatum voor een tegemoetkoming voor de HZK-regeling op grond van artikel 2.16 Wht (kort gezegd als er sprake was van collectief institutionele vooringenomenheid bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget) of artikel 2.17 Wht (kort gezegd als er sprake was van een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget). De HZK-regeling is in beginsel een ambtshalve regeling en het uitgangspunt is dat de Dienst Toeslagen de regeling ambtshalve uitvoert. Dit neemt niet weg dat het mogelijk is dat belanghebbenden een aanvraag op basis van de Awb indienen voor een tegemoetkoming inzake de HZK-regeling. Voorgesteld wordt om te regelen dat een dergelijke aanvraag voor een tegemoetkoming inzake de HZK-regeling wordt ingediend uiterlijk 12 februari 2026. Hiermee wordt geregeld dat aanvragen die zijn ingediend in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van de artikelen 2.16 en 2.17 Wht (te weten op 5 november 2022) tot uiterlijk 12 februari 2026 (zes weken na de voorgestelde inwerkingtreding van het wetsvoorstel) tijdig zijn ingediend. Hierbij dient uiteraard wel aan de wettelijke vorm- en procesvereisten ingevolge de Awb voor het doen van een aanvraag te worden voldaan. Voor aanvragen die worden ingediend na 12 februari 2026 zou gelden dat enkel belanghebbenden die zich kunnen beroepen op een verschoonbare termijnoverschrijding (artikel 6:11 Awb) een geslaagde aanvraag voor een tegemoetkoming inzake de HZK-regeling kunnen doen. Voor een onderbouwing van en een nadere toelichting op de voorgestelde uiterste aanvraagdatum voor een tegemoetkoming inzake de HZK-regeling wordt verwezen naar het desbetreffende onderdeel van het algemeen deel van deze toelichting.

Nu in de Wht geen beslistermijn is opgenomen voor aanvragen voor een tegemoetkoming inzake de HZK-regeling, is op deze aanvragen de beslistermijn op grond van artikel 4:13 Awb van toepassing. Dit betekent dat de Dienst Toeslagen beslist binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Deze redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer de Dienst Toeslagen binnen acht weken geen beschikking heeft gegeven en ook geen mededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, Awb heeft gedaan. De Dienst Toeslagen kan binnen de termijn van acht weken aan de aanvrager meedelen dat niet binnen die termijn een beschikking kan worden gegeven en daarbij benoemen binnen welke redelijke termijn de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. In die situatie is de beslistermijn de door de Dienst Toeslagen gestelde redelijke termijn.

Artikel II, onderdeel F (artikel 6.9 van de Wet hersteloperatie toeslagen)

Met onderdeel D wordt artikel II van het wetsvoorstel aangepast waarmee een wijziging van artikel 6.9, zesde lid, Wht wordt voorgesteld. Artikel 6.9, zesde lid, Wht ziet op het regelen van de betalingstermijn na toekenning van een tegemoetkoming op grond van de in de artikelen 2.16 en 2.17 Wht opgenomen HZK-regeling. In artikel 6.9, zesde lid, Wht wordt eenmaal ten onrechte gesproken over compensatie in plaats van tegemoetkoming. Voorgesteld wordt daarom om in artikel 6.9, zesde lid, Wht ‘die compensatie’ te vervangen door ‘die tegemoetkoming’.

Artikel II, onderdeel G (artikel 6.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen)

Met onderdeel D wordt artikel II van het wetsvoorstel aangepast waarmee een wijziging van artikel 6.12, dertiende lid, Wht wordt voorgesteld. Artikel 6.12, dertiende lid, Wht is op 15 juli 2023 in werking getreden, met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel XX, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen. Blijkens de artikelsgewijze toelichting bij laatstgenoemd artikel6 ziet artikel 6.12, dertiende lid, Wht erop om te regelen dat de Dienst Toeslagen informatie kan delen met het college van burgemeester en wethouders dat aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag, diens ex-partner of diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind brede ondersteuning biedt, wanneer blijkt dat die aanvrager van kinderopvangtoeslag niet in aanmerking komt voor toepassing voor een herstelmaatregel waardoor genoemde personen toch niet voor brede ondersteuning in aanmerking komen. Die informatie stelt het college van burgemeester en wethouders in staat om de brede ondersteuning in die situatie te beëindigen. De grondslag voor de beëindiging in die situatie was aanvankelijk opgenomen in artikel 2.21, vijfde lid, Wht. Met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, onder 5, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen is artikel 2.21, vijfde lid, Wht met ingang van 15 juli 2023 vernummerd tot artikel 2.21, zesde lid, Wht. Bij de totstandkoming van artikel 6.12, dertiende lid, Wht is ten onrechte nog uitgegaan van de oude nummering in artikel 2.21 Wht. Daarom wordt met de aanpassing van artikel II van het wetsvoorstel voorgesteld deze omissie te herstellen door de verwijzing in artikel 6.12, dertiende lid, Wht naar artikel 2.21, zesde lid, Wht te vervangen door een verwijzing naar artikel 2.21, vijfde lid, Wht. Voorgesteld wordt daarnaast om terugwerkende kracht te verlenen aan deze wijziging tot en met 15 juli 2023, de datum van inwerkingtreding van artikel 6.12, dertiende lid, Wht door artikel VI, de inwerkingtredingsbepaling, van het wetsvoorstel, hiertoe aan te passen.

Artikel II, onderdeel H (artikel 8.10 van de Wet hersteloperatie toeslagen)

Met onderdeel D wordt artikel II van het wetsvoorstel aangepast waarmee een wijziging van artikel 8.10, tweede lid, onderdeel b, Wht wordt voorgesteld. In artikel 8.10 Wht is overgangsrecht opgenomen met betrekking tot de introductie van termijnen voor het verlenen van brede ondersteuning door gemeenten. In artikel 8.10, tweede lid, onderdeel b, Wht wordt ten onrechte gesproken over ‘het college van burgemeester en wethouder’ in plaats van ‘het college van burgemeester en wethouders’. Voorgesteld wordt om deze omissie te herstellen.

Onderdeel E

Artikel VI (inwerkingtreding)

In artikel VI van het wetsvoorstel is de inwerkingtredingsbepaling opgenomen. Dit onderdeel wijzigt die inwerkingtredingsbepaling, omdat voor enkele bepalingen in een inwerkingtreding met terugwerkende kracht moet worden voorzien. Het betreft de ingevolge artikel II, onderdelen C, D en G, van het wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen van artikel 2.9b, 6.1 en 6.12 Wht. Dit wordt nader toegelicht bij de toelichting op de betreffende onderdelen.

De Staatssecretaris van Financiën,


  1. Opzet of grove schuld.↩

  2. Besluit van 2 november 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van e Wet hersteloperatie toeslagen (Stb. 2022, 434).↩

  3. Bij de totstandkoming van de Wht was het inzicht dat er circa 22.000 burgers rechthebbende waren. Deze 22.000 burgers zouden nog worden onderzocht voordat de regeling werd uitgevoerd, om zo te controleren of alle burgers in deze groep daadwerkelijk rechthebbend waren. Enige tijd later is er geconstateerd dat deze groep burgers mogelijk onvolledig was. Naar aanleiding hiervan is er een nieuw onderzoek gedaan. Hieruit kwamen in totaal 36.000 mogelijk rechthebbende burgers. Deze totale groep wordt zoals benoemd handmatig onderzocht.↩

  4. Kamerstukken II 2024/25, 31066, nr. 1462, en Kamerstukken II 2024/25, 36708, nr. 41.↩

  5. Ar 3.14 Uitdrukking ‘tot en met’.↩

  6. Kamerstukken II 2022/23, 36352, nr. 3, p 86.↩