Verzamelbrief Natuur
Natuurbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D43253, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-03 07:54, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Beleidsevaluatie Natuurlijk Kapitaal en Vergroenen Financiële Sector
- Beslisnota bij Verzamelbrief Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 33576 -467 Natuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z18614:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-11-19 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Graag informeer ik de Tweede Kamer over een aantal onderwerpen in mijn portefeuilles natuur en grote wateren, waaronder over de stand van zaken van door de Kamer aangenomen moties en aan de Kamer gedane toezeggingen.
Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de middelen die het demissionaire kabinet heeft gereserveerd voor een vervolgpakket gericht op emissiereductie en natuurherstel. Voor natuurherstel wordt met vervolgpakket tezamen met het startpakket in totaal € 500 miljoen voorzien. Dit pakket is een extra financiële impuls, die een boost moet geven aan de gebieden waar natuurherstel het meest urgent is. Vanuit dit pakket wordt er € 12,5 miljoen per jaar extra voorzien op de LVVN-begroting om de natuur te monitoren, bovenop de reeds toegevoegde € 12,5 miljoen uit het startpakket. Monitoring is belangrijk, omdat we willen werken aan betere, meer uniforme en gebiedsgerichte data binnen en buiten natuurgebieden, met meer inzicht in systeemherstel en effectiviteit van maatregelen. Hier blijf ik mij ook de komende tijd voor inzetten.
De volgende onderwerpen komen in deze brief aan bod:
Soorten:
Ontwikkelingen op het Wolvendossier en de Landelijke Aanpak Wolven,
Zwarte wiek bij windturbines op land,
Appreciatie RDA-zienswijze “Een hazenpad voor dieren in de natuur”
Uitheemse rivierkreeften,
Stand van zaken motie Grinwis/Van der Plas over gebruik van lijm bij plaagdierbestrijding,
De herziening van het stelsel jacht- en faunabeheer, specifiek m.b.t. de gans.
Gebiedsbescherming:
Uitspraak Raad van State Bruine Bank,
Waddenzee – Unesco,
Waddenzee – brief commentaar Waddenvereniging,
Natuurcompensatie Voordelta.
Internationaal:
Allemansrecht,
Appreciatie roadmap Nature Credits,
Inbreukprocedure Vogelrichtlijn over de grutto.
Overige onderwerpen:
Gesprek met experts van o.a. Leiden/Naturalis maatregelen biodiversiteit en voedselzekerheid,
Natuurlijk kapitaal en vergroenen financiële sector.
Soorten
Landelijke Aanpak Wolven
Samen met de provincies wordt er hard gewerkt aan de implementatie van de Landelijke Aanpak Wolven (LAW). Onderdeel daarvan is het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de bescherming van de wolf en goudjakhals. Op 10 september jl. heeft de Afdeling Advisering van de Raad van State een advies gepubliceerd inzake voornoemd ontwerpbesluit. Dit advies heb ik uw Kamer per brief aangeboden (Kamerstuk 33118, nr. 303) met de melding dat ik het advies zal bestuderen en dat u mijn appreciatie van het advies nog ontvangt. Tegelijkertijd met die appreciatie stuur ik u ook de nota van antwoord waarin ik mijn reactie geef op de zienswijzen die ik heb ontvangen naar aanleiding van deze ontwerp AMvB (toezegging TZ202506-076). Op 19 september heb ik uw Kamer geinformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de Staat van Instandhouding van wolven in Nederland (Kamerstuk 33576, nr. 466). Ik heb in die brief beschreven in welke mate de uitkomsten van dit onderzoek voor mij bruikbaar zijn en dat ik een aanvullend onderzoek laat uitvoeren waarin de maatschappelijke en economische mogelijkheden en onmogelijkheden in Nederland worden meegenomen.
Met deze brief informeer ik de Kamer graag over een aantal andere onderdelen van de LAW, waarop goede stappen voorwaarts worden gezet. Ik ben blij om te kunnen melden dat de samenwerking met provincies op de uitvoering van het Landelijk Informatiepunt Wolven, dat door BIJ12 wordt beheerd, voortvarend loopt. Het Landelijke Informatiepunt Wolven biedt één centrale plek voor actuele, feitelijke en betrouwbare informatie over wolven. De website en het telefoonnummer van dit informatiepunt zullen half oktober worden geopend. Daarnaast worden er onder de LAW ook goede stappen gezet op het gebied van veebescherming. De provincies ontvangen vanaf september de eerste financiële middelen vanuit de Landelijke Aanpak Wolven voor het uitvoeren van initiatieven die bijdragen aan het verkleinen van de risico’s van aanvallen op gehouden dieren door wolven. Het eerste initiatief is in augustus ingediend door de provincie Drenthe en positief ontvangen. De aanbesteding is inmiddels in gang gezet om in oktober te starten met een praktijkproef waarbij kennis wordt opgedaan en dierhouders worden ondersteund in het (ver)plaatsen van mobiele wolfwerende rasters.
Niet aanwijzen Veluwe als Natura 2000-gebied voor wolven
Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in het beroep dat Stichting De Faunabescherming had ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek om het Habitatrichtlijngebied Veluwe aan te wijzen voor de wolf. De rechtbank heeft dit besluit vernietigd, omdat zij oordeelt dat LVVN het besluit onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij stelt zij dat de beoordeling over het aanwijzen van gebieden voor nieuwe of teruggekeerde inheemse soorten waarnaar in het besluit wordt verwezen, niet is vastgelegd in beleid. Ik ben tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan en ga parallel hieraan een nieuw onderbouwd besluit opstellen. Het nieuwe besluit kan dan in de procedure van het hoger beroep worden betrokken.
Zwarte wiek bij windturbines op land
Op 29 november 2022 is de motie van de leden Wassenberg en Van Raan
aangenomen over één gekleurd rotorblad (zwarte wiek) voor windturbines
op land (Kamerstuk 21501-32, nr. 1373). Die motie verzoekt om ook op
land één rotorblad te kleuren en refereert aan de eerdere motie die in
de Eerste Kamer was aangenomen van het lid Berkhout c.s. die verzoekt om
een zwart rotorblad op te nemen als vereiste bij toekomstige tenders
voor windenergie op zee (Kamerstuk 35092 G).
Op 4 april 2023 is uw Kamer geïnformeerd over hoe gehoor wordt gegeven aan de motie Wassenberg en Van Raan. In deze brief (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 120) is aangegeven dat in de Eemshaven in de Provincie Groningen een onderzoek naar het toepassen van de zwarte wiek loopt. In de brief wordt de opzet en voortgang van het onderzoek beschreven. Het onderzoek betreft 14 windturbines in het Eemshavengebied. Van 7 turbines is een rotorblad zwart geschilderd, de overige 7 turbines bleven onveranderd en dienen als controlegroep. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de luchtvaartveiligheid. In de brief van 29 november 2022 heeft mijn voorganger toegezegd uw Kamer na afloop van het onderzoek te infomeren over de resultaten. Met deze brief kom ik tegemoet aan deze toezegging en beschouw deze als afgedaan.
Het onderzoek in de Eemshaven is inmiddels afgerond en de eindresultaten zijn gepubliceerd 1. Op de locatie in de Eemshaven vallen niet minder slachtoffers onder vogels door het zwart verven van één rotorblad. Op basis van eerdere onderzoeksresultaten uit Noorwegen waar deze maatregel tot een vermindering in vogelslachtoffers van 70% zou hebben geleid, was dit wel de verwachting. Mogelijk is het uitblijven van een effect locatiespecifiek. De onderzoekers opperen verschillende mogelijkheden waarom op deze specifieke locatie een significant effect achterwege bleef, zoals dat de enkele zwarte wiek mogelijk niet genoeg contrasteert met de (drukke) achtergrond in het Eemshavengebied. De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om in Nederland op meer plekken over te gaan tot het kleuren van één rotorblad bij windturbines op land. Partijen van het samenwerkingsverband van private partijen in de windindustrie, verschillende ministeries, provincies en de natuursector beraden zich over een eventueel vervolgonderzoek.
Appreciatie RDA-zienswijze “Een hazenpad voor dieren in de natuur”
De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft, als onafhankelijke adviesraad, op eigen initiatief in haar zienswijze “Een hazenpad voor dieren in de natuur”2 verkend wat de verwachte impact is van het veranderende klimaat op het welzijn, inclusief de gezondheid, van dieren in de natuur in Nederland. Er wordt stilgestaan bij hoe het klimaat in Nederland verandert en wat dieren in de natuur daarvan zouden kunnen gaan merken. De RDA beschrijft de afwegingen die spelen tussen het welzijn van individuele dieren in de natuur en de ecologische effecten voor populaties. De zienswijze geeft een indruk van de effecten van verschillende soorten extreem weer op dieren in de natuur en mogelijke oplossingsrichtingen om deze dierenwelzijnseffecten te beperken en schetst de al bestaande maatregelen en oplossingsrichtingen. In haar reflectie geeft de RDA aan dat dieren in de natuur het steeds moeilijker krijgen door de klimaatverandering: weersextremen komen steeds vaker voor en bedreigen hun welzijn. Door de inrichting van het Nederlandse landschap is het voor deze dieren, volgens de RDA, bovendien vaak lastig om te vluchten voor extreme weersomstandigheden. Er zijn daarom meer gerichte maatregelen nodig, zodat wilde dieren zich ook in dit soort situaties kunnen redden. Op basis van de verkenning denkt de RDA aan maatregelen voor zowel de korte termijn, waaronder de aanleg van waterputten en vluchtheuvels, als voor de lange termijn, onder andere aanpassingen in het landschap zoals een verhoging van de grondwaterstand en de aanleg van verbindingszones.
Deze zienswijze geeft inzicht in de mogelijke gevolgen van klimaatverandering voor dieren in de natuur. De RDA concentreert zich in deze verkenning op het welzijn van individuele dieren en niet op de ecologische veranderingen als gevolg van een veranderend klimaat. Voor mij zijn zowel het welzijn van dieren als de ecologie van belang. Ik zet me in voor een robuuste natuur met aandacht voor soorten en biodiversiteit. De zienswijze zie ik als een goed signaal aan de partijen die werken aan de uitvoering van het natuurbeleid om dit mee te nemen in hun planvorming. Ik waardeer daarom het initiatief van de RDA om met terreinbeheerders en andere partijen over de zienswijze in gesprek te gaan om zo in beeld te brengen wat er in de praktijk mogelijk is. Voor het ministerie van LVVN zie ik hierin geen verdere rol.
Uitheemse rivierkreeften
Tijdens het Commissiedebat Natuur van 27 juni is mij verzocht te onderzoeken of de regelgeving kan worden aangepast om sportvissers toe te staan om op uitheemse rivierkreeften te vissen en hierover met belanghebbenden in gesprek te gaan (toezegging TZ202506-079).
Sportvissers mogen met een hengel op uitheemse rivierkreeften vissen, dit is echter geen vistuig wat geschikt is om de rivierkreeftpopulatie grootschalig terug te dringen. De beroepsvistuigen die momenteel gebruikt worden om ook grootschalig uitheemse rivierkreeften te bevissen, zoals fuiken, zijn gemaakt om grootschalig vis mee te kunnen vangen. Om de rivierkreeftpopulatie in een gebied effectief te verminderen zou in alle watergangen iedere 30 tot 50 meter aan beide oevers fuiken of andere vistuigen geplaatst moeten worden. Echter, omdat deze vistuigen ook vissen en andere dieren vangen kan het zeer nadelige gevolgen hebben voor de natuur en biodiversiteit als deze ongestructureerd en grootschalig worden toegepast. Het is daarom niet wenselijk dat iedere burger of sportvisser deze beroepsvistuigen kan inzetten om op uitheemse rivierkreeften te gaan vissen. Daarbij moet het wegvangen van uitheemse rivierkreeften plaatsvinden in combinatie met andere maatregelen om effectief te zijn. Om deze redenen blijft het mijn inzet de mogelijkheden van het bevissen van uitheemse rivierkreeften te verbreden door selectieve rivierkreeftvistuigen in de regelgeving op te nemen, en het gebruik daarvan door waterschappen en beroepsvissers toe te staan. Hiermee geef ik tevens invulling aan de motie van de leden Van Campen, Valstar en Grinwis (kenmerk 2023Z17183). Deze regelgeving zal volgend jaar in werking treden. Deze lijn is eerder door mijn ambtsvoorganger per brief met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 79).
Uit overleg met Sportvisserij Nederland is gebleken dat ze zelf ook moeilijkheden zien bij het inzetten van sportvissers bij het beheersen van uitheemse rivierkreeften en geen voorstander zijn van dat sportvissers grootschalig aan de slag gaan met beroepsvistuigen. Wel heeft Sportvisserij Nederland aangegeven graag te willen samenwerken met waterbeheerders. Bijvoorbeeld in de communicatie met lokale sportvisserijverenigingen wanneer waterschappen in een gebieden met actieve sportvisserij de uitheemse rivierkreeften willen gaan bevissen. Ik zal het gebruik van beroepsvistuigen voor het bevissen van uitheemse rivierkreeften nu dan ook niet toestaan voor sportvissers. Op basis van bovenstaande beschouw ik de genoemde toezegging als afgedaan.
Zoals ik heb aangegeven in de verzamelbrief van 16 juni jl. (Kamerstuk 33576, nr. 451) werken de betrokken overheden en stakeholders, onder wie Sportvisserij Nederland, binnen het programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak Uitheemse Rivierkreeften (OBUR) aan het ontwikkelen van een oplossing om de uitheemse rivierkreeften zo goed mogelijk onder controle te krijgen. Hiervoor laat ik, in samenwerking met de partijen uit het programma, een afwegingskader ontwikkelen, om sturing te geven aan welke maatregelen in verschillende omstandigheden het meest geschikt zijn tegen uitheemse rivierkreeften. Om invulling te geven aan dit afwegingskader laten we onderzoeken doen naar de kosteneffectiviteit van maatregelen. Daarbij maken we gebruik van naast de kennis en ervaring die de afgelopen jaren binnen het onderzoeksprogramma van het programma OBUR al is opgedaan. Hiervoor zijn middelen vrijgemaakt vanuit de Voorjaarsbegroting. Dit afwegingskader zal telkens worden geactualiseerd als nieuwe relevante kennis ter beschikking is gekomen.
Ook heb ik de Wageningen University & Research gevraagd om onderzoek op te starten naar het verhogen van de weerbaarheid van watersystemen tegen uitheemse rivierkreeften. Daarnaast ben ik in overleg met de minister van IenW en de Unie van Waterschappen om snel te komen tot een volgend pilotproject rivierkreeften. Dat moet helpen om nog beter in beeld te krijgen wat de meest (kosten) effectieve beheersingsaanpak is.
Stand van zaken motie Grinwisen Van der Plas over gebruik van lijm bij plaagdierbestrijding
De motie Grinwis en Van der Plas (Kamerstuk 35 756, nr. 13) verzoekt de regering de mogelijkheid voor een provinciale ontheffing voor gebruik van lijm als actieve stof in te trekken. Een van de overwegingen in de motie is dat het gebruik van lijmstrips tegen de eikenprocessierups ineffectief is en grote risico’s op schadelijke neveneffecten, onder meer op dierenwelzijn, met zich meebrengt. Dierenwelzijn vind ik belangrijk en ik begrijp dan ook de zorgen van de Tweede Kamer. Vang- en dodingsmiddelen moeten op zo’n manier ingezet worden, dat deze het beoogde doel behalen en het onnodig lijden van dieren daarbij wordt voorkomen. Daarom heb ik het kennisplatform processierups gevraagd om informatie over de beheersing, bestrijding en regels omtrent lijm en de eikenprocessierups actief te verspreiden. Het kennisplatform heeft daar inmiddels gehoor aan gegeven3.
Ik heb met de provincies gesproken over het al dan niet wegnemen van de mogelijkheid tot het afgeven van een omgevingsvergunning voor het gebruik van lijm in de buitenlucht. Provincies hebben daarbij aangegeven zich bewust te zijn van de gevolgen voor dierenwelzijn bij het gebruik van lijm en daarom in de praktijk geen omgevingsvergunningen af te geven voor de beheersing van plaagdieren. Het eventueel weghalen van de bevoegdheid van de provincies om deze omgevingsvergunning af te kunnen geven is echter onwenselijk. Het gebruik van lijm is in bepaalde gevallen namelijk wel nodig voor onderzoek en monitoring.
Wat betreft het voorkómen van onnodig lijden bij het gebruik van lijm in binnenruimtes ben ik, zoals toegezegd in mijn antwoord op Kamervragen van lid Kostic (Kamerstuk 2025Z07223), met de Nationale Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), dierenwelzijn experts en de brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers in gesprek. De brancheorganisaties onderkennen dat het in de praktijk voorkómen van onnodig lijden bij het gebruik van lijm als vangstmiddel weerbarstig is gebleken. Echter, vergelijkbaar met de Integrated Pest Management (IPM) werkwijze rondom rodenticiden, is de branche van mening dat onnodig lijden voorkomen kan worden wanneer het gebruik omkleed wordt met randvoorwaarden tezamen met een verkoop- en gebruiksverbod voor niet gecertificeerde plaagdierbeheersers. Vervolggesprekken moeten hierover uitsluitsel geven. Ik verwacht in het tweede kwartaal van 2026 uw Kamer te kunnen informeren over de uitkomsten en het beoogde vervolgtraject.
De herziening van het stelsel jacht- en faunabeheer, specifiek m.b.t. de gans.
Op 3 juli jl. heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de voortgang met de stelselwijziging jacht en faunabeheer. Uw Kamer heeft daarop een motie aangenomen (Kamerstuk 33 576, nr. 455) die oproept om het huidige stelsel door een onafhankelijke, externe partij te laten evalueren, en om lopende deze evaluatie geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van het stelsel voor jacht en faunabeheer.
Ik voer uw motie uit. Een evaluatie is in voorbereiding. Ik verwacht dat de evaluatie medio 2026 kan worden afgerond.
Rond jacht en faunabeheer spelen echter problemen die ook op de kortere termijn aandacht nodig hebben. Hierbij doel ik hoofdzakelijk op de omvang van schade aan landbouw door ganzen die in 2024 verder is gestegen tot in totaal ruim 53 miljoen euro. Ik doe hierbij een beroep op de provincies zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wettelijke mogelijkheden om schade te voorkomen, door meer in te zetten op een gecoordineerde aanpak van de uitvoering, en de samenwerking met de verschillende betrokken partijen te bevorderen.
Tegelijkertijd zie ik binnen het stelsel ruimte om ook landelijk meer beheermogelijkheden te bieden. Ik zal daarom onderzoeken of de grauwe gans landelijk als vergunningvrij geval aan kan worden gewezen, en zal de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.
Gebiedsbescherming
Gevolgen van de uitspraak van de Raad van State over aanwijzingsbesluit Bruine Bank
Op 16 juli heeft de Raad van State in hoger beroep geoordeeld dat in het aanwijzingsbesluit voor het Noordzeegebied Bruine Bank te weinig vogelsoorten beschermd zijn. Alle vogelsoorten die in significante (meer dan verwaarloosbare) aantallen in het gebied voorkomen, moeten worden beschermd. Dat betekent dat ze in het besluit moeten worden genoemd en dat er voor deze soorten een instandhoudingsdoelstelling moet komen. Deze uitspraak past hiermee voor het eerst een recent arrest van het Europese Hof van Justitie toe, waarin het Hof in antwoord op prejudiciële vragen van de Griekse Raad van State, de Vogelrichtlijn op dit punt nader heeft uitgelegd. Het Nederlandse beleid om alleen vogels in een gebied te beschermen als er een bepaald percentage van de (inter)nationale populatie aanwezig is, blijkt in strijd met de Vogelrichtlijn en dat beleid moet dus worden aangepast. Er moet volgens de uitspraak een lage drempel komen die vergelijkbaar is met die van de Habitatrichtlijnbesluiten, in plaats van de tot nu toe gehanteerde relatieve drempels. In de uitspraak is twee jaar de tijd gegeven om het besluit aan te passen. Daarvoor moet het beleidskader worden aangepast, waarna ook de andere VR-gebieden (Natura 2000-gebieden waarin vogels worden beschermd) kunnen worden aangepast. De komende tijd zal de aanpassing van het beleidskamer voorbereid worden; het is aan mijn opvolger om hierover te besluiten. Daarbij zal worden verkend in hoeverre de daadwerkelijke behoefte die vogelsoorten hebben aan bescherming in VR-gebieden een rol kan spelen bij de aanwijzingsbesluiten. In ieder geval blijkt uit de uitspraak dat bij het nemen van maatregelen prioriteiten kunnen worden gesteld, al naar gelang de beschermingsbehoefte van de soorten.
Het hoger beroep was niet gericht tegen de begrenzing van de Bruine Bank. Die grens blijft dus hetzelfde en de uitspraak geeft dus geen aanleiding om de landelijke criteria daarvoor aan te passen.
Waddenzee - Unesco
Op 28 januari jl. heb ik u geïnformeerd over de concept State of Conservation (Kamerstuk 32 725, nr. 6). De State of Conservation (SoC) is vervolgens door Denemarken bij Unesco ingediend. Op 9 juli 2025 heeft Unesco de SoC voor de trilaterale Waddenzee vastgesteld4. Dit is een vervolg op eerdere besluiten uit 2023 en 2024. Unesco geeft aan dat ze positief is over het voorlopige besluit geen nieuwe gaswinning toe te staan onder de Waddenzee. Het uitblijven van een definitief besluit om niet te boren bij Ternaard en de vertraging bij het uitvoeren van de trilaterale strategische MER, een strategic environmental assessment (SEA) zijn volgens Unesco wel reden tot zorg. De vertraging van de SEA is ontstaan door enerzijds de complexe inhoud en anderzijds door de afstemming van trilaterale en nationale procedures die veel tijd kosten. Nieuw in deze SoC is het verzoek om een bufferzone aan te wijzen rondom de Waddenzee. Ik onderzoek momenteel wat dit betekent voor het Nederlandse Waddengebied.
Unesco vraagt Duitsland, Denemarken en Nederland om per 1 februari 2026 een nieuwe SoC in te dienen. Ik bereid dit voor samen met Duitsland en Denemarken en stem dit af binnen de Nederlandse Wadden governance net als in 2024. Uw Kamer zal geïnformeerd worden voordat de SoC aan Unesco wordt verstuurd.
Waddenzee – brief commentaar Waddenvereniging
De vaste commissie van Infrastructuur en Waterstaat heeft de minister van IenW op 20 februari jl. (Kenmerk 2025Z01972/2025D07348) gevraagd om een reactie op de brief van de Waddenvereniging mede namens de Coalitie Wadden Natuurlijk (CWN), ten behoeve van het commissiedebat Wadden van 6 februari jl. De Waddenvereniging geeft aan dat het niet goed gaat met de natuur in de Waddenzee en vraagt specifiek aandacht voor het in ontwikkeling zijnde Beleidskader Natuur Waddenzee en Klimaatverandering en groene Energietransitie. De brief was bedoeld om input te leveren voor het commissiedebat en betreffende onderwerpen zijn ook aanbod geweest tijdens het debat. In overleg met de Coalitie Wadden Natuurlijk is afgesproken dat er daarom geen reactiebrief behoeft te komen en er gewerkt wordt aan de genoemde thema’s in relatie tot de natuur van de Waddenzee.
Natuurcompensatie Voordelta
Op 11 juli jl. informeerde ik uw Kamer over mijn voorgenomen besluit over maatregelen ter compensatie van de Tweede Maasvlakte (Kamerstuk 29 664, nr. 214). Helaas bleek daarin een onvolkomenheid te zitten; een sinds jaren in gebruik zijnde locatie voor mosselzaadinvanginstallaties ligt binnen de begrenzing van de no take-zone in de Voordelta. Ik werk aan een oplossing om deze onvolkomenheid te corrigeren en zal u hierover zo snel mogelijk informeren.
Internationaal
Allemansrecht
Tijdens het Commissiedebat Natuur van 19 juni 2025 heb ik toegezegd om de Kamer te informeren over het Noors model inzake het ‘allemansrecht’ (TZ202506-083), bij deze geef ik invulling aan deze toezegging en beschouw ik deze als afgedaan. In Noorwegen kent men het zogenoemde allemansretten – het allemansrecht –, een traditioneel gebruik dat iedere burger toegang biedt tot de natuur. Het geeft mensen het recht onder bepaalde voorwaarden vrij de natuur in te gaan, en (wild) te kamperen in bossen en bergen en langs meren en kusten, ook op privéterrein buiten de bebouwde kom, mits dit gebeurt met respect voor de natuur en anderen. Sinds 1957 is dit traditionele gebruik ook daadwerkelijk verankerd in de Noorse wet. Vanwege de specifieke omstandigheden in Nederland, waaronder de hoge bevolkingsdichtheid, de beperktere omvang van natuurgebieden en de reeds bestaande drukfactoren, zie ik onvoldoende mogelijkheden om dit concept in Nederland op verantwoorde wijze te implementeren. Wel zie ik het Noorse model van allemansrecht als een sympathiek en inspirerend voorbeeld om de natuur toegankelijk te maken voor iedereen.
Roadmap Nature Credits
Op 7 juli jl. heeft de Europese Commissie de mededeling ‘Roadmap towards Nature Credits’ gepubliceerd. Daarin worden natuurkredieten gepresenteerd als een kansrijk middel om aanvullende financiering te mobiliseren voor natuurherstel. Het idee is dat natuurkredieten een beloning vormen voor aantoonbare additionele acties die de natuur ten goede komen. Daarmee wil de Commissie bijdragen aan het verkleinen van het financieringstekort voor de wereldwijde biodiversiteitsdoelen.
De Commissie ziet natuurkredieten als eenheden gebaseerd op meetbare verbeteringen van de biodiversiteit die ontstaan na succesvolle uitvoering en verificatie van natuurpositieve acties. De Commissie voorziet een gefaseerde aanpak tot en met 2027, met inzet op methodologieontwikkeling, governance-kaders, marktverkenning en internationale samenwerking.
Het kabinet waardeert de inzet van de Commissie om deze innovatieve financieringsmethode verder te onderzoeken en stimuleren. Nederland zal actief de samenwerking met de Commissie over dit onderwerp opzoeken, om een zo effectief mogelijk systeem te creëren. Dit moet een betrouwbaar systeem zijn dat ecologische kwaliteit, transparantie en echte meerwaarde waarborgt. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden voor stakeholders om rekening mee te houden, zodat natuurkredieten een waardevolle toevoeging aan het instrumentarium voor natuurherstel kunnen worden.
Inbreukprocedure Vogelrichtlijn over de grutto
In de Kamerbrief van 17 juli 2025 (Kamerstuk 33576, nr. 463) heb ik u gemeld dat Nederland een met redenen omkleed advies (hierna: MROA) heeft ontvangen van de Europese Commissie in de inbreukprocedure over de Vogelrichtlijn gericht op de bescherming van de grutto. De Commissie verzoekt Nederland de benodigde maatregelen te nemen om aan de verplichtingen te voldoen. Nederland heeft tot 17 december 2025 de tijd om te reageren op het MROA. Als de Commissie de reactie niet voldoende vindt, kan zij een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie inleiden.
Ik ben met de reactie aan de slag. Ik informeer de Kamer wanneer de Nederlandse reactie naar de Europese Commissie is verzonden. Dan is het ook mogelijk, ter beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur inzage te geven in de Nederlandse reactie op het MROA (brief d.d. 11 september 2025, kenmerk 2025Z16760/2025D38687), de reactie vertrouwelijk ter inzage te leggen voor de leden bij het Centraal Informatiepunt (CIP) van de Tweede Kamer. De inbreukprocedure is vertrouwelijk en de stukken die in dat kader worden gewisseld zijn niet openbaar tijdens een lopende procedure.
Ondertussen werk ik door aan de uitvoering van de maatregelen genoemd in de Kamerbrief van 25 maart 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 441) voor een betere bescherming van de grutto. Voor aanvullende bescherming van de grutto in 25 bestaande Vogelrichtlijngebieden heb ik afgelopen zomer ontwerpbesluiten gepubliceerd5. De zienswijzen die zijn ingediend op de ontwerpbesluiten zijn in behandeling en betrek ik bij de overwegingen voor de definitieve besluiten.
Overige onderwerpen
Gesprek met experts van o.a. Leiden/Naturalis maatregelen biodiversiteit en voedselzekerheid
Middels deze brief informeer ik de Kamer tevens over de toezegging gedaan aan het lid Kostic om met experts in gesprek te gaan over maatregelen ter bevordering van biodiversiteit en voedselzekerheid (TZ202504-021) van 7 april 2025. Deze zomer is hierover gesproken met experts van Naturalis, Wageningen Environmental Research, EIS Kenniscentrum Insecten en de Vlinderstichting. Met onderstaande terugkoppeling van dit gesprek beschouw ik genoemde toezegging als afgedaan.
Doel van het gesprek was om input te verzamelen over de opgave en mogelijke herstelmaatregelen in het kader van artikel 10 van de Natuurherstelverordening (NHV), gericht op het keren van de negatieve trend bij bestuivers voor 2030. Daarbij is tevens gebruikgemaakt van de reeds beschikbare kennis vanuit de Nationale Bijenstrategie.
De input van de experts wordt gebruikt in het proces naar het natuurplan toe, die 1 september 2026 ingediend moet worden. Bij de uitwerking van artikel 10 van de NHV wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de vele mogelijkheden om de verbinding te leggen met andere artikelen van de NHV. De uitwerking van de NHV en het proces om te komen tot het Natuurplan wordt verder toegelicht in het Programmaplan, deze is op 15 september met uw Kamer gedeeld (kamerstuk 33 576, nr.465).
Natuurlijk kapitaal en vergroenen financiële sector
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport Beleidsevaluatie Natuurlijk Kapitaal en Vergroenen Financiële Sector - periode: 2017-2023 aan. Conform de Strategische Evaluatieagenda heb ik SEO Economisch Onderzoek en NewForesight opdracht gegeven het betreffende begrotingsinstrument te evalueren. Ik zet het begrotingsinstrument in om de impact, afhankelijkheden en risico’s rondom biodiversiteitsverlies en ecosysteemdiensten zichtbaar te maken en een plek te geven in de besluitvorming en verantwoording van bedrijven, financiële instellingen en overheden. Dit draagt bij aan een economie en financiële sector waarin natuur duurzaam wordt benut en versterkt. Hieronder ga ik in op de evaluatie en de gebruikte methoden, conclusie en aanbevelingen, en de wijze waarop we invulling geven aan deze aanbevelingen.
De evaluatie heeft betrekking op de periode 2017–2023 en beoogt inzicht te geven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van dit instrument. Voor het terugkijkende deel zijn per doelgroep de bestede middelen, resultaten en impact in relatie tot beleidsdoelen geanalyseerd. Daarnaast zijn de resultaten geïnterpreteerd via het TransMissie-model, dat transitiefasen en bijbehorende sleutelprocessen in kaart brengt. Het begrotingsinstrument is hierbij beoordeeld als overwegend doeltreffend en doelmatig. Het heeft bijgedragen aan het vergroten van kennis over natuurlijk kapitaal en het bewustzijn van financieel-economische risico’s rondom biodiversiteitsverlies, het stimuleren van het gebruik van meetinstrumenten, het opzetten van internationale private samenwerkingsverbanden, het ontwikkelen van de eerste biodiversiteit positieve fondsen en het aanzetten tot toepassing in besluitvorming. Structurele verankering van natuur in besluitvorming en bedrijfsvoering vindt nog beperkt plaats en om dit verder te brengen zijn onder andere beleidskaders, standaardisering en economische prikkels nodig. Aanbevelingen richten zich dan ook op het opzetten van een integraal programma met monitoring, versterkte inzet en samenwerking met andere ministeries.
Het kabinet gaat verkennen hoe de aanbevelingen van deze beleidsevaluatie effectief kunnen doorwerken in de lopende en geplande activiteiten.
Jean Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur