Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals) (Kamerstuk 33118-295)
Omgevingsrecht
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D44021, datum: 2025-10-10, bijgewerkt: 2025-10-13 17:14, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: A. van den Brule-Holtjer, griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals) (Kamerstuk 33118-295)
Onderdeel van kamerstukdossier 33118 -305 Omgevingsrecht.
Onderdeel van zaak 2025Z18895:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-10-16 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-19 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (đ origineel)
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 305 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 oktober 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 6 juni 2025 over het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals) (Kamerstuk 33 118, nr. 295).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 september 2025 aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 10 oktober 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Aardema
De griffier van de commissie,
Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
Inleidende opmerkingen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSCâfractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Inleidende opmerkingen
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur van 19 september 2025 over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de bescherming van de wolf en de goudjakhals. Dit ontwerpbesluit heb ik u voorgelegd in het kader van de voorhangprocedure van artikel 23.5 van de Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 295). Ik ben de leden van de verschillende fracties van uw Kamer erkentelijk voor de in het verslag gestelde vragen over het ontwerpbesluit.
In dit verslag van een schriftelijk overleg houd ik de volgorde van het verslag aan. De vragen en opmerkingen uit het verslag zijn integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in niet-cursieve tekst. De vragen en antwoorden zijn van een nummer voorzien, waarnaar in voorkomende gevallen in andere antwoorden is verwezen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten
leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf
en goudjakhals) (Kamerstuk 33 118, nr. 295) en van het recente advies
van de Raad van State (Kamerstuk 33 118, nr. 303). Deze leden waarderen
dat de staatssecretaris voortvarend heeft geprobeerd de veranderde
Europese beschermingsstatus van de wolf in nationale regelgeving te
verankeren. Tegelijkertijd zien de leden dat de Raad van State zeer
kritisch is en stelt dat het ontwerpbesluit op onderdelen juridisch te
ver gaat. Juist in dit spanningsveld tussen enerzijds de wens om meer
mogelijkheden te scheppen en anderzijds de grenzen van het Europese
recht, vinden deze leden het van groot belang dat er bestuurlijke en
maatschappelijke duidelijkheid komt.
1. De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris of hij in algemene zin helderheid kan geven over het proces rondom de voorhang in de Kamer en de mogelijkheid om op een later moment nog wijzigingen door te voeren, aangezien in zijn nota van toelichting enkel staat âPM: laatste stand opnemen voor voorhang.â. Met andere woorden, wat zijn de vervolgstappen in het parlementaire proces na behandeling van dit schriftelijk overleg?
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) heb ik het ontwerpbesluit nader overwogen en ben ik voornemens de ministerraad voor te stellen het advies van de Afdeling op onderdelen te volgen en het ontwerpbesluit en de bijbehorende nota van toelichting te wijzigen en aan te vullen. Vervolgens zal ik het gewijzigde ontwerpbesluit opnieuw voorleggen aan de ministerraad, tezamen met het nader rapport.
2. Voorts heeft de staatssecretaris deze zomer de Raad van State verzocht om een spoedadvies. Indien de Tweede of Eerste Kamer besluit tot wijziging van dit ontwerpbesluit, is hij dan van plan om het besluit opnieuw naar de Raad van State te sturen?
Zoals in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, ben ik voornemens het advies van de Afdeling op onderdelen te volgen. Er is buiten hetgeen wordt gewijzigd om tegemoet te komen aan de kritiek van de Afdeling, geen sprake van wezenlijke wijzigingen. Er is daarom geen aanleiding om over het gewijzigde ontwerpbesluit opnieuw advies te vragen.
3. Tot slot: op welke manier gaat de staatssecretaris de kritiek van de Raad van State verwerken en op welke wijze kan de Kamer daar vervolgens op reageren?
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heb ik het ontwerpbesluit nader overwogen, zoals ook toegelicht in de aanbiedingsbrief van de antwoorden op de vragen uit de Kamer over het voorgehangen ontwerp van de algemene maatregel van bestuur.
Ik ben voornemens de ministerraad voor te stellen het advies van de Afdeling op onderdelen te volgen en het ontwerpbesluit en de bijbehorende nota van toelichting te wijzigen en aan te vullen. In de nota van toelichting zal ik allereerst de meerwaarde van de specifieke beoordelingsregels voor vergunningaanvragen gekoppeld aan de definities van âprobleemwolfâ en âprobleemsituatieâ verder toelichten. Het gaat erom dat met het oog op voorspelbare besluitvorming een eenduidig kader wordt geboden voor alle provincies waarin zich wolven bevinden, om te beoordelen of sprake is van een situatie die het afschot van een probleemwolf of het â tijdelijk â vangen van een wolf rechtvaardigt. De criteria van deze definities kunnen en zullen op onderdelen worden verduidelijkt, maar blijven inhoudelijk grotendeels ongewijzigd. Zij zijn ontleend aan de interventierichtlijnen van de provincies en worden nu ook al worden toegepast in de praktijk.
In de nota van toelichting zal ik verder onderbouwen dat het in alle gevallen die onder de definitie van âprobleemwolfâ vallen, om de meest ernstige situaties gaat, namelijk situaties van agressie of dreigende agressie van een wolf tegen mensen of gehouden, goed beschermde dieren. Het gaat dus conform het advies van de Afdeling om uitzonderlijke gevallen waarin afschot kan plaatsvinden. Bij de ogenschijnlijk minder ingrijpende situaties waarop de Afdeling wijst, situaties waarbij geen daadwerkelijke aanval op mensen of beschermd vee heeft plaatsgevonden, gaat het in de kern om het feit dat de wolf zich niet laat afschrikken door mensen en daarmee volgens de wetenschap voor de mens zelf een gevaar is geworden. Dat moet en zal in de nota van toelichting beter worden uiteengezet.
De in het ontwerpbesluit omschreven âprobleemsituaties met een wolfâ leiden tot een aanmerkelijk minder verregaand ingrijpen door het bevoegd gezag dan afschot, namelijk het tijdelijk vangen met het oog op het zenderen en kunnen volgen van individuele wolven, of met het oog op het overplaatsen naar een ander gebied. Het gaat daarmee niet om het permanent âaan de natuur onttrekkenâ van dieren van een beschermde soort in de zin van artikel 14 van de Habitatrichtlijn, maar om voorzorgsmaatregelen waarbij het dier weer (elders) in de natuur terugkomt. Ik zal het tijdelijke karakter van het aan de natuur onttrekken van de wolf in de tekst van het betrokken artikel en in de nota van toelichting verduidelijken.
Voorts wil ik in navolging van het advies van de Afdeling in het artikel met de specifieke beoordelingsregels beter tot uitdrukking brengen dat deze regels ruimte laten voor een aanvullende beoordeling door het bevoegd gezag in concrete situaties, op basis van de aan de orde zijnde specifieke omstandigheden. Dit gaat over de beoordeling van de vraag of er andere bevredigende oplossingen bestaan dan doden of vangen, en of doden of vangen gerechtvaardigd is op grond van de openbare veiligheid en volksgezondheid.
De Afdeling uitte in haar advies zorgen over de constructie van een koepelvergunning: één vergunning die voor meerdere toekomstige incidenten met probleemwolven en in probleemsituaties zou kunnen worden ingezet. Overeenkomstig het advies ben ik voornemens de mogelijkheid voor het verlenen van een koepelvergunning uit het ontwerpbesluit te schrappen, zodat te allen tijde, bij elk individueel geval, Gedeputeerde Staten â op basis van adviezen van deskundigen â zĂ©lf de afweging zullen maken of sprake is van een situatie waarin het doden of tijdelijk vangen van een wolf aangewezen is. Vergunningverlening blijft daarmee â net als nu â alleen voor individuele gevallen mogelijk.
Waar de Afdeling meer duidelijkheid vraagt over de trend die de wolvenpopulatie vertoont en de gevolgen die het doden van enkele exemplaren daarvoor kan hebben, zal de nota van toelichting worden aangevuld met onder meer de onderzoeksresultaten uit het op 19 september jl. gepubliceerde rapport van Universiteit Wageningen.1 Ook zal de verhouding van de voorgestelde beoordelingsregels en de inzet van bevoegdheden in het kader van openbare orde en veiligheid van de burgemeester en politie nader worden gemotiveerd. Beter zal worden benadrukt dat de bevoegdheid voor vergunningverlening voor afschot van een probleemwolf door Gedeputeerde Staten en de bevoegdheden van burgemeester en politie op het vlak van openbare orde en veiligheid duidelijk te onderscheiden zijn. In het kader van incidentenbestrijding, op het moment dat nog geen afschot van de probleemwolf heeft plaatsgevonden en dus maatregelen â zoals het sluiten van een gebied â met het oog op de veiligheid moet plaatsvinden, zijn beide wel relevant. Afstemming tussen de verschillende bevoegde gezagen in dit verband is essentieel.
Uw Kamer kan desgewenst op de voorgenomen wijzigingen reageren in het kader van de onderhavige voorhangprocedure.
Nota van toelichting 3. Wijziging beschermregels
wolf
4. De leden van de VVD-fractie constateren dat bestuurders op
provinciaal en lokaal niveau aangeven dat zij nu vaak in een juridisch
vacuĂŒm opereren. Zij beschikken formeel over bevoegdheden, maar durven
die in de praktijk niet te gebruiken uit vrees dat besluiten in bezwaar
en beroep geen stand houden. Dat leidt tot verlamming, terwijl de
samenleving juist snelle actie verwacht. Deze leden vragen de
staatssecretaris hoe hij, mede in het licht van het advies van de Raad
van State, gaat zorgen voor duidelijke en toepasbare criteria voor de
begrippen âprobleemwolfâ en âprobleemsituatieâ.
In lijn met het advies van de Afdeling is het mijn intentie om voor de criteria van âprobleemwolfâ en âprobleemsituatieâ ruimte te laten voor een aanvullende beoordeling op basis van artikel 8.74l, eerste lid, onder a en b, van het Bkl. De eenduidige definities van âprobleemwolfâ en âprobleemsituatie met een wolfâ zijn bruikbaar in de motivering bij vergunningverlening voor het ingrijpen ingeval van incidenten met een wolf. Om over te kunnen gaan tot vergunningverlening, moet het bevoegd gezag kunnen aantonen dat aan de drie in artikel 8.74k Bkl neergelegde vereisten is voldaan. Het eerste vereiste is dat voor de potentieel schadelijke handeling geen andere bevredigende oplossing bestaat. Het tweede vereiste is de aanwezigheid van een goede rechtvaardigingsgrond voor de handeling. Het derde vereiste is dat door het toestaan van de handeling geen afbreuk wordt gedaan aan het streven om de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Als gedeputeerde staten â na raadpleging van een onafhankelijk deskundige - vaststellen dat er sprake is van een âprobleemwolfâ, wordt aangenomen dat twee van de drie voorwaarden voor vergunningverlening automatisch zijn vervuld, namelijk het ontbreken van een andere bevredigende oplossing en het bestaan van een rechtvaardigingsgrond (artikel 8.74la, eerste lid). In de definitie van probleemwolf ligt namelijk besloten dat er reeds is gepoogd om met minder ingrijpende maatregelen het beoogde doel te bereiken, maar dat dat doel daarmee niet kon worden bereikt: zo heeft aversieve conditionering van de wolf na het zich voordoen van een probleemsituatie geen resultaat gehad of was dit in de praktijk niet uitvoerbaar. Als een wolf zich niet laat afschrikken en geen angst meer voor mensen heeft, vormt hij daarmee een reĂ«el veiligheidsrisico. Bij een âprobleemwolfâ kan worden besloten om een vergunning tot afschot te verlenen, ervan uitgaande dat ook kan worden onderbouwd dat dat afschot het streven naar een gunstige staat van instandhouding niet in gevaar brengt.
Bij een âprobleemsituatieâ gaat het niet om de meest ernstige situaties van agressie van een wolf, maar om situaties waarbij een wolf zich herhaaldelijk in de buurt van mensen bevindt. Ook situaties in de buurt van mensen en hun woning, honden of vee, vallen hieronder. Een âprobleemsituatie met een wolfâ is minder ernstig dan een 'probleemwolfâ. En ook de reactie is dus minder ingrijpend. Een âprobleemsituatieâ zal niet leiden tot afschot, maar kan leiden tot een vergunning om de wolf te vangen voor het aanbrengen van een zender of voor het overbrengen van de wolf naar een ander gebied. Dit vangen gebeurt met het oog op zowel het voorkomen als het aanpakken van een probleemsituatie met een wolf. Het vangen en daarmee onttrekken aan de natuur heeft per definitie een tijdelijk karakter en wordt altijd gevolgd door het weer loslaten in de natuur. Dat kan overigens op een andere locatie zijn dan waar de wolf is gevangen.
Met de opname van deze definities, wordt gestreefd naar een meer eenduidige en voorspelbare toepassing van het beoordelingskader voor het verlenen van een vergunning voor het ingrijpen in situaties met wolven in alle provincies. Deze regels laten echter ook ruimte voor aanvullende beoordeling in concrete situaties, op basis van de specifieke omstandigheden van het geval. Dat zal beter in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting tot uitdrukking worden gebracht.
5. Hoe wordt gewaarborgd dat provincies en burgemeesters daadwerkelijk sneller en juridisch zekerder kunnen handelen?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4 voor zover het betreft het handelen van de provincies. In aanvulling daarop kan worden opgemerkt dat de burgemeester op grond van de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet de bevoegdheid heeft om een noodbevel uit te vaardigen. Een noodbevel van de burgemeester is veelal van tijdelijke aard, en ook alleen mogelijk in die situaties waarin de inzet van de reguliere bevoegdheden (in dit geval de bevoegdheden van de provincies op grond van de Omgevingswet in het kader van soortenbescherming) niet kunnen worden afgewacht. Wanneer door een wolvendeskundige wordt bevestigd dat er inderdaad sprake is van een probleemwolf of âsituatie, biedt dit aan de burgemeester ruimte om te motiveren dat er sprake is van een situatie van (ernstige vrees voor) ernstige wanordelijkheden in de zin van artikel 175 van de Gemeentewet, in het kader waarvan het noodzakelijk is om een noodbevel te nemen voor het beschermen van de openbare orde en veiligheid.
6. De leden van de VVD-fractie constateren verder dat de Raad van State aangeeft dat het ontwerpbesluit in zijn huidige vorm de grenzen van de Europese Habitatrichtlijn overschrijdt. Tegelijkertijd zien deze leden dat er in andere lidstaten ervaringen zijn met vormen van beheer die verder gaan dan wat in Nederland nu wordt voorgesteld. Dat roept de vraag op hoe deze landen dit juridisch onderbouwen en in hoeverre hun aanpak standhoudt bij rechterlijke toetsing of Europese beoordeling. Deze leden vragen de staatssecretaris daarom uiteen te zetten hoe hij deze internationale voorbeelden beoordeelt.
Bij het formuleren van de definities van een âprobleemwolfâ en âprobleemsituatie met een wolfâ heb ik zo veel mogelijk aangesloten bij al bestaande definities in andere lidstaten waar de wolf een langere geschiedenis kent dan in Nederland. Criteria die uit het buitenland zijn overgenomen, zijn onder andere de afstandsgrens van 30 meter en het aantal incidenten van 2 in een bepaalde periode. Ik ben ervan overtuigd dat deze Nederlandse definities, na verwerking van het advies van de Afdeling, een rechterlijke toets zullen doorstaan.
7. Zijn er elementen die, ondanks de complexiteit en juridische discussie, bruikbaar zijn voor Nederland?
Zie het antwoord op vraag 6.
8. Hoe kan worden voorkomen dat Nederland onnodig terughoudend opereert binnen kaders waar mogelijk meer ruimte is?
Met dit ontwerpbesluit benut ik maximaal de ruimte die de kaders van de Habitatrichtlijn bieden, daarbij rechtdoend aan hetgeen de Afdeling in haar advies heeft opgemerkt, namelijk dat er zolang er geen sprake is van een gunstige staat van instandhouding een kader moet worden gehanteerd dat verzekert dat het doden van wolven wordt beperkt tot uitzonderlijke gevallen waarin er geen minder schadelijke alternatieven zijn.
9. De leden van de VVD-fractie lezen dat plaatsing van een soort op de referentielijst voor de lidstaat gebeurt als deze bestendig aanwezig is in Nederland, namelijk als het aannemelijk is dat in tien aaneengesloten jaren voortplanting heeft plaatsgevonden. Sinds 2019 plant de wolf zich op natuurlijke wijze voort in Nederland. Deze leden vragen de staatssecretaris of Nederland dus verplicht is om in 2029 de wolf op de referentielijst te plaatsen en vervolgens ook leefgebieden behorend tot het Natura 2000-netwerk aan te wijzen.
In lijn met het door LVVN gevoerde vaste beleid, worden Natura
2000-gebieden voor nieuwe soorten pas aangewezen, danwel
instandhoudingsdoelen voor deze soorten aan bestaande Natura
2000-gebieden toegevoegd, als ze âregelmatigâ voorkomen. Concreet wordt
hier een termijn voor gehanteerd van tien jaar, waarin een soort zich
elk jaar in het wild moet voortplanten.
De wolf plant zich inderdaad sinds 2019 op natuurlijke wijze voort in
Nederland, wat betekent dat de wolf in 2029 een âregelmatige
voortplanterâ zal zijn. Dit betekent dat de wolf vanaf 2029 in
aanmerking zal komen voor gebiedsbescherming â naast de nu al geldende
soortenbescherming. De eerste stap zal dan zijn dat de wolf wordt
aangemeld voor de âReferentielijstâ: de Europese lijst van soorten en
habitattypen met de vermelding in welke landen ze aangewezen moeten
worden. Bij plaatsing op de referentielijst is de aanwijzing van
leefgebieden behorend tot het Natura 2000-netwerk een vereiste.
Op 31 juli heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in het beroep van de Stichting World Animal Protection en de Stichting de Faunabescherming tegen het besluit van de Staatssecretaris van LVVN om de Veluwe niet als leefgebied voor de wolf aan te wijzen.2 Het besluit om dit nu nog niet te doen is door de Rechtbank vernietigd. Tegen deze uitspraak heb ik hoger beroep ingesteld, wat mij de mogelijkheid geeft tot het nemen van een nieuw, beter gemotiveerd besluit.
10. Zo ja, welke gevolgen zou dat hebben voor het voorliggende ontwerpbesluit?
De mogelijke aanwijzing van leefgebieden voor wolven in 2029 heeft geen gevolgen voor het voorliggende ontwerpbesluit. Dit ontwerpbesluit betreft niet de regels voor de bescherming van habitattypen en soorten van communautair belang in Natura 2000-gebieden (gebiedsbescherming), maar de regels over de bescherming die wordt geboden aan dieren van inheemse, van nature in het wild voorkomende diersoorten, ongeacht of zij binnen of buiten Natura 2000-gebieden voorkomen (soortenbescherming). De bescherming voor Natura 2000-gebieden wordt onmiddellijk van toepassing als een Natura 2000-gebied voor het leefgebied van de wolf wordt aangewezen. Dat vergt een ministerieel besluit, geen wetgeving.
11. De leden van de VVD-fractie lezen dat gedeputeerde staten bij gebruikmaking van de vergunning te allen tijde eerst een wolvendeskundige moeten raadplegen (artikel 8.74ra). Het is echter niet verplicht dat het een deskundige uit het Landelijk Deskundigenteam is. Waarom niet, zo vragen deze leden?
De betrokken bepaling heeft betrekking op het daadwerkelijke gebruik van de vergunning door degene(n) aan wie deze is verleend door gedeputeerde staten. Het doden of vangen van een wolf in situaties waarin sprake is van een probleemwolf of van een probleemsituatie met een wolf, gebeurt na raadpleging van wolvendeskundigen. Hiertoe worden, zowel in de huidige situatie als na de inwerkingtreding van het besluit, onpartijdige en objectieve deskundigen ingezet. Bij de advisering zal gebruik gemaakt worden van wetenschappelijke en praktijkkennis en -ervaring, waarbij ook maatschappelijke stakeholders worden betrokken. Algemene regels zoals dit ontwerpbesluit bevat, zijn niet het aangewezen instrument voor specifieke voorschriften van de bevoegde gezagen met betrekking tot expertise. Het oprichten van het Landelijk Deskundigenteam, waarin wetenschappelijke en praktijkdeskundigen zitting zullen nemen, zal hier in de toekomst uniformering en duidelijkheid voor creëren. Op dit moment wordt het Landelijk Deskundigenteam nog opgezet. Daarom is er bij het opstellen van het ontwerpbesluit voor gekozen om deelname aan dit deskundigenteam (nog) niet te verplichten.
12. Zij voorzien een risico dat een besluit van het bevoegd gezag ter discussie kan worden gesteld vanwege gerezen twijfels over de âdeskundigheidâ van een wolvendeskundige? Ziet de staatssecretaris dat risico ook?
Het is mijn intentie om het Landelijk Deskundigenteam een rol in geven bij de besluitvorming door bevoegd gezag. Gebruikmaken van dit deskundigenteam bevordert de uniformiteit en voorkomt willekeur bij de besluitvorming, waardoor discussie over deskundigheid wordt uitgesloten.
13. Kan hij verduidelijken aan welke criteria een onafhankelijk wolvendeskundige moet voldoen?
Voor het Landelijk Deskundigenteam worden momenteel samen met de provincies criteria uitgewerkt. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit traject.
14. Is hij voornemens deze criteria alsnog in regelgeving vast te leggen?
Het is niet mijn voornemen om criteria voor deskundigheid vast te leggen in regelgeving. Het lopende traject met provincies biedt voldoende garantie voor uniformiteit en kwaliteit.
Nota van toelichting 5. Verhouding van de wijzigingen tot
Europees recht en nationale wetgeving
15. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Nederland, als
dichtbevolkt land waar landbouw, recreatie, bewoning en natuur dicht op
elkaar liggen, in sommige gebieden eenvoudigweg geen ruimte heeft voor
de wolf. Deze leden vragen het kabinet of een gebiedsgericht
nulstandbeleid in de toekomst mogelijk zou kunnen zijn en hoe dat zich
zou verhouden tot de juridische kaders van de Habitatrichtlijn en tot
het advies van de Raad van State?
Ik werk aan een ruimtelijke visie die handvatten zou moeten bieden bij besluitvorming over de beperkte ruimte voor wolven in Nederland. Het betreft een visie op landelijke schaal en dient met het oog op de bevoegdheidsverdeling dan ook als ondersteunend aan provincies en gemeenten bij het formuleren van ruimtelijk beleid en/of het nemen van ruimtelijke maatregelen. De ruimtelijke visie wolf biedt plaats voor de verschillende opvattingen van de verschillende provincies en agrarische en ecologische experts. In deze visie worden de onvermijdelijke keuzes benoemd in situaties waarin dierhouderij, recreatie of ander intensief menselijk gebruik niet samengaat met de aanwezigheid van wolven.
De ruimtelijke visie beschouwt hiertoe de ruimte bestemd voor wolven door de lens van de ecologie, landbouw, recreatie en veiligheid en plaatst deze verschillende perspectieven naast elkaar. De visie brengt belangrijke keuzes in kaart die aan de hand van de visie genomen kunnen worden.
Of gebiedsgericht nulstandbeleid voor wolven in de toekomst mogelijk zou kunnen zijn, is mede afhankelijk van de uitspraak van het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak die het college van gedeputeerde staten van Utrecht heeft aangespannen tegen de uitspraak van de rechtbank over nulstandbeleid voor zwijnen.
16. Bestaat er in Europees verband ruimte om voor specifieke regioâs uitzonderingen te maken,
Door de ruimtelijke visie vast te stellen in nauwe samenspraak met de andere overheden, wordt mogelijk gemaakt dat deze werken aan verdere uitwerking in ruimtelijk beleid en ruimtelijke maatregelen. De visie wordt geschreven binnen het juridische kader van wat mogelijk is binnen de beschermde status van de wolf.
Nota van toelichting 2.2.1 Beleidsaanpak onder l. Bepaling
staat van instandhouding
17. Tot slot hechten de leden van de VVD-fractie groot belang aan
duidelijkheid over de staat van instandhouding van de wolf. Zoals de
Raad van State in haar advies stelt: âwanneer een gunstige staat van
instandhouding van de wolf is bereikt, zullen de mogelijkheden voor het
vangen of doden van wolven bij problemen ruimer worden.â. Zolang dit
onderzoek niet is afgerond en geen formeel oordeel is vastgesteld, geldt
het uitgangspunt dat de wolf in Nederland in een ongunstige staat
verkeert. Dat maakt ingrijpen in de praktijk zeer moeilijk. Deze leden
lezen in de nota van toelichting dat er reeds een onderzoek is verricht
naar de staat van instandhouding. Is dit onderzoek inmiddels afgrond? Zo
ja, waarom zijn de resultaten dan nog niet gepubliceerd? Zo nee, waarom
niet, gelet op het spoedeisende karakter waar de staatssecretaris zelf
op wijst? Wanneer verwacht hij dat de resultaten worden
gepubliceerd?
Op 19 september 2025 jl. heb ik het rapport van Universiteit Wageningen over het onderzoek naar de Staat van Instandhouding van wolven in Nederland en mijn reactie hierop, inclusief vervolgstappen met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 33 576, nr. 466).
18. Deze leden vragen of de staatssecretaris nog steeds van mening is dat hij zijn voorstellen in het ontwerpbesluit kan voortzetten, ook zonder duidelijkheid over de staat van instandhouding van de wolf en ongeacht de kritiek van de Raad van State.
Zie het antwoord op vraag 3. Ik zal naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State het besluit aanpassen en de onderbouwing aanvullen.
19. De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat de Raad van State stelt dat vanwege het uitgangspunt van een ongunstige staat van instandhouding van de wolf de Habitatrichtlijn alleen ruimte biedt voor het vangen of doden van een wolf in de meest ernstige situaties van agressie van een wolf, maar niet voor âlichtere probleemsituatiesâ zoals een waarneming op minder dan 30 meter van bewoonde huizen. Deze leden vragen de staatssecretaris hoe hij hierover oordeelt en of hij voornemens is om de voorgestelde beoordelingsregels daarop aan te passen.
De definitie van âprobleemwolfâ die wordt geĂŻntroduceerd in het ontwerpbesluit sluit aan bij de meest ernstige situaties van agressie van een wolf. Het gaat daar niet om lichtere probleemsituaties. Ik zie geen noodzaak de beoordelingsregels aan te passen, wel om de onderbouwing op dit punt in de nota van toelichting aan te vullen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSCâfractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving inzake de bescherming van de wolf en de goudjakhals (Kamerstuk 33 118, nr. 295). Deze leden steunen het doel om incidenten te voorkomen en tegelijkertijd de gunstige staat van instandhouding te waarborgen, maar hebben zorgen over de praktische uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid.
20. De leden van de NSC-fractie constateren dat het verstoren van wolven niet langer vergunningplichtig wordt om aversieve conditionering te vergemakkelijken. Kan de staatssecretaris bevestigen dat provincies, terreinbeheerders en burgers hierdoor direct en zonder onnodige bureaucratie wolven mogen verjagen wanneer zij gevaarlijk dicht bij bebouwing of mensen komen?
De wolf is verplaatst van bijlage IV naar bijlage V bij de Habitatrichtlijn, wat betekent dat de beschermde status van de wolf is verlaagd van âstrikt beschermdâ naar âbeschermdâ. De bescherming van bijlage V-soorten, oftewel niet-strikt beschermde soorten, is in nationale regelgeving neergelegd in artikel 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal). Hierin is bepaald dat enkel het opzettelijk doden of vangen, of het opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voorplantings- of verblijfsplaatsen van deze soorten vergunningplichtig is. Het verstoren van deze soorten is hiermee niet vergunningplichtig, anders dan bij strikt beschermde soorten wel het geval is. Verstoring valt wel onder de specifieke zorgplicht, die is geregeld in artikel 11.27 van het Bal. Die zorgplicht houdt â kort gezegd â in dat van de initiatiefnemer van een activiteit die nadelige gevolgen kan hebben voor een soort, wordt verwacht dat hij zich inspant om zelf te beoordelen of zijn handelen daadwerkelijk nadelige gevolgen heeft en ook hoe hij die gevolgen redelijkerwijs kan voorkomen of beperken. Het uitgangspunt van deze specifieke zorgplicht is dat handelingen met nadelige gevolgen voor in het wild levende planten en dieren achterwege worden gelaten. Enkel als het achterwege laten van de handeling redelijkerwijs niet kan worden gevergd, kan de handeling toch verricht worden. Hierbij dienen dan wel alle noodzakelijke maatregelen te worden genomen die in redelijkheid kunnen worden verwacht om nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Als blijkt dat de gevolgen echter onvoldoende kunnen worden beperkt dient de activiteit achterwege te worden gelaten voor zover dit redelijkerwijs van de initiatiefnemer kan worden gevraagd in het licht van de te beschermen natuurbelangen. Dit betekent dat verstoring op een zorgvuldige manier moet gebeuren om nadelige gevolgen voor de wolf te voorkomen. Provincies kunnen daarover maatwerkregels stellen of in individuele gevallen maatwerkvoorschriften geven, om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop bij het verstoren van wolven aan de zorgplicht invulling kan worden gegeven (artikelen 11.29 en 11.31 van het Bal).
21. Welke middelen acht de staatssecretaris effectief (paintballgeweren, rubberkogels, geluids- en geurafschrikking) en hoe wordt uniformiteit in de provinciale toepassing geborgd?
Ik vind dat alle middelen die door de leden van de fractie van NSC worden genoemd, ingezet moeten kunnen worden om wolven uit de buurt van mensen en hun dieren te houden. Omdat elke situatie een eigen afweging behoeft, kan ik geen algemene uitspraak doen over de effectiviteit van een bepaald middel in een bepaalde situatie. Het oordeel van deskundigen is hierbij nodig. Het is aan de provincies om daarover duidelijkheid te verschaffen, in de vorm van communicatie en eventueel ook in de vorm van maatwerkregels of maatwerkvoorschriften. Provincies stemmen regelmatig met elkaar af om zoveel mogelijk uniformiteit te waarborgen.
22. De leden van de NSC-fractie vinden dat afschot alleen als uiterst middel moet worden ingezet. Het ontwerpbesluit introduceert een definitie van âprobleemwolfâ en maakt gericht afschot mogelijk. Hoe garandeert de staatssecretaris dat eerst preventie en aversieve conditionering worden geprobeerd voordat tot afschot wordt overgegaan?
De definitie van âprobleemwolfâ die wordt geĂŻntroduceerd in het ontwerpbesluit, is alleen bedoeld voor toepassing in de meest ernstige situaties van agressie van een wolf.
Inherent aan deze definitie is, dat er alleen sprake kan zijn van een probleemwolf als kan worden geconstateerd dat alternatieve maatregelen onvoldoende effect hebben gehad ofwel niet mogelijk bleken. Dit betekent dat alternatieve, niet-lethale methoden tot afschrikking te allen tijde eerst worden overwogen totdat eventueel tot afschot kan worden overgegaan.
23. De leden van de NSC-fractie lezen dat de Raad van State waarschuwt dat de beoordelingsregels te ruim zijn en mogelijk niet in lijn met de Habitatrichtlijn, gezien de huidige âongunstige staat van instandhoudingâ (Kamerstuk 33 118, nr. 303). Is de staatssecretaris bereid deze regels te verduidelijken en aan te scherpen?
Zie het antwoord op vraag 3 van de leden van de VVD-fractie.
24. Ziet hij aanleiding om voorlopig af te zien van het gebruik van koepelvergunningen, zoals de Raad van State adviseert?
In navolging van het advies van de Afdeling ben ik voornemens de mogelijkheid voor het verlenen van een koepelvergunning uit het ontwerpbesluit schrappen, zodat gedeputeerde staten te allen tijde, bij elk individueel geval, de afweging zullen maken of sprake is van een situatie waarin het doden of tijdelijk vangen van een wolf aangewezen is. Vergunningverlening blijft daarmee â net als nu â alleen voor individuele gevallen mogelijk.
25. De leden van de NSC-fractie wijzen erop dat boeren en herders volledig en tijdig moeten worden gecompenseerd voor schade en preventieve kosten. Hoe garandeert de staatssecretaris dat schadevergoedingen snel worden uitgekeerd en dat de financiering van wolfwerende rasters en herdershonden structureel wordt geregeld, onder meer met gebruik van Europese fondsen?
De provincies zijn bevoegd gezag voor tegemoetkomingsaanvragen in landbouwschade door wilde dieren. De uitvoering van deze regeling is door provincies belegd bij BIJ12. Dit is nadrukkelijk geen schadevergoeding, schadeloosstelling of nadeelcompensatie, maar een tegemoetkoming in schade aan landbouw door beschermde wilde dieren waartegen schadebestrijding niet of beperkt mogelijk is. De voorwaarden voor een tegemoetkoming in deze faunaschade worden vastgelegd in provinciale beleidsregels. Als beleidskader voor o.a. deze tegemoetkomingsregels is interprovinciaal het Wolvenplan 2025 afgestemd. Er zijn mij geen signalen bekend dat aanvragen niet volledig of niet tijdig zouden worden afgehandeld.
Ook de inzet van preventieve maatregelen, zoals wolfwerende rasters en kuddebewakingshonden, valt primair onder de verantwoordelijkheid van de provincies. In het kader van de Landelijke Aanpak Wolven is mijn ministerie in overleg met provincies, BIJ12 en het IPO om te bezien hoe provinciale regelingen verder kunnen worden ondersteund. Daarbij wordt ook gekeken naar de inzet van Europese middelen. Mijn ministerie ondersteunt provincies bij de benutting van deze fondsen.
26. De leden van de NSC-fractie vragen de staatssecretaris toe te lichten of het Landelijk Team Veebescherming, zoals genoemd in de Nota van Toelichting, voldoende middelen en capaciteit heeft.
Ik acht het van belang dat voldoende middelen beschikbaar zijn om provinciale initiatieven voor veebescherming te ondersteunen. In de Voorjaarsnota zijn hiervoor middelen gereserveerd. In mijn brief aan uw Kamer van 17 juni 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 452) heb ik toegelicht dat deze middelen worden ingezet ter ondersteuning van provinciale initiatieven, waaronder de mogelijkheid van een landelijk team voor veebescherming. Ook is voorzien in capaciteit om initiatieven die provinciegrenzen overstijgen te coördineren en te bundelen. Deze capaciteit is inmiddels ingericht.
27. Hoe wordt voorkomen dat Nederland verandert in een âland vol rastersâ dat landschap en natuurbeleving aantast?
Preventieve maatregelen dienen in verhouding te staan tot de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied waarin deze worden toegepast. Ik vind het van belang dat bij de inzet van wolfwerende rasters steeds zorgvuldig wordt afgewogen hoe de bescherming van gehouden dieren kan worden gecombineerd met behoud van ruimtelijke kwaliteit en natuurbeleving. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat overal in Nederland rasters worden geplaatst. Rasters worden uitsluitend toegepast waar dit noodzakelijk en effectief is. Daarmee wordt voorkomen dat Nederland verandert in een âland vol rastersâ.
28. De leden van de NSC-fractie vragen of de staatssecretaris bereid is het besluit opnieuw aan de Raad van State voor advies voor te leggen als de behandeling in de Kamer tot wezenlijke wijzigingen leidt.
Zie het antwoord op vraag 2 van de leden van de VVD-fractie.
29. Hoe wordt in de overgangsperiode tussen de wijziging van de Habitatrichtlijn en de nationale implementatie rechtszekerheid geborgd voor provincies en veehouders?
In deze overgangsperiode kan gebruik worden gemaakt van de specifieke zorgplichtbepaling ten aanzien van een flora- en fauna-activiteit zoals neergelegd in artikel 11.27 van het Bal. Het uitgangspunt van deze zorgplicht is dat alle activiteiten die nadelige gevolgen kunnen hebben voor van nature in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving achterwege dienen te worden gelaten. Alleen als het achterwege laten van de activiteit die nadelige gevolgen kan hebben redelijkerwijs niet kan worden gevergd, kan de activiteit toch verricht worden. Dan zullen wel alle noodzakelijke maatregelen getroffen moeten worden die in redelijkheid van degene die de activiteit wil uitvoeren kunnen worden verlangd om nadelige gevolgen te voorkomen. En bij de daadwerkelijke verrichting zal hij steeds alert moeten zijn op het daadwerkelijk achterwege blijven van de gevolgen. Als nadelige gevolgen niet zijn te voorkomen, moet hij maatregelen treffen om deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken of â voor zover toch schade optreedt â ongedaan te maken. Als hij voor de afweging ten aanzien van de te treffen maatregelen niet over de nodige deskundigheid beschikt, zal hij een beroep op de deskundigheid van anderen moeten doen.
Dit betekent dat iedere handeling die een nadelig effect kan hebben [in casu: op de wolf ofwel de directe leefomgeving van de wolf] in de eerste plaats zoveel als mogelijk achterwege dient te worden gelaten. Als er toch noodzaak bestaat om de handeling te verrichten, dienen alle maatregelen te worden genomen om de nadelige gevolgen te voorkomen, en voor zover die nadelige gevolgen niet kunnen worden gekomen, dienen de nadelige gevolgen zoveel mogelijk te worden beperkt of ongedaan te worden gemaakt. De persoon die de handeling uitvoert dient voldoende deskundig te zijn in het uitvoeren van de handeling.
Daarnaast kunnen provincies maatwerkregels stellen of in individuele gevallen maatwerkvoorschriften geven, om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop bij het verstoren en doden van wolven aan de zorgplicht invulling kan worden gegeven (artikelen 11.29 en 11.31 van het Bal).
30. De leden van de NSC-fractie vragen tot slot welke stappen de staatssecretaris zet om in grensregioâs en met buurlanden tot gecoördineerd wolvenbeheer te komen, zodat wolven niet overal anders worden behandeld en conflicten worden verplaatst.
Nederland heeft het initiatief genomen om samen met omliggende landen (België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg) een gezamenlijke (Noordwest-Europese) wolvensamenwerking op te zetten. Eén van de doelen van deze samenwerking is om gezamenlijk de Staat van Instandhouding van de gedeelde wolvenpopulatie te beoordelen en deze te bevorderen.
Echter is het beheer van wolven de bevoegdheid van de provincies. Grensoverschrijdende coördinatie van wolvenbeheer in grensregioâs is daarmee een verantwoordelijkheid van de betreffende provincies.
31 Worden de ervaringen uit Duitsland, BelgiĂ« en Frankrijk â waar
actieve verjaging en preventie incidenten hebben verminderd â betrokken
bij het Nederlandse beleid?
De hiervoor genoemde samenwerking heeft tevens als doel om door middel
van uitwisseling van kennis en ervaring te leren van elkaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
32. De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het âOntwerpbesluit wijziging Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals)â (Kamerstuk 33 118, nr. 295). Deze leden lezen dat er veel (juridische) onzekerheid is omtrent dit besluit. Kan de staatssecretaris toelichten waarom hij de spoed dusdanig noodzakelijk acht dat daarmee belangrijke dingen niet worden meegenomen, zoals het niet verwerken van de reacties op de internetconsultatie?
Dit besluit voorziet in de implementatie in nationale wetgeving van de gewijzigde beschermingsstatus van de wolf onder de Habitatrichtlijn. Omdat deze wijziging van de Habitatrichtlijn reeds in werking is getreden, is er een overgangsperiode ontstaan. Het is van belang deze overgangsperiode zo kort mogelijk te houden en het besluit zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. De maatschappelijke urgentie vraagt hier ook om.
De reacties op de internetconsultatie vindt u in de Nota van antwoord.
33. Deze leden vragen de staatssecretaris in te gaan op het advies van de Raad van State en of de staatssecretaris in zijn beantwoording in kan gaan op de individuele kernpunten uit de internetconsultatie, namelijk: dat de definitie van probleemwolf onduidelijk is, dat het onduidelijk is aan welke eisen een wolvendeskundige moet voldoen, dat het gebruik van generieke vergunningen zonder individuele toetsing niet wenselijk is, dat er onvoldoende bekend is over de impact van wolven op ecosystemen, dat het onduidelijk is welke impact het ontwerpbesluit heeft op de staat van instandhouding van de wolf, dat het onduidelijk is wat exact onder aversieve conditionering wordt verstaan, dat het overbrengen van de wolf naar een ander gebied niet effectief en onwenselijk is, en dat monitoring op landgoederen tekort schiet. (Overheid.nl, âBesluit bescherming wolf en goudjakhalsâ, (https://www.internetconsultatie.nl/wolven/b1)
Mijn reactie op het advies van de Afdeling is te vinden in het antwoord op vraag 3 van de leden van de VVD-fractie. Mijn reactie op de internetconsultatie vindt u in de Nota van antwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het
ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten
leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving inzake de
bescherming van de wolf (Kamerstuk 33 118, nr. 295). Deze leden willen
de staatssecretaris nogmaals bedanken en feliciteren met zijn behaalde
succes op dit dossier in Brussel. Deze leden zijn hem erkentelijk voor
zijn harde werken op dit dossier.
De leden van de BBB-fractie erkennen dat de terugkeer van de wolf
tot grote maatschappelijke spanningen leidt. De wolf zorgt voor angst,
schade en onzekerheid bij veehouders en bewoners rondom de gebieden waar
de wolf voorkomt.
34. De leden van de BBB-fractie constateren dat met de verlaging van de beschermingsstatus van de wolf van âstrikt beschermdâ naar âbeschermdâ (verplaatsing van bijlage IV naar bijlage V Habitatrichtlijn) meer ruimte ontstaat voor nationaal beheer. Dit geeft provincies meer handvatten bij het ingrijpen in geval van probleemwolven. Tegelijkertijd maken deze leden zich zorgen over de gevolgen voor veehouders. Uit de toelichting blijkt dat er een tegemoetkomingsregeling blijft bestaan voor schade veroorzaakt door wolven. Deze leden willen echter nadrukkelijk van de staatssecretaris bevestigd krijgen dat de verlaging van de beschermingsstatus van de wolf géén negatieve gevolgen zal hebben voor de hoogte of reikwijdte van de schadevergoeding. Kan de staatssecretaris garanderen dat veehouders niet minder krijgen uitgekeerd en dat ook in de toekomst schade snel en volledig wordt vergoed?
Het beleid rond tegemoetkoming in de schade die door wolven wordt veroorzaakt, is een provinciale bevoegdheid. Het ontwerpbesluit heeft geen gevolgen voor de omvang van de tegemoetkoming of de snelheid van uitbetaling.
35. Verder benadrukken deze leden dat de komst van de wolf geen keuze is van boeren, maar een opgelegde realiteit. Het kan dan ook volgens deze leden niet zo zijn dat de financiële lasten van wolfwerende maatregelen eenzijdig bij veehouders terechtkomen. Kan de staatssecretaris garanderen dat veehouders niet worden opgezadeld met hoge kosten voor preventieve maatregelen en dat hier een eerlijk en volledig vergoedingsstelsel tegenover staat, ook in de toekomst?
Zie het antwoord op vraag 34.
36. De leden van de BBB-fractie hebben signalen ontvangen dat bij een aanrijding met een wolf direct een strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt. Kan de staatssecretaris aangeven of dit klopt?
Nee dit klopt niet. Als er een aanrijding met een wolf heeft plaatsgevonden kan de politie ter plaatste komen om te kijken of er aanleiding is voor een strafrechtelijk onderzoek. Als er aanwijzingen zijn voor een strafbaar feit, dan kan dit aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek. Het kadaver wordt mogelijk wel nader onderzocht door Wageningen Bioveterinary Research in Lelystad. Hierbij kan onderzoek worden gedaan naar de herkomst van de betreffende wolf (bijvoorbeeld de Veluwe, Duitsland of Polen) en waar de verwondingen uit bestaan. Mocht er dan blijken dat er bijvoorbeeld een schotwond aanwezig is, dan kan ook dit aanwijzing zijn voor een strafbaar feit en kan dit aanleiding zijn voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek.
37. Zo ja, wat is de juridische grondslag daarvoor, hoe verloopt dit in de praktijk, en acht de staatssecretaris dit proportioneel en wenselijk? Het kan immers nooit zo zijn dat een automobilist die onverhoopt een wolf aanrijdt, zonder opzet of schuld, direct als verdachte wordt behandeld.
De juridische grondslag voor een eventueel strafrechtelijk onderzoek is te vinden in het Besluit activiteiten leefomgeving en de Wet op de economische delicten; het opzettelijk doden of vangen van in het wild levende (zoog-)dieren. Zie ook het antwoord op vraag 36.
38. De leden van de BBB-fractie benadrukken dat de verlaging van de status pas waardevol is als provincies ook daadwerkelijk en slagvaardig kunnen optreden bij probleemsituaties. Kan de staatssecretaris toelichten hoe de uitvoeringspraktijk er concreet uit gaat zien, en of provincies voldoende capaciteit en mandaat hebben om op korte termijn in te grijpen wanneer mensen of dieren in gevaar zijn?
Het uitvoeren van beleid in de praktijk, als ook de capaciteit om op te treden bij incidenten met wolven zijn provinciale en gemeentelijke bevoegdheden, waar ik niet ik kan treden. Het ontwerpbesluit heeft geen gevolgen voor het mandaat van provincies om in te grijpen, maar het biedt wel een helder kader waardoor het makkelijker wordt om in te grijpen bij incidenten met wolven.
39. De leden van de BBB-fractie wijzen op de mogelijkheden die Europese fondsen bieden. In andere landen worden deze fondsen al benut voor preventie en compensatie. Worden Europese fondsen maximaal benut voor schadevergoeding en preventie en kan de staatssecretaris aangeven hoeveel Nederland daaruit kan claimen?
In Nederland wordt schade door wolven vergoed via de provinciale faunaschaderegelingen, die worden gefinancierd uit nationale middelen. Met betrekking tot preventieve maatregelen hebben provincies de mogelijkheid om gebruik te maken van middelen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarnaast kunnen Europese programmaâs als LIFE, Horizon en EFRO worden benut voor specifieke projecten zoals ik in mijn brief van 2 juli 2025 (Kamerstuk 33 576, nr. 453) heb toegelicht, mijn ministerie is in gesprek met de provincies over de inzet hiervan.
Het is niet mogelijk om een exact bedrag te noemen dat Nederland kan claimen, omdat de omvang van de inzet afhankelijk is van de projectvoorstellen die worden ingediend en de prioritering van de fondsen op Europees niveau.
40. De leden van de BBB-fractie vragen de staatssecretaris tot slot te reageren op het advies van de Raad van State.
Zie het antwoord op vraag 3 van de leden van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van de PvdD-fractie hebben met verontwaardiging
kennisgenomen van het ontwerpbesluit waarmee de staatssecretaris
mogelijk wil maken dat wolven sneller en makkelijker kunnen worden
afgeschoten.
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat wolven een
verrijking zijn van de natuur in Nederland en roepen de staatssecretaris
op om, in plaats van zijn Ontwerpbesluit, wolven en goudjakhalzen zo
spoedig mogelijk strikt te beschermen in de nationale wetgeving. Om goed
te kunnen samenleven met wolven, zou er moeten worden ingezet op
voorlichting voor veehouders voor het beschermen van hun dieren,
toegankelijkere subsidies voor beschermende maatregelen en handhaving
als veehouders weigeren hun dieren te beschermen. Burgers zouden beter
moeten worden geĂŻnformeerd over hoe zij veilig en verantwoord kunnen
omgaan met de aanwezigheid van wolven in het gebied.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de staatssecretaris daar niet voor kiest, maar dat hij in plaats daarvan het veel makkelijker wil maken dat wolven kunnen worden afgeschoten. Dit is niet alleen een ernstige inbreuk op de intrinsieke waarde van wolven en gaat niet alleen ten koste van de natuur, maar stuit ook nog eens op vele juridische bezwaren.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de staatssecretaris probeert om zijn wetswijziging zo snel mogelijk door de Kamer te drukken. Daarnaast wil hij het besluit niet in werking laten treden bij de vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving, maar al meteen de dag na publicatie in het Staatsblad. Ook wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn. De leden van de PvdD-fractie vinden dit ongehoord en zeer onzorgvuldig.
41. Gezien de forse kritiek van de Raad van State vragen deze leden de staatssecretaris of hij het eens is dat een zorgvuldig en goed doorlopen wetgevingstraject belangrijk is.
Het zorgvuldig doorlopen van het traject van totstandkoming van dit besluit vind ik van het grootste belang. De zorgvuldigheid mag echter niet leiden tot onnodige vertraging van de inwerkingtreding, ook gezien de maatschappelijke onrust.
42. Is de staatssecretaris bereid om de bescherming van de wolf en goudjakhals zo spoedig mogelijk vast te leggen in nationale wetgeving, terwijl hij de overige niet-essentiële, maatschappelijk controversiële en juridisch onzekere onderdelen van zijn Ontwerpbesluit overlaat aan de volgende Kamer en een nieuw kabinet? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1 van de leden van de VVD-fractie.
43. De leden van de PvdD-fractie constateren dat de Raad van State zeer kritisch is op het Ontwerpbesluit van de staatssecretaris. Deze leden vragen een uitgebreide reactie op elk punt van de Raad van State, zodat de Kamer dit kan meewegen in haar oordeel.
Zie het antwoord op vraag 3 van de leden van de VVD-fractie.