Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de aanpak van eenzaamheid
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D44659, datum: 2025-10-21, bijgewerkt: 2025-10-23 10:31, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20252026-262).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z18542:
- Gericht aan: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Gericht aan: J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
| Vergaderjaar 2025-2026 | Aanhangsel van de Handelingen |
| Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
262
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de aanpak van eenzaamheid (ingezonden 2 oktober 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Pouw-Verweij (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 oktober 2025).
Vraag 1
Herinnert u zich onze eerdere schriftelijke vragen over de ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor mensen met een beperking?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is er concreet gedaan met de resultaten van het onderzoek van de Universiteit Maastricht uit 2021, waaruit bleek dat de zorg 2 miljard euro per jaar kwijt is aan (de gevolgen van) eenzaamheid, onder andere doordat mensen die zich eenzaam voelen vaker gebruik maken van de zorg dan mensen die zich niet eenzaam voelen?
Antwoord 2
De resultaten van dit rapport onderschrijven het belang van het voorkomen en verminderen van eenzaamheid. De aanpak Eén tegen eenzaamheid is gericht op het verminderen van eenzaamheid in Nederland en draagt daarmee bij aan het terugdringen van zorgkosten ten gevolge van eenzaamheid. Sinds 2022 is het huidige actieprogramma Eén tegen eenzaamheid verbreed en richt het zich niet langer op eenzaamheid onder ouderen, maar op eenzaamheid onder alle leeftijden. Voor een overzicht van de belangrijkste resultaten van het actieprogramma verwijs ik graag naar de voortgangsrapportage die ik op 21 februari 2025 naar uw Kamer heb gestuurd.2
Vraag 3
Is bekend wat de kosten van (de gevolgen van) eenzaamheid anno 2025 zijn?
Antwoord 3
Het afgelopen juli verschenen WHO-rapport «From loneliness to social connection» geeft een overzicht van het internationaal gepubliceerde onderzoek naar de kosten van eenzaamheid. Het laat zien dat die kosten substantieel zijn. In Spanje bijvoorbeeld worden de kosten van eenzaamheid geschat op 14 miljard per jaar. Het gaat dan niet alleen om zorgkosten, maar ook om productiviteitsverliezen en verminderd welzijn. Nieuw onderzoek naar de kosten van eenzaamheid in Nederland is voor zover bekend sinds 2021 niet verschenen.
Vraag 4
Kunt u toelichten hoeveel er per jaar door het Ministerie van VWS wordt besteed aan consultants voor onderzoek naar (beleid rondom) eenzaamheid en welke werkzaamheden zij verrichten? Kunt u reflecteren op de proportionaliteit van dit bedrag?
Antwoord 4
Het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid heeft geen opdrachten uitstaan bij consultants voor onderzoeken of rapporten. De projecten die ik vanuit het actieprogramma wel financier zijn gericht op wetenschappelijk onderzoek of praktische ondersteuning van de praktijk.
Binnen het thematische programma van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) over eenzaamheid financier ik onderzoek dat zich richt op een aantal onderbelichte doelgroepen waar eenzaamheid voorkomt, waaronder jongeren, jongvolwassenen, mantelzorgers, mensen met een lichte verstandelijke beperking en ouderen met een buiten-Europese migratieachtergrond. Voor dit onderzoek heb ik € 3.500.000 beschikbaar gesteld voor de jaren 2022 tot en met 2025. Het Ministerie van OCW draagt € 2.500.000 bij aan het programma, dat doorloopt tot en met 2029.
Daarnaast is er gedurende de looptijd van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid (2018–2025) jaarlijks ongeveer € 800.000 besteed aan de praktische ondersteuning van gemeenten bij de vormgeving van hun lokale aanpak eenzaamheid. In de periode 2023–2025 heeft adviesbureau BMC deze opdracht uitgevoerd en daarbij regionale leernetwerken gevormd. Vanaf oktober 2025 zet kennisinstelling Movisie deze regionale leernetwerken van gemeenten voort om synergie tussen kennisontwikkeling en -deling verder te versterken.
In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de financiering van adviesbureau AEF voor de coördinatie van de Nationale Coalitie. Wat de proportionaliteit betreft heeft het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid afgelopen jaren gewerkt aan verschillende actielijnen met bijbehorende doelstellingen: meer bewustwording in de samenleving over eenzaamheid, meer maatschappelijk initiatief tegen eenzaamheid en in alle gemeenten een lokale aanpak tegen eenzaamheid. Bovengenoemde projecten dragen direct bij aan die doelstellingen en staan daarmee in verhouding met de middelen die het programma besteed aan bijvoorbeeld de Eén tegen eenzaamheid-campagne en de ondersteuning van maatschappelijke initiatieven (zie antwoord 6).
Vraag 5
Klopt het dat onderzoeksbureau AEF bijna één miljoen euro ontvangt voor het coördineren van de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid? Kan nader gespecificeerd worden welke werkzaamheden er verricht worden door AEF? Waarom is er niet voor gekozen om aangesloten belangenorganisaties deze coördinerende taak te geven?
Antwoord 5
VWS heeft na een aanbestedingsprocedure voor het coördineren en ondersteunen van de Nationale Coalitie een overeenkomst gesloten met adviesbureau AEF. De totaalprijs voor deze opdracht is ongeveer € 800.000 voor de looptijd van augustus 2025 tot en met 31 december 2029. Voor de uitvoering van de opdracht is onafhankelijke ondersteuning van belang, leden van de Nationale Coalitie onderschrijven dit ook. Daarom is er niet voor gekozen om een aangesloten belangenorganisatie deze coördinerende taak te geven.
De opdracht bevat onder meer het ondersteunen bij strategievorming van de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid, het ondersteunen van werkgroepen waarin verschillende Nationale Coalitieleden samen aan concrete resultaten werken voor het voorkomen en verminderen van eenzaamheid, het vergroten van de zichtbaarheid van maatschappelijke initiatieven bij gemeenten en het jaarlijks organiseren van netwerkbijeenkomsten voor de Nationale Coalitie.
Vraag 6
Kunt u een overzicht aanleveren van de maatschappelijke organisaties en initiatieven die door het Ministerie van VWS worden ondersteund in het kader van het tegengaan van eenzaamheid en om welke bedragen dit gaat?
Antwoord 6
Vanuit het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid ondersteun ik sinds 2019 maatschappelijke initiatieven. Dit gebeurt voornamelijk via programma’s bij het Oranje Fonds en ZonMw.
Het Oranje Fonds voert het programma Verminderen Eenzaamheid uit voor maatschappelijke initiatieven die zich richten op het voorkomen, verminderen en verzachten van eenzaamheid. Dit programma is gestart in 2023 en is recent verlengd tot 1 april 2028, waarbij 2027 het laatste uitvoeringsjaar is voor de huidige projecten. Het programma is recent opgehoogd tot € 4.900.000. Vanuit dit programma worden naar verwachting 75 tot 100 toekenningen gedaan. Via het Corona Sociaal Herstelfonds bij het Oranje Fonds (2021–2023) zijn 33 maatschappelijke initiatieven gefinancierd voor een totaalbedrag van € 1.300.000.
Daarnaast zijn met het ZonMw-programma Versterking Aanpak Eenzaamheid (2019–2023) 134 projecten en interventies gefinancierd voor een totaalbedrag van € 2.500.000.
Vraag 7
Bent u zich ervan bewust dat de druk op mantelzorgers momenteel zo hoog is dat veel ouders van (volwassen) kinderen met een zeer intensieve zorgvraag hun baan moeten opzeggen en dat dit het sociaal isolement van deze ouders alleen maar vergroot?
Antwoord 7
Ik ben mij ervan bewust dat de zorg voor een kind met een intensieve zorgvraag erg belastend kan zijn. De worsteling van mantelzorgers om werk te combineren met intensieve zorgtaken, bijvoorbeeld bij ouders van kinderen met een zeer intensieve zorgvraag, herken ik. Een baan, of andere vormen van (vrijwilligers)werk, kan zingeving en afleiding bieden. Ik vind het dan ook belangrijk dat, ook voor mensen met intensieve mantelzorgtaken, de combinatie van werk en mantelzorg gefaciliteerd wordt. Op de werkvloer, maar ook door andere vormen van mantelzorgondersteuning. Daarom zet ik vanuit de Mantelzorgagenda 2023–2026 in op het versterken van het aanbod aan mantelzorgondersteuning en heb ik met de Werkagenda VN-verdrag Handicap en het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg deze ambities verder aangescherpt.
Vraag 8
Welke concrete maatregelen worden er genomen of gaan er genomen worden om ervoor te zorgen dat het voor ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag makkelijker is om hun betaalde baan te behouden?
Antwoord 8
De SER werkt op dit moment aan een advies over een toekomstbestendige combinatie van werk en mantelzorg. Dit advies wordt opgesteld op verzoek van mijn ambtsvoorganger, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingen.3 Hierin is expliciete aandacht voor mensen met intensieve mantelzorgtaken, zoals ouders van kinderen met een intensieve zorgvraag en de wijze waarop de combinatie van werk en mantelzorg voor hen gefaciliteerd kan worden. Het SER-advies wordt begin 2026 verwacht. Daarnaast werk ik aan de uitvoering van de Werkagenda VN-verdrag Handicap.4 Hierin zijn maatregelen opgenomen voor de juiste ondersteuning van naasten en mantelzorgers van mensen met een beperking, zoals het stimuleren van de doorontwikkeling van het aanbod logeerzorg.
Vraag 9
Kunt u nader toelichten welke opvolging er is gegeven aan de aangenomen motie-Westerveld en Patijn waarin wordt gepleit voor een passend verlof voor ouders van zorgintensieve kinderen?5
Antwoord 9
Ik ben in samenwerking met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bezig met een verkenning naar de mogelijkheden voor de groep ouders die voor hun ernstig zieke kinderen moeten zorgen. Hierover zijn ook gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van stichting Kinderkanker en stichting Kind en Zorg en ouders. Ik streef ernaar uw Kamer in het voorjaar van 2026 verder te informeren. Fundamentele keuzes hierover zijn aan een volgend kabinet.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat het steeds moeilijker wordt om geschikte onderwijs- of dagbestedingsplekken te vinden voor kinderen met een beperking? Zo ja, welke concrete maatregelen neemt u om te zorgen dat er voor ieder kind een passende plek is?
Antwoord 10
Ik ben op de hoogte van stijgende aanmeldingen en toenemende wachtlijsten voor geschikte plekken in de zorg/dagbesteding en het gespecialiseerd onderwijs voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte, waaronder kinderen met een beperking. Dit is nader onderzocht door Bureau Berenschot. In de beleidsreactie op het onderzoeksrapport Druk op de Keten6 van december 2024 heeft mijn ambtsvoorganger mede namens de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid maatregelen geschetst waaraan gewerkt wordt om de druk op de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg te verlichten en de ondersteuning aan kinderen te verbeteren: 1. een sterke pedagogische basis rond het jonge kind (0–6 jaar); 2. inzetten op voldoende capaciteit in de keten en wachtlijsten en -tijden aanpakken; 3. stimuleren van inclusievere vormen van kinderopvang en onderwijs; 4. de toerusting en ondersteuning van professionals; 5. en het vereenvoudigen van regelgeving. In de reguliere voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer wordt over de uitvoering hiervan gerapporteerd.
Verder wordt met de uitvoering van de verbeteraanpak passend onderwijs ingezet op het realiseren van goed onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Tegelijkertijd zien we dat het aantal leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs toeneemt. Daarom is in de meest recente voortgangsrapportage passend onderwijs van april 20257 aangekondigd dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op dit moment bezig is met verder onderzoek naar de redenen hiervoor. Uw Kamer wordt daar volgend jaar over geïnformeerd. Verder wordt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gewerkt aan het in kaart brengen van de wachtlijsten per regio zodat op basis daarvan kan worden gekeken wat er nodig is om deze terug te dringen.8
Vraag 11
Welke concrete maatregelen zijn er genomen sinds de antwoorden op onze Kamervragen uit oktober 2024 over de problemen met voldoende logeerfaciliteiten voor kinderen met een zeer ernstige meervoudige beperking?9
Antwoord 11
De succesvolle pilot logeren met pgb-team (van Zilveren Kruis en Omega en van VGZ en Amarant) vormde aanleiding om regelgeving aan te passen, zodat cliënten op meer zorglocaties kunnen logeren met eigen pgb-team.
De benodigde wijziging van de regelgeving (het Besluit langdurige zorg en de regeling langdurige zorg) is gepubliceerd en is per 1 juli 2025 in werking getreden. Logeren met een pgb-team voor mensen die vanwege ernstige lichamelijke en verstandelijke beperkingen sterk afhankelijk zijn van begeleiding, verpleging en verzorging door bekende personen, is dan structureel mogelijk en het aantal locaties kan worden uitgebreid. Zorgkantoren hebben de werkwijze geïmplementeerd in de werkprocessen.
De budgethouder kan bij een zorglocatie, die de benodigde faciliteiten biedt, een overeenkomst afsluiten voor logeeropvang, terwijl het eigen pgb-team verantwoordelijk is voor de samenhangende zorg en het noodzakelijke toezicht. Zorgkantoren geven aan dat een aantal geïnteresseerde zorgaanbieders, zoals kinderdagcentra, zich bij hen hebben gemeld om het concept verder uit te breiden.
Daarnaast zijn er zorgkantoren die het aanbod in de zorgkantoorregio bevorderen. Een voorbeeld hiervan is VGZ die met zorgaanbieders in de regio het gesprek voert om te kijken of er in gezamenlijkheid meer logeerzorg voor ernstig meervoudige beperking (EMB) en zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB) gecreëerd kan worden.
Vraag 12
Welke maatregelen worden er genomen om erop toe te zien dat er voldoende adequate woon-, dagbesteding-, en logeerplekken voor mensen met een zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperking?
Antwoord 12
Het kenniscentrum ZEVMB heeft bij verschillende partijen aangegeven dat er geen aanvullend aanbod tot stand komt voor de meest intensieve groep binnen zorgzwaartepakket verstandelijke beperking 8 (VG8).
Het is de rol van de zorgkantoren om de zorg in te kopen waarop de cliënten met een Wlz-indicatie aanspraak hebben en aan zorgaanbieders om dat aanbod tot stand te brengen. De NZa ziet toe op de naleving van deze zorgplicht.
Zorgkantoren voeren volop gesprekken met aanbieders om het huidige logeeraanbod in stand te houden en verkennen samen met aanbieders in een regio hoe het aanbod uitgebreid kan worden, ook voor de zwaardere doelgroepen.
Het tot stand komen van aanbod voor logeren, verblijf en dagbesteding is van verschillende factoren afhankelijk, waaronder de benodigde expertise van personeel, huisvesting en tarieven. De verantwoordelijkheid voor een redelijkerwijs passend tarief ligt bij de NZa. Vanaf het jaar 2022 geldt een aanzienlijk hoger tarief voor logeeropvang van Wlz-cliënten met een ZEVMB.
Signalen van mogelijk ontoereikende beleidsregelwaarden voor woonplekken (verblijf) kunnen met de NZa worden gedeeld. De NZa is hierover met het kenniscentrum ZEVMB in gesprek.
Het Ministerie van VWS kan door aandacht te vragen voor signalen en knelpunten eraan bijdragen dat zorgaanbieders en zorgkantoren afspraken maken over een passend aanbod van VG8. Ik zal dit onderwerp agenderen bij de zorgkantoren en aanbieders om beter zicht te krijgen op het aanbod en wat er nodig is.
Vraag 13
Bent u ervan op de hoogte dat ook beperkingen zoals de kilometerregistratie in het Valys-vervoer, ervoor kunnen zorgen dat mensen met een beperking hun naasten of vrienden niet kunnen bezoeken? Zo ja, wat is er concreet gedaan sinds de brief van uw ambtsvoorganger eind december 2024 als reactie op de wens van de Kamer om de kilometerregistratie en het persoonlijk kilometerbudget af te schaffen?10
Antwoord 13
Valys is bedoeld voor het reizen verder dan 25 kilometer voor sociaal-recreatief vervoer, zoals het bezoeken van vrienden en familie die verder weg wonen of om naar een voorstelling of film te gaan in een andere stad. Valys-vervoer brengt in beginsel de Valys-reiziger naar het OV en vervolgens van het OV naar de plek van bestemming. Door een ketenrit te boeken, wordt het voor reizigers van Valys mogelijk om meer te reizen.
Daarnaast zullen er altijd mensen zijn voor wie reizen met het (aanvullend) OV helaas nooit mogelijk zal zijn. Voor die mensen moeten we uiteraard in redelijkheid voorzien in een alternatief. Valys-vervoer is één van de alternatieven.
Het direct uitvoeren van de motie kan tot problemen leiden in het Valys-vervoer, maar ook bij andere vormen van doelgroepenvervoer. Een voorbeeld daarvan is dat alle vormen van doelgroepenvervoer gebruik maken van dezelfde taxibedrijven. Een toename van reizen bij Valys-vervoer heeft daarmee direct effect op de reizigers en de reizen van de andere vormen van doelgroepenvervoer. Gezien de kwetsbaarheid van sommige Valys-reizigers is het van groot belang om de effecten op bijvoorbeeld kwaliteit en vervoersgarantie goed in kaart te brengen. Daarom heeft mijn voorganger besloten een onderzoek uit te laten voeren door een onafhankelijke partij. Dit onderzoek brengt in beeld wat de effecten van de uitvoering van de motie zijn en hoe de motie het beste uitgevoerd zou kunnen worden. Begin 2026 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, Vragen, 2025Z07771, Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor mensen met een beperking (ingezonden 17 april 2025)↩︎
Kamerstuk 29 538, nr. 367, vergaderjaar 2024–2025.↩︎
Kamerstuk 30 169, nr. 76, vergaderjaar 2023–2024↩︎
Kamerstuk 24 170, nr. 362, vergaderjaar 2024–2025↩︎
Motie-Westerveld&Patijn, Kamerstuk 34 104, nr. 420.↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 31 839, nr. 1050↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 31 497, nr. 497↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 31 497, nr. 503↩︎
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 218.↩︎
Kamerstuk 33 118, nr. 331.↩︎