Reactie op de jaarverslagen 2024 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman
Jaarverslag van de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman over 2024
Brief regering
Nummer: 2025D46321, datum: 2025-11-13, bijgewerkt: 2025-11-13 16:32, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 36747 -4 Jaarverslag van de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman over 2024.
Onderdeel van zaak 2025Z19734:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-11-27 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Introductie
Met deze brief reageer ik namens het demissionaire kabinet
op het Jaarverslag 2024 van de Nationale ombudsman en van de
Kinderombudsman. Deze reactie geef ik mede namens de minister voor Asiel
en Migratie, de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport en de
staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister van
Defensie is in de Veteranennota 2024–2025 en tijdens het Notaoverleg van
16 juni 2025 uitvoerig ingegaan op de onderwerpen die genoemd zijn in
het jaarverslag van de Veteranenombudsman. Daarnaast is in twee brieven
gereageerd op de rapporten Erken mijn zorgen (2024) en
Tijdig, transparant en toegewijd (2025). Defensie onderhoudt
structureel overleg met de Veteranenombudsman over lopende thema’s.
De ombudsmannen vervullen een essentiële functie binnen onze
democratische rechtsstaat. Zij bieden burgers een onafhankelijk
aanspreekpunt wanneer de overheid tekortschiet, en geven daarmee niet
alleen stem aan individuele ervaringen, maar ook richting aan
structurele verbeteringen. Hun werk dwingt het openbaar bestuur tot
reflectie, en draagt bij aan een overheid die leert, bijstuurt en recht
doet. Het kabinet is dan ook dankbaar voor de rol en het werk van de
ombudsmannen.
De opbouw van deze brief is als volgt. Ik reageer op de aanbevelingen
voor elk van de thema’s uit de Ombudsagenda in het jaarverslag en op het
werk van de ombudsmannen voor Caribisch Nederland, en behandel
vervolgens de onderwerpen die in het jaarverslag van de Kinderombudsman
aan de orde komen, mede namens de staatssecretaris Jeugd, Preventie en
Sport. In het Nationale ombudsman-gedeelte worden ook onderwerpen
behandeld die zowel volwassenen als kinderen raken, zoals asiel en
dakloosheid of participatie van de zijlijn. Ik begin met enkele algemene
reflecties op de signalen en bevindingen.
Boodschap ombudsmannen: Zet de burger centraal
Het jaarverslag laat zien dat er nog steeds situaties zijn
waarin het perspectief van de burger onvoldoende centraal staat. En dat
juist in een tijd waarin het vertrouwen in instituties niet
vanzelfsprekend is. De signalen uit het verslag onderstrepen dat de
menselijke maat geen abstract begrip mag zijn, maar concreet moet
doorwerken in beleid én uitvoering.
De centrale oproep van de ombudsmannen is duidelijk: een rechtsstaat beschermt zichzelf niet. Zij signaleren dat politieke ambities en wetgevingsplannen te vaak niet samengaan met een realistische doordenking van uitvoering, financiering en het perspectief van burgers. Te vaak ontstaat daarmee volgens de ombudsmannen een kloof tussen wat de overheid belooft en wat zij waarmaakt. Het jaarverslag laat zien dat deze kloof geen incident is, maar een terugkerend patroon dat zich uit in beleid, wetgeving én uitvoering. Dat is schadelijk, zeker voor mensen die al in een kwetsbare positie verkeren, en ondermijnt het vertrouwen dat de samenleving in de overheid stelt.
Ik onderschrijf de oproep van de ombudsmannen dat het daadwerkelijk oplossen van problemen in de samenleving voorop dient te staan. Bij al het overheidshandelen, of het nu gaat om bijvoorbeeld het maken van beleid en wetten of de uitvoering daarvan, is het essentieel goed te luisteren. Naar burgers, in het bijzonder kinderen, naar uitvoeringsorganisaties, en naar signalen van instituties die waken over de kwaliteit van onze rechtsstaat. Deze signalen moeten serieus genomen worden. De overheid dient daarop helder aan te geven wat wel en niet kan worden waargemaakt en waarom. Als iets wordt beloofd, dan alleen als randvoorwaarden zoals goede uitvoerbaarheid en financiering haalbaar zijn. Dat is een kwestie van politieke verantwoordelijkheid én bestuurlijke betrouwbaarheid.
De voorbeelden die de ombudsmannen aandragen – van het leerlingenvervoer of hersteltrajecten tot specifieker Lotte’s verhaal omschreven in het voorwoord van het jaarverslag – illustreren hoe abstract beleid kan botsen met het alledaagse leven van mensen. De menselijke maat moet leidend zijn. Dit betekent onder meer dat we onevenredige hardheden in wetgeving, beleid en uitvoering moeten aanpakken en dat de menselijke maat in de dagelijkse praktijk wordt versterkt, o.a. met het wetsvoorstel Wet versterking waarborgfunctie Awb en het bevorderen van ambtelijk vakmanschap. Dit is juist belangrijk waar spanning ontstaat tussen beloftes, regels en realiteit. Een overheid die het goede doet, ook als niemand kijkt. Dat moet het uitgangspunt zijn. Daarin past een cultuur van erkennen, herstellen en leren. Erkennen van de gevolgen door nalatig of foutief handelen van de overheid, en dat zo adequaat en zorgvuldig mogelijk herstellen, met de behoefte van de betrokkenen centraal.
Het jaarverslag van de ombudsmannen biedt daarvoor een belangrijke spiegel en een reeks concrete aanbevelingen. In het vervolg van deze brief ga ik per thema in op de signalen en voorstellen van de ombudsmannen.
Thema 1: fundamentele rechten
Als je je huis moet verlaten
Het beeld dat geschetst is door de ombudsmannen dat bij een ingrijpend traject als sloop/nieuwbouw er tijdige en goede betrokkenheid van de bewoners, waaronder kinderen, geborgd moet worden, wordt herkent. In de schriftelijke reactie op het rapport Als je je huis moet verlaten (2024) heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) toegezegd in gesprek te blijven met Aedes en de Woonbond over het bevorderen van goede betrokkenheid van bewoners, onder wie kinderen, bij dit soort trajecten. Dit heeft zich onder meer geuit in het opnemen van het Nationale Sloop- en Renovatiestatuut in de herijkte Nationale prestatieafspraken die zijn gemaakt met de VNG en met Aedes. Het Nationaal Sloop- en Renovatiestatuut zal eind 2026 worden geëvalueerd. In de evaluatie, en een daarop volgende wijziging, zal ook het punt van de goede betrokkenheid van kinderen worden meegenomen. De uitkomsten van deze evaluatie zullen met de Kamer worden gedeeld.
Dakloosheid
Zoals de ombudsmannen terecht aankaarten klopt het dat het oplossen van dakloosheid om een integrale en gecoördineerde aanpak vraagt. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid Eerst een Thuis, gepubliceerd eind 20221, is dan ook een gezamenlijke inspanning van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en VRO om dakloosheid te verminderen en te beëindigen. De coördinatie en uitvoering gebeurt in samenwerking met diverse partners, zoals gemeenten, maatschappelijke organisaties en ervaringsdeskundigen. Zo geeft het Jongerenpanel de Derde Kamer, dat bestaat uit jongeren die zelf dakloos zijn of zijn geweest, de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg gevraagd en ongevraagd advies rond de aanpak van jongerendakloosheid.
Veel gemeenten, zorgpartijen, corporaties en belangenbehartigers zijn, ondanks de uitdagingen, aan de slag met het actieplan. Er is brede consensus over het feit dat dakloosheid vooral opgelost wordt met huisvesting en preventie, in plaats van maatschappelijke opvang. Maar dat leidt op dit moment nog niet tot daadwerkelijke afname van het aantal dakloze mensen. Zo’n grote systeemverandering bewerkstelligen kost tijd. Daarnaast maken externe factoren versnelling lastig. Denk bijvoorbeeld aan de aanhoudende krapte op de woningmarkt en inflatie; die maken dat gemeenten acute problemen van inwoners moeten oplossen. Er is begrip voor de complexe realiteit waar gemeenten zich in bevinden, maar het kabinet blijft hen oproepen het voorkómen en terugdringen van dakloosheid hoog op de regionale politieke agenda te houden. Het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting en het wetsvoorstel Participatiewet in balans zullen daarbij op een positieve manier bijdragen aan het terugdringen van dakloosheid2. Onderdeel van het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting is bijvoorbeeld dat gemeenten na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een urgentieregeling op moeten stellen waarbij zij een aantal specifieke groepen, waaronder jongeren die uit de residentiële jeugdzorg stromen, met voorrang moeten huisvesten.
Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage van december 2024 over de aanpak dakloosheid aan de Kamer3, wordt onderzocht in hoeverre de ambities en doelstellingen van het actieplan dakloosheid gerealiseerd worden, zowel landelijk als lokaal. De resultaten van dit onderzoek zullen niet alleen de benodigde informatie geven over waar aanpassingen nodig zijn, maar geven bovendien invulling aan de motie van het Kamerlid Westerveld4. Het onderzoek is gestart in januari 2025 en zal naar verwachting eind dit jaar gereed zijn en met de Kamer worden gedeeld.
Blind vertrouwen
Op 12 november 2024 heeft de Nationale ombudsman zijn rapport Blind
vertrouwen? gepubliceerd. Op 18 november heeft de minister van
Justitie en Veiligheid (JenV), mede namens de minister van Defensie
(Def), de beleidsreactie op het rapport naar de kamer gestuurd.
Zoals ook benoemd in de beleidsreactie is internationale samenwerking onmisbaar in een tijd waarin de dreigingen groot zijn. Informatie-uitwisseling vormt hier een cruciaal onderdeel van. De ministers onderschrijven de opvatting van de Nationale ombudsman dat het proces rondom registraties en signaleringen en de (internationale) uitwisseling van informatie in het kader van de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme (CTER) zorgvuldig moet verlopen. Het gaat over gevoelige processen met potentieel grote gevolgen voor burgers. Er moet scherp op gelet worden dat we hier als overheid zorgvuldig mee omgaan, daarom goed dat daar ook door een partij als de Nationale ombudsman naar is gekeken. De ministers hebben aangegeven zich te herkennen in de algemene strekking van het rapport, tegelijkertijd onderschrijven zij niet alle formuleringen in het rapport. Hierover is ook nader contact geweest tussen de minister van JenV en de Nationale ombudsman.
Naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman hebben de minister van JenV en Def, respectievelijk, de politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar) gevraagd om het werkproces verder aan te scherpen. De instanties dienen uitdrukkelijker te expliciteren hoe een signalering of informatie-uitwisseling met het buitenland impact kan hebben op het leven van burgers. Dit zorgt voor een nadrukkelijkere afweging of de maatregel proportioneel is. Dit draagt bij aan een betere toetsbaarheid van de afwegingen van de overheid.
Ook is er een handreiking voor inzage verzoeken bij vermoedens van (onterechte) signaleringen in het kader van terrorisme gepubliceerd. Deze handreiking gaat in op welke wijze burgers, per (mogelijke betrokken) instantie, inzage kunnen krijgen in de gegevens die een desbetreffende instantie over hem of haar heeft verwerkt. Ook gaat deze handreiking in op hoe een verzoek tot rectificatie/verwijdering van deze gegevens kan worden gedaan.
Naar aanleiding van de conclusie van de Nationale ombudsman dat het onafhankelijke en structurele toezicht te mager is georganiseerd is er door de minister van JenV toegezegd om samen met de betrokken instanties en relevante toezichthouders te verkennen of, en zo ja hoe, toezicht op de registraties en signaleringen van de betrokken instanties versterkt moet worden. Dat wordt nu zorgvuldig in kaart gebracht. Naar aanleiding van de uitkomsten van de verkenning wordt beoordeeld of de huidige inrichting van toezicht voldoende is of moet worden versterkt. Zoals aangegeven in het eerste halfjaarbericht van de politie loopt deze verkenning nog en zullen de uitkomsten hiervan worden opgenomen in het tweede halfjaarbericht politie.
Grensoverschrijdende controles
De KMar werkt op de luchthaven Athene samen met de Griekse autoriteiten
en de luchtvaartmaatschappijen met als doel om illegale migratie tegen
te gaan. Na een niet-gegrond verklaarde klacht over etnisch profileren
adviseerde de Nationale ombudsman aan de KMar, in hun rapport
Grensoverschrijdende controles (2024), om vanuit de
deskundigheid van de collega’s trainingen voor het Griekse
grondpersoneel te verzorgen. Net als in eerdere jaren heeft er in mei
2025 een aantal succesvolle documentcontroletrainingen plaatsgevonden
die bijdragen aan de professionaliteit van het Griekse grondpersoneel.
Daarnaast is aanbevolen om duidelijke instructies te geven aan KMar
medewerkers met betrekking tot zowel de klachtenprocedure als de
legitimatieverplichting. Daarom worden nu in de voorlichting en in de
werkinstructie voor KMar collega’s de klachtenprocedure en
legitimatieverplichting benadrukt.
Behoorlijk bestuur en waardigheid in de asielopvang
Door een hoge capaciteitsdruk op het opvangsysteem is het in
recente jaren niet mogelijk geweest om alle asielzoekers opvang op
reguliere opvanglocaties (azc’s) te kunnen bieden. De inzet van
noodopvang is noodzakelijk geweest. Het rapport De crisis
voorbij5 (2023) geeft een kritisch
beeld van de gevolgen hiervan.
Het kabinet zet zich er voor in om zo veel mogelijk reguliere opvangplekken te realiseren en noodopvanglocaties uit te faseren. Dit gebeurt onder andere door in te zetten op realisatie van de opgaven uit de verdeelbesluiten van de Wet gemeentelijke taak asielopvang. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) kan onder voorwaarden van opzegbaarheid van contracten en/of omklapbaarheid naar huisvesting structurele en meerjarige afspraken maken met gemeenten over reguliere opvanglocaties.
Eveneens zet het kabinet in op maatregelen die de instroom beperken en de uitstroom van statushouders bevorderen. Deze dienen de druk op het opvangsysteem helpen afnemen. Denk respectievelijk aan de asielnoodmaatregelenwet, het tweestatusstelsel en de aangekondigde maatregelen uit het samenhangend pakket.
Gezinnen met kinderen en kwetsbare groepen worden zo min en kort mogelijk op noodopvanglocaties opgevangen. Niet elke noodopvanglocatie schiet echter tekort in de geschiktheid voor opvang van kinderen. Om meer inzicht te krijgen in de situatie van kinderen in de asielopvang heeft het COA dit jaar een kwantitatieve verkenning uitgevoerd. Hiermee is in kaart gebracht in welke mate locaties voldoen aan de standaarden om kinderen op te vangen en wat nodig is om verbeteringen te realiseren. Over de resultaten en vervolgstappen is de tweede kamer op 19 september 2025 geïnformeerd6. De inventarisatie is voor veel opvanglocaties aanleiding om kritisch te kijken op welke punten het nodig is om verbeteringen aan te brengen. Om hier goed zicht op te houden vindt de komende maanden afstemming plaats met de verschillende opvanglocaties. In april/mei 2026 houdt het COA opnieuw een inventarisatie onder alle locaties om blijvend zicht te houden op de kwaliteit van de opvang.
Ingrijpen tijdens opvangdruk Ter Apel 2022
In het jaar 2022 stond de opvang in het aanmeldcentrum in Ter Apel
onder hoge druk waardoor niet iedere asielzoeker toegang had tot de
benodigde voorzieningen. Hierop besloten burgers via particuliere acties
hulp te bieden en o.a. kampeermiddelen zoals tenten uit te delen. Zo
ontstond een tentenkamp buiten het azc. Om veiligheidsredenen diende dit
kamp te worden ontruimd. Dit ook in het belang van de vreemdelingen
zelf. Hierbij zijn ook door burgers uitgedeelde kampeermiddelen in
beslag genomen. Het ombudsmanrapport7 Verboden hulp te
bieden? Een onderzoek naar de positie van burgers die hulp boden toen de
overheid tekortschoot (2024) over deze situatie heeft waardevolle
lessen opgeleverd over de onderbouwing van, en communicatie rondom
dergelijk ingrijpen.
Het onderstreept het belang van ketenbrede samenwerking om ook in tijden van hoge druk op de asielketen opvang te kunnen bieden aan hen die daar recht op hebben. Beperking van instroom en tijdige doorplaatsing door voldoende algehele doorstroom zijn hiervoor van groot belang. Tevens wordt er groot belang gehecht aan het vinden van extra aanmeldfaciliteit om de druk op Ter Apel te ontlasten. Het kabinet is de gemeente Westerwolde erkentelijk voor haar grote inspanningen en onderhoudt doorlopend contact over het behoud van leefbaar- en beheersbaarheid. Het aanpakken en voorkomen van overlast heeft daarin bijzondere aandacht.
Thema 2: armoede
Hoe eerder hoe beter
In het rapport Hoe eerder, hoe beter (2024) heeft de
Nationale ombudsman onderzocht hoe gemeenten de wettelijke taak van
vroegsignalering uitvoeren en welke knelpunten gemeenten en inwoners in
de praktijk ervaren. Hij concludeert dat met het tijdig signaleren van
schulden erger kan worden voorkomen, maar dat in de uitvoering van
vroegsignalering nog veel winst valt te behalen.
Naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman heeft het vorige kabinet verbetermaatregelen aangekondigd8. Inmiddels heeft een wetsevaluatie van de vroegsignalering plaatsgevonden, in reactie waarop het kabinet deze verbetermaatregelen gezamenlijk met gemeenten en vastelastenpartners verder heeft uitgewerkt en via bestuurlijke afspraken met concrete doelstellingen wil bekrachtigen9.
Thema 3: participatie en invloed
Participatie vanaf de zijlijn
In november 2024 brachten de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman hun derde onderzoek uit naar participatie en invloed van burgers in de drie decentralisaties. In dit derde onderzoek (het rapport Participatie vanaf de zijlijn, 2024) werd gefocust op de ruimte die ouders en jongeren ervaren om invloed te hebben binnen de jeugdwet. Het rapport geeft belangrijke aanbevelingen over het versterken over de ondersteuning van lokale jongerenraden.
De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport werkt met de Nationale Jeugdraad (NJR) aan een nationale jeugdstrategie, een langetermijnvisie op thema’s die jongeren van 12 tot 29 jaar raken. Hierin wordt ook vastgelegd hoe jongeren betekenisvol kunnen participeren.
Ook de andere aanbevelingen over het toegankelijker maken van de klachtenprocedure voor ouders en jeugdigen worden ter harte genomen. Het klachtrecht in het jeugddomein is een belangrijke vorm van rechtsbescherming voor jeugdigen en/of ouders. Ook is het van belang dat organisaties in het jeugddomein leren van klachten ter verbetering van de kwaliteit van hulp en ondersteuning aan jeugdigen. Daarom heeft VWS in samenwerking met JenV in het najaar van 2024 een onderzoek uitgezet naar het klachtrecht in het jeugddomein, met als doel te bezien wat er in uitvoering of wetgeving verbeterd kan worden. Het onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) is begin 2025 gestart. De uitkomsten van het onderzoek worden na de zomer verwacht. Parallel hieraan wordt een kinderrechtentoets uitgevoerd bij dit thema, aangezien het van belang is dat de belangen van kinderen goed in beeld zijn bij het verbeteren van het klachtrecht.
Op 1 januari 2025 is de Wet versterking participatie op decentraal niveau in werking getreden. Deze wet zet gemeenten aan opnieuw na te denken over participatie en de afspraken hierover vast te leggen in een participatieverordening. Hierbij is het ook van belang dat gemeenten nadenken over de invulling van betekenisvolle kinder- en jongerenparticipatie. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ondersteunt gemeenten met de inrichting van betekenisvolle jongerenparticipatie, onder andere via jongerenraden, met de Handreiking Kinder- en Jongerenparticipatie, en versterkt de regionale participatie van jongeren door hun behoeften in kaart te brengen, netwerken van jonge dorpsbewoners op te bouwen en initiatieven te ondersteunen die hen betrekken bij hun leefomgeving. Via extra middelen voor organisaties als de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) en Tienskip leren jongeren hoe zij hun stem lokaal kunnen laten horen en zelf verandering in gang kunnen zetten.
Thema 4: toegang tot voorzieningen
Leven met Q-koorts
In het rapport Leven met Q-koorts. 15 jaar na de epidemie, hoe is het nu? (2024) vraagt de Nationale ombudsman aandacht voor de herkenning en erkenning van het ziektebeeld en de impact ervan op de patiënten. De Nationale ombudsman constateert dat er zowel bij zorgprofessionals, verzekeraars als gemeenten onvoldoende kennis is van Q-koorts en bewustwording van de bijzondere verantwoordelijkheid voor deze groep patiënten. De overheid erkent dat Q-koorts nog steeds aanzienlijke fysieke, emotionele en financiële gevolgen heeft voor patiënten, en dat niet alle zorg en welzijnsorganisaties het ziektebeeld en de gevolgen ervan herkennen en erkennen. Er wordt dan ook ingezet op scholing van professionals, zoals huisartsen, UWV-artsen en gemeentemedewerkers, zodat patiënten direct goed worden geholpen.
Daarom is ook aan Stichting Q-support gevraagd om hun activiteiten meer te gaan richten op deze professionals. Tevens hebben zij een handreiking opgesteld voor gemeenten over Post-Acuut Infectie Syndroom (PAIS).
Daarnaast is per september Cathalijne Dortmans aangesteld als Q-koorts ambassadeur die onder andere de verbinding met de gemeenten zal gaan maken om te komen tot een betere toegang tot en versterking van voorzieningen.
Verder geeft de Nationale ombudsman aan om te investeren in kennis en expertise over Q-koorts en benadrukt hij het belang van een gespecialiseerd expertisecentrum, waar patiënten terechtkunnen. Op dit moment lopen er via ZonMw onderzoeksprogramma’s voor post-covid en ME/CVS. De uitkomsten van deze onderzoeken zullen ook ten goede komen aan kennis over Q-koorts. Dit geldt eveneens voor de kennis die nu wordt opgedaan in de post-covid expertisecentra.
Tot slot vraagt de Nationale ombudsman opnieuw om excuses te maken aan deze groep. Zoals eerder aangegeven erkent de overheid de situatie van de q-koorts patiënten en vindt het zeer vervelend dat Q-koorts patiënten nog steeds te kampen hebben met de gevolgen van hun ziekte. Het aanbieden van excuses wordt echter nog steeds niet op hun plaats geacht aangezien het tijdens de epidemie heeft gehandeld op basis van de toen beschikbare kennis en adviezen van experts. Met een financiële tegemoetkoming van €15.000,- voor patiënten en nabestaanden is er geprobeerd hun leed financieel tegemoet te komen. Daarnaast blijft het toegewijd aan het verbeteren van de levenskwaliteit van alle betrokkenen en de erkenning en herkenning van hun situatie.
Burgerperspectief in hersteltrajecten
Het rapport Herstel bieden: een vak apart (2023)
concludeert dat de overheid te vaak reactief en bureaucratisch handelt
en de behoeften van gedupeerden niet genoeg centraal stelt bij het
invullen van de structuur en werkwijze in hersteltrajecten. Daarnaast
stelt het rapport dat de overheid te weinig leert van opgedane kennis en
ervaring bij eerdere hersteltrajecten.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van dit rapport is het programma Erkenning & Herstel gestart. Het programma ziet toe op de ondersteuning van ambtenaren (en de politiek) bij het geven van een passende reactie aan burgers die in de knel dreigen te raken of al gedupeerd zijn én die op de overheid moeten kunnen rekenen. Zo draagt het programma bij aan de bredere beweging binnen de Rijksoverheid die onder meer het ambtelijk vakmanschap vergroot.
De belangrijkste doelen van het programma zijn: 1) leren van eerdere hersteltrajecten voor lopende en toekomstige trajecten, zodat bij lopende en toekomstige trajecten weloverwogen beslissingen kunnen worden genomen over óf en zo ja, hoe herstel moet worden geboden. 2) Erkenning staat centraal in het werk van ambtenaren. 3) Het organiseren van niet vrijblijvende feedback loops, waarbij lessen van herstelopgaven teruggebracht worden richting politiek, beleid en uitvoering, gericht zowel op structurele verbeteringen in het systeem, als
op houding en gedrag.
Proactieve dienstverlening
Gezamenlijk met publieke dienstverleners, medeoverheden en
departementen is een traject gestart om te komen tot een visie op
overheidsbrede proactieve dienstverlening. Met het perspectief van
burgers en ondernemers als uitgangspunt. Zodat nog beter en gezamenlijk
invulling kan worden gegeven aan de te zetten stappen op het gebied van
proactieve dienstverlening. Vanuit de visie worden de concrete ambities
en overheidsbrede strategie vastgesteld en eind 2025 opgeleverd.
Daarnaast werken we via levensgebeurtenissen aan het meer proactief
aanreiken van informatie en dienstverlening, bijvoorbeeld bij de
levensgebeurtenis 18 jaar worden.
Toegang tot de digitale overheid
De Nationale ombudsman gaat in zijn jaarverslag 2024 in op de acties die hij ondernomen heeft naar aanleiding van zijn rapport DigiD helpt niet mee10 (2023). In de brief van 16 mei jl. over Digitaal Vertegenwoordigen11 heeft de vorige staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties uiteengezet waarom het tijd kost om wettelijk vertegenwoordigers digitale toegang te geven tot overheidsdienstverlening en welke acties BZK onderneemt om deze digitale toegang te realiseren.
Ontoegankelijkheid Tijdelijk Noodfonds Energie
Het kabinet erkent de zorgen van de Nationale ombudsman over de
toegankelijkheid van het Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) en neemt deze
serieus. Het totale beschikbare bedrag vroeg om het maken van keuzes in
de uitvoering. Het hebben van een DigiD was voorwaardelijk voor het
indienen van een aanvraag, aangezien inkomensgegevens verzameld moeten
worden van de aanvrager. Het belang dat het aanvraagproces ook voor
mensen die digitaal minder vaardig zijn of in een financieel kwetsbare
positie zitten toegankelijk moet zijn, wordt onderschreven. Om die
reden, is er door zowel TNE als het ministerie van SZW veel aandacht
besteed aan het aanvraagproces en aanvullende ondersteuning. SZW heeft
middels een subsidie aan Nederlandse Schuldhulproute (NSR) extra hulp
beschikbaar gesteld voor mensen die minder digitaal vaardig zijn.
Thema 5: leefbaarheid
Vervolg gaswinning Groningen
In januari
2025 heeft de staatssecretaris van BZK zijn beleidsbrief
‘Versterken’ gestuurd12. Voortbouwend op Nij
Begun13 (de kabinetsreactie op de
parlementaire enquête commissie), de adviezen van de commissie
Van Geel14 en adviezen van de Nationale
ombudsman, is de inzet om de uitvoering te bevorderen en mensgerichter
te maken. Snelheid en kwaliteit worden met elkaar in balans gebracht,
dit gebeurt aan de hand van vier leidende principes. Deze zijn dat de
overheid: 1) niemand vergeet, zeker de zwaarst getroffen en complexe
gevallen niet; 2) proactief, doelmatig en rechtmatig te werk gaat; 3)
luistert én handelt en 4) de veiligheid centraal blijft stellen.
Concreet betreft dit bijvoorbeeld het structureel vastleggen van
afspraken met bewoners, inclusief akkoord van de bewoner en het
intensiveren van het persoonlijk contact met de bewoner. De Dorpenaanpak
is recent
geëvalueerd15, met de betrokken partijen wordt
gesproken over de aanbevelingen die hieruit voortkomen. Hierbij worden
ook de aanbevelingen uit ‘Erkenning en herstel, een vak apart’
betrokken.
Vervolg overstromingen Limburg
Naar aanleiding van de wateroverlast in juli 2021 zijn er
verschillende maatregelen getroffen om gedupeerden te helpen. De laatste
maatregel, die in dit verband is genomen, betreft de beleidsregel
“financiële nood als gevolg van de wateroverlast juli 2021”. Op basis
hiervan kon een financiële tegemoetkoming worden verstrekt aan
particulieren die hun dubbele woonlasten of herstelkosten van de
gebruiksfunctie van hun woning niet konden betalen of hier een schuld of
lening voor zijn aangegaan. Deze beleidsregel is op 1 september 2024 in
werking getreden tot 1 maart van dit jaar. Op verschillende wijzen is
lokaal aandacht gevraagd voor deze beleidsregel. Bij het opstellen
hiervan is vertrouwen in de burger als vertrekpunt genomen. Daarnaast is
zoveel mogelijk maatwerk geleverd om recht te doen aan de specifieke
situatie van gedupeerden en om hen zo goed mogelijk te kunnen helpen.
Desgewenst is de aanvrager gedurende het proces – juist omdat er al
sprake is van een moeilijke situatie – begeleid en zoveel mogelijk
ontzorgd door een zaakbegeleider. De uitvoerder van de beleidsregel
heeft voorzien in een klachtenprocedure. Er was een klachtenformulier
beschikbaar via de website. De Tweede Kamer zal in kwartaal 4 van 2025
worden bericht over de uitvoering van deze beleidsregel.
Vervolg warmtetransitie
Na publicatie van zijn rapport Een warme transitie?
(2023), presenteerde de Nationale ombudsman dit rapport in 2024 in
een webinar voor gemeenten die werken aan de warmtetransitie. Hij deed
dit samen met twee gemeenten en een expert op het gebied van
laaggeletterdheid. Voorts voerde BZK en daarna VRO meerdere
beleidswijzigingen door, die de warmtetransitie toegankelijker en
inclusiever maken voor burgers. Zo werden de leenmogelijkheden voor het
warmtefonds uitgebreid en kunnen gemeenten in bepaalde situaties de
Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE)
aanvragen voor woningeigenaren. Ook worden initiatieven ondersteund die
de energietransitie toegankelijk moeten maken voor bewoners zoals
verbeterjehuis.nl, energiehulpnetwerk.nl, en de Lokale Energiearmoede
Aanpak (www.wijzijnlea.nl).
Op dit moment wordt uitgewerkt hoe lokale initiatieven meer als één loket kunnen gaan werken, onder de noemer ‘Energiehuis’.
Omgevingswet
Zoals de Nationale ombudsman in zijn jaarverslag concludeert is het
een jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet nog te vroeg om
conclusies te trekken over eventuele knelpunten waar burgers tegenaan
(kunnen) lopen bij de nieuwe systematiek en werkwijzen. Dit is in lijn
is met de conclusie die eerder door de onafhankelijke Evaluatiecommissie
Omgevingswet werd getrokken16. Dit is deels te
verklaren vanwege het overgangsrecht en de tijd die de overheden nog
hebben om alles op orde te brengen. De Nationale ombudsman noemt twee
onderwerpen die in 2025 gevolgd gaan worden, namelijk: participatie en
gebruikersvriendelijkheid. Ten aanzien van participatie stimuleert de
Omgevingswet vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden, zowel bij
planvorming door overheden als bij initiatieven van particulieren. Voor
participatie door overheden, zoals bij het opstellen van de
omgevingsvisie of bij de wijziging van het omgevingsplan, gelden
verschillende regels rondom participatie, zoals een kennisgeving van het
voornemen en een motiveringsplicht na het vaststellen van het
desbetreffende omgevingsinstrument. Voor het instrument
omgevingsvergunning geldt alleen een aanvraagvereiste. Bij de aanvraag
van een omgevingsvergunning wordt de initiatiefnemer gevraagd of er aan
participatie is gedaan en zo ja, hoe de initiatiefnemer dat heeft gedaan
en wat de resultaten waren.
Uit de eerste monitor Werking Omgevingswet over 2024 blijkt dat de meeste provincies en gemeenten inmiddels participatiebeleid hebben met een bijbehorende handreiking en dat bij het merendeel van de onderzochte omgevingsvisies het gevolgde participatieproces wordt beschreven17. Het vergroten van de gebruikersvriendelijkheid van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en in het bijzonder het Omgevingsloket heeft de aandacht. De Nationale ombudsman constateert ook dat wordt ingezet op de verbetering van de gebruikersvriendelijkheid. Dit laat zien dat de aanpak ter verbetering van de gebruikersvriendelijkheid langzaam zijn vruchten begint af te werpen18.
Tot slot blijft er vanuit het Rijk de komende jaren, in samenspraak met de (inter)bestuurlijke partijen, aandacht voor het leren werken met en in de geest voor de Omgevingswet en de bijbehorende aandacht voor de dienstverlening en gebruikersvriendelijkheid voor burgers.
Caribisch Nederland
Over Caribisch Nederland heeft de Nationale ombudsman de afgelopen jaren
een aantal rapporten uitgebracht met aanbevelingen gericht op
armoedebestrijding, klachtbehandeling en ondersteuning van kwetsbare
groepen. In het rapport Caribische kinderen van de
rekening (2022) stond armoede onder alleenstaande ouders centraal.
In het rapport De eindjes aan elkaar knopen (2023) beschreef de
Nationale ombudsman wat de gevolgen zijn van armoede binnen een gezin.
Belangrijke aanbevelingen hiertoe gaan onder andere over
een integralere aanpak, specifieke aandacht voor kinderen, toegankelijke
hulpverlening en betere voorzieningen. Ook pleitte de Nationale
ombudsman voor een sociaal minimum dat aansluit bij de reële kosten van
levensonderhoud. In de kabinetsreacties van 2 februari 202419, 6 december 202420
en 3 juli 202521, zet het kabinet uiteen hoe deze
aanbevelingen zijn opgevolgd.
Kinderombudsman
Mede namens de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport reageer ik op het jaarverslag van de Kinderombudsman. De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport dankt de Kinderombudsman voor haar werk en de goede samenwerking. Het is van belang om de naleving van kinderrechten in Europees en Caribisch Nederland te blijven bevorderen. De Kinderombudsman geeft belangrijke adviezen over verschillende onderwerpen die het leven van kinderen en jongeren raken en waarmee het welzijn en de ontwikkeling van kinderen ondersteund kunnen worden.
De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport deelt de oproep van de Kinderombudsman om het perspectief van kinderen te blijven betrekken bij wetgeving, beleid en individuele besluiten. Om kinderen en jongeren tussen de 12 en 29 jaar structureel te betrekken bij het beleid dat hen aangaat wordt de nationale jeugdstrategie ontwikkeld. Ondertussen hebben ruim 12.000 kinderen en jongeren input gegeven voor deze strategie. Op 4 september 2025 presenteerde de Nationale Jeugdraad het ontwerp voor deze nationale jeugdstrategie22.
Om ook kinderen onder de 12 jaar te betrekken vindt jaarlijks de kinderrechtenconferentie plaats. Tijdens dit evenement krijgen kinderen van verschillende basisscholen uit Nederland de kans om met elkaar in gesprek te gaan over kinderrechten in Nederland en gezamenlijk aanbevelingen te formuleren aan beleidsmakers en kinderrechtenorganisaties. Tijdens de jaarlijkse kinderrechtendialoog gaan beleidsmakers en kinderrechtenorganisaties in gesprek met de kinderen en met elkaar over de opvolging van deze aanbevelingen.
Daarnaast leren meerdere ministeries van trajecten waarin samengewerkt wordt met kinderen, zoals bij de jongerenraad Digitalisering van UNICEF en het ministerie van BZK, de gesprekken over kinderarmoede vanuit SZW en bij het wetstraject versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming bij JenV.
Kinderrechtentoets
De participatietrajecten met kinderen volgen deels ook vanuit de sterke oproep vanuit de Kinderombudsman om een kinderrechtentoets toe te passen bij alle wet- en regelgeving. Met een kinderrechtentoets kan inzichtelijk gemaakt geworden welke impact voorgenomen wet- of regelgeving heeft op kinderrechten. Kinderparticipatie is hierbij een randvoorwaarde. De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport dankt de Kinderombudsvrouw voor het ontwikkelen van de kinderrechtentoets. Momenteel worden bij verschillende trajecten binnen VWS en JenV pilots uitgevoerd waarbij de uitvoerbaarheid van de kinderrechtentoets wordt verkend. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de Kinderombudsman.
Jeugdzorg
De Kinderombudsman heeft in 2024 diverse malen aandacht gevraagd voor het bieden van goede jeugdzorg. Het kabinet begrijpt de zorgen van de Kinderombudsman. Met verschillende partijen wordt gewerkt aan de Hervormingsagenda Jeugd met als doel dat jongeren weerbaar opgroeien, kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties tijdig passende hulp ontvangen en het stelsel houdbaar is voor de toekomst. Specifiek voor gesloten jeugdhulp zijn nadere bestuurlijke afspraken gemaakt medio 2024 en is een programmateam aangesteld om landelijk regie te voeren op de transformatie en gemeenten en aanbieders te ondersteunen. De adviezen van de Kinderombudsman worden meegenomen in de verdere uitwerking en implementatie van de Hervormingsagenda, bijvoorbeeld ten aanzien van het wetsvoorstel reikwijdte.
Onderwijs
De Kinderombudsman geeft aan dat de ambitie voor inclusief onderwijs, zoals opgenomen in het beleidskader van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW): Met elkaar voor alle kinderen en jongeren: werken aan een inclusieve leeromgeving23, te vrijblijvend is. Inclusief onderwijs zou als verplichting in overheidsbeleid moeten worden opgenomen, zo luidt haar oproep. Momenteel wordt, mede op verzoek van de door de Kamer aangenomen motie Van Meenen24, uitgewerkt hoe inclusief onderwijs in wet- en regelgeving geborgd kan worden op een manier die recht doet aan internationale verdragen25. Zoals toegezegd wordt de Tweede Kamer aan het eind van dit jaar (2025) nader geïnformeerd over de contouren van de benodigde wetgeving.
Leerlingenvervoer
De aandacht die Kinderombudsman vraagt voor het leerlingenvervoer wordt erkent. In de reactiebrief aan de Kinderombudsman heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laten weten dat de focus moet liggen op de kwaliteit van leerlingenvervoer26. Ook is het leerlingenvervoer uitvoerig met de onderwijscommissie aan bod gekomen tijdens het debat passend onderwijs van 21 mei jl. De staatssecretaris van OCW heeft in dit debat toegezegd om over het leerlingenvervoer in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Leerlingenbelang Voortgezet Onderwijs (LBVSO) en Ouders & Onderwijs. Dit sluit aan bij de aandacht die de Kinderombudsman geeft om het perspectief van kinderen (in dit geval: leerlingen) mee te nemen in het beleid. Onderdeel van dit gesprek zal zijn om te verkennen wat iedereen vanuit zijn rol en verantwoordelijkheid extra kan doen. Dat geldt ook voor OCW als opdrachtgever aan gemeenten via de onderwijswetten. Daarbij wordt ook de opbrengst van een door LBVSO en Ouders & Onderwijs georganiseerde brainstorm meegenomen. Daarnaast wordt er gewerkt aan de verbeteragenda doelgroepenvervoer, met aandacht voor onder meer toezicht en integraal aanbesteden door gemeenten. De Kamer wordt hier dit jaar verder over geïnformeerd.
Thuiszitters
De Kinderombudsman heeft in een brief haar zorgen geuit over de situatie van thuiszittende kinderen en jongeren. De Kinderombudsman constateert dat rondom deze groep problemen blijft bestaan, ondanks verschillende inspanningen van verschillende partijen. Zij vraagt daarom om urgentie voor deze problematiek en benadrukt dat het belang van het kind voorop moet staan, in overeenstemming met het Kinderrechtenverdrag. Ook vraagt zij om concrete maatregelen te nemen tegen thuiszitten en doet in dat kader een aantal voorstellen.
Het terugdringen van het aantal thuiszittende kinderen en jongeren is heel belangrijk. Daarom is dit thema een van de zeven prioriteiten binnen de Verbeteraanpak passend onderwijs27. In 2022 is eveneens een aangescherpte verzuimaanpak aangekondigd en deze wordt uitgevoerd. Met deze aanpak wordt er ingezet op maatregelen waar scholen direct mee aan de slag kunnen, maar ook voor de lange termijn zet het kabinet stappen. Om een inzichtelijke belangenafweging bij ieder kind dat dreigt vast te lopen in het onderwijssysteem te borgen, is daarnaast hoorrecht voor leerlingen over hun ontwikkelingsperspectief wettelijk vastgelegd. Ook wordt er ingezet op het terugdringen van wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs. In de kamerbrief passend onderwijs is nader toegelicht hoe we deze spiraal doorbreken28.
Sociale veiligheid op scholen
Het kabinet is het met de Kinderombudsman eens dat alle leerlingen zich vrij en veilig moeten voelen op school. Veel leerlingen voelen zich veilig, maar dat geldt helaas niet voor iedere leerling. Met het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs wordt er bijgedragen aan een veilig schoolklimaat. Dat doen we met maatregelen gericht op goed zicht, evaluatie en ondersteuning en begeleiding. De Kinderombudsman heeft in reactie op het wetsvoorstel aangegeven positief te zijn over veel van de maatregelen. De Kinderombudsman benadrukte daarbij het belang van de onafhankelijke positie van leerlingen. Daarnaast bracht de Kinderombudsman het rapport In eenzaamheid gepest (2022) opnieuw onder de aandacht. Hierin wordt onder andere gepleit voor aandacht voor discriminatie en het zorgen voor mogelijkheden voor leerlingen om over pesten te praten.
Door scholen in het wetsvoorstel te verplichten om zowel een interne als externe vertrouwenspersoon aan te wijzen is er altijd een plek op school waar kinderen gehoord worden. Ten aanzien van het tegengaan van pesten wordt de verplichte leerlingmonitor uitgebreid. Het wetsvoorstel is in juni 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Verder heeft de Inspectie van het Onderwijs haar toezicht op sociale veiligheid geïntensiveerd. Ook heeft het ministerie van OCW opdracht gegeven voor een actieonderzoek dat concrete handvatten voor onderwijsprofessionals oplevert waarmee zij discriminatie en racisme beter kunnen herkennen en voorkomen. Tot slot ondersteunt stichting School & Veiligheid scholen bij het vormgeven van een positief en veilig pedagogisch klimaat op school.
Omgang grootouders
Het kabinet waardeert de aandacht die de Kinderombudsman heeft voor
het belang van het kind als het gaat om de omgang met de grootouders.
Het wetsvoorstel om de drempel te verlagen voor omgang met grootouders
is in juni 2024 behandeld in de Tweede Kamer. Voorafgaand aan de
behandeling adviseerde
de Kinderombudsman dat het recht op omgang alleen mag worden vastgesteld als dit in het belang van het kind is. Conform deze inbreng is er een amendement van het lid van Dijk (SGP) aangenomen. Met het amendement komt bij een omgangsverzoek het belang van het kind meer nadrukkelijk voorop te staan. De rechter wijst het verzoek tot omgang af als dit niet in het belang van het kind is.
Hiermee is een nieuwe, ruimere mogelijkheid geïntroduceerd tot het ontzeggen van omgang voor personen die in een nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind, maar geen ouder of biologisch ouder zijn. Ook als het kind bezwaar maakt tegen de omgang, wordt het verzoek afgewezen. Dit geldt ook voor een kind, jonger dan twaalf jaar dat in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Dit (gewijzigde) wetsvoorstel moet nog worden behandeld in de Eerste Kamer29.
Kinderrechten online
Het kabinet is verheugd dat de Kinderombudsvrouw aandacht heeft voor de online wereld van kinderen. Niet alleen vanwege haar inzet in de Tweede Kamer, maar ook door het betrekken van de online wereld in de tweejaarlijkse monitor, waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in het rapport Als je het ons vraagt (2024).
Het beschermen van kinderrechten in de digitale wereld is een gecompliceerd vraagstuk. Problemen variëren sterk. Niet alleen bijvoorbeeld schadelijke content maar ook het risico van gevaarlijke contacten of kinderarbeid. En dit zijn slechts enkele thema’s. Hoe zorgen we voor een digitale wereld die veilig is voor kinderen en waarin hun rechten zijn geborgd? Er zijn daarover al in 2023 en 2024 brieven aan de Tweede Kamer gestuurd, beleid gemaakt en uitgevoerd. Zo is er een Code kinderrechten online ontwikkeld en een kinderrechten impact assessment. Deze laatste is toegepast op drie social media platforms.
Mede door signalen vanuit de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van BZK, als coördinerend bewindspersoon online kinderrechten, de Kamer op 4 september geïnformeerd over de strategie kinderrechten online30. Deze is tot stand gekomen in samenspraak met partners uit beleid, praktijk, toezicht, het maatschappelijk middenveld, wetenschap en industrie.
Duidelijk is dat het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid; ouders en opvoeders horen daarbij. Op vrijwel alle thema’s waar risico’s worden gezien, vragen ouders om handvatten. Die komen er met de publiekscampagne die na de zomer van start is gegaan en waarin ook de recent gepubliceerde richtlijn gezond schermgebruik is meegenomen. Ook het betrekken van kinderen is belangrijk; beleid wordt effectiever wanneer we kinderen aan het woord laten. Daarom is er gestart met de Jongerenraad Digitalisering, die ook in het parlementaire jaar 2025-2026 weer periodiek zal worden geconsulteerd.
Als je het ons vraagt
In 2024 bracht de Kinderombudsman haar tweejaarlijkse onderzoek Als je het ons vraagt uit, waarbij ze veel kinderen en jongeren vraagt naar hun ervaringen. Waardevol aan deze editie was de ervaringen van kinderen en jongeren in zowel de offline als de online wereld. De staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport en de minister van OCW hebben op 27 maart 2025 een uitgebreide reactie op dit rapport gestuurd aan de Kinderombudsman en danken haar wederom voor dit waardevolle onderzoek.
Ouders zijn onvervangbaar
De Kinderombudsman heeft op 10 juli 2024 een rapport uitgebracht
over de gevolgen van een scheiding voor kinderen, volgens kinderen
zelf31. Het kabinet is de Kinderombudsman
erkentelijk voor de aandacht die zij vraagt voor het centraal stellen
van het belang van kinderen bij alle, vaak lastige beslissingen die
ouders moeten maken als zij uit elkaar gaan. Het rapport bevestigt dat
de negatieve impact op kinderen bij een scheiding van de ouders groot
is. Het kabinet heeft hier nadrukkelijk aandacht voor en heeft de
afgelopen jaren op verschillende manieren gewerkt aan verbeteringen en
het ontwikkelen van specifieke deskundigheid, hulp en ondersteuning aan
kind en ouders bij een scheiding. In het najaar van 2025 zal de Kamer
nader geïnformeerd worden over de resultaten hiervan.
Tot slot
Bij de uiteenlopende thema’s die in de jaarverslagen aan bod komen, blijkt telkens weer dat de ombudsmannen zich onvermoeibaar inzetten om de afstand tussen burger en overheid te overbruggen. Hun werk reikt verder dan het opstellen van rapporten: het omvat luisteren zonder vooroordeel, doorvragen waar anderen stoppen, en vasthouden tot er beweging ontstaat in beleid en uitvoering. Daarmee brengen zij niet alleen individuele verhalen onder de aandacht, maar leggen zij ook patronen bloot die vragen om structurele verbetering.
Het is precies deze combinatie van betrokkenheid en vasthoudendheid die hun aanbevelingen zoveel gewicht geeft. De ombudsmannen laten zien dat een overheid pas echt dienstbaar is wanneer zij de menselijke maat als uitgangspunt neemt, ook als dat betekent dat regels of routines moeten wijken. Het kabinet waardeert deze inzet en ziet in hun werk een blijvende stimulans om rechtvaardigheid niet alleen te beloven, maar ook te realiseren. Het kabinet is de ombudsmannen zeer dankbaar.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
Kamerstukken II, 29 325, nr. 139.↩︎
Voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd thuis. Kamerstukken II, 29 325, nr. 170.↩︎
De crisis voorbij (2023), Nationale Ombudsman.↩︎
Kamerstukken II, 19636 nr. 3474.↩︎
Verboden hulp te bieden? Een onderzoek naar de positie van burgers die hulp boden toen de overheid tekortschoot (25-04-2025), Nationale ombudsman.↩︎
Brief aan Parlement - Spoedbrief Digitaal Vertegenwoordigen.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33 118, nr. 300, bijlage 1.↩︎
Kamerstukken II, 2024, 31497, nr. 479.↩︎
Zoals het VN Verdrag, inzake de rechten van personen met een handicap (2016), en de Salamanca verklaring van UNESCO (1994).↩︎
Kamerstukken II 2021/2022, 31497, nr. 440.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 31 497, nr. 497↩︎
Kamerstukken I 2024/25, 36 364.↩︎