Reactie op verzoek commissie over een brief van een burger over de vergoeding van materiële oorlogsschade na afloop van de Tweede Wereldoorlog
Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Brief regering
Nummer: 2025D46425, datum: 2025-11-13, bijgewerkt: 2025-11-14 15:38, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 20454 -216 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen.
Onderdeel van zaak 2025Z19815:
- Indiener: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-12-03 10:15: Procedurevergadering Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 13 november 2025
Betreft Commissiebrief Tweede Kamer inzake 3-den; Vergoeding materiële
oorlogsschade via de WMO 1950
Geachte voorzitter,
Per brief van 12 maart 2025 heeft u gevraagd te reageren op een brief die de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft ontvangen van een betrokken burger. De brief heeft betrekking op de vergoeding van materiële oorlogsschade na afloop van de Tweede Wereldoorlog.
De briefschrijver geeft aan dat Indische Nederlanders na afloop van de Tweede Wereldoorlog zijn achtergesteld bij de afhandeling van de materiële oorlogsschade. Via de Wet op de Materiële Oorlogsschade uit 1950 (WMO 1950) kwamen Nederlandse burgers in aanmerking voor (gedeeltelijke) vergoeding van materiële oorlogsschade. Schade die buiten Europa was geleden, bijvoorbeeld in Nederlands-Indië/Indonesië, kwam niet voor vergoeding in aanmerking. De schrijver van de brief verzoekt de Kamer om “deze ongelijkheid recht te zetten en alle Nederlanders, ongeacht hun herkomst, gelijkwaardig te behandelen”.
In 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over deze kwestie.1 De rechtbank oordeelde dat bij de afhandeling van de materiële oorlogsschade, meer dan zeventig jaar geleden, ten onrechte sprake is geweest van ongelijke behandeling van Indische en Molukse Nederlanders ten opzichte van andere oorlogsslachtoffers. Vanwege het tijdsverloop van ruim zeventig jaar is de vordering tot schadevergoeding door de rechtbank afgewezen vanwege verjaring.
Naar aanleiding van deze uitspraak is toenmalig staatssecretaris Van Ooijen in gesprek gegaan met Stichting Japanse Ereschulden (JES), de belangenorganisatie die bovengenoemde rechtszaak heeft aangespannen. Het doel van deze gesprekken was om tot een vorm van erkenning te komen die recht doet aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag. JES gaf aan dat de enige acceptabele vorm van erkenning een financiële regeling is voor alle Indische en Molukse oorlogsgetroffenen. Omdat deze vorm niet past binnen het beleid van de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen en er sinds de Tweede Wereldoorlog al verschillende wetten en regelingen zijn ingesteld die rechtsherstel en financiële genoegdoening beoogden, hebben de gesprekken met JES helaas niet tot overeenstemming geleid over een gepaste wijze van erkenning.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld2, is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog via verschillende wetten en regelingen getracht te komen tot (individueel) rechtsherstel. Dit is gebeurd via onder andere de volgende wetten en regelingen:
Rehabilitatieregeling (1947-1949)
Wet Indisch Geïnterneerden (1981)
Het Gebaar (2000)
Backpay-regeling (2015)
Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen:
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv 1973)
Algemene Oorlogsongevallen Regeling (AOR 1946-1947)
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo 1981);
Wetten buitengewoon pensioen:
Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp 1947);
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo 1946);
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv 1983).
Momenteel ontvangen nog ongeveer 13.000 cliënten een oorlogspensioen en/of uitkering en ben ik bezig om een Backpay-regeling voor weduwen en weduwnaars op te zetten. Desondanks besef ik dat geen enkele regeling of wet de onvrede kan wegnemen die binnen een deel van de Indische en Molukse gemeenschappen leeft over de afhandeling van het rechtsherstel na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Het leed en verdriet kunnen immers niet ongedaan worden gemaakt of weggenomen worden door een financiële regeling.
Samenvattend zie ik, ondanks de terechte gevoelens van onvrede over datgene dat zich ruim 70 jaar geleden heeft afgespeeld, geen mogelijkheden voor een aanvullende financiële regeling. Via het beleid van de collectieve erkenning blijf ik mij inzetten voor blijvende erkenning en verankering van de geschiedenis van gemeenschappen met wortels in Nederlands-Indië/Indonesië binnen onze samenleving.
Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
de staatssecretaris Jeugd,
Preventie en Sport,
Judith Zs.C.M. Tielen