Verslag van een schriftelijk overleg over het Advies DINGtiid Bestjoersôfspraak Fryske taal en kultuer 2024-2028 en Advies DINGtiid Friestalige Journalistiek (Kamerstuk 33335-22)
Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D48095, datum: 2025-11-25, bijgewerkt: 2025-11-25 14:06, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.P.J. van Eijk, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: J.P. van der Haas, adjunct-griffier
- (FRIES)- Oanbieding beäntwurding skriftlik oerlis Advys DINGtiid BFTK 2024-2028 en Advys DINGtiid Frysktalige Sjoernalistyk
- Beantwoording SO Advies DINGtiid BFTK en Advies DINGtiid Friestalige Journalistiek
- Beslisnota bij Verslag van een schriftelijk overleg over het Advies DINGtiid Bestjoersôfspraak Fryske taal en kultuer 2024-2028 en Advies DINGtiid Friestalige Journalistiek (Kamerstuk 33335-22)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 33335 -25 Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal) .
Onderdeel van zaak 2025Z20415:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Inhoudsopgave
BFTK proces
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat de adviezen worden overgenomen. Deze leden vragen in algemene zin aandacht voor het goed opvolgen van de acties uit de BFTK. Kan de minister toezeggen dat als bij de tussenevaluatie blijkt dat er meer moet gebeuren om de doelen te halen, de minister hiervoor – in overleg met de provincie en na advies van DINGtiid – met concrete voorstellen komt? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de wettelijke positie als officiële taal in de provincie Fryslân ziet dit kabinet de bevordering van het Fries als een continue opdracht. Als uit de tussenevaluatie blijkt dat er bijsturing nodig is om de doelen te behalen, zal ik hierover in overleg treden met de provincie. Indien nodig kan er dan gezamenlijk worden bezien welke aanvullende maatregelen er vanuit ieders verantwoordelijkheid getroffen dienen te worden.
DINGtiid heeft opgemerkt dat het Fries gebaat is bij concrete maatregelen en niet bij slechts een ‘streven’ of ‘verkenning’. De leden van de CDA-fractie vragen
of de minister bereid is bij de tussenevaluatie te bezien op welke onderwerpen nog concrete doelstellingen ontbreken.
Ook willen deze leden weten welke maatregelen de minister neemt om onderzoek naar de effectiviteit van het taalbeleid op de lange termijn te bevorderen.
Het kabinet is het met DINGtiid eens dat het Fries gebaat is bij concrete maatregelen. Daarom zijn in de BFTK concrete maatregelen opgenomen. Bij de tussenevaluatie zullen we geen nieuwe doelstellingen formuleren, maar kunnen we wel bijsturen op bestaande doelstellingen en maatregelen.
De minister van BZK bevordert op verschillende manieren onderzoek naar de effectiviteit van het Friese taalbeleid. Ten eerste volgt het Rijk de monitoringcyclus van de Raad van Europa op basis van het Europees Handvest voor regionale of minderheidstalen. Nederland rapporteert elke vijf jaar over het beleid en de maatregelen om de Friese taal te beschermen en te bevorderen. Nederland ontvangt vanuit de Raad van Europa een evaluatierapport en aanbevelingen. Deze evaluatie en aanbevelingen dienen ertoe de effectiviteit van het beleid te verbeteren. Ten tweede is in de Wet gebruik Friese taal vastgelegd dat DINGtiid adviseert over meetbare langetermijndoelen en monitoring. DINGtiid wordt daarom actief betrokken bij de beleidsvorming en evaluatie van het Friese taalbeleid. Ten derde wordt er praktijkgericht en wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door onder andere de Rijksuniversiteit Groningen en het practoraat Friese taal en geletterdheid in een meertalige context bij Firda. Dit onderzoek richt zich op het versterken van de vitaliteit van de Friese taal op de lange termijn. Ten vierde is in de Bestjoersôfspraak Fryske Taal en Kultuer (BFTK) 2024–2028 vastgelegd dat er in 2026 een tussenevaluatie plaatsvindt. Daarbij zal specifiek worden gekeken naar mogelijkheden om de monitoring verder te ontwikkelen.
In april 2024 is de BFTK ondertekend. De leden van de VVD-fractie willen graag weten
welke concrete zaken in het eerste jaar zijn uitgevoerd, opgepakt of geregeld. Er is namelijk veel te doen en beperkt tijd, dus er moet tempo worden gemaakt met de afspraken om de ambitie waar te maken.
Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het Rijk vooral wijst naar anderen om de afspraken en ambitie te realiseren. Graag een reflectie van de minister.
In het eerste jaar na ondertekening van de BFTK hebben Rijk en Provincie al verschillende concrete acties opgepakt en resultaten geboekt. Zo is afgelopen februari de minor Friese journalistiek aan NHL Stenden Hogeschool van start gegaan. Daarnaast is in september 2024 het practoraat Friese taal en geletterdheid in een meertalige context ingesteld. Dit practoraat heeft als doel het meertalig onderwijs in Friesland verder te versterken en te ontwikkelen. Door de rechtbank, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en DINGtiid is na de zomer van 2024 een werkgroep gestart met het opstellen van een (basis)taalbeleidsplan voor het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer. Daarnaast hebben het ministerie van OCW, het ministerie van BZK, de Rijksuniversiteit Groningen en de Provincie Fryslân sinds de ondertekening van de BFTK constructief met elkaar gewerkt aan een convenant t.b.v. de samenwerking op de bachelor Fries. Deze is op 10 juli 2025 ondertekend. De Kamer is hierover op 10 juli ook geïnformeerd.1
Het Rijk erkent dat de bescherming en bevordering van de Friese taal een gezamenlijke zorgplicht is, die het samen met de Provincie Fryslân draagt. De WGFT en de BFTK 2024-2028 bevestigen deze gedeelde verantwoordelijkheid en bevat concrete afspraken waarin het Rijk zijn rol actief oppakt. Dit is een gezamenlijke inspanning, waarbij ook de Provincie, onderwijsinstellingen, culturele organisaties en de Friese samenleving een actieve rol spelen.
In de uitvoering neemt het Rijk verantwoordelijkheid op cruciale beleidsterreinen, zoals onderwijs, media en rechtspraak. Dit blijkt onder andere uit de structurele financiering voor onderwijsinitiatieven, de versterking van de Friese journalistiek en de ondersteuning van meertaligheid bij overheidsdiensten. Daarnaast blijft het Rijk toezien op de naleving van nationale en internationale verplichtingen, waaronder het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen. Het Rijk blijft zich inzetten om, in samenwerking met alle betrokken partijen, de ambities van de BFTK te realiseren en het Fries als Rijkstaal verder te versterken.
Volgens de Wet gebruik Friese taal heeft DINGtiid tot taak om te adviseren over de BFTK. Dit advies is eind maart 2024 aan Rijk en provincie overhandigd. De leden van de VVD vragen:
Hoe is dit advies meegenomen bij de nieuwe BFTK?
Waarom is de reactie op het advies van maart 2024 pas in januari 2025 gegeven?
Hoe kan in de toekomst ervoor gezorgd worden dat dit proces beter op elkaar aansluit? De leden van de VVD-fractie stellen de adviezen van DINGtiid namelijk zeer op prijs en vinden dat hier serieus en tijdig rekenschap van moet worden gegeven.
Kan de minister een overzicht geven van het tijdpad van de implementatie van de BFTK?
Het kabinet hecht veel waarde aan de onafhankelijke adviezen van DINGtiid en vindt het van groot belang dat DINGtiid in staat wordt gesteld om haar wettelijke adviserende taak optimaal te kunnen uitvoeren. Bij de totstandkoming van de huidige BFTK bleek het advies te omvangrijk om dit voor de ondertekening van de BFTK van een reactie te voorzien. Daarom zijn BZK, de provincie en DINGtiid overeengekomen dat DINGtiid bij de totstandkoming van een volgend bestuursakkoord haar formele advies zal uitbrengen over beleid op hoofdlijnen aan de start en niet bij het definitieve concept van de BFTK. In antwoord drie staat het overzicht van de maatregelen die reeds zijn opgepakt, uitgevoerd en geregeld. Inzet is dat we vanuit het Rijk en provincie alle maatregelen die zijn aangekondigd in de BFTK in uitvoering hebben vóór de tussentijdse evaluatie halverwege 2026. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd.
In de BFTK staan veel vaag geformuleerde doelstellingen. DINGtiid merkt op dat het Fries gebaat is bij concrete maatregelen, niet bij slechts een ‘streven’ of ‘verkenning’. De leden van de VVD-fractie vragen:
of de minister bereid is bij de tussenevaluatie te bezien op welke onderwerpen nog concrete maatregelen missen.
Welke maatregelen neemt de minister om onderzoek naar de effectiviteit van het taalbeleid op de lange termijn te bevorderen?
Deze leden vragen ook naar de uitvoering van de motie-Bevers/Van der Molen (36200 VIII, nr. 132). Kan de minister duidelijkheid geven over hoe deze motie met betrekking tot de BFTK is uitgevoerd in de adviezen van Dingtiid?
Op de vraag of ik bereid ben om bij de tussenevaluatie te bezien op welke onderwerpen nog concrete maatregelen missen en op de vraag welke maatregelen ik neem om onderzoek naar de effectiviteit van het taalbeleid op de lange termijn te bevorderen, verwijs ik u naar de beantwoording van vraag twee.
De motie-Bevers/van der Molen verzocht de regering bij de nieuwe BFTK te onderzoeken of de instelling van een landelijke commissie Frysk mogelijk is. De toenmalige minister van BZK heeft DINGtiid verzocht te adviseren over de instelling van een Landelijke Commissie Frysk. Dit advies heb ik ontvangen op 13 november 2024. U heeft mijn reactie recent ontvangen.2
De leden van de NSC-fractie lezen in het advies van DINGtiid over de BFTK dat er wordt geadviseerd het BFTK-proces opnieuw te structureren als een doorgaande, gemeenschappelijke opdracht. Deze leden onderschrijven dit en lezen in de kabinetsreactie dat er hiertoe belangrijke stappen worden gezet, bijvoorbeeld door tussentijds te evalueren in 2026. Hoewel deze leden dit als goede ontwikkeling zien, vragen zij zich af hoe de minister deze stap ziet als een concrete vermindering van de werkdruk voor het Rijk, provincies en gemeenten.
Hoe leidt tussentijds evalueren tot vermindering van de werkdruk, specifiek ten aanzien van de laatste anderhalf jaar van de beleidsperiode?
Ziet de minister nog meer mogelijkheden om het BFTK-proces te stabiliseren, zoals gewenst door DINGtiid?
Bovendien geeft DINGtiid specifieke aanbevelingen om de werkdruk te verlagen. Hoe geeft de minister uitvoering aan deze aanbevelingen
en is inmiddels geborgd dat er voldoende structurele personele inzet en continuïteit van kennis is bij beide overheden, ook gezien het verloop in ambtelijk personeel?
Is de minister bereid twee keer per jaar bestuurlijk te spreken over het Fries met de betreffende gedeputeerde?
DINGtiid roept Rijk en provincie op om het BFTK-proces opnieuw te structureren vanuit het perspectief van de zorgplicht voor het Fries als een doorgaande, gemeenschappelijke opdracht van Rijk, provincies en gemeenten. Ik ben het met DINGtiid eens dat het BFTK-proces herstructureerd dient te worden. Door tussentijds te evalueren kunnen we de aandacht en de werkdruk spreiden. Op deze manier verminderen we de piek in werklast in het laatste anderhalf jaar en kunnen we voor tijdige bijsturing zorgen waar dit nodig blijkt. Ook kunnen we knelpunten tijdig signaleren. De inrichting van een Landelijke Kennistafel Fries kan eveneens helpen om de aandacht en werklast te spreiden. Voor een toelichting op de rol die een Landelijke Kennistafel kan spelen bij de vitalisering van de Friese taal verwijs ik u naar mijn reactie die ik uw Kamer recent heb toegestuurd.
Het kabinet erkent het belang van voldoende structurele personele inzet en continuïteit van kennis. Het Rijk spant zich dan ook in om in een krappe arbeidsmarkt en in tijden van taakstelling en bezuinigingen de personeelsinzet, kennis en een goede overdracht van kennis te waarborgen. Daarbij zien we toe op een efficiënte inzet van middelen en capaciteit. Over de personele inzet bij de provincie kan ik geen uitspraken doen, dit valt binnen het mandaat van de provincie.
In de BFTK is afgesproken dat ik als minister van BZK minstens eens per jaar met de gedeputeerde bestuurlijk overleg zal hebben. Mocht er aanleiding zijn voor aanvullend overleg dan kan dat georganiseerd worden.
De leden van de NSC-fractie lezen in het advies van DINGtiid over de BFTK dat geadviseerd wordt om monitoring van de BFTK extern te beleggen. Hoewel de minister uitvoerig ingaat op de manier van monitoring, door onder andere in te gaan op het gebruik van de Taalatlas, gaat zij niet in op het beleggen van de monitoring bij een externe partij.
Hoe kijkt de minister naar deze aanbeveling en is zij bereid deze uit te voeren?
Zo ja, bij wie en op basis waarvan zou monitoring plaats moeten vinden, ook gegeven de wetenschap dat de Fryske Taalatlas geen compleet beeld geven voor een volwaardige evaluatie?
Acht de minister de Taalatlas dan als een zwaar genoeg instrument?
Is de minister tevens bereid bij de tussenevaluatie te bekijken op welke onderwerpen nog concrete doelstellingen ontbreken?
Ik als minister van BZK zie op dit moment niet de noodzaak de monitoring van de BFTK extern te beleggen. In de Wet Gebruik Friese Taal is opgenomen dat DINGtiid het onafhankelijke orgaan is dat toeziet op de uitvoering van de BFTK. Daarmee is voorzien in een externe en onafhankelijke partij die rapporteert en adviseert over de uitvoering van de BFTK. Ook zijn er een aantal andere maatregelen in uitvoering die helpen om het Friese taalbeleid te monitoren en evalueren (zie antwoord op vraag twee). Hoe de monitoring doorontwikkeld kan worden zal met DINGtiid worden besproken bij de tussentijdse evaluatie van 2026. Daarbij komt ook aan de orde welke rol de Fryske Taalatlas kan spelen in de evaluatie. De Fryske Taalatlas monitort het gebruik en de vitaliteit van de Friese taal in Friesland. Het onderzoekt hoe vaak en in welke context mensen Fries spreken, schrijven, lezen en verstaan. Ook kijkt de atlas naar de houding van mensen tegenover het Fries en naar het taalgebruik in bijvoorbeeld het onderwijs en de media. Op basis van deze gegevens volgt de atlas de ontwikkeling van het Fries door de jaren heen.
Op de vraag of ik bereid ben te bekijken op welke onderwerpen nog concrete doelstellingen missen, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag twee.
De leden van de NSC-fractie lezen ook dat DINGtiid adviseert om tot een stabiele meetinfrastructuur te komen.
Deelt de minister, gelet op de beperkingen van het huidige instrumentarium, het advies om de meetinfrastructuur nader vorm te geven zodat de effectiviteit van het taalbeleid duidelijker zichtbaar wordt?
Zo ja, welke stappen overweegt de minister en op welke termijn kan de Kamer hierover geïnformeerd worden?
Het kabinet onderschrijft het belang van goede monitoring en een stabiele meetinfrastructuur. Bij de tussentijdse evaluatie van de BFTK zullen we met DINGtiid en de provincie in gesprek gaan hoe deze vorm gegeven kan worden. Ook verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2. Over de uitkomsten van tussentijdse evaluatie van de BFTK in 2026 wordt Uw Kamer uiteraard geïnformeerd.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het belang van burgerparticipatie voor het maken van succesvol taalbeleid wordt benadrukt. Deze leden onderschrijven dit volledig, maar lezen tegelijkertijd dat de minister in de aanloop naar de tussentijdse rapportage van de BFTK verkent welke mogelijkheden er zijn om Friese inwoners te betrekken bij de uitvoering.
Ziet de minister een rol weggelegd voor de Stim Fan Fryslân?
Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd
en welke opties voor burgerparticipatie heeft de minister nu al in beeld?
Kan de minister nadere duiding geven op welke punten zij in de uitvoering mogelijkheden ziet om een vorm van participatie in te zetten?
Zoals ik recentelijk nog heb gesteld in mijn brief Meedoen in samenleving en democratie 3 van 18 juni jongstleden vind ik het belangrijk om de kracht van de samenleving te versterken en initiatieven van inwoners te benutten. Dat geldt ook voor initiatieven die de Friese taal beschermen en vitaliseren. Het kabinet denkt dat Stim Fan Fryslân een belangrijke rol kan spelen in het betrekken van Friese inwoners bij de uitvoering van de BFTK. Rijk en provincie gaan daarom in overleg hoe Friese inwoners via Stim Fan Fryslân betrokken kunnen worden bij de uitvoering en evaluatie van de BFTK 2024-2028. Hierbij bespreken we ook welke andere vormen benut kunnen worden om Friese inwonersinitiatieven de ruimte te geven en inwoners te betrekken bij de uitvoering en evaluatie. De provincie neemt als Taalskipper het voortouw in het betrekken van de maatschappij bij de uitvoering en evaluatie van de afspraken. Stim fan Fryslân zal ingezet worden door het Steatekomitee Frysk om langetermijndoelstellingen voor het Fries te formuleren. Ook zal het gebruikt worden door de provincie om de Friese bevolking informeren over de BFTK en hun rol erin. Daarnaast zoek ik bij de inrichting van Landelijke Kennistafel Fries met Dingtiid en de Provincie naar nieuwe wegen voor een goede en representatieve inbreng van Friese inwoners en het Friese veld aan tafel.
De leden van de NSC-fractie lezen in het advies van DINGtiid dat zij haar advieswerk in dit BFTK-proces niet optimaal heeft kunnen uitvoeren en adviseert daartoe in artikel 5 en 6 van de BFTK vast te leggen dat DINGtiid in geval van het tussentijds wijzigen respectievelijk beëindigen van de afspraken eerst wordt gevraagd om te adviseren wat dit voor het Fries betekent.
Deelt de minister deze opvatting van DINGtiid
en zo ja, overweegt zij naast de aanbeveling van DINGtiid nog andere stappen om de positie van DINGtiid sterker te borgen in het BFTK-proces?
Het kabinet hecht veel waarde aan de onafhankelijke adviezen van DINGtiid en vindt het van groot belang dat DINGtiid in staat wordt gesteld om haar wettelijke adviserende taak optimaal te kunnen uitvoeren. Het kabinet onderschrijft het belang van een goede positie van DINGtiid in het BFTK-proces, zodat het zijn wettelijke adviestaak effectief kan uitvoeren.
Bij de totstandkoming van de huidige BFTK bleek het advies te omvangrijk om dit voor de ondertekening van de BFTK van een reactie te voorzien. Daarom zijn BZK, de provincie en DINGtiid overeengekomen dat DINGtiid bij de totstandkoming van een volgend bestuursakkoord haar formele advies zal uitbrengen over beleid op hoofdlijnen aan de start en niet bij het definitieve concept van de BFTK. Hiermee borgen we genoeg tijd om het advies van DINGtiid te implementeren daar van toepassing. In de huidige BFTK is onder artikel 5 in de slotbepalingen de wettelijke rol van DINGtiid toegelicht. Ik zie daarom vooralsnog geen aanleiding artikel 5 of 6 van de BFTK aan te passen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de zorgelijke conclusie van DINGtiid dat het huidige BFTK-proces tot een te hoge werkdruk leidt. DINGtiid doet een aantal voorstellen om het proces te stroomlijnen. Deze leden vragen hoe de minister daar uitvoering aan geeft.
Is inmiddels bij beide overheden geborgd dat er voldoende structurele personele inzet en continuïteit van kennis aanwezig is?
En hoe reflecteert de minister op de positie van DINGtiid in het BFTK-proces?
Onderstreept de minister het belang van een gelijkwaardige rol van Rijk en provincie jegens DINGtiid en vice versa?
ja, wat zal de minister doen om dat te bewerkstelligen?
Voor uw vraag over structurele personele inzet en continuïteit van kennis verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag zes.
Het kabinet hecht veel waarde aan de onafhankelijke adviezen van DINGtiid en vindt het van groot belang dat DINGtiid in staat wordt gesteld om haar wettelijke adviserende taak optimaal te kunnen uitvoeren. Het kabinet waardeert DINGtiid en onderschrijft het belang van een goede positie van DINGtiid in het BFTK-proces. Het kabinet zet zich in om samen met de provincie ervoor te zorgen dat DINGtiid tijdig en structureel te betrekken bij het BFTK-proces, zodat het zijn wettelijke adviestaak effectief kan uitvoeren. In het vervolg van het BFTK-proces zal het kabinet in samenspraak met de provincie en DINGtiid ervoor zorgen dat DINGtiid zo gepositioneerd wordt dat haar adviserende rol te allen tijde gewaarborgd wordt. Op de vraag wat ik doe om een goede positie van Dingtiid in het huidige BFTK-proces te bewerkstellingen, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag tien.
Het valt de leden van de ChristenUnie-fractie op dat de minister in haar brief weinig erkenning geeft aan de conclusie van DINGtiid dat het huidige BFTK-proces tot een te hoge werkdruk leidt. Deze leden zijn benieuwd
of de minister op de hoogte is van deze hoge werkdruk
en of er concrete plannen zijn om deze werkdruk te verlagen en het BFTK-proces te stroomlijnen om te voorkomen dat genoemde plannen en adviezen onuitvoerbaar worden.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag zes.
De leden van de BBB-fractie lezen dat met de BFTK 2024-2028 de inzet voor het beschermen en bevorderen van de Friese taal en cultuur is versterkt. Zij constateren dat het Rijk hiervoor achttien miljoen euro beschikbaar stelt.
Deze leden vragen of dit bedrag toereikend wordt geacht
en op welke wijze de verdeling van de middelen wordt vormgegeven, zodat deze effectief bijdragen aan de gestelde doelen.
De beschikbaar gestelde middelen worden als toereikend gezien om de verhoogde ambitie die we in de BFTK hebben uitgesproken tot uitvoering te brengen. De wijze van verdeling staat vastgelegd in de BFTK. Het gros van de gelden zal via het provinciefonds naar de provincie Fryslân gedistribueerd worden.
De leden van de BBB-fractie lezen dat burgerparticipatie een belangrijke pijler vormt binnen de BFTK.
Deze leden ondersteunen initiatieven zoals Stim fan Fryslân en vragen op welke wijze Friese inwoners structureel betrokken blijven bij de uitvoering en evaluatie van de afspraken.
Daarnaast vragen zij hoe jongeren, mede door het initiatief Asega’s, nog actiever kunnen worden betrokken bij het Friese taalbeleid.
Ik ben van mening dat jongeren een belangrijke stem moeten hebben in de toekomst van het Friese taalbeleid. Het initiatief Asega’s laat zien hoe jongeren kunnen bijdragen aan het versterken van de positie van het Fries. Ik zie hierin kansen om jongeren niet alleen incidenteel, maar structureel te betrekken. Daarom ga ik in gesprek met DINGtiid, de provincie Fryslân en andere relevante partners over hoe we jongeren meer ruimte kunnen geven om nog actiever en betekenisvoller te kunnen bijdragen aan het beschermen en bevorderen van de Friese taal. Daarbij wijs ik ook op de recent verschenen Handreiking Kinder- en Jongerenparticipatie 20254 als uitgangspunt. Deze handreiking is recent beschikbaar gesteld via het kennisplatform www.lokale-democratie.nl en biedt concrete bouwstenen om jongeren op een duurzame manier te betrekken bij beleid, ook op het gebied van taal en cultuur. Ik wil verkennen hoe we deze inzichten kunnen vertalen naar de Friese context, zodat jongeren zich echt eigenaar kunnen voelen van het taalbeleid en mee kunnen bouwen aan een toekomst waarin het Fries leeft onder alle generaties. Voor een antwoord op de vraag waar ik kansen zie om de kracht van de gehele Friese samenleving beter te benutten verwijs ik u ook naar mijn antwoord op vraag negen.
De leden van de BBB-fractie vragen om verduidelijking over de monitoring en evaluatie van de BFTK. Deze leden lezen dat hierbij de Fryske Taalatlas en de negen pijlers van het UNESCO-taalvitaliteitsmodel worden gebruikt.
Zij vragen hoe deze instrumenten concreet bijdragen aan het meten van de voortgang en of aanvullende methodes worden overwogen om het effect van het beleid scherper in kaart te brengen.
Daarnaast vragen zij of het wel voldoende is dat provincie en rijk slechts twee keer per jaar met elkaar overleggen.
Ook vragen zij of het niet te lang duurt als de evaluatie pas in 2026 plaatsvindt.
Bij de tussentijdse evaluatie monitoren we de voortgang van de maatregelen. De monitoring van de BFTK vindt plaats via een tweejaarlijks overleg tussen het Rijk en de Provincie, waarbij ook DINGtiid zal worden geraadpleegd. Tijdens dit overleg bespreken de partijen de voortgang van de uitvoering van de afspraken en het effect daarvan op de vitaliteit van het Fries. Hierbij kijken we eveneens naar de negen pijlers van het taalvitaliteitsmodel van UNESCO, zoals omschreven in hoofdstuk 1 van de BFTK. Voor de benodigde cijfers wordt gebruikgemaakt van de Fryske Taalatlas, die iedere vier jaar verschijnt. De Taalatlas volgt de trends in het gebruik van het Fries, terwijl de negen pijlers van UNESCO inzicht geven in de vitaliteit van de taal en de impact van het beleid. Daarnaast zijn we in gesprek met DINGtiid over mogelijke aanvullende methodes voor monitoring en evaluatie. Zoals eerder aangegeven, zullen het Rijk en de Provincie bij de tussentijdse evaluatie in 2026 bezien hoe de monitoring verder ontwikkeld kan worden. Voor uw vraag over de effectiviteit van het taalbeleid verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag twee.
Provincie en Rijk hebben regelmatig overleg over de Friese taal en de voortgang van de BFTK. Naast het ambtelijke interdepartementale overleg dat het Rijk tweemaal per jaar met de Provincie voert, heeft de dossierhouder Fries wekelijks ambtelijk overleg met de Provincie. Daarnaast vindt er, zoals vastgelegd in de BFTK, één keer per jaar een bestuurlijk overleg plaats tussen de minister en de gedeputeerde.
De tussentijdse evaluatie van 2026 is tijdig gepland. Een eerdere evaluatie zou niet zinvol zijn. Er is immers eerst tijd nodig om de in de BFTK aangekondigde maatregelen te kunnen uitvoeren. Pas daarna kunnen deze maatregelen effect beginnen te sorteren en de effecten meetbaar worden
Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie hoe de minister uitvoering geeft aan de adviezen van DINGtiid om het BFTK-proces te stroomlijnen. DINGtiid heeft geconcludeerd dat het huidige proces tot een te hoge werkdruk leidt en heeft voorstellen gedaan om dit te verbeteren.
Deze leden willen weten of inmiddels bij beide overheden geborgd is dat er voldoende structurele personele inzet en continuïteit van kennis aanwezig is.
Daarnaast vragen zij of de minister het belang van een gelijkwaardige rol van Rijk en provincie jegens DINGtiid en vice versa onderstreept. DINGtiid heeft aangegeven haar wettelijke adviserende taak niet optimaal te kunnen uitvoeren.
Zij willen weten wat de minister zal doen om dit te bewerkstelligen.
Voor antwoord op de vraag over structurele personele inzet en continuïteit van kennis verwijs ik naar mijn eerdere antwoord op vraag zes. Voor de vraag over een gelijkwaardige rol van Rijk en provincie jegens DINGtiid en wat ik zal doen om dit te bewerkstelligen verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag elf.
In aanloop naar de BFTK zijn veel organisaties betrokken geweest vanuit het Friese veld om tot een gedragen bestuursafspraak te komen. De leden van de CDA-fractie vragen of de minister een overzicht kan geven van het tijdpad van de implementatie van de BFTK.
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag drie.
Onderwijs
De leden van de NSC-fractie constateren dat de positie van het Nederlands in de voorschoolse opvang nadrukkelijk belangrijker wordt geacht dan het Fries. Het Nederlands is een verplichting, het Fries een optie. Hierin zijn de nu geldende BFTK zelfs een achteruitgang ten opzichte van de taalsituatie van het Fries op bijvoorbeeld Friestalige kinderopvanglocaties.
Ontkent de minister dat dit zo is?
Is de minister van mening dat kinderen een gelijkwaardige taalontwikkeling in beide talen verdienen?
Is de minister het met ons eens dat gelijkwaardigheid wat anders is dan gelijkheid en dat juist het Fries moet worden gestimuleerd om gelijkwaardig te kunnen worden?
Welke maatregelen neemt de minister om de gelijkwaardige positie van beide talen in de voorschoolse fase te bevorderen en de achteruitgang in de praktijk op dit specifieke punt door de BFTK terug te draaien?
Het kabinet vindt het belangrijk dat Friezen zich in hun taal kunnen uitdrukken en zo uiting kunnen geven aan hun cultuur. Gedeeltelijk Friestalige kinderopvang kan hier een waardevolle rol in spelen. Het kabinet onderschrijft dat volledig. Het kabinet stelt een goede beheersing van de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen als een van haar prioriteiten. Een goede beheersing van het Fries helpt om Nederlands goed te leren beheersen en vice versa.
Kinderen in Fryslân verdienen een goede basis in zowel de Friese als de Nederlandse taal. De Wet kinderopvang biedt daarom de mogelijkheid om, naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal die in levend gebruik is mede als voertaal te gebruiken.
Wel maakt het kabinet graag een duidelijk onderscheid tussen kinderopvang en voorschoolse educatie. Voorschoolse educatie is voor peuters die baat hebben bij extra ondersteuning in hun ontwikkeling op het gebied van taal, voorbereidend rekenen, motoriek, en sociaal-emotionele vaardigheden. Dit draagt bij aan een goede start op de basisschool. Het doel, zoals in de Wet Primair Onderwijs omschreven, is om kinderen met een risico op een achterstand in de ontwikkeling van het Nederlands te helpen aan een goede basis in de Nederlandse taal. Aanbieders van voorschoolse educatie in Fryslân moeten dan ook voldoende ruimte binnen hun programma opnemen om aan dit doel te voldoen. Tegelijkertijd kan in de provincie Fryslân binnen de voorschoolse educatie ook het Fries gesproken en aangeboden worden.
Voor kinderopvang, niet zijnde voorschoolse educatie, volgen de voertalen die gesproken mogen worden uit de Wet Kinderopvang. Het kabinet onderschrijft niet dat de positie van Fries en Nederlands binnen deze wet ongelijkwaardig zou zijn. Beide talen mogen worden gesproken in de kinderopvang, in elke verhouding tot elkaar. Het Friestalige aanbod mag dus omvangrijker zijn dat het Nederlandstalige aanbod. Dit biedt kindercentra en gemeenten binnen de provincie Fryslân voldoende ruimte om een dekkend aanbod van tweetalige kinderopvanglocaties op te zetten. Gelijkwaardigheid betekent echter niet dat Nederlands niet meer van belang is op kindercentra in Fryslân. De verplichting om ook Nederlands aan te bieden, naast het Fries, is daarom een logische. Dit staat geenszins in de weg dat een groot deel van de opvangtijd in het Fries aangeboden kan worden.
De BFTK 2024-2028 biedt mogelijkheden om Fries te stimuleren en aan te bieden. In paragraaf 2.2 is beschreven welke stappen het Rijk zet om Fries in de voorschoolse periode te bevorderen. Het Rijk heeft bijvoorbeeld bij de implementatie van de taaleis Nederlands rekening gehouden met het Fries. Beroepskrachten binnen de reguliere kinderdagopvang die uitsluitend Fries spreken met de kinderen, kunnen kiezen of zij hun taalvaardigheid in de Nederlandse of in de Friese taal willen aantonen. De rest is aan kindercentra, gemeenten en de Provincie zelf.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de brief van de minister dat er door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en de provincie Fryslân besloten is om voor de nieuwe periode van de BFTK ieder 125.000 euro beschikbaar te stellen ten behoeve van de hbo-minor Friese journalistiek en media. Hierbij komen vragen op over de financiering van deze minor.
Is de eenmalige investering van 250.000 euro voldoende of moeten hier structurele financiële middelen bij komen?
Is de eenmalige investering voldoende of moet hier iedere zoveel jaar over geëvalueerd en bijgestuurd worden?
Deze leden hebben vragen of de minor zonder deze extra financiële middelen kan blijven bestaan. Graag ontvangen zij hier een reflectie op van de minister.
Voor de looptijd van de huidige bestuursafspraak (4 jaar) is er gezamenlijk € 250.000 door het Rijk en de provincie beschikbaar gesteld voor de hbo-minor Friese journalistiek en media aan de NHL Stenden Hogeschool. De minor is afgelopen februari gestart. Er is daarom op dit moment nog niets te zeggen over de uiteindelijke resultaten van de minor. Voor de volgende bestuursovereenkomst wordt er te zijner tijd nagegaan of extra financiering, bovenop de reguliere bekostiging die NHL Stenden Hogeschool ontvangt vanuit het ministerie van OCW voor haar onderwijs en onderzoek, wederom noodzakelijk is.
De leden van de NSC-fractie lezen dat DINGtiid concludeert dat er weinig samenhang zit in de BFTK-visie op het onderwijs. DINGtiid beveelt daarom aan op een aparte onderwijsnotitie op te stellen, waarin de visie op het perspectief van de doorgaande leerlijn verder wordt uitgewerkt. De provincie heeft hiertoe het Taalplan Frysk 2030.
Deelt de minister de mening dat met het halen van de doelen uit het Taalplan Frysk 2030 nog niets is gezegd over hoe goed de Friese taal wordt beheerst, daar de doelen hoofdzakelijk op aanbod zijn gericht?
Deelt de minister ook de mening dat er ruim vóór 2030 zicht moet zijn op een vervolg van Taalplan Frysk 2030 in het kader van langetermijndoelen, zodat uitvoerende instanties en scholen zich hier op in kunnen stellen?
Deelt de minister onze mening dat een vervolg doelen op beheersing zou moeten bevatten in plaats van doelen op aanbod?
Het klopt dat de doelen in het Taalplan Frysk 2030 zich hoofdzakelijk richten op aanbod. Voor het beheersen van de Friese taal is goed aanbod noodzakelijk. Daarvoor legt het Taalplan Frysk de basis. Het Taalplan Frysk is, in samenwerking met taal- en onderwijsinstellingen, een project van de provincie Fryslân, niet van het Rijk. De staatssecretaris van OCW kan daarom geen uitspraken doen over de doelen of over het vervolg van het Taalplan. Parallel wordt wel gedurende de looptijd van de BFTK 2024-2028 aan de nieuwe kerndoelen voor het leergebied Friese taal en cultuur gewerkt. De nieuwe conceptkerndoelen richten zich ook op beheersing en ervaring van de leerling. De conceptkerndoelen zijn daarnaast concreter en maken duidelijker wat leerlingen moeten kunnen en kennen. De ambitie is dat alle leerlingen in de provincie Fryslân met de nieuwe kerndoelen meer worden uitgedaagd en worden gestimuleerd om vaardiger te worden in het Fries.
De leden van de NSC-fractie lezen in de kabinetsreactie dat er met de nieuwe BFTK door het Rijk middelen beschikbaar gesteld zijn om meer bevoegde leraren aan te stellen voor het onderwijzen in het Fries. Deze leden lezen ook in het advies van DINGtiid dat er aanbevolen wordt om ervoor te zorgen dat op iedere school van het voortgezet onderwijs het Fries als keuze-examenvak in de bovenbouw wordt aangeboden. De minister reageert echter niet op deze specifieke aanbeveling en geeft enkel aan dat de middelen drempelverlagend kunnen werken.
Kan de minister dit nader duiden?
Deelt zij de aanbeveling van DINGtiid
en zo ja, hoe en op welke termijn kan deze gerealiseerd worden?
De staatssecretaris van OCW deelt de mening dat het aanbieden van het Fries als keuze-examenvak in de bovenbouw gestimuleerd moet worden. Maar dit is aan scholen zelf en kan niet worden verplicht. Daarnaast is het tekort aan bevoegde leraren Fries een drempel voor scholen om het vak Fries aan te kunnen bieden. Het aanbieden van het Fries als (examen)vak wordt daarom gestimuleerd door te investeren in leraren Fries met de extra middelen die zijn vrijgekomen met de nieuwe BFTK. Dit kan bijdragen aan de mogelijkheid voor scholen om wel het Fries als (keuze-examen)vak aan te bieden. Ook is de provincie Fryslân hierover in gesprek met schoolbesturen om het aanbod in zowel de onder- als bovenbouw te versterken.
De leden van de NSC-fractie lezen dat DINGtiid kritisch is op de frase ‘Scholen die vmbo-onderwijs aanbieden kunnen bij het ministerie van OCW officieel toestemming aanvragen voor het opnemen van het leergebied Friese taal en cultuur binnen het profiel van de leerlingen’ in de BFTK.
Deelt de minister het standpunt van DINGtiid dat de er geen onwenselijke administratieve drempel moet worden opgelegd aan het vmbo voor het opnemen van het leergebied Friese taal en cultuur?
De staatssecretaris van OCW deelt de mening dat er geen onwenselijke administratieve drempels opgelegd moeten worden aan scholen die het leergebied Friese taal en cultuur op het vmbo willen aanbieden. Op dit moment is het vragen van toestemming echter onoverkomelijk om praktische redenen.
De beroepsgerichte leerwegen van het vmbo kennen tien verschillende beroepsgerichte profielen, zoals Bouwen, wonen en interieur (BWI), Horeca, bakkerij en recreatie (HBR) en Zorg en welzijn (Z&W). Bij elk profiel horen twee of meer profielgebonden algemeen vormende vakken. Leerlingen met een technisch profiel doen bijvoorbeeld eindexamen in wiskunde en nask1. Leerlingen in Zorg & welzijn doen eindexamen in biologie en kiezen een tweede vak uit wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis of maatschappijkunde. Op dit moment is Fries in geen van de beroepsgerichte profielen een profielkeuzevak. Als de school Fries wil aanbieden binnen de profielen, dan zal het een van de reguliere examenvakken moeten vervangen. De school heeft een ontheffing nodig van het ministerie om dit te kunnen doen. De school kan Fries wel als een extra vak aanbieden, maar niet elke leerling is in staat om een extra vak te volgen.
Op dit moment verkent de staatssecretaris van OCW de vmbo-profielen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Een van de onderdelen van deze verkenning is of de in de Wet op het voortgezet onderwijs voorgeschreven algemene vakken per profiel profielvakken losgelaten kunnen worden. De leerlingen zouden dan twee vakken kunnen kiezen uit een lijst van doorstroomrelevante vakken. Voor de Friese scholen zou het vak Fries aan deze lijst toegevoegd kunnen worden. Eind 2025 stuurt de staatssecretaris zijn verkenning naar de Tweede Kamer. Dan gaat hij ook in op de positie van Fries in het vmbo.
De leden van de NSC-fractie lezen in de kabinetsreactie dat binnen de reikwijdte van het amendement-Soepboer (36410 VIII, nr. 52) Firda een practoraat uitvoert en opstelt. Daarbij geeft de minister aan dat Firda alle ruimte krijgt om een eigen onderzoeksagenda in te richten.
Hoe actief zullen het Rijk en de provincie blijven in de monitoring en eventuele bijsturing van het practoraat?
Het ministerie van OCW is actief betrokken bij de monitoring van het practoraat van Firda. Conform de subsidieafspraken worden de ontwikkelingen viermaal per jaar besproken. Daarnaast levert Firda jaarlijks een voortgangsrapportage over de realisatie, inclusief eventuele afwijkingen ten opzichte van het activiteitenplan en/of de begroting. Hierdoor kan OCW als het nodig is bijsturen.
De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat er een integrale visie en ambitie is voor het Friese taalonderwijs, de kennisinfrastructuur voor de Friese taal en cultuur en een doorlopende leerlijn van peuter tot promovendus. DINGtiid concludeert dat er weinig samenhang zit in de BFTK-visie op het onderwijs. Deze leden zijn zich ervan bewust dat de bevoegdheid voor het onderwijs met name bij de provincie Fryslân belegd is, maar vragen de minister om bereidheid waar mogelijk te ondersteunen om het beste onderwijs te realiseren.
Deelt de minister de zorg dat de onderwijsdoelen in de BFTK ook buiten zicht dreigen te raken als de doelen van het Taalplan Frysk 2030 niet gehaald worden?
Uiteraard willen de staatssecretaris en de minister van OCW waar nodig ondersteuning bieden om het beste onderwijs te realiseren. Daarom zijn de BFTK 2024-2028 en het Taalplan Frysk 2030 nauw aan elkaar verbonden. De doelen in het Taalplan Frysk waren het uitgangspunt voor het maken van nieuwe bestuursafspraken tussen Rijk en provincie in de totstandkoming van de nieuwe BFTK. En het doel om te investeren in leraren Frysk uit de BFTK draagt bij aan het doel van het Taalplan om in 2030 het vak Fries aan te bieden op alle scholen op alle niveaus. Rijk en provincie werken er elk vanuit hun eigen rol en betrokkenheid aan om de doelen uit zowel de BFTK als het Taalplan Frysk te halen. Indien de doelen van Taalplan Frysk 2030 niet worden gehaald betekent dit niet dat de onderwijsdoelen van de BFTK uit het zicht dreigen te raken. Met de ondertekening van de BFTK hebben zowel Rijk als provincie zich tenslotte hieraan gecommitteerd.
De minister stelt het Fries en het Nederlands als gelijkwaardige talen in de provincie Fryslân te zien. De leden van de D66-fractie zien in de omgang met de voorschoolse opvang echter een inconsistentie. Het Nederlands is in de voorschoolse opvang een verplichting, het Fries een optie. Deze leden vinden dat niet uit te leggen als een gelijkwaardige positie voor beide talen.
Is de minister van mening dat kinderen in Fryslân een gelijkwaardige taalontwikkeling in beide talen verdienen?
Welke maatregelen neemt de minister om de gelijke positie van beide talen in de voorschoolse fase te bevorderen?
Ziet de minister de meerwaarde voor de taalbevordering van meertalig opgroeien, juist om taalachterstanden weg te nemen?
Acht de minister de positie van het Fries in de voorschoolse opvang van belang?
Het kabinet vindt het belangrijk dat Friezen zich in hun taal kunnen uitdrukken en zo uiting kunnen geven aan hun cultuur. Gedeeltelijk Friestalige kinderopvang kan hier een waardevolle rol in spelen. Het kabinet onderschrijft dat volledig. Het kabinet stelt een goede beheersing van de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen als een van haar prioriteiten. Een goede beheersing van het Fries helpt om Nederlands goed te leren beheersen en vice versa.
Kinderen in Fryslân verdienen een goede basis in zowel de Friese als de Nederlandse taal. De Wet kinderopvang biedt daarom de mogelijkheid om, naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal die in levend gebruik is mede als voertaal te gebruiken.
Wel maakt het kabinet graag een duidelijk onderscheid tussen kinderopvang en voorschoolse educatie. Voorschoolse educatie is voor peuters die baat hebben bij extra ondersteuning in hun ontwikkeling op het gebied van taal, voorbereidend rekenen, motoriek, en sociaal-emotionele vaardigheden. Dit draagt bij aan een goede start op de basisschool. Het doel, zoals in de Wet Primair Onderwijs omschreven, is om kinderen met een risico op een achterstand in de ontwikkeling van het Nederlands te helpen aan een goede basis in de Nederlandse taal. Aanbieders van voorschoolse educatie in Fryslân moeten dan ook voldoende ruimte binnen hun programma opnemen om aan dit doel te voldoen. Tegelijkertijd kan in de provincie Fryslân binnen de voorschoolse educatie ook het Fries gesproken en aangeboden worden.
Voor kinderopvang, niet zijnde voorschoolse educatie, volgen de voertalen die gesproken mogen worden uit de Wet Kinderopvang. Het kabinet onderschrijft niet dat de positie van Fries en Nederlands binnen deze wet ongelijkwaardig zou zijn. Beide talen mogen worden gesproken in de kinderopvang, in elke verhouding tot elkaar. Het Friestalige aanbod mag dus omvangrijker zijn dat het Nederlandstalige aanbod. Dit biedt kindercentra en gemeenten binnen de provincie Fryslân voldoende ruimte om een dekkend aanbod van tweetalige kinderopvanglocaties op te zetten. Gelijkwaardigheid betekent echter niet dat Nederlands niet meer van belang is op kindercentra in Fryslân. De verplichting om ook Nederlands aan te bieden, naast het Fries, is daarom een logische. Dit staat geenszins in de weg dat een groot deel van de opvangtijd in het Fries aangeboden kan worden.
De BFTK 2024-2028 biedt mogelijkheden om Fries te stimuleren en aan te bieden. In paragraaf 2.2 is beschreven welke stappen het Rijk zet om Fries in de voorschoolse periode te bevorderen. Het Rijk heeft bijvoorbeeld bij de implementatie van de taaleis Nederlands rekening gehouden met het Fries. Beroepskrachten binnen de reguliere kinderdagopvang die uitsluitend Fries spreken met de kinderen, kunnen kiezen of zij hun taalvaardigheid in de Nederlandse of in de Friese taal willen aantonen. De rest is aan kindercentra, gemeenten en de Provincie zelf.
De leden van de D66-fractie vinden het van belang dat alle Friese kinderen hun eigen moedertalen goed kunnen leren.
Deelt de minister het standpunt van DINGtiid dat er geen onwenselijke administratieve drempel moet worden opgelegd aan vmbo-scholen voor het opnemen van het leergebied Friese taal en cultuur?
De staatssecretaris van OCW deelt de mening dat er geen onwenselijke administratieve drempels opgelegd moeten worden aan scholen die het leergebied Friese taal en cultuur op het vmbo willen aanbieden. Op dit moment is het vragen van toestemming echter onoverkomelijk om praktische redenen.
De beroepsgerichte leerwegen van het vmbo kennen tien verschillende beroepsgerichte profielen, zoals Bouwen, wonen en interieur (BWI), Horeca, bakkerij en recreatie (HBR) en Zorg en welzijn (Z&W). Bij elk profiel horen twee of meer profielgebonden algemeen vormende vakken. Leerlingen met een technisch profiel doen bijvoorbeeld eindexamen in wiskunde en nask1. Leerlingen in Zorg & welzijn doen eindexamen in biologie en kiezen een tweede vak uit wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis of maatschappijkunde. Op dit moment is Fries in geen van de beroepsgerichte profielen een profielkeuzevak. Als de school Fries wil aanbieden binnen de profielen, dan zal het een van de reguliere examenvakken moeten vervangen. De school heeft een ontheffing nodig van het ministerie om dit te kunnen doen. De school kan Fries wel als een extra vak aanbieden, maar niet elke leerling is in staat om een extra vak te volgen.
Op dit moment verkent de staatssecretaris van OCW de vmbo-profielen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Een van de onderdelen van deze verkenning is of de in de Wet op het voortgezet onderwijs voorgeschreven algemene vakken per profiel, profielvakken losgelaten kunnen worden. De leerlingen zouden dan twee vakken kunnen kiezen uit een lijst van doorstroomrelevante vakken. Voor de Friese scholen zou het vak Fries aan deze lijst toegevoegd kunnen worden. Eind 2025 stuurt de staatssecretaris zijn verkenning naar de Tweede Kamer. Dan gaat hij ook in op de positie van Fries in het vmbo.
De leden van D66:
Binnenkort komt de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) met een nieuwe bachelor Fries.
Deze leden vragen de minister of zij toe kan zeggen dat er een volwaardige (180 studiepunten/ECTS), duurzame en toegankelijke bachelor Fries komt?
De ministers van OCW en BZK hebben er goed vertrouwen in dat de bachelor Fries in de komende jaren wordt gerealiseerd aan de Rijkuniversiteit Groningen (RUG). De RUG werkt hard aan de verdere ontwikkeling van een volwaardig, duurzaam en toegankelijk bachelorprogramma Fries. Een bachelor in het wo bedraagt volgens de wet 180 ECTS.
De leden van de BBB-fractie vragen aandacht voor de structurele borging van de Friese taal binnen het onderwijs. Deze leden ondersteunen de aanbeveling van DINGtiid om onderwijsambities voor het Fries op alle niveaus in samenhang te beschouwen.
Zij vragen hoe het kabinet de doorgaande leerlijn voor het Fries concreet wil versterken
en welke maatregelen worden getroffen om het vak Fries aantrekkelijker te maken voor studenten en docenten.
Het kabinet onderschrijft het belang om de onderwijsambities voor het Fries op alle niveaus in samenhang te beschouwen en om de doorgaande leerlijn te versterken. De doorgaande leerlijn wordt de komende jaren versterkt door het aanbod van het Fries verder te faciliteren op alle niveaus van het onderwijs. Dit aanbod wordt gestimuleerd door de extra structurele en incidentele middelen die zijn toegekend voor verschillende lagen in het onderwijs. Ook worden gedurende de looptijd van de BFTK 2024-2028 de kerndoelen en eindtermen voor het leergebied Friese taal en cultuur geactualiseerd voor het primair en voortgezet onderwijs. Hierbij zijn samenhang en de doorgaande leerlijn belangrijke uitgangspunten.
De provincie oriënteert zich momenteel op mogelijke maatregelen om het vak Fries aantrekkelijker te maken voor studenten en docenten. Er wordt gedacht aan het bieden van een vergoeding voor om- of bijscholingskosten, begeleiding van leraren of het opzetten van een leer- en ontwikkelfonds. Hiervoor volgt een plan van aanpak. Ook worden bestaande activiteiten doorgezet en geïntensiveerd. Hierbij gaat het om lessen Frysk op de pabo, inzet op de lerarenopleiding Fries, inzet op scholing en begeleiding taalcoördinatoren en nascholingsaanbod voor leraren.
Voorts constateren de leden van de BBB-fractie dat DINGtiid erop wijst dat er te weinig samenhang zit in de BFTK-visie op het onderwijs en dat DINGtiid daarom voorstelt om een aparte onderwijsnotitie op te stellen. Zij wijzen erop dat de provincie Fryslân met het Taalplan Frysk 2030 reeds een samenhangende onderwijsvisie heeft ontwikkeld voor de doorlopende leerlijn van de Friese taal en dat de provincie bovendien een belangrijke bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het Friese taalonderwijs.
Deze leden vragen de minister daarom te bevestigen dat het Taalplan Frysk 2030 de leidende onderwijsnotitie is voor het Friese taalonderwijs.
Daarnaast vernemen zij graag of de minister de zorg deelt dat het niet behalen van de doelen uit het Taalplan Frysk 2030 ertoe zou kunnen leiden dat ook de onderwijsdoelen van de BFTK buiten bereik raken.
De BFTK en Taalplan Frysk vormen samen de leidende onderwijsnotitie voor het Friese taalonderwijs. De doelen in het Taalplan Frysk waren het uitgangspunt voor het maken van nieuwe bestuursafspraken tussen Rijk en provincie in de totstandkoming van de nieuwe BFTK. En het doel om te investeren in leraren Frysk uit de BFTK draagt bij aan het doel van het Taalplan om in 2030 het vak Fries aan te bieden op alle scholen op alle niveaus. Rijk en provincie werken er elk vanuit hun eigen rol en betrokkenheid aan om de doelen uit zowel de BFTK als het Taalplan Frysk te halen. Indien de doelen van Taalplan Frysk 2030 niet worden gehaald betekent dit niet dat de onderwijsdoelen van de BFTK uit het zicht dreigen te raken. Met de ondertekening van de BFTK hebben zowel Rijk als provincie zich tenslotte hieraan gecommitteerd. Voor uw vraag over het niet behalen van de doelen uit het Taalplan Frysk verwijs ik u naar het antwoord op vraag 24.
Tot slot wijzen de leden van de BBB-fractie op het belang van een structurele verankering van de Friese taal in de lerarenopleidingen. Zij stellen voor om voor studenten die hun opleiding in Leeuwarden volgen, de Friese taal op te nemen in het onderwijsprogramma. In het verleden werd geopperd dat dit een drempel zou kunnen vormen voor studenten van buiten de provincie, maar in andere Europese regio’s met kleinere talen blijkt dit juist een vanzelfsprekendheid en succesvol onderdeel van de opleiding te zijn. Deze leden zijn van mening dat het opnemen van de Friese taal niet alleen bijdraagt aan voldoende bevoegde leerkrachten, maar afgestudeerden ook een extra kwalificatie biedt die hen sterker maakt op de arbeidsmarkt.
Zij vragen de minister daarom hoe zij tegen dit voorstel aankijkt en of zij bereid is te onderzoeken hoe dit structureel kan worden ingevoerd.
In de lerarenopleidingen Fries aan NHL Stenden Hogeschool op de locatie Leeuwarden, heeft het Fries als doel,- voer- en instructietaal vanzelfsprekend een structurele rol. Daarnaast voldoen zowel de pabo, tweedegraads en eerstegraads lerarenopleidingen aan de afgesproken kennisbases. Fries is integraal onderdeel van de opleidingen. NHL Stenden Hogeschool hanteert daarnaast drie voertalen in hun organisatie: het Nederlands, het Fries en het Engels. De hogeschool zet zich daarnaast in voor versterking van de Friese taal binnen hun organisatie, door bijvoorbeeld het aanbieden van cursussen Fries aan niet-Friestalige medewerkers en verdieping Fries aan Friestalige medewerkers. In het algemeen geldt dat hogescholen en universiteiten volgens de Wet op hoger onderwijs en wetenschap de autonomie hebben over de inhoud, vorm en opzet van hun onderwijs.
Op het gebied van onderwijs vragen de leden van de CDA-fractie of de minister onderstreept dat het Taalplan Frysk 2030 de leidende onderwijsnotitie is voor het Friese taalonderwijs. Zij maken zich zorgen dat de onderwijsdoelen in de BFTK ook buiten zicht zouden dreigen te raken als de doelen van het Taalplan Frysk 2030 niet gehaald worden.
De BFTK en Taalplan Frysk vormen samen de leidende onderwijsnotitie voor het Friese taalonderwijs.De doelen in het Taalplan Frysk waren het uitgangspunt voor het maken van nieuwe bestuursafspraken tussen Rijk en provincie in de totstandkoming van de nieuwe BFTK. En het doel om te investeren in leraren Frysk uit de BFTK draagt bij aan het doel van het Taalplan om in 2030 het vak Fries aan te bieden op alle scholen op alle niveaus. Rijk en provincie werken er elk vanuit hun eigen rol en betrokkenheid aan om de doelen uit zowel de BFTK als het Taalplan Frysk te halen. Indien de doelen van Taalplan Frysk 2030 niet worden gehaald betekent dit niet dat de onderwijsdoelen van de BFTK uit het zicht dreigen te raken. Met de ondertekening van de BFTK hebben zowel Rijk als provincie zich tenslotte hieraan gecommitteerd.
In de voorschoolse fase wordt de positie van het Nederlands belangrijker geacht dan het Fries. De leden van de CDA-fractie vragen
welke maatregelen de minister neemt om de gelijke positie van beide talen in de voorschoolse fase te bevorderen.
Deze leden willen weten of de minister de meerwaarde ziet voor de taalbevordering van meertalig opgroeien, juist om taalachterstanden weg te nemen, en of de minister de positie van het Fries in de voorschoolse opvang van belang acht.
Het kabinet vindt het belangrijk dat Friezen zich in hun taal kunnen uitdrukken en zo uiting kunnen geven aan hun cultuur. Gedeeltelijk Friestalige kinderopvang kan hier een waardevolle rol in spelen. Het kabinet onderschrijft dat volledig. Het kabinet stelt een goede beheersing van de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen als een van haar prioriteiten. Een goede beheersing van het Fries helpt om Nederlands goed te leren beheersen en vice versa.
Kinderen in Fryslân verdienen een goede basis in zowel de Friese als de Nederlandse taal. De Wet kinderopvang biedt daarom de mogelijkheid om, naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal die in levend gebruik is mede als voertaal te gebruiken.
Wel maakt het kabinet graag een duidelijk onderscheid tussen kinderopvang en voorschoolse educatie. Voorschoolse educatie is voor peuters die baat hebben bij extra ondersteuning in hun ontwikkeling op het gebied van taal, voorbereidend rekenen, motoriek, en sociaal-emotionele vaardigheden. Dit draagt bij aan een goede start op de basisschool. Het doel, zoals in de Wet Primair Onderwijs omschreven, is om kinderen met een risico op een achterstand in de ontwikkeling van het Nederlands te helpen aan een goede basis in de Nederlandse taal. Aanbieders van voorschoolse educatie in Fryslân moeten dan ook voldoende ruimte binnen hun programma opnemen om aan dit doel te voldoen. Tegelijkertijd kan in de provincie Fryslân binnen de voorschoolse educatie ook het Fries gesproken en aangeboden worden.
Voor kinderopvang, niet zijnde voorschoolse educatie, volgen de voertalen die gesproken mogen worden uit de Wet Kinderopvang. Het kabinet onderschrijft niet dat de positie van Fries en Nederlands binnen deze wet ongelijkwaardig zou zijn. Beide talen mogen worden gesproken in de kinderopvang, in elke verhouding tot elkaar. Het Friestalige aanbod mag dus omvangrijker zijn dat het Nederlandstalige aanbod. Dit biedt kindercentra en gemeenten binnen de provincie Fryslân voldoende ruimte om een dekkend aanbod van tweetalige kinderopvanglocaties op te zetten. Gelijkwaardigheid betekent echter niet dat Nederlands niet meer van belang is op kindercentra in Fryslân. De verplichting om ook Nederlands aan te bieden, naast het Fries, is daarom een logische. Dit staat geenszins in de weg dat een groot deel van de opvangtijd in het Fries aangeboden kan worden.
De BFTK 2024-2028 biedt mogelijkheden om Fries te stimuleren en aan te bieden. In paragraaf 2.2 is beschreven welke stappen het Rijk zet om Fries in de voorschoolse periode te bevorderen. Het Rijk heeft bijvoorbeeld bij de implementatie van de taaleis Nederlands rekening gehouden met het Fries. Beroepskrachten binnen de reguliere kinderdagopvang die uitsluitend Fries spreken met de kinderen, kunnen kiezen of zij hun taalvaardigheid in de Nederlandse of in de Friese taal willen aantonen. De rest is aan kindercentra, gemeenten en de Provincie zelf.
DINGtiid heeft stevige kritiek geuit op de werkwijze voor het Fries op vmbo-scholen. De leden van de CDA-fractie vragen
of de minister het standpunt van DINGtiid deelt dat er geen onwenselijke administratieve drempel moet worden opgelegd aan het vmbo voor het opnemen van het leergebied Friese taal en cultuur.
De staatssecretaris van OCW deelt de mening dat er geen onwenselijke administratieve drempels opgelegd moeten worden aan scholen die het leergebied Friese taal en cultuur op het vmbo willen aanbieden. Op dit moment is het vragen van toestemming echter onoverkomelijk om praktische redenen.
De beroepsgerichte leerwegen van het vmbo kennen tien verschillende beroepsgerichte profielen, zoals Bouwen, wonen en interieur (BWI), Horeca, bakkerij en recreatie (HBR) en Zorg en welzijn (Z&W). Bij elk profiel horen twee of meer profielgebonden algemeen vormende vakken. Leerlingen met een technisch profiel doen bijvoorbeeld eindexamen in wiskunde en nask1. Leerlingen in Zorg & welzijn doen eindexamen in biologie en kiezen een tweede vak uit wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis of maatschappijkunde. Op dit moment is Fries in geen van de beroepsgerichte profielen een profielkeuzevak. Als de school Fries wil aanbieden binnen de profielen, dan zal het een van de reguliere examenvakken moeten vervangen. De school heeft een ontheffing nodig van het ministerie om dit te kunnen doen. De school kan Fries wel als een extra vak aanbieden, maar niet elke leerling is in staat om een extra vak te volgen.
Op dit moment verkent de staatssecretaris van OCW de vmbo-profielen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Een van de onderdelen van deze verkenning is of de in de Wet op het voortgezet onderwijs voorgeschreven algemene vakken per profiel profielvakken losgelaten kunnen worden. De leerlingen zouden dan twee vakken kunnen kiezen uit een lijst van doorstroomrelevante vakken. Voor de Friese scholen zou het vak Fries aan deze lijst toegevoegd kunnen worden. Eind 2025 stuurt de staatssecretaris zijn verkenning naar de Tweede Kamer. Dan gaat hij ook in op de positie van Fries in het vmbo.
Binnenkort komt de RUG met een nieuwe bachelor Fries.
De leden van de CDA-fractie vragen of de minister er vertrouwen in heeft dat er een volwaardige (180 ECTS), duurzame en toegankelijke bachelor Fries komt.
De ministers van OCW en BZK hebben er goed vertrouwen in dat de bachelor Fries in de komende jaren wordt gerealiseerd aan de Rijkuniversiteit Groningen (RUG). De RUG werkt hard aan de verdere ontwikkeling van een volwaardig, duurzaam en toegankelijk bachelorprogramma Fries. Een bachelor in het wo bedraagt volgens de wet 180 ECTS.
Op 10 juli is het convenant gesloten tussen het ministerie van OCW, het ministerie van BZK, de Provincie Fryslân en de RUG t.b.v. de bachelor Fries5. Hierin staan de afspraken inzake de samenwerking tussen deze partijen ten behoeve van het wetenschappelijk bachelorprogramma Friese taal en cultuur. Dit is gedaan in navolging van de afspraken die gemaakt zijn in de BFTK.
De leden van de ChristenUnie-fractie erkennen, samen met de minister en DINGtiid, het belang van onderwijs in het waarborgen van de Friese taal. De minister geeft aan dat de infrastructuur van de hele onderwijsketen is verstevigd en dat structurele en incidentele middelen worden toegekend om dit proces te blijven ondersteunen.
Deze leden zouden graag verdere toelichting ontvangen van de minister over welke middelen zij hier spreekt en hoe deze het proces ondersteunen.
Het Rijk heeft in 2023 incidenteel € 200.000 beschikbaar gesteld voor de actualisatie van de kerndoelen horend bij het leergebied Friese taal en cultuur. Deze middelen worden ingezet voor het aanpassen van lesmaterialen naar de nieuwe kerndoelen Friese taal en cultuur of voor het ontwikkelen van nieuwe materialen. Daarnaast wordt er gedurende deze bestuursperiode gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe leerlijn voor het leergebied Friese taal en cultuur. Scholen worden hierna ondersteund bij de implementatie van de nieuwe kerndoelen. Daarnaast stelt het Rijk vanaf 2024 structureel jaarlijks €1,4 miljoen beschikbaar voor leraren Fries voor het primair en voortgezet onderwijs. Hierbij is er specifiek aandacht voor het werven, opleiden, bij- en nascholen en begeleiden van leraren.
Voor het primair en het voortgezet onderwijs wordt een budget materiële instandhouding Fries (MIF) gecontinueerd voor de bekostiging van materialen ten behoeve van het leergebied Friese taal en cultuur. Daarnaast heeft de minister van OCW in 2021 voor een periode van 3 jaar een bedrag van €100.000 per jaar beschikbaar gesteld voor MIF voor het mbo. Deze gelden werden gebruikt voor verschillende lesmaterialen op het gebied van taalbewustzijn, taalhouding en taalleren van alle leerlingen in het mbo in Fryslân.
Verder is er gedurende de looptijd van de nieuwe BFTK een practoraat Fries opgericht om de positie van het Fries binnen het mbo te verankeren. Het practoraat doet onderzoek naar de Friese taal en geletterdheid in een meertalige context en ontwerpt taalonderwijs dat aansluit op de meertalige beroepspraktijk in Fryslân. Tot slot zijn er middelen vrijgemaakt om een Bachelor Fries en een minor Friestalige journalistiek op te zetten.
De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij de zorg van DINGtiid wat betreft het creëren van onwenselijke administratieve drempels naar aanleiding van het feit dat scholen die vmbo-onderwijs aanbieden officieel toestemming moeten aanvragen voor het opnemen van het leergebied Friese taal en cultuur.
De minister gaat niet in op deze kwestie en dus de vraag aan de minister of zij deze zorg deelt.
Zo ja, wat zal er gedaan worden om te voorkomen dat administratieve drempels ontstaan?
De brief benoemt dat het Rijk en de provincie middelen beschikbaar zal stellen voor een bacheloropleiding Fries op de RUG. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister of zij de komst en het behoud van deze bachelor Fries kan waarborgen. Dit met het oog op de bezuinigingen op hoger onderwijs die dit kabinet doorvoert en de uitwerkingen die deze hebben op het aanbod van talenstudies
Voor uw vragen over vmbo-onderwijs verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 22.
De minister van OCW en de minister van BZK hebben er goed vertrouwen in dat aan de Rijkuniversiteit Groningen (RUG) in de komende jaren een duurzaam, toegankelijk en volwaardig bachelorprogramma Fries wordt gerealiseerd. Er is, in navolging van het amendement van de heer De Hoop 340.000 euro per jaar beschikbaar vanuit het ministerie van OCW. Het ministerie van BZK en de provincie Fryslân stellen ieder 110.000 euro voor een periode van 10 jaar beschikbaar. Dit is conform de afspraken die zijn gemaakt in de BFTK. Deze middelen zijn beschikbaar, ondanks de bezuinigingen op het hoger onderwijs die in het Hoofdlijnenakkoord zijn aangekondigd.
Rechtspraak
De leden van de VVD-fractie missen, net als DINGtiid zelf, in de kabinetsreactie een standpunt over het advies van DINGtiid om zaken waarvan verwacht mag worden dat er Friessprekenden zullen deelnemen, te concentreren in Leeuwarden.
Kan de minister aangeven hoe het op dit moment verloopt met het gebruik van het Fries in de rechtspraak?
Welke vorderingen worden er gemaakt?
Bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) is toedeling op maat mogelijk in zaken die (gedeeltelijk) in de Friese taal gevoerd worden. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) heeft een vergelijkbare regeling. Als gevolg hiervan worden zaken waarbij Friestalige procesdeelnemers zijn betrokken zo veel mogelijk op de zittingslocatie Leeuwarden behandeld.6 Bij het gerechtshof wordt elke maand een Friestalige strafzitting georganiseerd waarbij raadsheren en griffiers worden ingezet die het Fries kunnen verstaan en/of spreken. Bij het OM wordt verzocht om een Advocaat-Generaal die het Fries kan verstaan en/of spreken. Indien nodig wordt gebruik gemaakt van beschikbare tolken, die door het OM worden opgeroepen. (Het zijn niet alleen verdachten die Fries spreken, maar soms ook getuigen, slachtoffers, nabestaanden en in het algemeen burgers die het spreekrecht willen uitoefenen. Daarnaast zijn advocaten, medewerkers van slachtofferhulp het Fries vaak niet machtig en kan ondanks de Friestalige bezetting van het gerechtshof de aanwezigheid van een tolk nodig zijn.)
Uit gesprekken met de rechtbank en het gerechtshof blijkt dat deze werkwijze in de praktijk goed werkt. Het kabinet gaat ervan uit dat met deze werkwijze aan Friessprekenden voldoende waarborgen worden geboden om in de zittingslocatie in Fryslân terecht te kunnen en zal monitoren of er op een later moment verdere aanpassingen nodig zijn.7
In een overzicht hebben de rechtbank en het gerechtshof in kaart gebracht op welke wijze zij invulling geven aan wat wettelijk is bepaald ten aanzien van de Friese taal en wat zij nog meer doen en gaan doen om het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer te bevorderen. Dat overzicht is als bijlage opgenomen in de BFTK 2024-2028.8 Verder wijst het gerechtshof in de profielomschrijving op LinkedIn, Instagram en X op het recht om Fries te spreken in een gerechtelijke procedure en wordt in de gerechtsgebouwen van de rechtbank en het gerechtshof gewerkt met narrowcasting, waarbij in Friese slides wordt aangemoedigd om tijdens de zitting Fries te spreken.9
De gerechten zijn samen met DINGtiid na de zomer van 2024 een werkgroep gestart om te verkennen hoe het gebruik van het Fries tijdens procedures verder kan worden gefaciliteerd en de gerechtsbesturen daarover te adviseren. Er zijn vanuit deze werkgroep nog geen adviezen aan de besturen van de rechtbank en het gerechtshof voorgelegd. De gezamenlijke werkgroep is doende een (basis)taalbeleidsplan voor het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer op te stellen.
Wat betreft tolken Fries wordt opgemerkt dat van de drie C1 tolken die in het Register beëdigde tolken en vertalers zijn ingeschreven, twee tolkdiensten Fries verrichten ten behoeve van de rechtspleging. De derde tolk is meermaals benaderd, maar dat heeft tot op heden niet tot een aanmelding geleid.
De leden van de VVD-fractie willen weten of het kabinet de Friese taal en de daaraan gerelateerde oplossing voor tolken gelijkstelt met andere, niet-rijkstalen.
Is het kabinet van mening dat er ten aanzien van het Fries een grotere verantwoordelijkheid bestaat? Want in de reactie wordt vooral gewezen naar de tolkdienstverlening in algemene zin.
In hoeverre dreigt hierdoor de positie van de Friese taal ondergesneeuwd te raken?
Het kabinet erkent de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal, met daaraan gekoppeld een grotere verantwoordelijkheid dan bij niet-rijkstalen. Deze verantwoordelijkheid krijgt invulling via wettelijke kaders, bestuursafspraken en gerichte ondersteuning, waaronder passende tolkvoorzieningen. We blijven inzetten op bewustwording en uitvoering binnen rijksdiensten, zodat het Fries niet ondergesneeuwd raakt in generiek taalbeleid. Eventuele knelpunten worden gemonitord en waar nodig geadresseerd.
De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen over de zaak waarin een gedetineerde uit De Westereen geen Fries mocht spreken met zijn Friestalige, dementerende beppe. Deze leden begrijpen natuurlijk dat er situaties zijn waarin geen Fries gesproken kan worden met het oog op de veiligheid.
De vraag is of in zo’n specifiek geval van een dementerende beppe, die terugvalt op haar eerste taal, een rijkstaal, er niet een tolk beschikbaar zou moeten zijn?
Zo nee, waarom niet? De minister heeft eerder aangegeven dat de beroepsrechter recentelijk heeft geoordeeld dat, onder meer gelet op het benodigde toezicht en het niet beschikken over een tolk Fries, het niet onredelijk of onbillijk is om deze toestemming te weigeren in het geval een gedetineerde de Nederlandse taal ook machtig is.
Geldt dit volgens de minister ook als het gaat om een situatie als hiervoor genoemd, van een dementerende beppe, die alleen het Fries nog maar machtig is?
En waarom kan er in zo’n specifiek geval niet een tolk beschikbaar zijn?
Het kabinet kan niet ingaan op individuele gevallen. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 38.
Ten aanzien van de tolkinzet van het openbaar ministerie (OM) lezen de leden van de NSC-fractie dat DINGtiid signalen heeft ontvangen dat er al geruime tijd problemen zijn met de inzet van beëdigde gerechtstolken. DINGtiid heeft signalen ontvangen dat het verschil tussen het tarief en wat het tolkbureau bereid is te betalen te groot is. DINGtiid adviseert daarom hier aanvullende afspraken over te maken. Deze leden vragen
of de minister de signalen zoals DINGtiid die aanstipt herkent
en of zij bereid is in de Kamerbrief over de tolkdienstverlening niet alleen in te gaan op de leverzekerheid en levernauwkeurigheid, maar ook specifiek in te gaan op het signaal vanuit de beëdigde rechtstolken.
Ja, deze signalen worden herkend. In de aanbesteding voor OM en de Rechtspraak zijn er aanvullende afspraken gemaakt. Er is bijvoorbeeld tegemoet gekomen aan de wens om de gerechtstolken geen effect te laten ondervinden van het wegvallen van de voorrijkosten door het inschrijftarief te verhogen met 15 euro. Daarnaast zijn er twee onderzoeken aangekondigd in de Kamerbrief over de tolkdienstverlening met betrekking tot het vergoeden van de wachttijd en het vergoeden per begonnen half uur. Hierover wordt de Kamer na het zomerreces van 2025 geïnformeerd.
Het ministerie van Justitie en veiligheid spreekt meerdere keren per jaar met diverse vertegenwoordigers van de beroepsgroep, waaronder ook die van de beëdigde rechtstolken.
Wanneer er signalen van betrokken partijen zijn dat het stelsel voor tolk- en vertaaldiensten niet naar behoren functioneert, zal het kabinet deze zorgen serieus nemen en bezien waar bijsturing nodig is.
De leden van de D66-fractie hadden graag kennis willen nemen van afspraken over de rechtspraak en de reactie van de minister op de DINGtiid-adviezen daarover. Deze blijken echter te ontbreken.
Deze leden vragen of de minister die reactie alsnog kan geven en vragen of de minister bereid is om de positie van Friestalige rechtszoekenden te beschermen?
Is de minister van mening dat Friezen Fries mogen spreken in de rechtsspraak?
Is de minister ook van mening dat juist de rechtspraak recht dient te doen aan de rechtspositie van Friestalige rechtszoekenden?
Deze leden vragen de minister op welke termijn er sprake zal zijn van volledige tweetalige rechtspraak in Fryslân.
Wat betreft de verzochte reactie op de DINGtiid adviezen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 37.
Het beleid van het kabinet is erop gericht de positie van het Nederlands en Fries in de provincie Fryslân op basis van gelijkwaardigheid te regelen. Uitgangspunt is dat rechtzoekenden die op grond van de Wet gebruik Friese taal het recht hebben om Fries te gebruiken, dat recht ook kunnen effectueren. In het antwoord op vraag 37 is uiteengezet hoe de rechtbank en het gerechtshof uitvoering geven aan wat wettelijk is bepaald ten aanzien van de Friese taal en wat zij verder doen en gaan doen om het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer te faciliteren. Verder onderzoeken de gerechten intern en in de werkgroep met DINGtiid op welke wijze het gebruik van Fries verder kan worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarmee bieden die gerechten Friessprekende rechtzoekenden waarborgen om hun wettelijke rechten uit te oefenen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het antwoord op de door hen geagendeerde kwestie van een Friese gedetineerde die het verboden werd Fries te spreken. Deze leden waren verbaasd dat, ook in algemene zin, een Nederlandstalige gedetineerde andere taalrechten heeft dan een Friestalige gedetineerde.
Welke maatregelen neemt de minister om de taalrechten van Friestalige gedetineerden gelijk te stellen aan die van Nederlandstalige gedetineerden?
Deze leden concluderen dat deze casus zich vaker voor kan doen, waarbij gedetineerden afhankelijk zijn van of de penitentiaire inrichting een contract heeft met een tolkenbureau dat afspraken heeft met Friestalige tolken. Het bevreemdt hen dat de minister de Kamer heeft gemeld dat er geen Friestalige tolk beschikbaar was, terwijl er wel Friestalige tolken beschikbaar waren, maar daar geen afspraken mee waren gemaakt.
Hoe reflecteert de minister daarop?
Zoals in de eerdere beantwoording van vragen van uw Kamer over de Friese gedetineerde is verwoord, staat het iedere gedetineerde in principe vrij om met zijn of haar contacten Fries te spreken, maar zijn er situaties denkbaar waarin het gebruik van andere talen dan de Nederlandse in detentie kan worden beperkt. Verder is toegelicht dat als wordt aangetoond dat door een gedetineerde of diens contact niet in de Nederlandse taal kan worden gecommuniceerd, toestemming kan worden verleend in een andere taal te communiceren. In dat geval zal een tolk worden ingehuurd om te kunnen voorzien in het benodigde toezicht. Verder is toegelicht dat de beroepsrechter recentelijk heeft geoordeeld dat, onder meer gelet op het benodigde toezicht en het niet beschikken over een tolk Fries, het niet onredelijk of onbillijk is om deze toestemming te weigeren in het geval een gedetineerde de Nederlandse taal ook machtig is. Die uitspraak is voor het kabinet van zwaarwegend belang.
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording, stelt het kabinet vast dat er twee geregistreerde C1-tolken Fries beschikbaar zijn en dat een derde tolk is benaderd om zich beschikbaar te stellen. Hoewel Friese tolken dus inzetbaar zijn, kunnen zich in de praktijk omstandigheden voordoen waarin dit niet het geval is.
De leden van de D66-fractie concluderen dat veelvuldig correspondentie tussen kabinet en Kamer over de inzet van (Friese) tolken nog niet tot een oplossing hebben geleid voor het probleem.
Wat heeft de minister nodig om dit probleem op te lossen?
Deze leden vragen of de minister bereid is om bij de tussenevaluatie aan de Kamer te rapporteren over de praktijk van de Friese tolken door met tolken en belangenorganisaties in gesprek te gaan.
In de jaarlijkse brief die in Q1 2026 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd, wordt een tussenevaluatie verstrekt van de onderzoeken die in de Kamerbrief zijn aangekondigd. Deze onderzoeken hebben betrekking op de vergoeding van de wachttijd, de vergoeding per begonnen half uur en de betaling per normregel. Zij hebben geen betrekking op de praktijk van de Friese tolken.
In maart jl. heeft de staatssecretaris Rechtsbescherming met diverse vertegenwoordigers van de beroepsgroep gesproken over de doorontwikkeling van het huidige tolkenstelsel. Ook heeft in juli jl. het eerste driehoeksgesprek plaatsgevonden, waarbij beroepsvertegenwoordigers van zelfstandig werkende tolken, (vertegenwoordigers van) tolkbureaus en opdrachtgevers vanuit de rijksoverheid waren uitgenodigd om te spreken over de doorontwikkeling van het huidige tolkenstelsel.
Na de zomer wordt bekeken of er een vervolgoverleg met de staatssecretaris Rechtsbescherming kan plaatsvinden. Het kabinet benadrukt dat het de zorgen serieus neemt en beziet waar bijsturing nodig is wanneer partijen signalen geven dat het stelsel voor tolk- en vertaaldiensten niet naar behoren functioneert.
De leden van de BBB-fractie vinden het essentieel dat het Fries niet alleen een formele erkenning krijgt, maar ook daadwerkelijk wordt toegepast in het bestuurlijk verkeer en de rechtspraak. Deze leden vragen hoe het kabinet uitvoering geeft aan de adviezen van DINGtiid om het Fries vaker te gebruiken in juridische procedures en hoe de bewustwording hierover onder overheidsinstanties wordt vergroot. Zij constateren dat Friese rechtszoekenden nog altijd niet zonder belemmeringen in het Fries hun recht kunnen halen, ondanks het feit dat het Fries wettelijk een volwaardige rechts- en bestuurstaal is in de provincie Fryslân en de bijbehorende rechtsgebieden.
Zij vragen de minister of zij het standpunt deelt dat de overheid Friese rechtszoekenden daadwerkelijk in staat moet stellen om zonder obstakels deel te nemen aan de rechtsgang in de Friese taal.
Daarnaast willen zij weten of de minister van mening is dat de rechtsspraak/overheid gehouden is aan internationale verdragen, zoals het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden, en welke stappen zij zet om naleving hiervan te bevorderen.
Is de minister bereid om bij de tussenevaluatie aan de Kamer te rapporteren over de praktijk van de Friese tolken door met tolken en belangenorganisaties in gesprek te gaan?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 37.
Friese rechtszoekenden kunnen nog altijd niet altijd in het Fries hun recht vinden, terwijl het wettelijk een volwaardige rechts- en bestuurstaal is in de provincie Fryslân. De leden van de CDA-fractie vragen
of de minister het standpunt deelt dat de overheid Friese rechtszoekenden in staat moet stellen om zonder belemmeringen deel te nemen aan de rechtsgang in de Friese taal.
Deze leden willen ook weten of de minister van mening is dat de rechtsspraak gehouden is aan internationale verdragen zoals het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 37.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag aandacht vragen voor het feit dat het nog steeds niet in alle gevallen mogelijk is voor Friese rechtszoekenden om in het Fries hun recht te halen. In eerdere brieven wees de minister op het belang van de afstand tussen de wetgevende en de rechtelijke macht en hield om die reden afstand van deze problematiek. Toch zijn deze leden ervan overtuigd dat het de taak van de minister is om te voorzien in de beschikbaarheid van de Friese taal, aangezien deze een volwaardige rechts- en bestuurstaal is in de provincie Fryslân. Daarom stellen zij de volgende vraag:
op welke termijn zal er sprake zijn van volledige tweetalige rechtspraak in Fryslân?
Welke acties onderneemt dit kabinet om tweetalige rechtspraak te realiseren?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 37.
Het valt de leden van de ChristenUnie-fractie op dat er nog steeds problemen zijn met betrekking tot de inzet van Friese tolken. Uit eerdere vragen aan de minister van de ChristenUnie-fractie blijkt dat dit probleem al jaren speelt (Kamerstuk 35300 VII, nr. 114). Daarom willen deze leden vragen
of de minister bereid is om bij de tussenevaluatie aan de Kamer te rapporteren over de praktijk van de Friese tolken door met tolken en belangenorganisaties in gesprek te gaan.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 43.
Journalistiek
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten veel waarde aan goede regionale en lokale journalistiek. Dit is niet alleen belangrijk voor de informatievoorziening van inwoners, maar ook spelen regionale en lokale journalisten een belangrijke rol in de democratie.
Deze leden hebben zorgen over het feit dat er steeds minder budget beschikbaar is voor regionale en lokale journalistiek. Deelt de minister deze zorg?
En kan hierbij specifiek worden ingegaan op wat dit betekent voor de Friestalige journalistiek?
Het kabinet staat voor een pluriform media-aanbod en hecht waarde aan zowel de publieke als private media. Zij leveren beide een belangrijke bijdrage aan lokale en regionale nieuwsvoorziening. Van overheidswege worden financiële middelen beschikbaar gesteld voor de lokale- en regionale publieke omroepen. In 2025 stelt het kabinet bijna € 33 mln. voor lokale-en onderzoeksjournalistiek beschikbaar en respectievelijk € 191 mln. voor regionale omroepen. Als regionale omroep heeft Omrop Fryslân een bijzondere rol ten aanzien van het Fries. Dit geldt ook voor streekomroepen als RTV NOF. Daarnaast werkt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap momenteel hard aan een wetsvoorstel om het fundament onder de lokale publieke omroepen te versterken. Voor private media zijn er subsidieregelingen en programma’s beschikbaar via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Met de brief ‘inzet lokale en regionale journalistiek’ d.d. 25 oktober 2024 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangegeven om met publieke en private media een agenda op te zetten om de lokale en regionale journalistiek te versterken; aan deze agenda wordt momenteel gewerkt.
De leden van de VVD-fractie missen in de kabinetsreactie de ambitie als het gaat om het Fries in de media. Er wordt vooral verwezen naar anderen, zoals de provincie en instellingen, en vooral naar de professionalisering van lokale omroepen in algemene zin. Dat vinden deze leden wel erg mager.
Wat gebeurt in dat kader specifiek voor het Fries bij de lokale en regionale omroepen dan wel wat gaat er meer gebeuren dan nu al gebeurt?
Ter voorbereiding op de voorgenomen stelselherziening van lokale publieke omroepen doet het kabinet nu al gerichte investeringen. Sinds 2022 stelt het kabinet structureel € 17 mln. beschikbaar via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Het grootste deel hiervan gaat naar de regeling Professionalisering Lokale Omroepen. Ook Friese lokale omroepen, zoals RTV NOF, hebben succesvol deelgenomen aan deze regeling. De omroep heeft zelfs het keurmerk streekomroep van de NLPO ontvangen waarmee het voldoet aan 20 kwaliteitscriteria op het vlak van kwaliteit/professionaliteit, efficiency en productaanbod. Daarmee heeft de omroep aan stakeholders, zoals gemeenten en adverteerders, laten zien een aantrekkelijke samenwerkingspartner te zijn. Momenteel is het project ‘Bureaus Lokaal’ van start. Het kabinet stelt in 2025 € 3 mln. beschikbaar om dit gezamenlijke project van de NOS, RPO en NLPO te continueren. Met dit project gaan de NOS, RPO en de NLPO aan de slag met het opzetten van ‘Bureaus Lokaal’ op verschillende plekken in het land. Ook in Fryslân wordt een bureau lokaal gerealiseerd met de omroepen RTV NOF, Omrop Fryslân en Omroep Zilt. Het doel van de bureaus lokaal is om samenwerking en contentuitwisseling tussen lokale, regionale en landelijke omroepen op al die plekken steviger en effectiever te maken. Daarnaast start in 2026 een nieuwe concessiebeleidsperiode voor de 13 regionale omroepen. Het concessiebeleidsplan bevat nieuwe doelstellingen en ambities; ook voor Omrop Fryslân en daarmee het Fries.
De leden van de BBB-fractie vinden het belangrijk dat het Fries zijn plaats behoudt in de media en journalistiek. Deze leden ondersteunen de ontwikkeling van een hbo-minor Friese journalistiek
en vragen hoe de instroom van studenten gewaarborgd wordt.
Tevens vragen zij welke stappen worden gezet om de kwaliteit van het Fries in de media te verbeteren
en of aanvullende maatregelen nodig zijn om het gebruik van de Friese taal in de geschreven en gesproken pers te bevorderen. Zij prijzen de Friese nieuwsmedia die zich inspannen om het aandeel Fries in de geschreven pers te vergroten, evenals Omrop Fryslân.
De minor Friese journalistiek en media is afgelopen februari gestart. Er is daarom op dit moment nog niets te zeggen over de uiteindelijke resultaten van de minor. De minor is een mooi voorbeeld van een gecombineerde inspanning van Friestalige media, onderwijsinstellingen, de provincie en het Rijk om de kwaliteit en het gebruik van het Fries in de media te verbeteren. Het is verstandig om op een later moment te kijken naar de opbrengsten van de minor. Gelet op de publieke omroep heeft Omrop Fryslân een belangrijke rol in de Friestalige media-infrastructuur, inclusief geschreven nieuws en online publicaties. De erkenning van de rol van het Fries binnen de publieke omroep in de Mediawet 2008 komt indirect ook de geschreven pers ten goede door brede taalstimulering.
Zichtbaarheid
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er meer Fries in de openbare ruimte is. De provincie Fryslân heeft aangekondigd de verkeersborden langs provinciale wegen in Fryslân in 2026 te vervangen door tweetalige verkeersborden. Wat gaat het Rijk doen?
In het kader van de Bestuursafspraken Friese Taal en Cultuur 2024-2028 (BFTK) hebben de provincie Fryslân en Rijkswaterstaat afspraken gemaakt over het vergroten van de zichtbaarheid van de Friese taal langs rijkswegen binnen de provincie Fryslân. Langs de rijkswegen is de Friese taal reeds zichtbaar op de naamborden van bruggen, viaducten, aquaducten, rivieren en kanalen in de gehele provincie Fryslân. Daarnaast wordt, conform afspraak, in gezamenlijkheid verkend hoe de zichtbaarheid van de Friese taal verder kan worden vergroot op de verkeersbebording in de provincie Fryslân zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en doorstroming. In deze verkenning hebben ook decentrale overheden en de Nationale Bewegwijzeringsdienst een belangrijke rol. De verkenning wordt uitgevoerd onder regie van de provincie en Rijkswaterstaat biedt daarbij ondersteuning waar mogelijk en nodig.
Zorg
De leden van de VVD-fractie vinden het gebruik van het Fries in de zorg cruciaal. Bijvoorbeeld in de thuiszorg, in de geestelijke gezondheidszorg, in de spoedeisende zorg en in de langdurige zorg (bijvoorbeeld bij dementie). DINGtiid heeft daar in oktober 2024 een bijeenkomst over gehouden.
Is de minister bereid om met de provincie en zorginstellingen te kijken wat er nog meer mogelijk is om Fries in de zorg te stimuleren en bevorderen?
Zo nee, waarom niet?
In de Wet gebruik Friese taal staat opgenomen dat het Rijk en de provincie Fryslân een gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorgplicht hebben voor de Friese taal en cultuur. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zet zich via de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen in voor dit onderwerp, waar het de zorg en welzijnssector raakt. In het bestuurlijk akkoord “Bestjoersôfspraak Fryske taal en kultuer” is toegezegd dat VWS EUR 300.000,- toekent aan de Afûk voor de periode van 2024 tot en met 2028. Dit zal gebeuren door middel van het verstrekken van een subsidie. Deze middelen worden ingezet om cultuurspecifieke zorgprojecten uit te voeren. Momenteel wordt de subsidieaanvraag beoordeeld. De minister van VWS is van mening dat de Afûk aan de hand van deze subsidie Fries in de zorg kan stimuleren en bevorderen.
Landelijke Kennistafel
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd wanneer de motie Romke de Jong c.s. (Kamerstuk 36200 VII, nr. 128) over het onderzoeken hoe de wettelijke zorgplicht en verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur zal worden uitgevoerd. Zij hebben in het DINGtiid-advies over een landelijke permanente commissie Fries geen voorstellen gezien die invulling geven aan dit breedgedragen verzoek voor een tijdelijk onderzoek van de Kamer.
Wanneer komt de minister met een reactie op het DINGtiid-advies over een Landelijke Commissie Frysk?
Zal de minister in haar reactie alsnog aangeven wél uitvoering te geven aan de door de Kamer aangenomen motie Romke de Jong c.s. voor het uitwerken van de wettelijke gedeelde zorgplicht?
Ik verwijs u naar mijn reactie op het DINGtiid advies ‘Tot een Landelijke Kennistafel Fries’.
Tot slot willen de leden van de BBB-fractie weten wat de stand van zaken is wat betreft de motie van de leden Bevers en Van der Molen over bij de nieuwe bestuursafspraak Friese taal en cultuur onderzoeken of de instelling van een landelijke "commissie Frysk" (Kamerstuk 36200 VII, nr. 132) mogelijk is.
Ik verwijs u naar mijn reactie op het DINGtiid advies ‘Tot een Landelijke Kennistafel Fries’ die ik uw Kamer recent heb toegestuurd.
Het DINGtiid-advies over een permanente Landelijke Commissie Frysk geeft geen uitvoering aan de motie van de Kamer. De leden van de CDA-fractie vragen
wanneer de minister met een reactie komt op het DINGtiid-advies over een Landelijke Commissie Frysk.
Deze leden willen weten of de minister in haar reactie alsnog zal aangeven wél uitvoering te geven aan de door de Kamer aangenomen motie-Romke de Jong voor het uitwerken van de wettelijke gedeelde zorgplicht door een commissie.
Ik verwijs u naar mijn reactie op het DINGtiid advies ‘Tot een Landelijke Kennistafel Fries’ die ik uw Kamer recent heb toegestuurd.
De leden van de NSC-fractie lezen dat er onduidelijkheid bestaat over de commissie, waar in motie-Romke de Jong c.s. (36200 VII, nr. 128) toe wordt opgeroepen om de zorgplicht voor het Fries te garanderen en door een commissie de verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur verder uit te werken.
Is de minister van mening dat de commissie nu voldoende bijdraagt en dat er voldoende uitvoering gegeven is aan de zorgplicht waartoe in de motie-Romke de Jong c.s. wordt opgeroepen?
Zo nee, op welke punten ziet de minister verbetermogelijkheden?
Ik verwijs u naar mijn reactie op het DINGtiid advies ‘Tot een Landelijke Kennistafel Fries’ die ik uw Kamer recent heb toegestuurd.
Overig
De leden van de VVD-fractie willen weten wanneer de Wet gebruik Friese taal wordt geëvalueerd.
De Wet Gebruik Friese Taal zal niet worden geëvalueerd. De verantwoordelijkheden die zijn vastgelegd in de WGFT krijgen invulling in de BFTK. De BFTK wordt wel geëvalueerd.
De leden van de VVD-fractie lezen ook over de positie van Friestaligen buiten Fryslân. De minister gaat daar in de reactie niet op in.
Kan de minister deze reactie alsnog geven?
Is de minister bereid om vanaf de tussentijdse evaluatie te bezien hoe de positie van Friestaligen buiten Fryslân bevorderd kan worden?
Het Fries is een regionaal erkende taal en daarom worden er buiten de provincie geen maatregelen getroffen om het Fries te versterken. Wel heeft de versterking van het Fries binnen Fryslân een positief effect op de Friezen buiten Fryslân.
De leden van de CDA-fractie vragen ook of de minister bereid is om vanaf de tussentijdse evaluatie te bezien hoe de positie van Friestaligen buiten Fryslân bevorderd kan worden. DINGtiid is uitgebreid ingegaan op deze positie, maar de minister is hier in de reactie niet op ingegaan.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 58.
De leden van de ChristenUnie-fractie concluderen daarnaast dat de minister niet ingaat op de positie van Friestaligen buiten Fryslân, waar de DINGtiid dit wel doet. Om het behoud van de Friese taal te kunnen garanderen is het ook de verantwoordelijkheid van de minister om in te staan voor de positie van Friestaligen buiten de eigen provincie.
Daarom zouden deze de minister willen vragen om haar licht te laten schijnen op de positie van Friestaligen buiten Fryslân.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 58.
De leden van de NSC-fractie lezen in het advies van DINGtiid over de BFTK meermaals dat het ontbreekt aan een langetermijnvisie op de Friese taal en cultuur. Bovendien wordt benadrukt dat heldere langetermijn doelen het realiseren van ambities makkelijker maakt en monitoring een diepere lading krijgt. De minister deelt in de kabinetsreactie dat er vervolggesprekken plaatsvinden tussen de provincie, het Rijk en DINGtiid over langetermijndoelen.
Kan de minister aangeven wat haar visie is op de langetermijndoelstellingen en hoe deze wat haar betreft vormgegeven moeten worden?
Daarnaast hebben de Provinciale Staten van Fryslân het op zich genomen om langetermijndoelen ten aanzien van het Friese taalbeleid te formuleren. Is de minister bereid er bij DINGtiid op aan te dringen dat deze simultane processen bij voorkeur tot een gezamenlijk heldere uitkomst zouden leiden?
Langetermijndoelstellingen bieden houvast voor aankomende bestuursafspraken. De taak van DINGtiid is om provincie en Rijk onafhankelijk te adviseren ten behoeve van het bevorderen van de gelijke positie van het Fries. Daarnaast is het de rol van DINGtiid om te adviseren op de vormgeving van de langetermijndoelstellingen. Reden is dat de langetermijndoelstellingen verder kijken dan de duur van een politieke cyclus. Het adviseren van het Rijk door Dingtiid kan parallel gebeuren aan de uitwerking van langetermijndoelstellingen door de provincie zelf.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te concluderen dat het verzoek in de motie-Kuiken/Romke de Jong (36200 VII, nr. 135) om het ambitieniveau voor de Friese taal te verhogen is uitgevoerd. Tegelijkertijd concludeert het DINGtiid-advies dat het verzoek in deze motie aangaande het informeren van de Kamer over de visie voor het Fries nog beter kan worden uitgewerkt. Deze leden omarmen de Friese taal als tweede Rijkstaal en streven naar een tweetalig Fryslân, waarin zowel het Fries als het Nederlands een gelijkwaardige, volwaardige positie heeft in alle domeinen van het maatschappelijke leven.
Ondersteunt de minister dat streven?
Is de minister bereid om bij de tussentijdse evaluatie van de BFTK uitgebreider in te gaan op de inherente waarde van de Friese taal en cultuur?
Het kabinet sluit zich aan bij de ambitie van de provincie Fryslân om van Fryslân een volwaardig tweetalige samenleving te maken. Met de inwerkingtreding van de Wet gebruik Friese taal (WGFT) op 1 januari 2014 is het Fries, naast het Nederlands, erkend als officiële taal in de provincie Fryslân. Om de gelijke positie van het Fries aan het Nederlands in de provincie Fryslân te bevorderen is er een ‘Orgaan voor de Friese taal’ ingesteld genaamd DINGtiid (WGFT, Hoofdstuk 4, Artikel 18-19). In lijn met wetgeving staat in de huidige BFTK dat het kunnen gebruiken van de Friese taal als onderdeel van de regionale identiteit niet enkel een recht is, maar tevens een vanzelfsprekendheid moet zijn. Met de bestuursafspraak streeft dit kabinet ernaar randvoorwaarden te scheppen die de vanzelfsprekendheid van het Fries in Fryslân bevorderen. Ik erken de inherente waarde van het Fries en sluit me aan bij de visie dat het behoud van de Friese taal van belang is voor Nederland. Om dit te laten zien ben ik dan ook in de eerste weken van mijn ambt meteen in gesprek gegaan met de provincie Fryslân en DINGtiid over het taalbeleid op het Fries.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de wens van DINGtiid en de Provinciale Staten van Fryslân om met een breed gedragen langetermijndoelen voor het Fries te komen waar in gezamenlijkheid aan kan worden gewerkt. Deze leden zijn benieuwd
of de minister bereid is er bij DINGtiid op aan te dringen dat deze processen bij voorkeur tot een gezamenlijke breed gedragen, heldere uitkomst zouden leiden?
Ik verwijs u naar mijn beantwoording van vraag 61.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de minister bereid is er bij DINGtiid op aan te dringen dat de simultane processen bij voorkeur tot een gezamenlijke, breed gedragen en heldere uitkomst zouden leiden. Er is behoefte aan heldere en breed gedragen langetermijndoelen om effectief beleid te kunnen voeren.
Ik verwijs u naar mijn beantwoording van vraag 61.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om kennis te nemen van de versterking van de positie van het Papiaments, mede met dank aan de provincie Fryslân, in het Europees Handvest voor Regionale Talen en Talen van Minderheden.
Deze leden vragen wanneer de verdere versterking van het Fries in het Handvest af wordt gerond?
Zij vragen daarnaast aandacht voor de positie van Friezen buiten Fryslân. Is de minister bereid om in te gaan op de adviezen van DINGtiid over de positie van Friezen buiten Fryslân?
Op dit moment loopt de verkenning naar verdere versterking van het Fries in het Handvest. Er is een uitvraag bij verschillende betrokken departementen gedaan om in kaart te brengen welke extra artikelen geratificeerd kunnen worden. Daarbij wordt bezien ( motie Vedder c.s.) welke voor- en nadelen het heeft om het Fries aan te melden voor deel III van Europees Handvest Regionale talen met vergelijkbare rechten als het Papiaments. Ook wordt in kaart gebracht welke voorbereidingen er moeten worden getroffen, en welke stappen er moeten worden doorlopen, bij aanmelding voor deze onderdelen. Voor uw vraag over de positie van Friezen buiten Fryslân verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 58.
De leden van de BBB-fractie hebben vernomen dat de minister eerder heeft toegezegd te zullen kijken naar de ratificatie van aanvullende artikelen in het Europees Handvest voor Regionale Talen en Talen van Minderheden. Deze leden merken op dat er inmiddels stappen zijn gezet voor het Papiaments, waarbij artikelen onder Deel 3 van het Handvest zijn geratificeerd die voor het Fries nog niet zijn vastgelegd.
Zij vragen de minister wanneer zij verwacht dit proces voor het Fries af te ronden en welke concrete vervolgstappen zij hierin voorziet. Zij verwijzen hierbij naar de kabinetsreactie op het zevende evaluatierapport over Nederland inzake het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden en het vierde advies over Nederland inzake het Kaderverdrag voor de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa (Kamerstuk 36410 VII, nr. 89).
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 65.
De minister heeft eerder toegezegd te zullen kijken naar de ratificatie van aanvullende artikelen in het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de minister verwacht dit proces te hebben afgerond.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 65.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van voormalig minister De Jonge om taal explicieter als discriminatiegrond op te nemen.
Op welke termijn verwacht de minister daartoe een voorstel te doen aan de Kamer?
In reactie op het vierde advies over Nederland van het Adviescomité voor het Kaderverdrag inzake de bescherming van Nationale Minderheden heeft de voormalig minister van BZK gereageerd op het advies om in de gelijkebehandelingswetgeving expliciete verwijzingen op te nemen naar de grond ‘taal’, ‘huidskleur’ en ‘etnische herkomst’.10 Daarbij heeft hij aangegeven dat de regering aanleiding ziet om een onderzoek te starten naar de mogelijkheid om nieuwe gronden op te nemen in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). De resultaten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in een bredere verkenning naar de mogelijkheid van uitbreiding van de AWGB met nieuwe gronden. Naar verwachting zal uw Kamer in de loop van 2026 over de uitkomsten daarvan worden geïnformeerd.
De leden van de BBB-fractie hebben vernomen dat de ambtsvoorganger van de minister eerder heeft aangegeven taal explicieter als discriminatiegrond in de wet op te willen nemen.
Deze leden vragen de minister of dit klopt en vragen de minister of en op welke termijn zij verwacht een wetsvoorstel hiertoe bij de Tweede Kamer in te dienen.
Daarnaast vernemen zij graag welke stappen de minister onderneemt om discriminatie op basis van taal, waaronder het Fries, in de praktijk te voorkomen en te bestrijden.
Zoals bij het antwoord op vraag 68 (D66) is vermeld is in reactie op het vierde advies over Nederland van het Adviescomité voor het Kaderverdrag inzake de bescherming van Nationale Minderheden aangegeven dat de regering aanleiding ziet om een onderzoek te starten naar de mogelijkheid om nieuwe gronden op te nemen in de AWGB. Afhankelijk van de uitkomsten van dat onderzoek zal worden besloten of er aanleiding is om in de AWGB een expliciete verwijzing naar taal als discriminatiegrond op te nemen. Discriminatie op grond van taal, waaronder het Fries, valt op dit moment al onder de bescherming die de AWGB biedt tegen discriminatie op grond van ras. Het College voor de Rechten van de Mens ziet toe op de naleving van de gelijke behandelingswetgeving en kan op verzoek oordelen over discriminatie op grond van taal. Het College voor de Rechten van de Mens kan klachten in behandeling nemen over discriminatie op deze grond, bijvoorbeeld discriminatie op het werk vanwege het spreken van Fries.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie
op welke termijn de minister verwacht een wet in te dienen bij de Tweede Kamer om taal explicieter als discriminatiegrond in de wet op te nemen. De vorige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (BZK) heeft immers aangegeven dit te willen doen.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 68.
De leden van de D66-fractie vragen of de minister bereid is om de Kamer in beide Rijkstalen van een antwoord te voorzien in dit schriftelijke overleg?
Mijn antwoorden zullen zowel in het Fries als in het Nederlands aan uw Kamer worden aangeboden.
De leden van de BBB-fractie vragen of het mogelijk is dat het Rijk een rol speelt in het beschikbaar maken van de Friese taal in platforms zoals Duolingo, zodat het Fries toegankelijker wordt voor een breder publiek.
Duolingo is een private partij en maakt eigenstandig beslissingen over het wel of niet aanbieden van Fries in hun app.
De leden van de CDA-fractie missen in de BFTK een visie over het belang van de Friese taal.
Deze leden vragen of de minister bereid is om bij de tussentijdse evaluatie van de BFTK uitgebreider in te gaan op de inherente waarde van de Friese taal en cultuur.
Ook willen zij weten of de minister het streven naar een tweetalig Fryslân onderschrijft, waarin zowel het Fries als het Nederlands een gelijkwaardige, volwaardige positie heeft in alle domeinen van het maatschappelijke leven.
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 62.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen in overeenstemming met DINGtiid dat er een visie mist over het belang van de Friese taal. Deze leden zijn overtuigd van de inherente waarde van de Friese taal voor de cultuur en het levend cultuurhistorisch erfgoed van Nederland. Zij vragen de minister
of zij zich hier bij aansluit
en of zij bereid is om bij de tussentijdse evaluatie van de BFTK uitgebreider in te gaan op de inherente waarde van de Friese taal en cultuur. Waarom is de Friese taal en haar behoud volgens de minister van belang voor Nederland?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 62.
DINGtiid adviseert een structurele relatie aan te gaan met organisaties van groot belang voor de Friese cultuurinfrastructuur. De leden van de CDA-fractie vragen
of de minister van mening is dat een verhoogde Rijksinzet voor de Friese taal geenszins mag leiden tot een verminderde inzet vanuit de provincie Fryslân.
Zij willen weten wat de minister doet om de provincie Fryslân, indien nodig, aan te spreken op de gedeelde zorgplicht voor de Friese taal en cultuur
De extra middelen vanuit de Rijksoverheid zijn bedoeld om de ambities van de Friese taal en cultuur tot uitvoering te brengen. Deze inzet van het Rijk vanuit haar gedeelde verantwoordelijkheid met de provincie is een aanvulling en geen vervanging van provinciale inzet. We werken nauw samen op de uitvoering en spreken elkaar geregeld, zie ook het antwoord op vraag 15.
Kamerstuk 36600-VIII-180↩︎
Kamerstuk II 2025-26, 33 35, nr. 24↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36210, G↩︎
Handreiking Kinder- en Jongerenparticipatie, Lokale Democratie (platform van het ministerie van BZK en de VNG), april 2025. Beschikbaar via: https://lokale-democratie.nl/file/download/82c10ee0-49dc-4df7-91ca-f3024bf75d40/ld_jongerenparticipatie-interactive.pdf↩︎
Kamerstuk 36600-VIII-180↩︎
Bij het inschrijven van een zaak bij het gerechtshof wordt zo mogelijk beoordeeld of er Fries gesproken gaat worden. Soms is dat te zien aan de behandeling in eerste aanleg, soms aan stukken die worden overgelegd, en natuurlijk op verzoek van een procespartij.↩︎
Het voorgaande is ook opgenomen in de voortgangsbrief aan uw Kamer van 13 december 2024 over de aanpak versterking toegang tot het recht, Kamerstukken 2023/24 II, 29 279, nr. 920.↩︎
In aanvulling daarop geldt het volgende. In beide gerechtsgebouwen is de bewegwijzering naast de Nederlandse tekst ook in het Fries. De rechtbank communiceert met enige regelmaat op social media in het Fries over aan het Fries gerelateerde onderwerpen. Voorbeelden van dergelijke onderwerpen zijn Dag van de Friese taalkunde, het Frysk Juridysk Wurdboek en het werkbezoek van de koning aan Friesland op 16 oktober 2024 dat in het teken stond van de Friese taal en cultuur. Het gerechtshof heeft een social media-post over Kneppelfreed geplaatst (in het Fries en Nederlands) en een rondleidingsvideo met Friese voice-over op rechtspraak.nl gepubliceerd (2024). Verder heeft het gerechtshof een Friese variant van het Rechtspraak-logo laten ontwerpen (2024) en is een van de twee vlaggen met het logo van het gerechtshof bovenop het paleis vervangen door een vlag met de Friese variant (2025). Daarnaast is het gerechtshof gestart met de verkenning van de mogelijkheden om meer pagina's op rechtspraak.nl Friestalig aan te bieden (2025).↩︎
Kamerstuk II 2023/24, 36410 VII, nr. 89↩︎