[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Telecomraad 5 december 2025 (Kamerstuk 21501-33-1165)

Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D49490, datum: 2025-12-02, bijgewerkt: 2025-12-02 13:51, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-1170 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.

Onderdeel van zaak 2025Z20965:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij sturen wij uw Kamer de antwoorden op de vragen van de vaste commissie Digitale Zaken over de Telecomraad op 5 december in Brussel.

Het Digitale Pakket met daarin de digitale omnibus is op 19 november door de Europese Commissie (hierna: Commissie) gepresenteerd. Het kabinet werkt op dit moment versneld aan de appreciatie daarvan middels een BNC-fiche. Naar verwachting zal deze nog voor het Kerstreces met de Kamer worden gedeeld. De digitale omnibus is in relatie tot de Digital Fitness check geagendeerd als beleidsdebat op de Telecomraad van 5 december, maar er wordt niet over de inhoud van de omnibus gesproken, omdat de onderhandelingen nog lopen. Hoewel er nog geen formele kabinetspositie is uitgewerkt, zal in het beleidsdebat tijdens de formele Telecomraad een eerste globale appreciatie van de digitale omnibus gedeeld worden, in lijn met de geannoteerde agenda.

Het kabinet zal inbrengen dat zij ten aanzien van de omnibusvoorstellen een positieve grondhouding heeft ten opzichte van regeldrukvermindering in het digitale domein. Wel zijn er voor het kabinet enkele zorgpunten. Allereerst lijken de voorgestelde wijzigingen aan de AVG fundamenteel van aard en verder te gaan dan alleen vereenvoudiging. Verder kijkt het kabinet kritisch naar het Commissievoorstel om een centraal Europees meldpunt voor cybersecurity-incidenten te creëren. Tenslotte prefereert het kabinet één duidelijke, vaste toepassingsdatum voor de AI-verordening. Dat zou meer duidelijkheid en zekerheid bieden dan de voorgestelde variabele termijnen, die afhankelijk zijn van een toekomstig besluit van de Commissie. De drie zorgpunten zal het kabinet bij het beleidsdebat over vereenvoudiging van digitale regelgeving bij de aankomende Telecomraad inbrengen.

Uw vragen over deze omnibussen zullen wij daarom beantwoorden in het verslag van deze Telecomraad. Met het risico om in herhaling te vallen, geven wij het voor uw overzicht per vraag aan als u de beantwoording in het verslag kunt verwachten.

Vincent Karremans

Minister van Economische Zaken

Eddie van Marum

Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


Antwoorden op de vragen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Telecomraad op 5 december. Deze leden delen de doelstelling van het kabinet met betrekking tot de omnibusvoorstellen: waar mogelijk regeldruk verlagen maar de doelen van de bestaande regelgeving in stand houden. Zij zien de positieve kanten, zoals minder cookiebanners, vrijstellingen voor kleinere bedrijven en efficiëntere governance. Maar de leden van de D66-fractie zien ook de felheid in reacties van maatschappelijke organisaties en toezichthouders, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens, het College voor de Rechten van de Mens en Bits of Freedom. Deze leden vragen daarom voornamelijk hoe het kabinet die reacties weegt.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de D66-fractie merken op dat het College voor de Rechten van de Mens aangegeven heeft dat de Digitale Omnibus ‘zorgelijk’ is voor grondrechten. In het bijzonder noemen deze leden het voorstel om bedrijven niet langer te verplichten toestemming te vragen voor het gebruik van persoonsgegevens om AI-systemen te trainen en de inzet van gezichtsherkenning door de politie. Deelt de minister de zorgen van het College van de Rechten van de Mens, zo vragen deze leden? Deelt de minister ook dat het essentieel is om te onderzoeken hoe versimpeling kan plaatsvinden zonder grondrechten aan te tasten?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Zij merken tevens op dat de Autoriteit Persoonsgegevens stelt dat de gevolgen van de digitale omnibus voor burgers, bedrijven en toezichthouders niet zijn onderzocht door de Europese Commissie. Ook het College voor de Rechten van de Mens stelt dat er geen impact assessments zijn uitgevoerd. Klopt dat, zo vragen de leden van de D66-fractie? En gaat dit nog wel gebeuren, zo vragen deze leden?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deelt de minister de opvatting van de Autoriteit Persoonsgegevens dat innovatie en rechtsbescherming goed samen kunnen gaan en vindt de minister dat er voldoende duidelijke waarborgen zitten in het voorstel voor de Digitale Omnibus bij het verruimen van de mogelijkheden voor het trainen van AI-systemen, zo vragen zij?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Ook lezen de leden van de D66-fractie een zeer kritische reactie van Bits of Freedom. Zij beschrijven daarin dat er weinig overblijft van de huidige juridische waarborgen. In het bijzonder noemen zij het schrappen van het toestemmingsvereiste bij de ePrivacy-richtlijn, de versmalling van de definitie van persoonsgegevens, het toestaan dat bijzondere persoonsgegevens zoals religie, etniciteit, gezondheid en geaardheid gebruikt worden voor het trainen van AI en het beboeten van gevaarlijke AI-toepassingen. Hoe weegt de minister deze maatregelen en vindt de minister dat hier sprake is van versimpeling? Hoe ziet de minister dit ten opzichte van de grondrechten die de burgers beschermen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Antwoorden op de vragen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie benadrukken dat leeftijdsverificatie alleen proportioneel en per situatie mag worden ingezet. Deze leden vragen hoe de minister garandeert dat dit nooit zal uitmonden in een algemene online identificatieplicht die anonimiteit en privacy aantast. Zij dringen er bij het kabinet op aan dat zij het eerdere verzet tegen leeftijdsverificatie voortzet. Dit omdat dit volgens hen altijd een vorm van identificatie vereist en daarmede de deur opent naar een controlestaat, terwijl veiligheidsdiensten al in staat zijn om bij ernstige strafbare feiten de afzender te achterhalen.

Antwoord

Leeftijdsverificatie is inderdaad een ingrijpend instrument dat raakt aan fundamentele rechten. Daarom vindt het kabinet het van belang om per specifieke situatie te beoordelen of het gebruik ervan proportioneel is, daadwerkelijk bijdraagt aan het beoogde doel en of er geen minder ingrijpend alternatief voorhanden is. Naarmate de risico’s voor jongeren in bepaalde omstandigheden groter worden en waar reeds wettelijke leeftijdsgrenzen gelden (zoals bij online gokken of de verkoop van alcohol online), wordt het toepassen van leeftijdsverificatie eerder als gerechtvaardigd beschouwd. Hoewel het kabinet het met de Kamerleden eens is dat er niet lichtzinnig met het middel leeftijdsverificatie moet worden omgegaan, is het niet zo dat leeftijdsverificatie altijd een vorm van identificatie vereist. Er zijn ook methoden waarmee de leeftijd kan worden geverifieerd, zonder dat tegelijkertijd de identiteit van iemand moet worden vastgesteld. Zo beoogt de leeftijdsverificatie-app, waarvoor de Europese Commissie de afgelopen zomer een blauwdruk heeft gepresenteerd een privacy vriendelijke oplossing te zijn. TNO verkent in opdracht van BZK op dit moment op basis van de technische specificaties van deze app wat de mogelijkheden zijn voor de implementatie van deze app in Nederland. Uw Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2026 over de bevindingen geïnformeerd.

Daarnaast pleiten de leden van de PVV-fractie voor drastische vermindering van EU-regelgeving om de concurrentiekracht van Nederland te behouden, met behoud van privacy en zonder maatregelen zoals chatcontrole of willekeurige classificatie van informatie als nepnieuws. Tot slot waarschuwen deze leden dat het digitale acquis niet dezelfde verstikkende regelbrij mag worden als de rest van het EU-acquis, en dat digitale regelgeving eenvoudig moet blijven omdat overheid en ICT vaak problematisch samengaan.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Antwoorden op de vragen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor de onderhavige stukken en hebben op dit moment geen verdere vragen.

Antwoorden op de vragen van de GL-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben vragen en opmerkingen over deze agenda en andere lopende zaken in Europees verband. Deze zetten zij punt voor punt uiteen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen logischerwijs de richting van een toekomstbestendig digitaal beleid. Vooral vraagstukken rondom digitale inclusie en digitale autonomie verdienen de volle aandacht. Is de minister van mening dat deze twee onderwerpen voldoende focus hebben op de Europese agenda? Deze leden geven mee dat ook duurzame digitalisering een prioriteit hoort te zijn. De toenemende vraag om rekenkracht en het gebruik van technologie leidt tot meer uitstoot van broeikasgassen en legt een claim op de ruimtelijke ordening. Kan de minister toelichten welke rol duurzame digitalisering heeft binnen de Europese agenda? Is hij bereid om het nationale Actieplan Duurzame Digitalisering onder de aandacht te brengen in Europees verband, en te bezien op welke punten met andere EU-lidstaten kan worden opgetrokken?

Antwoord

Digitale autonomie is een onderwerp dat sterk leeft binnen de EU. Om economisch en geopolitiek relevant te blijven is het een voorwaarde dat de EU een speler blijft in het digitale domein. Het kabinet heeft de afgelopen jaren met succes ingezet om dit onderwerp op de agenda te krijgen, onder meer door het te agenderen tijdens ons voorzitterschap van de D9+ dit jaar. Het versterken van het Europese innovatievermogen en het mitigeren van strategische afhankelijkheden, twee belangrijke onderdelen van de Nederlandse inzet op digitale autonomie, zijn opgenomen als pijlers van het Competitiveness Compass. Daarnaast is er veel aandacht voor het onderwerp in de raadsconclusies die naar verwachting worden aangenomen op de Telecomraad en is er in november in Berlijn een top geweest over het onderwerp.

Duurzame digitalisering is een integraal onderdeel van de Europese agenda, zoals ook blijkt uit het European Competitiveness Compass. Hierin wordt het slagen van de duurzame en digitale twin transition gekoppeld met duurzame welvaart, concurrentievermogen en soevereiniteit. Nederland zet zich hier in Europees verband dan ook voor in en is een voorvechter van duurzame digitalisering binnen het Europese beleidsprogramma ‘Het Digitale Decennium’. Samenwerking met andere EU-lidstaten is cruciaal voor Nederlandse bedrijven om de kansen van de twin transition te pakken. Daarom is Europese en internationale samenwerking een belangrijk onderdeel van het nieuwe Actieprogramma. Ook neemt Nederland deel aan een EU Twin Transition Netwerk, met onder andere de Europese Commissie, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie uiten hun grote zorgen over het voornemen om digitale wetgeving te ‘versimpelen’ met de Digitale Omnibus en de Digitale Omnibus AI. Deze leden zien dit als een regelrechte aanval op grondrechten, die in de digitale leefomgeving al zwaar onder druk staan. De grootste vraag van de leden is: wie profiteert er het meeste van de dereguleringsagenda? Zijn dat burgers of zijn dat bedrijven? Zijn dat mkb’ers, of zijn dat vooral de techgiganten die al steeds meer macht naar zich toe grijpen? Zij vragen de minister naar zijn oordeel.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat reële problemen rondom het voldoen aan regelgevingen moeten worden opgelost door regels te verduidelijken, niet door verplichtingen af te schalen. De wetgeving zelf aanvallen en afzwakken is niet de juiste route. De Europese Unie is juist sterk doordat zij met scherpe regulering internationaal de gouden standaard zet voor verantwoord ondernemerschap. Die positie dreigt nu opgegeven te worden ten goede van grote techbedrijven. Deelt de minister deze analyse? De zorgen van deze leden zijn ook verwoord in de schriftelijke vragen van het lid Kathmann van 17 november jl1. Zij vragen de minister om deze vragen spoedig te beantwoorden en de appreciatie op de brandbrieven van het maatschappelijk middenveld te betrekken in de BNC-fiches.

Antwoord

Het kabinet is het er mee eens dat de kracht van de EU is gelegen in het zetten van duidelijke kaders die het zakendoen op de interne markt vergemakkelijken. Heldere en uitvoerbare regels zijn daarbij essentieel om een gelijk speelveld te waarborgen en verantwoord ondernemerschap te stimuleren. Onduidelijke of onnodige regels staan dat doel in de weg. Dit dient geadresseerd te worden zonder dat het initiële doel van de wetgeving wordt afgezwakt. Daarom is het kabinet in algemene zin voorstander van regeldrukvermindering in het digitale domein met behoud van de beleidsdoelen. Deze regeldrukvermindering moet ten goede komen aan het gehele bedrijfsleven, zowel grote ondernemingen als mkb-bedrijven en start-ups.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de minister om enkele punten mee te nemen in het beleidsdebat over regeldrukvermindering. Deze leden wijzen erop dat het ontbreken van de BNC-fiches omdat de Digitale Omnibussen pas laat openbaar zijn gemaakt, terwijl er in de Telecomraad al wel over gesproken wordt, het leveren van een zienswijze bemoeilijkt. Kunt u er in Europees verband op wijzen dat deze aanpassingen voor Nederland zeer zwaar wegen, en dat het parlement verwacht om tijdig en compleet geïnformeerd te worden over de vervolgstappen? Kunt u een tijdlijn schetsen van hoe de Digitale Omnibussen behandeld zullen worden?

Antwoord

Tijdens de Telecomraad worden de Omnibusvoorstellen niet inhoudelijk besproken. Dit omdat de onderhandelingen hierop nog bezig zijn. Tijdens het beleidsdebat over regeldrukvermindering wordt er gesproken over de Digital Fitness Check. Hoewel er nog geen formele kabinetspositie is uitgewerkt, zal in het beleidsdebat een eerste globale appreciatie van de digitale omnibus gedeeld worden, in lijn met de geannoteerde agenda. Tijdens de Raad zal het kabinet zich uitspreken voor het vereenvoudigen van het digitale acquis, maar met behoud van de initiële doelen van de wetgeving en zonder verzwakking van fundamentele rechten. De voorstellen voor beide omnibussen zijn omvangrijk en ingrijpend en het kabinet heeft daarom tijd nodig om een goede appreciatie op te stellen. Het kabinet doet dat via een verkorte BNC-procedure om Uw Kamer zo snel mogelijk te informeren over haar positie.

Zij achten het onverstandig om de Digitale Omnibussen verder te bespreken, zolang niet duidelijk is wat de gevolgen zijn voor grondrechten. De leden van de GL-PvdA-fractie dringen er op aan dat deze worden uitgevoerd en vragen de minister dit in de Telecomraad in te brengen. Met name de toegang tot bijzondere persoonsgegevens (art. 9 van de AVG) voor het trainen van AI baart deze leden zorgen. Onder het mom van het mkb helpen wordt hiermee een precedent geschept waarmee alle AI-modellen zonder toestemming getraind kunnen worden op gevoelige persoonsgegevens. Dit staat haaks op de visie van deze leden én van Nederland dat data toebehoort aan de eigenaar, en dat het streven altijd moet zijn om burgers zeggenschap te geven over hun gegevens. Onder het privacyrecht verstaan deze leden ook het recht om zelf te bepalen welke data je wel en niet over jezelf deelt. Kan de minister zich inzetten om dit recht te waarborgen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deze leden wijzen op enkele gevallen, zoals bij Meta en LinkedIn, waarin gebruikersdata voor AI-training werd buitgemaakt en de optie om hier niet aan mee te doen bijzonder gebruikersonvriendelijk was. Zij vrezen dat dit standaard praktijk wordt als de Digitale Omnibus AI toe zal staan dat zonder toestemming data wordt verzameld voor AI-trainingen. Daarmee worden gebruikersonvriendelijke methoden gelegitimeerd. Hoe zou dat zich verhouden tot de verplichting uit de Digitale marktenverordening (DMA) om altijd toestemming te vragen voordat data verwerkt mag worden, beschreven in artikel 13, lid 5 van de DMA?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deelt het kabinet de mening dat het legitimeren van dataverzameling om AI te trainen zonder toestemming alleen de machtspositie van grote spelers zal consolideren die al op gigantisch veel data zitten?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben grote zorgen over de verzwakking en vertraging van de AI-verordening. Zo worden de verplichtingen voor hoog risico AI-systemen verzwakt. Waarom is dit het geval?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deelt de minister de mening dat juist deze AI-systemen met een hoog risico voor de maatschappij snel en streng gereguleerd moeten worden?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Welke gevolgen heeft deze vertraging voor organisaties en bedrijven die nu juist veel maatregelen hebben genomen, of investeringen hebben gedaan, om netjes aan de regelgeving te voldoen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Door deze aanpassing van de AI-verordening neemt het risico op discriminatie en schade toe. Volgens deze leden is dit onacceptabel. Ook worden de documentatie- en registratieverplichtingen voor AI-systemen afgezwakt. Daarmee worden de systemen die een steeds grotere rol spelen in de samenleving, minder controleerbaar en transparant. Hoe gaat de minister waarborgen dat de EU niet inlevert op deze punten? Gaat dit voor de minister een rode lijn over?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Kan hij hierbij ook het standpunt van zijn collega’s van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betrekken en de zienswijze van de Autoriteit Persoonsgegevens en het College voor de Rechten van de Mens, vanwege hun expertise en inzet op het gebied van rechtsbescherming?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie voorzien dat, door het ter discussie stellen van digitale regelgeving, lidstaten de Digitale Omnibussen zullen aangrijpen om onder andere de AI-verordening verder te amenderen en af te zwakken. Dit is gevoelig voor lobbypraktijken van grote techbedrijven, wat riskant is voor de verplichtingen rondom mensenrechten en transparantie. Deelt de minister deze zorgen en kan hij deze inbrengen in de Telecomraad?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Welke moeten lidstaten en de Europese Commissie doen om te voorkomen dat de Digitale Omnibussen worden gebruikt om al het digitale beleid van de EU ter discussie te brengen en mogelijk af te zwakken?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Tot slot hebben deze leden opmerkingen over cookies. Zij zijn positief over het afschaffen van cookiebanners. Wel wijzen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erop dat dit burgers moet beschermen tegen online tracking en dat standaard de meest privacyvriendelijke optie zou moeten worden ingesteld. Deelt de minister de mening dat mensen online alleen maar getracked moeten kunnen worden met toestemming en kunt u toezeggen dat Nederland nooit akkoord gaat met opnemen van de veel bredere grond “legitiem belang” als basis voor het plaatsen van cookies, wat zou leiden in dat mensen voortaan standaard zonder toestemming kunnen worden getracked online, bijvoorbeeld voor marketingdoeleinden?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deze leden hebben overige vragen en opmerkingen over relevante Europese ontwikkelingen. Zo zijn zij positief over de aangekondigde onderzoeken naar Microsoft en Amazon, om te bezien of deze als poortwachters aangewezen moeten worden onder de digitalemarktenverordening. Het opnemen van deze bedrijven onder de DMA is volgens de leden van de GL-PvdA-fractie een positieve ontwikkeling. Kan de minister toelichten wat de gevolgen zijn als Microsoft en Amazon inderdaad gereguleerd zouden (kunnen) worden onder de DMA? Kan dit leiden tot een eerlijke concurrentie in de Europese cloudmarkt, en voorkomen dat de dominante machtspositie van deze Amerikaanse bedrijven misbruikt wordt?

Antwoord

Verschillende aanbieders van digitale diensten zijn door de Europese Commissie aangewezen als poortwachter onder de Digitale Marktverordening (DMA) voor verschillende kernplatformdiensten. Zo zijn de sociale mediadiensten van Meta (Facebook en Instagram) en Microsoft (LinkedIn) aangewezen als kernplatformdienst onder de DMA. Onder de DMA zijn nog geen clouddiensten aangewezen als kernplatformdiensten. Dit wordt nu door de Europese Commissie onderzocht. Indien clouddiensten van Microsoft en Amazon onder de DMA als kernplatformdienst aangewezen worden zou dat betekenen dat er bepaalde verplichtingen en verboden van toepassing worden. Zo mogen de aangewezen partijen bij het leveren van aanvullende diensten hun eigen diensten niet bevoordelen of anders behandelen dan die van concurrenten. De lopende onderzoeken van de Europese Commissie moet uitwijzen in hoeverre dit de marktdynamiek voor clouddiensten ten goede kan komen.

Het kabinet onderschrijft het belang van dergelijk onderzoek om beleidsmatige discussies over de cloudmarkt verder te brengen. Deze markt is namelijk complex en het is de vraag welke wetgeving het beste in staat is om de concurrentiedynamiek te bevorderen. De aangekondigde onderzoeken van de Commissie kunnen helpen om hier meer duidelijkheid over te scheppen. Omdat de problematiek breder in de EU speelt onderschrijft het kabinet het belang van beleidsvorming op Europees niveau. Dit draagt ook bij aan een goedwerkende interne markt. Onderzoek naar economische machtsposities en marktmacht dienen onderdeel te zijn van deze beleidsvorming. Samen met andere wetgevende instrumenten zoals de Dataverordening en de aangekondigde Cloud & AI ontwikkelingswet (CADA) kan dit bijdragen aan eerlijke concurrentie op de Europese cloudmarkt. 

Is de minister bereid om actief bij te dragen aan deze onderzoeken?

Antwoord

Het is uiteindelijk aan de Commissie om te bepalen of Amazon Web Services en Microsoft Azure als poortwachters moeten worden aangewezen voor clouddiensten onder de DMA. Het kabinet steunt de Commissie bij haar toezicht op de DMA. De Kamer heeft daar in de recent aangenomen moties Kathmann en Boswijk c.s. ook om verzocht2. Mededingingsonderzoek is in de EU een exclusieve competentie van onafhankelijke mededingingsautoriteiten en Directoraat Generaal Concurrentie van de Europese Commissie. Hier past geen actieve rol van het kabinet bij. Wel draagt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) actief bij aan de lopende onderzoeken middels een zogeheten “joint investigation team”, een van de onderzoeksmethoden die onder de DMA mogelijk is gemaakt. Dit past bij de rol van de ACM als autoriteit met expertise op het gebied van de cloudmarkt en de toezichthouder op de interoperabiliteits- en portabiliteitsbepalingen ten aanzien van cloud in de Dataverordening. Op deze manier draagt Nederland bij aan deze onderzoeken en het mogelijk maken van betere concurrentie.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van de EU Cloud and AI Development Act. Deze leden vragen de minister om de stand van zaken van deze verordening te beschrijven. Zij zijn benieuwd hoe dit bij zou dragen aan het ontwikkelen van Europese veilige cloud- en AI-diensten en het eerlijker maken van de digitale markt door interoperabiliteit te bevorderen. Hoe is Nederland betrokken bij de ontwikkelingen van deze verordening en ziet de minister mogelijkheden om in de Telecomraad aan te dringen op een snelle behandeling van dit voorstel?

Antwoord

Het kabinet kijkt met interesse naar de plannen van de Europese Commissie op het gebied van cloudbeleid. Specifieke aandacht heeft het kabinet voor het voornemen van de Europese Commissie voor een Cloud & AI ontwikkelingswet (CADA). De CADA is in april j.l. aangekondigd als onderdeel van het AI Continent Actieplan. In mei is de Tweede Kamer over de aankondiging hiervan geïnformeerd in het BNC-fiche Mededeling AI Continent Actieplan3. Tot juli 2025 liep een publieke consultatie waarmee de Europese Commissie vroeg om inzichten en perspectieven op de CADA. Het kabinet heeft gereageerd op de publieke consultatie en die ook met uw Kamer gedeeld4. Op basis van de ontvangen inbreng uit de publieke en private sector werkt de Europese Commissie nu aan een wetsvoorstel voor de CADA. Dit voorstel zal waarschijnlijk in het voorjaar van 2026 worden gepubliceerd, op zijn vroegst in maart.

Het kabinet erkent het belang van een voorspoedige behandeling, maar vindt het belangrijk dat de inhoudelijke kwaliteit prevaleert. Ter voorbereiding op het wetsvoorstel is het kabinet op verschillende niveaus in gesprek met zowel relevante beleidsmakers van andere lidstaten en de Europese instellingen als andere belanghebbenden om het onderhandelingstraject voor te bereiden en het wetsvoorstel te beïnvloeden. Eerder bent u ook geïnformeerd over het non-paper ‘Strengthening cloud sovereignty of public administrations’ dat deel uit maakt van de kabinetsinzet5.

Antwoorden op de vragen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Telecomraad op 5 december 2025. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen aan het kabinet.

Zij lezen dat binnen het Europese beleidsprogramma voor het digitale decennium de EU-lidstaten en de Europese Commissie zich hebben gecommitteerd aan ambitieuze doelstellingen en streefcijfers op het gebied van digitalisering voor 2030. Het kabinet verwelkomt de herziening van het beleidsprogramma. Kan het kabinet toelichten op welke manier de onafhankelijkheid van Big Tech buiten Europa door deze herziening wordt verbeterd, inclusief de mogelijkheden tot eigen cloud-toepassingen en autonome datacentra in Europa?

Antwoord

Het waarborgen van de digitale open soevereiniteit van de EU is één van de algemene doelstellingen van het Europese beleidsprogramma voor het digitale decennium. Sinds de start van het beleidsprogramma in 2023 ontwikkelt digitale technologie zich in toenemende mate en verschuiven de geo-economische verhoudingen. In dat licht verwelkomt het kabinet een tussentijdse evaluatie van het beleidsprogramma en steunt een mogelijke aanpassing die bijdraagt aan een verdere versterking van de Europese digitale open soevereiniteit.

De raadsconclusies ‘European Competitiveness in the Digital Decade’ dienen als richtinggevend kader voor de Europese Commissie bij de evaluatie en mogelijke herziening van het beleidsprogramma. In de raadsconclusies wordt de noodzaak van het versterken van de digitale open soevereiniteit van de EU benadrukt. Zo wordt het belang benadrukt van het mobiliseren van investeringen, het mitigeren van afhankelijkheden, en wordt opgeroepen om cruciale digitale technologieën, zoals halfgeleiders, kwantum, cloud, AI, cyberveiligheid en connectiviteit mee te nemen als aandachtsgebieden bij de evaluatie en herziening van het beleidsprogramma. Dit sluit goed aan bij de Strategie Digitale Economie6, de agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA)7 en de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)8.

Bijvoorbeeld voor kritieke (overheids-)applicaties zoals DigiD, waarvan het moederbedrijf Solvinity het risico loopt overgenomen te worden door een niet-Europese partij?

Antwoord

Solvinity is niet het moederbedrijf van DigiD. Ongeacht de eventuele overname van Solvinity, geldt: DigiD is en blijft in Nederlandse handen. DigiD wordt beheerd door het Agentschap Logius (onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Het platform waar DigiD op draait wordt geleverd door Solvinity en draait in overheidsdatacentra. Een autonome Nederlandse of Europese cloud, al dan niet in beheer van de overheid, is een goede optie voor het draaien van kritieke overheidsprocessen.

Op dit moment wordt in kaart gebracht welke diensten de Nederlandse overheid bij Solvinity afneemt en wordt onderzocht wat de operationele, juridische en contractuele gevolgen zijn van de voorgenomen overname. Als het onderzoek naar de gevolgen van de beoogde overname een onacceptabel risico laat zien, worden passende maatregelen genomen. De veiligheid en bescherming van essentiële gegevens van Nederlandse burgers staan voorop.

En deelt het kabinet de mening om een Taskforce Oneerlijke Concurrentie op te richten, om te zorgen voor een gelijk speelveld voor ondernemers zodat ook partijen van buiten Europa zich aan dezelfde regels houden?

Antwoord

Het kabinet stelt dat een internationaal gelijk speelveld belangrijk is voor Nederlandse ondernemers om te concurreren met buitenlandse partijen. Nederland streeft binnen de EU naar open en op regels gebaseerde handel. Tegelijk pleit het kabinet voor bescherming tegen vervalste of oneerlijke concurrentie, vooral vanuit landen buiten de EU, waar productiestandaarden, staatssteun of regelgeving anders kunnen zijn. Handhaven van het mondiale gelijke speelveld kan in beginsel niet nationaal worden geregeld, maar moet op EU-niveau worden gerealiseerd. Binnen de EU zijn hier dan ook al verschillende instrumenten voor die de Europese Commissie namens de EU handhaaft.

Zo geldt voor de Foreign Subsidies Regulation (FSR) dat de Commissie een controlebevoegdheid heeft op overheidssteun uit derde landen, indien geconcludeerd wordt dat deze steun de concurrentie op de interne markt verstoord, heeft de Commissie de mogelijkheid om herstelmaatregelen op te leggen aan het betreffende bedrijf dat de Commissie binnen de EU de toezichthouder is en kan zij herstelmaatregelen opleggen bij het verstrekken van oneerlijke subsidies. Een ander voorbeeld is dat de Commissie onder het International Procurement Instrument (IPI) verschillende maatregelen kan opleggen wanneer zij vaststelt dat ondernemingen uit derde landen oneerlijke markttoegang hebben, bijvoorbeeld doordat markten voor overheidsopdrachten in die landen systematisch gesloten zijn voor Europese bedrijven. Het (demissionaire) kabinet laat de keuze of een Taskforce Oneerlijke Concurrentie iets toevoegt aan de huidige Europese initiatieven aan een nieuw kabinet.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe snel naar verwachting de raadsconclusies en herziening van het beleidsprogramma kunnen worden uitgevoerd wanneer deze goedgekeurd worden in de Telecomraad van 5 december 2025.

Antwoord

Raadsconclusies zijn politieke afspraken die gewoonlijk met consensus worden afgesproken in de Raad en bevatten geen juridisch bindende afspraken. De raadsconclusies over Europese concurrentiekracht en het beleidsprogramma ‘Het Digitale Decennium’ dienen vooral als richtinggevend kader voor de Europese Commissie bij de evaluatie en eventuele herziening van het beleidsprogramma. Dat betekent dat wanneer de raadsconclusies tijdens de Telecomraad worden aangenomen, de Commissie rekening zal houden met de conclusies bij de vervolgstappen van de evaluatie en mogelijke herziening van het beleidsprogramma. De evaluatie van het beleidsprogramma door de Europese Commissie is op 25 november 2025 gestart. De Commissie zal uiterlijk op 30 juni 2026 de evaluatie afronden en een verslag uitbrengen.

Deze leden vragen, nu de Digital Package is gepresenteerd op 19 november, een eerste reactie van het kabinet. Biedt dit pakket voldoende bescherming richting burgers en doet het tegelijkertijd een beroep op (grote) bedrijven om op zinvolle wijze hun verantwoordelijkheid te nemen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Ook vragen zij wat het standpunt van Nederland gaat zijn in dit beleidsdebat naar aanleiding van het digitale pakket. Is het kabinet van mening dat met dit pakket inderdaad goede stappen gezet worden om innovaties te versnellen en regeldruk van digitale wetgeving te verlagen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat kleinere marktdeelnemers, zoals het mkb, de naleving van de AVG vaak als complex zien en er ruimte is voor betere uitleg over de toepassing van de AVG. Deze opvatting delen deze leden. Kan het kabinet aangeven welke lidstaten bij dit Nederlandse standpunt aansluiten, ook op het gebied van de onafhankelijke opererende toezichthouders en gelet op het eenvoudig kunnen optreden bij cyberincidenten en datalekken?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deze leden lezen dat ten aanzien van de centralisatie van rapportageverplichtingen op Europees niveau het kabinet juridische en praktische uitdagingen ziet. In hoeverre is de handhaving op orde? Kan het kabinet hier een nadere toelichting op geven?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Zij lezen dat het kabinet zich inzet vanuit de weerbaarheidsopgave bij de verschillende Europese gremia en samenwerkingsverbanden die tot doel hebben de weerbaarheid in de EU te vergroten. De leden van de CDA-fractie vragen welke gremia en samenwerkingsverbanden dit betreft. Gaat dit bijvoorbeeld ook om het onderzoeksprogramma Digital Europe Program?

Antwoord

Het kabinet neemt deel aan diverse overlegstructuren en samenwerkingsverbanden om de digitale veiligheid en weerbaarheid te verhogen binnen de Unie.

Enkele voorbeelden zijn: de NIS Cooperation Group ten behoeve van de NIS2 implementatie, het Computer Security Incident Response Teams netwerk om de (operationele) samenwerking tussen lidstaten te stimuleren, de EU-Cyclone om cybercrisismanagement verder te brengen binnen de EU, de Raadswerkgroep Cyber om de werkzaamheden van de raad rondom cybervraagstukken te coördineren (m.n. wetgeving en beleid), de Working Party on Civil Protection (PROCIV) CER (Critical Entities Resilience), een afsplitsing van PROCIV die zich onder andere richt op de implementatie van de CER-richtlijn, de raadswerkgroep PROCIV waar lidstaten overleg voeren over Europese crisisvoorbereiding, het EU Civil Protection Mechanism (UCPM) en gezamenlijke responscapaciteit, de Ad hoc Working Party on Preparedness, Response Capability and Resilience to Future Crises, een tijdelijke werkgroep die werkt aan maatregelen om de EU structureel weerbaarder te maken en de Europese Ministeriële Weerbaarheidscoalitie, een informeel politiek samenwerkingsverband, opgericht op Nederlands initiatief, waarin minister van diverse lidstaten afspraken maken over gezamenlijke weerbaarheid, onder andere op het gebied van vitale infrastructuur, crisisbevoorrading en het tegengaan van strategische afhankelijkheden. Het Digital Europe Programme is een financieringsprogramma bedoeld om digitale projecten te bekostigen, en overigens ook een onderdeel van de digitaliseringsstrategie van de Europese Commissie (EU).

Ook vragen deze leden aan het kabinet op welke punten Nederland van andere lidstaten kan leren, bijvoorbeeld op het gebied van cyberveiligheid in het onderwijs, bewustwordingsacties rondom verstoringen in ons digitale en energienetwerk (blackouts) en verantwoord inzetten van toepassingen in het mkb.

Antwoord

Het uitwisselen van ervaringen, tools en instrumenten vindt zeer regelmatig plaats binnen verschillende samenwerkingsverbanden, zoals bijvoorbeeld de NIS Cooperation Group en het CSIRT-netwerk. Zo heeft Nederland onlangs inzichten gedeeld over de NAVO-top. Ook heeft Polen een kennissessie georganiseerd over een samenwerkingsverband in het onderwijs (SOCCER-project), om SOCs (Security Operations Centers) verder te brengen en te operationaliseren.  

Deze leden zijn benieuwd naar de consultatie die gehouden zal worden met betrekking tot de Call for evidence EU Delivery Act. De Nederlandse positie ten aanzien van specifieke regels voor de postsector over arbeidsomstandigheden en duurzaamheid willen zij daarna beoordelen, gezien de mogelijkheid dat daar werkbare verbetersuggesties uit naar voren komen.

Antwoord

Het is nog niet bekend wanneer de Commissie de consultatie over de EU Delivery Act zal starten. Ook is niet bekend of zij daarin vragen zal stellen over de meerwaarde van specifieke regels voor de postsector over arbeidsomstandigheden en duurzaamheid. Het kabinet ziet deze meerwaarde voor arbeidsomstandigheden op EU-niveau niet, omdat arbeidsomstandigheden een nationale bevoegdheid betreffen. De EU heeft hier geen bevoegdheid op omdat dit een nationale competentie is en kan hierover in principe geen regels stellen. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de Nederlandse wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden. Voor duurzaamheid is het kabinet evenmin overtuigd van de noodzaak van sectorspecifieke regels voor de postsector. Horizontale regels voldoen en het is niet duidelijk op welke wijze de postsector zich zodanig van andere economische sectoren onderscheidt, dat sectorspecifieke regels voor de postsector gerechtvaardigd zijn. Bovendien is een dergelijke stapeling van regels niet in lijn met het streven van zowel de Commissie als het kabinet naar vereenvoudiging van regels.

Zij danken het kabinet voor het Fiche inzake de Mededeling EU-Kwantumstrategie en hebben hierbij een enkele vraag. De leden van de CDA-fractie zien de meerwaarde van een uniforme Europese strategie om samenhang aan te brengen binnen het Europese kwantumlandschap. Gaat het kabinet hier ook specifiek op inzetten wat betreft de onderhavige kwantumstrategie, en zo ja, op welke manier?

Antwoord

Het kabinet zet zich specifiek in voor meer samenhang binnen het Europese kwantumlandlandschap. Nederland doet dit onder andere door nationale initiatieven te bundelen, excellent onderzoek en industriële toepassingen sterker op EU-niveau te verbinden en in te zetten op gedeelde, schaalbare Europese kwantuminfrastructuren. Daarnaast werkt de regering aan een Rijksbrede strategie voor kwantumtechnologie, die richting geeft aan de nationale inzet en zorgt voor een goede aansluiting op Europese ontwikkelingen. De Europese kwantumstrategie wordt daarbij gebruikt om nationale prioriteiten goed te laten aansluiten op Europees beleid en toekomstige regelgeving, zodat een uniforme en goed afgestemde Europese aanpak wordt bevorderd.

Zijn er Europese lidstaten die een soortgelijk beleid hebben, zoals in Nederland via de Nationale Technologie Strategie 2024 en zo ja, kunnen lidstaten op dit punt van elkaar leren?

Verschillende EU-lidstaten beschikken inmiddels over nationale kwantumstrategieën of technologieagenda’s die vergelijkbaar zijn met de Nederlandse aanpak. Onder andere Duitsland, Frankrijk, Finland, Oostenrijk en Denemarken hebben eigen nationale programma’s waarin zowel onderzoek, toepassing als industriële opschaling centraal staan. Lidstaten kunnen op dit punt zeker van elkaar leren. Dit gebeurt al via intensieve samenwerking in diverse Europese fora, waaronder de Europese Commissie, EuroHPC, de governance van het Quantum Flagship en informele lidstaat overleggen. Nederland levert hierin een actieve bijdrage en zal deze samenwerking verder intensiveren om te komen tot een meer gecoördineerd, efficiënt en strategisch sterk Europees kwantumecosysteem.

Deze leden lezen dat het kabinet van mening is dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021-2027 en deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Tegelijkertijd zijn de financiële gevolgen van de strategie op dit moment nog onduidelijk. Wanneer verwacht het kabinet dat deze financiële kaders bekend zijn en zijn andere lidstaten naar verwachting eens met het standpunt dat een beroep wordt gedaan op de EU-begroting 2021-2027? Wat is de reden dat het kabinet niet kijkt naar de integrale afweging van middelen na 2027?

Antwoord

De financiële kaders van de EU-begroting zijn vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Binnen de grenzen van het MFK wordt jaarlijks een EU-begroting vastgesteld. Over de kabinetsinzet en het krachtenveld voor de onderhandelingen over de Europese jaarbegroting voor 2026 en de derde aanvullende Europese begroting voor 2025 is uw Kamer eerder geïnformeerd.9 Tijdens de Ecofin-begrotingsraad van 14 november jl. is een akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement.

De integrale afweging van middelen voor de EU-begroting na 2027 loopt via de onderhandelingen over het MFK 2028-2034 en het nieuwe eigenmiddelenbesluit. De kabinetsinzet hiervoor is op 12 september jl. met uw Kamer gedeeld. De onderhandelingen over het MFK duren naar verwachting nog tot in 2027. Kwantumtechnologie is daarbij voor het kabinet een belangrijke technologie onder bijvoorbeeld het voorgestelde Europees Concurrentievermogenfonds (ECF)10, gezien het strategische belang van deze technologie voor de EU.

Antwoorden op de vragen van de FVD-fractie

De leden van de FVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de formele Telecomraad van 5 december 2025, alsmede de onderliggende stukken. Deze leden constateren dat tijdens deze Raad onder meer een beleidsdebat zal plaatsvinden over ‘vereenvoudiging en digitalisering: verlagen van lasten voor bedrijven in het digitale domein’, naar aanleiding van het Digital Package dat de Europese Commissie op 19 november jl. heeft gepresenteerd. Zij nemen tevens kennis van het feit dat het kabinet inzet op het principe van omnibusvoorstellen om regeldruk te verlagen.

De leden van de FVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het pakket vooral gericht is op het “versimpelen van digitale wetgeving” en het “verlagen van de regeldruk”. Deze leden vragen de minister of hij erkent dat het voorliggende omnibusvoorstel op dit punt tekortschiet. Het voorstel lijkt namelijk grotendeels te bestaan uit amenderende wijzigingen en technische herstructureringen, terwijl daadwerkelijke schrapping van substantieel belastende regels beperkt blijft. Zij vragen de minister te bevestigen dat het herschikken of samenvoegen van verplichtingen niet leidt tot daadwerkelijke verlichting van de administratieve lasten van Europese ondernemers en mkb’ers.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de FVD-fractie willen benadrukken dat de Europese Unie zich in een mondiale concurrentiestrijd bevindt, met name op het gebied van digitale technologie en artificiële intelligentie. Waar de Verenigde Staten een ecosysteem kennen dat wordt gekenmerkt door ruime innovatieruimte, snelle opschaling en een kapitaalrijk start-upklimaat, en waar China in hoog tempo strategische investeringen doet in sleuteltechnologieën zonder de rem van overmatige regelgeving, lijkt de EU zich met het gepresenteerde Digital Package vooral te richten op het verder dichtregelen van digitale processen. Deze leden ontvangen dan ook berichten uit het bedrijfsleven waarin wordt aangegeven dat de voorliggende juridische herschikkingen onvoldoende zullen zijn om de concurrentiekloof met de VS en China dicht te lopen. Zij vragen de minister te erkennen dat de EU het risico loopt om in toenemende mate technologisch afhankelijk te worden van deze grootmachten wanneer het klimaat binnen de Unie onvoldoende gelegenheid biedt voor innovatie.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de FVD-fractie vragen de minister tevens uiteen te zetten hoe hij in de Raad zal aangeven dat de Europese regelgeving zodanig moet worden vormgegeven dat innovatie vóór regulering wordt geplaatst, en hoe Nederland gaat waarborgen dat de Digital Package daadwerkelijk bijdraagt aan het versterken van de Europese concurrentiepositie in plaats van het vergroten van de kloof met de Verenigde Staten en China.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deze leden hebben verder kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om als onderdeel van het Digital Package een voorstel te presenteren voor een zogenoemde “Data Union Strategy”. Het is deze leden onduidelijk welk concreet probleem deze Data Union Strategy zou moeten oplossen dat niet reeds onder de Data Act, de Data Governance Act of de sectorale dataruimtes valt. Het risico bestaat volgens deze leden dat de Data Union Strategy opnieuw leidt tot aanvullende verplichtingen voor bedrijven dat bestaande, zwaarbeladen kaders daadwerkelijk worden opgeschoond. Zij vragen daarom uiteen te zetten welke meerwaarde deze Data Union Strategy heeft bovenop de reeds bestaande datawetgeving, of het kabinet bereid is kritisch te bezien of dit voorstel niet juist nieuwe administratieve lasten introduceert, en hoe wordt voorkomen dat dit initiatief wederom uitmondt in een verder dichtgeregeld datalandschap dat de innovatiekracht van Europese ondernemers belemmert in plaats van stimuleert.

Antwoord

De Data Unie Strategie is een vervolg op de Europese Data Strategie uit 2020 waar de Data Act, Data Governance Act en sectorale dataruimtes geïntroduceerd werden, en bouwt hier op voort. In de Data Unie Strategie wordt geen nieuwe wetgeving geïntroduceerd, wel wordt het stroomlijnen van bestaande datawetgeving via de Digitale Omnibus aangekondigd. De meerwaarde van de Data Unie Strategie ligt in het verbinden van datadeelinitiatieven, zoals de sectorale dataruimtes, met het Europees AI-beleid (bv. de AI fabrieken), zodat meer hoogwaardig kwalitatieve data beschikbaar komt voor het trainen van AI. Voor een verdere appreciatie van de Data Unie Strategie wordt momenteel gewerkt aan een BNC-fiche, dat uw Kamer voor het Kerstreces zal ontvangen.

Daarbij lezen de leden van de FVD-fractie dat er tijdens de Telecomraad informatie wordt gedeeld over de European Business Wallet. Deze leden hebben ernstige bedenkingen bij het voorstel voor een European Business Wallet. Hoewel in het voorstel van de Commissie te lezen is dat deze wallet de administratieve lasten zou verlagen, vreest het lid dat het instrument in de praktijk uitmondt in een de facto verplicht Europees bedrijfsidentiteitsmiddel, waarbij “vrijwilligheid” slechts een papieren begrip is. Zij maken zich ook zorgen dat de Business Wallet een nieuwe digitale laag toevoegt bovenop bestaande verplichtingen, waardoor de lasten niet verminderen maar juist toenemen.

Antwoord

In het voorstel van de Commissie staat dat het gebruik van de European Business Wallet door bedrijven niet verplicht is. Wel komt er een acceptatieverplichting voor uitsluitend publieke entiteiten in specifieke situaties. Vrijwillig gebruik van de European Business Wallets vind ik een belangrijk punt voor de publieke dienstverlening aan bedrijven. Het kabinet steunt dit uitgangspunt. In het BNC-fiche zal het kabinet een oordeel geven over de beoogde regeldrukverlaging.

Daarnaast is onduidelijk welke gegevens in deze wallet terechtkomen, wie daar toegang toe heeft en hoe wordt voorkomen dat dit instrument op termijn wordt gebruikt voor verdere centralisatie van bedrijfsinformatie in Brussel. De leden van de FVD-fractie vragen de minister daarom uiteen te zetten hoe hij gaat voorkomen dat de Business Wallet leidt tot een nieuwe administratieve verplichting, hoe wordt geborgd dat bedrijven die ervoor kiezen het instrument niet te gebruiken niet indirect worden uitgesloten van aanbestedingen of Europese subsidies, en welke concrete juridische garanties er zijn dat dit systeem niet via de achterdeur verandert in een verplicht, gecentraliseerd Europees bedrijfsregister.

Antwoord

De opzet van het voorstel is dat bedrijven zelf kunnen bepalen welke gegevens zij in de European Business Wallet zetten en met wie ze die delen. De opzet is dus juist dat er geen centraal Europees register komt en dat derden geen inzicht in die gegevens krijgen. Op basis van de eerste lezing van dit voorstel, steunt het kabinet die benadering. Verder is het van belang dat we een hoog niveau houden van betrouwbaarheid om bruikbaar te zijn bij gebruik in bijvoorbeeld publieke dienstverlening en de financiële sector, evenals waarborgen inbouwen om het overvragen van gegevens te voorkomen. Het voorstel biedt wel de mogelijkheid om de huidige manier van dienstverlening aan bedrijven te laten bestaan naast het gebruik van de European Business Wallets. Het kabinet acht het dan ook van groot belang dat het gebruik van een European Business Wallet vrijwillig zal blijven en niet zal leiden tot ongelijke toegang of kansen.

Tevens vragen deze leden waarom het kabinet niet inzet op een eenvoudiger alternatief: het daadwerkelijk schrappen van bestaande verplichtingen, in plaats van het stapelen van digitale oplossingen die het onderliggende probleem van overregulering niet oplossen.

Antwoord

De European Business Wallet kan bedrijven in de toekomst helpen om makkelijker te voldoen aan administratieve lasten zoals bij aanbestedingen en bij verplichtingen vanuit de Wet witwassen en financiering terrorisme. De European Business Wallet maakt deel uit van een groter (digitaal) pakket om de administratieve lasten te vereenvoudigen en maakt zakendoen binnen de EU makkelijker. Dit door het makkelijk en snel kunnen aanleveren van documenten en data, waarvan het delen nu veel moeite en tijd kost voor de bedrijven. De European Business Wallet is niet verplicht, maar zal naar verwachting wel veel voordelen aan bedrijven bieden.

Voorts nemen de leden van de FVD-fractie kennis van de aankondiging van de Commissie om een Digital Fitness Check uit te voeren, waarin het volledige digitale acquis wordt doorgelicht met als doel om de Europese digitale regelgeving te vereenvoudigen. Het digitale regelgevingslandschap bestaat inmiddels uit een omvangrijke, overlappende en voor ondernemers vaak onoverzichtelijke verzameling verplichtingen uit onder meer de AVG, de Data Act, de Cyber Resilience Act, NIS2, ePrivacy en sectorale datakaders. Deze cumulatie vormt een structurele belemmering voor mkb’ers en innovatieve bedrijven, die onevenredig worden belast door juridisering en compliance-kosten. Deze leden vragen de minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat de Fitness Check niet verwordt tot een papieren exercitie, maar daadwerkelijk wordt gevolgd door het schrappen van overbodige regels en het beëindigen van dubbeling en inconsistentie binnen het digitale acquis.

Antwoord

De Europese Commissie heeft tegelijkertijd met de publicatie van het zogenaamde 'digital package' ook een openbare consultatie gestart voor de digitale fitness check, welke duurt tot half maart 2026. Het kabinet zal zich in Europees verband ervoor inzetten dat dit geen papieren exercitie wordt en dat de Fitness Check wordt opgevolgd door aanpassing van regels waar nodig blijkt.

Zij vragen de minister daarnaast of hij er in Brussel voor wil pleiten in de eindrapportage van de Digital Fitness Check een lijst op te nemen met de meest belastende en innovatiedrukkende Europese digitale wetgeving voor kleine, middelgrote en grote bedrijven, zodat er op die manier inzicht komt in de vereenvoudiging van het stelsel. De leden van de FVD-fractie vragen de minister bovendien om in de Raad expliciet voor te stellen dat geen nieuwe digitale wetgeving wordt aangenomen of voorbereid zolang de Fitness Check niet grondig is uitgevoerd én de uitkomsten daarvan aantoonbaar hebben geleid tot een substantiële reductie van regeldruk en administratieve lasten. Alleen onder die voorwaarde kan volgens deze leden worden gewaarborgd dat het Digital Package daadwerkelijk bijdraagt aan een onder minder administratieve lasten gebukt gaand en dus innovatievriendelijker digitaal klimaat.

Antwoord

Het kabinet vindt dat het 'digital package' moet bijdragen aan de regeldrukverlaging voor het bedrijfsleven. Op dit moment is nog niet bekend wat de uitkomst van de 'Digital Fitness Check' zal zijn en daarom kan het kabinet daar niet op vooruit lopen. De consultatieperiode voor belanghebbenden voor de Digital Fitness Check loopt tot 11 maart 2026. Het kabinet staat in principe positief tegenover het opnemen van een overzicht met meest belastende en innovatiedrukkende EU digitale wetgeving en zal de Commissie vragen naar hoe de Digital Fitness Check zich verhoudt tot het Digital Package.

Deze leden merken op dat eventuele risico’s bij het gebruik van AI-systemen vooral ontstaan in concrete toepassingssituaties, en veel minder bij de ontwikkeling van de onderliggende technologie. Het reguleren van de ontwikkelfase – zoals verplichtingen rond databeschrijving, documentatie, logging en risicobeheer nog vóórdat een toepassing überhaupt is ontworpen – brengt volgens deze leden aanzienlijke risico met zich mee dat innovatieve bedrijven worden afgeremd nog vóórdat zij hun technologie hebben kunnen demonstreren of aanscherpen. Dit geldt te meer voor kleinere Europese ontwikkelaars die niet beschikken over de middelen van Amerikaanse of Chinese marktleiders. Zij vragen de minister dan ook of hij bereid is om zich in te zetten voor een gebruik-gebaseerde AI-regulering, waarin verplichtingen worden gekoppeld aan daadwerkelijke risico’s in de toepassingspraktijk, in plaats van aan het experimentele ontwikkelproces.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de FVD-fractie vragen daarnaast hoe de minister deze verschuiving in EU-verband gaat bepleiten, en of hij bereid is om in te brengen dat het huidige stelsel van upstream-regulering – waaronder de high-risk verplichtingen in de AI Act – een fundamentele heroverweging behoeft om innovatie niet nodeloos te belemmeren.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Antwoorden op de vragen van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie constateren dat het kabinet het Digital Package verwelkomt en de nadruk op het reduceren van onnodige en disproportionele regeldruk. Kan de minister specificeren hoe hij tijdens het beleidsdebat de nadruk zal leggen op de noodzaak om praktische instrumenten, formats en hulpmiddelen te bieden die de nalevingslast specifiek voor overheden en mkb effectief verminderen? Kunt u per dossier (AI Act, DSA/DMA, GDPR/ePD, platform-regelgeving, datawetgeving) aangeven welke onderdelen Nederland actief wil vereenvoudigen, pauzeren of herzien tijdens de onderhandelingen over het Omnibus-pakket?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deze leden zien dat de Nederlandse positie erkent dat met name kleinere marktdeelnemers (mkb) de naleving van de AVG vaak als complex ervaren. Welke acties zal de minister in Europees verband ondernemen om ervoor te zorgen dat onafhankelijke toezichthouders, zoals de EDPB, voortvarend werken aan het ontwikkelen van praktische richtsnoeren, bijvoorbeeld door duidelijkheid te geven over wanneer een DPIA (data protection impact assessment) niet vereist is, om op die manier de zorgen over de naleving weg te nemen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Het kabinet ziet juridische en praktische uitdagingen bij de centralisatie van rapportageverplichtingen op Europees niveau en benadrukt het belang van het behoud van rapportagestructuren op nationaal niveau en het waarborgen van de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten voor nationale veiligheid. Deze leden vragen hoe de minister er tijdens het debat voor zal zorgen dat stroomlijning van cyberwetgeving (zoals NIS2 en CER) daadwerkelijk leidt tot lagere administratieve lasten, zonder dat dit ten koste gaat van de nationale regie en effectiviteit van de incidentenrapportage.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Het kabinet heeft in zijn reactie op de call for evidence voor de EU Delivery Act gepleit voor maximale deregulering en meer flexibiliteit voor lidstaten, met het argument dat marktwerking toereikend is voor de pakketmarkt en dat het publieke belang afneemt. Zij vragen hoe de minister waarborgt dat dit streven naar maximale deregulering niet leidt tot fragmentatie van de postinterne markt of dat kwetsbare groepen en afgelegen bestemmingen risico lopen op verminderde toegang tot postdiensten, gelet op de zorgen die de Commissie hierover uitsprak.

Antwoord

Voor het kabinet is het een belangrijke voorwaarde dat meer flexibiliteit voor lidstaten niet leidt tot nieuwe belemmeringen op de interne postmarkt. Het kabinet zal eventuele risico’s op verminderde toegang tot postdiensten meewegen bij de verdere inzet.

De leden van de BBB-fractie constateren dat de Nederlandse inzet is om geen meerwaarde te zien in specifieke EU-regels over arbeidsomstandigheden of duurzaamheid voor de postsector, omdat dit nationale bevoegdheden betreft of horizontale regels voldoende zouden zijn. Hoe rijmt de minister deze visie met de mogelijke sociale gevolgen van de modernisering van het postacquis, zoals de mogelijke afname van werkgelegenheid bij universele dienstverleners? Kan de minister toelichten of hij vreest dat Europese regels over arbeidsomstandigheden de concurrentiepositie van Nederlandse postbedrijven onnodig zullen verzwaren?

Antwoord

Voor het kabinet is het een belangrijke voorwaarde dat meer flexibiliteit voor lidstaten niet leidt tot nieuwe belemmeringen op de interne postmarkt. Het kabinet zal eventuele risico’s op verminderde toegang tot postdiensten meewegen bij de verdere inzet.

Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan verdere Europese actie tegen verslavende algoritmen en ontwerptechnieken in digitale diensten via de voorgestelde Digital Fairness Act (DFA), en bepleit onder andere een verbod op betaalde loot boxes en regulering van pay-to-win mechanismen. Hoe zal de minister garanderen dat deze nieuwe reguleringsvoorstellen (DFA), die specifieke juridische leemtes willen opvullen, niet leiden tot nieuwe bureaucratische lasten of inconsistenties die het doel van de vereenvoudiging van het digitale acquis (de Omnibus) ondermijnen, zo vragen deze leden?

Antwoord

Het kabinet geeft de hoogste prioriteit aan de handhaving van bestaande wet- en regelgeving in de digitale economie en ondersteuning van ondernemers hierbij. Tegelijkertijd biedt het huidige kader van wet- en regelgeving consumenten onvoldoende bescherming tegen een aantal schadelijke handelspraktijken, zoals verslavend ontwerp van digitale diensten en handelspraktijken in games. Voor ondernemers is het huidige wetgevend kader onduidelijk. Nederland pleit voor het inzetten van de Digital Fairness Act als gerichte maatregel om deze schadelijke handelspraktijken aan te pakken en daarmee duidelijkheid te creëren voor zowel consumenten als ondernemers over wat wel en niet is toegestaan. In aanloop naar een wetgevend voorstel voor de Digital Fairness Act (verwacht in de tweede helft van 2026) zal het kabinet – in lijn met het doel van de Omnibus - blijvend aandacht vragen voor het voorkomen van onnodige regeldruk voor ondernemers en in dit kader suggesties aandragen bij de Europese Commissie voor gerichte aanpassing van het consumentenrecht. Ook wordt het belang van een kwalitatief hoogwaardige impact assessment onderstreept.

De leden van de BBB-fractie zien dat in de Nederlandse positie wordt gewezen op het belang van dynamische instrumenten om risico’s te mitigeren, zoals de nationale bevoegdheid om in uiterste gevallen een digitaal product of dienst bij een NIS2-organisatie te verbieden als er risico’s voor de nationale veiligheid zijn. Ziet de minister mogelijkheden om dit soort nationale instrumenten voor het vergroten van de cyberweerbaarheid te delen als ‘best practice’ in de Raad, en zal hij zich inzetten om de integratie van cybersecurity-by-design en de weerbaarheid van toeleveringsketens als topprioriteit binnen het digitale beleid te verankeren?

Antwoord

Het kabinet acht het toepassen van een risicogebaseerde aanpak - beginnend bij de ontwerpfase van producten en diensten – en gedurende de hele levenscyclus van cruciaal belang. De reeds ontwikkelde (cyber) wet-en regelgeving zoals de Verordening cyberweerbaarheid (CRA) en NIS2 hanteren bovengenoemde principes en zullen volgens het kabinet de cyberweerbaarheid binnen de verschillende sectoren hierdoor sterk verhogen. Het kabinet ziet de toepassing van cybersecurity-by-design inderdaad als topprioriteit. Dit onderwerp is tevens opgenomen in de Nederlandse Cybersecurity Strategie.

Het kabinet zet zich daarnaast actief in om goed en gedegen risicomanagement te bevorderen door de ontwikkeling van methodieken en instrumenten. Ook draagt het kabinet actief bij aan de uitvoering van nationale en EU brede risicoanalyses om effectieve (mitigerende) maatregelen te formuleren. Het kabinet heeft in dit kader de Masker Methodiek toegelicht in EU verband; een methodiek ontwikkeld door het Nationaal Cyber Security Centrum om risico’s in de keten te identificeren. Het kabinet zal dit voortzetten en andere instrumenten delen in EU-verband.

Het kabinet benadrukt dat digitale weerbaarheid een belangrijk onderdeel is van de bredere maatschappij-brede aanpak tegen militaire en hybride dreigingen. Kan de minister aangeven hoe de uitwisseling van geleerde lessen over grootschalige cyberaanvallen, die in de besloten Raad plaatsvindt, zal bijdragen aan het beter beschermen van vitale processen en de veerkracht van de bredere nationale infrastructuur?

Antwoord

Voor het kabinet is het uitwisselen van geleerde lessen over (grootschalige) cyberaanvallen met andere EU-lidstaten zeer waardevol. Deze geleerde lessen kunnen waardevolle inzichten bieden die mogelijk relevant zijn voor nationale initiatieven waaronder de aankomende actualisatie van het Landelijk Crisisplan Digitaal (LCP-D). In deze actualisatie worden ook andere ervaringen, zoals van de NAVO-top en geleerde lessen van de nationale cyberoefening ISIDOOR IV, meegenomen. Het LCP-D geeft inzicht en overzicht van de afspraken over de beheersing van een digitale crisis op landelijk niveau en biedt kaders die organisaties kunnen gebruiken in de eigen voorbereiding op een digitale crisis.

Deze leden constateren dat de Europese Commissie een Omnibus-voorstel voor vereenvoudiging van digitale wetgeving heeft gepresenteerd. Hoe beoordeelt u de constatering van diverse lidstaten, CEO’s en brancheorganisaties dat dit voorstel op dit moment “niet meer dan een eerste stap” is en onvoldoende bijdraagt aan het dichten van de Europese concurrentiekloof? Waarom wijkt de Nederlandse inzet in de recente non-paper af van de richting die de Kamer heeft gevraagd in de moties Martens en Vermeer (Kamerstuk 21501-30), en Vermeer (Kamerstuk 26643-1416)? Kunt u toelichten waarom het kabinet tegelijkertijd wél grotendeels aansluit bij de richting van de motie Kathmann (Kamerstuk 32761-324), die door de Kamer is verworpen? Hoe duidt u de reactie van de CCIA, waarin wordt gesteld dat de EU “veel gedurfder” moet optreden om de digitale regels te herzien, met name rond AI en privacy?

Bent u bereid deze kritiek in te brengen in de Telecomraad?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Antwoorden op de vragen van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Telecomraad van 5 december 2025. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Zij lezen dat er tijdens de Telecomraad een beleidsdebat zal plaatsvinden over het verlagen van lasten voor bedrijven in het digitale domein. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet hoe zij de constatering beoordeelt dat de AVG-doelstellingen uit artikel 1 van de AVG uitsluitend bescherming van natuurlijke personen omvatten, en niet expliciet de bevordering van innovatie, proportionaliteit of economische uitvoerbaarheid, waardoor deze belangen slechts impliciet, en daardoor onvoldoende, worden meegewogen door toezichthouders.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Voorts vragen deze leden het kabinet of zij bereid is zich in te zetten voor een herformulering of aanvulling van art. 1 AVG of de considerans, zodat innovatiebevordering en proportionaliteit uitdrukkelijk tot de doelstellingen van de verordening worden gerekend.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Kan het kabinet uiteenzetten welke ruimte de AVG momenteel laat voor toezichthouders om expliciet rekening te houden met proportionaliteit en innovatie (o.a. art. 57–58 AVG), en of het wenselijk is deze ruimte middels de Digital Omnibus explicieter te codificeren?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Is het kabinet bereid om in EU-verband te pleiten voor een wettelijke innovatieopdracht voor toezichthouders, mede om te voorkomen dat handhaving de facto tot een restrictieve interpretatie van rechtmatigheid en risico leidt?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de SGP-fractie lezen dat een systematische herziening van hoofdstuk V van de AI act ontbreekt. Deze leden vragen het kabinet hoe zij deze leemte beoordeelt, mede gezien de signalen dat het hoofdstuk redundant is geworden door latere artikelen en aanpalende regelgeving (zoals het GPAIM-regime).

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Zo vragen zij of het kabinet het juridisch houdbaar en wenselijk acht om een risicobenadering te introduceren die uitgaat van ‘risk-by-use’ in plaats van ‘risk-by-development’, zoals aanbevolen door diverse Europese adviesorganen.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Hoe duidt het kabinet de reikwijdte van het tijdelijke uitstel van de hoogrisicoverplichtingen tot 2027 in relatie tot openstaande vragen omtrent geharmoniseerde normen, GPAIM-specificaties en toezichtcapaciteit?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of zij bereid is zich in te zetten voor een expliciete aanpassing van de AI Act waarin een innovatie-en-proportionaliteitsopdracht voor markttoezichthouders wordt verankerd.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Deze leden constateren dat een aantal moties aangaande de AI-omnibusact niet is meegenomen in het kabinetsstandpunt dienaangaande. Zij vragen het kabinet aan te geven waarom er nu voor wordt gekozen om elementen uit de verworpen motie-Kathmann (Kamerstuk 32761-324) te betrekken in de Nederlandse inzet bij de Telecomraad, terwijl onderdelen uit de aangenomen moties Martens en Vermeer (Kamerstuk 21501-30), en Vermeer (Kamerstuk 26643-1416) niet of slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of zij bereid is te bevestigen dat de uitvoering van aangenomen moties leidend behoort te zijn bij het formuleren van de Nederlandse inzet, en indien dit niet gebeurt, welke juridische en procedurele toets daaraan ten grondslag ligt. Zij vragen derhalve het kabinetsstandpunt te conformeren aan de aangenomen Kamermoties.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet het principe van omnibusvoorstellen als middel om regeldruk te verlagen, wetgeving te stroomlijnen en uitvoerbaarheid te verbeteren ondersteunt. Tegelijkertijd wil het kabinet de Commissie op het belang wijzen van het uitvoeren van gedegen impact assessments en het belang van het overeind houden van de doelen van wet- en regelgeving. Deze leden vragen het kabinet hoe zij de Digital Omnibus-voorstellen beoordeelt in termen van systematische vereenvoudiging van Unierecht, in het bijzonder het bundelen van meerdere data-instrumenten tot één Datawet en het integreren van cookieregels in de AVG?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de SGP-fractie zijn verbaasd over het feit dat het Nederlandse non-paper kiest voor een beperktere en minder ambitieuze lijn dan de voorstellen van de Commissie, terwijl de Digital Omnibus beoogt om rechtszekerheid en harmonisatie te vergroten. Deze leden vragen het kabinet hierop te reflecteren.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

Voorts vragen zij het kabinet of zij de introductie van een single-entry-point voor incidentmeldingen juridisch uitvoerbaar acht in relatie tot sectorspecifieke verplichtingen (NIS2, DORA, GDPR). Is zij bereid dit instrument actief te steunen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.

De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of zij de analyse deelt dat de rechtsgrondslagen in de UCPD, CRD, AVG, DSA/DMA en AI Act reeds voldoende basis bieden voor het optreden tegen ‘dark patterns’, en dat nieuwe wetgeving risico’s creëert op normatieve overlap, inconsistentie en verdere fragmentatie. Deze leden lezen dat het Nederlandse non-paper pleit voor nieuw regulerend optreden op dit terrein, terwijl de Commissie zelf ruimte ziet voor harmonisatie via richtsnoeren, CPC-coördinatie en handhavingsverbeteringen. Zij vragen het kabinet hierop te reflecteren en dit punt in het non-paper te herzien en hierbij in te gaan op: uniforme EU-richtsnoeren voor interpretatie van bestaande bepalingen; versterkte grensoverschrijdende CPC-handhaving; beperking van nieuwe wetgeving tot daadwerkelijk geconstateerde lacunes in de UCPD (Unfair Commercial Practices Directive).

Antwoord

Het kabinet deelt het standpunt van de SGP-fractie dat primair ingezet moet worden op uniforme EU-richtsnoeren en handhaving van bestaande wetgeving in de digitale economie. Dit wordt ook aangegeven in de non-paper waaraan de SGP-fractie refereert. Tegelijkertijd komt uit het rapport van de Europese Commissie uit 2020 (Fitness check on Consumer Protection) naar voren dat consumenten onvoldoende beschermd zijn in een online omgeving. Nederland pleit voor een gerichte aanpassing van het consumentenrecht via de Digital Fairness Act door onduidelijkheden en lacunes voor specifieke online handelspraktijken te adresseren en zo duidelijkheid te creëren voor zowel consumenten als ondernemers.

Het kabinet deelt de analyse van de SGP-fractie dat de Europese wet- en regelgeving verschillende rechtsgrondslagen kent waarmee tegen ‘dark patterns’ kan worden opgetreden. De Commissie concludeert echter dat de huidige wetgeving, hoewel effectief in sommige opzichten, niet adequaat is om ‘dark patterns’ in alle gevallen aan te pakken. Zo bevat de Digital Services Act (DSA) bijvoorbeeld wel een definitie van ‘dark patterns’, maar is hierin bepaald dat praktijken die onder de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken vallen, zijn uitgesloten, wat tot juridische onduidelijkheid kan leiden. Het kabinet pleit daarom voor meer samenhang tussen het consumentenrecht en regelgeving zoals de DSA. Dit kan eenvoudig worden bereikt door de definitie van ‘dark patterns’ uit de DSA over te nemen in het consumentenrecht. Hierdoor ontstaat een geharmoniseerd kader en kan overlap, inconsistente en verdere fragmentatie worden tegengegaan.

Daarnaast is in de non-paper voor de Digital Fairness Act specifiek aandacht gevraagd voor drie veelvoorkomende ‘dark patterns’ die financiële schade voor consumenten kunnen opleveren. Nederland pleit ervoor om deze ‘dark patterns’ onder alle omstandigheden te verbieden in het consumentenrecht door ze te plaatsen op de zwarte lijst van de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken. Voor de volledige inzet op dark patterns verwijst het kabinet naar de non-paper voor de Digital Fairness Act.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de oproep van Draghi dat de EU zonder deregulering en harmonisatie onvoldoende productiviteitsgroei realiseert om het Europese economische en sociale model te behouden onvoldoende naar voren komt in het Nederlandse non-paper. Deze leden vragen te reflecteren op deze oproep en het non-paper zo te herzien zodat het wél voldoet aan deze oproep. Zij vragen het kabinet voorts of zij de Nederlandse positie verenigbaar acht met de beginselen van evenredigheid, subsidiariteit en goede regelgeving (art. 5 VEU) en het feit dat Nederland via de non-paper een minder ambitieuze lijn hanteert dan de Commissie, terwijl het mkb en startups hierdoor disproportioneel worden belast.

Antwoord

Het kabinet is het voorstel nog aan het bestuderen. In deze beoordeling worden rechtszekerheid, proportionaliteit en innovatie meegenomen.

Tot slot vragen de leden van de SGP-fractie of het kabinet bereid is zich in de Telecomraad uit te spreken voor een versterking en geen verzwakking van de Digital Omnibus, in lijn met de aanbevelingen van het Draghi-rapport. Voorts verzoeken deze leden het kabinet om bij voorstellen rondom de digitale omnibus rechtszekerheid, proportionaliteit en innovatie expliciet te borgen in het Nederlandse kabinetsstandpunt.

Antwoord

Het antwoord op deze vraag wordt met u gedeeld in het verslag van de Telecomraad.


  1. Kamerstukken II 2025/2026, nr. 2025Z19922.↩︎

  2. Kamerstukken II 2024/2025, nr. 30 821 264 en Kamerstukken II 2024/2025, nr. 501-02 3099↩︎

  3. BNC-fiche - Mededeling AI Continent Actieplan↩︎

  4. Kamerstukken II 2025/2026, nr. 22112 4184↩︎

  5. Non paper 'Strengthening cloud sovereignty of public administrations↩︎

  6. Strategie Digitale Economie↩︎

  7. Agenda Digitale Open Strategische Autonomie↩︎

  8. De Nederlandse Digitaliseringsstrategie – Samen versnellen↩︎

  9. Kamerbrief over voorstel jaarbegroting EU 2026 en Kamerbrief voortgang Europese jaarbegroting 2026, inzet Ecofin-begrotingsraad en 3e aanvullende Europese begroting 2025↩︎

  10. BNC-fiche Europees Concurrentievermogenfonds↩︎