[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de brieven van Building Change over "Helder over elders 2025 bij de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei" en van de Grootouders voor het Klimaat m.b.t. COP21 en klimaatbeleid

Internationale klimaatafspraken

Brief regering

Nummer: 2025D52238, datum: 2025-12-15, bijgewerkt: 2025-12-16 11:07, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31793 -289 Internationale klimaatafspraken .

Onderdeel van zaak 2025Z22085:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

In de procedurevergadering van 25 november 2025 heeft de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei gevraagd een reactie te ontvangen op de brief van Building Change over "Helder over elders 2025 bij de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei" en op de brief van de Grootouders voor het Klimaat m.b.t. COP21 en klimaatbeleid. Met deze brief geeft het kabinet invulling aan deze verzoeken.

Building Change
In de brief van Building Change worden twee vragen gesteld.

Vraag 1:

Het kabinet verstrekt 700 miljoen subsidie aan duurzame waterstof. Is er in dit beleid oog voor de negatieve effecten van waterstof, en de potentiële risico’s voor landen die kampen met extreme waterstress? Zijn er voorwaarden voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen verbonden aan deze subsidies?”

Antwoord 1:

De in de brief genoemde subsidie is specifiek gericht op productie van waterstof via water-elektrolyse in Nederland. Projecten in Nederland moeten voldoen aan regelgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Daarbij is ook aandacht voor watergebruik, zie het in 2024 opgeleverde rapport Water voor waterstof.1

Ook voor import van waterstof, waar de brief aandacht voor vraagt, is het echter belangrijk dat de opbouw van deze ketens en de productie en toepassing van waterstof plaatsvinden met aandacht voor mens en milieu. In algemene zin verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Deze voorwaarden zijn verwerkt in de criteria die Nederland en Duitsland hanteren voor het financieren van import uit derde landen via H2Global. Hetzelfde geldt voor waterstofprojecten in het buitenland die mogelijk financiële steun krijgen via Invest International. In de MoU’s die Nederland heeft afgesloten met landen die mogelijk waterstof gaan exporteren wordt ook verwezen naar de Sustainable Development Goals van de VN.

Daarnaast wordt het Nederlandse bedrijfsleven dat betrokken is bij internationale waterstofprojecten ondersteund middels een mix van maatregelen, bijvoorbeeld via sectorale samenwerking op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Zo is de Nederlandse waterstofsector via brancheorganisatie NL Hydrogen in overleg met de Sociaal Economische Raad (SER) en het ministerie voor Buitenlandse Zaken om de mogelijkheid voor sectorale samenwerking te verkennen, bijvoorbeeld door toe te treden tot het IMVO convenant voor hernieuwbare energie of een nieuwe sectorovereenkomst af te sluiten. Verder zal aankomende Europese IMVO-wetgeving zoals de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) ook van toepassing zijn op bedrijven uit de waterstofsector die vallen onder de reikwijdte van de richtlijn. Deelname aan IMVO sectorovereenkomsten ondersteunt bedrijven in de voorbereiding daarop.  

Het onderwerp IMVO in relatie tot import van waterstof is tot slot ook in meerdere brieven aan de Tweede Kamer aan de orde gekomen. In 2023 heeft de toenmalige minister van Klimaat & Energie op verzoek van de Tweede Kamer een sectorspecifieke IMVO-risicoanalyse te laten uitvoeren voor waterstofimport.2

Vraag 2:

Volgens de beantwoording van Kamervragen ziet minister Hermans de reductie van CO2 uitstoot als een mondiale opgave. Waarom focust het Klimaatplan in de internationale stukken dan vooral op andere uitstoters te laten betalen en er is er geen aandacht voor internationale klimaatrechtvaardigheid in het Klimaatplan?

Antwoord 2:

In het Klimaatplan 2025-2035 stelt het kabinet dat Nederland, als relatief welvarend land met een relatief hoge uitstoot per Nederlandse burger, zowel historisch als nu, verantwoordelijkheid moet nemen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en uiterlijk in 2050 netto nul broeikasgassen uit te stoten. Deze verantwoordelijkheid betekent ook dat Nederland zich,

in EU-verband, wereldwijd inzet om de impact van klimaatverandering te beperken op landen in het mondiale zuiden die minder hebben bijgedragen aan de mondiale uitstoot maar wel de effecten daarvan ondervinden.

Ook heeft Nederland met de EU de verantwoordelijkheid genomen om in 2025 een zo haalbaar en realistisch mogelijke doelstelling voor 2040 te definiëren. Nederland zal de grootste uitstoters van de G20 aansporen om dit ook te doen, gezien hun verantwoordelijkheid voor ongeveer 80% van de huidige en historische uitstoot wereldwijd.

Het kabinet verwacht, uit oogpunt van rechtvaardigheid, van alle bedrijven en (publieke) organisaties in Nederland dat zij een bijdrage leveren aan de transitie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daartoe hoort ook de inspanning om hun totale milieuafdruk (waaronder ketenemissies) te verminderen, passend bij hun mogelijkheden en plaats in de ketens. Er is al veel beleid dat bedrijven en organisaties aanzet tot het reduceren van hun ketenemissies.

Grootouders voor Klimaat

In de brief van Grootouders voor Klimaat worden zorgen geuit over de voortgang van het beperken van de opwarming van de aarde. Het kabinet herkent deze zorgen, tegelijkertijd is er ook reden voor optimisme. Het is nu tien jaar geleden dat op COP21 de Overeenkomst van Parijs is gesloten, en dat landen afspraken om de opwarming van de aarde op lange termijn te beperken tot 1,5°C. De verwachte temperatuurstijging was op basis van het toen uitgestippelde beleid bijna een graad meer dan nu, nl. ruim boven de 3°C in plaats vannu 2,3-2,5°. Sinds 2015 heeft de wereld dus al enige vooruitgang geboekt in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. In de meest optimistische scenario’s is een maximale opwarming net onder 2°C mogelijk. Meer realistisch bezien liggen die verwachtingen echter boven de 2°C, en ligt de wereldwijde inzet nog niet op koers.

Nederland heeft bij de afgelopen COP30 ingezet op voortgang langs alle pijlers van de Overeenkomst van Parijs: zowel mitigatie, adaptatie, en financiering voor klimaat. In de Kamerbrief met het verslag van COP30 is het kabinet nader ingegaan op de in Belém behaalde resultaten.3 Daarbij is ook aandacht voor het toenemend belang van vrijwillige initiatieven rondom de onderhandelingen. Ook via die band kan de uitvoering van eerder gemaakte afspraken worden versterkt, zoals het doel vanuit COP28 om de wereldwijde capaciteit hernieuwbare energie tegen 2030 te verdrievoudigen. De International Renewable Energy Agency meldde op 14 oktober jl. dat de wereldwijde groei van hernieuwbare energie opnieuw is versneld, en dat het gat ten opzichte van de verdrievoudiging die tijdens COP28 is afgesproken steeds kleiner wordt.

Klimaatverandering aanpakken vereist samenwerking van veel verschillende actoren op uiteenlopende terreinen en op verschillende niveaus – internationaal, Europees, nationaal en lokaal. De Overeenkomst van Parijs en haar basis in de klimaatwetenschap vormen het fundament onder deze inzet. In het jaar dat de Overeenkomst van Parijs tien jaar bestaat, is het belangrijk dat landen tijdens COP30 hun blijvende steun voor deze multilaterale afspraken hebben bevestigd. Richting de toekomst zal Nederland op constructieve wijze blijven zoeken naar gezamenlijke oplossingen die werken voor iedereen. Nederland zet daarom zowel op EU- als op internationaal niveau vol in op de randvoorwaarden voor de transitie, en kijkt per thema wat een passende vorm is. Multilaterale afspraken gaan daarbij hand-in-hand met coalities en vrijwillige initiatieven.

In de brief doen de Grootouders voor Klimaat ook het aanbod zelf een bijdrage te leveren door hun elektriciteitsverbruik te verduurzamen. Het kabinet juicht dit soort initiatieven toe. Niet alleen levert dit een bijdrage aan een duurzaam en weerbaar Nederland, ook maakt het dat de transitie iets is wat we met elkaar doen.

Sophie Hermans

Minister van Klimaat en Groene Groei


  1. Water voor waterstof↩︎

  2. Kamerstukken II, 29 023, nr. 431↩︎

  3. 2025Z21939↩︎