Voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
Brief regering
Nummer: 2025D53377, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-18 18:08, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit BBB kamerlid)
- Overige moties en toezeggingen
- Beleidsreactie op de bevindingen uit het onderzoeksrapport ‘Over Grenzen'
- Lessen uit Spanje voor de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en femicide
- Een zelfstandige strafbaarstelling van psychisch geweld en/of dwingende controle
- Eindrapport Risicotaxatie en veiligheidsbeoordeling ter voorkoming van fataal geweld Goed kijken en echt zien
- Leidraad Tijdelijk huisverbod Een nieuw perspectief
- Plegerinterventies partnergeweld Een systematische literatuurstudie naar de effecten en werkzame mechanismen
- Plegerinterventies partnergeweld Adviezen voor doorontwikkeling van de interventie Beëindigen Onderling Relationeel Geweld (BORG)
- Rapport dwingende controle Onder de oppervlakte Onzichtbaar geweld zichtbaar maken
- Beslisnota bij Kamerbrief over voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
Onderdeel van zaak 2025Z22496:
- Indiener: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter
In Nederland leven veel kinderen en volwassenen die worden geconfronteerd met huiselijk geweld en kindermishandeling. Per jaar hebben 1,3 miljoen mensen van 16 jaar en ouder in Nederland hiermee te maken, van wie 990.000 maandelijks, wekelijks of dagelijks.1 De impact hiervan is voor jong en oud groot. Kinderen die opgroeien in onveilige thuissituaties kunnen die ervaringen een leven lang met zich meedragen. Ook de samenleving als geheel wordt diep geraakt: door intergenerationele overdracht van het geweld en de aantasting van fundamentele normen en waarden als veiligheid, vrijheid, gelijkwaardigheid en het algemeen welbevinden. In de samenleving groeit het besef dat veiligheid in de huiselijke kring niet vanzelfsprekend is. Te vaak worden gemeenschappen, families en buurten opgeschrikt door ernstige gevallen van (dodelijk) geweld. Deze schokkende gevallen en de moed en openheid van slachtoffers en nabestaanden hebben het collectief bewustzijn rondom huiselijk geweld en kindermishandeling vergroot en het publieke debat en de politieke belangstelling rondom deze thema’s aangewakkerd. Ook in uw Kamer is de urgentie sterk gegroeid. Deze maatschappelijke en politieke roep om actie vraagt om een gezamenlijke inspanning op allerlei niveaus; van de overheid, van professionals en van burgers.
Uit recente initiatieven blijkt dat er brede politieke en maatschappelijke steun is om vervolg te geven aan een versterkte aanpak. De initiatiefnota’s van de leden Mutluer2 en Van der Werf3, de petitie hulplijn 1164, het stembusakkoord voor versterking van de aanpak van geweld tegen vrouwen en het aanpakplan kinderen van femicide-slachtoffers en femicide-overlevers zijn het bewijs van een brede wens om deze problematiek met prioriteit aan te pakken. Zoals beschreven in het plan van aanpak ‘Stop femicide!’5 bestrijdt het kabinet fataal geweld tegen
vrouwen en meisjes op basis van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De grote meerderheid van hen wordt immers omgebracht door een (ex-)partner of een familielid (de zogenaamde huiselijke kring). Maar ook buiten de huiselijke kring dienen fysiek, psychisch en seksueel geweld tegen vrouwen te worden voorkomen en bestreden, bijvoorbeeld geweld en grensoverschrijdend gedrag tijdens het uitgaan, op straat of op de werkvloer. Het is daarvoor cruciaal dat schadelijke genderopvattingen, offline en online, worden bestreden. En ook in deze gevallen is preventieve hulp en zorg nodig, evenals goede signalering en adequaat strafrechtelijk ingrijpen. Dit vraagt om sterkere coördinatie en samenhangend beleid in het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling. Later in deze brief wordt hier nader op ingegaan.
Met deze brief informeer ik, mede namens de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Participatie en Integratie, uw Kamer over de voortgang van de aanpak op huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties) van 11 september 2025.6 In deze brief wordt ingegaan op de ontwikkelingen op het gebied van:
Het verbeteren van de coördinatie van beleid tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld;
Signalering van huiselijk geweld en kindermishandeling;
Versterken van hulp, ondersteuning en opvang;
Preventie en aanpak van schadelijke praktijken;
Aanpak van plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling;
EU-Richtlijn
Waar moties direct raken aan hierboven genoemde thema’s, staan deze beschreven in de brief. De voortgang van overige relevante moties en toezeggingen staan vermeld in bijlage 1 ‘Overige moties en toezeggingen’.
Bijlage 2 is de beleidsreactie op het rechtsvergelijkend onderzoek naar de inzet van preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking, uitgevoerd door onderzoeksbureau Right to Rise in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Bijlage 3 bestaat uit de lessen die we kunnen trekken uit de aanpak in Spanje voor de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en femicide. Daarnaast worden de volgende bijlagen meegestuurd:
Een onderzoek van Regioplan naar de verbetering van (het gebruik van) de instrumenten voor veiligheids- en risicobeoordeling bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Het onderzoek richt zich op de inzet van verschillende taxatie-instrumenten, waarbij specifiek is gekeken hoe de instrumenten de rode vlaggen voor femicide hebben opgenomen;
Het internationaal rechtsvergelijkend onderzoek naar de zelfstandige strafbaarstelling van psychisch geweld en/of dwingende controle van de Open Universiteit, zoals toegezegd door de toenmalige minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van de motie van het lid Mutluer7;
Het rapport ‘Dwingende controle – Onder de oppervlakte, Onzichtbaar geweld zichtbaar maken’ (Eefsway), naar aanleiding van het project dat ziet op praktijkverbetering in de aanpak van psychisch geweld;
De leidraad ‘Het tijdelijk huisverbod vanuit een nieuw perspectief’ van Marieke Kleinjan, waarin de met gemeenten en uitvoeringsorganisaties afgestemde uitgangspunten staan beschreven op basis waarvan in 2026 de verbeterde inzet van het tijdelijk huisverbod zal worden beproefd;
Twee rapporten over plegerinterventies bij partnergeweld van het Centre of Expertise Veiligheid en Veerkracht (Avans Hogeschool); een literatuurstudie en een adviesrapport voor doorontwikkeling van de interventie Beëindigen Onderling Relationeel Geweld (BORG).
Coördinatie van beleid tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
Het versterken van de coördinatie van de aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling is van groot belang om geweld beter te kunnen voorkomen en slagvaardiger te kunnen bestrijden. Er zijn afgelopen jaar meerdere moties ingediend die gaan over verschillende vormen van coördinatie:
Motie van het lid Becker c.s. over een integraal actieplan geweld tegen vrouwen.8
Motie van de leden Timmermans en Mutluer over één bewindspersoon verantwoordelijk maken voor een aanpak van geweld tegen vrouwen.9
Motie van het lid Van der Werf c.s. over een vorm van nationale coördinatie huiselijk geweld en kindermishandeling opzetten om ervoor te zorgen dat organisaties weer adequaat en tijdig actie kunnen ondernemen bij meldingen.10
Toezegging tijdens het notaoverleg op 22 september jl. om de Kamer voor het einde van het jaar te informeren over het in kaart brengen van de aanjaagfunctie inzake de aanpak van femicide en geweld tegen vrouwen en zij informeert de Kamer dit eind 2025 over de resultaten daarvan.11
In het manifest ‘Stop geweld tegen vrouwen’ wordt opgeroepen tot een stevig nationaal actieplan onder de verantwoordelijkheid van één bewindspersoon. Het heeft geleid tot een stembusakkoord gericht op een structurele en landelijke aanpak van femicide en huiselijk geweld. Het kabinet herkent en erkent het belang hiervan en maakt zich, ondanks de demissionaire status, onverminderd hard voor verdere verbetering van de aanpak.
In het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ d.d. 7 juni 2024 is het versterken van de coördinatie opgenomen als een van de prioriteiten.12 Op 10 juli 2025 is de Kamer reeds geïnformeerd over de voortgang van de prioriteiten uit dit plan van aanpak, inclusief de actie op de verkenning van het versterken van de landelijke coördinatie. Hiervoor is opdracht gegeven aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur om onderzoek te doen naar mogelijke vormen van landelijke coördinatie ten aanzien van huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld tegen vrouwen. Dit rapport is, samen met een korte beleidsreactie, op 26 september 2025 met uw Kamer gedeeld.13 Naar aanleiding van dit onderzoek en gesprekken tussen de bewindspersonen, met de initiatiefnemers van de nota’s van de leden Mutluer14 en Van der Werf15 over femicide en het stoppen van geweld tegen vrouwen en andere betrokkenen komt het kabinet tot de volgende concrete stap.
Het kabinet zet in op het versterken van de coördinatie door het zo snel mogelijk aanstellen van een Nationaal Coördinator Geweld tegen Vrouwen en Huiselijk Geweld. De scope hiervan betreft alle vormen van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling, in lijn met het verdrag van Istanbul. De Nationaal Coördinator is een ambtelijke functie die onder de verantwoordelijkheid valt van de coördinerend bewindspersoon, op dit moment de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg. De Nationaal Coördinator wordt ondersteund door een klein team en heeft als belangrijke taak het tot stand brengen van en het sturen op de uitvoering van een nationaal actieplan geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, en daarmee op het realiseren van samenhang en overzicht in het beleid en de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. De Nationaal Coördinator is daarmee ook een aanspreekpunt voor gemeenten en uitvoeringsorganisaties, die immers een grote rol hebben in de aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling. De Nationaal Coördinator kan deze organisaties binnen het Rijk aan de juiste inhoudelijke collega’s verbinden. De inhoudelijke beleidsverantwoordelijkheid blijft bij de desbetreffende departementen en bewindspersonen. De Nationaal Coördinator zal eerdere ervaringen en lessen vanuit andere programma’s, zoals het nog lopende Nationaal actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, meenemen en benutten in de verdere aanpak en daarin ook goed afstemmen met de huidige regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.
Naast het verstevigen van de coördinatie van het overheidsbeleid verplicht de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld ons ook tot het structureel inrichten van een orgaan of organen voor rapportage, aanbevelingen, informatie-uitwisseling en systematische statistiekvorming. Het kabinet werkt toe naar de inrichting van dit/deze orga(a)n(en), in afstemming met de nieuw aan te stellen nationaal coördinator en bestaande instituten en organisaties. Het streven is om dit begin 2027 afgerond te hebben.
Signalering van huiselijk geweld en kindermishandeling
Een belangrijk onderdeel van het versterken van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, is dat professionals goed signaleren en weten te handelen als er onveilige situaties zijn. Een goede veiligheidsbeoordeling en risicotaxatie zijn hierbij cruciaal. Daarnaast speelt publieke bewustwording een belangrijke rol. Initiatieven zoals de buitententoonstelling FEMICIDE dragen bij aan het vergroten van de aandacht voor femicide en huiselijk geweld. Deze tentoonstelling biedt een laagdrempelige manier om het gesprek over femicide te openen en signalen van geweld beter te herkennen in de samenleving.
Versterken meldcode
De wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is ingevoerd in 2013 en ondersteunt professionals met het signaleren en handelen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. De meldcode bestaat uit vijf stappen, die doorlopen kunnen worden:
Signalen in kaart brengen
Overleggen met een collega of indien nodig Veilig Thuis
In gesprek met betrokkene(n) om zorgen te bepreken
Een afweging maken van de ernst van de situatie. Bij twijfel kan altijd contact worden opgenomen met Veilig Thuis
Het nemen van een beslissing om zelf hulp te verlenen of te organiseren én al dan niet een melding doen bij Veilig Thuis.
Veel beroepsgroepen hebben een specifiek afwegingskader die de professionals helpt bij het nemen van een beslissing. In 2019 is de meldcode herzien waarin het de professionele norm werd om een melding te doen bij acuut en structureel geweld bij Veilig Thuis, of als hulp verlenen niet mogelijk is.
Momenteel wordt de mogelijkheid verkend om een adviesplicht binnen de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in te voeren16. De eerste strategische verkenning daarover is afgerond. Op basis van deze strategische verkenning worden nu met veldpartijen gesprekken gevoerd. Hierbij hebben we aandacht voor de verwachte meerwaarde, de impact op het signaleren en handelen door professionals, de uitvoerbaarheid en het draagvlak in het veld. We werken toe naar een voorkeursscenario en zullen uw Kamer hierover in 2026 informeren.
Deskundigheidsbevordering
In 2025 startte, in opdracht van de ministeries van VWS en JenV, een traject om de deskundigheid van professionals die werken bij zorg- en straforganisaties (zoals Veilig Thuis, Centrum Seksueel Geweld, Vrouwenopvang, politie, Openbaar Ministerie, Reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming) verder te versterken. Zodat zij geweld tegen vrouwen beter kunnen herkennen en tijdig signaleren om erger te voorkomen. Het is van groot belang dat professionals werkzaam bij deze organisaties over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om signalen van geweld tegen vrouwen (en alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling) te herkennen en hierop adequaat te handelen. Niet alleen als individuele professionals, maar ook als goedwerkend netwerk, waarin ieder zijn eigen rol en taak vervult en een aansluitend geheel bestaat. Hierbij is nadrukkelijk ook aandacht voor het signaleren, herkennen en handelen bij slachtoffers met een verhoogde kwetsbaarheid doordat zij te maken hebben met één of meerdere vormen van ongelijkheid en uitsluiting, zoals mensen met een (verstandelijke) beperking. De eerder genoemde zorg- en straforganisaties zetten nu al in op deskundigheidsbevordering en werken hierbij samen. Er ligt daarmee een basis om op voort te bouwen. Deze organisaties hebben de ambitie om deskundigheidsbevordering structureel naar een hoger niveau te tillen. Het gezamenlijk plan en inzicht in benodigdheden voor invoering worden in Q2 2026 opgeleverd.
Veilig Thuis
Veilig Thuis bestaat als organisatie dit jaar 10 jaar. In die 10 jaar heeft Veilig Thuis zich ontwikkeld van een startende organisatie naar een vast onderdeel in de lokale/regionale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. In de Wmo 2015 zijn de wettelijke taken van Veilig Thuis vastgelegd. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren en faciliteren van de lokale Veilig Thuis-organisatie. Dit heeft geleid tot 25 Veilig Thuis-organisaties die samen zorgen voor landelijke beschikbaarheid van Veilig Thuis. Waar vóór 2015 de taken van Veilig Thuis nog waren verdeeld over het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het steunpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (SHG), is er met Veilig Thuis bewust gekozen om het advies-en meldpunt voor kindermishandeling en huiselijk geweld samen te voegen. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; in gezinnen met kinderen zorgt huiselijk geweld vrijwel altijd ook voor onveiligheid voor de kinderen, ook in situaties als het geweld of de mishandeling niet direct tegen hen is gericht.
Veilig Thuis is een cruciale schakel in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, met specifiek de taak als advies- en meldpunt. Iedereen met vragen en zorgen moet terecht kunnen bij Veilig Thuis voor advies en ondersteuning. Dit kan gaan om professionals die zich zorgen maken om iemand en willen weten wat ze zelf kunnen doen, maar ook om burgers die zich zorgen maken om een naaste of om hun eigen situatie. Daarnaast heeft Veilig Thuis de rol als meldpunt: als er zorgen zijn over de onveiligheid van iemand, kan er, door zowel professionals als burgers, melding gedaan worden bij Veilig Thuis. Professionals zijn verplicht bij vermoedens de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te doorlopen. Veilig Thuis moet elke melding beoordelen, door informatie te verzamelen en een risicotaxatie uit te voeren. Op basis van de uitkomst van die taxatie kan Veilig Thuis de melding afsluiten, een veiligheidsplan maken, doorzetten naar hulpverlening of zelf verder onderzoek doen.
Meldingen en adviesvragen
In de eerste helft van 2025 heeft Veilig Thuis in totaal 66.000 meldingen van huiselijk geweld of kindermishandeling ontvangen, tegenover 64.000 in het eerste half jaar van 2024. Dat is een relatief beperkte stijging van ongeveer 3 procent. Het aantal adviesvragen stijgt veel harder: van 75.000 adviezen in de eerste helft van 2024, naar 85.000 adviezen in de eerste helft van 2025. Dat is een stijging van ruim 13 procent. Deze adviesvragen komen voor een groot deel (44 procent) van burgers (niet-professionals). Meldingen komen grotendeels van professionals, in meerderheid van de politie: in de eerste helft van 2025 kwam 66 procent van de meldingen van de politie. De toename van adviesvragen lijkt erop te wijzen dat Veilig Thuis steeds meer als laagdrempelig aanspreekpunt wordt gezien door burgers en dat zij eerder kiezen voor het vragen van advies dan het direct doen van een melding.
Tegelijkertijd zijn er ook burgers die niet met Veilig Thuis contact opnemen wanneer zij zorgen of vragen hebben over een mogelijke situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling. Veilig Thuis blijft via het digitale platform en eigen media-uitingen uitleg geven over wat wel en niet tot de taken van Veilig Thuis behoort om misverstanden en vooroordelen waar mogelijk weg te nemen. Dit bevestigt Veilig Thuis in de reguliere contacten met VWS. Aanvullend zet Veilig Thuis stevig in op de bekendheid van de taken van Veilig Thuis en op de samenwerking met andere organisaties om ervoor te zorgen dat iedereen goed geïnformeerd de juiste stappen kan zetten voor zichzelf of voor een ander.
In de uitvoering van de taken loopt Veilig Thuis op dit moment tegen veel uitdagingen aan, waardoor de taken niet altijd voldoende kan worden uitgevoerd. Zo kampen veel Veilig Thuis-organisaties met wachtlijsten, door een gebrek aan personeel en door het vastlopen van de doorstroom in de sector. Een hoge werkdruk en verloop van personeel zijn vervolgens weer uitdagingen voor het op peil houden van de specifieke kennis van verschillende vormen van huiselijk geweld die nodig zijn voor goede advisering en beoordeling.
Er is een behoefte aan het blijven door ontwikkelen van Veilig Thuis op zich en in relatie tot de hele keten in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit wordt ook gevraagd vanuit de Tweede Kamer, onder andere bijvoorbeeld door de motie van het lid Becker17 (VVD) c.s. vraagt om een herbezinning van de rol, positionering en capaciteit bij Veilig Thuis bij femicide, huiselijk geweld en kindermishandeling.
Op meerdere manieren wordt momenteel ingezet op herijking van de functionaliteiten van Veilig Thuis. Dat betreft verbeteringen in het huidige functioneren, maar ook een fundamentelere herbezinning van de positie van Veilig Thuis in het stelsel van zorg en ondersteuning. Vanuit de aanbevelingen van het ‘Houdbaarheidsonderzoek van de Wmo’ is het voornemen om meer landelijke waarborgen in ons decentrale stelsel in te bouwen. Dat betreft ook Veilig Thuis. Dit is nodig omdat er grote verschillen zijn tussen de 25 Veilig Thuis-organisaties. Voor een deel is dit gelegen in het feit dat met de basis wettelijke kaders zoals vastgelegd in de Wmo 2015, de regie lokaal is belegd en het mandaat over de invulling en uitvoering van Veilig Thuis in regionale samenwerkingsverbanden is ondergebracht. De verschillen zitten zowel in organisatiestructuur en aansturing, als in de uitvoering van het dagelijks werk. Op basis van het ‘Houdbaarheidsonderzoek Wmo’ wordt specifiek gekeken welke wettelijke aanpassingen van de Wmo nodig zijn om te zorgen voor een meer eenduidige werkwijze. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van de EU-richtlijn geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, die een aantal wettelijke aanpassingen vergt met betrekking tot de functionaliteiten van Veilig Thuis en de organisatie van de samenwerking tussen verschillende organisaties op het gebied van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling.
Binnen het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt vanuit de wens tot het verbeteren van het handelen bij onveiligheid binnen gezinnen en huishoudens gekeken naar de taken en verantwoordelijkheden van verschillende organisaties. Zo wordt ook gekeken naar de positionering van de functionaliteiten van Veilig Thuis in de keten van kind- en gezinsbescherming. Vragen die hierbij op tafel liggen zijn: welke functionaliteiten moeten worden ingericht, hoe en door wie worden deze opgepakt, hoe wordt de onderlinge samenwerking versterkt tussen bijvoorbeeld een stevig lokaal team en de veiligheidspartijen (naast Veilig Thuis ook de gecertificeerde instellingen en Raad voor de Kinderbescherming) en hoe wordt de integrale samenwerking daarop ingericht? De huidige taken van Veilig Thuis zijn hier een cruciaal onderdeel in. Uw Kamer wordt begin 2026 geïnformeerd over de voortgang van het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
Ook in het hier en nu wordt ingezet op verbetering van de inzet van Veilig Thuis. In samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT), de vereniging van de Veilig Thuis-organisaties, wordt toegewerkt naar meer uniformiteit in de werkwijze van Veilig Thuis, binnen de huidige kaders van ons decentrale stelsel. Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) fungeert als vereniging van de Veilig Thuis-organisaties, van waaruit landelijke initiatieven worden opgezet, doorontwikkeld en ingevoerd. De aandachtspunten voor versterking van Veilig Thuis waren de afgelopen jaren onder andere:
het versterken van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en beschikbaarheid van Veilig Thuis
het terugdringen van de wachtlijsten
het aanpakken van het tekort aan vertrouwensartsen
het versterken van de adviesfunctie (inclusief chatfunctie)
het versterken van de samenwerking met lokale wijkteams
het verbeteren van de samenwerking bij acute onveiligheid van Veilig Thuis met politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming en reclassering in de aanpak ‘Veiligheid Voorop’.
Voor de uitvoering van motie Becker c.s. is het belangrijk de lessen en bevindingen van al deze bovenstaande trajecten goed te combineren en te kijken wat aanvullend nodig is om te zorgen dat adviezen en meldingen, maar ook de inzet bij acute onveiligheid, rondom alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling snel en adequaat opgepakt worden en het juiste vervolg krijgen. De Kamer zal voor de zomer 2026 over de voortgang op bovengenoemde trajecten en benodigde aanvullende acties worden geïnformeerd.
Inzet op de bekendheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van Veilig Thuis
Het afgelopen jaar is veel ingezet op het versterken van de bekendheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van Veilig Thuis. In september 2025 is ook het digitale platform Veilig Thuis gelanceerd. Dit platform biedt een veilige en toegankelijke omgeving waar bezoekers informatie en steun kunnen vinden. Het platform bevat bijvoorbeeld themapagina’s over specifieke vormen van geweld, ervaringsverhalen en praktische tips voor het voeren van gesprekken. In de eerste maand is dit platform al 50.000 keer bezocht door 41.000 unieke bezoekers. Daarnaast biedt het platform ook een speciale tool die wordt aangestuurd met kunstmatige intelligentie (AI), waar iedereen met vragen over huiselijk geweld en kindermishandeling terecht kan voor een ruim aanbod aan relevante informatie. Iedereen kan via die tool laagdrempelig en 24 uur per dag en 7 dagen per week vragen stellen met direct concrete antwoorden en tips. Deze AI-tool is in de eerste maand meer dan 1.500 keer gebruikt. Vanuit contact met de AI-tool op het platform kan desgewenst direct overgeschakeld worden op het chatten met een medewerker. Ook de invulling en beschikbaarheid van de chatfunctie wordt doorontwikkeld. Vanwege grote verschillen in de beschikbaarheid van de chatfunctie tussen de 25 Veilig Thuis-organisaties, heeft het LNVT een tijdelijke oplossing gerealiseerd voor landelijke dekking van de chatfunctie. Daarnaast is recent een projectleider aangesteld om de mogelijkheden en benodigde randvoorwaarden voor een permanente 24/7 beschikbare chatfunctie uit te werken.
Vanuit het LNVT is ingezet op het inzichtelijker maken van het werk van Veilig Thuis, zowel richting professionals als richting burgers. Zo wordt er veel aandacht besteed aan het geven van meer bekendheid van de radarfunctie: het systeem waarin meldingen rondom huiselijk geweld en kindermishandeling bij elkaar komen om zo beter en eerder patronen van huiselijk geweld en kindermishandeling te herkennen. Ook werkt Veilig Thuis aan het beter onder de aandacht brengen hoe te handelen bij disclosure: als een kind zelf aangeeft te worden mishandeld. Hier spelen de vertrouwensartsen van Veilig Thuis een belangrijke rol in, zowel qua kennis bij handelingsperspectieven, zoals bij de beoordeling van de situatie als er sprake is van disclosure.
Wachtlijsten bij Veilig Thuis
Veel van de Veilig Thuis-organisaties hebben nog steeds te maken met wachtlijsten als het gaat om het oppakken van de meldingen. Een wachtlijst houdt in dat Veilig Thuis niet in alle gevallen de wettelijke termijnen haalt: binnen 5 dagen een risicotaxatie en binnen 10 weken afronden van de dienst Voorwaarden en Vervolg (een van de trajecten die Veilig Thuis kan inzetten om veiligheid te organiseren en vervolgmaatregelen te treffen). Belangrijk is om te vermelden dat, ondanks deze wachtlijsten, er bij alle meldingen direct een veiligheidsinschatting wordt uitgevoerd en bij acute onveiligheid wordt, wachtlijst of niet, altijd direct gehandeld. Het merendeel van de meldingen bij Veilig Thuis (ruim 95%) gaat over structurele onveiligheid, niet over acute. Dit zijn meldingen waarbij er geen sprake is van acuut gevaar, maar de veiligheid langdurig of herhaaldelijk onvoldoende is. In ongeveer 4% van de gevallen gingen meldingen om acute onveiligheid, waarbij wel sprake is van direct gevaar voor iemand in de thuissituatie.
Vanuit het LNVT wordt er met de 25 Veilig Thuis-organisaties gewerkt aan het terugdringen van de wachtlijsten. Zo wordt gezocht naar manieren om het werk efficiënter in te richten, ook met behulp van AI waar mogelijk, zonder dat dit ten koste gaat van kwaliteit. Er is met een brede wervingscampagne ingezet op het vinden van meer personeel en veel Veilig Thuis-organisaties zijn in gesprek met de gemeenten om te zoeken naar oplossingen. Ook wordt meer aandacht gevraagd voor de adviesfunctie: het geven van advies is minder arbeidsintensief dan het onderzoeken van een melding. Door eerder advies te vragen is de verwachting dat in de toekomst het aantal meldingen zal afnemen.
De laatste uitvraag van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) laat zien dat, ondanks alle inspanningen, de wachtlijsten voor veel Veilig Thuis-organisaties een realiteit zijn. Een deel van het ontstaan van wachtlijsten kan door de Veilig Thuis-organisaties zelf worden aangepakt; een deel van de wachtlijsten ontstaat door gebrek aan doorstroom in de sector en keten. Zo is er schaarste in de breedte, heeft hulpverlening te maken met tekorten en kan Veilig Thuis met regelmaat casussen niet doorverwijzen. Dit zorgt weer voor minder ruimte voor instroom bij Veilig Thuis. Een aantal Veilig Thuis-organisaties heeft ook ingezet op het maken van betere samenwerkingsafspraken met o.a. de lokale teams. Maar met alleen afspraken zal dit probleem niet opgelost kunnen worden; het is een breder probleem, waarvoor – op termijn - het Toekomstscenario Kind en Gezinsbescherming ook een belangrijk deel van de oplossing moet zijn. De knelpunten hangen dermate samen met de inrichting van het huidige stelsel dat dit niet opgelost kan worden zonder stevig in te zetten op nieuwe vormen van samenwerking tussen de partners in de kind- en gezinsbescherming.
Vertrouwensartsen
Een belangrijke taak van Veilig Thuis is het inbrengen van sociaal-medische expertise bij het beoordelen van mogelijke situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling. Door vertrouwensartsen in dienst te hebben, kan deze specifieke medische kennis altijd worden ingebracht. De realiteit is echter dat er een tekort is aan vertrouwensartsen. In mei 2025 stonden er ruim 20 vacatures voor vertrouwensartsen open. Ik werk samen met de Vereniging Vertrouwens Artsen Kindermishandeling (VVAK) aan het faciliteren van de opleiding voor vertrouwensartsen. Zo is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het realiseren van opleidingsplekken én de werving van nieuwe artsen, o.a. ook door verbetering van de informatievoorziening. De eerste artsen die 4 jaar geleden aan de opleiding zijn begonnen, ronden eind dit jaar de opleiding af; de tweede lichting van de opleiding is bijna parallel gestart aan het tweede opleidingsdeel van de eerste lichting en de wervingscampagne heeft genoeg geïnteresseerden opgeleverd om een derde groep te laten starten met de opleiding. Ook ziet de VVAK een stijging in het aantal leden van 10% over de afgelopen vijf jaar. Het tekort wordt dus kleiner, maar is zeker nog wel een feit. Daarom blijf ik samen met het VVAK en het LNVT inzetten op de werving en borging van de medische expertise binnen Veilig Thuis.
De werving van nieuwe artsen is niet het enige dat is ingezet. Er wordt ook breder gekeken naar interdisciplinaire samenwerking. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan een handreiking voor het samenwerken met verschillende medische disciplines om sociaal-medische expertise goed te borgen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Risicotaxatie en veiligheidsbeoordeling
Een cruciaal onderdeel in het signaleren en aanpakken van huiselijk geweld is het doen van een goede risicotaxatie en veiligheidsbeoordeling. Instrumenten voor taxatie zijn een belangrijk hulpmiddel om een goede inschatting te maken van wat er aan de hand is, welke risico’s er zijn en wat op welk moment de juiste interventie is. Verschillende organisaties werken met verschillende taxatie-instrumenten. Vanuit het plan van aanpak ‘Stop femicide’ is door Regioplan een onderzoek uitgevoerd naar de inzet van verschillende taxatie-instrumenten, waarbij specifiek is gekeken hoe de verschillende instrumenten de rode vlaggen voor femicide hebben opgenomen, zowel in Europees als Caribisch Nederland. Het rapport wordt als bijlage met deze brief meegezonden. Met de betrokken partijen wordt komende tijd besproken op welke wijze gevolg wordt gegeven aan de bevindingen van dit onderzoek, met het doel om de taxatie en samenwerking te verbeteren.
Buitententoonstelling FEMICIDE
Wegens het succes van de Open Mind buitententoonstelling FEMICIDE, mede mogelijk gemaakt door de gemeente Den Haag en de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers, verleent het ministerie van Justitie en Veiligheid subsidie aan de stichting Open Mind voor een tweede versie van deze tentoonstelling. Deze versie zal in 2026 tenminste 10 locaties in Nederland aandoen. De tentoonstelling biedt op een laagdrempelige manier aandacht voor de thematiek van femicide. Voor gemeenten vormt het een gelegenheid om femicide in de regio onder de aandacht te brengen, zodat inwoners zich bewust worden van de rode vlaggen en weten waar ze terecht kunnen voor hulp en informatie, zowel als slachtoffer, omstander of pleger.
Versterken van hulp, ondersteuning en opvang
Een goed georganiseerd landschap van hulp-, meld- en steunpunten voor slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties
Ik werk samen met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de VNG en zorg- en straforganisaties aan een betere verbinding van de hulp en ondersteuning voor slachtoffers in afhankelijkheidsrelaties. Met politie, Openbaar Ministerie, Centrum Seksueel Geweld, Slachtofferhulp Nederland, Veilig Thuis en Perspectief Herstelbemiddeling en met betrokkenheid van slachtoffers is een nieuwe manier van samenwerken ontwikkeld die zich specifiek richt op slachtoffers van seksueel misbruik en seksueel geweld. De drie kernelementen uit de nieuwe werkwijze zijn:
Een goed afgestemd en georganiseerd eerste contact voor slachtoffers van seksueel geweld met één van de organisaties, waardoor het slachtoffer niet telkens (onnodig) opnieuw het verhaal hoeft te vertellen. Verschillende hulpmiddelen bieden handvatten voor de (front-office)medewerker voor een goed verloop van het contact waarbij het slachtoffer zo min mogelijk belast wordt;
Een doorlopende multidisciplinaire weging en triage (MDT) van casuïstiek. Tijdens dit overleg wordt bepaald welke inzet nodig is en het beste past bij de behoeften van het slachtoffer en zijn/haar (in)directe omgeving (gezin, familie en vrienden);
Slachtoffers van seksueel geweld worden gekoppeld aan een regiehouder die het vaste aanspreekpunt is voor het slachtoffer en zijn/haar (in)directe omgeving. Daarnaast regisseert en coördineert de regiehouder de afstemming en samenwerking tussen de betrokken partijen en zorgt voor warme overdracht richting instanties.
De organisaties werken doorlopend samen, zodat op elk moment de meest passende inzet kan worden geboden, ook als de situatie verandert. Momenteel wordt bovenstaande werkwijze getest in de regio’s Den Haag en Oost-Brabant. Op basis hiervan kan worden vastgesteld of dit de gewenste verbetering oplevert voor
slachtoffers en professionals én of de werkwijze uitvoerbaar is in de praktijk. Op basis van de resultaten wordt in de eerste helft van 2026 een besluit genomen door de uitvoeringsorganisatie in afstemming met de departementen over eventuele landelijke uitrol. Hierover wordt de Kamer schriftelijk geïnformeerd.
Uitvoeringstoets, resultaat- en effectmeting
Om te bepalen of de nieuwe werkwijze werkt, wordt een uitvoerbaarheidstoets en resultaat- en effectmeting uitgevoerd. De uitvoerbaarheidstoets gaat over de uitvoerbaarheid van de nieuwe werkwijze in de dagelijkse praktijk van het landschap van hulp-, meld- en steunpunten voor slachtoffers van seksueel misbruik en seksueel geweld. De resultaat- en effectmeting brengt in kaart in welke mate de activiteiten van de nieuwe werkwijze de beoogde resultaten behalen voor slachtoffers en professionals.
Beide metingen zijn randvoorwaardelijk om te bepalen of de nieuwe werkwijze werkbaar en effectief is. Met de uitkomsten kan door de bestuurders van de deelnemende organisaties in afstemming met de ministeries in Q2 2026 een besluit worden genomen over het vervolg van deze werkwijze en eventuele landelijke uitrol.
Verbeteren contact slachtoffers van (ex-)partnerstalking
Parallel aan het hierboven beschreven traject voor slachtoffers van seksueel geweld en misbruik wordt bezien voor welke andere groepen slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties een nieuwe manier van samenwerken kan worden doorgevoerd waarbij geleerd wordt van voornoemd ontwikkeltraject. Inmiddels is hiermee gestart voor slachtoffers van (ex-) partnerstalking. Aanleiding hiervoor waren de bevindingen uit het rapport ‘Gestalkt, gezien, gehoord?’ van de Inspectie van Justitie en Veiligheid. Door de betrokken organisaties zoals de politie, het Openbaar Ministerie, Veilig Thuis, Reclassering, VNG en Slachtofferhulp Nederland wordt gewerkt aan het verbeteren van het contact met slachtoffers en samenwerking tussen de partners hierbij, aansluitend bij de behoeften van slachtoffers. Bij dit verbetertraject wordt onder meer ook de expertise vanuit de advocatuur benut. De eerste resultaten van dit traject worden begin 2026 verwacht, waarna een besluit kan worden genomen over het vervolg. De Kamer wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.
EU-geharmoniseerd nummer 116 016
Vanuit verschillende kanten wordt gepleit voor het invoeren van het EU-geharmoniseerd voor geweld tegen vrouwen. De EU-richtlijn Geweld tegen Vrouwen en Huiselijk Geweld moedigt lidstaten aan om ervoor te zorgen dat de nationale hulplijnen kosteloos beschikbaar zijn via het op Unieniveau geharmoniseerde nummer 116 016. Dit zou dan naast de bestaande nationale nummers ingericht moeten worden met een 24/7 beschikbaarheid. Daarnaast boden Valente, Fier en Federatie Nabestaanden Geweldsslachtoffers op 20 mei jl. een petitie aan uw Kamer, waarin zij pleiten voor het invoeren van 116 als landelijke, onafhankelijke hulplijn voor slachtoffers van relationeel en huiselijk geweld.
Op 28 mei jl. is een motie18 aangenomen om te onderzoeken of en hoe het nummer 116 effectief kan worden ingezet als nationale hulplijn voor slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, en hierbij ervaringen en best practices uit andere landen te betrekken en de Kamer te informeren over de uitkomsten hiervan en vervolgstappen. Ook is toegezegd om de Kamer te informeren over het koppelen van het telefoonnummer 116 aan het telefoonnummer van Veilig Thuis (TZ202509-137) en meer informatie over de eerdergenoemde motie te sturen (TZ202509-083). Met deze brief wordt de motie en hiervoor genoemde toezeggingen afgedaan. Voor de uitvoering van de motie zijn verschillende gesprekken gevoerd, met zowel de indieners van de petitie als relevante netwerkpartners, zoals het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, Landelijk bureau Centrum Seksueel Geweld, Slachtofferhulp Nederland, VNG, Reclassering, OM, Raad voor de Kinderbescherming, Politie, en Jeugdbescherming en professionals van de aanpak ‘Samen op in acuut’. Aanvullend is gekeken naar de ervaringen van andere Europese landen. Hieruit blijkt dat 13 Europese landen 116 016 gebruiken. De inrichting en werkwijze van dit nummer is echter heel verschillend. Zo wordt het gebruikt als nummer voor de toegang tot vrouwenopvang, of het doorgeleiden van slachtoffers naar passende regionale hulp tot het bieden van advies en ondersteuning. Verschillende varianten voor het invoeren van 116 016 in Nederland zijn uitgewerkt. Eén van de opties, namelijk het direct koppelen van 116 016 aan het telefoonnummer van Veilig Thuis is onwenselijk. Hier ligt als belangrijkste reden aan ten grondslag dat de ervaren drempel die sommige slachtoffers hebben om contact op te nemen met Veilig Thuis, dan ook gelden voor 116 016.
Op basis van de gesprekken met organisaties uit het veld en de initiatiefnemers van de nota’s van de leden Mutluer19 en Van der Werf20 over femicide en het stoppen van geweld tegen vrouwen, concludeer ik dat het scenario van het invoeren van 116 016 in Nederland als onafhankelijke front-office (voor het bieden van een luisterend oor, advies en triage naar passende hulpverlening) meerwaarde kan bieden voor slachtoffers. Laagdrempelige toegang via 116 kan alleen succesvol zijn en goed aansluiten als de back-office van bestaande (hulpverlenings)organisaties op orde is. Daar zetten wij eerst op in. Het op langere termijn optimaal inrichten van een front-office via 116 wordt verder verkend.
Vrouwenopvang
Voor slachtoffers van huiselijk geweld en hun kinderen die niet meer veilig thuis kunnen wonen, is de vrouwenopvang beschikbaar. Deze veilige opvang heeft ook specialismen voor gezinnen, minderjarigen en mannelijke slachtoffers. De 35 centrumgemeenten Vrouwenopvang zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de opvang en kunnen daarvoor middelen uit de Decentralisatie-Uitkering Vrouwenopvang (DUVO) en de algemene uitkering aanwenden.
Sinds enige tijd signaleren branchevereniging Valente en de VNG dat er op verschillende plaatsen in het land te weinig opvangplekken zijn. Slachtoffers worden daardoor ondergebracht op onveilige locaties als hotels en vakantieparken. Om de opvangcapaciteit van de vrouwenopvang te vergroten, wordt vanaf 2026 structureel 12 miljoen euro toegevoegd aan de DUVO.
De middelen in de DUVO zijn vrij besteedbaar. In overleg met de VNG en Valente heb ik afgesproken dat deze middelen daadwerkelijk worden gebruikt om de capaciteit van de vrouwenopvanginstellingen te vergroten. Ook zullen we afspreken hoe we de ontwikkelingen binnen de vrouwenopvang en de besteding van de middelen kunnen monitoren om te kunnen zien welk effect de extra 12 miljoen euro precies heeft gesorteerd en of het aantal plaatsingen buiten de veilige opvang hiermee daalt. Over het vergroten van de opvangcapaciteit voor slachtoffers van huiselijk geweld zijn het afgelopen jaar drie moties aangenomen:
Motie van de leden Van Nispen en Dobbe over het in bestuurlijk overleg te treden met de VNG, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, en Valente, waarin wordt toegewerkt naar het bieden van een voldoende aantal veilige opvangplaatsen op korte termijn.21
Motie van het lid van Aelst-Den Uijl c.s. over het informeren van de Kamer over hoe en wanneer aan de norm uit het Verdrag van Istanbul zal worden voldaan.22 Zoals eerder gecommuniceerd23 beveelt het Verdrag van Istanbul aan om 1 gezinsplek per 10.000 inwoners te realiseren maar dat het uiteindelijke aantal opvangplekken afhankelijk moet zijn van de daadwerkelijke behoefte van lidstaten. Daartoe is de monitor Veilige Opvang opgezet en sturen we op bestuurlijke afspraken waarin het effect van de 12 miljoen euro op de opvangcapaciteit zal worden gemonitord.
Motie van het lid Van Nispen c.s. over in overleg met de VNG te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de verlaging van de budgetten voor de gemeentes voorde vrouwenopvang.24 Zoals eerder in de brief vermeld, zal de DUVO met 12 miljoen euro stijgen ten behoeve van extra opvangplekken.
Deze beschouw ik met het beschikbaar stellen van 12 miljoen euro structureel in de DUVO per 2026 en de gesprekken die ik op dit moment met de VNG en Valente voer over de besteding van deze aanvullende middelen aan de vrouwenopvang, als afgedaan.
Aanpak van schadelijke praktijken
Schadelijke praktijken zijn ernstige vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling die een inbreuk vormen op het recht op zelfbeschikking. Onder de noemer schadelijke praktijken worden verschillende vormen van huiselijk/intiem geweld verstaan. Het kabinet richt zich in de aanpak met name op vrouwelijke genitale verminking (VGV), eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en achterlating.
In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) en op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid is door onderzoeksbureau Right to Rise een onderzoeksrapport opgesteld, te weten: ‘Over grenzen: een rechtsvergelijkend onderzoek naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking’. De onderzoekers hebben verschillende aanbevelingen gedaan over de inbedding van preventieve beschermingsbevelen in de Nederlandse context, maar ook over aanpalende maatregelen. Hieronder geven we een korte reflectie op deze aanbevelingen en de huidige inzet op preventie en de aanpak schadelijke praktijken. In de bijlage wordt hier uitgebreider op in gegaan.
Bredere aanpak
Om schadelijke praktijken te voorkomen en te bestrijden werken verschillende departementen en andere organisaties samen. De aanpak van schadelijke praktijken vereist inzet op diverse terreinen, zoals preventie, bescherming en ondersteuning van slachtoffers, versterken van samenwerking en strafbaarstelling. Ook de onderzoekers wijzen in het onderzoeksrapport op het belang van inzet op deze terreinen. De eigen dynamiek en het verborgen karakter van dit geweld vragen ook om een gespecialiseerde aanpak. Het kabinet zet verschillende (aanvullende) maatregelen in op de verschillende onderdelen van de aanpak.
Preventie
De inzet op zelfbeschikking is een belangrijk onderdeel van de aanpak en specifiek de preventie van schadelijke praktijken. De staatssecretaris Participatie en Integratie werkt, samen met de staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, aan het bevorderen van zelfbeschikking binnen gesloten gemeenschappen.
Om (potentiële) slachtoffers te kunnen beschermen is het van belang hen in beeld te hebben en te bereiken. Dit vereist onder andere bewustwording en voorlichting in de gemeenschappen waar huwelijksdwang, achterlating, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking voorkomen. Door middel van verschillende voorlichtingsactiviteiten probeert het kabinet bewustwording te vergroten. Zo verzorgen sleutelpersonen voorlichting binnen de eigen gemeenschappen voorlichting te geven, om het onderwerp bespreekbaar te maken en toeleiding naar (formele) hulp te stimuleren. Sleutelpersonen vervullen een brugfunctie tussen de gemeenschappen en formele hulporganisaties.
Deskundigheidsbevordering en samenwerking
Naast voorlichting wijzen de onderzoekers op het belang van kennis en vaardigheden bij professionals en samenwerking tussen ketenpartners. Schadelijke praktijken betreffen specifieke vormen van geweld. Om professionals voldoende handvatten te geven, wordt ingezet op deskundigheidsbevordering, onder andere van huisartsen en verloskundigen. Aanvullend hierop zal door de Staatssecretaris Participatie en Integratie worden ingezet op deskundigheidsbevordering van professionals in het sociaal domein en zal een ketenaanpak op de preventie van schadelijke praktijken worden opgezet in twee regio’s waar die nu nog ontbreekt.
De samenwerking tussen ketenpartners wordt onder andere bevorderd door het Landelijk Netwerkknooppunt Schadelijke Praktijken. Het kabinet draagt financieel bij aan dit netwerk. Binnen het netwerk bestaat de behoefte een digitaal platform op te zetten zodat gemakkelijk en snel kan worden uitgewisseld, informatie kan worden gedeeld en vragen kunnen worden gesteld. Het kabinet stelt in de jaren 2026-2029 financiële middelen beschikbaar om dit platform te ontwikkelen.
Aandacht binnen inburgering
De Wet inburgering 2021 legt de regierol bij de gemeenten, ze zijn verantwoordelijk voor het begeleiden van nieuwkomers van start tot finish, inclusief het monitoren van de voortgang van het inburgeringstraject. Hierdoor zijn er regelmatig contactmomenten met vrouwelijke inburgeraars om die voortgang te kunnen monitoren. Tijdens deze contacten kunnen potentiële signalen over schadelijke praktijken of huiselijk geweld naar voren komen. Uit een verkenning blijkt dat gemeentelijke professionals in de inburgeringsketen niet altijd op de hoogte zijn van de bestaande meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Vanuit de Jeugdwet en de Wmo hebben gemeenten hiermee wel ervaring. Vaak is in die domeinen een aandachtsfunctionaris in dienst die medewerkers actief over de meldcode informeert. Daarom wil de staatssecretaris Participatie en Integratie bekijken hoe de bestaande kennis en informatie over de meldcode binnen gemeenten ook voor het domein inburgering kan worden ingezet.
Preventieve beschermingsmaatregelen
In de bijlage van deze brief geven de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg en de staatssecretaris Participatie en Integratie uw Kamer de beleidsreactie op het onderzoeksrapport dat in opdracht van WODC door Right to Rise is uitgevoerd. Het onderzoek komt voort uit het vorige regeerakkoord25 waarin werd vermeld: “We beschermen slachtoffers van huwelijksdwang, achterlating of genitale verminking, bijvoorbeeld door een rechter een preventief beschermingsbevel te laten uitvaardigen”. In de beleidsreactie ligt de focus met name op de aanpak van schadelijke praktijken in relatie tot het WODC-rapport.
De onderzoekers hebben de preventieve beschermingsbevelen die in Nederland bestaan, afgezet tegen de preventieve beschermingsbevelen die gelden in België, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Het doel hiervan was om te achterhalen of de buitenlandse preventieve beschermingsbevelen, en het beschermingsniveau van (potentiële) slachtoffers door toepassing van die preventieve beschermingsbevelen, inzichten kunnen opleveren die van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de Nederlandse praktijk. Het onderzoek biedt waardevolle inzichten in de beschikbare, preventieve beschermingsmaatregelen tegen huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking die bestaan in Nederland, België, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Het biedt aanknopingspunten om ons beleid en de aanpak van schadelijke praktijken samen met de betrokken organisaties te verbeteren, waar we nader op ingaan in de gezamenlijke reactie.
Aanpak van plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling
Een effectieve, systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt niet alleen aandacht voor slachtoffers, maar ook voor plegers. Zonder het doorbreken van gewelddadig gedrag blijft het risico op herhaling bestaan. De aanpak van plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling is daarom gericht op veiligheid, gedragsverandering en het voorkomen van recidive, zowel binnen het vrijwillig kader als in het gedwongen kader. Verspreid over Nederland zijn er verschillende aanbieders van interventies voor plegers, zowel in het vrijwillig als het gedwongen kader. Dit gaat bijvoorbeeld over support- en lotgenotengroepen, maar ook over agressieregulatie, individuele begeleiding of psychosociale behandeling.
Hulpverlening in vrijwillig kader
Indien mogelijk, is het van belang dat plegers op vrijwillige basis worden geholpen met het veranderen van hun gedrag. (Potentiële) plegers kunnen zichzelf, al dan niet via betrokken uitvoeringsorganisaties zoals Veilig Thuis, aanmelden voor interventieprogramma’s in het vrijwillig kader. Ook kunnen mensen uit hun omgeving melding maken bij Veilig Thuis (of bij de politie in acute situaties), op basis waarvan Veilig Thuis de juiste hulp voor plegers kan organiseren. Voor zorgen over pedofiele gevoelens of pedoseksuele gedragingen kunnen plegers en omstanders terecht bij de hulplijn Stop it Now! een samenwerkingsverband tussen Offlimits en de forensische polikliniek De Waag (telefonisch en via chat). Over interventies voor plegers die vrijwillig hulp zoeken, ontbreekt specifiek(e) inzicht en kennis. In 2026 wordt verkend welk interventieaanbod in het vrijwillig kader past bij de verschillende type plegers die vrijwillig hulp zoeken. Om ervoor te zorgen dat in iedere regio voldoende passend hulpaanbod beschikbaar is, wordt ook de afstemming met gemeenten gezocht. Op grond van de Wmo 2015 ligt de verantwoordelijkheid om ondersteuning en interventies in te kopen en aan te bieden bij gemeenten. Gemeenten spelen daarmee een belangrijke rol in het beschikbaar stellen van hulpaanbod voor plegers van huiselijk geweld.
Interventies en hulpverlening in gedwongen kader
Niet alle plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn bereid om op vrijwillige basis hulp te aanvaarden. Ook kan er uit een veiligheids- en risicotaxatie blijken dat er een hoog risico op geweldsescalatie of recidive bestaat. In die gevallen zijn gedwongen interventies en maatregelen noodzakelijk. Het gedwongen kader omvat strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten.
In strafrechtelijk kader worden interventies in beginsel door de rechter opgelegd en onder toezicht van de reclassering of jeugdreclassering uitgevoerd. Deze combineren gedragsverandering met controle en toezicht om verdere escalatie te voorkomen. In het civielrechtelijk kader kunnen kinderen onder toezicht worden gesteld of kunnen ouders (tijdelijk) het gezag over hun kinderen verliezen. De rechter verplicht in die gevallen tot hulpverlening, gecertificeerde instellingen voeren de kinderbeschermingsmaatregelen uit. Het tijdelijk huisverbod is een bestuursrechtelijke interventie en wordt in principe door de burgemeester opgelegd (in een aantal regio’s is de hulpofficier van justitie hiertoe gemandateerd). Dit instrument is bedoeld om directe veiligheid te bieden door de pleger tijdelijk uit huis te plaatsen en hulpverlening op te starten.
Zoals eerder toegelicht in onder meer de Kamerbrieven over het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ (d.d. 7 juni 2024) en de voortgang van de prioriteiten uit dit plan van aanpak (d.d. 10 juli 2025) wordt gewerkt aan de versterking van de systeemgerichte aanpak Veiligheid Voorop van politie, justitiepartners en Veilig Thuis en de verbetering van plegerinterventies in het gedwongen kader. Dit betreft onder meer de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld, de verbetering van de aanpak van stalking, de verbetering van de inzet van het tijdelijk huisverbod (en verkenning naar eventueel aanvullende bestuursrechtelijke maatregelen tegen plegers ter bescherming van slachtoffers), de doorontwikkeling van de BORG-gedragstraining voor plegers van partnergeweld (evenals de verkenning door het WODC naar de inzet van de BORG-gedragstraining buiten strafrechtelijk kader) en de inzet van het slachtofferdevice in combinatie met de enkelband. Ook worden de ontwikkelingen voortgezet ten aanzien van het verbeteren van de jeugdbescherming en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
Strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld
De Open Universiteit heeft een internationale rechtsvergelijking uitgevoerd van de zelfstandige strafbaarstelling van psychisch geweld en/of dwingende controle. In dit deel van het promotieonderzoek van de heer Timmers is de strafbaarstelling beschreven in Denemarken, Engeland en Wales, Ierland, Frankrijk en Cyprus.26 Naar aanleiding van de motie van het lid Mutluer27 heeft de toenmalige minister voor Rechtsbescherming uw Kamer toegezegd deze internationale rechtsvergelijking te delen met uw Kamer. De internationale rechtsvergelijking wordt als bijlage bij deze brief naar uw Kamer verstuurd. Hiermee is opvolging gegeven aan deze motie en toezegging. De staatssecretaris van JenV is de heer Timmers en de Open Universiteit erkentelijk voor dit onderzoeksrapport en zal dit nader bestuderen. De bevindingen zullen worden benut in de voorbereiding van het wetsvoorstel dat strekt tot de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld.
Voor de verbetering van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld is in het afgelopen jaar in verschillende regio’s verkend hoe de dossiervorming kan worden verbeterd, zodat het Openbaar Ministerie goed geïnformeerd kan beslissen om al dan niet tot vervolging over te gaan. Het rapport ‘Dwingende controle – Onder de oppervlakte, onzichtbaar geweld zichtbaar maken’ bevat de resultaten van deze verkenning en is als bijlage gevoegd bij deze brief. Hierin wordt onder meer het belang bevestigd van zicht op de patronen van geweld en gedragingen, op basis van een passende methodiek en voldoende expertise binnen de betrokken organisaties. Het is daarbij cruciaal om op basis van de gezamenlijke informatiepositie van onder andere Veilig Thuis, de politie en het Openbaar Ministerie niet zozeer de afzonderlijke incidenten van huiselijk geweld en kindermishandeling te rapporteren in het dossier, maar veeleer een feitelijke beschrijving te bieden van het patroon van gedragingen en de geweldsdynamiek. Dit is niet alleen specifiek bij psychisch geweld van belang, maar in wezen voor alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De noodzaak om tot een dergelijke ‘paradigmaverandering’ te komen (van incidentgerichte aanpak naar patroongerichte aanpak) is ook beschreven in het onderzoeksrapport van de Rijksuniversiteit Groningen naar de huidige strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld.28 De bevindingen uit de deze rapporten worden momenteel benut voor de voorbereiding van het wetsvoorstel dat strekt tot afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld, waarvan uw Kamer de contouren op 10 juli jl. heeft ontvangen. Zoals eerder aangekondigd zal het wetsvoorstel voor de zomer van 2026 in consultatie gaan. Verder worden aanbevelingen die zien op de randvoorwaarden, zoals het verbeteren van de coördinatie van het beleid en de aanpak, deskundigheidsbevordering van professionals en publieke bewustwording, meegenomen in reeds lopende trajecten.
Tijdelijk huisverbod
Voor de verbetering van de inzet van het tijdelijk huisverbod zijn de voorbereidingen van de pilots in een vergevorderd stadium. In de landelijke projectgroep Tijdelijk huisverbod, met vertegenwoordiging van o.a. de ministeries van JenV en VWS, de VNG, de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Groningen, de politie en het LNVT, is een leidraad ontwikkeld en vastgesteld waarin kernachtig staat beschreven wat de belangrijkste knelpunten zijn bij de inzet van het tijdelijk huisverbod en wat de beoogde uitgangspunten zijn voor deze verbetering. Deze leidraad treft u als bijlage bij deze brief. Aan de hand hiervan zal binnen het bestaande wettelijk kader in de pilots worden beproefd wat beter kan. Indien bij deze verbeterde werkwijze alsnog juridische drempels worden ervaren, zal dit worden meegenomen in de voorbereiding van aanpassingen van wet- en regelgeving. De werving van regionale projectleiders om deze pilots te begeleiden loopt momenteel nog; het streven is dat zij medio januari 2026 starten.
BORG-interventie
De reclassering is bezig met de doorontwikkeling van de BORG-gedragstraining voor plegers van partnergeweld. De literatuurstudie en rapport met aanbevelingen voor de doorontwikkeling door Avans Hogeschool is afgerond (beide rapporten zijn als bijlage bij deze brief gevoegd). De aanbevelingen zijn intern opgepakt en worden uitgewerkt in de training. Er wordt nu gewerkt aan de vernieuwde trainershandleiding(en). In november worden trainers opgeleid in de nieuwe BORG-versie (‘train de trainer’). Medio januari 2026 wordt de interne pilot uitgevoerd. Daarna wordt in samenwerking met de Avans Hogeschool de theoretische handleiding van de BORG afgerond (aan de hand van de uitkomsten pilot en op basis van de actuele literatuurstudie). Hierop aansluitend zal het WODC een verkenning starten naar de inzet van deze doorontwikkelde BORG-training buiten het strafrechtelijk kader. Hiervoor treft het WODC momenteel de voorbereidingen, deze verkenning start naar verwachting in januari 2026.
Tot slot worden in de beoordelingen van de beschermingsbehoeften van slachtoffers van strafbare feiten, zoals huiselijk en seksueel geweld, de risicofactoren vanuit de pleger expliciet betrokken. Dit is onderdeel van de implementatie van de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Richtlijn (EU) 2024/1385). De relevante besluiten worden, na inwerkingtreding van het wetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn, hierop in lijn gebracht.
EU-richtlijn
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn de afgelopen jaren steeds prominenter op zowel de nationale als internationale agenda gekomen. Een mijlpaal is de aangescherpte EU-richtlijn29 ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Deze nieuwe richtlijn is op 14 mei 2024 in werking getreden en bevat onder meer versterkte bescherming en ondersteuning van slachtoffers. Lidstaten moeten uiterlijk op 14 juni 2027 aan deze richtlijn voldoen. Momenteel worden de consultatiereacties op het conceptwetsvoorstel ter implementatie verwerkt. De richtlijn bevat niet alleen verplichtingen tot strafbaarstelling van een aantal vormen van geweld die vrouwen onevenredig treffen, maar is ook gericht op het creëren van minimumnormen rondom preventieve en beschermende maatregelen en, om het bewustzijn rondom onderliggende oorzaken van huiselijk geweld en kindermishandeling te vergroten.
De EU-richtlijn bevat daarnaast ook bepalingen over coördinatie en samenwerking in de lidstaten waar we ons als lidstaat toe te verhouden hebben. Deze artikelen verplichten Nederland tot een gecoördineerde beleidsaanpak gericht op de preventie en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Ook Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence (GREVIO), een internationale organisatie van experts die toeziet op naleving van het Verdrag van Istanbul, is kritisch op de wijze waarop de aanpak in Nederland momenteel wordt gecoördineerd en pleit voor sterkere coördinatie. De complexiteit en verwevenheid van huiselijk geweld en kindermishandeling benadrukken de noodzaak van een integraal plan gericht op een versterking van de landelijke coördinatie.
Tot slot
Huiselijk geweld en kindermishandeling raken fundamentele normen en waarden die nog te vaak worden geschonden. Niet alleen de urgentie die de Kamer mij in meerdere debatten heeft meegegeven, maar ook de persoonlijke verhalen van slachtoffers en betrokkenen laten de impact zien. Het organiseren van effectief beleid is een opgave waar ik mij als coördinerend bewindspersoon voor zal blijven inzetten. De kracht van een dergelijke aanpak zit niet enkel in de voortgang en plannen zoals omschreven in deze brief, het zit ook in de samenwerking en gevoel van urgentie tussen alle betrokkenen; tussen mij en collega-bewindspersonen, tussen het Rijk, gemeenten en regio’s, professionals, betrokkenen en gemeenschappen. Met bovenstaande ontwikkelingen wordt inzichtelijk gemaakt dat er belangrijke stappen worden gezet. De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is een aanzienlijke opgave die vraagt om een blijvende gezamenlijke inspanning. Het doel is om te komen tot een cultuuromslag in hoe we kijken naar veiligheid: als een verantwoordelijkheid van ons allemaal.
Hoogachtend,
de staatssecretaris Langdurige
en Maatschappelijke Zorg,
Nicki .J.F. Pouw-Verweij
Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2024 | CBS↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 36 658, nr. 1↩︎
Kamerstukken II, 2025–2026, 36811, nr. 2.↩︎
Petitie hulplijn 116 via Petitie 116 - Vereniging Valente↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 28345, nr. 285.↩︎
Commissiedebat Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties) zie Convocatie commissiedebat Maatschappelijk domein (inclusief Huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties) - d.d. 11 september 2025, 15.30 - 19.30 uur↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 29279, nr. 781.↩︎
Kamerstukken II, 36 658 nr. 5↩︎
Kamerstukken II, 36658 nr. 11↩︎
Kamerstukken II, 31 839 nr. 1059↩︎
TZ202509-135↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 28345, nr. 285.↩︎
NSOB rapport ‘(N)iets te kiezen en vervolg rondom inrichting coördinatie van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (inclusief femicide) en geweld tegen vrouwen via Aanpak huiselijk geweld | Tweede Kamer der Staten-Generaal, Kamerstukken II, 2025-2026, 28345, nr. 290.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 36 658, nr. 1↩︎
Kamerstukken II, 2025–2026, 36811, nr. 2↩︎
Zoals in de Kamerbrief van 17 juni 2025 over verbetermaatregelen gebeurtenissen pleeggezin Vlaardingen is aangegeven (Kamerstukken II, 2024/2025, 31015, nr. 303), mede naar aanleiding van de motie Dral (Kamerstukken II, 2024/2025, 31015, nr. 293)↩︎
Kamerstuk 28345-288↩︎
Kamerstuk 29279 nr. 965↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 36 658, nr. 1↩︎
Kamerstukken II, 2025–2026, 36811, nr. 2↩︎
Kamerstukken 2024–2025, 29 279, nr. 958↩︎
Kamerstukken 2024–2025, 36 725 XVI, C↩︎
Handelingen 2024-2025, nr. 1018↩︎
Kamerstukken 2024–2025, 29 279, nr. 891↩︎
‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, Coalitieakkoord-2021-2025.pdf↩︎
Timmers, R.W., Een zelfstandige strafbaarstelling van psychisch geweld en/of dwingende controle, Een beschrijving van voorwaarden voor aansprakelijkheid in de Deense, Engelse en Welshe, Ierse, Franse en Cypriotische strafbaarstellingen, Open Universiteit, 15 december 2025.↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 29279, nr. 781.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 28345, nr. 286.↩︎
EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Richtlijn - EU - 2024/1385 - EN - EUR-Lex)↩︎