[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Raijer en Wilders over het artikel 'gemeente zet stappen tegen moslimdiscriminatie met nieuw actieplan: 'Genoeg is genoeg''

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D53405, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-18 18:48, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z21919:

Preview document (🔗 origineel)


AH 729

2025Z21919

Antwoord van staatssecretaris Becking (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 december 2025)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel ‘Gemeente zet stappen tegen moslimdiscriminatie met nieuw actieplan: ‘Genoeg is genoeg’?

Antwoord 1

Ja, dat ben ik.

Vraag 2

Deelt u de zorg dat lespakketten over “islamitisch erfgoed” en georganiseerde moskeebezoeken het seculiere karakter van het onderwijs onaanvaardbaar aantasten door deze kwaadaardige ideologie actief de klas binnen te halen en kinderen hieraan bloot te stellen?

Antwoord 2

Die zorg deel ik niet. Ten eerste is het in het licht van de grondwettelijke onderwijsvrijheid die voortvloeit uit artikel 23 van de Grondwet een misverstand dat het onderwijs per definitie ‘een seculier karakter’ heeft. Er zijn in Nederland immers scholen van allerlei religieuze signaturen. Alleen openbare scholen behoren neutraal te zijn (artikel 23, derde lid, van de Grondwet). Dit neutraliteitsvereiste betekent echter niet dat openbare scholen geen aandacht zouden mogen besteden aan religies of levensbeschouwingen. Integendeel: de wettelijke burgerschapsopdracht vereist dat scholen competenties aan hun leerlingen proberen bij te brengen die nodig zijn deel om te nemen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.1 Het bezoeken van gebedshuizen kan in dat kader onderdeel zijn van het onderwijsprogramma, maar het is aan de (openbare) school daar zelf keuzes in te maken. Het onderwijsprogramma van een openbare school mag echter nooit zo zijn ingericht, dat een bepaalde religie of levensbeschouwing wordt ‘voorgetrokken’ ten opzichte van andere; dan zou het immers niet meer neutraal zijn.2 Ik heb geen signalen dat daarvan in dit geval sprake zou zijn.

Vraag 3

Kunt u onderzoeken wie deze gevaarlijke lespakketten ontwikkelt en financiert, inclusief mogelijke buitenlandse partijen?

Antwoord 3

Het betreffende lespakket is aangekondigd in een actieplan van de gemeente Den Haag. Ik vertrouw erop dat de gemeente deze plannen zorgvuldig en op basis van de behoefte van scholen verder uitwerkt.

Wanneer er zorgen zijn over mogelijke ongewenste buitenlandse inmenging, kunnen burgers via verschillende wegen signalen bij de Rijksoverheid onder de aandacht brengen en meldingen doen. Voor een uitgebreidere update over de stand van zaken rond een centraal meldpunt ongewenste buitenlandse inmenging verwijs ik u naar de brief van minister van Oosten van Justitie en Veiligheid van 12 december jl.3

Vraag 4

Bent u bereid dit onzinnige actieplan te verbieden en de islamisering van het onderwijs te stoppen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Nee. Artikel 23 van de Grondwet beschermt het recht op onderwijsvrijheid en – meer specifiek – de vrije keuze der leermiddelen.4 Dit recht komt alle scholen die zijn gebaseerd op een denominatieve grondslag gelijkelijk toe.5

Vraag 5

Bent u tevens bereid alle islamitische scholen te sluiten en kinderen te laten genieten van onderwijs gebaseerd is op vrijheid en gevrijwaard is van de islamitische ideologie van intolerantie, haat en geweld? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, dat ben ik niet. Zie antwoord 4.


  1. Zie artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.↩︎

  2. Zie hierover ook de Kamerbrief van 29 mei 2019: Kamerstukken II 2018/19, 35 000 VIII, nr. 186.↩︎

  3. Kamerstukken II 2025/26, 30821, nr. 325↩︎

  4. Artikel 23, zesde lid, van de Grondwet.↩︎

  5. Op basis van artikel 1 van de Grondwet.↩︎