[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Landbouw- en Visserijraad van 11-12 december 2025 en rectificatie beantwoording vragen m.b.t. het CITES-verdrag

Brief regering

Nummer: 2025D53630, datum: 2025-12-19, bijgewerkt: 2025-12-19 15:03, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z22585:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Op 11 en 12 december jl. vond de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats in Brussel. Met deze brief informeren wij de Kamer over de uitkomsten van de Raad. Tevens maken wij van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over een rectificatie in de beantwoording van de vragen gesteld tijdens het schriftelijk overleg van de Raad met betrekking tot het CITES-verdrag.

  1. Verslag Landbouw- en Visserijraad d.d. 11-12 december 2025

Vangstmogelijkheden 2026

De Raad bereikte een politiek akkoord over de vangstmogelijkheden voor 2026. Ierland stemde als enige lidstaat tegen het voorzitterschapsvoorstel, omdat de Ierse claim op extra vangstmogelijkheden in het kader van de zogeheten ‘Haagse preferenties’ niet in het voorzitterschapsvoorstel werd opgenomen. Eurocommissaris Kadis blikte terug op de bilaterale en trilaterale onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, die bijzonder moeizaam zijn verlopen, maar mede door de constructieve inzet van de lidstaten tijdig tot een goed einde zijn gebracht. De commissaris gaf aan dat er, ondanks de lage vangstadviezen, een mooi evenwicht is bereikt tussen duurzaamheid en de sociaaleconomische impact. De staatssecretaris toonde zich, ondanks dat er zorgelijke dalingen van een aantal bestanden zijn en voor enkele bestanden nog slechts tijdelijke vangstmogelijkheden konden worden opgenomen, tevreden over de resultaten.

Belangrijkste discussiepunt voor Nederland tijdens deze Raad was de genoemde Ierse claim op extra visvangsten, de “Haagse preferenties”, die zijn oorsprong heeft in een verklaring bij de Resolutie van Den Haag uit 1976. Deze Haagse preferenties houden in dat wanneer de Ierse quota voor bepaalde visbestanden onder een bepaald minimumniveau komen, andere lidstaten Ierland daarvoor zouden moeten compenseren. Net als vorig jaar heeft Ierland deze ingeroepen voor een aantal visbestanden, waaronder makreel. Gezien de dalende trend van veel visbestanden, werd continuering van deze praktijk door een brede groep lidstaten onwenselijk gevonden. Het Deens voorzitterschap heeft het Ierse verzoek niet opgenomen in zijn compromisvoorstel. Het resultaat hiervan is dat de Haagse preferenties dit jaar voor geen enkel bestand in het akkoord zijn opgenomen.

Een ander belangrijk punt was dat er met de Atlantische kuststaten geen akkoord is bereikt op de Total Allowable Catch (TAC) voor makreel. Daarom stemde de Raad, vooruitlopend op een definitief akkoord, in met het voorstel van de Commissie om een tijdelijke TAC vast te stellen van 90% van het wetenschappelijk advies voor de eerste helft van volgend jaar. De staatssecretaris verwacht dat er hierdoor voldoende flexibiliteit is om vanaf begin volgend jaar te kunnen vissen.

Ten aanzien van de Europese aal, waarvoor evenals voorgaande jaren een nul-vangstadvies geldt, werd besloten geen wijziging in de maatregelen aan te brengen.

Op 5 december jl. zijn de trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen afgerond. Op 10 december jl. zijn de bilaterale onderhandelingen tussen de EU en het VK afgerond. Verderop in deze brief wordt u nader geïnformeerd over de inhoud van deze akkoorden. Momenteel zijn de bilaterale onderhandelingen van de EU met Noorwegen nog niet afgerond. De hiermee verband houdende vangstadviezen zijn daarom nog voorlopig. De akkoorden met derde landen en Regionale Visserijbeheersorganisaties worden via besluitvorming in de Raad omgezet naar vangstmogelijkheden voor de verschillende lidstaten. De vangstmogelijkheden die voor Nederland belangrijk zijn, zoals voor tong, schol, zeeduivel, zeebaars, kabeljauw, Noordzeeharing en blauwe wijting, zijn vastgesteld volgens het wetenschappelijk advies.

Nederland zette zich tijdens de Raad in voor een gebalanceerd akkoord, waarin naast de milieudoelstellingen ook oog is voor de sociaaleconomische doelstellingen van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Eveneens pleitte de staatssecretaris, in verband met het blijvend uitblijven van akkoorden over verdeelsleutels voor blauwe wijting, makreel en Atlanto-Scandische haring, ervoor om de onderhandelingen hierover onderdeel uit te laten maken van de bredere buitenlandse betrekkingen met derde landen.

Onderhandelingen met derde landen

Uitkomsten bilaterale onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk
Tijdens de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk, is met name gesproken over de vast te stellen vangstmogelijkheden. Deze worden middels een vaste verdeelsleutel vervolgens gesplitst tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over aanvullende herstel maatregelen en verdere samenwerking op het gebied van bestandsbeheer in het Gespecialiseerd Comité voor Visserij dat valt onder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO).

Voor Nederland zijn met name de Noordzeetong, zeebaars en de Noordzee horsmakreel binnen dit gesloten akkoord van belang. Het vangstmogelijkheid voor tong werd in lijn met het wetenschappelijk advies volgend jaar met 25% hoger vastgesteld ten opzichte van de TAC voor 2025. Voor zeebaars is er overeengekomen dat er voor de commerciële vloot aanzienlijk meer vis mag worden gevangen. Tegelijkertijd mag de recreatieve zeevisserij door dit akkoord per dag drie stuks zeebaars in plaats van de huidige twee per dag mee naar huis nemen. Hierdoor kan elke vorm van zeebaarsvisserij profiteren van een hogere vangstlimiet, voortkomend vanuit het positieve wetenschappelijke advies. Voor de Noordzee horsmakreel is een roll-over ten opzichte van dit jaar afgesproken en is afgesproken dat met ICES wordt gekeken naar de mogelijkheden van een akoestische survey.

Uitkomsten trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen 
In het akkoord tussen de EU, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zijn vangstmogelijkheden vastgesteld voor Noordzeeharing, schol, zwarte koolvis, wijting, schelvis en kabeljauw. Voor schol (-7,2%), schelvis (-3,7%) en wijting (+5,6%) zijn vangstmogelijkheden vastgesteld op het MSY-niveau overeenkomstig de ICES-adviezen. Voor zwarte koolvis zijn de vangstmogelijkheden iets onder het ICES-hoofdlijnadvies vastgesteld, nl. -25% in plaats van -24% om conform het meerjarenplan Noordzee te verzekeren dat de kans dat het bestand zich volgend jaar onder de biologische grenswaarde bevindt, kleiner is dan 5%.

Net als de afgelopen twee jaar lag aan de basis van het vangstadvies voor kabeljauw, de MSY-benadering in combinatie met voorzorgsoverwegingen. Deze overwegingen zijn niet gelijk aan het voorzorgsbeginsel en zijn zodoende ook juridisch niet-bindend. Dit jaar is er een 0-vangstadvies afgegeven in verband met de kwetsbare staat van het zuidelijke subbestand. In lijn met de Nederlandse inzet om bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor kabeljauw naast de wetenschappelijke adviezen ook economische en maatschappelijke effecten mee te wegen, stemde de staatssecretaris in met enkele beperkte mogelijkheden voor kabeljauw bij het zuidelijk subbestand. Daarnaast werden binnen het wetenschappelijke advies vangstmogelijkheden vastgesteld voor de Noordwestelijke en Viking subbestanden. Gemiddeld komt dit neer op een TAC van -44% voor kabeljauw. Tegelijkertijd werden de regels van de real time closures (RTC) aangescherpt voor kabeljauw, en bestaande seizoensluitingen uitgebreid. De EU, Noorwegen en het VK zullen aankomend jaar deze aanscherpingen evalueren en mogelijk verdere maatregelen uitwerken voor de bescherming van kabeljauw voor de lange termijn, als ook een bredere herziening in gang zetten van het huidige RTC-regime. Deze herziening acht de staatssecretaris ook van belang gezien de situatie voor de Nederlandse visserij waarover de staatssecretaris de Tweede Kamer vaker heeft geïnformeerd (Kamerstukken 21501-32, nr. 1704).

Voor Noordzeeharing is een akkoord bereikt op een herzien beheermodel en eveneens een lange termijn beheerstrategie (LTMS). Voor dit laatste heeft ICES eerder dit jaar een advies uitgebracht. Het herziene beheermodel heeft tot aanpassing geleid van de verdeelsleutel voor het bestand waar elke partij aan heeft bijgedragen. Het akkoord op de verdeelsleutel maakt het mogelijk de LTMS duurzaam te implementeren, en om de vangstmogelijkheden vast te stellen met de toepassing van een TAC-demper van -20%. Hierdoor is de TAC voor dit jaar vastgesteld op -20% in plaats van de geadviseerde -30,2%.

Onderhandelingen bij de Middellandse Zee

Er werd tijdens de Raad ook een akkoord bereikt op de vangstonderhandelingen in de Middellandse Zee. Door middel van aanvullende selectiviteitsmaatregelen is voorkomen dat ingrijpende kortingen moesten worden doorgevoerd in het aantal dagen dat gevist mag worden. Hiermee is een balans gezocht tussen de milieudoelstellingen en de sociaaleconomische doelstellingen van het GVB. Nederland heeft geen directe belangen in de Middellandse Zee, maar onderschreef het principe van een goede balans tussen de milieudoelstellingen enerzijds en het verdienmodel van de vissers anderzijds.

Diversenpunt: stand van zaken lopende onderhandelingen voorstel voor de visserij- en aquacultuursector en het ‘Oceaan Pact’ als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader 2028-2034

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de voortgang die is bereikt met besprekingen van de sectorale verordening voor steun aan visserij, aquacultuur en het Oceaanpact voor de periode 2028-2034. Het is de bedoeling dat steun voor visserij, aquacultuur en het Oceaanpact in die periode grotendeels onder het Europees fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw, visserij en maritieme welvaart en veiligheid valt (Verordening voor nationale en regionale partnerschap-plannen (NRP-verordening)).

Het Deense voorzitterschap heeft zich de afgelopen maanden vooral ingezet voor het verkrijgen van duidelijkheid over het verordeningsvoorstel van de Commissie. Het voorzitterschap heeft daartoe onder andere een overleg georganiseerd en vragen gesteld aan de Commissie. De Raad heeft het Commissievoorstel in september jl. besproken en nog eens aan de hand van een tweetal diversenpunten tijdens de Raad van oktober jl.

De lidstaten uitten een aantal openstaande zorgpunten. Zo is er onvoldoende duidelijkheid over de financieringsmogelijkheden voor wettelijke taken voor datacollectie en controle. Daarnaast verzochten sommige lidstaten om voldoende aandacht voor duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector. Sommige lidstaten bepleitten dat alle criteria en voorwaarden voor steun onderdeel moeten zijn van de verordening zelf in plaats van aanvullende Commissie-richtlijnen. Verschillende lidstaten waren van mening dat sommige definities, zoals van kleinschalige visserij, opnieuw bekeken dienen te worden, omdat deze te beperkend worden bevonden.

De staatssecretaris intervenieerde volgens de lijn die is beschreven in het BNC-fiche over het MFK: Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean Pact, het maritieme en aquacultuur beleid (Kamerstuk 22 112, nr. 4146 / 2025D38994). De staatssecretaris benadrukte daarbij dat er duidelijkheid moet komen over de financiering van wettelijke taken en dat er voldoende financieringsmogelijkheden moeten zijn voor ondersteuning van de energietransitie en vlootmodernisering. Hierbij benadrukte de staatssecretaris ook dat aanvullende richtlijnen over het ‘Do No Significant Harm’-principe niet haaks mogen staan op de ambities van de energietransitie en vlootmodernisering. Deze lijn vond brede steun in de Raad. Aanvullend daarop verzocht een brede groep lidstaten om ophoging van het geoormerkte budget voor visserij, aquacultuur en Oceaanpact. Eveneens verzocht een brede groep lidstaten om voorwaarden voor steun aan visserij, aquacultuur en Oceaanpact uit de zogenaamde NRP-verordening over te hevelen naar de sectorale verordening. Een tweetal lidstaten vroeg expliciet om een apart fonds voor visserij en aquacultuur.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2027 – Innovatie en vereenvoudiging en stand van zaken lopende onderhandelingen

Het Voorzitterschap zette de thematische discussies voort over het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2027, dit keer met nadruk op innovatie en vereenvoudiging. Verder schetste het Deense voorzitterschap de stand van zaken in de onderhandelingen over het GLB na 2027.

De Commissie benadrukte het belang van innovatie en toegang tot kennis in het GLB na 2027. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van kennis en innovatie in het volgende GLB. De minister benadrukte hierbij het belang van het behouden van het Europees Innovatie Partnerschap (EIP) en het Agrarisch Kennis- en Innovatie Systeem (AKIS) in het nieuwe GLB. Deze instrumenten worden door deze lidstaten als essentieel gezien om kennisdeling en innovatie te faciliteren. Veel lidstaten, waaronder Nederland, deelden het belang van het waarborgen van de concurrentiekracht van de Europese landbouw. Innovatie werd hierbij door veel lidstaten genoemd als essentieel om een toekomstbestendige landbouw te verzekeren. Sommige lidstaten benoemden hierbij het belang van generatievernieuwing in de landbouw. De minister heeft ten slotte wederom een pleidooi gehouden voor doelsturing als beleidsinnovatie.

Meerdere lidstaten uitten hun zorgen over de nieuwe structuur van het NRP-fonds, en een deel van deze groep lidstaten riep op tot verdere vereenvoudiging van deze voorgestelde structuur om verhoging van administratieve lasten te voorkomen. Verder benoemden meerdere lidstaten, waaronder Nederland, het belang van stabiliteit en continuïteit van het GLB na 2027.

Diversenpunt: maximumhoeveelheid toegevoegde vitaminen en mineralen in voedingssupplementen

Tijdens de Raad verzocht Duitsland de Commissie om maximumgehalten voor vitaminen en mineralen in supplementen en verrijkte levensmiddelen in 2026 vast te stellen. Het traject hiertoe is eerder in 2020 als urgent bestempeld door de Commissie, maar stilgevallen. Veel lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun steun uit voor de oproep van Duitsland. Nederland benadrukte hierbij het belang van een Europese aanpak om een gelijk speelveld te creëren Een grote groep lidstaten onderstreepte hierbij het belang van consumentenbescherming, waarbij sommige lidstaten het belang van een wetenschappelijke basis voor de hoogte van maximumgehalten benoemden. Ook gaf een aantal lidstaten aan dat handelsbelemmeringen ook moeten worden meegewogen.

Diversenpunt: Europese melkmarkt

Hongarije vroeg aandacht voor de kritieke situatie op de Europese melkmarkt t als gevolg van zowel de daling van de export van melk als de daling van de melkprijzen in Hongarije. Hierbij bracht Hongarije zijn zorgen over het antidumpingsonderzoek dat in augustus is verlengd door China onder de aandacht van de Commissie. Concreet verzocht Hongarije de Commissie om steunmaatregelen voor private opslag van kaas en melkpoeder open te stellen. Enkele lidstaten deelden de zorgen van Hongarije over de dalende melkprijzen. Een deel van deze lidstaten riep de Commissie op een marktanalyse uit te voeren en om de markt nauwgezet in de gaten te houden. De Commissie ging niet zondermeer mee in het verzoek, zegde wél toe de situatie nauwlettend in de gaten te houden. Nederland heeft dit punt aangehoord.

Diversenpunt: Voortgangsrapportage diertransportverordening

Het Deense voorzitterschap schetste de stand van zaken met betrekking tot het voorstel tot de bescherming van dieren tijdens vervoer en daarmee samenhangende activiteiten. Veel lidstaten gaven aan dat het voorstel een belangrijke rol kan spelen in het verbeteren van dierenwelzijn in de EU. Net als Nederland noemden meerdere lidstaten hierbij het belang van dierenwelzijn, zowel binnen de EU als buiten de EU. Nederland onderstreepte hierbij het belang en de noodzaak van een toekomstbestendige diertransportverordening. Enkele lidstaten wezen hierbij op het belang van een gelijk speelveld en het voorkomen van onevenredige lasten voor het bedrijfsleven.

Diversenpunt: 58e directeurenconferentie van EU-betaalorganen

Het Deense voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de 58e Conferentie van de directeuren van de betaalorganen van de EU die van 19 tot 21 november jl. plaatsvond in Kopenhagen. De bijeenkomst stond in het teken van vereenvoudiging onder het GLB na 2027. Nederland was ambtelijk vertegenwoordigd bij deze bijeenkomst. In de Raad heeft Nederland dit punt aangehoord.

Diversenpunt: Directeurenconferentie GLB-NSP

Het Deense voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de bijeenkomst van de GLB-conferentie van de directeuren van de betaalorganen van de EU die van 1 tot 3 oktober jl. plaatsvond in Kopenhagen. Tijdens de bijeenkomst is gesproken over het GLB na 2027. Nederland was ambtelijk vertegenwoordigd bij deze bijeenkomst. Nederland heeft dit punt tijdens de Raad aangehoord.

Diversenpunt: Conferentie dierenwelzijn

Het Deense voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de conferentie over dierenwelzijn die op 1 december jl. plaatsvond in Brussel. Nederland was ambtelijk vertegenwoordigd bij deze bijeenkomst. Tijdens de conferentie hebben verschillende deelnemers, alsmede de Commissie, het belang onderstreept van nieuwe, gemoderniseerde en geactualiseerde wetgevingsvoorstellen aangaande dierenwelzijn op veehouderijbedrijven. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben tijdens de Raad positief gereageerd op de aankondiging door de Eurocommissaris van nieuwe, geactualiseerde wetgeving inzake dierenwelzijn op veehouderijbedrijven.

  1. Rectificatie beantwoording vragen CITES-verdrag

Rectificatie

Op 9 december jl. heeft de staatssecretaris de Kamer de beantwoording gestuurd van de vragen gesteld tijdens het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad 11-12 december 2025 (Kamerstuk 21501-32, nr. 1743). Hierin heeft de staatssecretaris op het gebied van het CITES-verdrag antwoord gegeven op vragen van de leden van de BBB over een recente uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 31 oktober 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:7045). In de vragen werd verwezen naar een andere uitspraak van december 2019. In de beantwoording gaf de staatssecretaris aan dat hem geen uitspraak bekend was uit december 2019. Dit is onjuist gebleken. De staatssecretaris is bekend met de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 12 december 2019 over het aantonen van legale herkomst (AMS 19 / 1357 WET), waar hoogstwaarschijnlijk naar verwezen wordt in de vragen van de leden van de BBB. Deze rectificatie van de beantwoording verandert niet de strekking van het eerder gegeven antwoord. De gerechtelijke procedures worden gevolgd en de staatssecretaris wacht zoals aangegeven eerst de uitkomst daarvan af.

Hoogachtend,

Femke Marije Wiersma

Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Jean Rummenie

Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur