Memorie van toelichting
Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2024/825 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2024tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betereinformatie en door middel van bescherming tegen oneerlijke praktijken (PbEU 2024, L 825) (Implementatiewet richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten)
Memorie van toelichting
Nummer: 2025D53846, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-22 09:36, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Beslisnota bij Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2024/825 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2024 tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en door middel van bescherming tegen oneerlijke praktijken (PbEU 2024, L 825) (Implementatiewet richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten)
- Reactie Autoriteit Consument en Markt inzake de implementatiewet Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten
Onderdeel van zaak 2025Z22646:
- Indiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Medeindiener: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1.Inleiding
Dit wetsvoorstel, aangeboden mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, strekt tot implementatie van Richtlijn (EU) 2024/825 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2024 tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en door middel van bescherming tegen oneerlijke praktijken (hierna: Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten).
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Paragraaf 2 schetst de hoofdlijnen en inhoud van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten, in het bijzonder de regels voor het verstrekken van productinformatie en het uiten van duurzaamheidsclaims. Paragraaf 3 gaat over de effecten van de nieuwe regels op het bedrijfsleven. Paragraaf 4 gaat in op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). In paragraaf 5 staat welke adviezen zijn ingewonnen. Paragraaf 6 gaat in op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Daarna volgt het artikelsgewijze deel, waarin de wetsartikelen worden toegelicht.
2. De richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten
2.1 Wijziging richtlijnen voor grotere rol voor de consument bij de groene transitie
De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt twee bestaande richtlijnen, namelijk de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken1 en de Richtlijn consumentenrechten.2 Met deze implementatiewet worden de wijzigingen geïmplementeerd in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.2 Richtlijn oneerlijke handelspraktijken
De Richtlijn oneerlijke handelspraktijken regelt dat oneerlijke handelspraktijken, waaronder misleidende en agressieve handelspraktijken, verboden zijn. Deze richtlijn geeft aan wanneer sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Een handelspraktijk is oneerlijk wanneer deze in strijd is met de professionele toewijding en deze het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen beperkt of kan beperken.3 In het bijzonder oneerlijk zijn misleidende of agressieve handelspraktijken. De richtlijn geeft aan wanneer daarvan sprake is. Een handelspraktijk kan bijvoorbeeld oneerlijk zijn als de handelaar de consument onjuiste of misleidende informatie verschaft. Daarnaast is er sprake van een oneerlijke handelspraktijk als essentiële informatie niet of op onduidelijke wijze wordt verstrekt, en de consument hierdoor een andere beslissing over een transactie neemt of kan nemen dan hij had genomen als hij die informatie wel (tijdig) had gekregen. In Nederland is de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken geïmplementeerd in onder meer afdeling 3A van titel 3 van Boek 6 BW (artikel 6:193a e.v. BW).
De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken op een aantal punten. Om consumenten beter in staat te stellen geïnformeerde beslissingen te nemen, mogen zij via de algemene presentatie van een product niet worden misleid met betrekking tot de milieu- en sociale kenmerken of circulariteitsaspecten van het product, zoals de duurzaamheid, repareerbaarheid of recyclebaarheid ervan.4
Concreet voegt de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten twaalf specifieke handelspraktijken toe aan bijlage 1 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (2005/29/EG). De handelspraktijken die op deze lijst staan zijn onder alle omstandigheden verboden. Eén van deze handelspraktijken betreft het doen van een generieke milieuclaim zonder erkende milieuprestaties die relevant zijn voor de claim.5 Voorbeelden hiervan zijn “milieuvriendelijk”, “milieubewust”, “groen”, “natuurvriendelijk”, “ecologisch”, “ecologisch verantwoord”, “klimaatvriendelijk”, “zacht voor het milieu”, “koolstofarm”, “energie-efficiënt”, “biologisch afbreekbaar”, “biogebaseerd” of vergelijkbare vermeldingen die de suggestie of indruk van voortreffelijke milieuprestaties wekken.6 Een schriftelijke of mondelinge claim in combinatie met impliciete claims in de vorm van kleuren of afbeeldingen zou een generieke milieuclaim kunnen vormen.7 Een handelaar mag geen generieke claim doen zoals “bewust”, “duurzaam” of “verantwoord” die uitsluitend gebaseerd is op erkende voortreffelijke milieuprestaties, omdat dergelijke claims niet alleen betrekking hebben op milieukenmerken, maar ook op andere kenmerken, zoals sociale kenmerken.8
De Europese wetgever licht in haar overwegingen toe dat de erkende milieuprestaties kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/20109 of met officieel erkende EN ISO 14024-milieukeurregelingen in de lidstaten.10 Een milieuclaim kan ook onderbouwd worden door te voldoen aan de hoogste milieuprestaties voor een specifieke milieukenmerk in overeenstemming met andere toepasselijke Uniewetgeving. Een voorbeeld hiervan is de milieuclaim “energie-efficiënt”, indien het product beschikt over een klasse A certificaat die in overeenstemming is met Verordening (EU) 2017/1369.11 De erkende voortreffelijke milieuprestaties in kwestie moeten relevant zijn voor de volledige claim.
Het is voorts ook verboden om een milieuclaim te maken voor het volledige product of alle bedrijfsactiviteiten van de handelaar, terwijl de claim slechts op een bepaald aspect van het product of een specifieke bedrijfsactiviteit van de handelaar betrekking heeft.12
Aanvullend verbiedt de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten beweringen dat een product dankzij de compensatie van broeikasgasemissies een “neutraal”, “verminderd” of “positief milieueffect” heeft wat broeikasgasemissies betreft.13 Dergelijke claims kunnen namelijk valselijk de indruk wekken bij de consument dat de consumptie van een product geen milieugevolgen heeft, of dat de compensatie direct verband houdt met de productie of met de levering van het product. Dergelijke claims zijn alleen toegestaan indien zij gebaseerd zijn op het feitelijke levenscycluseffect van het betrokken product en niet op de compensatie van broeikasgasemissies buiten de waardeketen van het product. Dit verbod mag ondernemingen niet beletten om reclame te maken met hun investeringen in milieu-initiatieven, met inbegrip van koolstofkredietprojecten, zolang deze informatie op niet-misleidende wijze worden verstrekt en voldoet aan de Unierechtelijke voorschriften.
Aanvullend stelt de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten eisen aan claims die verwijzen naar toekomstige milieuprestaties (“ons bedrijf reduceert een x hoeveelheid van de uitstoot van CO2 per 2030”).14 Dergelijke claims moeten handelaren voorts ondersteunen met duidelijke, objectieve, openbaar toegankelijke en verifieerbare verplichtingen en doelen. Deze informatie zal moeten worden opgenomen in een uitvoerig en realistisch uitvoeringsplan dat aangeeft hoe de toezeggingen en doelstellingen bereikt zullen worden en welke middelen de handelaar hiervoor toewijst. Dergelijke milieuclaims moeten bovendien worden geverifieerd door een externe deskundige, die onafhankelijk van de handelaar moet zijn, geen belangenconflicten mag hebben, over ervaring en bekwaamheid op het gebied van milieuproblemen beschikt, en de mogelijkheid krijgt van de handelaar om diens geboekte vooruitgang met betrekking tot de toezeggingen en doelstellingen regelmatig te monitoren.15
Ook verbiedt de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten handelaren om een duurzaamheidskeurmerk te voeren dat niet is gebaseerd op een certificeringsregeling of niet is ingesteld door een overheidsinstantie.16 De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten definieert een duurzaamheidskeurmerk als volgt: “Een vrijwillig betrouwbaarheidskeurmerk, kwaliteitskeurmerk of gelijkwaardig keurmerk, publiek of privaat, dat tot doel heeft een product, een proces of een bedrijfsactiviteit te onderscheiden en te promoten door verwijzing naar de milieu- of sociale kenmerken ervan of beide, met uitsluiting van verplichte keurmerken die Unie- of nationaalrechtelijk vereist zijn.” 17
De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten definieert een certificeringsregeling als een verificatieregeling van een derde waarmee wordt gecertificeerd dat een product, proces of bedrijfsactiviteit aan bepaalde vereisten voldoet, op grond waarvan een overeenkomstig duurzaamheidskeurmerk mag worden gebruikt, en waarvan de voorwaarden, met inbegrip van de vereisten van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten openbaar beschikbaar zijn.18 De certificeringsregeling moet verder aan een viertal cumulatieve eisen voldoen:
de regeling staat op grond van transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden open voor alle handelaren die bereid en in staat zijn om aan de vereisten van de regeling te voldoen;
de vereisten van de regeling worden in overleg met deskundigen en belanghebbenden ter zake uitgewerkt door de eigenaar van de regeling;
de regeling omvat procedures voor het aanpakken van niet-naleving van de vereisten van de regeling en voorziet in de intrekking of schorsing van het gebruik door de handelaar van het duurzaamheidskeurmerk in geval van niet-naleving van de vereisten van de regeling;
het toezicht op de naleving van de vereisten van de regeling door de handelaar is onderworpen aan een objectieve procedure door een derde wiens bekwaamheid en onafhankelijkheid van zowel de eigenaar van de regeling als de handelaar berusten op internationale, Unie- of nationale normen en-procedures.
Verder mogen handelaren niet voorstellen dat (Europees) wettelijk opgelegde vereisten een onderscheidend kenmerk zijn van hun aanbod19, mogen zij geen informatie achterhouden voor consumenten over het feit dat een software-update negatieve gevolgen zal hebben voor de werking van goederen met digitale elementen of het gebruik van digitale inhoud of digitale diensten20, een software-update voorstellen als noodzakelijk terwijl er alleen functionaliteitskenmerken mee worden verbeterd21, valselijk beweren dat een goed onder normale gebruiksomstandigheden een bepaalde duurzaamheid heeft wat betreft de gebruikstijd of intensiteit.22
Ook mogen handelaren de consument niet aanzetten tot het eerder vervangen of aanvullen van de verbruiksgoederen van een product dan om technische redenen noodzakelijk is23, producten promoten waarvan de handelaar weet dat er kenmerken zijn geïntroduceerd om de duurzaamheid (levensduur) ervan te beperken (vroegtijdige veroudering)24, en zij mogen geen informatie achterhouden over het feit dat de functionaliteit van een goed bij gebruik van verbruiksgoederen, reserveonderdelen of accessoires die niet door de oorspronkelijke producent zijn geleverd wordt aangetast of ten onrechte beweren dat een dergelijke aantasting zal plaatsvinden.25 Bovendien wordt het verboden om producten te presenteren als repareerbaar wanneer dat niet het geval is.26 Wanneer is vastgesteld dat een product een kenmerk bevat dat bedoeld is om de levensduur daarvan te beperken, moet in het algemeen van de producent worden verwacht dat hij op de hoogte is van dat kenmerk en de gevolgen ervan voor de levensduur van het product. Handelaren die niet de producenten van de producten zijn vallen ook onder dat verbod als zij over betrouwbare informatie over het kenmerk en de gevolgen daarvan voor de levensduur van het product beschikken. Dit is bijvoorbeeld een verklaring van een bevoegde nationale instantie of informatie van de producent.27
2.3 Richtlijn consumentenrechten
De Richtlijn consumentenrechten stelt eisen aan precontractuele informatie die een handelaar aan de consument dient de verstrekken bij het aangaan van een overeenkomst, bijvoorbeeld in de winkel, op afstand (via onder andere internet en telefoon) en buiten verkoopruimten (onder andere verkoop aan de deur). Daarnaast stelt deze richtlijn onder meer regels voor het ontbindingsrecht (in Europese terminologie: het herroepingsrecht) en over de manier waarop een zaak wordt geleverd. In Nederland is de Richtlijn consumentenrechten geïmplementeerd in onder meer afdeling 2b van titel 5 van Boek 6 BW (artikel 6:230g e.v. BW).
De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten voegt een aantal precontractuele informatieplichten toe aan de Richtlijn consumentenrechten die betrekking hebben op duurzaamheid, repareerbaarheid en de beschikbaarheid van updates. Deze informatie moet op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument worden verstrekt en in overeenstemming zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften van Richtlijn (EU) 2019/882.28 Richtlijn (EU) 2019/882 moet ervoor zorgen dat producten en diensten in de EU gemakkelijker te gebruiken zijn voor mensen met een handicap en, onder meer, ouderen.
De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt de Richtlijn consumentenrechten op een aantal punten zodat consumenten meer informatie ontvangen over de duurzaamheidseigenschappen van producten. Zo moet de handelaar de consument informeren over het bestaan en de duur van een commerciële garantie van duurzaamheid (fabrieksgarantie), in het geval dat deze gratis, voor meer dan twee jaar en met betrekking tot het hele goed wordt aangeboden door de producent.29 De kennisgeving omvat de belangrijkste elementen van de wettelijke regeling dat een zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden, met inbegrip van een algemene opmerking de mogelijkheid om beroep te doen op non-conformiteit uit hoofde van nationaal recht langer kan bestaan.30 In Nederland kan dit het geval zijn.31
De informatie over de commerciële garantie van duurzaamheid moet aan de consument worden verstrekt door middel van een geharmoniseerd etiket. De vorm en inhoud van het etiket wordt door de Europese Commissie vastgesteld.32 De handelaar is hier alleen toe verplicht wanneer de producent deze informatie aan hem ter beschikking heeft gesteld; een handelaar hoeft hier niet actief naar op zoek te gaan. Door middel van het geharmoniseerde etiket moeten handelaren consumenten ook wijzen op hun wettelijke rechten met betrekking tot conformiteit.33 De geharmoniseerde kennisgeving moet op een in het oog springende manier worden aangebracht, bijvoorbeeld op een opvallende poster aan een wand in de winkel, naast de kassa of, in het geval van onlineverkoop, als algemene vermelding op de website van de handelaar die de goederen verkoopt.34
Bovendien moeten handelaren de consument informeren over de minimumperiode35 waarin de producent zich ertoe verbindt software-updates voor zaken met digitale elementen te verstrekken.36 Zij zijn hiertoe verplicht indien de producent die informatie ter beschikking heeft gesteld. Deze voorwaarde ontslaat de handelaar niet van de verantwoordelijkheid zich goed te informeren over de werking van het product en deze informatie te delen met de consument.37 Daarnaast voorziet de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten in een verplichting voor handelaren om consumenten relevante informatie met betrekking tot de reparatie van het product te verstrekken, indien die door de producent beschikbaar is gesteld. Dit kan informatie zijn over de beschikbaarheid, de geraamde kostprijs en de procedure voor het bestellen van reserveonderdelen die nodig zijn om de goederen conform te houden, de beschikbaarheid van reparatie- en onderhoudsinstructies en reparatiebeperkingen.38 In voorkomend geval moeten handelaren ook de repareerbaarheidsscore van het product verstrekken.39
3. Gevolgen voor het bedrijfsleven
Voordat wordt ingegaan op de gevolgen voor het bedrijfsleven, is het van belang om te benadrukken dat de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten in alle lidstaten op dezelfde wijze moet worden geïmplementeerd en toegepast.
Het effectbeoordelingsrapport van de Europese Commissie biedt meer inzicht in de kosten die gerelateerd zijn aan de maatregelen zoals beschreven in voorgaande paragrafen.40 De Commissie verwacht dat de impact op bedrijven tweeledig is:
1. Bedrijven zullen enerzijds hogere kosten moeten dragen op het moment dat zij een keurmerk willen voeren en hiervoor certificering moeten aanvragen of wanneer zij als verkoper verplicht zijn bepaalde informatie te delen (bijvoorbeeld over het bestaan van een commerciële levensduurgarantie (fabrieksgarantie) of over repareerbaarheid. Hierbij kan het volgende worden opgemerkt:
De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten verplicht bedrijven niet om een duurzaamheidsclaim te doen, noch om een duurzaamheidskeurmerk te voeren. Dit gebeurt op vrijwillige basis. Om deze reden is hier geen sprake van regeldruk. Het kan voorkomen dat een bedrijf kosten moet maken indien het al een keurmerk voert dat niet gecertificeerd is. Een bedrijf dat het keurmerk wil blijven voeren zal dit dan moeten laten certificeren door een onafhankelijke partij, dan wel het gebruik van het keurmerk moeten schrappen.
Verkopers zijn alleen verplicht informatie over de duurzaamheidseigenschappen van een product te delen op het moment dat zij deze op een duidelijke manier ontvangen hebben van de producent. Producenten zijn op hun beurt verplicht om bepaalde informatie over duurzaamheidseigenschappen te delen (bijv. over reparatie) op het moment dat er Europese ontwerpeisen zijn opgenomen voor het betreffende product (Ecodesign).
De Commissie verwacht dat deze kosten beperkt zullen zijn in verband met de gemiddeld (relatief) hoge prijzen die van toepassing zijn op de producten die onder de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten vallen.41
2. Bovendien draagt de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten bij aan het gelijke speelveld doordat de bedrijven die op dit moment misleidende duurzaamheidsclaims doen en zich op deze manier ten onrechte als duurzamer onderscheiden, deze praktijken zullen moeten stoppen.42
De Commissie geeft in het effectbeoordelingsrapport aan dat de bedrijven die te maken hebben met deze regelgeving sterk van elkaar verschillen en de geschatte kosten betreffen dan ook een versimpeling van het complexe economische landschap in de EU.43
Ten aanzien van de verplichting voor handelaren om de consument te informeren over de minimumperiode waarin de producent zich ertoe verbindt software-updates voor zaken met digitale elementen te verstrekken44 en over het bestaan van een commerciële garantie van duurzaamheid, ging de Commissie ten tijde van de publicatie van het wetgevende voorstel uit van (eenmalige) aanpassingskosten van 2511-2695 euro per bedrijf. Jaarlijks zouden deze kosten uitkomen op 216 tot 283 euro per bedrijf.45 De regels die zien op het informeren door verkopers over producten met kenmerken die zijn geïntroduceerd om de levensduur te beperken, zoals toegelicht paragraaf 2.2 van deze memorie, resulteren volgens de Commissie in eenmalige aanpassingskosten van 1099 tot 1119 euro per bedrijf. Jaarlijks zou dit neerkomen op een bedrag van 528 tot 825 euro per bedrijf. De aanpassingskosten voor verkopers om consumenten te informeren over een reparatiescore of te voorzien van andere relevante reparatie-informatie46 worden door de Commissie beoordeeld als “verwaarloosbaar”. Naar verwachting kan deze informatie eenvoudig worden toegevoegd aan al andere informatie die nu aan de koper verstrekt dient te worden.47
Het kabinet verwacht dat voorgenoemde informatieverplichtingen in Nederland momenteel gelden voor ongeveer 20.100 fysieke winkels en een aantal van de 100.935 online winkels die producten met voorgaande kenmerken verkopen.48 Niet elk bedrijf zal met elke informatieverplichting te maken hebben. Indien één bedrijf wel alle bovengenoemde informatieverplichtingen dient na te leven (zie toelichting over informatieverplichtingen in paragraaf 2.2 en 2.3), dan zouden de totale structurele regeldrukkosten voor deze onderneming ten minste 744 euro en maximaal 1108 euro per jaar bedragen. De totale eenmalige aanpassingskosten zouden voor dezelfde onderneming minimaal 3610 euro en maximaal 3814 euro bedragen. Hiermee kan een grove indicatie worden gegeven van de totale regeldruk als gevolg van de Europese verplichtingen. Er is aanleiding om die totale som met een factor van 50% te verkleinen vanwege het feit dat de verplichtingen voor verkopers zijn afgezwakt ten opzichte van de uitgangspunten waarmee de Commissie had gecalculeerd en het voorgenoemde feit dat niet elk soort bedrijf met elke informatieverplichting te maken heeft. De indicatieve totale regeldruk voor het Nederlandse bedrijfsleven komt dan op 45-67 miljoen euro per jaar, en 218-231 miljoen euro eenmalig.
Bij deze schattingen is het van belang op te merken dat deze informatieverplichting gewijzigd is ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel (en het begeleidende effectbeoordelingsrapport). In het oorspronkelijke voorstel stond dat verkopers consumenten ook dienden te informeren op het moment dat de producent geen commerciële garantie van duurzaamheid had afgegeven voor het product. Met het oog op beperking van administratieve lasten voor bedrijven heeft het kabinet zich ervoor ingezet dat deze verplichting werd geschrapt en ervoor gepleit dat verkopers consumenten alleen moeten informeren als er wel een commerciële garantie van duurzaamheid wordt afgegeven door de producent. Hiermee vallen de daadwerkelijke aanpassingskosten en jaarlijkse kosten lager uit dan geschat in het effectbeoordelingsrapport.
De eenmalige kosten gerelateerd aan het verbod op generieke duurzaamheidsclaims en de introductie van minimumcriteria op het gebied van duurzaamheidsclaims schat de Commissie op 373 tot 380 euro per bedrijf. Jaarlijks zou dit bedrijven gemiddeld 8 tot 10 euro kosten in de periode tussen 2025 en 2040.49
Op basis van openbare informatie zullen de kosten voor certificering in Nederland op basis van huidige marktprijzen en inclusief de eenmalige toetredingsbijdrage uiteenlopen tussen de 500 en 6000 euro per jaar voor midden-en klein bedrijven. Voor grote bedrijven kunnen deze kosten hoger zijn, gemiddeld vanaf 10.000 euro per jaar. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer zij een hoogwaardig ISO-duurzaamheidskeurmerk voeren (internationaal erkende standaarden). De kosten om een keurmerk te laten verifiëren door een onafhankelijke derde partij zijn afhankelijk van diverse factoren. De kosten worden onder meer bepaald door het type keurmerk, de complexiteit van het product, de lengte van de supply chain en de frequentie van de onafhankelijke audits bij het bedrijf om het duurzaamheidskeurmerk te kunnen blijven voeren.
Omdat bedrijven worden geacht na te laten een niet-gecertificeerd keurmerk te voeren, is er zuiver gezien geen sprake van regeldrukkosten ten aanzien van deze verbodsbepaling. Gesprekken met Nederlandse certificeringsinstellingen geven verder geen gedetailleerd inzicht in de kosten voor het certificeren van keurmerken. Dit omdat de kosten voor het certificeren sterk afhankelijk zijn van de context. Er zijn meer dan 300 verschillende keurmerken aanwezig op de Nederlandse markt, bijvoorbeeld met betrekking tot de sectoren van voedsel, retail, transport en cosmetica. Een aantal van deze keurmerken is al in overeenstemming met de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten, terwijl andere keurmerken nog helemaal geen kwaliteitswaarborg hebben.
4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Het Ministerie van Economische Zaken (hierna: EZ) heeft de ACM verzocht een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets (hierna: UHT) uit te voeren op de Implementatiewet Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten. De ACM komt in de UHT tot de conclusie dat het wetsvoorstel grotendeels handhaafbaar en uitvoerbaar is.
Het doel van het wetsvoorstel sluit goed aan bij de strategische doelstelling van de ACM. De ACM staat positief tegenover de aanscherping en aanvulling van de wetgeving ten aanzien van duurzaamheidsclaims. De ACM verwacht het merendeel van de bepalingen uit het wetsvoorstel te kunnen betrekken in de reguliere uitoefening van haar algemene toezicht op het consumentenrecht. Het wetsvoorstel verankert het toezicht van de ACM in de wet en kan dat toezicht op veel punten vereenvoudigen. De ACM ziet ook een aantal aandachtspunten die de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel belemmeren. Deze aandachtspunten zijn gedeeltelijk geadresseerd door middel van verduidelijking in de wettekst en deze memorie van toelichting.
Zo wijst de UHT op een aandachtspunt met betrekking tot de specifieke bepalingen over garantie in het wetsvoorstel, aangezien deze verwarring kunnen veroorzaken. Daarom zijn het ontwerpwetsvoorstel en de ontwerp-memorie-van-toelichting op een paar punten gewijzigd en wordt in deze toelichting aangegeven dat de duur van de wettelijke regeling dat een zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden op grond van het nationaal recht langer kan bestaan dan een verstrekte commerciële garantie. Bij die wettelijke regeling geldt de verwachte levensduur van een product als uitgangspunt.
De UHT wijst daarnaast op een aandachtspunt met betrekking tot generieke milieuclaims omdat er uiteenlopende interpretaties kunnen bestaan van de regelgeving rondom claims met specificatie of vergelijkende claims. Ter verduidelijking is aan deze memorie toegevoegd dat een handelaar geen generieke claim mag doen zoals “bewust”, “duurzaam” of “verantwoord” die uitsluitend gebaseerd is op erkende voortreffelijke milieuprestaties. Dergelijke claims zien immers niet alleen op milieukenmerken, maar ook op andere aspecten, zoals sociale kenmerken. Daarnaast is de Europese Commissie verzocht om richtsnoeren op te stellen die nadere uitleg geven over onder meer deze bepaling.
De UHT signaleert verder een aandachtspunt ten aanzien van de informatieverplichtingen voor handelaren in het wetsvoorstel die alleen gelden als deze informatie ook is verstrekt door de producent of aanbieder aan de handelaar. Deze informatieverplichtingen ontslaan handelaren niet van hun eigen verantwoordelijkheid om informatie aan consumenten te verschaffen. De memorie is op dit punt verduidelijkt.
Verder bevat de UHT een aandachtspunt met betrekking tot de bepalingen in het wetsvoorstel die geplande veroudering van producten moeten tegengaan. Dit omdat er zorg is bij de toezichthouder dat het in de praktijk lastig kan zijn om aan te tonen dat sprake is van geplande veroudering. Ter verduidelijking is toegevoegd aan deze memorie, dat wanneer is vastgesteld dat een product een kenmerk bevat dat bedoeld is om de duurzaamheid van het product te beperken, over het algemeen van de producent wordt verwacht dat hij op de hoogte is van dat kenmerk en de gevolgen daarvan voor de duurzaamheid van het product. Handelaren die niet de producenten van de goederen zijn, zoals verkopers, vallen ook onder dat verbod als zij over betrouwbare informatie over het kenmerk en de gevolgen ervan voor de levensduur van het product beschikken.50
Advies en consultatie
Bij de implementatie van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, omdat de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten maximumharmonisatie betreft en er geen afwijkingsmogelijkheden of keuzeopties zijn voor de lidstaten. Belanghebbenden zullen via een informatiebijeenkomst geïnformeerd worden over de werking van de nieuwe regels die per 27 september 2026 op hen van toepassing zullen zijn.
Op 23 april 2025 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk per brief een positief dictum afgegeven ten aanzien van dit wetsvoorstel.
6. Inwerkingtreding
Uiterlijk op 27 maart 2026 dient de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten te worden omgezet in nationale wetgeving. De regels zullen per 27 september 2026 van toepassing zijn op bedrijven. De inwerkingtreding van het implementatiewetsvoorstel vindt plaats bij koninklijk besluit.
II. ARTIKELEN
ARTIKEL I (Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek)
Onderdeel A (artikel 6:193a BW)
Artikel 1, eerste lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten voegt een aantal onderdelen aan artikel 2 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken toe. Met het voorgestelde onderdeel A worden deze wijzigingen geïmplementeerd in artikel 6:193a lid 1 BW.
Onderdeel n bevat een definitie van een zaak met digitale elementen. Deze definitie komt overeen met de omschrijving van een zaak met digitale elementen in artikel 7:5 lid 1, onderdeel b, BW. Dat artikel implementeert de definitie van dit begrip in de Richtlijn (EU) 2019/771 (Richtlijn verkoop goederen)51. Een zaak met digitale elementen wordt daar omschreven als een roerende zaak waarin digitale inhoud of een digitale dienst is verwerkt of die daarmee onderling verbonden is, op zodanige wijze dat het ontbreken daarvan ertoe zou leiden dat de zaak zijn functies niet kan vervullen. De Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten voegt een onderdeel c bis toe aan artikel 2 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken, dat voor een definitie van “goederen” verwijst naar artikel 2, onderdeel 5, van de Richtlijn verkoop goederen. Daaruit volgt dat, naast roerende zaken, water, gas en elektriciteit ook “zaken met digitale elementen” onder de definitie van “goederen” in de zin van de Richtlijn verkoop goederen vallen. Artikel 2, onderdeel c, van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken, welke reeds is geïmplementeerd in artikel 6:193a lid 1, onderdeel c, BW, geeft als definitie van “product”: “een goed of een dienst, met inbegrip van onroerende goederen, digitale diensten en digitale inhoud, evenals rechten en verplichtingen”. Zaken met digitale elementen moeten daarom ook als product in de zin van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken worden beschouwd. De onderdelen o en p bevatten definities van “digitale inhoud” respectievelijk “digitale dienst”. Deze definities komen overeen met de definities van deze begrippen in artikel 7:5 lid 1, onderdelen c en d BW.
Het is niet nodig de begrippen “goederen” en “roerende zaken” hier te definiëren. Deze begrippen worden reeds gedefinieerd in afdeling 3.1.1 BW. Deze definities zijn ingevolge de gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek ook relevant voor Boek 6 BW. In artikel 2 onderdeel 5 Richtlijn verkoop goederen wordt onder goederen ook water, gas en elektriciteit verstaan wanneer zij gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid. Deze vallen reeds onder de definitie van “product” als opgenomen in artikel 6:193a lid 1, onderdeel c, BW.
Onderdeel q bevat de definitie van milieuclaim. Dergelijke (vaak klimaat gerelateerde) claims hebben steeds meer betrekking op toekomstige prestaties van een product waarbij bepaalde positieve effecten voor het klimaat aan het product worden gekoppeld. Via dergelijke claims wordt bij de consument onder andere de indruk gewekt dat consumenten door het aankopen van het product bijdragen aan een verbetering van het klimaat dan wel dat het product minder schadelijk is voor het klimaat dan een ander product (overweging 4 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). Daarnaast kan ook een duurzaamheidskeurmerk gezien worden als milieuclaim wanneer het duurzaamheidskeurmerk gepaard gaat met commerciële communicatie waarbij wordt gesuggereerd of de indruk wordt gewekt dat een product een positief effect of geen effect heeft op het milieu, of minder schadelijk is voor het milieu is dan concurrerende producten (overweging 8 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten).
Onderdeel r bevat de definitie van een ‘generieke’ milieuclaim. Het gaat dan om een schriftelijk of mondeling, waaronder via audiovisuele media, gedane milieuclaim die niet in een duurzaamheidskeurmerk is opgenomen, en waarbij de specificatie van de claim niet in duidelijke en in het oog springende bewoordingen op hetzelfde medium is aangeboden. Voorbeelden van generieke milieuclaims zijn onder andere “milieuvriendelijk”, “milieubewust”, “groen”, “natuurvriendelijk”, “ecologisch”, “ecologisch verantwoord”, “klimaatvriendelijk”, etc., of vergelijkbare vermeldingen die de suggestie of indruk van voortreffelijke milieuprestaties (zie onder s) wekken. Wanneer de specificatie van de milieuclaim in duidelijke en in het oog springende bewoordingen op hetzelfde medium, zoals in dezelfde reclameboodschap, de verpakking van het product of de online verkoopinterface wordt vermeld, wordt de milieuclaim niet beschouwd als een generieke milieuclaim. Voorts zou een schriftelijke of mondelinge claim in combinatie met impliciete claims in de vorm van kleuren of afbeeldingen een generieke milieuclaim kunnen vormen (overweging 9 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten).
Onderdeel s bevat de definitie van een duurzaamheidskeurmerk. Het betreft een vrijwillig betrouwbaarheidskeurmerk, kwaliteitskeurmerk of gelijkwaardig keurmerk, publiek of privaat, dat tot doel heeft een product, een proces of een bedrijfsactiviteit te onderscheiden en te promoten door verwijzing naar de milieu- of sociale kenmerken ervan of beide, met uitsluiting van op grond van het recht verplichte keurmerken. Duurzaamheidskeurmerken kunnen betrekking hebben op meerdere kenmerken van een product, proces of bedrijfsactiviteit, waarbij het van essentieel belang is de transparantie en geloofwaardigheid ervan te waarborgen. Een handelaar mag geen duurzaamheidskeurmerk weergeven als die niet op een certificeringsregeling is gebaseerd (zie ook onderdeel t) of niet door een overheidsinstantie is ingesteld.
Onderdeel t bevat de definitie van een certificeringsregeling. Bij een certificeringsregeling gaat het om een verificatieregeling van een derde waarmee wordt gecertificeerd dat een product, proces of bedrijfsactiviteit aan bepaalde vereisten voldoet, op grond waarvan een overeenkomstig duurzaamheidskeurmerk mag worden gebruikt, en waarvan de voorwaarden, met inbegrip van de vereisten van de regeling, openbaar beschikbaar zijn en aan vastgelegde criteria voldoen. Zo moet de regeling op grond van transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden openstaan voor alle handelaren die bereid en in staat zijn om aan de vereisten van de regeling te voldoen. Daarbij moeten de vereisten van de regeling in overleg met deskundigen en belanghebbenden ter zake uitgewerkt worden door de eigenaar van de regeling. De regeling moet procedures omvatten voor het aanpakken van niet-naleving van de vereisten van de regeling en voorzien in de intrekking of schorsing van het gebruik door de handelaar van het duurzaamheidskeurmerk in geval van niet-naleving van de vereisten van de regeling. Het toezicht op de naleving van de vereisten van de regeling door de handelaar dient onderworpen te zijn aan een objectieve procedure door een bekwame en onafhankelijke derde.
Onderdeel u bevat een definitie van ‘erkende voortreffelijke milieuprestaties’. Het gaat om milieuprestaties die kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 of met nationale of regionale EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen die officieel erkend zijn in de lidstaten, of de hoogste milieuprestaties in overeenstemming met ander toepasselijk Unierecht. De erkende voortreffelijke milieuprestaties in kwestie moeten relevant zijn voor de volledige claim. Zo kan een generieke milieuclaim zoals “energie-efficiënt” worden gedaan op basis van erkende voortreffelijke milieuprestaties overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1369. Daarentegen kan een generieke milieuclaim, zoals “biologisch afbreekbaar”, niet worden gedaan op basis van erkende voortreffelijke milieuprestaties in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 66/2010, voor zover er geen vereisten voor biologische afbreekbaarheid zijn in de specifieke EU-milieukeurcriteria met betrekking tot het product in kwestie. Evenzo mag een handelaar geen generieke claim doen zoals “bewust”, “duurzaam” of “verantwoord” die uitsluitend gebaseerd is op erkende voortreffelijke milieuprestaties, omdat dergelijke claims niet alleen betrekking kunnen hebben op milieukenmerken, maar ook op andere kenmerken, zoals sociale kenmerken (overweging 10 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten).
Onderdeel v bevat de definitie van duurzaamheid. Hierbij wordt verwezen naar de definitie van duurzaamheid, zoals die staat in artikel 7:5 lid 1, onderdeel h, BW. Daar wordt duurzaamheid omschreven als de geschiktheid van zaken om hun vereiste functies en prestaties bij normaal gebruik te behouden. Het gaat hier dus om duurzaamheid in de zin van de levensduur van een zaak.
Onderdeel w bevat een definitie van een software-update. Hieronder vallen updates, waaronder beveiligingsupdates en functionaliteitsupdates, die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de zaak met digitale elementen, digitale inhoud of een digitale dienst aan de overeenkomst blijft beantwoorden. Hiermee wordt artikel 2 onderdeel u Richtlijn oneerlijke handelspraktijken geïmplementeerd die bepaald dat een software-update een update is die noodzakelijk is om een zaak conform de Richtlijn levering digitale inhoud52 en de Richtlijn verkoop goederen te houden. Die richtlijnen bevatten de verplichting voor handelaren dat zij een zaak, digitale inhoud of een digitale dienst moeten leveren die aan de overeenkomst beantwoord. Deze verplichting is geïmplementeerd in artikel 7:17 BW (voor zaken) en artikel 7:50ad BW (voor digitale inhoud en digitale diensten). Voor zaken met digitale elementen respectievelijk voor digitale inhoud en digitale diensten geldt bovendien als uitwerking van deze verplichting dat de verkoper ervoor zorgt dat de updates, waaronder beveiligingsupdates, die nodig zijn om te bewerkstelligen dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoordt, aan de koper worden gemeld en geleverd gedurende de periode die de koper redelijkerwijs kan verwachten, gezien de aard en het doel van de zaak en de digitale elementen, en rekening houdend met de omstandigheden en de aard van de overeenkomst (artikel 7:18 lid 4 respectievelijk artikel 7:50ae lid 4 BW).
Onderdeel x bevat een definitie voor een verbruiksgoed. Het gaat dan om een component van een zaak dat herhaaldelijk wordt verbruikt en dat moet worden vervangen of aangevuld om de zaak naar behoren te laten functioneren. Een voorbeeld van een verbruiksgoed is een inktpatroon van een printer.
Onderdeel y bevat een definitie van functionaliteit. Het gaat dan om een functionaliteit als bedoeld in artikel 7:5 lid 1, onderdeel f, BW: het vermogen van zaken om hun functies te vervullen met betrekking tot het doel ervan.
Onderdeel B (artikel 6:193c BW)
Artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Daarnaast voegt artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten twee onderdelen toe aan artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Met het voorgestelde onderdeel B worden deze wijzigingen geïmplementeerd in artikel 6:193c lid 1, onderdeel b, respectievelijk artikel 6:193c lid 2, onderdelen d en e (nieuw), BW.
Artikel 6:193c lid 1, onderdeel b, van het BW wordt opnieuw vastgesteld. Concreet wordt onderdeel b dat ziet op de voornaamste kenmerken van het product, aangevuld met de criteria ‘milieu- of sociale kenmerken’ en ‘circulariteitsaspecten zoals duurzaamheid, repareerbaarheid of recyclebaarheid’. Dat betekent dat ook voor deze kenmerken van het product geldt dat geen informatie mag worden verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden (misleidende handelspraktijk).
Aan artikel 6:193c lid 2 BW worden twee onderdelen toegevoegd. In onderdeel d (nieuw) wordt duidelijk gemaakt dat een handelspraktijk (tevens) misleidend is als een milieuclaim wordt gemaakt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve, openbaar toegankelijke en verifieerbare verplichtingen die zijn uiteengezet in een uitvoerig en realistisch uitvoeringsplan met meetbare en tijdsgebonden doelen en andere relevante elementen die noodzakelijk zijn om dat plan te helpen verwezenlijken, zoals de toewijzing van middelen, en dat regelmatig wordt geverifieerd door een onafhankelijke externe deskundige, wiens bevindingen ter beschikking van de consumenten worden gesteld. Om de eerlijkheid en geloofwaardigheid van dergelijke claims te waarborgen, worden dergelijke claims, na een individuele toetsing, verboden wanneer zij niet ondersteund worden door duidelijke, objectieve, openbaar toegankelijke en verifieerbare verplichtingen en doelen die door de handelaar zijn opgegeven en wanneer zij zijn opgenomen in een uitvoerig en realistisch uitvoeringsplan dat aangeeft hoe die toezeggingen en doelstellingen zullen worden bereikt en dat daarvoor middelen toewijst. Dergelijke claims moeten ook worden geverifieerd door een externe deskundige, die onafhankelijk van de handelaar moet zijn, geen belangenconflicten mag hebben, over ervaring en bekwaamheid op het gebied van milieuproblemen moet beschikken en de mogelijkheid moet krijgen de door de handelaar geboekte vooruitgang met betrekking tot de toezeggingen en doelstellingen regelmatig te monitoren, met inbegrip van de mijlpalen om deze te bereiken. Handelaren moeten ervoor zorgen dat de regelmatige bevindingen van de externe deskundige ter beschikking staan van de consument.
In onderdeel e (nieuw) wordt vastgelegd dat een handelspraktijk (tevens) misleidend is als reclame voor consumenten wordt gemaakt over voordelen die irrelevant zijn en niet voortvloeien uit een kenmerk van het product of de bedrijfsactiviteit.
Onderdeel C (artikel 6:193e BW)
Artikel 1, derde lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten voegt een zevende lid toe aan artikel 7 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Met het voorgestelde onderdeel C wordt deze wijziging geïmplementeerd door een vierde lid toe te voegen aan artikel 6:193eBW.
Artikel 6:193e lid 4 BW heeft betrekking op de situatie waarin een handelaar een dienst aanbiedt waarmee producten worden vergeleken en aan consumenten informatie wordt verstrekt over milieu- of sociale kenmerken of circulariteitsaspecten zoals duurzaamheid, repareerbaarheid of recyclebaarheid, van de producten of leveranciers van die producten. In het geval dat een handelaar gebruik maakt van een dergelijke vergelijksmethode wordt informatie over de vergelijkingsmethode, de producten die met elkaar worden vergeleken en de leveranciers van die producten, alsook over de maatregelen die van kracht zijn om die informatie actueel te houden, als essentiële informatie beschouwd. Dat is van belang voor de uitleg van artikel 6:193d leden 1 en 2 BW. Een misleidende handelspraktijk doet zich voor indien sprake is van een misleidende omissie. Van een misleidende omissie is sprake indien essentiële informatie voor de consument wordt weggelaten, die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen.
Onderdeel D (artikel 6:193g BW)
Artikel 1, vierde lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt bijlage I van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Aan deze bijlage worden een aantal nieuwe handelspraktijken toegevoegd die onder alle omstandigheden misleidend zijn. Met het voorgestelde onderdeel D wordt deze wijziging geïmplementeerd in artikel 6:193g BW, door het toevoegen van deze handelspraktijken aan dit artikel. De lijst met handelspraktijken die onder alle omstandigheden misleidend zijn, omvat daarmee onder meer misleidende milieuclaims (“greenwashing”) en praktijken die verband houden met de vroegtijdige veroudering van goederen.
Onderdeel E (artikel 6:230g van het BW)
Artikel 2, eerste lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten voegt een aantal onderdelen aan artikel 2 van de Richtlijn consumentenrechten toe. Met het voorgestelde onderdeel E worden deze wijzigingen geïmplementeerd in artikel 6:230g lid 1 BW.
Onderdeel l bevat een definitie van de commerciële garantie van duurzaamheid. Het gaat hier om een commerciële garantie van duurzaamheid voor bepaalde producten gedurende een bepaalde periode, zoals die voortvloeit uit artikel 17 van de Richtlijn verkoop goederen en is geïmplementeerd in artikel 7:6a lid 2 BW. Een dergelijke commerciële garantie van duurzaamheid is een garantie die door de producent aan de consument kan worden aangeboden en is daarmee een goede indicator van de duurzaamheid van een zaak. Het bevat immers de garantie dat een product bij normaal gebruik zijn vereiste functies en prestaties zal behouden (overweging 26 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). De producent is jegens de consument aansprakelijk voor herstel of vervanging van de zaken, indien ze in de gegarandeerde periode niet hun duurzaamheid behouden (vgl. de artikelen 7:6a lid 2 en 7:21 van het BW). In de memorie van toelichting bij de Implementatiewet Richtlijn verkoop goederen is als voorbeeld gegeven dat van een commerciële garantie van duurzaamheid sprake kan zijn als de handelaar garandeert dat een zaak met digitale elementen gedurende 10 jaar updates krijgt, zodat die een langere levensduur heeft dan de gemiddelde levensduur van die zaak.53
Onderdeel m bevat een definitie van duurzaamheid. Dit onderdeel strekt ter implementatie van artikel 2, onderdeel 14 ter, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten . Deze definitie komt inhoudelijk overeen met de definitie die is opgenomen in ,artikel 1, onderdeel b, subonderdeel t, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten die is geïmplementeerd in artikel 6:193a, eerste lid, onderdeel v, BW (zie onderdeel A van deze artikelsgewijze toelichting). In de definitie wordt verwezen naar artikel 7:5 lid 1, onderdeel h, BW, waar al een definitie van duurzaamheid is opgenomen.
Onderdeel n bevat een definitie van producent. Hierbij wordt verwezen naar de definitie van de producent, zoals die wordt gegeven in artikel 7:5 lid 1, onderdeel i, BW. Daar wordt de producent omschreven als een fabrikant van zaken, een importeur van zaken naar de Unie, of elke andere persoon die zich als producent voordoet door zijn naam, handelsmerk of een ander onderscheidend teken op zaken aan te brengen.
Onderdeel o bevat een definitie van de repareerbaarheidsscore. Het gaat hier om de score die de repareerbaarheid van een goed aangeeft. De normen hiervoor dienen op EU-niveau te worden vastgesteld. Op die manier is een consument in staat om een geïnformeerde beslissing te maken over de koop van een zaak die gemakkelijker te repareren is.
Onderdeel p bevat een definitie van software-update. Het betreft een gratis update met inbegrip van een beveiligingsupdate, die noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat een zaak met digitale elementen, digitale inhoud of een digitale dienst aan de overeenkomst blijft beantwoorden
Onderdeel F (artikel 6:230l van het BW)
Artikel 2, tweede lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn consumentenrechten. Met het voorgestelde onderdeel F worden deze wijzigingen geïmplementeerd in artikel 6:230l BW.
Artikel 6:230l van het BW bevat een aantal informatieverplichtingen voor de handelaar in de precontractuele fase bij een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte. Het gaat dan onder meer om overeenkomsten die binnen de verkoopruimte worden gesloten, zoals in winkels.
Onderdeel e was reeds in artikel 6:230l van het BW geïmplementeerd met de Richtlijn consumentenrechten en houdt verband met de regeling van de non-conformiteit in artikel 7:17 BW en verder en de commerciële garantie, bedoeld in artikel 7:6a BW. In onderdeel e is toegevoegd dat de informatie inzake de regeling van non-conformiteit en de belangrijkste elementen van die regeling door de handelaar aan de consument kan worden verstrekt door middel van de door de Europese Commissie op basis van artikel 22 bis van de Richtlijn consumentenrechten voorgeschreven kennisgeving.
In artikel 6:230l van het BW wordt daarnaast een aantal onderdelen toegevoegd.
Onderdeel i heeft betrekking op de situatie dat de producent aan de consument een kosteloze commerciële garantie van duurzaamheid van meer dan twee jaar aanbiedt. In dat geval informeert de handelaar de consument over het bestaan van een dergelijke commerciële garantie van duurzaamheid door middel van het door de Europese Commissie op basis van artikel 22 bis van de Richtlijn consumentenrechten voorgeschreven etiket. Het betreft alleen de informatie die door de producent aan de handelaar ter beschikking is gesteld. De handelaar hoeft niet actief op zoek te gaan naar dergelijke informatie (overweging 26 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). Tegelijkertijd met de informatie over de commerciële garantie van duurzaamheid, dient informatie gegeven te worden over de wettelijke regeling van non-conformiteit om de consument eraan te herinneren dat hij naast de commerciële garantie van duurzaamheid, ook recht heeft op herstel of vervanging indien sprake is van non-conformiteit (overweging 26 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). In het Nederlandse stelsel kan de termijn waarbinnen een beroep kan worden gedaan op de wettelijke regeling van non-conformiteit langer zijn dan twee jaar. Deze termijn is gekoppeld aan de te verwachten levensduur van een product. Een begripsomschrijving van commerciële garantie van duurzaamheid is te vinden in artikel 6:230g lid 1, onderdeel l (nieuw), BW.
Onderdeel j houdt eveneens verband met de wettelijke regeling van non-conformiteit. De handelaar dient de consument te informeren over de wettelijke regels rondom non-conformiteit voor digitale inhoud en digitale diensten.
Onderdeel k brengt mee dat de handelaar de consument moet informeren over het bestaan en de voorwaarden voor diensten na verkoop en commerciële garanties na verkoop, voor zover van toepassing. De handelaar houdt dus de vrijheid om diensten en commerciële garanties na verkoop aan te bieden (overweging 32 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). Een voorbeeld is het aanbieden door de handelaar van de mogelijkheid aan de consument om een fiets gedurende een bepaalde periode na aankoop van de fiets, te onderhouden en eventueel te repareren.
De informatieverplichting uit onderdeel l heeft betrekking op de situatie waarin een producent of aanbieder gratis software-updates – waaronder beveiligingsupdates – voor een bepaalde periode aanbiedt voor zaken met digitale elementen, voor digitale inhoud en digitale diensten (overweging 25 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). De handelaar is alleen dan verplicht die informatie te verstrekken indien de producent of aanbieder dergelijke informatie beschikbaar heeft gesteld (overweging 33 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten). De informatie moet daarbij betrekking hebben op de minimumperiode waarvoor de software-updates worden verstrekt. Dat kan worden uitgedrukt als een tijdsperiode of door verwijzing naar een datum. Toegestaan is dus dat software-updates worden aangeboden vanaf een bepaalde begindatum tot en met een bepaalde einddatum of alleen door het noemen van de einddatum waarna geen software-updates meer worden aangeboden. De begrippen “zaak met digitale elementen”, “digitale inhoud” en “digitale dienst” zijn omschreven in artikel 6:230g lid 1, onderdelen i, r en t, BW.
Onderdeel m brengt met zich dat de handelaar informatie aan de consument moet verstrekken over de repareerbaarheidsscore voor zaken, indien die beschikbaar zijn. De omschrijving van de repareerbaarheidsscore is opgenomen in artikel 6:230g lid 1, onderdeel o, BW (nieuw).
Onderdeel n is alleen van toepassing indien onderdeel m niet van toepassing is, dus als de handelaar geen informatie kan verstrekken over de repareerbaarheidsscore voor de zaken. Om te waarborgen dat de consumenten ook in dat geval goed geïnformeerd zijn over de repareerbaarheid van de goederen die zij kopen, dienen de handelaren andere relevante informatie over reparatie te verstrekken die door de producent beschikbaar is gesteld, zoals informatie over de beschikbaarheid, de geraamde kostprijs en de procedure voor het bestellen van reserveonderdelen die nodig zijn om de goederen conform te houden, de beschikbaarheid van reparatie- en onderhoudsinstructies en reparatiebeperkingen (overweging 35 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten).
Onderdeel G (artikel 6:230m van het BW)
Artikel 2, derde lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt artikel 6, eerste lid, van de Richtlijn consumentenrechten. Met het voorgestelde onderdeel G worden deze wijzigingen geïmplementeerd in artikel 6:230m lid 1 BW.
Artikel 6:230m BW regelt dat de handelaar in de precontractuele fase bepaalde informatie moet verstrekken aan de consument voordat een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte wordt gesloten. Deze begrippen zijn nader omschreven in artikel 6:230g lid 1, onderdelen e en f, BW. Van een overeenkomst op afstand is bijvoorbeeld sprake indien een product wordt gekocht bij een webwinkel. Van een overeenkomst buiten de verkoopruime is bijvoorbeeld sprake bij straatverkoop, waarbij een professionele handelaar aan een consument op straat een product verkoopt.
In onderdeel g wordt de mogelijkheid toegevoegd om informatie te verstrekken over leveringsopties met een lagere milieubelasting. Hierbij valt te denken aan de levering van zaken per fiets of elektrisch voertuig of de mogelijkheid om meerdere bestellingen in één pakket te versturen in plaats van in afzonderlijke pakketten (overweging 37 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten).
Onderdeel l heeft betrekking op de informatie over de herinnering die de handelaar aan de consument dient te verstrekken over de wettelijke regeling van de conformiteit van de zaak en de belangrijkste elementen van die regeling. Door de wijziging wordt duidelijk gemaakt dat deze informatie dient te worden verstrekt met behulp van de door de Europese Commissie op grond van artikel 22 bis van de Richtlijn consumentenrechten voorgeschreven kennisgeving.
Onderdeel v komt inhoudelijk overeen met artikel 6:230l, onderdeel i, van het BW (nieuw). Voor de toelichting wordt daarnaar verwezen (zie onderdeel F van de artikelsgewijze toelichting).
Onderdeel w komt inhoudelijk overeen met artikel 6:230l, onderdeel j, van het BW (nieuw). Voor de toelichting wordt daarnaar verwezen (zie onderdeel F van de artikelsgewijze toelichting).
Onderdeel x komt inhoudelijk overeen met artikel 6:230l, onderdeel l, van het BW (nieuw). Voor de toelichting wordt daarnaar verwezen (zie onderdeel F van de artikelsgewijze toelichting).
Onderdeel y komt inhoudelijk overeen met artikel 6:230l, onderdeel m, van het BW (nieuw). Voor de toelichting wordt daarnaar verwezen (zie onderdeel F van de artikelsgewijze toelichting).
Onderdeel z komt inhoudelijk overeen met artikel 6:230l, onderdeel n, van het BW (nieuw). Voor de toelichting wordt daarnaar verwezen (zie onderdeel F van de artikelsgewijze toelichting).
Onderdeel H (artikel 6:230v van het BW)
Artikel 2, vierde lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wijzigt artikel 8, tweede lid, van de Richtlijn consumentenrechten. Met het voorgestelde onderdeel H worden deze wijzigingen geïmplementeerd in artikel 6:230v lid 2 BW.
In dit artikel wordt verwezen naar een aantal onderdelen uit artikel 6:230m lid 1 BW. Door middel van het implementatiewetsvoorstel wordt voorgesteld hieraan onderdeel v toe te voegen. Het onderdeel brengt mee dat, voordat op elektronische wijze een overeenkomst op afstand wordt gesloten waaruit een betalingsverplichting voor de consument voortvloeit, de handelaar de consument wijst op het bestaan van een eventuele commerciële garantie van duurzaamheid en de duur daarvan. Tevens dient de handelaar te wijzen op de wettelijke regeling van non-conformiteit.
ARTIKEL II (samenloop)
Dit artikel voorziet in een samenloopbepaling voor artikel 6:230g lid 1 BW, gelet op het nog niet in werking getreden voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming ter implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2673 tot wijziging van Richtlijn 2011/83/EU wat betreft op afstand gesloten overeenkomsten inzake financiële diensten, en tot intrekking van Richtlijn 2002/65/EG (Implementatiewet richtlijn op afstand gesloten overeenkomsten inzake financiële diensten) (Kamerstukken II 2025/26, 36860, nr. 2). Artikel II, onderdeel A, van die wet wijzigt de onderdelen m, n en o van artikel 6:230g lid 1 BW. Artikel I, onderdeel E, van deze wet verlettert onderdelen l tot en met y tot onderdelen q tot en met ad. Onderdelen m, n en o worden daarmee verletterd tot onderdelen r, s en t. Het is daarom noodzakelijk om te voorzien in een regeling voor deze samenloop als artikel II, onderdeel A, van de Implementatiewet richtlijn op afstand gesloten overeenkomsten inzake financiële diensten later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet.
ARTIKEL III (inwerkingtreding)
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wet. De inwerkingtreding vindt plaats bij koninklijk besluit. Daarbij is gekozen voor één inwerkingtredingsdatum voor de gehele wet.
ARTIKEL IV (Citeertitel)
Dit artikel regelt de citeertitel van deze wet.
De Minister van Economische Zaken,
III. Transponeringstabellen Richtlijn (EU) 2024/825
Wijzigingen van Richtlijn 2005/29/EG
| Artikel richtlijn (EU) 2024/825 | Artikel richtlijn 2005/29/EG | Artikel wetsvoorstel | Toelichting en keuze beleidsruimte |
|---|---|---|---|
| 1, lid 1, onderdeel a | 2, onderdeel c bis | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel n, van het BW | |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel o | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel q, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel p | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel r, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel q | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel s, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel r | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel t, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel s | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel u, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel t | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel v, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel u | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel w, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel v | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel x, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 1, onderdeel b | 2, onderdeel w | Artikel 1, onderdeel A, artikel 6:193a, lid 1, onderdeel y, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 2, onderdeel a | 6, lid 1, onderdeel b | Artikel 1, onderdeel B, artikel 6:193c, lid 1, onderdeel b, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 2, onderdeel b | 6, lid 2, onderdeel d | Artikel 1, onderdeel B, artikel 6:193c, lid 2, onderdeel d, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 2, onderdeel b | 6, lid 2, onderdeel e | Artikel 1, onderdeel B, artikel 6:193c, lid 2, onderdeel e, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 3 | 7, lid 7 | Artikel 1, onderdeel C, artikel 6:193e, lid 4 van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 1 | Bijlage I, onderdeel 2 bis | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ab, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 2 | Bijlage I, onderdeel 4 bis | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ac, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 2 | Bijlage I, onderdeel 4 ter | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ad, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 2 | Bijlage I, onderdeel 4 quarter | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ae, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 3 | Bijlage I, onderdeel 10 bis | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel af, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 quinquies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ag, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 sexies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ah, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 septies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ai, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 octies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel aj, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 nonies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel ak, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 decies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel al, van het BW | n.v.t. |
| 1, lid 4 en bijlage lid 4 | Bijlage I, onderdeel 23 undecies | Artikel 1, onderdeel D, artikel 6:193g, onderdeel am, van het BW | n.v.t. |
Wijzigingen van Richtlijn 2011/83/EU
| Artikel richtlijn (EU) 2024/825 | Artikel richtlijn 2011/83/EU | Artikel wetsvoorstel | Toelichting en keuze beleidsruimte |
|---|---|---|---|
| 2, lid 1 | 2, onderdeel 14 bis | Artikel 1, onderdeel E, artikel 6:230g, lid 1, onderdeel l, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 1 | 2, onderdeel 14 ter | Artikel 1, onderdeel E, artikel 6:230g lid 1, onderdeel m, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 1 | 2, onderdeel 14 quarter | Artikel 1, onderdeel E, artikel 6:230g lid 1, onderdeel n, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 1 | 2, onderdeel 14 quinquies | Artikel 1, onderdeel E, artikel 6:230g lid 1, onderdeel o, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 1 | 2, onderdeel 14 sexies | Artikel 1, onderdeel E, artikel 6:230g lid 1, onderdeel p, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel a | 5, lid 1, onderdeel e | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel e, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel b | 5, lid 1, onderdeel e bis | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel i, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel b | 5, lid 1, onderdeel e ter | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel j, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel b | 5, lid 1, onderdeel e quarter | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel k, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel b | 5, lid 1, onderdeel e quinquies | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel l, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel c | 5, lid 1, onderdeel i | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel m, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 2, onderdeel c | 5, lid 1, onderdeel j | Artikel 1, onderdeel F, artikel 6:230l, onderdeel n, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel a | 6, lid 1, onderdeel g | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel g, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel b | 6 lid 1, onderdeel l | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel l, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel c | 6 lid 1, onderdeel l bis | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel v, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel c | 6 lid 1, onderdeel l ter | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel w, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel c | 6 lid 1, onderdeel l quarter | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel x, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel d | 6 lid 1, onderdeel u | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel y, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 3, onderdeel d | 6 lid 1, onderdeel v | Artikel 1, onderdeel G, artikel 6:230m, lid 1, onderdeel z, van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 4 | 8 lid 2 | Artikel 1, onderdeel H, artikel 6:230v, lid 2 van het BW | n.v.t. |
| 2, lid 5 | 22 bis | Behoeft naar zijn aard geen implementatie. | Betreft regels voor de Europese Commissie over geharmoniseerde kennisgeving en een geharmoniseerd etiket. |
| 2, lid 6 | 27 bis | Behoeft naar zijn aard geen implementatie. | Betreft de bijstand van de Europese Commissie door een comité. |
Overige bepalingen
| Artikel richtlijn (EU) 2024/825 | Artikel wetsvoorstel | Toelichting en keuze beleidsruimte |
|---|---|---|
| 3 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Betreft de verplichting voor de Europese Commissie om uiterlijk 27 september 2031 een evaluatieverslag over de toepassing van de richtlijn naar het Europees Parlement en de Raad te sturen. |
| 4, lid 1 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Betreft de verplichting voor lidstaten om implementatieregelgeving op te stellen en toe te passen. En de verplichting om de Europese Commissie de implementatieregelgeving toe te sturen. |
| 4, lid 2 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie. | Betreft de verplichting om de Europese Commissie mee te delen welke bepalingen van Nederlands recht worden vastgesteld op het onder de richtlijn vallende gebied. |
| 5 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Betreft de inwerkingtreding van de richtlijn. |
| 6 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie | Betreft de adressaten van de richtlijn. |
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2005, L 149).↩︎
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2011, L 304).↩︎
Artikel 6:193a lid 1, onderdeel d, BW definieert een handelspraktijk als: “iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten”.↩︎
Overweging 3 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 2, punt 4 bis, in de bijlage bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Overweging 9 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten bevat meer voorbeelden van generieke milieuclaims.↩︎
Overweging 9 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Overweging 10 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Verordening (EG) Nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PbEU 2010, L 27).↩︎
Overweging 10 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
In overweging 10 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten wordt verwezen naar Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PbEU 2017, L 198).↩︎
Bijlage I van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken, onderdeel 4 ter.↩︎
Ibidem, 4 quater.↩︎
Artikel 1, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel d, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Overweging 4 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 1, onderdeel 2 bis, in de bijlage bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten. Een voorbeeld van een overheidskeurmerk is het EU Ecolabel waar non-food producten en diensten voor in aanmerking kunnen komen.↩︎
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel q, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel r, van de Richtlijn Betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 3, onderdeel 10 bis, in de bijlage bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 4, onderdeel 23 quinquies, in de bijlage bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Ibidem, onderdeel 23 sexies.↩︎
Ibidem, onderdeel 23 octies.↩︎
Ibidem, onderdeel 23 decies.↩︎
Ibidem, onderdeel 23 septies.↩︎
Ibidem, onderdeel 23 undecies.↩︎
Ibidem, onderdeel 23 nonies.↩︎
Overweging 19 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PbEU2019, L 151).↩︎
Artikel 2, eerste lid, onderdeel 14 bis, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 2, vijfde lid, punt 3, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten. Zie ook overweging 27 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
ACM ConsuWijzer, ‘Hoelang heb ik garantie en welke rechten heb ik dan’, https://www.consuwijzer.nl/garantie-reparatie-geld-terug/gekocht-maar-kapot/garantie.↩︎
Artikel 2, vijfde lid, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Overwegingen 26 en 27 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Overweging 28 bij de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Uitgedrukt als een tijdsperiode dan wel onder verwijzing naar een datum.↩︎
Artikel 2, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel e quinquies, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Zie ook: ACM, ‘Leidraad Bescherming online consument’, 11 februari 2020.↩︎
Artikel 2, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel j, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Artikel 2, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel i, van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Commission staff working document, ‘impact assessment report accompanying the document amending Directives 2005/29/EC and 2011/83/EU as regards empowering consumers for the green transition through better protection against unfair practices and better information’, https://commission.europa.eu/publications/proposal-directive-empowering-consumers-green-transition-and-annex_en.↩︎
Ibidem, p.74.↩︎
Ibidem.↩︎
Ibidem, p. 99.↩︎
De verkoper is hier alleen toe verplicht indien hij deze informatie heeft ontvangen van de producent.↩︎
Ibidem, p.77.↩︎
De verkoper is hier alleen toe verplicht indien hij deze informatie heeft ontvangen van de producent.↩︎
Commission staff working document, ‘impact assessment report accompanying the document amending Directives 2005/29/EC and 2011/83/EU as regards empowering consumers for the green transition through better protection against unfair practices and better information’, https://commission.europa.eu/publications/proposal-directive-empowering-consumers-green-transition-and-annex_en, p. 78.↩︎
Volgens het CBS zijn er in Nederland ten minste 2245 winkels in consumentenelektronica, 685 winkels in computers en software, 835 winkels in communicatieapparatuur en 185 winkels in audio- en video-opnamen. Daarnaast zal de informatieplicht over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie ook gelden voor 16150 winkels in wit- en bruingoed en overige huishoudwaren. Er zijn in Nederland ook 100935 postorderbedrijven en webwinkels die aan de informatieplicht zullen moeten voldoen.↩︎
Ibidem, p.79.↩︎
Overweging 19 van de Richtlijn betere duurzaamheidsinformatie voor consumenten.↩︎
Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (PbEU 2019, L 136).↩︎
Richtlijn (EU) 2019/770 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten (PbEU 2019, L 136).↩︎
Kamerstukken II 2020/21, 35734, nr. 3, p. 30.↩︎