Suriname
Opening
Verslag van een notaoverleg
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 2 juni 2025 overleg gevoerd met de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken, over Suriname.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Klaver
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Westerhoff
Voorzitter: De Roon
Griffier: Dekker
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Van der Burg, Ceder, Kahraman, Paternotte, Piri en De Roon,
en de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.00 uur.
Suriname
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 oktober 2024 inzake reactie op verzoek commissie over petitie "Verzoek tot aanbieding petitie Koninkrijkspas" (20361, nr. 222);
- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 februari 2025 inzake actuele ontwikkelingen in Suriname en de inzet van het kabinet (20361, nr. 223).
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open dit notaoverleg van de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. Het onderwerp is Suriname; heel kort, maar krachtig. Ik heet de minister met zijn staf uiteraard van harte welkom. Op dit moment zie ik aan de kant van de Kamer vier, en met mijzelf aan het slot vijf woordvoerders. Ik stel voor dat we de spreektijden volgen zoals genoemd in de convocatie. Ik zou het als volgt willen doen. Als u bij uw fractie bijvoorbeeld heeft staan "6 minuten eerste termijn en 3 minuten tweede termijn", laat ik het graag aan u over om de verdeling te bepalen. Misschien wilt u maar 5 minuten in de eerste termijn en 4 in de tweede. Dat kunt u dan gewoon doen. Maar het kan ook andersom, dat u een langere eerste termijn wilt. Maar dan gaat dat ten koste van uw minuten in de tweede termijn. De griffier gaat het allemaal bijhouden. Getallen worden ook afgerond. Als u zich daar allemaal in kunt vinden, kunnen we op die manier aan de slag. Nadat ik heb gezegd dat ik in deze termijn vier interrupties per fractie wil toestaan, kom ik bij de eerste woordvoerder van de kant van de Kamer: de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel. Vorige week had Suriname verkiezingen. Inmiddels hebben ze, nog voor de definitieve uitslag, partijcongressen gehouden en een zespartijencoalitie gevormd. Ze weten ook wie de nieuwe regeringsleider wordt: Jennifer Simons. Wij hadden verkiezingen in 2023 en tot een halfjaar daarna wist niemand wie Dick Schoof was. Simons wordt door Surinamers "tante Jenny" genoemd, terwijl niemand het over "ome Dick" heeft. Dat laat maar weer eens zien dat Suriname misschien wel dezelfde taal heeft, maar dat sommige dingen daar toch net even anders gedaan worden. Is de minister bereid om bij zijn eerste bezoek aan Suriname te vragen hoe het komt dat ze zo snel coalities vormen?
Voorzitter. Over de verkiezingsuitslag hoeven we het hier niet te hebben, want wij gaan niet over hoe Suriname stemt. De band tussen Nederland en Suriname is de afgelopen hechter geworden onder president Santokhi en ministers als Krishna Mathoera, en dat was heel goed na de moeilijke periode-Bouterse. Maar laat de geschiedenis niet de toekomst bepalen. Wat D66 betreft zetten we in op het verder verstevigen van die band, want Suriname is al 50 jaar volledig onafhankelijk en dus echt buitenland, maar zal voor Nederland altijd een bijzonder buitenland blijven. Dat zagen we bijvoorbeeld ook in coronatijd, toen Nederland profiteerde van de Europese vaccininkoop en daarmee ook Suriname van vaccins kon voorzien.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij schelen de heer Paternotte en ik niet heel veel in uitgangspunt. Volgens de voorlopige uitslag is NDP inderdaad de grootste. In het verleden heeft dat geleid tot een verslechtering van de betrekkingen. Mag ik uit de woorden van D66 opmaken dat als dit inderdaad de verkiezingsuitslag is en NDP de grootste is, de samenwerking onverminderd doorgaat?
De heer Paternotte (D66):
Ja, dat moet wat ons betreft wel de inzet zijn. We weten natuurlijk niet of dat van de andere kant ook de inzet is, maar ik heb het idee dat Simons de laatste tijd Nederland heeft bezocht, een of twee keer, waarschijnlijk ook met het idee dat als zij als president aan de slag kan, dat niet op dezelfde manier moet gebeuren als onder Bouterse. Dat was voor Nederland en voor Suriname natuurlijk een beroerde tijd.
Voorzitter. De nieuwe Surinaamse regering zal het land een nieuwe tijd in leiden met de te verwachten energiemiljarden op komst. Buurland Guyana is daarmee, na de VS en Canada, het derde rijkste land van het westelijk halfrond geworden. Suriname zou dat pad kunnen volgen. De waarschijnlijk volgende president zegt dat de inkomsten ten goede moeten komen aan zo veel mogelijk Surinamers. Het zijn beloften en beloften zullen altijd moeten blijken, maar ik denk dat wij met de Surinamers mogen hopen dat dat lukt. Wat D66 betreft zetten we volop in op het aanhalen van de banden. Dat kan alleen als gelijkwaardige partners. Suriname een "failed state" noemen, wat de voorganger van deze minister zeven jaar terug deed, blijft wat dat betreft een historische blunder.
Voorzitter. Ik doe graag een aantal voorstellen voor hoe we die band kunnen verdiepen. Allereerst voor de Surinamers zelf, door te tonen dat we ons voor Suriname willen inzetten. Want inwoners van Brazilië kunnen allemaal volledig visumvrij door Schengen reizen. In 2009 kwam Trinidad daarbij en sinds 2022 mogen ook Guyanezen dat. Surinamers niet. De oud-koloniën van Spanje, Portugal en zelfs het Verenigd Koninkrijk hebben visumvrij reizen, bijna allemaal. Frans-Guyana hoort natuurlijk nog steeds bij Frankrijk. Alleen Surinamers worden anders behandeld. Laten we vandaag duidelijk maken met elkaar dat Nederland dit zo snel mogelijk wil rechtzetten en dat we ons daar binnen de EU hard voor maken. Kunnen we de eenmalige regeling verlengen voor Surinamers die voor de onafhankelijkheid als Nederlanders zijn geboren maar die al lange tijd in Nederland wonen?
Voorzitter. Dan het onderwijs. Surinaamse studenten betalen hier buiten Amsterdam torenhoog collegegeld, vaak minstens €7.000. Het gevolg is dat Surinamers vrijwel alleen nog in Amsterdam studeren, waar ze tegen het wettelijk tarief terechtkunnen bij de UvA of de HvA. Is de minister bereid om met hogescholen en universiteiten te spreken over een landelijke regeling, zodat Surinamers overal tegen het wettelijk collegegeld kunnen studeren? Aangezien het kabinet graag Nederlandstalige studenten wil aantrekken, lijkt dit me een no-brainer.
Voorzitter. Surinaamse studenten mogen nauwelijks werken naast hun studie, vanwege de tewerkstellingsvergunning. Nu heeft Nederland die verplichting in 2018 afgeschaft voor studenten uit Kroatië. Dat was nog voordat dat volgens de EU-regels moest. Mijn vraag is: zou Nederland die stap ook kunnen zetten voor Surinaamse studenten?
Dan het Makandra-programma, want dat is op dit moment het belangrijkste samenwerkingsprogramma met zo'n 52 projecten. Maar het beeld in Suriname is dat men er weinig van merkt. Heeft het programma beperkte impact of is Nederland slecht in het vermarkten? Wat zijn de belangrijkste resultaten die de minister kan noemen? Er loopt nu een evaluatie. Daar gaat de minister vast naar verwijzen. Die ontvangen we ook graag snel. Maar wat leert de minister nu al voor toekomstige projecten?
Dan moeten we even goed stilstaan bij de economie, want in Suriname leeft het beeld dat Nederland druk is met politieke contacten, stages voor geneeskundestudenten, het Makandra-programma en het slavernijverleden, maar dat het Amerikaanse, Canadese en vooral Chinese bedrijven zijn die zich werkelijk op de economische kansen storten. De Wijdenboschbrug, de Bosjebrug, over de Surinamerivier werd een kwart eeuw geleden gebouwd door Ballast Nedam. Twee maanden geleden opende een nieuwe brug over het Saramaccakanaal, gebouwd door de China Road and Bridge Corporation. De brug over de Corantijnrivier naar Guyana komt er straks met Chinese financiering. China is ook weer begonnen met bauxietwinning in Suriname, heeft een goudmijn overgenomen, is het binnenland aan het ontbossen, vervuilt rivieren en bedreigt inheemse gemeenschappen. Dit is voor Beijing natuurlijk allemaal winst. Ze verdienen geld en er is weer een land dat afhankelijk raakt van China. We weten wat er gebeurt als de schulden te hoog oplopen: dan worden politieke tegenprestaties geëist.
Nederland heeft Suriname iets te bieden. We kennen ons slavernijverleden en de uitbuiting die heeft plaatsgevonden, maar Nederland heeft wereldwijd inmiddels natuurlijk een heel andere reputatie. Veel Surinamers maken zich ook ernstig zorgen over de enorme invloed van China en de schade die dat aanricht. Suriname zal met de verwachte olie-inkomsten de komende jaren grote keuzes moeten maken. Is het kabinet bereid om economische samenwerking met Suriname tot prioriteit te maken en daarbij altijd in te zetten op gelijkwaardigheid?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Paternotte. Dan kunnen we door naar de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het woord "makandra" betekent in het Sranantongo "samen". Samen met de Surinaamse minister van Buitenlandse Zaken heeft minister Veldkamp zich de afgelopen jaren, net als zijn voorgangers, ingezet voor het versterken van de banden tussen Nederland en Suriname. Onder het Makandra-programma is onder meer gewerkt aan versterking van de rechtsstaat, goed bestuur en duurzame ontwikkeling. Dat zijn allemaal belangrijke thema's, gezien de grote financiële uitdagingen, maar ook de economische kansen waar Suriname momenteel voor staat.
Voorzitter. Ik was een aantal weken geleden in Suriname op familiebezoek. De verkiezingskoorts was hoog, ook met de vragen over hoe het zou moeten gaan met de economische verwachtingen ten aanzien van olie en gas in het vooruitzicht. Inmiddels zijn de verkiezingen geweest. De NDP heeft gewonnen. De band is de afgelopen jaren onder de VHP en Santokhi hechter geworden, maar de vraag is: gaat dat hetzelfde blijven, mocht NDP de grootste blijven? Zou ik een toezegging kunnen krijgen dat de band hecht is, maar ook hecht zal blijven en dat er stevigere samenwerking zal worden geëntameerd?
Voorzitter. Er zijn grote economische vooruitzichten, maar de mensen hebben het momenteel zwaar in Suriname. De hervormingen van de afgelopen jaren hebben geleid tot forse prijsstijgingen van eerste levensbehoeften. Tegelijkertijd geeft de minister aan dat het Makandra-project afloopt en dat de ontwikkelingsrelatie met Suriname formeel zal worden beëindigd. Ik weet dat er een evaluatie volgt, maar ik zou toch graag willen vragen of de minister het, gezien de ontwikkelingen, niet verstandig vindt om nu al duidelijk te maken dat het samenwerkingsprogramma of een passend opvolgend programma sowieso van kracht blijft.
Dat is niet alleen belangrijk qua samenwerking, maar Nederland heeft er ook een heel stevig geopolitiek belang bij. Suriname grenst immers aan het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Op dit moment is China — de heer Paternotte zei het al — grootschalig aanwezig en aan het investeren. Nederland heeft liggen slapen. Op dit moment is het daarom ook verstandig, niet alleen om morele en historische redenen, maar ook om geopolitieke redenen, om uit te spreken dat we de banden met Suriname actief gaan onderhouden. Daarom wil ik de minister vragen of hij zich daarvan bewust is, of hij kan aangeven wat de inbreng van China, misschien van Rusland, maar ook van andere statelijke actoren is in Suriname en hoe hij er in relatie tot de grenzen van ons Koninkrijk naar kijkt dat deze ontwikkelingen daar plaatsvinden.
Voorzitter. Een relatie moet wel op wederzijdse samenwerking gebaseerd zijn. Suriname gaat over zijn eigen beleid. Ik zou wel graag de toezegging willen dat als er een verzoek om hulp en bijstand komt, misschien als het gaat om verdere ontwikkeling, ook van natuurlijke hulpbronnen, waarover Nederland misschien kennis en kunde heeft, daar welwillend tegenover gestaan wordt. Die hulp en bijstand moet dan misschien ook wel verder gaan dan hulp en bijstand aan andere landen, juist om de economische redenen.
Voorzitter. Ik wil nog twee punten aanstippen, want ik wil ook wat ruimte overlaten voor moties. Allereerst het diasporabeleid. Er zijn vele mensen met Surinaamse wortels die in Nederland wonen, die kennis en kunde hebben en ook warme banden hebben met familie in Suriname. Actief diasporabeleid kan helpen, juist om de brug vanuit geopolitieke, maar ook economische overwegingen vorm te geven. Hoe kijkt de minister ernaar om juist zij die willen in te zetten om die banden te versterken?
Dan een vraag die gaat over visa. De heer Paternotte gaf al aan dat Surinamers niet visumvrij kunnen reizen, terwijl inwoners uit buurlanden dat wel kunnen. Ik vind het een grove schande dat dat nog niet geregeld is.
Voorzitter. Ik heb ook een persoonlijke noot. Vorige week had ik een begrafenis. Ik heb gemerkt dat het feitelijk onmogelijk is om binnen een week een visum te regelen vanuit Suriname. Dat betekent dat nabestaanden die in de afgelopen jaren in Nederland een begrafenis hadden van iemand die is komen te overlijden, vrijwel nooit in staat zijn geweest om die begrafenis bij te wonen. U kunt zich voorstellen dat dat eigenlijk een situatie is die niet mag gebeuren. Kan de minister hier in ieder geval actief op inzetten zolang visumvrij reizen nog niet mogelijk is? Ik overweeg hierover een motie in te dienen.
Voorzitter, ik wil het hierbij laten, want ik wil nog wat ruimte hebben voor wat moties.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Ceder. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van de heer Kahraman van NSC.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Op 25 mei vonden de verkiezingen in Suriname plaats. Hoewel de officiële uitslag nog op zich laat wachten, heeft de NDP onder leiding van mevrouw Simons enkele uren geleden een akkoord gesloten met een vijftal andere partijen. Alles wijst erop dat de NDP in juli voldoende stemmen zal hebben om mevrouw Simons tot president te laten verkiezen. Het feit dat de partij van voormalig president Bouterse deze verkiezingen lijkt te hebben gewonnen, roept bij velen vragen op. Maar dit is de keuze van het Surinaamse volk. Juist daarom pleit ik voor een pragmatische en constructieve benadering van de nieuwe politieke realiteit in Suriname.
Voorzitter. Suriname staat ook voor een aantal grote uitdagingen: de slechte staat van de economie, de structurele armoede en het wantrouwen richting de overheid. Tegelijkertijd is het een land waarmee Nederland een gedeelde geschiedenis en een bijzondere band heeft. Ik hoor dat Suriname momenteel geen prioriteit is in het Nederlandse buitenlandbeleid. Gezien de vele geopolitieke uitdagingen waarmee we te maken hebben, valt dat ergens te begrijpen. Maar realiseren we ons ook dat er in Nederland bijna evenveel mensen van Surinaamse afkomst wonen als er op 25 mei stemgerechtigd waren in Suriname? De relatie tussen Nederland en Suriname is intens en verwerven via familiebanden, economische relaties en culturele uitwisselingen. Daarom stel ik voor om juist in deze geopolitiek veranderende wereld onze blik op Suriname te herzien en het land niet alleen als een probleemgebied te zien, maar ook als een kans.
Voorzitter. Zelfs met een NDP-regering aan het roer mogen we Suriname niet loslaten. Integendeel, er ligt voor Nederland een kans om te investeren in een stabiele relatie, gebaseerd op wederzijds belang. Of wij het nu wel of niet willen, andere machten zullen zich de komende jaren in Suriname melden, zeker in het licht van de opkomende olie-exploitatie. Die staten zullen niet per se de Nederlandse of de Europese belangen dienen. De komende jaren zijn dus cruciaal voor de relatie tussen Suriname, Nederland en de EU. In Nederland wonen veel Surinaamse Nederlanders, die als geen ander kunnen bijdragen aan de duurzame en wederzijds voordelige relatie. Zij zijn bruggenbouwers, zowel cultureel als economisch. Laten we die kracht benutten. Een concreet voorstel in dit kader is de visumliberalisatie voor Surinaamse burgers. Ik pleit ervoor dat Nederland zich binnen de EU hardmaakt voor het versoepelen van de visumregels voor Surinamers; mijn twee collega's deden het ook. Laten we kijken hoe we de Surinamers kunnen helpen om makkelijker aan een visum te komen. Dat betekent: gericht onderhandelen, Suriname ondersteunen in dit proces en waar mogelijk als bondgenoot optreden.
Voorzitter. Een tweede belangrijk thema voor de komende jaren is de versterking van de democratie en de rechtsstaat in Suriname. Sinds 2001 draagt het Makandra-project hieraan bij. Dit samenwerkingsprogramma tussen Nederland en Suriname ondersteunt goed bestuur, rechtsstaatontwikkeling, publieke diensten en infrastructuur. Het huidige Makandra-programma loopt in 2025 af, maar het succes ervan biedt reden om dit instrument voort te zetten. Ik ben dan ook voornemens om een motie in te dienen voor een onderzoek naar de verlenging van dit programma, mits een positieve evaluatie dit ondersteunt. Laten we nu handelen. Als wij nu niet op Suriname focussen, zullen anderen dat namelijk doen, en dan kijken wij over een paar jaar terug met spijt dat we deze strategische kans hebben laten liggen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, meneer Kahraman. Dan is nu het woord aan de heer Van Baarle van de fractie van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Nederland en Suriname zijn twee landen met een ontzettend diepe band met elkaar. We zijn verbonden door de vele Nederlanders in ons land die familie en vrienden in Suriname hebben, we zijn verbonden door onze gedeelde taal, en we zijn ook verbonden door ons gedeelde verleden. Dit verleden wordt helaas ontsierd door het ongekende leed dat de Surinaamse bevolking is aangedaan door Nederland ten tijde van de slavernij en het kolonialisme. De verschrikkingen van de slavernij hebben een doorwerking in het nu, in de vorm van achterstelling en institutioneel racisme.
Wat DENK betreft komen er herstelbetalingen van Nederland om hieraan recht te doen. Nederland en Nederlandse ondernemers hebben ontzettend veel geld verdiend omdat Suriname en de tot slaaf gemaakten als verdienmodel zijn ingezet. Dat de tot slaaf gemaakten na de afschaffing van de slavernij tien jaar door moesten werken, terwijl de plantagehouders door Nederland gecompenseerd werden, is een schandvlek op ons verleden. Na de excuses moet er ook oprecht recht gedaan worden. Deelt de minister de opvatting dat Nederland zich voor de langere termijn moet committeren aan herstelbetalingen vanwege de slavernij? Deelt de minister de opvatting dat de twee keer 33 miljoen euro die nu, na de excuses, beschikbaar is gesteld voor maatschappelijke initiatieven en beleid in Suriname, onvoldoende is? Wat is de stand van zaken hiervan? Welke initiatieven worden ontplooid? Wanneer zien we die tot uiting komen? Hoe wordt de echte betrokkenheid van de Surinaamse bevolking bij deze uitgaven geborgd? Hoe staat het met de oprichting van het dialoogplatform over het slavernijverleden met de Surinaamse regering?
Daarnaast dient Nederland zich ervoor in te spannen om meer structurele samenwerking met Suriname op gang te laten komen. Kan de minister na de verkiezingsuitslag bevestigen dat de Nederlandse regering zich constructief en welwillend zal opstellen in de richting van Suriname in de onderlinge relaties?
Dit jaar loopt het Makandra-programma ten einde. Wanneer kunnen we de evaluatie van dit programma tegemoetzien? Wanneer zal de minister besluiten over de continuering? Ook loopt het memorandum of understanding af dat de onderwijsministers hebben gesloten. Is het de intentie van de Nederlandse regering om dit jaar ook tot een nieuwe samenwerkingsovereenkomst op onderwijsgebied te komen?
Een van de grootste wensen van mensen die tussen Nederland en Suriname reizen, is de mogelijkheid om visumvrij te kunnen reizen tussen Nederland en Suriname. Beide landen spraken dat eigenlijk al af in de Toescheidingsovereenkomst. Dit laat echt veel te lang op zich wachten. Wat is de stand van zaken van de EU-visumliberalisering voor Suriname in Europees verband? Is er al concreet zicht op een voorstel van de Europese Commissie hiervoor? Hoe helpt Nederland hierbij? Gebruiken wij ook nationaal optimaal de mogelijkheden om voor Suriname uitzonderingen te maken op het visumbeleid?
Een ander onderwerp dat reizigers tussen Suriname en Nederland raakt, zijn de ticketprijzen. In de ervaring van ontzettend veel mensen zijn deze ticketprijzen heel erg hoog. Mensen wijzen hiervoor op de gebrekkige concurrentie, waarin met name KLM een grote rol heeft. Herkent de minister dit beeld van hoge ticketprijzen? Ziet de minister ook dat tickets naar vergelijkbare bestemmingen vaak goedkoper zijn dan tickets naar Suriname? Wat zijn hiervoor volgens de minister de redenen? Is de minister bereid om samen met de Surinaamse overheid te bespreken of er gezamenlijk gewerkt kan worden aan meer betaalbare ticketprijzen voor vluchten tussen Nederland en Suriname? Op dit punt overwegen wij een motie.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik onderschrijf het punt van de hoge ticketprijzen; ik heb ze zelf ook meegemaakt. DENK dient hier geregeld moties over in. Wij stemmen — als een van de weinige partijen, moet ik zeggen — ook altijd voor. Ik heb inmiddels wel begrepen dat het, al lijkt het alsof er sprake is van een monopolie, te maken heeft met vraag en aanbod. Het zijn niet de overheden, noch KLM die dit bewust doen. Volgens mij is het echt een gevolg van weinig uitgaand toerisme, waardoor er ook vaak lege vluchten terug moeten. Vaak ligt er gewoon een kostenberekening aan ten grondslag. De vraag is of de Surinaamse of de Nederlandse overheid daar iets in kan doen. TUI heeft het geprobeerd, maar is volgens mij ook afgehaakt. Volgens mij kunnen we commerciële partijen niet dwingen om niet-rendabele vluchten uit te voeren. Ik vroeg mij dus af wat u nog meer zou willen zien, behalve de moties die u heeft ingediend en de oproepen die u heeft gedaan, en die wij uiteraard steunen. Ik ben zoekende naar wat dan nu de vervolgstap zou moeten zijn.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is een duidelijke vraag van de heer Ceder. Ik dank hem ook voor zijn steun vanuit de ChristenUnie voor de moties die wij over dit onderwerp hebben ingediend. Het klopt dat er verschillende gedachten zijn over de mogelijke oorzaken. Sommige mensen geven aan dat het te maken heeft met de maatschappijen waaraan je toestemming verleent en met het gebrek aan concurrentie. Andere mensen leggen de oorzaken wat meer bij marktfactoren. Ons punt is dat het ons verstandig lijkt om, in overleg met de Surinaamse regering, goed te achterhalen wat de mogelijke oorzaken zijn. Zouden de gezamenlijke overheden, in overleg met maatschappijen, er wellicht een rol in kunnen spelen om betaalbaardere ticketprijzen te krijgen? Dat betekent niet dat wij zeggen: laten de Nederlandse en Surinaamse overheid een vliegmaatschappij oprichten. Dat is volgens mij niemands wens. Maar als er in het stelsel oorzaken zitten, bijvoorbeeld in de concessies of de toestemming die verleend worden aan maatschappijen, waardoor concurrentie wordt bemoeilijkt en waardoor de prijzen onvoldoende betaalbaar zijn, denk ik dat beide overheden dat heel goed zouden kunnen oppakken. Daar ziet mijn oproep dus op, en niet op overmatig ingrijpen door de Nederlandse overheid in de markt. Dat kan niet. We kunnen geen luchtvaartmaatschappij oprichten, maar we kunnen het wel bespreekbaar maken en nagaan of we een andere rol kunnen hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank, voorzitter. Tot slot. De relatie tussen Nederland en Suriname wordt ook beïnvloed door twee uitwerkingen van ons gedeelde verleden waar ontzettend veel mensen mee te maken hebben. Dat betreft het feit dat heel veel Surinaams-Nederlandse ouderen een onvolledige AOW hebben, een AOW-gat, en het feit dat veel mensen van Surinaamse komaf die in Nederland verblijven, staatloos zijn. Nederland heeft hier onlangs twee regelingen voor in het leven geroepen. Kan de minister een stand van zaken geven over deze twee regelingen? Kan hij met name ingaan op de vraag of het lukt om zo veel mogelijk mensen met deze regelingen te bereiken? Kan de minister ingaan op het punt dat de eisen bij deze regelingen — dat is de zorg van ontzettend veel mensen wat betreft het AOW-gat en staatloosheid — eigenlijk zo streng zijn geformuleerd dat ontzettend veel mensen buiten de boot vallen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Baarle. Dan gaan we luisteren naar de heer Van der Burg, VVD.
De heer Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Kort vooraf. Ik zal op twee onderwerpen niet ingaan, namelijk de visumliberalisatie en de mail die wij vanochtend van mensen hebben gehad over een eventuele uitbreiding van verblijfsvergunningen. Beide onderwerpen hebben te maken met de vorige functie die ik heb bekleed, dus dat zou niet netjes zijn richting mijn opvolger.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, spreken wij niet zo vaak over Suriname. Dat betekent dat er sinds de vorige keer veel gebeurd is. De combinatie van drie dingen is natuurlijk belangrijk om onze relatie tot Suriname te herzien: ten eerste het overlijden van Desi Bouterse, ten tweede de verkiezingen en ten derde de dit weekend gevormde regering, die door alle collega's al is genoemd. Graag een reflectie van de minister op die drie punten en hoe die aan elkaar gelinkt zijn.
Er is ook al gesproken over de beëindiging van de ontwikkelingsrelatie dit jaar. Hoe gaan we daarmee om? De heer Paternotte heeft al iets gezegd over onze bijzondere relatie met Suriname. Overigens hebben anderen dat ook gedaan, maar de heer Paternotte begon erover. Het is geen land als vele andere landen. In dit licht graag een reflectie daarop van de minister.
Er is niet voor niets in dit nieuwe Surinaamse kabinet een bewindspersoon gekomen die zich met name gaat bezighouden met de olie-industrie. Wat betreft de inkomsten van Suriname zijn daar hoopgevende signalen over afgegeven. Het verbaasde mij dat daar niets over werd gezegd in het stuk dat de minister naar ons stuurde, want kritieke grondstoffen zijn voor ons toch redelijk cruciaal. Denk dan niet alleen aan olie, maar ook aan bauxiet.
In dat licht koppel ik daar meteen de vraag voor de minister aan over de Chinese invloed. Die is ook door meerdere collega's gesteld. Wij zien dat die aan het toenemen is. Wij moeten volgens mij ook in geopolitieke zin kijken naar een land als Suriname. Graag ook daar een reactie op.
Pas geleden hebben we met de collega van de minister stilgestaan bij het slavernijverleden en met name bij het verhaal na de komma. Nu richt zich dat in eerste instantie natuurlijk op Nederland en de zes tot het Koninkrijk behorende eilanden in de Cariben, maar Suriname speelt natuurlijk ook een rol in ons slavernijverleden. Daarbij komt ook deze minister aan de orde, aangezien het hier een zelfstandig land betreft, in tegenstelling tot de drie landen die binnen het Koninkrijk functioneren. Ook daar graag een reactie op van de minister.
Tot slot. We hebben al jarenlang een goede relatie met Suriname wat betreft defensiesamenwerking, ook in de moeilijke tijden rond Desi Bouterse. Denk aan onze inzet daar van special forces, ook in jungletraining en dat soort zaken meer. Hoe kijkt de minister daarnaar in het licht van zowel de nieuwe regering, waar we toekomstgericht naar kunnen kijken, als de uitbreiding van Defensie en alle zaken die daarbij spelen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Burg. Er is een vraag voor u van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, over het slavernijverleden. Goed dat de heer Van der Burg dat in zijn inbreng noemt. Zegt de VVD in ieder geval dat de huidige inspanningen, het beleid van de Nederlandse regering en de tweemaal 33 miljoen euro die daarmee gemoeid is, moeten worden uitgevoerd en gecontinueerd om namens het ministerie van Buitenlandse Zaken een stap te zetten en er recht te doen? Mijn fractie vindt dat dat meer moet zijn, maar dat even daargelaten. Krijgt dat steun van de fractie van de VVD? Kan ik de positie van de VVD, luisterend naar de inbreng van de heer Van der Burg, zo begrijpen?
De heer Van der Burg (VVD):
Zover zijn we nog niet. Let op mijn woordkeuze: zover zijn we nog niet. Gezien de woorden van de heer Paternotte, gesteund ook door de heer Ceder, zie ik dat wij een andere relatie met Suriname hebben dan wij hebben met andere landen. Maar we moeten het wel ook in het bredere verhaal zien, waarbij ik de geopolitieke positie van Suriname een punt vind dat daarin ook een rol speelt, los van onze geschiedenis; zowel in Zuid-Amerika als met betrekking tot de Chinese investeringen die daar plaatsvinden, zoals ik net in vragende zin heb gezegd. Dat kan ook betekenen dat je daar als Europa iets tegenover moet stellen.
De heer Van Baarle (DENK):
Om het gewoon even helder te krijgen: zover zijn we nog niet. Waar moet het dan voor de heer Van der Burg en voor de VVD van afhangen dat de VVD kan zeggen: wij steunen die inzet op recht doen aan het slavernijverleden?
De heer Van der Burg (VVD):
We moeten sowieso kijken hoe de middelen die in de begroting van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp zo goed en zo efficiënt mogelijk kunnen worden ingezet. Daarnaast moeten we hetzelfde doen als het gaat om de inzet van de middelen in het kader van het slavernijverleden. Daarbij maak ik nadrukkelijk onderscheid tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland en de drie landen binnen het Koninkrijk, en Suriname. Als het gaat over Suriname, kom je in onderhandeling met een regering die geheel gelijkwaardig is aan de Nederlandse regering, hetgeen bij de BES-eilanden sowieso niet het geval is. Als het gaat om de Caribische landen binnen het Koninkrijk: zij zijn binnen het Koninkrijk gelijkwaardig, maar in de internationale geopolitieke situatie zijn wij op sommige punten de hoeder, en dus zijn zij net wat anders dan andere landen.
De voorzitter:
Meneer Paternotte, u had ook een vraag?
De heer Paternotte (D66):
Ja, dat klopt, voorzitter. Als je kijkt naar de verhouding tussen Suriname en Europa, dan speelt het visumvrij reizen een belangrijke rol. Guyanezen uit buurland Guyana kunnen hier visumvrij naartoe komen sinds 2022. Ik weet niet of de heer Van de Burg in de JBZ-Raad waar dat besloten werd Nederland vertegenwoordigde, maar het zal een Nederlands kabinetslid zijn geweest. Voor Trinidad en Tobago geldt het sinds 2009 en voor Brazilië al veel langer. Dus de oud-koloniën van bijna alle Europese landen hebben visumvrij reizen, maar Suriname niet. Dat steekt daar natuurlijk echt. Heeft de heer Van der Burg enig idee van: dit is nu een goed argument waarom voor Suriname het visumvrij reizen niet geldt?
De heer Van der Burg (VVD):
Ik opende mijn bijdrage met de mededeling dat ik over twee onderwerpen hier niet het woord zou voeren. Het ene was het visumvrij reizen, vanwege mijn vorige positie, en het andere betrof een mail die wij vanochtend hebben gehad aangaande de tienjaarsdiscussie betreffende Surinamers. Dus het spijt mij dat de heer Paternotte hier een interruptie aan opoffert, maar ik vind het niet netjes om hier als oud-bewindspersoon op dit dossier een mening over te ventileren in deze commissie.
De heer Paternotte (D66):
Ik kan me daar ergens wel iets bij voorstellen. Tegelijkertijd denk ik dat iedereen ook wil weten wat de VVD vindt. Ik heb zelf weleens met een collega, de heer Sneller, samen een debat gedaan over luchtvaart. De VVD heeft op dit moment niet zo veel zetels als de PVV, waarover ik dit punt weleens maak, maar u heeft toch nog 23 collega's. Ik weet dat in ieder geval een daarvan nu in een overleg zit. Laten we zeggen dat er dan nog 22 over zijn. Misschien kan een van hen daar straks misschien nog iets over zeggen. Dan kunnen we in de tweede termijn die vraag misschien alsnog stellen. Met alle respect dus voor de positie van de heer Van der Burg.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik vrees voor de heer Paternotte en eventueel anderen dat u het vandaag alleen met mij moet doen. Uiteraard zult u van de VVD het standpunt gaan vernemen, maar ik moet hierover niet het woord voeren. Ik vind dat het niet netjes is richting mijn opvolgster.
De voorzitter:
Heeft u ook een vraag, mevrouw Piri? Gaat uw gang.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik zal dan niet iets over de inhoud vragen, maar wel vragen wat de VVD gaat doen. Nog voor de verkiezingen hadden wij hier een meerderheid — dat was zonder de VVD en zonder de PVV en de BBB, en NSC bestond nog niet — om het kabinet te vragen alles eraan te doen om ervoor te zorgen dat visumvrij reizen mogelijk wordt. Na de verkiezingen zijn de stemverhoudingen hier veranderd. Een vraag die ook leeft onder de Surinaamse gemeenschap is of die aangenomen motie nog kan rekenen op een meerderheid hier, ook al heeft de VVD toentertijd tegengestemd. Kan ik de heer Van der Burg daarnaar vragen? Vindt de VVD dat aangenomen moties nog steeds een opdracht vormen voor deze minister, ook al zijn zij voor de Nederlandse verkiezingen aangenomen? Of geldt dat niet meer?
De heer Van der Burg (VVD):
Als democraat vind ik dat moties die aangenomen zijn in de Tweede Kamer, ook als daar een partij tegen heeft gestemd, in beginsel moeten worden uitgevoerd, tenzij het kabinet goede redenen heeft om dat niet te doen en daarover rapporteert. Daar is een speciale procedure voor. Althans, in vorige kabinetten was daar een procedure voor, waarbij bewindslieden dat inbrachten in de ministerraad en het vervolgens terugkoppelden aan de Tweede Kamer. Dus als het gaat om moties in het algemeen is daar niets aan veranderd.
Is ons standpunt veranderd ten opzichte van hoe we toen hebben gestemd? Mevrouw Piri heeft gelijk dat wij er destijds niet voor waren. Of dat is veranderd, is een punt dat wij moeten bespreken in de fractie en waar ik u nu nog geen mededelingen over kan doen. Dit nog even los van wat ik net heb gezegd tegen de heer Paternotte, want wat voor de heer Paternotte geldt, moet uiteraard ook voor mevrouw Piri gelden; u bent mij alle twee even lief.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgopmerking of vervolgvraag, mevrouw Piri?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Jazeker, als u dat toestaat, voorzitter. Laat ik het positief duiden: we hoeven in ieder geval niet een nieuwe motie in te dienen om het opnieuw te vragen aan het kabinet. Op het moment dat er ook geen tegengestelde motie wordt ingediend gesteund door VVD, is dit dan eigenlijk nog steeds de oproep vanuit de Tweede Kamer. Dat zie ik als iets positiefs.
De voorzitter:
Steekt u van wal met uw inbreng, mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het is goed dat we na vier jaar als commissie Buitenlandse Zaken weer eens spreken over Suriname. We delen een geschiedenis, een heden en een toekomst. Bij respect voor deze hechte banden hoort betrokkenheid, ook vanuit het Nederlandse parlement. Als Kamerlid heb ik de afgelopen jaren twee keer een werkbezoek mogen brengen aan het land, een keer met de commissie Binnenlandse Zaken over het slavernijverleden, en vorig jaar met de collega's van de commissie Buitenlandse Zaken.
Voorzitter. Dit notaoverleg komt op een bijzonder moment: bijna 50 jaar na de onafhankelijkheid, na zo'n 300 jaar van Nederlandse koloniale overheersing, een maand voor Ketikoti, een ruime week na de verkiezingen in Suriname en enkele dagen nadat zes partijen een intentieverklaring voor een nieuwe coalitie al hebben getekend — u snapt; ik had deze spreektekst gisteren geschreven. We volgen de coalitievorming nauwgezet en vragen de minister om de Kamer te blijven informeren over de Nederlandse betrekkingen met de nieuwe Surinaamse regering en over de prioriteiten die beide regeringen zullen kiezen voor die betrekkingen de komende paar jaar.
Ik heb een aantal concrete punten over de bilaterale samenwerking. De afgelopen jaren was er een intensivering van de banden tussen de twee landen. Dit kwam onder andere tot uiting in het Makandra-programma, dat zich met name richtte op kennisoverdracht op verschillende terreinen. Het programma loopt dit jaar af. Mijn vraag aan de minister is of er in principe bereidheid is bij het kabinet om het programma voort te zetten en of de nodige middelen daarvoor beschikbaar zijn. Of moeten daar nieuwe besluiten voor worden genomen?
Voorzitter. De visumproblematiek is nog steeds niet opgelost. Samen met veel andere collega's vraag ik al langer om een visumvrijstelling voor Suriname. De EU heeft visumvrijstellingen afgegeven voor 61 landen, waaronder 8 van de 12 Zuid-Amerikaanse landen. Tot nu toe ziet de Europese Commissie dat Suriname niet aan de juiste voorwaarden voldoet. In 2023 nam de Kamer een motie van mij aan die het kabinet verzocht om zich in Europa extra in te spannen om visumvrij reizen voor Surinamers mogelijk te maken. Welke stappen heeft deze minister sinds zijn aantreden daartoe gezet? Kan de minister aangeven welke concrete stappen Suriname nog moet zetten? Als wij weten wat de blokkades zijn, kunnen we daar namelijk eventueel bij helpen. Eerder heeft de Tweede Kamer geld vrijgemaakt om Suriname ondersteuning te bieden bij het wegwerken van de blokkades. Levert de minister deze ondersteuning nog steeds? Als dat niet het geval is, is hij dan bereid om dat te heroverwegen?
In de tussentijd zijn Surinamers nog steeds afhankelijk van visumaanvragen. We weten al jarenlang hoe dat werkt. Visumaanvragen duren veel te lang. Samen met collega Ceder trok ik in 2022 al aan de bel met een uitgebreid onderzoek, een zwartboek over de trage afhandeling van visumaanvragen, met soms zelfs het missen van het afscheid van dierbaren als gevolg. De heer Ceder gaf net ook weer een persoonlijk voorbeeld van heel recent. Ik vraag de minister daarom welke stappen het ministerie sindsdien heeft genomen om de afhandeling van aanvragen uit Suriname te versnellen en of dit inmiddels al tot kortere, eerlijke en menswaardige procedures heeft geleid.
Voorzitter. Ook heb ik een vraag over de samenwerking op het gebied van defensie en drugsbestrijding. Toen wij op bezoek waren in Paramaribo zijn we hartelijk ontvangen door de toenmalig minister van Defensie. De internationale drugshandel via Brazilië naar Suriname en van daaruit verder naar de rest van de wereld is een groot probleem, ook voor de veiligheid van Surinamers. Met zo veel bos is het voor een kleine krijgsmacht bijna onmogelijk om serieus aan drugsbestrijding te doen in de binnenlanden van Suriname. Mits er interesse is aan de kant van de nieuwe Surinaamse regering, is het kabinet bereid om te kijken naar een intensivering van militaire operaties, ook om drugssmokkel tegen te gaan? De heer Van der Burg had het ook al over jungletraining — die stond ook vermeld in de brief — maar er stond over dit specifieke thema niks gemeld, dus vandaar de vraag aan de minister.
Tot slot. Een van de belangrijkste thema's op de politieke agenda in Suriname is natuurlijk de oliewinning, die vanaf 2028 miljarden in het laatje zal gaan brengen. Zoals onder andere de Volkskrant eerder berichtte, bestaat het risico op de "Hollandse ziekte", die wij na de ontdekking van het Groninger gas ondervonden: hogere grondstoffenexport kan leiden tot een minder concurrerende economie, waardoor andere sectoren uit het veld worden geprijsd. Is de minister, bijvoorbeeld in het kader van het Makandra-programma bereid hierover in gesprek te gaan met de Surinaamse autoriteiten? Kunnen we als Nederland de betrekkingen met andere sectoren in Suriname verstevigen om de effecten van de mogelijke Hollandse ziekte te mitigeren? Werkt Nederland bijvoorbeeld samen met Suriname als het gaat om goed beheer en bestuur bij de winning van delfstoffen, in het kader van het Extractive Industries Transparency Initiative?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Piri. Dan kijk ik of de heer Paternotte bereid is om de voorzittershamer over te nemen, zodat ik mijn inbreng namens de PVV kan doen.
De voorzitter:
Vanzelfsprekend. Dan geef ik direct het woord aan de heer De Roon. Hij spreekt namens de fractie van de PVV.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Na ongeveer vierenhalf jaar houdt deze commissie weer eens een notaoverleg Suriname. Daar zit best een lange tijd tussen. Ik heb eens even gekeken naar de plaats van Suriname op een tweetal internationale rankings. De eerste is de Corruption Perceptions Index van Transparency International. In 2017 stond Suriname op plaats 77, in 2024 op plaats 88. Het land is dus elf plaatsen gezakt. Hoe hoger het getal, hoe corrupter je bent — althans, in de percepties. Het tweede is de Fragile States Index van de denktank Fund for Peace, in samenwerking met het tijdschrift Foreign Policy. In 2018 stond Suriname op plaats 114, in 2024 op plaats 113. Suriname is één plaatsje gezakt, maar daar werkt het nou juist andersom. Daar geldt: hoe lager het getal, hoe fragieler het land is.
Als ik dat nou voorzichtig samenvat, zonder daar een drama van te maken, moet ik toch wel constateren dat er in zes à zeven jaar geen verbetering kan worden geconstateerd, zowel op de Corruption Perceptions Index als op de Fragile States Index. Wel was er sinds 2020 een aanmerkelijke verbetering van de ratio van overheidsschuld ten opzichte van het bruto binnenlands product. Daar heeft Suriname onder president Santokhi duidelijk resultaat geboekt. De Surinaamse minister van Financiën verklaart dat in zijn jaarblad 2025 door een afname van de schuld en een stijging van het bruto binnenlands product.
Minister Blok wees in het eerdere notaoverleg in 2021 op de enorme economische opgave en de enorme schuldpositie van Suriname. Het is jammer dat de minister van Buitenlandse Zaken in zijn brief van 14 februari jongstleden niet vermeldde dat de totale uitstaande Surinaamse schuld aan het buitenland in de periode van 2020 tot 2024 opliep van bijna 2,1 miljard naar ruim 2,6 miljard Amerikaanse dollars. Ook wordt er niet vermeld dat de Surinaamse schuld aan China nu maar liefst 543 miljoen Amerikaanse dollars bedraagt. Dan rijst wel de vraag of er sprake kan zijn van de welbekende Chinese debt trap, de schuldenvaldiplomatie. Dat is een vorm van diplomatie die het mogelijk maakt om, als de schuldenaar niet betaalt, allerlei vergaande eisen te stellen. Hoe het fragiele Suriname daarmee om zal gaan, hangt uiteraard af van de nieuwe regering onder leiding van de NDP. Het was in ieder geval geen wonder dat president Santokhi, toen hij op 6 mei vorig jaar een delegatie van de Tweede Kamercommissie Buitenlandse Zaken in Suriname ontving, zei dat een herschikking van de schulden van Suriname, waaronder die bij China, op zijn prioriteitenlijst stond. Mijn vraag aan de minister is: kan hij zeggen wat daarvan terecht is gekomen? Zit daar enig schot in? Het enige wat ik heb kunnen constateren, is het volgende. In het genoemde Surinaamse Jaarplan van oktober 2024 wordt gemeld dat er met één bank gesprekken zijn gevoerd, maar dat er nog helemaal geen officiële finale goedkeuring door de Chinese overheid is gegeven. Met andere woorden: er is in ieder geval tot oktober 2024 niets veranderd c.q. verbeterd wat betreft de Surinaamse schuldpositie ten opzichte van China. Misschien weet de minister wat er daarna nog is gebeurd; dat hoor ik dan graag.
Die schuldovereenkomst met China is trouwens helemaal niet openbaar. Dat kreeg de Kamerdelegatie te horen van de Vereniging van Economisten in Suriname. Het is een kwestieuze situatie dat zo'n hele overeenkomst totaal geheim is. De enige substantiële schuldherschikking die wel is gerealiseerd, betreft de Amerikaanse dollarschuld, van 912 miljoen euro naar 660 miljoen euro. De looptijd van die schuld is vanaf 2023 vastgesteld op tien jaar. Daar zit ook nog een grace period in van telkens drie jaar. Dat is dus allemaal heel gunstig. De eerste aflossing moet pas in 2027, dus onder het NDP-bewind, plaatsvinden. We zullen moeten afwachten hoe dat daarmee om zal gaan.
Inmiddels is er een coalitie onder leiding van de NDP gevormd, en de ministeries zijn al verdeeld. Iets van een coalitieakkoord heb ik trouwens nog niet gezien. De minister misschien wel; dan hoor ik dat graag. Het is in ieder geval onbekend hoe de nieuwe regering om zal gaan met de schulden. In de verkiezingen heeft men zich rijk gerekend met de te verwachten olie-inkomsten, maar die gaan op z'n vroegst pas binnenstromen in 2028. De nieuwe regering ontkomt er volgens mij niet aan om de beloften aan de kiezers geheel of ten dele waar te maken in de periode van 2025 tot 2028. Althans, ik kan me niet voorstellen dat ze nu zeggen: jullie moeten nog drie jaar wachten voordat we onze royale beloften aan jullie gaan nakomen. Dan is de vraag — die leg ik hier maar gewoon op tafel — hoe die periode tot 2028 wat betreft die zogenaamde "schuldenlast" nu eigenlijk wordt overbrugd. Ik vraag de minister: kan Suriname daarover bijvoorbeeld een akkoord sluiten met de crediteuren, onder verpanding van de toekomstige olie-inkomsten, of een deel daarvan? Acht de minister dat in theorie denkbaar? De PVV is in ieder geval niet van plan om de NDP-regering nu te helpen bij de overbrugging van de periode tot aan het moment waarop de oliegelden gaan stromen. Hoe denkt de minister daarover? Zou hij hulp aan de NDP-regering wel willen overwegen?
Dat zogenaamde "Makandra-programma" voor de overdracht van kennis tussen de Nederlandse en de Surinaamse overheid, dat al ter sprake kwam, loopt dit jaar af. Wanneer kunnen we de toegezegde evaluatie door de IOB verwachten? In de opsomming in de brief van de minister van samenwerkingsprojecten op beleidsterreinen zoals justitie, defensie, volksgezondheid, personenverkeer, internationaal cultuurbeleid en onderwijs, ontbreekt volledig wat dit allemaal concreet en meetbaar heeft opgeleverd. Wat zijn nu eigenlijk de tastbare resultaten hiervan? De PVV wil in ieder geval dat Suriname nu op eigen benen kan staan op deze terreinen, zonder dat dit de Nederlandse belastingbetaler geld kost. Ik aarzel nog over de samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende criminaliteit tussen Suriname en Nederland. Kan de minister duidelijk maken wat dat de afgelopen jaren tastbaar heeft opgeleverd voor Nederland?
Voorzitter. In de 45 jaar tot aan het jaar 2025 is publiek geld in Suriname vooral verdampt door corruptie en consumptieve bestedingen. De door de regeringen in die tijd veroorzaakte dramatische geldontwaarding had als resultaat dat de gewone bevolking het al die jaren heel moeilijk bleef hebben. Nu lijkt er een reddingsboei te zijn in de vorm van die oliegelden, met ingang van 2028. Of daar verstandig mee zal worden omgegaan, is op dit moment voor ons, in ieder geval voor mij, een heel groot vraagteken.
"Suriname heeft geen geldprobleem, maar een leiderschapsprobleem." Dat was de kop in Het Financieele Dagblad boven een interview met de Surinaamse IMF-adviseur Karel Eckhorst. Mede dankzij hem is de strenge sanering van de Surinaamse overheidsfinanciën van de afgelopen jaren tot stand gekomen. Maar hoe gaat het nu verder? De lijsttrekker van de NDP, mevrouw Simons, die dus de beoogde president is, heeft de reputatie dat ze een verstandig persoon is, dat ze stevig in haar schoenen staat en dat ze zich niet gek laat maken. In de NRC werd ze omschreven als een "serieuze intellectueel, die zich wil losmaken van de erfenis van Bouterse". Kennelijk is haar in het coalitieakkoord, zoals gezegd, de post van Surinames presidentschap toebedacht. Wij kunnen haar natuurlijk veel sterkte toewensen in het temmen van die hardcore "Boutisten", zoals ze worden genoemd, en bij de verwijdering van de corrupte rotte appels, want dat zal allebei onder controle moeten komen.
Een ander vraagstuk dat op haar bord zal liggen, is de vraag hoe om te gaan met de steeds verder gaande Chinese bemoeienis met Suriname. De heer Paternotte heeft dat eigenlijk al geduid, dus ik zal dat niet allemaal weer gaan opsommen. Daaruit is wel duidelijk dat China ijverig aan zijn positie in Suriname voortbouwt en dat dat ook een afhankelijkheidspositie voor Suriname zou kunnen impliceren. Dat is iets waar ook de VS met argusogen naar kijken, want het is natuurlijk niet voor niets dat minister Rubio onlangs voor een bliksembezoek in Suriname opdook en waarschuwde tegen Chinese invloeden. Mogelijk kunnen ook Amerikaanse investeerders in Suriname een rol spelen, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van de lng-productie, want dat is het volgende project dat aanstaande is. Het is natuurlijk aan de Surinaamse regering om te bepalen in welke mate zij met welke investeerders aan de slag wil gaan; de wereld kijkt toe.
Tot slot heb ik nog drie vragen, voorzitter.
Ten eerste. De Surinaamse Staatsolie Maatschappij heeft 1,6 miljard dollar geleend bij achttien financiële instellingen. Dat is een recente lening. Daaronder bevindt zich ook een hele grote Nederlandse bank. Meer kon ik er niet over vinden, maar misschien weet de minister wel welke grote Nederlandse bank dat is. Met dat geld wil Staatsolie zich voor 20% inkopen bij het Frans-Amerikaanse consortium dat het huidige olieveld gaat exploiteren. Dan zouden de Surinaamse inkomsten uit dat olieveld niet, zoals de bedragen van nu, van 16 tot 19 miljard, maar van 16 tot 26 miljard kunnen zijn. Ik vraag de minister: is het bekend of het inkopen in dat consortium nu al rond is?
Ten tweede. In maart jongstleden zijn een officier van justitie en het hoofd van het Surinaamse arrestatieteam op non-actief gesteld vanwege mogelijke betrokkenheid bij een groot cocaïnetransport. Die twee zijn overigens, las ik, partners van elkaar. Kan de minister ons vertellen of er nadien ontwikkelingen zijn geweest in deze affaire en of die twee nog op non-actief staan, of zelfs in een strafrechtelijke vervolging zijn betrokken?
De derde vraag is de volgende. Er zijn veel onzekerheden en allerlei nieuwe belangrijke ontwikkelingen mogelijk in Suriname in de komende jaren. Kan de minister voortaan bijvoorbeeld een periodieke review, misschien jaarlijks, over al die aangelegenheden aan de Kamer doen toekomen, zodat we niet pas over vier of vierenhalf jaar opnieuw met elkaar aan tafel zitten om te constateren wat er dan goed en misschien ook niet goed is gegaan? Ik ben zelf van mening dat we als Kamer niet moeten wachten tot een volgend notaoverleg over vier of vijf jaar.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft van de 11 minuten nog 24 seconden over om moties in te dienen in de tweede termijn, dus dat gaat goedkomen. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder voor een interruptie. Die heeft er nog twee.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor het uitvoerige betoog van de PVV over Suriname. Dank dat u daar ook uw huiswerk voor gedaan heeft. Ik heb twee vragen. De allereerste is de volgende. De PVV is de grootste partij en ik proef dat de PVV wat terughoudendheid hanteert ten aanzien van de nieuwe regering en ook ten aanzien van de vraag of er qua goed bestuur goede stappen gezet kunnen worden, maar dat de PVV ook het gevaar ziet van statelijke actoren zoals China, die daar aan invloed toenemen. Ik proef daar een dubbeling in. Aan de ene kant herkent de PVV dat, maar tegelijkertijd wenst de PVV weinig stappen te zetten, meen ik, om in ieder geval te voorkomen dat niet China, maar Nederland, of in ieder geval Europa, Suriname veel meer in zijn invloedssfeer betrekt. Mijn vraag is dus wat de PVV concreet voorstelt, als ze al wat voorstelt, om in ieder geval de invloed van China daar tegen te gaan, ook gezien het verkeer tussen Nederland en Suriname, dat vrij intensief is over en weer.
De heer De Roon (PVV):
Nou, ik kan me niet voorstellen dat Nederland in staat is om met China te concurreren als het gaat om investeren in Suriname. Misschien kunnen de VS dat. Ik hoop dat. Dat is wel de bedoeling. Er zijn aanwijzingen voor dat ze dat gaan proberen. Maar Nederland kan dat niet. Denk aan de brug over de rivier die de grens vormt met Guyana, die de heer Paternotte noemde. Dat is een openbare aanbesteding geweest. Die aanbesteding is gewonnen door een Chinees bedrijf. Een Nederlands bedrijf dat meedeed, heeft gewoon het onderspit gedolven daarin. Ik kan me niet heel goed voorstellen hoe Nederland nu een écht concurrerende kracht kan zijn met China. Europa zou dat misschien wel kunnen. Als er wordt samengewerkt, zou dat misschien kunnen. Maar voorlopig zie ik die samenwerking nog niet tot stand komen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn tweede vraag. Bij het vorige overleg — volgens mij was dat in 2021 — is het ook gegaan over de openbaarmaking van archieven rond de jaren tachtig, rond de coup in Suriname. De heer Bouterse is inmiddels overleden. Dat biedt misschien ook wat zuurstof en ruimte om in het reine te komen met het verleden en met wat daar gebeurd is. Daar is namelijk behoefte aan. Ik heb het even nagekeken: de hele Kamer, behalve de PVV, was voor verdere openbaarmaking van stukken, uiteraard met inachtneming van privacy en waarborgen. Ik vraag me af hoe de PVV daar nu in staat. Ik vraag dit omdat ik overweeg om te kijken of het nu wel tijd is, met het overleden van een van de hoofdrolspelers, om de mensen die nog heel veel onbeantwoorde vragen hebben, recht te doen. Het gaat dan met name over de rol van Nederland, als die er was, en hoe groot die rol dan was. Zou u zo'n voorstel tot meer transparantie nu, vijf jaar later, kunnen steunen?
De heer De Roon (PVV):
Ik begrijp uw vraag. Ik zie ook het belang daarvan. Ik begrijp ook het belang voor individuen daarvan. Maar dit is een vraag die ik in de fractie moet bespreken. Ik kan dit nu niet even op eigen houtje gaan invullen. Dus vooralsnog zult u het daarmee moeten doen.
De voorzitter:
Wordt vervolgd. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik vraag de heer De Roon om het voorzitterschap weer over te nemen.
De voorzitter:
En dan kijk ik even naar de minister of hij meteen wil antwoorden of dat hij toch nog eventjes wil nadenken over de antwoorden.
Minister Veldkamp:
Er zijn veel vragen gesteld. Er zijn ook veel gedetailleerde vragen gesteld. Ik zou daar toch graag even een schorsing voor inlassen. Kan ik een halfuur bedenktijd krijgen?
De voorzitter:
Een half uur moet wel kunnen, gelet op het feit dat we vier uur tot onze beschikking hebben. Dan zou dat dus 16.20 uur worden. Ik schors tot 16.20 uur.
De voorzitter:
Ik heropen dit notaoverleg voor de eerste termijn van de kant van de minister. Voordat ik hem het woord geef, merk ik even op dat ik ook in deze termijn vier interrupties per fractie zal toestaan. Misschien heb ik het in de eerste termijn niet goed gezegd, maar voor mij is een interruptie altijd in tweeën. Het woord is aan de minister.
Minister Veldkamp:
Dank, voorzitter. Tijdens de schorsing is de uitdaging voor een bewindspersoon altijd om alle vragen die zijn gesteld enigszins gestructureerd op volgorde te krijgen. Ik kom graag met een introductie, tijdens welke ik natuurlijk wel geïnterrumpeerd kan worden, en een aantal kopjes waarin ik inga op de specifieke vragen die gesteld zijn. Dus mocht u niet meteen het antwoord op uw vraag horen, dan kan het zijn dat het antwoord ietsje later wel aan de orde komt.
Voorzitter. Vandaag staan we stil bij de relatie en de samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname in het jaar dat Suriname zijn 50-jarige onafhankelijkheid viert. Het is een relatie die diepgeworteld is; een aantal van u meldde dat al, zoals de heer Van Baarle. Een gedeeld verleden, een gemeenschappelijke taal, een overlappende cultuur: sterke banden tussen onze samenlevingen. Ik merkte dat overigens al toen ik hier binnenliep en buiten een schoolklas aantrof uit Apeldoorn. Ik zei: ik ga met de Kamer in gesprek over Suriname. Meteen was daar Alvira, die zei: mijn ouders komen uit Suriname; ik ben er ook geweest. Er is altijd wel een schoolklas met een band met Suriname, in heel Nederland.
Het is een relatie die aan de ene kant zakelijk is, maar aan de andere kant betrokken. We willen die relatie met gelijkwaardigheid en wederzijds respect invullen. De relatie wordt gekenmerkt door een brede samenwerking, waar de afgelopen jaren veel moeite in is geïnvesteerd. Het is een dialoog die in mijn optiek juist nu, in een meer geopolitiek multipolaire wereld, heel belangrijk is voor Nederland. Dat heb ik kort geleden nog besproken met mijn toenmalige ambtsgenoot Albert Ramdin, toen die hier in april langskwam voor aan afscheidslunch. Hij is zoals u misschien weet inmiddels aangetreden als nieuwe secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten in Washington. Van dat gesprek is me ook bijgebleven dat Nederland en Suriname toch wel gelijksoortige of overlappende analyses hebben van de ontwikkelingen op het westelijk halfrond en dat ik hem heel veel kon vragen over zijn blik op het westelijk halfrond. Hij had de Amerikaanse minister Rubio bijvoorbeeld als langs gehad, terwijl hij nog niet in Den Haag is geweest; daar komt hij binnenkort. Het is een regio die vanwege het Koninkrijk van belang is voor Nederland. Ook daarom wordt het gewaardeerd om met Suriname in gesprek te zijn, zodat we goed kunnen blijven luisteren naar hun adviezen als partners en de ontwikkelingen in die regio goed kunnen begrijpen.
Vandaag bespreken we ook de Kamerbrief over Suriname die ik in februari stuurde. Zoals een aantal van u al opmerkte, vonden iets meer dan een week geleden parlementsverkiezingen in Suriname plaats. Die lijken goed te zijn verlopen. Het is wachten op de rapporten van verkiezingswaarnemingsmissies van de EU, van CARICOM en van de OAS. Er is nog geen officiële verkiezingsuitslag vastgesteld. Voor zover nu bekend, ziet het ernaar uit dat de NDP onder leiding van mevrouw Simons de verkiezingen heeft gewonnen, maar de komende tijd — zeg ik heel voorzichtig als Nederlands minister — is het wachten op de definitieve uitslag, de verkiezing van een nieuwe president, de vorming van een coalitieregering en haar beleidsvoornemens. En ja, Suriname gaat daar vlot mee van start. Gisteravond kondigden zes partijen een voorschot aan op een regeerakkoord, inclusief een verdeling van ministersposten, en steun voor mevrouw Simons als nieuwe president. Voor Nederland is het belangrijk om te kijken naar hoe dat proces verder verloopt, maar dat proces ook wel respectvol z'n beloop te laten. Het is een ander land, een andere democratie, dat zijn eigen keuzes maakt. Dat doen we met heel veel belangstelling.
Duidelijk is dat die nieuwe regering voor belangrijke keuzes staat. De aangekondigde olie-exploitatie opent nieuwe economische perspectieven. Een aantal van u noemde dat al. Het gaat om een substantieel olieveld met geschatte inkomsten, afhankelijk van hoe het wordt gemeten, tussen de 16 en 26 miljard dollar — zo wordt veelal genoemd. De eerste inkomsten worden rond 2028 verwacht. Dat is een potentiële gamechanger voor Suriname.
Voorzitter. Ik hecht eraan nogmaals het volgende te benadrukken. De verhoudingen in de wereld zijn aan het verschuiven. Een aantal van de leden plaatste ook interventies in dit licht. Het is daarom essentieel dat we blijven investeren in de relatie met andere landen, dat we naar elkaar luisteren en dat we coalities blijven bouwen en de gemene deler blijven zoeken. Er ligt heel duidelijk een Nederlands belang, en dat doen we ook graag met Suriname.
Een aantal van de leden noemde het Makandra-programma, gericht op samenwerking tussen onze overheden. Ik kom daar straks op terug. Dat gaf een duidelijke impuls aan onze betrekkingen in de afgelopen jaren. Ik ben er trots op dat er 52 projecten zijn gerealiseerd op thema's als goed bestuur, rechtsstaat, klimaatadaptatie, gezondheidszorg. Zowel vanuit Nederland als vanuit Suriname ervaar ik waardering voor Makandra. Misschien kan het soms wat sterker worden geadverteerd, maar voor de mensen met wie concreet is samengewerkt, is die waardering er. Dat horen wij telkens aan beide zijden. Dat project, dat programma, loopt dit jaar af. Het wordt inderdaad geëvalueerd door de IOB. Eind dit jaar komt de evaluatie daarvan uit. Ik kan nu al zeggen dat het mijn voornemen is om te kijken hoe we dat kunnen voortzetten. Dat hangt uiteraard ook af van de wensen van de nieuwe Surinaamse regering. Het gaat er uiteindelijk ook om of zij dat wil, maar ik zie daar zeker op allerlei manieren brood in, juist omdat de betrekkingen zo breed zijn en zo breed worden gedragen door onze samenlevingen.
Om de vraag van mevrouw Piri meteen te beantwoorden: daar zijn nog niet hele specifieke middelen voor gereserveerd. Die zal ik moeten zoeken. Het betrof 10 miljoen voor vier jaar. Dat zijn geen megagrote bedragen, maar in een krimpende begroting is het wel zaak om dat geld te vinden. Dit jaar werken we ook toe aan de afronding van de laatste zogeheten verdragsmiddelen, die voortkomen uit de onafhankelijkheid en die toen overeen zijn gekomen. Daarmee komt een einde aan die ontwikkelingsrelatie tussen Nederland en Suriname. Dat zou een mijlpaal zijn, maar niets verbiedt ons om de banden op andere wijzen voor te zetten en daar ook de middelen bij te vinden.
Ik zeg daar ook bij dat Suriname al langer een hechte partner is in de internationale culturele samenwerking. Ik heb daar geen vraag over gehoord, maar ik vind het belangrijk om dat te noemen. Het is een van de 24 landen waar ons internationale cultuurbeleid zich op richt. Ik merk dit ook op omdat de wederzijdse belangstelling voor die culturele samenwerking markant en duidelijk is. Het aantal culturele projecten is ook gegroeid. Ik zie dit als een verrijking voor beide landen. Daarbij wordt ook gekeken naar kennisontwikkeling in de museale sector, een dialoog over collecties, inclusief de koloniale aspecten daarvan, erfgoedwetgeving en studiebeurzen voor Surinaamse onderzoekers en studenten.
Voorzitter. Jaarlijks reizen veel Surinamers naar Nederland en andersom. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich dagelijks in voor zorgvuldige, snelle en soepele visumdienstverlening. Het is een langgekoesterde wens van Suriname om tot EU-visumliberalisering te komen. Dat begrijp ik heel goed, maar u weet dat het visumbeleid van Nederland via Schengen en daarmee via de EU en de bevoegdheden van de Europese Commissie loopt. Voor visumliberalisering moet Suriname eerst aan een aantal voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld een biometrisch paspoort. Daarvan is al een eerste werkexemplaar door Suriname getoond. Die stappen worden dus gezet. Nederland heeft de wensen van Suriname inzake visumliberalisering onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie, onder wier mandaat dit valt. Dat blijven we doen; dat doen we op diverse niveaus. Die wens staat bij de Commissie ook op het vizier. Het uiteindelijke Nederlandse standpunt zal afhangen van een mogelijk voorstel van de Commissie, maar we willen er echt aan trekken. Nederland kan niet namens Suriname een voorstel indienen, maar we kunnen als Schengenlidstaat, verbonden aan de EU-brede regels en de afspraken voor het Schengengebied, wel heel goed kijken hoe we daar samen in verder varen. Maar we kunnen niet unilateraal specifieke uitzonderingen maken voor Suriname. Dat willen we graag doen mét Suriname richting de EU.
Een positieve ontwikkeling daarbij is dat in februari in Benelux-verband een verdrag met Suriname is getekend voor een visumvrijstelling voor houders van dienstpaspoorten en dergelijke. Dat verdrag is gekoppeld aan de terug- en overnameovereenkomst inzake onrechtmatig verblijvende personen. Nederland en Suriname blijven inzetten op verbetering en continuering van de terugkeersamenwerking. Ik kom straks terug op wat de heer Ceder opmerkte over de snelheid waarmee visa worden afgegeven.
De voorzitter:
Voor u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp het niet helemaal. De minister zegt: ik zet mij in conform de aangenomen motie en wij brengen het vaak op verschillende niveaus onder de aandacht van de Commissie, waar het mandaat ligt. Vervolgens zegt hij even in een bijzin: het standpunt van het Nederlandse kabinet is nog onbekend en pas als de Europese Commissie met een voorstel komt, gaan wij bepalen wat het Nederlandse kabinet vindt van dat voorstel. Waar zet het Nederlandse kabinet zich nou precies voor in? Want volgens mij is de opdracht vanuit de Kamer het mogelijk maken van visumvrij reizen voor mensen uit Suriname.
Minister Veldkamp:
Nederland steunt Suriname in de wens voor visumliberalisatie, in lijn met de motie-Piri c.s. uit 2023. We hebben die wens middels een brief ook overgebracht aan de voorzitter van de Europese Commissie. Uiteindelijk moeten we een standpunt bepalen over wat de Commissie precies gaat voorstellen, maar onze inzet staat buiten kijf, namelijk dat die visumliberalisatie er gaat komen. Dat maakt het voor ons ook in allerlei opzichten veel makkelijker. Maar het maakt het ook makkelijker voor Suriname zelf en het is goed voor de banden tussen Suriname en Nederland. We hebben tegen de achtergrond van die brede wens om tot visumliberalisatie te komen, die ook is vastgelegd in de motie, meermaals aangeboden aan Suriname om ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld bij een bezoek dat minister Ramdin vorig jaar juli bracht aan Den Haag. Onze permanente vertegenwoordiger in Brussel staat in contact met de Surinaamse ambassade in Brussel om hen te ondersteunen. Het is uiteindelijk aan Suriname om die wens onder de aandacht te brengen bij de Commissie, maar wij willen hen daar zeker in adviseren. Als er dan een voorstel van de Commissie komt, zullen wij het definitieve standpunt moeten bepalen. Dat vindt dus plaats binnen het kader van de motie die wij uitvoeren. Wij willen wel degelijk graag dat die visumliberalisatie een feit wordt.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, het wordt iets duidelijker, maar toch even concreet. Als de Commissie met iets komt, neem ik aan dat zij, zoals altijd, de criteria gaat toetsen. Hebben ze een biometrisch paspoort? Hebben ze alles wat je nodig hebt voor visumliberalisatie? Dat is gewoon een technische toets, geen politieke toets. Er wordt technisch getoetst of Suriname voldoet aan alle voorwaarden die wij stellen aan de landen waarmee we visumvrij reizen afspreken. Begrijp ik goed dat als de technische toets van de Commissie akkoord is, Nederland dat automatisch zal steunen? Of zitten er nog politieke blokkades op bij het kabinet?
Minister Veldkamp:
Nee, ik zie geen politieke blokkades hierop van Nederland, integendeel. We willen graag die visumliberalisatie met Suriname. We zullen uiteraard ieder Commissievoorstel nauwkeurig bekijken, maar als aan die technische vereisten wordt voldaan, dan wordt daaraan voldaan. We willen Suriname graag helpen om aan die technische vereisten te voldoen.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Kahraman. Ik begreep dat de heer Paternotte en de heer Van Baarle ook nog willen interrumperen. Eerst de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
De minister noemde ook het belang van het Makandra-programma. Hij gaf ook aan dat het programma dit jaar afloopt. Hij zegt dat hij nog geen middelen in zijn begroting heeft, maar dat het om 10 miljoen over vier jaar gaat en dat hij ruimte ziet. Het programma wordt dit jaar geëvalueerd. Kan de minister toezeggen dat hij na afronding van de evaluatie met een brief aan de Kamer komt waarin hij kijkt of het programma voortgezet kan worden en of hij middelen heeft kunnen vinden binnen zijn begroting om dit programma voort te zetten?
Minister Veldkamp:
Ja, dat kan ik toezeggen. Dan is er een IOB-evaluatie geweest. Dan gaan we kijken wat de resultaten zijn. Als die evaluatie voldoende positief is en het Makandra-programma, misschien met enkele wijzigingen of verbeteringen, kan worden voortgezet én de Surinaamse regering daar behoefte aan heeft — het moet van twee kanten komen — dan zal ik dat uiteraard aan de Kamer meedelen. Dan zullen we daar ook de bedragen bij moeten vinden, zeg ik erbij.
De heer Paternotte (D66):
Even voor alle duidelijkheid: in april 2022 hebben de ministers van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, de JBZ-Raad dus, ingestemd met het Commissievoorstel om Guyana op de lijst te plaatsen van derde landen die in aanmerking komen voor visumvrij reizen naar het Schengengebied. Dat is simpelweg het voorstel geweest: Guyana op die lijst plaatsen. Als volgende keer het voorstel is om Suriname op die lijst te plaatsen, dan stemt Nederland dus voor.
Minister Veldkamp:
Ja, als inderdaad aan die technische vereisten is voldaan. Nogmaals, we willen er graag met Suriname aan werken om daaraan te voldoen. Daar spreek ik al sinds juli over met mijn inmiddels alweer ex-collega de heer Ramdin; ik meen sinds 17 juli vorig jaar, kort na zijn aantreden. Ook op werkniveau wordt eraan gewerkt en naar gekeken, ook door de consulaire hoofddirecteur bij Buitenlandse Zaken en de directeur consulair van het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij bekijken hoe er aan de vereiste benchmarks kan worden voldaan.
De voorzitter:
Voldoende? Dan kunnen we naar de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Het is goed om te horen van deze minister dat een eventueel voorstel van de Commissie, mits uiteraard aan de eisen wordt voldaan, door Nederland gesteund zal worden. Tegelijkertijd is dit iets wat al heel erg lang speelt, niet alleen voor de mensen in Suriname, maar ook voor alle Surinaamse Nederlanders met deze wens. Als ik de minister hoor zeggen "het is aan Suriname om die wens over te brengen aan de Europese Commissie", dan vraag ik mij af — dat is mijn vraag aan de minister — hoe actief Nederland op dit moment de lobbyrol vervult binnen de Europese Unie en in de richting van de Commissie, om ervoor te zorgen dat dat besluit er komt. Kunnen we daar niet meer inspanningen voor leveren?
Minister Veldkamp:
Sinds mijn aantreden en sinds ik kort na mijn aantreden in juli vorig jaar met Suriname heb overlegd, is mij duidelijk geworden dat die "lobby", zoals u het noemt, best actief is. Nogmaals, het is aan Suriname om daarop actie te ondernemen, maar wij willen daar graag bij helpen en we brengen het ook zelf bij de Europese Commissie onder de aandacht. Ik wil alleszins kijken of daarin nog meer kan gebeuren en welke Commissaris of topambtenaar van de Commissie ik daar zelf ook nog over zou moeten spreken. Maar ik ervaar het als actief contact.
De voorzitter:
Voldoende, meneer Van Baarle?
De heer Van Baarle (DENK):
Graag een vervolgvraag. Het is in ieder geval goed dat de minister zegt dat hij bereid is om te kijken of we daar meer in zouden kunnen doen. Ik denk ook dat dat nodig is. Vervolgens speelt natuurlijk de hele formele kant van de eisen waaraan Suriname zal dienen te voldoen wil de visumliberalisatie aan de orde zijn. Kan de minister iets uitgebreider ingaan op de stand van zaken van het al dan niet voldoen van Suriname aan die eisen? Bij welke eisen assisteert Nederland? Kan Nederland die technische assistentie opvoeren? Kunnen we op korte termijn aan Suriname aanbieden dat we voor die onderdelen de assistentie vanuit Nederland gaan opvoeren?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat we die discussie ook met de nieuwe regering van Suriname moeten aangaan en moeten vragen wat hun behoeften zijn en wat zij daarbij voor zich zien. Daarvoor is er alleszins bereidwilligheid van mijn kant en van de Nederlandse kant. Ik ben alleszins bereid om verder te kijken. Hoe het precies zit en welke elementen en technische stappen er nodig zijn, daar zou ik in tweede termijn op moeten terugkomen. Maar de algemene bereidheid is er zeker. Ik denk dat er, juist ook gezien het feit dat de twee samenlevingen sterk verbonden zijn, alle reden toe is om hieraan te blijven trekken. Overigens is er op basis van mijn informatie voor Guyana geen visumvrijheid, zeg ik naar aanleiding van een opmerking van de heer Paternotte. Maar ik kan het verkeerd hebben.
De voorzitter:
Goed. Dan kan de minister verder met zijn betoog.
Minister Veldkamp:
Er werd ook diverse malen verwezen naar veiligheid, justitie, rechtsstaat en dergelijke. Voor het aanpakken van grensoverschrijdende criminaliteit is een goede samenwerking met gelijkgestemde landen essentieel. Ook hier zijn die internationale, brede coalities van belang. We weten natuurlijk dat het ook deels gaat om drugssmokkel via Suriname, waar Suriname zelf ook last van heeft. Intensieve samenwerking tussen Nederland en Suriname blijft ook op dat gebied nodig. Dat gebeurt via een bilateraal drugsoverleg en trainingen met de Douane, de politie en het Surinaamse narcoticateam. Suriname is daarnaast ook partner in internationale samenwerkingsverbanden tegen grensoverschrijdende criminaliteit, zoals in het Europese EL PAcCTO. In dat samenwerkingsprogramma tussen de EU, Latijns-Amerikaanse landen en de Caribische regio wordt de hele criminele keten integraal bezien. Ook ratificeerde Suriname in 2021 het Verdrag van San José, waarmee deelnemende landen effectiever gezamenlijke antidrugsoperaties in elkaars water kunnen uitvoeren. De defensiesamenwerking loopt in het algemeen goed. Ik kan daar zo meer en détail op terugkomen bij de beantwoording van specifieke vragen. De mogelijkheid om als Nederland trainingen in de jungle van Suriname uit te voeren — de heer Van der Burg wees daarop — is tevens van grote meerwaarde voor de wereldwijde inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht.
Voorzitter. Onder anderen de heer Van Baarle wees op het slavernijverleden. De dialoog over het slavernijverleden is een belangrijk onderdeel geworden van de relatie tussen Nederland en Suriname. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties coördineert de opvolging van de excuses die zijn gemaakt. Zoals we altijd zeggen, betreft dat een proces met een komma en niet met een punt. Minister Uitermark voert hier op 11 juni een commissiedebat over met de Tweede Kamer. Mijn ministerie voert de dialoog met Suriname in het tempo van Suriname. Daarbij hebben we aandacht voor de nazaten van tot slaaf gemaakten, de inheemse en de marrongemeenschappen. We zetten ons samen met Suriname en de gemeenschappen daar, in voor de besteding van de voor Suriname bestemde middelen uit het fonds met betrekking tot het slavernijverleden. Dat betreft twee keer 33,3 miljoen. De ene 33,3 miljoen is voor maatschappelijke initiatieven en de andere 33,3 miljoen is voor overheidscontacten. Zeg ik dat goed? Het is voor beleidsinitiatieven en beleidsinvesteringen. Ik kan daar verder en détail op terugkomen.
Voorzitter. Als het mag, noem ik ook even de samenwerking binnen het Koninkrijk, want Suriname …
De voorzitter:
Voor u verdergaat: ik krijg de indruk dat meneer Van Baarle nog iets wil vragen over het vorige. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja. De minister beantwoordde zojuist mijn vragen over het slavernijverleden. Dit is een aspect van ons verleden dat een doorwerking heeft in het nu. Wat de fractie van DENK betreft komen er herstelbetalingen en zijn de inspanningen die de Nederlandse regering op dit moment verleent niet genoeg. Tegelijkertijd geeft de minister aan dat er twee keer 33,3 miljoen is vrijgemaakt voor initiatieven, en zo gewenst kan de minister daar wat meer in detail op ingaan. De wens dat de minister daar iets meer in detail op ingaat, is er vanuit mijn kant. Dus: hoe worden de mensen in Suriname en grassrootsorganisaties betrokken? Wat voor initiatieven zijn er? Hoeveel geld is er reeds besteed? Kan de minister daarop ingaan?
Minister Veldkamp:
Ja. Het is belangrijk dat die excuses zijn gemaakt. Als ik het mij goed herinner, heeft de Koning zelfs om vergiffenis gevraagd. Er is geen sprake van herstelbetalingen. Het vorige kabinet heeft heel bewust gekozen voor een moreel-ethisch gebaar, in plaats van juridische excuses of herstelbetalingen. Die excuses zijn gemaakt, die fondsen zijn ingesteld en het ministerie van Buitenlandse Zaken volgt die in samenspraak met Suriname, nazaten en andere betrokkenen in Suriname verder op.
De heer van Baarle vroeg in zijn inbreng naar het voornemen van Suriname tot oprichting van een platform. Dat is nog niet gerealiseerd en het is aan de Surinaamse kant om dat in te vullen. We kijken of de nieuwe Surinaamse regering dat ook verder wil doen. We zien dat het hele proces natuurlijk om zorgvuldigheid en een gelijkwaardige, gezamenlijke aanpak vraagt. Het gaat tenslotte om een onafhankelijk land. De dialoog over de opvolging van de excuses voeren we in het tempo dat Suriname daar zelf bij wil aanhouden. De 33,3 miljoen voor de beleidsintensiveringen is bedoeld voor beleidsplannen ten behoeve van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Mevrouw Frédérique de Man heeft een tijd als speciaal gezant gefunctioneerd. Na een aantal reizen heeft zij de mogelijke ideeën voor de invulling van de beleidsintensiveringen geïnventariseerd. Daarover zijn we momenteel met de Surinaamse overheid in gesprek. Dat zullen we met de nieuwe Surinaamse regering verder moeten bekijken: wat ziet u hierbij als de meest nuttige besteding en hoe kunnen wij die beleidsintensivering volgens u uitvoeren? Tegelijkertijd hebben we die andere 33,3 miljoen voor een regeling maatschappelijke initiatieven. Die moet voldoen aan onze geldende regels voor subsidies en verantwoording. We zoeken een uitvoerder voor die regeling. Dat is een kwestie van een aanbestedingsproces. Dat is een zorgvuldig proces, dat helaas tijd kost. Wat mij betreft kost dat te veel tijd, maar dat heeft te maken met de regels en met de Algemene Rekenkamer en welke processen die hierbij geëigend acht. Dat kan ik erover zeggen. Ook de heer Van der Burg vroeg ernaar. Ook voor hem geldt deze toelichting.
De voorzitter:
Dan is die vraag volgens mij voldoende beantwoord. Of toch niet. Meneer Van Baarle, gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Wat betreft het geld dat is gereserveerd voor de uitvoering van beleid ben je afhankelijk van de Surinaamse overheid. Ik kan tegen deze minister zeggen dat ik zou willen dat het sneller gaat, maar dat zou ik dan ook tegen de Surinaamse overheid moeten zeggen. Dat geldt niet voor de maatschappelijke initiatieven. Want als er een speciaal gezant aan de slag is geweest sinds maart 2023 en er in die periode dus is aangekondigd dat men dit budget wil besteden aan maatschappelijke initiatieven in Suriname om de nazaten van tot slaaf gemaakten te ondersteunen, dan vind ik het echt te min. Ik vraag ook aan deze minister hoe het kan dat dit bedrag al die tijd gereserveerd staat en er op dit moment nog niet eens een uitvoerder is gevonden om te komen tot het helpen van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Wanneer worden er van die 33,3 miljoen die gereserveerd is voor de nazaten van tot slaaf gemaakten in Suriname nou eindelijk praktische projecten gerealiseerd?
Minister Veldkamp:
Ik ben er ook wel van geschrokken dat het te lang duurt. Mevrouw De Man heeft over een bepaalde periode gefunctioneerd als speciaal gezant voor het slavernijverleden. Volgens mij is die periode geëindigd medio 2024. Haar functie zag met name op de beleidsintensiveringsmiddelen, op de beleidsdialoog met Suriname. Aan de Surinaamse kant hadden we de heer Tjong-Ahin, die ook daarmee bezig was. Hij is in februari van dit jaar gestopt. Het is dus niet zo dat die mensen sinds die periode nog steeds aan de slag zijn.
Ik hoor de aanmoediging voor de beleidsintensiveringen. Die geldt zowel voor Nederland als voor Suriname: komt u tot conclusies en bestedingen? Wat betreft de maatschappelijke initiatieven zit ik gewoon met het probleem dat we moeten kijken naar de Europese aanbesteding om een onafhankelijk uitvoerder voor de regeling te contracteren. Die is kort voor publicatie opgeschort in verband met een auditrapport van de Auditdienst Rijk. Buitenlandse Zaken moet strengere eisen stellen aan de uitvoerders van mandaatregelingen. Wat mij betreft had die aanbesteding allang plaatsgevonden, maar die kan, conform de regels die we tegenwoordig in Nederland op tal van terreinen zeer extensief hebben, helaas nog steeds niet plaatsvinden. Dat zit mij dwars, zeker. Ik heb daar sinds mijn aantreden ook naar gekeken en gevraagd: waarom moet dit zo lang duren? Maar dat heeft dus alles te maken met dat soort spelregels.
De voorzitter:
Ik concludeer dat de minister nu weer verder kan met zijn betoog.
Minister Veldkamp:
Ik wilde nog iets melden over de samenwerking binnen het Koninkrijk. Die dimensie is er ook. Suriname heeft sterke banden met het Caribisch deel van het Koninkrijk vanwege de geografische nabijheid, de Surinaamse diaspora daar, intensief personenverkeer, toerisme en handelsbelangen. Aruba en Curaçao zetten zich met name erg in voor het versterken van de economische samenwerkingsverbanden met Suriname. Vanwege de geopolitieke ontwikkelingen verkennen ook Aruba en Curaçao de opties voor diversificatie van de handel, ook met Suriname.
Er is al met al een belangrijke relatie tussen het volledige Koninkrijk der Nederlanden en Suriname. Die is dynamisch en veelzijdig. Het kabinet blijft zich ook de komende jaren graag inzetten — dat zal ik ook persoonlijk doen —- voor een betrokken, zakelijke, wederzijds respectvolle samenwerking in bilateraal verband, maar ook voor een betrouwbaar partnerschap op het internationale speelveld, met een blik op de toekomst. Ik hoop op een goede band, die ook recht doet aan de hechte banden tussen onze samenlevingen. Het is nu aan Suriname om te bepalen welke regering, welke president, welke voorzitter van De Nationale Assemblée zij aanstellen, uiteraard. Maar de hand van Nederland, en ook die van deze minister van Buitenlandse Zaken, zal een uitgestoken hand zijn.
Voorzitter. Daarmee kom ik nu toe aan de beantwoording van specifieke vragen. De eerste vraag kwam van de heer Paternotte, geloof ik. Is de minister bereid bij het eerste bezoek na te gaan hoe Suriname zo snel coalities vormt? Ja. Alleszins ja. We kunnen van elkaar leren; dat toont ook dit maar weer. Goed, het hele proces moet nog verder worden uitgelopen. Ik weet nog niet of het allemaal precies zal worden zoals het nu lijkt te worden. Maar: ja. Met die uitgestoken hand ga ik natuurlijk ook vragen: hoe doet u dat zo snel? Even zonder flauwekul, ik kan me ook nog een andere vraag van de heer Paternotte herinneren, over hoe we precies de regeringsleider moeten betitelen. De heer Paternotte kan natuurlijk zelf proberen "Oom Dick" te zeggen tegen onze premier Schoof, maar dat laat ik volledig aan hem.
Dan vroeg de heer Van Baarle …
De heer Paternotte (D66):
Volgens mij wilde de minister hier ook nog bij zeggen dat hij voor de begroting terug zal rapporteren over deze lessen uit Suriname, toch? Dan is het een toezegging.
Minister Veldkamp:
Ik wil dat best toezeggen, want ik wil graag op bezoek bij Suriname. Dan kan ik, als het goed is, ook met de nieuwe regering in gesprek om te vragen: hoe doet u dat zo snel? Misschien komt dat ook doordat men 51 in plaats van 150 Kamerzetels heeft, maar laten we maar eens horen wat men daar zelf over te melden heeft.
Zonder flauwekul, de heer Van Baarle vroeg: hoe welwillend zal Nederland zich opstellen in de onderlinge situatie? Met uitgestoken hand. We hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een brede samenwerking. Ik blijf me graag met de Surinaamse regering, welke dan ook, inzetten voor goede betrekkingen, bilateraal en in breder verband. Die relatie is diepgeworteld. Hoewel de uitslag nog niet vaststaat, lijkt het er in alle opzichten op dat de NDP onder leiding van mevrouw Simons de verkiezingen heeft gewonnen. We hebben natuurlijk de aankondiging van gisteravond gezien. Nogmaals, we wachten op het verdere verloop van het proces, inclusief de verkiezing van een president. Onze inzet houden we zeker vast.
Voorzitter. Een aantal Kamerleden, onder wie de heer Ceder, vroeg naar de bredere geopolitieke relaties en de aanwezigheid van China in het land. Die zien we natuurlijk allemaal. Wat vroeger Suralco heette, heet nu geloof ik Chinalco. We zien die aanwezigheid. Wat betreft de Chinese aanwezigheid daar stel ik voorop dat Suriname een onafhankelijk land is en zijn eigen keuzes maakt in partners waarmee het samenwerkt. Op economisch vlak is de vraag hoe de markt de kansen inschat, vaak leidend. Chinese bedrijven opereren op dat vlak anders dan Europese bedrijven, zoals u bekend is. Chinese bedrijven zijn vaak competitiever. Je ziet dat ze bijvoorbeeld ook aanbestedingen van de Inter-American Development Bank, ook voor activiteiten in Suriname, winnen van Europese bedrijven. Er speelt een hele inkoopdiscussie binnen die internationale financiële instellingen, maar we zien gewoon dat op grond van de huidige procurementcriteria dergelijke bedrijven, zeker in de constructie en de bouw, vaak dergelijke aanbestedingen winnen. Ik begrijp de dilemma's die horen bij de Chinese presentie. Dat is ook typisch iets wat ik een aantal malen heb besproken met mijn Surinaamse, tot voor kort, ambtgenoot, de heer Ramdin. China is een belangrijke investeerder in Suriname voor infrastructuur en mijnbouw. Dat hoeft zich overigens niet automatisch te vertalen in meer politieke invloed. Op politiek vlak zien we dat Suriname in heel veel opzichten toch wel enige gelijkgezindheid heeft met Nederland. We hechten bijvoorbeeld aan de multilaterale instellingen en het functioneren daarvan. Maar dat heeft het ook met landen als de VS — de Amerikaanse minister bezocht Suriname afgelopen maart — en Frankrijk. Er vindt ook jaarlijks een politieke dialoog plaats met de EU. Nogmaals, die relaties met Suriname zijn heel breed. We blijven met elkaar in gesprek, ook over de rol van China in de bredere regio; die is niet specifiek aan Suriname gerelateerd.
Voorzitter. De heer Van der Burg vroeg naar de ontwikkelingsrelatie. Ik heb al gezegd dat de ontwikkelingsrelatie eindigt op basis van de laatste verdragsmiddelen die nu worden besteed. De laatste verdragsmiddelen die nu worden besteed betreffen 8 miljoen voor volksgezondheid, waarvan 2 miljoen voor het opzetten van een zorgautoriteit en twee keer 3 miljoen voor de aankoop van specifiek materiaal en kapitaalinvesteringen. Daarnaast is er 5 miljoen voor een productiekredietfonds voor het stimuleren van het midden- en kleinbedrijf, waar ook echt kansen en mogelijkheden voor liggen in Suriname.
De heer De Roon vroeg of wij het coalitieakkoord van de nieuwe coalitie al hebben gezien. Nee, dat heb ik nog niet gezien. Voor zover mij bekend is het ook nog niet openbaar. We wachten dat af; we gaan kijken hoe dat in elkaar zit.
We hebben ook al het een en ander besproken over visa en visumverlening.
Er waren ook vragen over Surinaamse studenten. Dat is eigenlijk een vraag voor de minister van Onderwijs, maar ik geef toch alvast wat informatie die ik van het ministerie van Onderwijs heb gekregen. Mijn informatie is dat Surinaamse studenten sinds 2007 in heel Nederland, dus ook buiten Amsterdam en bij alle instellingen, het wettelijk collegegeld betalen. Dit jaar is dat rond de €2.500. Surinaamse studenten betalen daarmee hetzelfde bedrag als studenten uit de EU en de Europese Economische Ruimte. Dat is het dus wat dat betreft.
De regeling voor tewerkstellingsvergunningen is algemeen geregeld. Volgens het ministerie van Sociale Zaken is er geen uitzonderingspositie voor specifiek Surinaamse studenten mogelijk.
De heer Ceder vroeg ook naar — ik dacht dat ook de heer Van Baarle dat vroeg — ongedocumenteerde Surinamers in Nederland. Er verblijven al heel lang Surinamers in Nederland die door de onafhankelijkheid in 1975 de Nederlandse nationaliteit van rechtswege zijn kwijtgeraakt. Nederland heeft een eenmalige regeling opgesteld voor die groep oudere ongedocumenteerde Surinamers, waarbij zij, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, de kans krijgen alsnog een verblijfsvergunning aan te vragen. Dat valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Asiel en Migratie. Daarnaast kent Nederland een goede samenwerking — dat noemde ik eerder al — met Suriname rond terugkeer. In februari is daarover nog een overeenkomst tussen de Benelux en Suriname gesloten.
Voorzitter. Kunnen wij die eenmalige regeling voor Surinaamse oud-Nederlanders verlengen? Die regeling is tot op heden goed toegankelijk gebleken. Er is meer dan goed gebruik van gemaakt. De regeling werd in november 2024 gepubliceerd en stond vanaf 1 januari zes maanden open. Er kan dus nog gebruik van worden gemaakt. Die staat dus nog open. Er zijn geen zwaarwegende redenen om nu af te wijken van het eerdere kabinetsbeleid om die regeling eenmalig en tijdelijk te laten zijn. Het is, denk ik, van belang dat de regeling recht doet aan de situatie van deze mensen. Ik ben ook blij dat die er is.
De heer Paternotte (D66):
Ik begrijp het punt van de tewerkstellingsvergunning natuurlijk, omdat je geen onderscheid mag maken, ook niet met betrekking tot één specifieke nationaliteit. Nu zijn er verschillende landen die op basis van bilaterale afspraken onder het gelijkebehandelingsprincipe vallen ten aanzien van het wettelijk collegegeldtarief. Ik kan me voorstellen dat het uitgezocht moet worden, maar zou het wel mogelijk zijn dat je die groep landen onder de uitzondering op de tewerkstellingsvergunning brengt?
Minister Veldkamp:
Dat weet ik niet uit het hoofd. Dat zou ik moeten uitzoeken. Ik denk niet dat het zomaar gaat, maar het is wel iets wat ik kan nagaan.
De heer Van Baarle vroeg naar het AOW-gat voor Surinaams-Nederlandse ouderen. Ouderen van Surinaamse herkomst die van 1957 tot 1975 in Suriname hebben gewoond, waren over die periode niet voor AOW in Nederland verzekerd. Hoewel er geen juridische verplichting bestaat, was het de wens om het gevoel van onrechtvaardigheid en de slechte materiële positie van die groep te erkennen. Op 3 oktober besloot het kabinet daarom tot een gebaar van erkenning, waarbij eenmalig een bedrag van €5.000 per persoon wordt vrijgemaakt. Ouderen hebben de afgelopen zomer een brief ontvangen, waarna het bedrag automatisch werd overgemaakt. Ouderen die geen brief van de Sociale Verzekeringsbank hebben ontvangen maar wel recht denken te hebben, kunnen twee jaar lang zelf contact opnemen met de Sociale Verzekeringsbank. Dat is dus nog steeds mogelijk. Zo trachten we dat gat te dichten.
De heer Ceder vroeg naar het diasporabeleid. Hoe kijkt de minister daarnaar om de banden te versterken? Ik heb al aangegeven: die banden zijn diepgeworteld. Dat ervaar ik zelf ook zo. Een diasporabeleid is doorgaans een beleid dat vooral gevoerd wordt door het land waar de diaspora uit voorkomt. Mocht de Surinaamse regering zeggen "we willen specifiek diasporabeleid voor de Surinamers ook in Nederland", dan ben ik uiteraard bereid om met hen te bezien wat dat zou betekenen, wat dat voor ons betekent en in welke mate dat kan worden gefaciliteerd. Je ziet een heel aantal elementen waarmee we eigenlijk al heel goed onderkennen dat de banden tussen die samenlevingen er zijn. Ik denk dat de heer Ceder zich daarvan net als ik uit eigen omgeving goed bewust is.
De heer Van Baarle vroeg naar de ticketprijzen. Die verbazen mij ook weleens. Ik erken dus dat probleem. Ik heb begrepen dat dit inderdaad te maken heeft met beladingsgraden op de heen- en terugweg en dergelijke. Ik geloof dat de heer Ceder dit toelichtte. Meer toerisme naar Suriname zou misschien bijdragen aan het verlagen van die ticketprijzen. Ik vind ze ook hoog. Dit is zeker iets wat ik ook zou willen opnemen met de CEO van de KLM. Dus mijn toezegging is dat ik dat in ieder geval doe. Ik zeg niet dat daar meteen iets uitkomt dat naar uw en mijn wens is, maar ik ben zeker bereid om navraag te doen bij mevrouw Rintel: hoe zit dat nou? Er is in februari een motie over ingediend door de heer El Abassi: hoe zit het nou met die ticketprijzen en die luchtvaartmaatschappijen? Dat hangt met allerlei marktfactoren samen. Laat mij daar meer over uitzoeken.
Over visa heb ik het ook gehad. Ook over Makandra heb ik het gehad. Over economie kan ik misschien iets meer zeggen. Ik gaf al aan dat duidelijk is dat de nieuwe regering voor hele grote keuzes staat door de winning van olie en gas. Ook wat dit betreft willen we de beleidsvoornemens van de nieuwe regering afwachten. De heer Ceder vroeg: gaat die winning hetzelfde blijven als de NDP de grootste blijft? Dat weet ik niet. We bekijken los van de NDP welk beleid Suriname maakt en hoe we ons daaraan kunnen relateren.
De heer Paternotte vroeg: zijn we bereid om in te zetten op economische samenwerking? Minister Klever heeft vorige week haar nieuwe beleidsbrief over Buitenlandse Handel naar de Kamer gestuurd. Daarin gaat zij in op de Nederlandse prioriteiten. Op basis van de prioritaire thema's en sectoren wordt ook naar de economische samenwerking met Suriname gekeken. Ter ondersteuning bij het betreden van de Surinaamse markt kunnen Nederlandse ondernemers een beroep doen op een deel van het handelsinstrumentarium: middelen voor private sector development en diverse RVO-subsidies.
Ik zou Nederlandse bedrijven ook willen oproepen om dat te doen. Ik hoor van bedrijven dat ze het complex vinden om in Suriname te opereren. Tegelijkertijd, als inderdaad die olie-inkomsten gaan komen, komt daar veel meer bij kijken dan alleen maar oliemaatschappijen. Dan gaat het om ingenieursbureaus, dan gaat het bijvoorbeeld om hotels en andere accommodatie die moet worden gebouwd. Dan gaat het om tal van dingen waarbij er ook kansen liggen voor Nederlandse bedrijven. Mijn oproep aan het Nederlandse bedrijfsleven is dan ook om daarnaar te kijken en om niet over een paar jaar te gaan zitten mokken als je daar niet naar hebt gekeken en er niet aan mee mag doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik denk dat het bedrijfsleven een grote rol kan spelen bij het wederzijds versterken van de band. Een van de punten die wel relevant zijn, is dat Suriname vanwege betalingsrisico's uitgesloten was van exportkredietgaranties. Misschien dat daar nu stappen in worden gezet. Het IMF constateert dat Suriname op de goede weg is vanwege de hervormingen van de afgelopen jaren. Dit zou er natuurlijk wel aan kunnen bijdragen dat die garanties weer kunnen worden gegeven. Hoe kijkt de minister hiernaar? We zouden zo namelijk ook het Nederlandse bedrijfsleven kunnen helpen.
Minister Veldkamp:
Daar wil ik zeker naar kijken. Ik kan er eventueel ook in tweede termijn op terugkomen. Ik loop er wel tegenaan dat Nederland sinds het najaar van 2021, toen de klimaattop in Glasgow was, in mijn herinnering COP24, zich eraan heeft gecommitteerd een beleid te voeren waarin het geen exportkredietverzekeringen kan bieden voor Nederlandse bedrijfsactiviteiten in fossiele sectoren. Dat is wel een belemmering hierbij. Ik zou het in dit geval best anders willen zien, want het lijkt voor de hand te liggen dat je juist daar het Nederlandse bedrijfsleven met betrekking tot Suriname in wil helpen, maar dat kunnen wij dus op grond van dat algemene beleid en die algemene beleidsregel niet meer doen. Dat is een beperking voor de samenwerking met Suriname op het gebied van olie. We kunnen wel zeggen "bedrijven, kijk daarnaar", maar als het direct gerelateerd is aan de fossiele sector, kunnen wij niet via Atradius en dergelijke kredietverzekeringen bieden. Ik denk op dit punt bijvoorbeeld ook aan baggermaatschappijen en dergelijke, die in de hele wereld tegen deze problematiek aan lopen.
Er is ook een vraag gesteld over kritieke grondstoffen. We kijken daar wel naar op basis van de Nationale Grondstoffenstrategie en de Europese Critical Raw Materials Act. Momenteel is er geen EU-partnerschap of bilateraal partnerschap met Suriname op dit gebied. Wel is er jaarlijks een EU-Suriname politieke dialoog. Een belangrijke instrumenten van de EU, naast bilaterale projecten op het gebied van bosbeheer en landbouw, is de Global Gateway strategie van de Commissie, u bekend, om wereldwijd duurzame slimme verbindingen te versterken via investeringen op het gebied van bijvoorbeeld energie, vervoer, gezondheid en digitaal. Wij blijven ook in die context in Brussel aandacht vragen voor het belang van Suriname. Ik denk dat de aanzienlijke belangen die er in Suriname ontstaan door de oliewinning ook hiervoor interessant kunnen zijn. Maar nogmaals, het is ook aan het bedrijfsleven om zelf kansen te identificeren.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van onze Nationale Grondstoffenstrategie ligt bij de ministeries van EZ, IenW en BHO. Mijn ambtgenoot mevrouw Klever is verantwoordelijk voor diversificatie in het afsluiten van samenwerkingsverbanden op het gebied van grondstoffen met landen buiten de EU. Ik kan daar met haar natuurlijk altijd nader over van gedachten wisselen.
Mevrouw Piri had een vraag naar aanleiding van het artikel in de Volkskrant over de oliewinning en de Hollandse ziekte. Om die reden zou het ook zo mooi zijn om op dit terrein de lessen uit Nederland omtrent de gaswinning te delen. Dan doel ik op de Dutch disease, zoals die internationaal bekend is geworden. Diversificatie van de economie is in die context inderdaad van belang. Ook daarom zijn de keuzes waar Suriname voor staat zo ontzettend belangrijk. We kennen natuurlijk allemaal landen die rijk zijn door olie en gas, maar waar het geld niet heel nuttig lijkt te worden besteed. Denk aan Venezuela. In andere landen wordt juist geïnvesteerd in infrastructuur en dergelijke, op een wijze waarmee de economie wordt aangezwengeld. Denk daarbij aan Noorwegen en enkele Golfstaten. Kennisuitwisseling is dus nuttig. Denk ook aan kennisuitwisseling op fiscaal beleid; hierover heb ik ook met mijn ambtgenoot gesproken.
De heer De Roon had een aantal specifieke vragen op financieel-economisch en economisch gebied. De Staatsolie Maatschappij Suriname, Staatsolie, heeft inderdaad geld geleend bij een achttiental financiële instellingen. Ik heb daar weinig informatie over. Dit betreft het inkopen voor 20% in het Frans-Amerikaanse consortium. Dit betreft ook bedrijfsvertrouwelijke informatie. De inkoop bij het consortium is nog niet bekend. Dat acht ik ook niet per se noodzakelijk. Naar ik begrepen heb, heeft Staatsolie de financiering van een consortium van banken wel rond.
De schuldherschikking tussen Suriname en China vind ik ook heel boeiend. Het is terecht dat de heer De Roon die aan de orde stelt, maar dit gaat om een bilateraal proces tussen Suriname en China, waar Nederland geen rol in speelt. Ik heb daar ook geen goed zicht op. Op basis van berichten uit de media is bekend dat het schuldherschikkingsproces nog loopt. Ik weet dat in de zomer van vorig jaar daarvoor een delegatie vanuit Suriname in China is geweest. Men had een akkoord hierover; dat liep tot en met 2024. Maar de onderhandelingen over de betalingstermijn en de voorwaarden voor dit jaar lopen nog.
Het probleem met schulden die uitstaan aan China en aan Chinese financiële instellingen, is dat er vaak een gebrek aan transparantie is. Zoals u weet, maakt China geen onderdeel uit van de crediteurenclub van Parijs. Daardoor is er gewoon weinig transparantie wat betreft de manier waarop China omgaat met schuldenproblematiek en de herschikking van schulden. Dat is dus echt een nadeel.
Wat betreft het IMF, dat transparanter is: Suriname rondde maart jongstleden een succesvol hervormingsprogramma met het IMF af. Eerder was er al een schuldherschikking met schuldeisers, ook met de Club van Parijs; die noemde ik al. Het staat Suriname vrij om eventuele andere overeenkomsten af te sluiten met crediteuren. Bij verzoeken om advies zijn wij natuurlijk altijd bereid om mee te denken, maar we verwachten dat er wat dit onderwerp betreft vooral gesprekken zullen zijn tussen Suriname en het IMF. Als ik er puur financieel-economisch naar kijk, zou ik zeggen dat het van belang is om die economie zo veel mogelijk op orde te hebben voorafgaand aan het moment waarop die olie-inkomsten er echt komen, zodat je de risico's op scheefgroei beperkt. Maar dat is mijn persoonlijke mening. Ik zeg dit meer vanuit mijn ervaring bij een bank, niet zozeer als minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Van der Burg vroeg naar de militaire samenwerking. Ik noemde al de jungletraining. Defensie heeft recent afspraken getekend met Suriname als opvolging van de intentieverklaring uit 2021, die fungeerde als basisoverlegstructuur voor toekomstige samenwerkingsactiviteiten. De huidige Nederlands-Surinaamse militaire samenwerking is goed, maar gaat wel richting het maximaal haalbare wat betreft de capaciteit. Dat heeft te maken met de omvang van de Surinaamse krijgsmacht, maar ook met de beschikbaarheid van de Nederlandse capaciteit, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk, maar we blijven eraan voortwerken. Sinds enkele jaren is er ook een Defensieattaché in Paramaribo. Toevallig ontmoette ik vandaag de dame die de beoogde nieuwe Defensieattaché is.
Militaire operaties en drugssmokkel. De Koninklijke Marechaussee werkt al jaren samen met Suriname op het gebied van de bestrijding van internationale drugssmokkel op de luchthavens, in samenwerking met de nationale politie en de Douane.
De heer De Roon vroeger ook naar de grensoverschrijdende criminaliteit. Suriname is voor Nederland een prioritair land op het gebied op dat gebied. Er bestaat een lange en nauwe samenwerking, ook heel praktisch, bijvoorbeeld op het gebied van training van scananalisten, de inzet van speurhonden en andere trainingen. Wat betreft de aanpak van drugssmokkel via luchthavens werken de Koninklijke Marechaussee, de politie en de Douane samen. In 2024 werd aan Surinaamse en aan Nederlandse zijde in totaal 1.068 kilo cocaïne aangetroffen in het reizigersverkeer, inclusief geschenkzendingen. Het gaat dus niet zozeer over containers en dergelijke. De bilaterale handel tussen Nederland en Suriname is namelijk, ook gezien de afstand, erg beperkt. Maar in het reizigersverkeer en in geschenkzendingen wordt weleens iets verstopt, zo blijkt.
Naast deze praktische samenwerking is er bilateraal drugsoverleg dat de samenwerking tussen de operationele diensten in beide landen versterkt. Denk aan informatie-uitwisseling tussen de politie en het Openbaar Ministerie, best practices van de Douane, afspraken over trainingen en andere ondersteuningen. Verder zijn er op het gebied van justitie diverse samenwerkingen aangegaan, onder andere via dat Makandra-programma, dat hier al een aantal malen terecht is genoemd. Er is een vijftiental aan Justitie en Veiligheid gerelateerde projecten opgezet met Makandra-steun, onder andere met ketenpartners als het Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie, Korps Politie Suriname, Korps Penitentiaire Ambtenaren en de forensische en maatschappelijke zorg. Dat is dus heel goed. Het pact dat ik al noemde is een internationale, bredere EU-samenwerkingsvorm. Het is op dit gebied van belang om door te vragen, gezien de minpunten van het feit dat je hechte betrekking hebt en gezien de ligging van onze beide landen.
De heer De Roon vroeg nog naar de in maart jongstleden opgepakte, op non-actief gestelde personen. Ik heb geen verdere informatie over de laatste stand van zaken, maar de korpschef van het Korps Politie Suriname is zich bewust van de kwetsbaarheid van zijn mensen en poogt middels een roulatiesysteem de kwetsbaarheden te verminderen. Er is natuurlijk een kwetsbaarheid, zowel aan Nederlandse kant als aan Surinaamse kant. Als er tussen Nederland en Suriname het een en ander gebeurt, dan vindt op zo'n aanbod-en-vraagroute ondermijning en dergelijke plaats.
Voorzitter, ik hoop dat ik hiermee alle vragen zo veel mogelijk heb kunnen beantwoorden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb het antwoord misschien gemist, maar ik had een punt gemaakt over de spoedvisa die afgegeven worden. Volgens mij is dat theoretisch mogelijk, maar praktisch heel lastig. Daarover hebben mevrouw Piri en ik eerder een zwartboek ingediend, met allemaal verhalen, maar er lijkt in de tussentijd nog weinig verbeterd te zijn. Zoals u kunt begrijpen, heeft dat schrijnende situaties tot gevolg. Dat is met name het geval als het om een uitvaart gaat, want die wordt vaak binnen een week na overlijden uitgevoerd.
Minister Veldkamp:
De heer Ceder heeft volledig gelijk, want die vraag had ik nog niet beantwoord; excuses daarvoor. De wachttijd voor een afspraak voor visumafhandeling is wel sterk teruggebracht. In het voorjaar van vorig jaar lag die rond de 30 dagen en nu is dat rond de 14 dagen. Beslissen over een aanvraag duurt helaas nog langer dan wenselijk. Dat is rond de drieënhalve week. Dat komt door ICT-storingen en pieken in de aanvraag. Dat laatste is een onbedoeld effect van de publieke campagne vanuit de ambassade in Suriname om tijdig een visum aan te vragen. Buitenlandse Zaken werkt er hard aan om de beslistermijn weer binnen de eerdergenoemde vijftien kalenderdagen te brengen.
De heer Ceder vroeg naar spoedzaken. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan overlijdens in de familiesfeer. Gezien de banden tussen beide samenlevingen kan dit helaas plaatsvinden natuurlijk. Die mensen kunnen in principe via een spoedprocedure worden geholpen. Als mensen kunnen aantonen dat ze voor een overlijden vanuit Suriname naar Nederland willen, dan kan dat voorrang krijgen. Dat is een praktijk die we in Suriname proberen toe te passen en elders ook. Ik hoor weleens dat er niettemin toch hobbels zijn, dus ik wil er zeker naar kijken of de wachttijden, de besluittijden en dergelijke verder kunnen worden teruggebracht. Maar daar wordt dus echt aan gewerkt. Die trend gaat op dit moment eerder de goeie kant op dan de verkeerde kant.
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog andere vragen zijn. De heer Ceder heeft een vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Hierop doorgaand: het is fijn dat er werk van wordt gemaakt en dat er positievere resultaten zijn, maar het is wel zo dat spoedaanvragen theoretisch wel kunnen, terwijl er ook gezinnen zijn bij wie het niet lukt. Dat is natuurlijk zeer spijtig. Dit is een anekdotisch punt van mijn kant, dat volgens mij wel een bredere weerklank vindt. Zou u kunnen nagaan of dit geregeld voorkomt ten aanzien van specifiek spoedbeleid? En zou u daarop kunnen terugkomen? Ik zie niet alleen vragen bij de ambassade, maar ook bij de Surinaamse vertegenwoordiging. Als blijkt dat dit inderdaad tot problemen leidt, kunt u dan terugkoppelen wat daaraan gedaan kan worden? Het kan niet zo zijn dat iemand uit Trinidad hierheen kan komen voor een begrafenis, maar iemand met Surinaamse betrekkingen — waarbij er overigens heel veel verkeer over en weer is — dat niet zou kunnen. Dus ik hoop ook dat we dit met spoed kunnen oppakken. Kan ik deze toezegging krijgen? Dan weet ik ook zeker dat er naar gekeken wordt en dat de minister hierop terugkomt in een Kamerbrief.
Minister Veldkamp:
Ja, dat kan ik toezeggen. Ik vind dit soort anekdotische informatie vaak erg belangrijk. Juist bij u als Kamerleden komen signalen uit de samenleving binnen. Die signalen komen eerder bij u binnen dan dat ze bij mij op mijn bureau terechtkomen. Ik vind het van belang dat dit wordt gesignaleerd en dat we hier goed naar kijken. We kunnen het bijvoorbeeld ook meenemen in de Staat van het Consulaire.
De voorzitter:
Verder zijn er geen vragen, zie ik. Ik heb zelf nog wel een vraag, dus ik stel voor dat de heer Paternotte weer even de voorzittershamer hanteert.
De heer De Roon (PVV):
Ik heb nog geen antwoord gehoord op mijn suggestie dat het, gelet op alle ontwikkelingen die er zijn en de hoeveelheid onzekerheden die er op dit moment zijn — en die we de komende tijd zullen hebben — over hoe het verdergaat met Suriname, wellicht zinnig is als de minister ons een periodieke review kan toezeggen, wellicht jaarlijks, maar dat laat ik aan de minister over. Ik zou daar wel graag een reactie op willen hebben, mits de Kamer zelf aangeeft dat graag te willen ontvangen.
Minister Veldkamp:
Ik ben uiteraard bereid naar de Kamer te komen als de Kamer dat wenst, en ook informatie te verstrekken wanneer de Kamer dat wenst. Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat, als ik in Suriname ben geweest, ik na afloop daarvan een verslagbrief naar de Kamer stuur, op grond waarvan we verder kunnen kijken en waarin een aantal dingen die we vandaag hebben besproken specifiek kunnen worden meegenomen.
De heer De Roon (PVV):
Dat lijkt mij een goed voorstel om mee te beginnen.
De voorzitter:
Uitstekend. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer De Roon.
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de minister. Ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik zie dat u jaknikt, dus dan geef ik daarvoor nu het woord aan de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. We hebben in dit debat gehoord dat de minister een bezoek gaat brengen aan Suriname en dat hij dit zal proberen te doen vóór de begrotingsbehandelingen van Buitenlandse Zaken. Ik denk dat dit heel goed nieuws is. Het is een goede stap. We hebben het ook over de economie gehad. De minister verwees daarbij naar collega’s die Suriname wel in hun beleidsplannen hebben staan, maar ook naar de beperkingen van ons instrumentarium. Dat is natuurlijk ook waar u tegenaan loopt. Veel Chinese bedrijven hoeven zich niet aan de wetten van de markt te houden. Zij kunnen ook met verliezen meedoen aan aanbestedingen. Voor Nederlandse bedrijven is dat een stuk lastiger. Het het gevolg daarvan is dat je overal altijd die opdrachten verliest en dus ook de kans om mee te doen. Dat gaat dan niet goed. Dat is iets waar Europa, wellicht samen met de Raad van State, een antwoord op moet gaan vinden. Ik zou de minister willen vragen om zich ook daarvoor in te zetten. Het zou ook goed zijn als bij dat bezoek een collega meegaat, van Energie of van Economische Zaken, die ook bij andere ministeries een rol kan spelen.
Dan heb ik nog twee moties.
De heer Paternotte (D66):
Dan de tweede motie.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor de toezeggingen. Het is fijn dat hij ook die kant opgaat. Ik had een motie over Makandra, maar ik ben blij met de toezegging die aan de heer Kahraman gedaan is.
Ik wil een aantal moties indienen. Ik zal ze voorlezen. De eerste motie gaat over de archieven ten aanzien van de jaren tachtig. Ik denk dat er met het overlijden van de heer Bouterse, maar ook met de komst van een nieuw kabinet een kans is om duidelijkheid te verschaffen. Je merkt dat dat nog steeds iets is wat breed in de Surinaamse gemeenschap in Nederland maar ook in Suriname zelf leeft.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ten aanzien van het diasporabeleid heb ik een motie met de heer Paternotte. Ik heb 'm dubbelzijdig geprint; ik geef u de moties dus straks terug. Dat is mijn schuld.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De naam van de heer Paternotte staat er nog niet onder, maar hij hoort er echt bij.
De heer Paternotte (D66):
Ik zal mijn naam erbij zetten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Kijk, wat een samenwerking. D66 is vandaag wel heel collegiaal.
De heer Paternotte (D66):
Vroeger deden we meer samen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is waar, maar dat was vroeger. Tot slot een motie over de exportkredietgaranties.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter. Ik had een motie voorbereid met betrekking tot Makandra, maar de minister gaf het belang aan van het programma. Hij zei ook dat hij gaat onderzoeken hoe hij dit programma kan verlengen en budget kan vinden binnen zijn begroting. Die toezegging is voor mij voldoende. Daarom zal ik geen motie indienen. Dank ook voor de beantwoording van de vragen.
Ik wil de minister nog één ding meegeven. Ik heb wat collega’s met banden met Suriname. Zij gaven ook aan: laten we als Nederland proberen om Suriname echt te helpen om die stap te zetten en te voldoen aan de visumvrijstelling. Het zou echt heel fijn zijn voor mensen, vooral als zij met spoed voor een begrafenis naar Nederland kunnen komen. Mijn collega’s hebben hier ook een aantal moties over. Ik hoop dat de minister ernaar kan kijken hoe wij Suriname echt kunnen helpen om die stappen te nemen om vrijstelling te krijgen voor visumaanvragen in Europa.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank voorzitter. Een aantal moties.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, tot slot. Ik dank de minister voor zijn toezegging om met KLM in gesprek te gaan over de ticketprijzen. Het lijkt onze fractie goed om datzelfde gesprek met de regering van Suriname te voeren. In dat kader heb ik de volgende motie.
Ik begrijp dat er verder geen behoefte is aan een tweede termijn van de kant van de Kamer. Dat betekent dat we naar de minister kunnen voor de beantwoording, als hij er onmiddellijk op wil en kan reageren.
Minister Veldkamp:
Kan ik, mede vanwege de technische aard van enkele moties, misschien een korte schorsing krijgen? Tien minuten?
De voorzitter:
Dat kan absoluut. Dan gaan we verder om 17.50 uur.
De voorzitter:
De minister is klaar voor de tweede termijn van zijn kant. Ik geef hem daartoe het woord.
Minister Veldkamp:
Dank u, voorzitter. Ik kom tot een appreciatie van de ingediende moties.
De eerste is de motie op stuk nr. 224, de motie-Paternotte c.s. Die motie gaat over bij de Europese Commissie pleiten om nog dit kalenderjaar te komen met een voorstel voor visumvrijstelling voor Surinamers. Die motie krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 224: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De tweede motie, de motie op stuk nr. 225, verzoekt de regering de genoemde regeling met ten minste enkele maanden te verlengen. Die motie moet ik helaas ontijdig verklaren. Daar gaat een ander ministerie over, namelijk het ministerie van Asiel en Migratie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 225: ontijdig. De heer Paternotte heeft daarover een vraag.
De heer Paternotte (D66):
Dit is natuurlijk wel een logisch onderwerp voor dit notaoverleg. Wat mij betreft was het natuurlijk ook een logische motie. Nu hebben wij acht dagen tot de stemmingen over deze moties. Kan het idee van ontijdigheid misschien vervangen worden door interdepartementale beraadslaging gevolgd door een brief naar de Kamer met daarin een appreciatie, bij voorkeur "oordeel Kamer"?
Minister Veldkamp:
Ik zal de minister van Asiel en Migratie om een brief verzoeken.
De voorzitter:
Dat betekent dat de motie vooralsnog als ontijdig wordt genoteerd, tenzij we een brief krijgen waarin een ander oordeel wordt gegeven.
Minister Veldkamp:
De derde motie, de motie op stuk nr. 226, is van de heer Ceder. Die motie gaat over archivering. Deze motie verzoekt ook het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding hierbij te betrekken. Ik weet niet wat de betrokkenheid van dat adviescollege zal doen met het proces van de betreffende extra stap. Daarmee wordt het tweede punt van het dictum, over de volledige afronding van de motie uit 2021 voor het einde van het jaar, wel een lastige. Als dat tweede punt zou kunnen worden geschrapt, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven. Ik weet niet of ik aan dat tweede punt kan voldoen als ik het eerste punt als extra stap moet inzetten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zou ik kunnen interpreteren dat dit een inspanning is? Ik vind die betrekking daarbij wel belangrijk. Ook in de discussies rond het archief van de Bijlmerramp zien we dat het geholpen heeft dat het adviescollege keek wat wel of niet openbaar kon. Ik denk dat dit van meerwaarde kan zijn om toekomstige discussies te voorkomen, ook op dit gevoelige onderwerp. Ik hecht er dus waarde aan om hen hierbij te betrekken. Zouden we kunnen afspreken dat het een inspanning is? Mocht het niet lukken omdat het gewoon veel langer duurt, dan is dat een acceptabele notie die we dan als Kamer als consequentie accepteren.
Minister Veldkamp:
Ja. In klaar Nederlands: ik zal mijn best doen, maar pin me er niet op vast. Dan krijgt de motie op stuk nr. 226 oordeel Kamer.
De voorzitter:
Akkoord, dan krijgt de motie op stuk nr. 226 oordeel Kamer, met de interpretatie over dat tweede onderdeel van het verzoek zoals die hier is genoteerd.
Dan komen we volgens mij bij de motie op stuk nr. 227.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 227, de vierde motie, gaat over het diasporabeleid. Het is natuurlijk in de eerste plaats aan het land dat een diaspora heeft. Dat is hier Suriname. Ik denk dat er meer Surinamers in Nederland zijn dan Nederlanders in Suriname. Maar ik wil dit zeker verkennen en ik wil met de nieuwe Surinaamse regering bespreken welke koers ze daarin willen varen en in welke mate wij dat vanuit Nederland verder kunnen ondersteunen. Daarmee kom ik tot oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 227: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr 228 gaat over exportkredietgaranties. We zijn open voor transacties met Suriname, maar wel gesloten voor transacties met de Surinaamse overheid. Dat heeft te maken met financiële risico's. Die moeten we bezien. Dit betreft in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën en de minister voor Buitenlandse Handel. Op basis van het contact met de betreffende departementen kan ik aangeven dat de motie oordeel Kamer krijgt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 228: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 229 is een handgeschreven motie van de heer Van Baarle. De heer Van Baarle heeft een leesbaar handschrift. De motie betreft een inspanningsverplichting. Die wil ik aangaan. De motie is oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 229: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Het gevraagde in de motie op stuk nr. 230 — ik zeg het niet vaak — doen we al. Daarmee kom ik eigenlijk tot de appreciatie overbodig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 230: overbodig.
Minister Veldkamp:
Dan de motie op stuk nr. 231 over de ticketprijzen. Ik herken dat beeld wel. Ik wil daar echt wel met de Surinaamse regering over spreken. Ik heb toegezegd dat ik het ook met de KLM zal opnemen. Ik kan geen garantie geven op wat dat betekent. Ik kan hier niet morgen kortingen verstrekken, maar ik wil ook wel graag weten hoe het zit. Daarmee krijgt de motie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik verstond niet goed wat u zei, meneer Van Baarle. U wilt nog een vraag stellen. Dat kan. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank voor het woord, voorzitter. Dank aan de minister voor de positieve appreciatie van twee van mijn moties. De motie op stuk nr. 230 krijgt die niet. Ik weet dat de Nederlandse regering assistentie verleent aan Suriname voor het voldoen aan de criteria. Mijn oproep is dan ook niet om assistentie op dit niveau te verlenen. In de motie roep ik op om aan te bieden om naar wegen te kijken om dat verder te verdiepen. Ik vroeg net aan de minister aan welke criteria het nog schort. Daar zou de minister nog op ingaan. Dan kunnen we kijken naar manieren om meer hulp te bieden bij de criteria waar nog ontwikkeling moet zijn. Mijn motie ziet dus op het vergroten en verdiepen van die samenwerking. In dat kader zie ik haar niet als overbodig.
De voorzitter:
Wil de minister daarop reageren?
Minister Veldkamp:
Als ik haar mag zien als een aanmoediging om me verder te verdiepen in de complexe materie wat betreft de vraag wat er precies nodig is om aan die voorwaarden te voldoen, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Is de heer Van Baarle met die interpretatie akkoord? Dat is het geval. Dan krijgt de motie oordeel Kamer. Dan zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de minister, denk ik. Of wilde u nog iets anders aan de orde stellen?
Minister Veldkamp:
Niets anders, behalve de herhaling dat de nieuwe Surinaamse regering, om het even welke samenstelling die heeft, en eventueel de nieuwe presidente kunnen rekenen op een uitgestoken hand vanuit het Nederlandse kabinet.
De voorzitter:
Dan kom ik nu toe aan het voorlezen van de toezeggingen die door de griffier zijn genoteerd. Het zijn er vier, zo te zien.
De eerste toezegging luidt als volgt.
- De minister van Buitenlandse Zaken zal voor het einde van dit jaar na ontvangst van de IOB-evaluatie van het Makandra-programma een brief aan de Kamer doen toekomen over de voortzetting van het programma, mits de IOB-evaluatie positief is en de Surinaamse regering heeft aangegeven behoefte te hebben aan deze voortzetting.
Akkoord van alle kanten? Ja. Deze toezegging werd trouwens gedaan op voorstel van de heer Kahraman van NSC, moet ik vermelden.
Dan een volgende toezegging, gevraagd door de heer Paternotte van D66. Die toezegging luidt als volgt.
- De minister van Buitenlandse Zaken zal voor de begroting Buitenlandse Zaken middels een brief terugkomen op hoe het komt dat de Surinaamse politieke partijen zo snel een coalitie hebben gevormd.
Ook allen akkoord? Ja. Nou, prachtig.
Dan een toezegging op voorstel van de heer Ceder van de ChristenUnie. Die toezegging luidt als volgt.
- De minister van Buitenlandse Zaken zal in de brief met de Staat van het Consulaire terugkomen op de problemen met het verkrijgen van spoedvisa.
Ook akkoord aan alle kanten? Dan is dat zo genoteerd.
Dan de vierde toezegging.
- De minister van Buitenlandse Zaken zal na zijn bezoek aan Suriname een brief aan de Kamer doen toekomen over zijn bevindingen tijdens dit bezoek.
Dat was een toezegging naar aanleiding van een vraag van mij. Ook akkoord, minister? Ja.
Dan zijn we daarmee door de toezeggingen heen. Dan is er nog de laatste opmerking die ik zeker moet maken: we zijn nu gekomen aan het eind van de beraadslaging, en dat de stemmingen over de ingediende moties zullen plaatsvinden volgende week dinsdag, 10 juni.
Daarmee sluit ik deze bijeenkomst nog niet, want ik zie dat de heer Van Baarle nog iets wil zeggen. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Excuus, voorzitter, maar ik miste in de lijst de toezegging van de minister dat hij overleg gaat voeren met KLM. Daar ben ik dusdanig erkentelijk voor dat ik het graag op de lijst zou willen zien.
De voorzitter:
Minister, ziet u dat ook als een toezegging die u heeft gedaan?
Minister Veldkamp:
Ja, hoor.
De voorzitter:
Dan wordt dat ook genoteerd. Dan verklaar ik dit notaoverleg nu voor gesloten.