[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-10-02. Laatste update: 2025-10-13 14:18
Thorbeckezaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Actuele stand van zaken in de wereld (verplaatst van 1 oktober naar 2 oktober 2025)

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 2 oktober 2025 overleg gevoerd met de heer Van Weel, minister van Buitenlandse Zaken, over Actuele stand van zaken in de wereld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Klaver

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Westerhoff

Voorzitter: Piri

Griffier: Coco Martin

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Boswijk, Van der Burg, Dobbe, Kahraman en Piri,

en de heer Van Weel, minister van Buitenlandse Zaken, minister van Asiel en Migratie.

Aanvang 19.30 uur.

Actuele stand van zaken in de wereld

Aan de orde is de behandeling van:

  • Inventarisatie onderwerpen voor het commissiedebat over de actuele stand van zaken in de wereld (2025Z16874);
  • de brief van de minister van Defensie d.d. 4 september 2025 inzake internationaalrechtelijke procedures neerhalen vlucht MH17 (33997, nr. 187);
  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 september 2025 inzake kabinetsbeleid ten aanzien van Syrië, met aandacht voor de bescherming van Syrische minderheden (32623, nr. 376).

De voorzitter:

Ik open de vergadering. De commissie voor Buitenlandse Zaken spreekt vanavond over de actuele stand van zaken in de wereld. Ik heet de minister welkom. Gezien het onderwerp zal ongetwijfeld zo'n beetje het hele ministerie meeluisteren. Van de kant van de Kamer zijn aanwezig mevrouw Dobbe van de SP en de heer Kahraman van NSC. Welkom. Aangezien dit het laatste debat is voor het verkiezingsreces en op ons wordt gewacht met de plenaire stemmingen zou ik een poging willen doen om de hele wereld in een iets kortere tijd te bespreken. Iedereen heeft vier minuten spreektijd. Ik stel voor elkaar in de eerste termijn maximaal twee keer te interrumperen als dat nodig is. Met deze bezetting moet dat lukken.

Ik geef het woord aan mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel, voorzitter. De humanitaire ramp in Sudan is een van de grootste van dit moment. Meer dan 30 miljoen mensen zijn afhankelijk van hulp en miljoenen mensen zijn op de vlucht. Honger en seksueel geweld worden ingezet als oorlogswapen en hulpverleners worden systematisch aangevallen. Wij begrijpen dat het door exportrestricties van de Verenigde Arabische Emiraten en Kenia voor humanitaire organisaties ingewikkeld is om medicijnen en medische apparatuur Sudan in te krijgen. Daarom worden nu in Nederland voorraden opgekocht en naar Sudan verscheept. Dit stelt Nederland in staat om echt iets voor Sudan te betekenen. Het is best wel moeilijk om te achterhalen waarmee wij nog een verschil kunnen maken bij zo'n gruwelijk conflict. Is het mogelijk, vraag ik aan de minister, om de autorisaties voor de export van deze spullen versneld te behandelen en ervoor te zorgen dat de douane in havens en op vliegvelden prioriteit geeft aan medisch materiaal voor Sudan? Is er een manier om humanitaire organisaties te ondersteunen bij de logistiek of bij het dragen van de hogere kosten die gemoeid zijn met het uit Nederland halen van deze spullen?

Ik heb vaker gevraagd naar de fact-finding mission in Sudan. Het aanpakken van straffeloosheid is cruciaal bij het bestrijden van oorlogsmisdaden zoals systemisch seksueel geweld. Ik weet dat Nederland bijdraagt aan de fact-finding mission, maar van humanitaire organisaties in Sudan begrijpen wij ook dat er onvoldoende budget is, bijvoorbeeld om een specialist in te huren die de misdaden tegen vrouwen en kinderen onderzoekt. Met name door de schaal waarop seksueel geweld wordt toegepast, is het volgens ons wel belangrijk om dat te doen. Is het mogelijk om bij het verlenen van de Nederlandse bijdrage aan de fact-finding mission te vragen specifiek in te zetten op het onderzoeken van misdaden tegen vrouwen en kinderen of daar extra ondersteuning voor te geven? Dit gaat volgens mij echt niet om een enorme investering, terwijl het wel cruciaal is.

In Congo verwoest de rebellengroep M23 met steun van Rwanda grote delen van het land. Seksueel geweld tegen kinderen en vrouwen wordt ook hier op een schrikbarende manier gepleegd. Humanitaire organisaties kunnen nauwelijks nog hulp verlenen door gebrek aan financiering en toegang. Wij vinden dat Nederland moet pleiten voor sancties tegen meer verantwoordelijke leiders, tegen leden van M23 en tegen Rwanda als dat M23 steunt, en dat het moet pleiten voor een EU-verbod op de import van mineralen uit Rwanda zolang dat land M23 blijft steunen. Is de minister bereid om zich hiervoor in te zetten? Ook acute medische en psychosociale hulp voor slachtoffers van seksueel geweld is noodzakelijk. Op welke manier staat de minister in contact met hulporganisaties om te doen wat nodig is?

Afgelopen dinsdag spraken wij in de Tweede Kamer met een aantal mensen uit Syrië over As-Suwayda, waar de druzenbevolking wordt belegerd. Mijn collega Kahraman heeft daar eerder aandacht voor gevraagd. Meer dan 2.000 mensen zijn omgekomen en voedsel, water en medische zorg worden er steeds schaarser. Amnesty International en andere organisaties waarschuwen voor buitensporig geweld en zelfs voor executies. De Kamer heeft deze week een motie van de heer Kahraman daarover aangenomen. Daarnaast willen we vragen naar de mogelijkheid van humanitaire corridors. Hoe kan de regering zich daarvoor inzetten? Wil de minister hierover in gesprek gaan met humanitaire organisaties om te kijken welke mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat daar wel humanitaire hulp binnenkomt?

Tot slot heb ik een algemene vraag. Vorige week hadden wij het over het mensenrechtenbeleid. In de nota over het mensenrechtenbeleid wordt ook de invloed van de mondiale antirechtenbeweging genoemd. Die wordt gefinancierd vanuit een conservatief-rechtse beweging met het doel vrouwenrechten, maar ook rechten van lhbtiq'ers onder druk te zetten. In die nota erkent het kabinet dat dit schadelijk is voor de positie en de rechten van vrouwen. Deze beweging is supergoed gefinancierd. Ik geloof dat er onderzoeken zijn die laten zien dat zelfs 1 miljard euro in die beweging wordt gestopt. Vorige week hebben wij het gehad over de bezuinigingen en de financiering. Dat hoef ik deze week niet over te doen, maar ik zou wel willen vragen wat Nederland kan doen om bij te dragen aan een onderzoek naar de financiering en de effecten en wat Europa en Nederland kunnen doen om zich in te zetten voor de rechten van vrouwen en meisjes en hen te beschermen tegen deze beweging.

Dat was 'm, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De collega's die net zijn binnengekomen, de heer Van der Burg van de VVD, de heer Van Baarle van DENK en de heer Boswijk van het CDA, heet ik welkom. Voor hen merk ik op dat we hebben afgesproken dat de leden elkaar in de eerste termijn maximaal twee keer interrumperen en dat we echt pogen om, alhoewel we de hele wereld bespreken, het zo kort mogelijk te houden.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Kahraman.

De heer Kahraman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik begin met de situatie in Syrië. Syrië is al jaren een verscheurd land. Eerst zat het jarenlang onder het juk van de familie Assad en nu voert de voormalig Al-Qaidaleider Al-Jolani er de heerschappij. Ruim een half miljoen mensen zijn gedood, onder wie meer dan 30.000 kinderen. Toch blijft de internationale aandacht opvallend beperkt. Na de machtswisseling in Syrië heb ik herhaaldelijk gewaarschuwd voor het te snel opheffen van sancties, voor het witwassen van de voormalig Al-Qaidastrijder tot staatsman en voor de loze beloftes over een inclusief Syrië. Waarvoor is gewaarschuwd is nu helaas werkelijkheid geworden. Minderenheden zoals alawieten, druzen en christenen zijn slachtoffer van moordpartijen en worden geïntimideerd en uitgesloten van humanitaire hulp.

Voorzitter. Mijn collega Dobbe merkte het ook op: afgelopen dinsdag zijn hier druzen op bezoek geweest die een petitie hebben aangeboden. De situatie is echt nijpend. De provincie van de druzen, As-Suwayda, wordt op dit moment omsingeld door regeringstroepen. Die zorgen ervoor dat er niks kan binnenkomen, dus ook geen eten. Zelfs meel, een basisbehoefte, mag niet meer binnenkomen. Zij roepen de internationale gemeenschap echt op om hen te helpen en ervoor te zorgen dat er in As-Suwayda weer humanitaire hulp binnenkomt.

Ik heb eerder een motie ingediend over het bestemmen van humanitaire hulp, specifiek voor deze kwetsbare groepen in Syrië. Ik zou echt van de minister willen weten in hoeverre hulp op dit moment bij de druzen terechtkomt. Ik heb ook eerder aan de minister gevraagd hoe het kan dat humanitaire hulp niet binnenkomt. Ik krijg dan vaak het verhaal te horen dat de druzen de hulp niet binnenlaten. Dat gaat er bij mij niet in. We moeten echt alles proberen om deze groep zo veel mogelijk te helpen en ervoor te zorgen dat voor de basisbehoeften gewoon humanitaire hulp het land binnenkomt.

Voorzitter. Laat ik nog iets benoemen. Vanavond kreeg ik tijdens het vorige debat allemaal appjes binnen. Ik dacht: wat is er aan de hand? Ik kreeg van familie en vrienden uit Syrië te horen dat zojuist twee christelijke mannen zijn vermoord door twee mannen die op motoren reden en hen hebben neergeschoten. Ik zou de minister dus echt willen oproepen om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze mensen, de kwetsbaren — ik ga ze geen "minderheden" noemen, want het zijn de oorspronkelijke bewoners van het land Syrië — gewoon veilig in hun eigen land kunnen blijven wonen.

Voorzitter. Dan heb ik aan de minister een vraag over de motie die een aantal weken geleden door de heer Ceder en mij is ingediend en door de Kamer is aangenomen. Daarin hebben wij de minister verzocht om in VN-verband na te gaan hoe we een coalitie van landen kunnen vormen om Al-Jolani onder druk te zetten, opdat hij deze kwetsbare groepen met rust laat en hen respecteert als inwoners van zijn land. Ik hoor graag welke resultaten de minister in VN-verband heeft geboekt bij het vormen van coalities en het zetten van druk op Al-Jolani.

Voorzitter. De vorige minister heeft ingestemd met het opheffen van de sancties. Daarvoor was unanimiteit nodig. Hij heeft zijn veto niet gebruikt, maar hij heeft wel geëist dat dan aan een aantal voorwaarden werd voldaan, waaronder de voorwaarde dat de sancties niet zouden worden opgeheven, maar opgeschort, zodat wij dat makkelijk kunnen terugdraaien, mocht Al-Jolani zich niet houden aan de afspraken. Voor mij is echt de vraag: hoelang wachten we nog met Al-Jolani te wijzen op zijn verplichting om ook deze groepen met rust te laten en hen te beschouwen als inwoners van zijn land? Ik zou dus graag van de minister willen weten of het niet tijd wordt om het opschorten van die sancties weer terug te draaien.

Voorzitter. Ik wil toch echt ook stilstaan bij een aantal conflicten in de rest van de wereld.

De voorzitter:

U heeft nog 4 seconden.

De heer Kahraman (NSC):

O! Nou ja, laat ik dan noemen: de humanitaire ramp in Jemen, de vluchtelingen in Congo, het uitmoorden van christenen in de Sub-Sahara en de vrouwen en meisjes in Sudan die door de strijdende partijen op een gruwelijke wijze seksueel worden misbruikt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Burg, VVD. O! Er is een interruptie van de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Er stond ook nog een ander onderwerp op de agenda, namelijk Afghanistan en de Afghaanse bewakers. Dat is een van de eerste onderwerpen waar dit kabinet een streep door heeft gezet en waarbij het een afspraak heeft teruggedraaid. Vandaag is in de NRC hierover een artikel verschenen. Heeft dat NSC van standpunt doen veranderen? Want ik hoor een vurig pleidooi voor minderheden, voor kwetsbare mensen. Daar ben ik het erg mee eens; wat dat betreft alle steun van het CDA. Horen de Afghaanse bewakers daar ook bij?

De heer Kahraman (NSC):

Ik kan de heer Boswijk nu een sneer geven, maar dat zal ik niet doen, want we hebben dit drie uur geleden in de vorige commissie uitvoerig met elkaar besproken. Ik kan dat dus herhalen. Wij hebben ook aangegeven dat onze fractie over het antwoord van de minister in conclaaf zal gaan om te kijken of er nieuwe informatie is op basis waarvan wij een oordeel gaan vormen over de Afghaanse bewakers. In de afgelopen maanden heb ik meerdere keren met de vorige minister gebeld en gevraagd hoe het staat met de Afghaanse bewakers. Ik was verheugd om te horen dat hij al een schrijnend geval had toegelaten. Nou, deze minister bevestigde zelf dat het zelfs een vrolijke bewaker was. Ik ben blij dat de vorige minister een geval als schrijnend heeft aangemerkt en haar en haar familie naar Nederland heeft gehaald. Ik hoop dat ook deze minister barmhartig zal omgaan met zijn bevoegdheid.

De voorzitter:

De minister heeft aangegeven in dit debat straks nog even op een aantal vragen terug te komen. Meneer Boswijk, heeft u nog een vervolgvraag?

De heer Boswijk (CDA):

Nee.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we door naar de heer Van der Burg, VVD.

De heer Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Gezien de manier waarop we de laatste tijd in de Kamer met elkaar omgaan en omdat er verkiezingen komen, had ik mij heilig voorgenomen om overal de verbinding in te zoeken en dus niet het gevecht met collega's aan te gaan. Dat is vandaag in dit debat wel extra lastig, want voor een debat over Gaza weet iedereen tijd te vinden en dan zijn we met vijftien woordvoerders, maar vandaag zijn we met z'n zessen. Ongetwijfeld zullen er collega's zijn die hele goede redenen hebben om hier niet te zijn. Ik ken ook een aantal collega's die hier altijd zijn, alleen toevallig nu niet. Ik vind het toch wel bijzonder dat, nu het gaat over Sudan, Congo en Afghanistan, er maar zes partijen aanwezig zijn, terwijl er vijftien het gevecht aangaan in debatten over Gaza.

Voorzitter. Ik ga in op Sudan. Eigenlijk heb ik niks aan te vullen op hetgeen mevrouw Dobbe allemaal over Sudan heeft gezegd. Mevrouw Dobbe en ik trekken volgens mij redelijk gezamenlijk op bij het vragen van aandacht voor Sudan. 30 miljoen mensen hebben op enigerlei wijze hulp nodig. 10 miljoen mensen zijn op de vlucht. Overigens is het merendeel in het land zelf op de vlucht, maar kijk ook naar de hoeveelheid mensen die naar Egypte is gegaan. Een deel van hen wordt niet eens als vluchteling erkend. Volgens de laatste cijfers verkeren 638.000 mensen in acute nood en zijn er al meer dan 150.000 doden gevallen. Het wrange is dat ook steeds meer hulporganisaties zeggen: we redden het daar niet; de situatie is daar niet veilig, dus we trekken ons daar terug. Ik snap dat overigens. Het is geen verwijt aan enige hulporganisatie, maar het is wel wrang. Dit conflict krijgt ook niet de aandacht die andere conflicten krijgen. Ik vind dat we daar toch nadrukkelijk aandacht aan moeten besteden, niet alleen omdat het om deze aantallen mensen gaat, wat op zich al een morele reden is om met Sudan bezig te zijn, maar ook omdat de westerse samenleving er belang bij heeft dat daar vrede ontstaat, al was het inderdaad maar vanwege de door vele Nederlanders gevoelde prioriteit om migratiestromen in te dammen. Want hier hebben we het echt over heel grote aantallen. Het is belangrijk dat we daar toch bij stil blijven staan.

Ik ga het vandaag op geen enkele wijze hebben over Israël en Gaza, want ik heb heel nadrukkelijk gezegd dat dit overleg juist over de andere conflicten moet gaan. Maar het ingewikkelde is wel dat een aantal Arabische landen die wij nodig hebben in het kader van het conflict Israël-Hamas, een rol spelen in het conflict in Sudan. Er zijn dus geopolitieke redenen om met bepaalde partijen voorzichtig om te gaan, maar dat zijn tegelijkertijd partijen waar we druk op zouden moeten uitoefenen om een bijdrage te leveren aan het stoppen van dit conflict. Ik vraag toch een reactie van de minister. Ik besef dat deze minister in het openbaar in dezen op eieren moet lopen, want deze minister heeft natuurlijk een hell of a job met alles wat hierbij speelt. Luns zei ooit: "Het voordeel van een klein land is dat het heel veel buitenland heeft. Het nadeel is dat je als minister van Buitenlandse Zaken eigenlijk 20 banen hebt en 30 ballen tegelijk in de lucht moet houden." Toch vraag ik hierop van de minister een reflectie.

Over Congo is al het nodige gezegd, maar Congo kan hier niet onbenoemd blijven, al was het maar omdat er nu een soort van vredesdeal ligt, ingestoken door de Verenigde Staten. We zien dat die vredesdeal — laat ik het voorzichtig zeggen — niet heel erg lijkt te werken en dat een aantal zaken die daarbij zijn afgesproken, toch niet van de grond lijken te komen. Amerika speelt daar niet automatisch een goede rol in, anders dan dat Trump dit kon vermelden op zijn lijstje van zeven oorlogen die hij had gestopt, waardoor hij nu toch echt de Nobelprijs verdient. We zien daarin natuurlijk ook de dubieuze rol van Rwanda. In dit kader noem ik ook even de discussie over de grondstoffen, die dit niet alleen voor Rwanda, maar ook voor de rest van de wereld belangrijk maken. Een interruptie, voorzitter?

De voorzitter:

Nee, u bent door uw tijd heen. Dank voor uw inbreng. Ik zie geen interrupties. Ja, toch. Mevrouw Dobbe komt u helpen. Mevrouw Dobbe, een aardige interruptie voor de heer Van der Burg.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik ga hem toch niet vragen wat hij nog meer had willen zeggen, want ik wil iets anders vragen. Aangezien we hier vanavond de verbinding zoeken, wil ik eens even kijken hoever we kunnen komen voor Sudan. Ik weet dat er signalen zijn dat er te weinig budget is voor de fact-finding mission. Ik weet ook hoe belangrijk het tegengaan van straffeloosheid is om te voorkomen dat nieuwe oorlogsmisdaden worden begaan, zoals het seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes dat we nu zien. Daarvoor moet je straffeloosheid aanpakken, want anders kun je dat nooit stoppen. Als nu blijkt dat er inderdaad onvoldoende budget is voor de fact-finding mission, is de VVD dan bereid om in het belang van Sudan en gelet op de waarde die de VVD daaraan hecht, te zeggen dat daar misschien wat extra middelen bij moeten?

De heer Van der Burg (VVD):

Extra middelen erbij betekent dat van andere budgetten extra middelen af moeten. We moeten dit dus altijd in dat kader bekijken. Ik wil wel welwillend naar de vraag van mevrouw Dobbe kijken, want het is niet alleen put your money where your mouth is. Het is echt belangrijk om te kijken wat we in dezen kunnen doen, maar ik kan hier nooit ja op zeggen zonder dat ik weet waar een eventuele dekking vandaan komt, want het gaat ten koste van iets anders. Maar ik kijk graag met u mee. Sorry! Ik kijk graag met mevrouw Dobbe mee, voorzitter.

De voorzitter:

Heel netjes. Mevrouw Dobbe heeft nog een vervolgvraag.

Mevrouw Dobbe (SP):

Nou, dank u wel. Dan hoop ik dat er inderdaad positief wordt geoordeeld over deze plannen, die de VVD ongetwijfeld hartstikke goed vindt.

In mijn inbreng heb ik over de verschrikkelijke oorlog in Congo gezegd dat we moeten pleiten voor een EU-verbod op de import van mineralen uit Rwanda zolang dat land M23 blijft steunen. Kan de heer Van der Burg dat ook steunen?

De heer Van der Burg (VVD):

Dat weet ik niet. Maar als ik hier zeg "dat weet ik niet", dan zit dat dichter bij een nee dan bij een ja. En dat heeft te maken met de geopolitieke situatie rondom de grondstoffen. Daarom heb ik die vraag ook zelf aan de minister gesteld. Ik kan het er nu niet meer over hebben, want ik ben door mijn spreektijd heen en de voorzitter is terecht streng, maar we zien natuurlijk dat China bezig is met het creëren van een monopolie op een aantal cruciale grondstoffen. Ik zie dat in andere landen die deze cruciale grondstoffen hebben, ook een mensenrechtenvraagstuk aan de orde is. Tegelijkertijd zie ik dat wij in Europa wel afhankelijk zijn van die cruciale grondstoffen, die wij bijvoorbeeld gebruiken ten behoeve van onze eigen veiligheid. Ik vind dit dus een heel ingewikkelde. Ik neig dus naar een nee, tenzij de minister mij ervan overtuigt dat wat mevrouw Dobbe vraagt, heel erg zinnig is.

De voorzitter:

Dat wachten we in spanning af. Er is nog een interruptie van de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Aangezien we de verbinding zoeken, ben ik benieuwd wat de heer Van der Burg nog meer te melden heeft.

De voorzitter:

Nou, nou. De heer Van der Burg. Maar wel graag binnen één minuut.

De heer Van der Burg (VVD):

Ja, voorzitter. Ik vind het buitengewoon aardig van het CDA om hierbij stil te staan. Ik had in ieder geval nog stil willen staan bij Afghanistan, maar dan niet bij de Afghaanse bewakers. Daar hebben wij het vanmiddag over gehad en toen heb ik ook mijn bijzondere positie in dezen uitgelegd. Wij hebben natuurlijk wel te maken gehad met een regering-Biden die Afghanistan in de steek heeft gelaten. Zonder de Amerikanen waren wij niet in staat om daar zelf nog een toonaangevende rol te spelen. We hebben ons dus ook terug moeten trekken, met alle gevolgen van dien. Vanmiddag hebben we het daar onder andere in een specifieke situatie over gehad. Ik zie wel dat bijvoorbeeld de laatste berichten niet alleen gingen over het internet, dat af werd geschaald en nu weer enigszins terugkomt, maar ook over de positie van vrouwen en meisjes. Vrouwen en meisjes bestaan niet meer in het openbare leven. Hun stem mag niet meer gehoord worden. Normaal gesproken zou je dat figuurlijk bedoelen, maar hier is dat zelfs letterlijk het geval. Alhoewel wij ons hebben moeten terugtrekken door de terugtrekking van de Amerikanen, vind ik toch dat wij een bijzondere relatie hebben met Afghanistan en dus ook met specifiek deze groep, die nu — ik zou bijna zeggen: meer dan in welk ander land ook — totaal van de visuele kaart wordt geduwd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. In vervolg op de heer Van der Burg wil ik beginnen met Afghanistan. Het is inderdaad een land waarin het Westen twintig jaar lang militair aanwezig was, maar uiteindelijk leven talloze Afghanen er in armoede en honger. Afghanistan wordt niet alleen geteisterd door die armoede en die honger, maar ook door het leed dat is veroorzaakt door een allesvernietigende aardbeving waarbij meer dan 3.000 doden zijn gevallen en tienduizenden gewond zijn geraakt. Dat leed is onbeschrijfelijk. Naar aanleiding van vragen die ik een tijd terug bij de regeling van werkzaamheden heb gesteld, hebben wij een brief gekregen van de regering. Daarin somt de regering eigenlijk op wat zij al deed. Mijn vraag is hoe de Nederlandse regering de hulp aan de slachtoffers van die aardbeving kan vergroten en de honger en de armoede die daardoor zijn toegenomen, kan verlichten. Hoe vestigt Nederland ook in de diplomatieke contacten die het met andere landen heeft, de aandacht op de noodzaak van het vergroten van die hulp?

Voorzitter. Dan de Oeigoeren. De genocide die op de Oeigoeren wordt gepleegd, is echt verschrikkelijk. China vierde recent nog de 70ste verjaardag van de annexatie van Oost-Turkestan. Het kondigde aan via tientallen nieuwe luchtroutes naar Europa producten te gaan verkopen die eigenlijk zijn gemaakt met inzet van Oeigoerse slavenarbeid. Kan de minister in ieder geval beloven dat geen van deze vluchten ooit naar Nederland zal gaan? Kan hij ook een update geven van de uitvoering van de motie van DENK waarin de regering wordt opgeroepen te pleiten voor meer sancties tegen de schenders van de mensenrechten van de Oeigoeren? Kan de minister duidelijk aangeven hoe de maatregelen die bedoeld zijn om producten die met inzet van dwangarbeid tot stand zijn gekomen te weren, ingezet zullen worden om producten te weren die tot stand zijn gekomen met inzet van Oeigoerse dwangarbeid? Dat zou met snelheid gebeuren, maar daar hebben we nog niks van gehoord.

Voorzitter. Ook ik wil een blik op Syrië werpen. De pleidooien die in de Kamer worden gehouden en vrijwel alle moties over de posities van minderheden steunen wij. Het moedige Syrische volk heeft jarenlang gevochten om het bloedige bewind van Assad ten val te brengen. Tegen Assad is nu een arrestatiebevel uitgevaardigd. Het is zaak alles op alles te blijven zetten om ervoor te zorgen dat Assad voor het gerecht gebracht wordt. Daar is gewoon hulp van Nederland bij nodig. Hoe staat Nederland ertegenover om de slager van Damascus te laten vervolgen? Welke inspanningen verricht Nederland om ervoor te zorgen dat Assad die vervolging niet ontloopt?

De humanitaire situatie in Syrië blijft uiterst zorgwekkend. Kan de minister een update geven van de inspanningen die de Nederlandse regering op dit moment levert inzake het ondersteunen van de wederopbouw en het geven van steun aan de bevolking?

Voorzitter. Ik zou de minister ook willen vragen welke de inspanningen de Nederlandse regering levert om de Rohingya in Myanmar te helpen, een minderheid die toch wel een van de grootste slachtoffers is van de oorlog die daar nu woedt en die nu onder erbarmelijke omstandigheden in vluchtelingenkampen in de aangrenzende landen leeft. Dat moet onze aandacht krijgen. Hoe is bijvoorbeeld mijn aangenomen amendement uitgevoerd dat ertoe strekt daarvoor budget vrij te maken?

Voorzitter. Ik zou ook stil willen staan bij Bosnië, een prachtig land dat verscheurd is door de verschrikkelijke genocide die daar heeft plaatsgevonden. Ook vele Bosnische Nederlanders dragen dat verleden nog elke dag met zich mee. Tot op de dag van vandaag vragen zij of er in Nederland een permanent monument kan komen om de slachtoffers van die genocide te herdenken. Nu is pas door de Nederlandse regering een plek onthuld. Mijn laatste vraag aan de minister is of hij kan toezeggen dat dit permanente monument op die plek op de kortst mogelijke termijn zal worden gerealiseerd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het hier vaak over Gaza en Oekraïne. Het is goed dat we nu eindelijk ook stilstaan bij veel andere conflicten en schrijnende situaties. Zoals velen wil ik beginnen met Afghanistan. Eerlijk is eerlijk: ik moet keuzes maken tussen debatten. Het was geen sneer. Het was een oprechte interesse; ik wilde weten hoe mijn collega's van de andere partijen daarin staan. Aangezien Afghanistan op de agenda van dit debat staat, heb ik niet aan het andere debat deelgenomen. Ik ben heel benieuwd hoe de minister reflecteert op het artikel in de NRC en wat daarvan waar is. En als dat waar is, ben ik benieuwd of dat een reden is om het hoger beroep te stoppen. Het CDA is altijd tegen het terugdraaien van dit besluit geweest. Wij hebben dat toen beschamend genoemd. Door de informatie van nu voelen wij ons alleen maar gesterkt in ons oordeel. Ik hoop dus van harte dat de partijen die destijds voor het terugdraaien van die deal waren, dat nu zullen heroverwegen.

Voorzitter. Wereldwijd wordt een op de zeven christenen vervolgd. Volgens Open Doors zijn dat 380 miljoen mensen. Het CDA wil dat Nederland bouwt aan een internationale coalitie tegen geloofsvervolging en voor de bescherming van christenen in het bijzonder. Wij vroegen eerder naar een speciale VN-resolutie over religie in conflict en vrede, vergelijkbaar met VN-resolutie 1325 over Women, Peace and Security. De minister, toen de heer Veldkamp, stond daar toen niet echt voor open. Is deze minister wel bereid om zich nu voor deze resolutie in te zetten? Hoe voert hij de motie van de ChristenUnie en de SGP uit waarin de regering wordt opgeroepen om christenvervolging structureel op te nemen in diplomatieke gesprekken?

Voorzitter. In het licht daarvan maak ik mij ook grote zorgen over de positie van christenen, maar ook van druzen in Syrië. Ik ga daarbij nog niet zover als collega Kahraman. Ik zeg niet dat we moeten stoppen met diplomatieke banden enzovoort, want ik zie ook andere dilemma's, maar ik ben wel benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt.

Collega Dobbe vraagt altijd terecht aandacht voor Sudan. Daar sluit ik mij helemaal bij aan. Daar woedt een bloedige strijd waar wij veel te weinig over horen. We weten dat onder andere de Verenigde Arabische Emiraten daar een rol in spelen. Hoe kijkt de minister daarnaar? Hoe kunnen wij daarbij onze relatie met die partijen gebruiken?

In Congo zien we eigenlijk hetzelfde. De collega van de VVD, de heer Van der Burg, maakte daar ook al een opmerking over, net als over het vredesplan, dat ook nog niet echt van de grond komt, om het maar even licht uit te drukken. Hoe kijkt de minister daarnaar? Welke rol kan Europa spelen, ook als het gaat om de grondstoffen? We zien natuurlijk ook dat China daarin een heel grote rol speelt.

Ik wil afsluiten met de volgende, laatste vraag. Net is bekend geworden dat het Chinese staatsbedrijf CITIC Telecom CPC voor 99% aandeelhouder is van de onderzeese kabels tussen Finland, Zweden en Estland. Daarmee kan het praktisch al het verkeer afluisteren. Is de minister bereid om te onderzoeken hoe groot de Chinese invloed is bij de onderzeese kabels die op Nederlands grondgebied liggen?

Dat was 'm. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Aangezien ik de collega's heb gevraagd of het wat korter kon, zie ik af van mijn eigen inbreng. Daar zullen een aantal ambtenaren die zich bezighouden met Georgië, Turkije, de Kaukasus en Servië heel blij mee zijn. Ik kijk naar de minister. Hoeveel tijd heeft u nodig? Twintig minuten. Dan gaan we verder om 20.20 uur.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van het kabinet. Voor ik het woord geef aan de minister: we hebben net een experiment afgesproken waarbij er een onbeperkt aantal interrupties is, maar van maximaal 30 seconden. Zodra iemand daaroverheen gaat, zijn alle interrupties voor diegene op. Ik geef eerst het woord aan de minister.

Minister Van Weel:

Creatief, voorzitter. Ik ben benieuwd. Ik heb twee blokjes: de landensituaties en de thema's.

Ik begin met de landensituaties. Binnen de landensituaties begin ik met een leftover van het vorige debat, namelijk de schrijnende gevallen. Wat is de omschrijving daarvan, wat zijn de criteria en hoeveel zijn er in deze kabinetsperiode toegekend? Ik begin met dat laatste. Dat was er één: de vrouwelijke bewaker over wie ik eerder sprak. Dat is het enige geval dat tijdens deze kabinetsperiode door mijn voorvoorganger is toegekend. Ik zal de tekst voorlezen die over de schrijnende gevallen gaat. Het zijn uitzonderingsgevallen die net buiten de grenzen van de bestaande kaders vallen en niet op voorhand te definiëren, unieke situaties zijn. Deze uitzonderlijke gevallen worden via verschillende kanalen onder de aandacht gebracht. Vervolgens wordt hier goed naar gekeken en uiteindelijk wordt de betrokken minister daarvan op de hoogte gebracht, en wordt hij geadviseerd om deze unieke gevallen goed te keuren als schrijnend. Dat betekent dat we al die verzoeken zien, kijken of er bestaande voorzieningen zijn waarvoor iemand in aanmerking komt en of er bijzondere omstandigheden zijn die in dit geval wellicht als schrijnend gezien kunnen worden, terwijl de casus als zodanig buiten de bestaande voorzieningen valt. Juist daarom zijn er geen vaste criteria, omdat als je vaste criteria had gehad, je nieuwe voorzieningen had kunnen maken. Ik zegde u toe dat dit vast gedefinieerd was, maar dat is het dus niet. Er bestaat een discretionaire bevoegdheid om, bij het vallen buiten die criteria, daar enige ruimte in te vinden; dat gebeurt altijd op advies van het apparaat.

Mevrouw Dobbe (SP):

Was de eerste zin "net buiten de kaders vallen"? Wat bedoelt u dan met "net buiten"?

Minister Van Weel:

Bedoelt u hoe ver het buiten de kaders valt? Daar gaan we al, voorzitter.

Mevrouw Dobbe (SP):

Het is een nogal vage beschrijving, die kan leiden tot willekeur. Daarom ben ik dus benieuwd wat "net buiten de kaders" betekent.

Minister Van Weel:

In algemene zin ben ik geen voorstander van discretionaire bevoegdheden, juist omdat daar altijd enig gevaar van willekeur ligt. Bij het asieldebat vanmorgen had u dat kunnen horen. In dit geval kan ik het alleen maar duiden aan de hand van het laatste voorbeeld dat we hebben gehoord: iemand die eigenlijk in een groep viel waar nu over geprocedeerd wordt, is toch wel toegelaten, ondanks dat zij strikt gezien toch wel voldeed aan dezelfde criteria. Vanwege het zijn van vrouw in een land waar het leven aan vrouwen compleet wordt ontzegd, is in dit geval toch een uitzondering gemaakt. Ik denk dat dit een voorbeeld is waarbij de voorziening als zodanig niet de ruimte had geboden, maar de schrijnendheid van dit individuele geval daar wel ruimte voor heeft geboden. Ik kan het niet harder maken dan dat. De opdracht is natuurlijk om willekeur altijd te voorkomen.

De voorzitter:

Mevrouw Dobbe. U mag van mij interrumperen, zolang u onder de 30 seconden blijft.

Mevrouw Dobbe (SP):

Zijn de 42 bewakers die het kort geding hebben aangespannen ook beoordeeld op deze criteria?

Minister Van Weel:

Alle gevallen worden beoordeeld langs de meetlat van de bestaande voorzieningen. Als ze erbuiten vallen, maar er sprake is van bijzondere omstandigheden die schrijnendheid zouden kunnen veroorzaken, dan worden die onder de aandacht gebracht. Dit ene geval is zo naar boven gekomen, maar de andere 42 dus niet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Echt tot slot. Zijn die 42 bewakers nou op basis hiervan beoordeeld of niet?

Minister Van Weel:

Er is geen vinkje schrijnendheid, want het is juist iets dat buiten de bestaande voorzieningen valt. Er zijn dus wel vinkjes voor de bestaande voorzieningen. Bij het beoordelen van mensen langs de bestaande voorzieningen kun je aanlopen tegen een casus waarvan je zegt: alles aan deze casus zegt eigenlijk dat je hier wel zou willen inwilligen, maar mijn vinkjes uit de voorzieningen passen niet. Dan komt zoiets omhoog als een schrijnende casus.

De heer Kahraman (NSC):

Ik wil dit echt ook begrijpen en ik begrijp het: als het onder de voorzieningen was gevallen, hadden we ze gewoon opgehaald. Dit zijn precies de gevallen die buiten de boot vielen, die dus niet direct in dienst waren van de Staat, die niet in de eerste ring waren. Een mooi voorbeeld inderdaad: het is een vrouw, de situatie is echt veranderd en vrouwen hebben geen leven meer na de machtsovername; daarom heeft de minister haar waarschijnlijk toegelaten.

Minister Van Weel:

Ja, daar heeft de heer Kahraman gelijk in. Hij zei: goh, er waren zelfs vrouwelijke bewakers in Afghanistan. Ik ben heel veel naar politieagenten-opleidingen voor vrouwen en vrouwelijke Afghan National Army-opleidingen geweest. Dan zie je hoe dit land gewoon honderden jaren in de tijd is teruggeworpen; dat is echt schrijnend om te zien.

De voorzitter:

Ik zie verder geen interrupties, dus de minister vervolgt zijn betoog.

Minister Van Weel:

Ik denk dat ik zo nog wel een stukje Afghanistan tegenkom, maar dan van een andere orde. We schieten nu toch even naar Sudan. Ik begin met de vraag van mevrouw Dobbe of het mogelijk is om exportautorisaties van medische spullen versneld te behandelen en prioriteit te geven. Er is geen specifieke exportautorisatie voor humanitaire hulp. Door welk malletje het moet, hangt elke keer af van wat voor soort goed het is, in het kader van de exportvergunning. De strategische goederen hebben bijvoorbeeld misschien een ABDO-autorisatie nodig via het ministerie van Buitenlandse Zaken, terwijl andere goederen weer vallen onder algemene exportregels en een certificaat van oorsprong vereisen voor het land van bestemming. Het hangt dus niet af van het doel van de goederen, maar van de aard van de goederen. Dat maakt het moeilijk om een specifieke categorie te maken voor medisch of humanitair. Ik snap natuurlijk uw verzoek; hoe makkelijker we dit kunnen maken, hoe beter. Alleen, via de exportcategorie kan het dus niet.

De voorzitter:

Heeft de minister dit onderwerp afgesloten?

Minister Van Weel:

Sudan niet, maar wel deze vraag.

De voorzitter:

Zullen we dan gewoon eerst het blokje Sudan doen? Gaat u door.

Minister Van Weel:

Hoe dragen we bij aan de fact-finding mission in Sudan? Heeft die voldoende middelen? We steunen in de VN-Mensenrechtenraad als lid van de kerngroep de mandaatverlengingen van de fact-finding mission in Sudan, want zonder die mandaatverlengingen kan de fact-finding mission überhaupt niks doen. We kunnen niet direct financieel bijdragen aan de fact-finding mission in Sudan vanwege de onafhankelijkheid van de fact-finding mission, maar indirect steunen we die wel, via ongeoormerkte bijdrages aan het OHCHR. Het gaat om 6,5 miljoen euro in 2025 en een recente bijdrage van 2 miljoen euro aan het landenkantoor in Sudan, dat indirect ook het werk van de FFM ondersteunt. Helaas zijn ook de middelen van de FFM wel beperkt, vanwege de financiële crisis bij de VN. Ik heb zelf een event gehost in New York waarbij we ook leden van de fact-finding mission op beeld hadden om te vertellen over het werk dat zij doen; zeer indrukwekkend en zeer nodig. Ook hier toont het aan dat zonder accountability het conflict in ieder geval nooit tot een einde zal komen, dus ik ondersteun hun werk van harte en zal dat ook blijven doen.

Ik heb nog een aanvulling op het vorige punt van mevrouw Dobbe. We gaan wel op een andere wijze in overleg met hulporganisaties, om te kijken wat we meer kunnen doen om hen logistiek te ondersteunen, om in ieder geval de flow van goederen naar Sudan zo snel en zo goed mogelijk te laten verlopen. Dat gaat dus niet via de exportrestricties, maar wel op andere wijzen.

Dan de rol van Arabische landen in het conflict in Sudan. Er waren een aantal vragen daarover: eentje specifiek gericht op de VAE en eentje van de heer Van der Burg, wat meer in z'n algemeenheid. Ja, ik denk dat Arabische landen en ook de VAE een belangrijke rol kunnen spelen in de voortzetting dan wel de beëindiging van dit conflict. We wijzen ze ook op hun verantwoordelijkheden onder het internationaal recht, wanneer dat nodig is, en we moedigen ze van harte aan om een positieve bijdrage te leveren aan het beëindigen van het conflict. Het is in die zin een van de vaste gespreksonderwerpen met al deze landen. Zo kijken we of we in ieder geval een klein duwtje kunnen geven in de richting van de-escalatie, in ieder geval wat betreft de naleving van het internationaal humanitair recht en de ongehinderde humanitaire toegang; daar schort het op dit moment zeker aan.

Dan kom ik, in ieder geval tijdelijk, bij Congo en Rwanda.

De voorzitter:

Er zijn nog een aantal interrupties. Mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Om te beginnen, het is heel fijn dat u het gesprek wil voeren om te kijken hoe we dat kunnen ondersteunen. Krijgen we daar een terugkoppeling van? Dan kunnen we namelijk ook kijken of we daarmee kunnen helpen.

Minister Van Weel:

Nee, dat valt echt onder de vertrouwelijkheid van het diplomatieke verkeer. Dat is ook een groot goed, want daardoor kun je in meer openheid spreken met die landen. Als zij zouden weten dat alles wat wij daar bespreken, naar buiten komt, dan houdt het open verkeer al snel op. Het diplomatieke verkeer is daarom dus ook uitgezonderd van bijvoorbeeld de Wet open overheid of andere verzoeken.

Mevrouw Dobbe (SP):

Oké. Dan heb ik nog gevraagd om een specialist die misdaden tegen vrouwen en kinderen onderzoekt. Daar hebben verschillende organisaties verzoeken voor gedaan. Kunnen we daar misschien nog wat in betekenen?

Minister Van Weel:

Wij kunnen dat zelf dus niet, omdat we niet direct de fact-finding mission kunnen financieren. Dat moet dan echt gaan via het OHCHR, vanwege de onpartijdigheid van de fact-finding mission. Ik kan wel toezeggen dat wij in overleg gaan met het OHCHR om te vragen of dit een van de zaken is waar aandacht voor is. Dan nog kunnen wij niet direct financieren en financieren wij via het OHCHR. Maar we zullen kijken of dit op hun lijst staat.

De voorzitter:

Dan was er nog een vraag van de heer Van der Burg. Nee? O, dan zag ik dat verkeerd. Dan vervolgt de minister zijn betoog.

Minister Van Weel:

Congo, Rwanda en M23. Over onderwerpen die wij opbrengen gesproken: ook dit onderwerp heb ik in het eerste contact met mijn Rwandese collega opgebracht. Ook daarover zal ik weer niet in details treden, maar weet dat dit onze aandacht heeft in de contacten die wij hebben. In januari hebben we in EU-verband gepleit voor sancties tegen M23 en het Rwandese leger. Die sancties zijn in maart in werking getreden. We hebben ook in EU-verband gepleit voor opschorting van de MoU met Rwanda over kritische grondstoffen. Momenteel is dat MoU under review geplaatst door de Commissie. De uitvoering daarvan ligt op dit moment dus stil. Dat hebben we ook opgenomen in de Afrikastrategie en de Grote Merenstrategie, die we deze week hebben verzonden.

Op welke wijze staan wij in contact met organisaties voor de medische ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld in Congo? Wij ondersteunen de humanitaire partners die betrokken zijn bij de hulpverlening daar in de DRC, dus de Dutch Relief Alliance, het Rode Kruis, UNICEF, het World Food Programme en het ICRC. Dat doen we met flexibele financiering. De medische ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld is onderdeel van de humanitaire hulpverlening in Congo. Via de EU pleiten wij voor verbeterde humanitaire toegang en humanitaire corridors. De EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied is hier doorlopend over in gesprek met de strijdende partijen in de regio.

Hoe kijk ik dan naar het vredesproces, een van de zeven van Trump, zeg ik dan maar? Welke rol kan Europa spelen op bijvoorbeeld het gebied van mineralen? De inspanningen van de VS, om welk conflict het dan ook gaat, juichen we natuurlijk van harte toe. Alles wat kan helpen om te komen tot een diplomatieke oplossing, moeten we aangrijpen, of dat nu geldt voor het conflict in Gaza, in Armenië en Azerbeidzjan of in dit geval in Congo. De Europese grondstoffenpartnerschappen beogen bij te dragen aan transparantie en traceerbaarheid, en daarmee ook aan mitigatie van de grondoorzaken van de instabiliteit in de regio. In reactie op de schending van de territoriale integriteit van de DRC door Rwanda begin dit jaar heeft mijn voorganger in EU-verband meermaals gepleit voor het opschorten van het grondstoffenpartnerschap met Rwanda voor kritieke grondstoffen. Dat ligt dus stil, zoals ik net had verteld.

Ik ga voor de heer Van Baarle weer even terug naar het onderwerp Afghanistan, maar dan specifiek met betrekking tot de aardbeving. Wij ondersteunen de humanitaire organisaties die al betrokken zijn bij de hulpverlening in Afghanistan. Dat doen we met meerjarige flexibele financiering. Juist door die flexibele financiering kunnen zij ook inspringen op rampen, zoals deze aardbeving. Zonder dat wij daar dus direct aan bijdragen, kunnen zij daar wel een bijdrage leveren aan het verzachten van het leed. Ook het door Nederland gesteunde Rode Kruis en de Rode Halve Maanbeweging verleenden hulp en boden ondersteuning aan hulpverleners bij zoekacties naar vermiste personen die mogelijk onder het puin lagen. Het Central Emergency Response Fund, het noodhulpfonds van de VN, waar wij dit jaar met 59 miljoen dollar een van de grootste donoren van zijn, maakte in de dagen na de aardbeving ook nog 5 miljoen dollar beschikbaar voor hulpverlening. Ook het Afghanistan Humanitarian Fund, waar wij dit jaar 10 miljoen aan hebben gedoneerd, maakte geld vrij voor de hulpverlening daar. Als Nederland hebben we dus niet direct, maar indirect zeker een rol gespeeld in het lenigen van de noden daar.

Dat brengt mij bij Syrië. Er werd gevraagd naar een coalitie over de veiligheidssituatie in Syrië. We hebben diverse politieke en hoogambtelijke bijeenkomsten gehad in New York om te spreken over de veiligheidssituatie in Syrië. In elk gesprek hebben we opgeroepen tot een zo gezamenlijk mogelijke inzet op dat punt. Zelf heb ik gesproken met Al-Shaibani, de Syrische minister van Buitenlandse Zaken in de overgangsregering. Ik heb met hem gesproken over de zorgelijke veiligheidssituatie, niet alleen met betrekking tot de druzen, maar ook met betrekking tot de alawieten en de Koerdische gemeenschap in het noordoosten, en over de stappen die nodig zijn om de veiligheidssituatie voor die gemeenschappen te verbeteren.

Ik merk in die gesprekken wel dat het zeer noodzakelijk is dat de Syrische overgangsregering samen met de Israëlische regering komt tot een vergelijk, met name over de druzen in de regio. Die gesprekken lopen ook weer. Die hebben een tijdje stilgelegen. Al-Shaibani was in ieder geval positief gestemd dat hier mogelijk tot een vergelijk zou kunnen worden gekomen dat in ieder geval de onrust die daar heeft geheerst, enigszins kan lenigen.

We hebben ook een anti-ISIS-coalitie gehad om over de dreiging van ISIS in Syrië te spreken. Er was ook een ministerieel event met de VN over de situatie in de kampen in Noordoost-Syrië en de hele grote inspanningen die Irak levert om mensen daar weg te halen en te re-integreren in Irak. Inmiddels zijn dat al zo'n 18.000 mensen, maar het is dan ook al bijna tien jaar na de datum dat die mensen daar beland zijn. Het is dus ook de hoogste tijd om daar een verschil te maken.

De heer Van Baarle vroeg: wat doen we dan voor de wederopbouw van Syrië en de ondersteuning van de bevolking daar? Het werd al genoemd: de eerste stappen zijn gezet met de opschorting van de sectorale sancties van de EU en de VS, waardoor het economisch herstel en de wederopbouw van Syrië bevorderd kan worden. De Nederlandse steun, bijvoorbeeld door bijdragen aan stabilisatie, ontmijning en bewijsvergaring, wordt in het nieuwe Syrië voortgezet en uitgebreid. Daarmee bouwen we aan een veiliger Syrië, waar hopelijk ook meer mensen naartoe kunnen en willen terugkeren. Op de lange termijn moeten we dat echt in EU-verband doen. Wij zetten ons dus in voor versterkte Europese coördinatie ten aanzien van de wederopbouw en het onderzoeken van eventuele verdere sanctieverlichting die nodig is voor economisch herstel. Daarnaast kijken we ook naar de ontwikkelingsbanken en de VN en de slagkracht die zij hebben om een verschil te maken.

Ten slotte zit Assad gelukkig niet meer in Syrië, maar hij is ook nog niet hier in Den Haag. We hebben in dit geval alleen maar rechtsmacht als er een link is met Nederland. Het is aan het OM om te zien of die in dit geval op enigerlei wijze te vinden is. Anders zijn we toch echt afhankelijk van internationale inspanningen.

Ten slotte. De heer Kahraman vroeg naar de situatie met christenen in Syrië. Het geweld dat heeft plaatsgevonden rondom die verschillende gemeenschappen baart ons ernstige zorgen. Ook de terroristische zelfmoordaanslag op de Grieks-orthodoxe kerk in Damascus op 22 juni en andere vormen van geweld tegen christenen vallen daaronder. Alle geloofsgemeenschappen, alawieten, Koerden, christenen, druzen, moeten in Syrië beschermd worden. Dat is een boodschap die ik, maar ook de premier, heel duidelijk bij onze counterparts heb neergelegd, inclusief de vrijheid van religie. Daarnaast zijn er ook VN-instellingen. We laten dus niet alles aan de Syrische regering. Ook de VN-instellingen doen onderzoek naar de mensenrechtenschendingen, waaronder de UN Commission of Inquiry. Die mechanismen steunen we. We volgen ook de uitkomsten van die onderzoeken nauwgezet.

Ik ga nog even door met Syrië. Daarna doe ik een algemene afronding. In hoeverre komt hulp bij de druzen terecht? Moeten we werken aan humanitaire corridors? Ook de humanitaire situatie in Syrië steunen wij met ongeoormerkte meerjarige financiering. Onze humanitaire partners hebben dus ook daar de flexibiliteit om te reageren bij acute of nieuwe noden. Dat doen ze op basis van de grootste noden en ten behoeve van de meest kwetsbare groepen. Daar vallen minderheden zoals de druzen absoluut onder. Uit de gesprekken met die organisaties komt geen indicatie naar voren dat bepaalde gemeenschappen niet worden bereikt met hulp. Natuurlijk staan we hierover in nauw contact met onze partners, maar het lijkt op dit moment niet nodig om aparte humanitaire financiering voor kwetsbare groepen ter beschikking te stellen. We vragen er aandacht voor. Zij verzekeren ons dat ze dat meenemen in hun respons.

De heer Kahraman vroeg ook om Al-Jolani en Al-Sharaa te wijzen op de verplichting ten opzichte van de kwetsbare groepen. Ik vertelde net dat de premier en ik dat allebei hebben gedaan. U vroeg: moeten we niet opnieuw sancties instellen? Ik ben met u eens dat de situatie enorm broos is. Honderd procent vertrouwen zou te veel gevraagd zijn, ook gelet op het verleden van het geweld in Syrië in tien jaar burgeroorlog. Maar na tien jaar burgeroorlog merk ik ook dat we wel bereid moeten zijn om in ieder geval te hopen op een verbetering van de situatie, ook omdat de Syriërs daar zo veel recht op hebben. Deze overgangsregering zit er nu. Daar zullen we heel scherp op blijven. We vertrouwen die niet blind, maar wij willen die ook een kans geven om wél het goede te doen, om wél te zien of Syrië verenigd kan worden, met behoud van de diversiteit en de pluriformiteit die voor Syrië altijd zo kenmerkend was. Dat betekent ook dat we ze aanspreken op geweldsmisstanden die wij zien.

Dan kom ik bij Myanmar.

De voorzitter:

Er zijn interrupties. Ik geef eerst het woord aan de heer Kahraman.

De heer Kahraman (NSC):

Ik begrijp de minister. Ik heb er ook altijd voor gepleit te helpen om het land weer op te bouwen, zodat de mensen gewoon in vrede kunnen leven. Maar het probleem is dat Al-Jolani zich gewoon niet houdt aan afspraken. Hij heeft eerst de alawieten uitgemoord, toen de christenen en nu de druzen. Ik houd mijn hart vast voor als hij in conflict komt met de Koerden. Wanneer denkt de minister dat het genoeg is? Wanneer gaan we misschien een aantal sancties weer instellen?

Minister Van Weel:

Dit is waar we nu naar kijken. De Commissions of Inquiry zullen moeten uitzoeken in hoeverre dit geweld plaatsvond in opdracht van de centrale regering. Ik sluit niet uit dat er troepen zijn van onder de vleugels van Al-Jolani die ook in sommige opzichten zelfstandig hebben geopereerd. Nog belangrijker is: hoe snel komt er een einde aan dit soort incidenten en hoe treedt de regering daartegen op? Dat is waar we heel scherp op moeten zijn. Dat moet ons het vertrouwen geven dat inderdaad de intentie erachter is om rust, stabiliteit en samenhang te beleven. Voor zover wij kunnen nagaan en voor zover we moeten afgaan op de informatie die we krijgen van onder andere de Syrische overgangsregering, is de situatie met betrekking tot de alawieten op dit moment gekalmeerd en rustig. De situatie met betrekking tot de druzen is dat nog niet. Maar zoals ik al zei: daar is ook voor nodig dat Israël en de Syrische overgangsregering nader tot elkaar komen en afspraken maken over de veiligheid in het gebied. Ik hoop dat dat wel snel gaat gebeuren.

De heer Kahraman (NSC):

Met betrekking tot de alawieten hebben de VN volgens mij een rapport uitgebracht waarin heel veel vingers naar het hoogste niveau in Damascus wijzen. Maar laat ik het even over de druzen hebben. Die zitten nu in de situatie dat regeringstroepen het gebied gewoon afgezet hebben. U wijst naar Israël. De druzen zeggen tegen mij altijd dat zij Israël dankbaar zijn dat het het moorden heeft gestopt. Anders zou het gewoon door zijn gegaan.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Kahraman een reactie hierop wil van de minister.

Minister Van Weel:

Ik snap wat hij zegt, en ik wijs ook niet naar Israël, maar gelet op de de facto grote invloed op het gebied die Israël nu heeft, zal er toch ergens gesproken moeten worden met de Syrische overgangsregering. Het is ook niet de bedoeling dat het Israëlische leger daar tot in het einde van dagen verblijft. Maar de Israëlische zijde wil natuurlijk wel garanties hebben dat ook de druzen kunnen rekenen op veiligheid in het Syrië van deze overgangsregering. Dat is het soort gesprekken dat ik zoek. Ik ben er bang voor dat als je nu sancties zou instellen, we eerder een achteruitgang zien dan een vooruitgang. De situatie in het land is heel broos. Economische tegenspoed draagt niet bij aan een verdere versterking van de situatie daar. Daarom ben ik toch geneigd om, weliswaar met een scherp oog, de benefit of the doubt op dit moment te laten prevaleren.

De heer Kahraman (NSC):

Een laatste vraag met betrekking tot de situatie van de druzen. Ik krijg echt rechtstreeks signalen van de druzen dat er gewoon geen humanitaire hulp binnenkomt in As-Suwayda. Er is zelfs een motie van mij aangenomen waarmee we zeggen specifiek voor deze kwetsbare groepen hulp te willen. Ik krijg van de druzen continu te horen dat zij zelfs mail niet binnenkrijgen in hun provincie. Kan de minister daarop reflecteren?

Minister Van Weel:

Humanitaire toegang tot As-Suwayda was begin juli inderdaad zeer beperkt. Ik weet niet van wanneer de signalen die u heeft, dateren. Tussen 20 juli en 29 september hebben 41 hulpkonvooien As-Suwayda met levensreddende hulp bereikt, inclusief voedsel, medische hulpmiddelen en brandstof. In eerste instantie werd deze voornamelijk geleid door de Syrische Rode Halve Maan, maar naarmate toegang voor de VN en andere organisaties toenam, gebeurde dat ook door andere humanitaire organisaties. Daar dragen wij dus aan bij. Met die organisaties staan wij in contact. Op dit moment geven zij ons aan dat er geen noodzaak meer is tot separate humanitaire corridors voor de toegang tot As-Suwayda. Nogmaals, dat komt van de organisaties. Wij zijn daar niet zelf geweest.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kunt u nu volgens mij vervolgen met blok twee.

Minister Van Weel:

Rohingya nog.

De voorzitter:

O, excuus. Rohingya.

Minister Van Weel:

Het was een rondje wereld, en dat maken we ook af. De heer Van Baarle vroeg hoe het staat met zijn amendement om budgetten vrij te maken voor de Rohingya in Myanmar. Conform het amendement dragen we met 1 miljoen euro direct bij aan Rohingya Response. Door middel van een project van de UNHCR, dat zowel de Rohingya in Myanmar als de Rohingya in Bangladesh ten goede zal komen, met vooral medische hulp, opvang en bescherming, wordt invulling gegeven aan dat amendement.

Dan kom ik bij mijn tweede blokje, voorzitter. Ik begin met het mensenrechtenbeleid. Dan kom ik op de strategische afhankelijkheden en daarna op de geloofsvervolging. Welke stappen hebben wij genomen om producten te werven uit … Het lijkt op iets van landen, maar ook op mensenrechten; het overlapt elkaar altijd. Maar het gaat over de producten die voortkomen uit schendingen van de mensenrechten van de Oeigoeren. Uiteraard is de situatie van Oeigoeren in China buitengewoon zorgelijk. Op 13 december vorig jaar is de Europese antidwangarbeidverordening in werking getreden. Die bevat een verbod om goederen vervaardigd met dwangarbeid op de Europese markt aan te bieden. Vanaf december 2027 worden die verplichtingen daadwerkelijk toegepast. Ik denk dat dat een belangrijke stap is om dwangarbeid tegen te gaan, maar daarnaast ook om oneerlijke concurrentie te bestrijden. De vraag was of wij nationaal stappen kunnen zetten om deze producten te weren voor die tijd. Wij zullen in eerste instantie inzetten op effectieve implementatie en handhaving van die verordening. We zijn al begonnen met de implementatie daarvan. In lijn met eerder ingediende moties van de heer Van Baarle zullen we in Brussel aandacht vragen voor het tegengaan van staatsgeleide dwangarbeid in onder meer China. Dit doen we ook met het oog op de richtsnoeren en de database die de Commissie voor die verordening gaat ontwikkelen.

Verder verwachten wij van bedrijven dat ze internationaal zakendoen in lijn met de OESO-richtlijnen. Ook dat zou moeten bijdragen aan het uitbannen van in ieder geval het importeren van producten uit Xinjiang, waarbij van dwangarbeid sprake kan zijn.

De heer Boswijk had een vraag over het Chinese staatsbedrijf CITIC Telecom, dat voor 99% eigenaar is van de kabels in de Baltische Zee. Daar gaan we naar kijken. Dat is een hele specifieke vraag, maar die ga ik met EZ opnemen. Daar zal ik op terugkomen in het kader van onze vitale infrastructuur. Het lijkt mij een relevant genoeg onderwerp daarvoor.

De voorzitter:

Mag ik vragen op welke manier het kabinet daarop wil terugkomen?

Minister Van Weel:

Hebben we een rapportagelijn voor vitale infrastructuur?

De voorzitter:

Vanaf nu wel.

Minister Van Weel:

Nee, ik weet zeker dat er zoiets is, waarbij we rapporteren over economische beschermingsmaatregelen et cetera. Dan nemen we deze vraag daarin mee. Dat zal waarschijnlijk het voortouw zijn van de collega van EZ.

De voorzitter:

Oké. Dan noteren we dat.

Minister Van Weel:

Dan vroeg mevrouw Dobbe: wat kunnen we doen aan onderzoek naar financiering in Europa van met name de antirechtenbeweging? Het is zeer zorgelijk; dat deel ik met mevrouw Dobbe. Ik doel ook op de bedragen die erachter zitten en die u noemt. Daarmee kan echt impact gegenereerd worden. Voor ons blijven deze rechten in het mensenrechtenbeleid wereldwijd leidend in ons mensenrechtenbeleid, of het nu gaat om lhbtiq+-rechten of om vrouwenrechten. Met het Mensenrechtenfonds en het focuskader dragen we hieraan bij. We zullen de situatie monitoren en waar nodig agenderen. Ook in EU-verband wil ik hier aandacht voor vragen. Het is niet een specifiek Nederlands probleem. Deze organisaties zijn vaak groot en actief in heel veel landen. Wellicht kunnen we iets in beweging krijgen, of het nu in de vorm van onderzoek is of anderszins.

De voorzitter:

Op dit punt is er een interruptie van mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Mijn zorg zit in het volgende. Zij bewegen sneller dan wij. De impact die zij hebben, is echt gigantisch. Zou u, als u er toch over in gesprek gaat, willen bekijken of er echt een concreet plan uit voort kan komen? Ik weet dat er een aantal onderzoeken zijn. Een aantal onderzoeken zijn ook nodig. Maar een plan van aanpak vanuit Europa zou wel heel erg helpen.

Minister Van Weel:

Ja, ik ben bereid om te bekijken of ik dat in Europees verband van de grond kan krijgen.

Mevrouw Dobbe (SP):

De voorzitter:

Dat doen we even in de microfoon.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wilt u dat ook terugkoppelen aan ons, meneer de minister?

Minister Van Weel:

Ja. Dat doen we dan in een rapportage van een RBZ-Raad waarin we dit al dan niet in de vergadering of in de marges hebben kunnen bespreken met relevante actoren.

De voorzitter:

Oké, dat noteren we. Dan kan de minister zijn betoog vervolgen.

Minister Van Weel:

Dan had ik nog een vraag van de heer Kahraman: wat doen we zowel in EU-verband als mondiaal om te voorkomen dat christenen van hun geboortegrond worden verdreven? We zetten ons actief in voor de vrijheid van religie en levensovertuiging, in de EU, in de VN, maar ook in alle andere multilaterale fora waarin we zitten. We vragen altijd speciale aandacht voor vervolging van minderheden zoals christenen. In EU-verband pleiten wij voor sancties tegen daders van religieus gemotiveerd geweld en bespreken we de zorgen rond blasfemie en geloofsvervolging bij de beoordeling van de handelspreferenties, bijvoorbeeld in het kader van die met Pakistan. Wij steunen ook VN-instellingen die mensenrechtenschendingen onderzoeken. We roepen via de Mensenrechtenraad op tot afschaffing van blasfemiewetgeving wereldwijd. In 2024 is vanuit het Mensenrechtenfonds 11,3 miljoen euro besteed aan vrijheid van religie. Wij financieren ook een vijfjarig programma van 37 miljoen euro, gericht op interreligieuze dialogen en het tegengaan van extremisme in verschillende landen. Ik deel de zorgen van de heer Kahraman, maar ik kan hem niet beloven dat het in elk gesprek aan de orde komt. Maar daar waar relevant, bijvoorbeeld in het gesprek met de Syrische overgangsregering, heeft dit zeker de aandacht.

Daarmee heb ik, denk ik, alle vragen beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk even om te zien of dat klopt of dat er nog onbeantwoorde vragen zijn. Ja, het klopt. Dan wil ik de minister danken. We hebben afgesproken om geen tweede termijn te doen. Ik wil de ondersteuning bedanken. Zoals ik al zei, kan ik mij voorstellen dat er bij dit onderwerp veel ondersteuning was. Uiteraard wil ik de collega's bedanken dat we het op een christelijk tijdstip hebben weten af te ronden. Ik hoop alle collega's na de verkiezingen terug te zien, maar speciale dank gaat uit naar collega Kahraman. Als we niet terugkomen van reces, was dit zijn laatste debat, vermoed ik. Dank, ook namens alle collega's, denk ik. Dank u wel. Dan sluit ik de vergadering.

Sluiting