Verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren
Dierenwelzijn
Brief regering
Nummer: 2024D02346, datum: 2024-01-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28286-1324).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Zienswijze RDA 'Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen'
- Dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier
- Voortgangsrapportage Plan van aanpak Welzijn geitenbokken
- Beslisnota bij de verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren
Onderdeel van kamerstukdossier 28286 -1324 Dierenwelzijn.
Onderdeel van zaak 2024Z00990:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-01-30 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-07 11:15: Procedurevergadering commissie LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-09-25 14:30: Dieren in de veehouderij (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-09-26 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-23 13:00: Dieren buiten de veehouderij (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1324 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2024
Met deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang op een aantal dierenwelzijnsonderwerpen, moties en toezeggingen. Ook geef ik een appreciatie op de recent uitgebrachte zienswijze van de RDA «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen. Effecten van (beleid tegen) klimaatverandering op het welzijn van dieren in de veehouderij». De volgende onderwerpen komen in de brief aan bod:
Gezelschapsdieren
Honden en katten:
• Trainen van overheidshonden (Kamerstuk 28 286, nr. 1255)
• Onderzoek naar het gedrag van mensen bij het aanschaffen van kortsnuitige honden (Kamerstuk 28 286, nr. 1303)
• Gesprek met de Raad van Beheer over het fokken van kortsnuitige honden en verspreiding inzichten in Europa (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)
• Voortgang op houd- en vertoningsverbod voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken (Kamerstuk 28 286, nr. 1288)
• Voortgang op chip- en registratieplicht kat (toezegging Kamerstuk 28 286, nr. 1287)
• Stand van zaken dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier (LHD) en de interpretatie daarvan (TZ202306-026)
Dierentuinen:
• Verbeterafspraken Dolfinarium
• Evaluatie Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19
Overig:
• Voortgang op uitwerking Amendement Wassenberg (Kamerstuk 35 892, nr. 22)
• Toezegging aan het lid Haverkort over concrete verwachtingen en heldere taken voor dierenambulances (Kamerstuk 28 286, nr. 1289)
• Voortgang op uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Wassenberg inzake dierenwelzijn en zoönoserisico’s op reptielenbeurzen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 39)
Landbouwhuisdieren
• Plan van aanpak Zorg jonge dieren (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71)
• Inventarisatie knelpunten zelfslachtende slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1294)
• Appreciatie zienswijze RDA «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen. Effecten van (beleid tegen) klimaatverandering op het welzijn van dieren in de veehouderij»
Gezelschapsdieren
Honden en katten
Trainen van overheidshonden (Kamerstuk 28 286, nr. 1255)
Zoals toegezegd in de verzamelbrief dierenwelzijn van 14 april 2022, informeer ik de Kamer over vorderingen met betrekking tot het eventueel in eigen beheer, overheidsbreed fokken en opleiden van werkhonden voor Defensie en politie. Het trainen van werkhonden valt onder de Ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid. Defensie en politie hebben aangegeven dat zij de meerwaarde onderkennen van samenwerking met betrekking tot werkhonden. Een samenwerking in de vorm van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden is echter nog niet gerealiseerd. Wel hebben er gesprekken tussen Defensie, politie en Douane plaatsgevonden om tot andere vormen van samenwerking te komen, bijvoorbeeld over aanschaf en huisvesting van werkhonden. De Minister van Defensie is bezig met de oprichting van het Defensie Expertise Centrum-Diensthonden (DEC-D) waarmee opleiden, trainen en certificeren van militaire werkhonden en geleiders binnen Defensie wordt gecentraliseerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid werkt aan de verbetering van verwerving van politiehonden, waarbij de mogelijkheid wordt onderzocht om te gaan werken met een Dynamisch Aankoop Systeem (DAS). Dit biedt de mogelijkheid om daarmee extra eisen te stellen aan leveranciers, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn. Momenteel worden oudere pups en/of volwassen honden die aantoonbaar geschikt zijn voor politiewerk op latere leeftijd geselecteerd. Via een DAS kunnen ook pups aangekocht worden, die vanaf het begin door de politie zelf worden opgeleid.
Ook werken politie en Defensie aan uitfasering van het gebruik van de stroomband bij overheidshonden. Er bestaat een uitzondering op het verbod van stroomstootapparatuur voor onder andere de politie en Defensie in de uitvoering van een overheidstaak of bij het trainen ten behoeve van de uitvoering van deze taken door de betrokken overheidsorganisatie. Deze uitzondering geldt alleen voor zover het beoogde doel het gebruik rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Hiertoe hebben politie en Defensie een afwegingskader opgesteld, dat wordt doorlopen voordat stroomstootapparatuur wordt ingezet.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft mij laten weten dat het gebruik van de Elektronische Trainingshalsband (ETH) bij politiehonden sinds 2022 sterk is gereduceerd. De nieuwe richtlijn »aangelijnd werken» in combinatie met de daaruit voortvloeiende aanpassingen in het certificaat (dat wordt verstrekt aan de geleider-hond combinatie na keuring), hebben hier een substantiële bijdrage aan geleverd. De verwachting is dat de politie in de komende jaren het gebruik van de ETH nog verder kan terugdringen als de honden die initieel zijn getraind met een ETH met pensioen zijn gegaan. In sommige specifieke operationele inzetten is het nog noodzakelijk een stroomhalsband te gebruiken om veiligheidsredenen en de specifieke taak. Een alternatief hiervoor is nog niet beschikbaar.
De Minister van Defensie heeft mij geïnformeerd dat het gebruik van stroomhalsbanden nog noodzakelijk is bij het werken met zeven Special Operations Forces (SOF) honden, om veiligheidsredenen en vanwege de zeer specifieke taken die deze honden uitvoeren. De stroomhalsband wordt ook voor deze SOF-honden uitgefaseerd; toekomstige SOF-honden worden zonder stroom opgeleid en ingezet. Met het dienstverlaten van de laatste SOF-hond is daarmee uiterlijk 31 december 2027 de stroomhalsband niet meer in gebruik bij Defensie. Voor de inzet van alle overige en toekomstige militaire werkhonden geldt dat er geen stroomhalsbanden worden toegepast: niet bij opleiding, niet bij training en niet bij inzet.
Onderzoek naar het gedrag van mensen bij het aanschaffen van kortsnuitige honden (Kamerstuk 28 286, nr. 1303)
In de zomer 2023 is onderzoeks- en adviesbureau Inspire to Act begonnen met de uitvoering van het onderzoek naar de gedragsfactoren die een belangrijke rol spelen bij de aanschaf en het houden van kortsnuitige honden. Inmiddels zijn het literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek afgerond. Daarbij is alle informatie die reeds bekend is over het onderwerp verzameld. Er zijn twee vragenlijsten opgesteld die worden verspreid onder eigenaren en fokkers van kortsnuitige honden. Het doel van de vragenlijst voor eigenaren is om inzicht te krijgen in de overwegingen voorafgaand aan en tijdens de aanschaf van de hond en de ervaring met de hond na aanschaf.
Met de vragenlijst voor de fokkers wil ik meer inzicht krijgen in de beweegredenen voor het fokken van kortsnuitige honden en de keuzes die hierbij worden gemaakt. Voor beide doelgroepen wordt ook de rol van de (sociale) omgeving onderzocht. Op basis van de resultaten en aanbevelingen zal ik kijken wat nodig is om mensen een bewustere en betere keuze te laten maken bij de aankoop van een hond. Dit sluit aan bij het voorstel van de Europese Commissie, die het welzijn en traceerbaarheid van honden en katten wil verbeteren. Een van de belangrijke overwegingen om op Europees niveau regelgeving voor te stellen, is om verantwoord houderschap te stimuleren (Kamerstuk 22 112, nr. 3860). Ik zal de Kamer in de loop van 2024 informeren over de resultaten van het onderzoek.
Gesprek met de Raad van Beheer over het fokken van kortsnuitige honden en verspreiding inzichten in Europa (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)
Tijdens het commissiedebat dierenwelzijn op 20 april 2022 heeft mijn voorganger toegezegd een gesprek te voeren met de Raad van Beheer over de schadelijke raskenmerken bij kortsnuitige honden. Ook heeft hij toegezegd de inzichten ten aanzien van kortsnuitige honden van de Universiteit Utrecht ook buiten Nederland te delen, zodat er een nieuwe Europese standaard kan ontstaan.
Op 23 december 2023 heb ik een gesprek gehad met de Raad van Beheer (verder: Raad). In dit gesprek heb ik aangegeven hoe belangrijk ik het vind dat gezonde en sociale honden worden gefokt. Ook de Raad heeft aangegeven dat de gezondheid en welzijn van honden bij hen voorop staat. Ik heb nogmaals benadrukt dat de kenmerken voor het fokken met kortsnuitige honden, zoals genoemd in de beleidsregel brachycephale honden, leidend zijn. Dit betekent dat mijn handhavende diensten deze kenmerken gebruiken bij hun controles. Ook heb ik mij ingezet om de kennis over de schadelijke kenmerken onder de aandacht te brengen bij andere lidstaten onder andere door verspreiding van de vertaling van het rapport «Fokken met kortsnuitige honden» (opgesteld door het Expertisecentrum Genetica Gezelschapsdieren) en gesprekken hierover met Oostenrijk en Finland en recent met Duitsland. In het EU voorstel «Welfare of dogs and cats and their traceability» is opgenomen dat fokkers ervoor moeten zorgen dat hun fokbeleid geen nadelige gevolgen heeft voor het welzijn van honden en katten en hun nakomelingen. Ik vind het belangrijk dat de gedelegeerde bevoegdheden hiervoor ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de verordening opgesteld worden om het gewenste effect te bereiken. Ook wil ik erop aandringen dat voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde designer breeds1, op korte termijn gedelegeerde bevoegdheden worden opgesteld. Ik zal mij er hard voor maken dat dit voorstel niet afgezwakt wordt.
Voortgang op houd- en vertoningsverbod voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken (Kamerstuk 28 286, nr. 1288)
In de Kamerbrief Aanpak gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken van 20 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1288) en het commissiedebat dierenwelzijn van 26 januari (Kamerstuk 28 286, nr. 1289) heb ik aangegeven een houd- en vertoningsverbod te willen invoeren voor gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken. Hierbij informeer ik de Kamer over de voortgang van deze maatregelen.
Een houdverbod kan alleen gelden voor dieren met kenmerken die bij ieder individueel dier met dat kenmerk leed veroorzaakt én die op iedere leeftijd objectief vast te stellen zijn. In de verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren van 13 juli 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1303) gaf ik aan zo snel mogelijk een houdverbod in te voeren voor katten met vouworen. Van deze katten weten we dat ze permanent lijden door een kraakbeenafwijking, waardoor ook de vouworen ontstaan. Ik verwacht in het voorjaar van 2024 de internetconsultatie van het houdverbod van katten met vouworen te starten.
Het vertoningsverbod ziet toe op beelduitingen, zoals reclame en op sociale media, van dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken die altijd lijden, en op beelduitingen van dieren die een verhoogd risico hebben op leed. Het invoeren van een vertoningsverbod is onontgonnen terrein waar nog geen grondslag voor bestaat in de wet. Voor dit verbod wordt momenteel verkend hoe dit het beste kan worden ingericht, waarbij onder meer naar ervaringen met reclameverboden op andere beleidsterreinen wordt gekeken. Gedurende het proces zal ik de Kamer informeren over de relevante ontwikkelingen.
Om bovenstaande te kunnen realiseren moet objectief vastgesteld worden welke uiterlijke kenmerken lijden veroorzaken bij individuele dieren. Hiervoor moet eerst in kaart worden gebracht welke potentieel schadelijke kenmerken voorkomen bij honden en katten, en wat het risico is van elk kenmerk op welzijnsaantasting. Ik heb het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoek van de NVWA gevraagd deze risico-inventarisatie in samenspraak met (inter)nationale deskundigen uit te voeren. De resultaten van dit onderzoek hoop ik eind dit jaar met de Kamer te kunnen delen.
Voortgang op chip- en registratieplicht kat (toezegging Kamerstuk 28 286, nr. 1287)
Zoals toegezegd in de verzamelbrief van 19 januari 2023, zal ik een landelijke chip- en registratieplicht voor katten invoeren. Ik vind het belangrijk om kwijtgeraakte katten zo snel mogelijk te herenigen met hun houders, voor het welzijn van zowel het dier als de mens. Het biedt ook de mogelijkheid om houders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en zorgplicht en ook worden opvangkosten bespaard door het sneller identificeren van zwerfkatten zonder houder.
Momenteel werk ik de chip- en registratieplicht uit in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Dit doe ik samen met een groot aantal partijen uit de sector, zoals dierenwelzijnsorganisaties, dierenartsen, databanken en vertegenwoordigers van minima om draagvlak en acceptatie te waarborgen. Ik streef ernaar medio 2024 de AMvB voor consultatie aan te kunnen bieden.
Stand van zaken dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier (LHD) en de interpretatie daarvan (TZ202306-026)
Zoals toegezegd aan het lid Haverkort tijdens het debat over de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing van 11 mei 2023 informeer ik de Kamer over de stand van zaken rondom de dataverzameling via het Landelijk Honden Dossier (LHD) en de interpretatie daarvan. Het LHD is primair bedoeld voor informatie-uitwisseling tussen gemeenten en politie, om zo tijdig en effectief in te kunnen grijpen en (herhaling van) incidenten te voorkomen. Het is sinds 2022 mogelijk voor toezichthouders uit deelnemende gemeenten om incidenten met honden in het LHD te registreren. De eerste gemeente heeft zich in mei 2022 aangesloten. Door buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en gemeenten wordt sinds 2007 al strafrechtelijke informatie ten aanzien van overtredingen met honden bijgehouden.
Inmiddels maken 56 gemeenten gebruik van het LHD. Twaalf gemeenten hebben aangegeven geen interesse in deelname te hebben. Met 221 gemeenten is contact gelegd over deelname. Dit contact loopt via NatuurNetwerk, dat het LHD heeft ontwikkeld. Omdat slechts een beperkt aantal gemeenten op dit moment deelnemen aan het LHD, is het nog niet zinvol om de beschikbare gegevens te extrapoleren naar de andere gemeenten en nog niet mogelijk om eventuele trends en ontwikkelingen te signaleren. Ik roep gemeenten daarom nogmaals op om zich aan te melden voor het LHD.
Om een beeld te geven van de gegevens die in het LHD worden bijgehouden heb ik als bijlage een beknopt overzicht van registraties toegevoegd. Ook ben ik voornemens om een landelijk meldpunt in te richten voor een volledigere registratie van (bijt)incidenten met honden. Hierover heb ik de Kamer op 18 december 2023 geïnformeerd (Kamerstuk 28 286, nr. 1322).
Dierentuinen
Verbeterafspraken Dolfinarium
In 2022 heb ik aan het lid Wassenberg toegezegd (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337) de Kamer periodiek te informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van de verbeteringen die het Dolfinarium moet doorvoeren. In juli 2023 heeft de Kamer een laatste update hierover ontvangen (Kamerstuk 28 286, nr. 1303). Het Dolfinarium had destijds aangegeven de afspraken die per direct moesten worden uitgevoerd te hebben geïmplementeerd. De dierentuin had onder meer haar educatieve programma aangepast, wat is voorgelegd aan de visitatiecommissie dierentuinen.
De visitatiecommissie heeft haar advies recent afgerond. Het educatieve programma van het Dolfinarium is drastisch veranderd en de commissie ziet er veel positieve punten in staan. Desalniettemin geeft de commissie aan dat het programma op een aantal punten nog niet voldoet aan de huidige normen die aan dierentuinen worden gesteld. Zo plaatst zij vraagtekens bij de educatieve waarde van enkele publieksinteracties met de dieren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft het Dolfinarium laten weten dat het programma aangepast moet worden voordat dit onderdeel kan worden van de dierentuinvergunning. Het Dolfinarium heeft hier tot eind februari 2024 de tijd voor.
De NVWA zal na de wintersluiting van de dierentuin een inspectie uitvoeren bij het Dolfinarium. Dan wordt bekeken of de afspraken die het Dolfinarium zegt te zijn nagekomen, ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Evaluatie tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19
In navolging op mijn brief van 16 december 2022 (Kamerstuk 35 420, nr. 516) inzake de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 kan ik melden dat de laatste betaling van de derde openstellingsronde van deze regeling in november 2023 heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat gestart kan worden met de beleidsevaluatie, waarin wordt gekeken of het doel, namelijk borging van het dierenwelzijn, is behaald. De beleidsevaluatie van de Dierentuinregeling wordt tegelijk uitgevoerd met de beleidsevaluatie van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers Covid-19. Ik verwacht de Kamer in het laatste kwartaal van dit jaar te informeren over de resultaten.
Overig
Voortgang op uitwerking Amendement Wassenberg (Kamerstuk 35 892, nr. 22)
Ik leg momenteel de laatste hand aan de uitwerking van het Amendement Wassenberg, dat voorziet in een instructie om het verbod op het doden van dieren uit te breiden (Kamerstuk 35 892, nr. 22). Momenteel is in het Besluit houders van dieren bepaald dat honden, katten en ganzen niet zomaar gedood mogen worden, maar enkel in vijf specifiek aangewezen gevallen. Gehouden dieren van andere diersoorten mogen door ieder persoon gedood worden, zo lang diegene zich bij de uitvoering hiervan aan enkele welzijnseisen houdt. Via het aangenomen amendement van het lid Wassenberg heeft de Kamer de opdracht gegeven om het verbod op het doden van dieren in ieder geval uit te breiden naar alle gehouden zoogdiersoorten die op de huis- en hobbydierenlijst worden geplaatst en ganzen. Dit voorstel past bij mijn beleidsinzet om het beschermingsniveau van gehouden dieren verder te verhogen.
Het amendement wordt uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Dit vraagt precisiewerk, zoals ik al heb aangegeven in mijn appreciatie op het voorstel van het lid Wassenberg tijdens de plenaire behandeling van de «Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing» op 11 mei 2023. De uitwerking richt zich met name op gevallen waarin het mogelijk wenselijk of noodzakelijk is om een dier alsnog te kunnen doden, denk aan het gebruik van ratten of muizen als voederdieren of thuisslacht van konijnen. Ik heb hierover gesprekken gevoerd met verschillende dierhouders, waaronder dierentuinen, dierenwinkels, hobbydierhouders en fokkers. Ook neem ik bij de uitwerking de wensen en zorgen mee die de Kamer heeft geuit bij de behandeling van het voorstel van het lid Wassenberg.
Ten slotte is het van groot belang dat de AMvB uitvoerbaar en handhaafbaar is en het risico op ongewenste neveneffecten, zoals het dumpen van ongewenste dieren, wordt geminimaliseerd. Daarom zijn de NVWA, de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) en politie betrokken bij de uitwerking. Door deze grondige aanpak en de complexiteit van het onderwerp duurt de uitwerking langer dan de 6 maanden die ik eerder aan de Kamer heb toegezegd. Desalniettemin zijn inmiddels grote stappen gezet en verwacht ik dat mijn voorstel voor de uitwerking van het amendement in het voorjaar van dit jaar gereed is en de internetconsultatie kan beginnen. Met deze internetconsultatie wordt de concept-AMvB, met daarin de keuzes die gemaakt zijn met betrekking tot de uitzonderingen op het verbod op het doden van dieren, openbaar.
Toezegging aan het lid Haverkort over concrete verwachtingen en heldere taken voor dierenambulances (Kamerstuk 28 286, nr. 1289)
In het commissiedebat Dierenwelzijn van 26 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1289) vroeg het lid Haverkort mij om in overleg met betrokken organisaties te komen tot een kader waarin verwachtingen en taken voor dierenambulances helder zijn. Ik heb toegezegd om een inventarisatie te starten, om te kijken waar vrijwilligers van de dierenambulance tegenaan lopen. Zoals toegezegd in de verzamelbrief Dierenwelzijn van 13 juli 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1303) informeer ik u over de uitkomsten hiervan en de stappen die ik neem.
Begin 2023 hebben wildopvangcentra en dierenambulances zich verenigd in de Spreekbuis Wildopvang en Dierenambulances. Ik waardeer deze mooie stap die de partijen gezamenlijk hebben gezet. De Spreekbuis Wildopvang en Dierenambulances hebben een inventarisatie gemaakt van knelpunten. Deze bespreken we in een regulier overleg en daarbij worden acties geconcretiseerd die iedere partij in zijn eigen rol, dit jaar kan ondernemen. Een voorbeeld van deze acties is een opleidingsstrategie voor medewerkers en vrijwilligers van dierenambulances. Ik deel de behoefte en het nut van een gedegen opleiding voor deze doelgroep, en bekijk hoe ik ondersteuning kan bieden bij deze ontwikkeling. Daarnaast heb ik, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 26 april 2023 (Kamerstuk 28807 & 29 683, nr. 287), de dierenambulances ondersteund door samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 100.000 euro subsidie te verlenen aan dierenhulporganisaties voor de zorg aan zieke vogels met vogelgriep.
Voortgang op uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Wassenberg inzake dierenwelzijn en zoönoserisico’s op reptielenbeurzen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 39)
In de verzamelbrief dierenwelzijn van juni 2023 heb ik de Kamer geïnformeerd over een verdere aanscherping van het toezicht op reptielenbeurzen, naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek naar dierenwelzijn en zoönoserisico’s op reptielenbeurzen (Kamerstuk 28 286, nr. 1303).
Ik vind het belangrijk dat het welzijn van reptielen die op beurzen worden gehouden zo goed mogelijk wordt beschermd. Ik werk daarom aan een beleidsregel om de open normen voor het huisvesten en verzorgen van reptielen tijdens beurzen in te vullen, waarbij ik de aanbevelingen over de huisvestings- en verzorgingsrichtlijnen van de onderzoekers als uitgangspunt neem. Ik doe dit in samenwerking met de NVWA, LID en RVO, omdat ik grote waarde hecht aan de handhaafbaarheid van de gestelde normen. Door deze beleidsregel wordt dierenwelzijn beter geborgd en krijgen handhavende instanties meer handvatten om op te treden. Inmiddels heb ik gesprekken gevoerd met dierenwelzijnsorganisaties en stakeholders uit de reptielensector. Ik streef ernaar om de beleidsregel in januari 2025 in werking te laten treden.
Landbouwhuisdieren
Plan van aanpak Zorg jonge dieren (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71)
In de brief Dierenwelzijn van 26 mei 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1293) heb ik de Kamer medegedeeld dat het plan van aanpak voor de zorg van jonge dieren, waarmee ik invulling geef aan de motie Vestering (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71), in 2023 gereed zou zijn. De uitwerking van een gedegen plan van aanpak blijkt helaas meer tijd te vergen. De inzet van betrokken partijen is er nu op gericht het plan van aanpak voor de zorg van jonge dieren in het voorjaar van 2024 met de Kamer te delen. Wel kan ik de rapportage «Plan van aanpak welzijn geitenbokken», conform de motie van de leden Futselaar en Grashoff over het welzijn van geitenbokjes (Kamerstuk 28 286, nr. 966) al met de Kamer delen. Deze rapportage bevat de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het plan van aanpak met de borging van het uitvalspercentage van lammeren voor het jaar 2022. U treft deze rapportage aan in de bijlage.
Inventarisatie knelpunten zelfslachtende slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1294)
Tevens wil ik deze brief gebruiken om te voldoen aan mijn toezegging in de verzamelbrief versterken toezicht op dierenwelzijn van 25 mei 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1294), om uiterlijk in het voorjaar van 2024 de resultaten van de inventarisatie van de knelpunten die zelfslachtende slagers ervaren met de Kamer te delen. Deze toezegging heb ik tijdens het commissiedebat NVWA op 31 mei 2023 (Kamerstuk 33 835, nr. 225) naar voren bijgesteld, waardoor ik de voortgang nu al met de Kamer deel.
Genoemde inventarisatie is uitgevoerd naar aanleiding van de zorg van de Vereniging Zelfslachtende Slagers (VZS) dat het aantal zelfslachtende slagers in Nederland afneemt. Er zijn op dit moment rond de 80 van deze bedrijven in Nederland en hun aantal is dalende. Zelfslachtende slagers spelen een belangrijke rol in het slachten van hobbymatig gehouden dieren en bijzondere huisdierrassen zoals Bonte Bentheimervarkens en Schotse Hooglander runderen. Deze diercategorieën hebben veelal bijzondere fysieke kenmerken, zoals lange haren of brede hoorns. Zelfslachtende slagers zijn bij uitstek geschikt voor het slachten van deze dieren, omdat ze door middel van handwerk maatwerk kunnen leveren. De betreffende diercategorieën passen niet goed in grootschalige slachthuizen omdat de slachtlijn van deze grootschalige bedrijven ingericht is op het slachten van koppels uniforme dieren. Daarnaast vervult deze groep slagers vanwege korte transportafstanden van dieren een rol in de lokale verwaarding van vee. En de korte afstanden hebben een positief effect op dierenwelzijn tijdens transport.
De inventarisatie is recent afgerond door de VZS. Dit heeft geresulteerd in een knelpuntenanalyse die nu eerst besproken wordt in de driehoek, te weten LNV, NVWA en de vleessector. Middels de analyse is in kaart gebracht welke belemmeringen de zelfslachtende slagers ervaren. De komende periode worden de belemmeringen nader geduid en worden aan de hand van deze analyse mogelijkheden voor maatwerk voor deze kleinschalige slachterijen onderzocht, en waar mogelijk gerealiseerd. Hierbij werken medewerkers van mijn ministerie samen met de VZS en de NVWA. Voor de zomer van 2024 informeer ik de Kamer nader.
Met deze aanpak en doordat ik, daar waar relevant, aandacht zal houden voor deze kleinschalige slachthuizen geef ik uitvoering aan de motie van het lid Van Campen die de regering verzoekt bij alle voorbereidende wet- en regelgeving expliciet aandacht te hebben voor maatwerkregels voor zelfslachtende slagers (Kamerstuk 28 286, nr. 1251).
Appreciatie zienswijze Raad voor Dieraangelegenheden «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen. Effecten van (beleid tegen) klimaatverandering op het welzijn van dieren in de veehouderij»
Nederland krijgt steeds meer te maken met warmere zomers en weersextremen, zoals hittegolven, zware neerslag en langdurige droogte. Op 14 december 2023 heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) op eigen initiatief de zienswijze «Laat dierenwelzijn niet ondersneeuwen» gepubliceerd. In de zienswijze onderzoekt de RDA hoe klimaatverandering en het beleid daartegen het dierenwelzijn beïnvloedt. De RDA concludeert in de zienswijze dat klimaatverandering negatieve gevolgen heeft voor het dierenwelzijn van productiedieren in de hele keten. Ook concludeert de RDA dat bij klimaatmitigatiemaatregelen meer en gerichte aandacht nodig is voor het welzijn van productiedieren. Maatregelen gebaseerd op een integrale afweging van dierenwelzijn, klimaat en economie, dienen beter te worden onderzocht, zodat ze ook beschikbaar komen voor toepassing.
De RDA heeft vier oplossingsrichtingen geïdentificeerd:
1. Regie van de Rijksoverheid op het afstemmen van het klimaatbeleid richting andere overheden en stakeholders
2. Gebruik maken van ervaringen in warmere landen
3. Onderzoek stimuleren naar effecten van klimaatverandering op dierenwelzijn en naar het beter meetbaar maken van dierenwelzijn
4. In gezamenlijkheid werken aan de veehouderij van de toekomst
Ik steun de inzet van de RDA, en onderstreep het belang om bij klimaatmitigatiemaatregelen aandacht te hebben voor het welzijn van productiedieren. Momenteel zet ik mij hier al op verschillende manieren voor in.
In het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPGL) wordt integraal gekeken naar de verschillende opgaven in het landelijk gebied, waaronder klimaat, om de landbouw en dus de veehouderij meer toekomstgericht te maken. Bij de beoordeling van de verschillende gebiedsplannen van de provincies wordt ook gekeken naar dierenwelzijn, zodat de genomen maatregelen op zijn minst geen negatieve gevolgen hebben op dierenwelzijn en waar mogelijk zelfs een positieve impuls geven.
Verder wordt bij de beoordeling van projecten in het kader van de innovatiemodule van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) nu ook al rekening gehouden met de effecten van de innovaties van stallen op dierenwelzijn, om te voorkomen dat deze een negatief effect hebben.
Daarnaast zet ik mij in om partijen voor te bereiden op extreme weersomstandigheden op basis van protocollen gericht op preventie en, zo nodig, interventie. In het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen en de bijbehorende sectorprotocollen hebben de NVWA en sectorpartijen bijvoorbeeld afspraken vastgelegd omtrent het transport van dieren bij extreme omgevingstemperaturen. Dit biedt duidelijkheid over een ieders rol en verantwoordelijkheid. Ook ondersteun ik, om de risico’s van overstromingen voor gehouden dieren te beperken, een pilotproject dat is gericht op het evacueren van melkvee bij hoog water in de veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid en de veiligheidsregio Utrecht. Het pilotproject betreft een doorontwikkeling van de Veehouderij Evacuatie Beoordeling (VEB) en heeft als doel de ontwikkeling van een digitaal voorspellingsmodel voor en door veehouders en veiligheidsregio’s. Dit voorspellingsmodel geeft inzicht in de mate van kwetsbaarheid van een veehouderij ten opzichte van een overstroming. Deze verkregen informatie biedt een handelingsperspectief voor alle betrokken partijen, met betrekking tot het voorbereiden op en evacueren van gehouden dieren. Het pilotproject en bijbehorende rapport zal naar verwachting in februari afgerond zijn. Daarnaast werk ik op dit onderwerp nauw samen met de Minister van Justitie en Veiligheid. Zij heeft u recentelijk geïnformeerd dat bij de realisatie van landelijke crisisplannen de komende jaren waar nodig dierenwelzijn meegenomen wordt, dan wel verder uitgediept wordt. Op dit moment geldt dit bijvoorbeeld voor het in ontwikkeling zijnde landelijke crisisplan natuurbrand, alsook voor het in 2024 te actualiseren kader voor grootschalige evacuatie van vee.
Specifiek ten aanzien van de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande hete zomers werk ik sinds 2021 samen met de NVWA en sectorpartijen aan het plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren. Dit plan heeft als doel om hittestress tot een minimum te beperken in de hele keten. Als onderdeel hiervan stimuleer ik verschillende projecten en onderzoeken, onder andere gericht op het meetbaar maken van hittestress bij dieren. Het is voor zowel houders van dieren, toezichthouders en andere betrokkenen in de keten namelijk van groot belang om hittestress bij dieren te kunnen herkennen. Dit stelt hen in staat om tijdig passende maatregelen te nemen. In het kader hiervan is in 2022 bijvoorbeeld een Kennis Op Maat-project gestart voor het ontwikkelen van een stalkaart voor hittestress bij melkvee. Veehouders kunnen deze stalkaart gebruiken om hittestress bij de melkkoeien te herkennen aan de hand van koesignalen. Zij kunnen hierdoor tijdig maatregelen nemen om hittestress zo veel mogelijk te voorkomen. Ook in de komende periode zal ik mij via het plan van aanpak blijven inzetten voor een klimaatbestendige veehouderij.
Tot slot wordt in de bredere zin ook gewerkt aan een Dierwaardige Veehouderij, volgens de zes leidende principes van de RDA, en daarmee aan een veehouderij van de toekomst (Kamerstuk 28 286, nr. 1321). De integrale rol van klimaatverandering heeft mijn aandacht in deze transitie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ook wel mutantenfokkerij genoemd, waarbij bewust geselecteerd wordt op het combineren van (schadelijke) erfelijke kenmerken van twee verschillende typen dieren.↩︎