Nota naar aanleiding van het verslag
Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2025D24877, datum: 2025-05-28, bijgewerkt: 2025-06-27 09:13, versie: 3 (versie 1)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36714-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium (PVV)
Onderdeel van kamerstukdossier 36714 -5 Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
Onderdeel van zaak 2025Z05675:
- Indiener: M. (Martin) Bosma, Voorzitter van de Tweede Kamer
- Medeindiener: P. Oskam, Griffier van de Tweede Kamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Onderdeel van zaak 2025Z10922:
- Indiener: M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-03-27 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-04-01 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-08 14:00: Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (TK 36714 ) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-06-30 11:00: Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-07-03 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 714 Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Vastgesteld 28 mei 2025
Namens het Presidium wil ik de leden van de verschillende fracties bedanken voor hun inbreng met betrekking tot de Raming 2026. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden uw vragen zo helder en duidelijk mogelijk beantwoord. Daarbij wordt de indeling van de geleidende brief en het verslag gevolgd.
Inhoudsopgave | blz. | |
1. Inleiding | 1 | |
2. Algemeen begrotingsbeeld | 2 | |
3. Werkwijze van de Kamer | 7 | |
3.1 Informatiepositie Kamer | 12 | |
3.2 Medewetgevende en controlerende taken | 14 | |
3.3 Moties | 18 | |
4. Ontwikkelingen Kamerorganisatie | 21 | |
4.1 Modernisering Kamerorganisatie | 22 | |
4.2 Strategisch personeelsbeleid | 28 | |
4.3 Sociale veiligheid | 29 | |
5. Integrale veiligheid in de Tweede Kamer | 30 | |
6. Huisvesting en duurzaamheid | 34 | |
6.1 Renovatie Dependances | 35 | |
7. Overige | 36 |
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde Raming voor het jaar 2026. Deze leden hebben hierover op dit moment een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten en van de geleidende brief, waarin aandachtspunten voor het jaar 2026 staan beschreven. Graag willen deze leden het Presidium daarover een aantal vragen stellen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie spreken allereerst hun grote waardering uit voor al het personeel dat dagelijks bijdraagt aan het functioneren van de Tweede Kamer. Van de bodes tot de griffie, van het restaurantpersoneel tot de beveiliging. Deze leden erkennen het harde werk, de toewijding en professionaliteit waarmee de Kamer wordt ondersteund. Zonder hen zou het parlementaire proces niet mogelijk zijn.
De leden van de CDA-fractie bedanken het Presidium voor de Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Deze leden spreken hun grote waardering uit voor alle medewerkers in dienst van de Kamer en hun vele en waardevolle werkzaamheden. Zij hebben nog enkele vragen over de raming en over de geleidende brief.
De leden van de SP-fractie hebben Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten gelezen en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de geleidende brief bij de Raming der uitgaven voor de Tweede Kamer in 2026. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming. Deze leden hebben op een tweetal punten vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de toegezonden stukken. Deze leden hebben behoefte aan het stellen van enkele vragen.
2. Algemeen begrotingsbeeld
Vraag
De leden van de NSC-fractie lezen in de geleidende brief dat op ambtelijke artikelen in 2025 10,6 miljoen euro aanvullend budget nodig is voor het effect van het hoofdlijnenakkoord, veiligheid en de benodigde moderniseringsslag van de automatiseringsomgeving. Er wordt tevens vermeld dat het merendeel bestaat uit incidentele uitgaves voor de uitvoering van beveiligingsmaatregelen en beheercontracten van nieuwe werkplekken.
Deze leden vragen het Presidium of dit betekent dat het aantal werkplekken in het Kamergebouw uitgebreid gaat worden.
Of betekent dit dat deze incidentele uitgaven bedoeld zijn voor modernisering van alle huidige werkplekken?
Antwoord
Het Presidium heeft in februari 2025 informatie ontvangen over de genoemde IT moderniseringsslag en het benodigd budget. Dit betreft o.a. de modernisering van het Rijksdatacenter en is noodzakelijk vanuit levenscyclusmanagement om zo de bedrijfscontinuïteit te kunnen borgen. Dit maakt het mogelijk om de komende jaren de bedrijfsapplicaties op een moderne en veilige manier op onze IT-werkplekken te kunnen blijven ontsluiten conform de I-strategie van de Tweede Kamer. Om het veilig werken met hoger gerubriceerde informatie te verbeteren wordt er geïnvesteerd in de vervanging en uitbreiding van de betreffende werkplekken voor de diensten die met deze informatie werken.
Vraag
De leden van de BBB-fractie constateren dat de totale begroting is geraamd op 157.584.000 euro, een stijging ten opzichte van eerdere jaren.
Deze leden vragen in hoeverre deze stijging samenhangt met structurele kostenstijgingen dan wel met incidentele investeringen, zoals ICT-projecten of huisvestingsplannen.
Antwoord
Het zwaartepunt van deze stijging bevindt zich in incidentele investeringen en programma’s. Door de langere verblijfsduur in de tijdelijke huisvesting zijn extra investeringen nodig in diverse installaties van het gebouw. Ook zijn er incidentele investeringen nodig in het moderniseren van onze ICT-omgeving. Voor het organiseren van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) Parlementaire Assemblee in juli 2026 is eveneens incidenteel (programma)budget nodig.
Het budget dat nodig is voor structurele zaken is beperkt en minder dan het benodigde investeringsbudget en programmabudget. Het gaat dan om de formatieve uitbreidingen als gevolg van nieuwe commissies door het hoofdlijnenakkoord en aanpassingen in de bedrijfsvoering. Voor veiligheid is ook structureel budget nodig.
Vraag
Zij merken op dat in het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat de Tweede Kamer meer ondersteuning krijgt op het gebied van wetgeving, analyse en onderzoek. Deze leden constateren dat zij hiervan niets terugzien in de voorliggende begroting.
Zij vragen het Presidium om toe te lichten hoe dit akkoord wordt uitgevoerd en welke verbeteringen concreet worden voorzien op deze drie punten.
Antwoord
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord ligt bij het kabinet. Het is niet aan het Presidium om daarop vooruit te lopen. Het Presidium staat uiteraard open voor suggesties die vanuit de Kamer worden gedaan op het punt van ondersteuning. In het eindverslag van de werkgroep-Kamminga («Voor een Kamer die Werkt») is geïnventariseerd welke stappen de afgelopen jaren zijn genomen ter versterking van de ondersteuning van Kamerleden.1 Naast het vergroten van de fractiebudgetten is door de Kamer geïnvesteerd in de ambtelijke ondersteuning van de commissies en de leden. Zo is de Dienst Analyse en Onderzoek uitgebreid met extra EU-adviseurs en met een team van wetgevingsadviseurs. De uitbreiding van de ambtelijke ondersteuning op het gebied van wetgevingsadvisering biedt volgens de werkgroep bijvoorbeeld meer ruimte om aandacht te besteden aan de aanbevelingen van adviescolleges zoals de Raad van State, de uitvoerbaarheid van wetgeving, het doenvermogen van burgers en de ruimte voor maatwerk. De werkgroep constateert dan ook dat de afgelopen jaren veel is gedaan aan het verbeteren en verdiepen van de ambtelijke ondersteuning in de Kamer. De werkgroep signaleert echter ook dat nog niet alle Kamerleden voldoende op de hoogte zijn van de (verruimde) mogelijkheden van ambtelijke ondersteuning en advisering bij het parlementaire werk. De werkgroep beveelt daarom aan om te blijven inzetten op initiatieven vanuit de ambtelijke organisatie om de bekendheid van de beschikbare ondersteuning te vergroten.
Vraag
Zij hebben tevens vragen over de middelen die worden uitgetrokken ter ondersteuning van fracties.
Zij vragen of de ondersteuning naar rato van fractiegrootte voldoende recht doet aan de behoeften van kleinere fracties
en of er aanvullende maatregelen worden overwogen om deze fracties in staat te stellen hun controlerende taak effectief uit te voeren.
Antwoord
Ook in de vernieuwde Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023 worden kleinere fracties gecompenseerd met een bonuszetel. Het zeteltal van een fractie met minder dan zes leden wordt vermeerderd met één bonuszetel. Een fractie met meer dan vijf maar minder dan elf leden wordt vermeerderd met een halve bonuszetel. Door deze bonuszetel ontvangen kleinere fracties relatief gezien een hoger zetelbedrag om hun taken uit te kunnen voeren.
In aanloop naar de vernieuwde Regeling via de commissie van de Werkwijze (februari 2024) en vaststelling door de Tweede Kamer (juni 2024) zijn hier overigens geen aanvullende signalen op binnengekomen.
Vraag
De leden van de CDA-fractie lezen over de toekomstige ramingen (2026–2030) dat er jaarlijks een structurele stijging van 3,2 miljoen euro nodig is om de interne organisatie en bedrijfsvoering van de Tweede Kamer verder te versterken.
Dit heeft onder andere te maken met investeringen in installaties als gevolg van een langere verblijfsduur in het Kamergebouw aan de Bezuidenhoutseweg.
Deze leden vragen om een nadere toelichting waaruit dit bedrag is opgebouwd.
Antwoord
In de Raming 2026 wordt onderscheid gemaakt tussen structureel budget en incidenteel budget voor investeringen en programma’s. De 3,2 miljoen euro is structureel nodig voor formatieve uitbreidingen als gevolg van nieuwe commissies door het hoofdlijnenakkoord en aanpassingen in de bedrijfsvoering. Veiligheid vraagt ook om structureel budget.
Daarnaast zijn er diverse investeringen nodig door de langere verblijfsduur in het tijdelijke Kamergebouw aan de Bezuidenhoutseweg 67. De Tweede Kamer heeft vanwege de verhuizing naar B67 apparatuur ingekocht met een verwachte technische levensduur van ongeveer 5,5 jaar. Nu we langer in dit gebouw zullen verblijven, is het noodzakelijk om deze spullen te vervangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om camera’s en geluidsinstallaties die nodig zijn voor het registreren van de plenaire vergadering en commissievergaderingen, ten behoeve van de livestreams en Debat Direct. Ook gaat het om veiligheidsmaatregelen (met name hardware), waar gezien de vertrouwelijkheid van ons veiligheidsbeleid geen verdere informatie over kan worden gedeeld.
Zie ook punt 4 Renovatie Binnenhof en tijdelijke huisvesting in de Begrotingstoelichting van de Raming 2026.
Vraag
De leden van de DENK-fractie merken op dat de Raming voor 2026 uitkomt op 187,3 miljoen euro, wat neerkomt op een stijging van 12,2 miljoen euro ten opzichte van de vastgestelde begroting voor 2025.
Deze leden vragen zich af wat de reden is voor deze aanzienlijke stijging.
Kan een uitsplitsing worden gegeven van de extra uitgaven?
Welke onderdelen van de Kamerorganisatie vergen een structurele of incidentele verhoging van de middelen?
Wordt hierbij ook rekening gehouden met inflatiecorrectie of verwachte loonontwikkeling?
Antwoord
Het zwaartepunt van deze stijging bevindt zich in incidentele investeringen en programma’s. Door de langere verblijfsduur in de tijdelijke huisvesting zijn extra investeringen nodig in diverse installaties van het gebouw. Ook zijn er incidentele investeringen nodig in het moderniseren van onze ICT-omgeving. Voor het organiseren van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) Parlementaire Assemblee in juli 2026 is eveneens incidenteel (programma)budget nodig.
Het budget dat nodig is voor structurele zaken is beperkt en minder dan het benodigde investeringsbudget en programmabudget. Het gaat dan om de formatieve uitbreidingen als gevolg van nieuwe commissies door het hoofdlijnenakkoord en aanpassingen in de bedrijfsvoering. Voor veiligheid is ook structureel budget nodig.
In de Raming wordt rekening gehouden met de loon- en prijsontwikkeling (LPO).
Vraag
Zij merken op dat de bestedingen voor wachtgeld lager uitvallen dan geraamd. Wat is hier de oorzaak van? Zij merken tevens op dat het voor externen niet inzichtelijk is of oud-Kamerleden gebruik maken van de wachtgeldregeling. Wat is hiervoor de reden, zo vragen zij, en kan meer inzicht worden gegeven in de belangenafweging die daaraan ten grondslag ligt.
Antwoord
Na de Verkiezingen in 2023 is er een prognose gemaakte voor de wachtgelduitkeringen. Dit is gedaan op basis van eerdere ervaringscijfers en op basis van gegevens van de actuaris.
In deze prognose is uitgegaan van een reëel scenario, mede gezien de eerdere ervaringscijfers is er niet voor gekozen om uit te gaan van een te snelle afname aan wachtgelduitkeringen. De realisatie
is lager uitgevallen dan eerder was geprognotiseerd. Dit is echter wel een bewuste keuze geweest. Als er uitgegaan zou zijn van een snellere afname van wachtgelduitkeringen, zou er per saldo extra budget aangevraagd moeten worden.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (Appa). De Tweede Kamer is deelnemer aan het uitvoeringscontract, maar dat feit ziet uitsluitend op de financiering van de aanspraken. Om vermenging van verantwoordelijkheden te voorkomen kan de Tweede Kamer de Minister van BZK om dit inzicht vragen.
Publiekelijk inzicht in trends aangaande de «wachtgeldregeling» is sinds dit jaar mogelijk via een daarvoor ingerichte webomgeving.
Publicatie: Overzichten Appa-uitkeringen 2010 t/m 2023 | Publicatie | Politieke ambtsdragers
https://www.politiekeambtsdragers.nl/publicaties/publicaties/2022/01/31/overzichten-appa-uitkeringen-2010-t-m-2021
Vraag
De leden van de BBB-fractie vragen
welke stappen het Presidium onderneemt om de transparantie van de Kameruitgaven te verbeteren.
Wordt overwogen om onderdelen van de begroting, zoals kosten van externe inhuur of communicatieprojecten, meer uitgesplitst te publiceren?
En hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord
Het Presidium hecht veel waarde aan openheid over de besteding van publieke middelen. Daarom worden financiële gegevens van de Tweede Kamer openbaar gemaakt via documenten, zoals de Raming en het jaarverslag van de Staten-Generaal. De Ramingstukken bevatten een uitgebreide toelichting over de voorgenomen uitgaven van de Tweede Kamer. In onze verslaglegging worden de begrotingsvoorschriften van de Minister van Financiën nauwgezet gevolgd. Uitsplitsing van kosten van externe inhuur of (communicatie)projecten maakt hier geen onderdeel van uit en er wordt ook niet overwogen om hiertoe over te gaan.
Het Presidium vraagt in haar eigen rapportages, zoals de Presidiumsrapportage Begroting en Verantwoording die zij drie keer per jaar ontvangt, meer aandacht voor het rapporteren en uitsplitsen van kosten, zoals op externe inhuur of projecten. Het Presidium treedt op als toezichthouder op de ambtelijke organisatie. Met verschillende interne en externe rapportages legt zij hier op transparante wijze verantwoording over af, onder andere via openbare stukken zoals de Raming en het jaarverslag.
Vraag
Zij vragen tot slot aandacht voor artikel 2 van de begroting: «Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement.» Zij vragen op welke wijze kosten worden gemaakt voor leden van het Europees Parlement. Wat is de aard en omvang van deze uitgaven, en wat is de juridische grondslag daarvoor?
Antwoord
In het stuknummer 2 Dwarsstaat Raming 2026 is de tekst «alsmede leden van het Europees Parlement» nog niet verwijderd. De tekst is niet meer van toepassing sinds de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement. Er worden geen kosten gemaakt voor leden van het Europees Parlement. Bij de volgende Raming 2027 zal deze tekst/regel verwijderd worden.
3. Werkwijze van de Kamer
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor het maken van fouten bij het opnemen van de stemmen. Gelukkig komt dat incidenteel voor. Er wordt in het algemeen goed en zorgvuldig geteld. Het maken van fouten is menselijk en bij een grote stemmingslijst met vele moties en amendementen, met daarbij ook nog een aantal hoofdelijke stemmingen, ook wel begrijpelijk dat dit een keer kan gebeuren. Maar het is tegelijkertijd voor alle betrokkenen vervelend.
Wordt er in het Presidium nagedacht over hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen? Zo ja, waaraan wordt gedacht? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.
Antwoord
Het Presidium ziet geen noodzaak om maatregelen te nemen die voorkomen dat er fouten ontstaan bij het opnemen van de stemmen. Het feit dat zich recentelijk door een samenloop van omstandigheden één situatie met een foutieve stemuitslag heeft voorgedaan, in een jarenlange geschiedenis met ontelbare stemmingen, doet daar niets aan af. Het Presidium constateert dat de lange stemmingssessies op dinsdagen veel van het concentratievermogen lijken te vergen van de leden zelf. Bij veel fracties, uitzonderingen daargelaten, steekt slechts een klein deel van de fractie de handen omhoog, met uitschieters van slechts twee of drie leden bij de grotere fracties. Vergissingen van fracties worden dan ook dikwijls in de Handelingen opgenomen. Bij hoofdelijke stemmingen wordt er door leden veel gepraat, met zacht volume een stem uitgebracht of anderszins voor de stemopnemers op het rostrum storende geluiden gemaakt. Het Presidium is van mening dat alle betrokkenen op het rostrum uitstekend werk verrichten.
Vraag
Een aantal jaren geleden is besloten in de Kameragenda ruimte te reserveren voor het behandelen van wetsvoorstellen, wat de steun van deze leden had en heeft. Met name de woensdag werd daarvoor aangewezen. Zij hebben de indruk dat er op de woensdagen regelmatig veel tweeminutendebatten, plenaire debatten en dertigledendebatten plaatsvinden in plaats van wetgeving.
Hoe ziet het Presidium dat? Graag krijgen zij een reactie van het Presidium.
Antwoord
Het Presidium memoreert dat ook bij de behandeling van afgelopen Ramingen naar wettenwoensdag is gevraagd. In antwoord op de nu voorliggende vraag merkt het Presidium op dat de Voorzitter regelmatig voorstelt wetgeving op woensdag te agenderen, maar dat dit in de praktijk geen wet van Meden en Perzen is of kan zijn. Enige flexibiliteit blijft nodig om tot een optimale agenda te komen waarbij de schaarse plenaire vergadertijd zo goed mogelijk wordt benut. In dit verband wijst het Presidium erop dat bij de voorstellen voor de Kameragenda rekening dien te worden gehouden met een veelvoud van factoren, waaronder uitspraken van de Kamer zelf, agenda’s van Kamercommissies en verhinderingen van bewindspersonen.
Agendering van tweeminutendebatten op woensdag kan soms en marge van een wetsbehandeling met dezelfde bewindspersoon. In andere gevallen is de reden dat het de enige dag is dat dergelijke debatten passen. Voorkomen dient te worden dat het aantal ongeplande tweeminutendebatten te veel oploopt.
Dit alles neemt niet weg dat de Voorzitter vast voornemens blijft voldoende wetgeving op de plenaire agenda aan bod te laten komen en waar mogelijk daar de woensdag voor te benutten.
Vraag
In januari van dit jaar is er een ambtelijke evaluatie van de kabinetsformatie 2023–2024 verschenen.
Hoe wordt omgegaan met de daarin weergegeven bevindingen? Zij vragen het Presidium daarop in te gaan.
Antwoord
Het Presidium heeft in zijn vergaderingen van 22 januari en 5 februari jl. gesproken over de evaluatie van de kabinetsformatie 2023–2024. Deze ambtelijke evaluatie ziet met name op de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de in 2023 aangenomen motie-Klaver/Sneller over de invulling van het formatieproces (Kamerstuk 35 788, nr. 229). Het Presidium heeft besloten om de evaluatie door te geleiden naar de commissie voor de Werkwijze (Kamerstuk 36 471, nr. 106). Op drie van deze onderwerpen heeft het Presidium een appreciatie aan de commissie voor de Werkwijze meegegeven. De Commissie heeft zich in haar vergadering van 20 mei 2025 gebogen over de onderwerpen waarvan de evaluatie stelt dat het wenselijk is dat de Kamer zich hierover uitspreekt. De conclusies van deze bespreking zullen na behandeling van de Raming ter instemming aan de Kamer worden voorgelegd, om fracties de gelegenheid te geven deze tijdens de Raming desgewenst nog aan de orde te stellen.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken op dat er bij het mondelinge vragenuur regelmatig wordt gekozen om slechts twee vragen toe te kennen.
Wat is hiervoor de reden?
Kan het Presidium inzicht geven in hoe vaak dit voorkomt en of hierin een verandering te zien is over de afgelopen jaren?
Antwoord
Het Presidium bevestigt dat de Voorzitter ook in deze zittingsperiode het uitgangspunt heeft drie aangemelde mondelinge vragen door te laten in het mondeling vragenuur. Slechts in uitzonderlijke gevallen wijkt de Voorzitter hiervan af. De belangrijkste reden is dat er echt enige zekerheid moet zijn dat de vergadering om 15.00 uur door kan gaan met het volgende onderwerp, bijvoorbeeld bij een herdenking naar aanleiding van een overlijden waarbij – in de regel – nabestaanden te gast zijn in het gebouw van de Tweede Kamer. In een ander geval kan het zo zijn dat de inschatting wordt gemaakt dat twee reeds geselecteerde vragen een zodanig tijdsbeslag zullen leggen, dat een derde vraag de gereserveerde tijd voor het mondelinge vragenuur ver zal doen overschrijden.
Sinds januari 2023 tot 1 april 2025 zijn er 78 mondelinge vragenuren geweest. Daarbij zijn er in 16 mondelinge vragenuren twee vragen doorgelaten en in één mondeling vragenuur 1 vraag. Verdeeld over de jaren ziet dit beeld er als volgt uit: in 2023 werden er 7 keer tijdens een vragenuur minder dan 3 vragen doorgelaten, in 2024 gebeurde dit 8 maal en in het huidige kalenderjaar tot nu 4 maal. Het Presidium concludeert daarmee dat hier geen sprake is van een significante verandering.
Vraag
Deze leden merken op dat zij soms moeite hebben om de keuze voor de toewijzing voor mondelinge vragen te doorgronden.
Op basis van welke criteria wordt de keuze voor het toewijzen van de mondelinge vragen gemaakt?
Is het mogelijk om meer transparantie te verschaffen ten aanzien van de gemaakte keuzes?
Antwoord
De Kamervoorzitter hanteert sinds jaar en dag dezelfde werkwijze waar het gaat om de selectie van mondelinge vragen voor het vragenuur. Het is de discretionaire bevoegdheid van de Voorzitter te komen tot een selectie van vragen uit de lijst van aangemelde vragen. Daarbij worden er ambtelijke adviezen gegeven door de griffiers die bij de selectie behulpzaam zijn. Voor wat betreft advisering hanteren de griffiers het volgende adviseringskader:
1. Procedurele bezwaren: De commissiegriffier gaat na of er met betrekking tot het onderwerp reeds schriftelijke vragen zijn gesteld, een ander lid eerder was met het aanmelden van mondelinge vragen, er binnen twee weken een overleg in een commissie is gepland of nét geweest is, een wetsvoorstel in behandeling is, het onderwerp op de agenda staat van de eerstvolgende procedurevergadering of op andere wijze reeds «in procedure» is.
2. Actualiteit: De commissiegriffier beoordeelt of het onderwerp echt actueel is; of het onlangs bekend geworden feiten betreft.
3. Urgentie: De commissiegriffier beoordeelt tevens of er sprake is van een zekere mate van urgentie.
4. Gewicht: De commissiegriffier beoordeelt tenslotte of het onderwerp van voldoende gewicht is om in het vragenuur besproken te worden; hierbij moet ook de politieke gevoeligheid betrokken worden.
Dit zijn de belangrijkste criteria waarlangs vragen worden geselecteerd. Daarnaast zijn er secundaire overwegingen die een rol spelen bij de beoordeling. Zo stellen commissiegriffiers zich ook (onder meer) de volgende vragen:
– Wordt de juiste/bevoegde bewindspersoon aangesproken?
– Is het onderwerp geen zaak van een medeoverheid?
– Loopt er een justitieel onderzoek of onderzoek van een toezichthouder?
– Is de zaak onder de rechter?
– Is de status van de bron dubieus (betreft het bijvoorbeeld gelekte informatie)?
– Is er sprake van een fatale termijn (bijvoorbeeld in Europees verband)?
Na weging van de adviezen komt de Voorzitter tot de selectie, waarbij met name procedurele argumenten vaak een belemmering vormen voor het doorlaten van vragen. De Voorzitter probeert ook een zekere spreiding van de vragen over de verschillende fracties in acht te nemen.
Tot slot: over het selectieproces heeft de toenmalig Voorzitter in 2017 een brief aan alle leden gestuurd, die nog steeds van waarde is en op de website van de Tweede Kamer raadpleegbaar is.
Vraag
De leden van de BBB-fractie lezen dat er binnen de begroting aandacht is voor de verdere uitvoering van het programma «Versterking parlementair proces» en de aanbevelingen van het rapport «Versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal».
Deze leden vragen welke concrete resultaten reeds zijn geboekt en welke nog verwacht worden.
Voorts vragen zij hoe de effecten van deze versterking worden beoordeeld.
Antwoord
Op 25 april 2024 nam de Kamer de motie-Kamminga c.s. aan, die opriep tot het instellen van een werkgroep om een integraal beeld te krijgen van de opvolging en samenhang van de aanbevelingen die in verschillende rapporten zijn gedaan om de werkwijze van de Kamer te versterken. De werkgroep-Kamminga («Voor een Kamer die Werkt»), die naar aanleiding van deze motie is ingesteld, heeft zich specifiek gericht op de opvolging van aanbevelingen uit vijf rapporten van recente (enquête)commissies en werkgroepen, waaronder het rapport Versterking functies Tweede Kamer. Op 8 april jl. heeft de werkgroep-Kamminga haar eindverslag aangeboden, dat in handen is gesteld van de commissie voor de Werkwijze. In haar eindverslag benoemt de werkgroep onder meer positieve ontwikkelingen rond de vertegenwoordigende functie van de Kamer, waarbij wordt verwezen naar de resultaten van de pilot burgersignalen, en de controlerende taak, met een toegenomen inzet van rapporteurs.
Zoals de werkgroep in haar rapport al benoemt, is het niet gemakkelijk de opvolging van aanbevelingen te kwantificeren of anderszins meetbaar te maken. Gedurende de afgelopen jaren is de ondersteuning voor Kamercommissies uitgebreid en zijn verscheidene nieuwe instrumenten ontwikkeld ter ondersteuning van het Kamerwerk, zoals de Strategische Procedurevergadering, die genoemd wordt als aanbeveling in het rapport Versterking functies Tweede Kamer. Ook zijn als gevolg van de eerdergenoemde pilot burgersignalen drie nieuwe kennisinstrumenten geïntroduceerd en beschikbaar gesteld aan alle vaste commissies. Dit zijn de reader burgerbrieven, de burgersignalenrapportage en het signalenoverleg.
De toegevoegde waarde valt of staat echter met voldoende bekendheid en gerichte inzet van dit instrumentarium, zo stelt de werkgroep. Het Presidium onderschrijft dit.
Vraag
Zij merken op dat toezeggingen die worden gedaan in de plenaire zaal niet in het toezeggingenregister verschijnen. Dit is een grote omissie in hun beleving. Dat is immers ook bij uitstek de plek waar het «voorkomen van moties» door een toezegging zal plaatsvinden. Zij verzoeken het Presidium dit voortaan te (laten) doen.
Antwoord
Alle mondelinge toezeggingen die bewindslieden doen, tijdens zowel plenaire debatten als commissiedebatten, worden in dit systeem geregistreerd en gepubliceerd op de website van de Kamer. Per toezegging is eveneens te zien welke bewindspersoon de toezegging heeft gedaan, aan welke commissie of aan welk individueel Kamerlid. Ook zijn de inhoud van de toezegging, de termijn van uitvoering en de status zichtbaar. Er is dus geen sprake van een omissie op dit punt.
Zoals de Voorzitter van de Kamer heeft aangegeven in zijn brief van 28 januari jl. (Kamerstuk 36 537, nr. 6) is het verbeterde toezeggingenregistratiesysteem, dat begin september 2022 in gebruik is genomen, ook een instrument dat kan helpen bij het verminderen van het aantal moties. Als een toezegging is gedaan, hoeft een motie van gelijke strekking immers niet meer ingediend te worden.
Vraag
Deze leden wijzen op de motie van het lid Michon-Derkzen (Kamerstuk 36 528, nr. 17) over het mogelijk maken van digitaal stemmen. Zij merken op dat zij destijds tegen deze motie hebben gestemd en blijven zich afvragen of digitaal stemmen daadwerkelijk sneller is dan de huidige wijze van stemmen per fractie. Zij zijn van mening dat dit niet het geval is. Tevens vrezen zij dat de invoering van digitaal stemmen de drempel om hoofdelijke stemmingen aan te vragen verlaagt, hetgeen de efficiëntie van het parlementaire proces niet ten goede komt.
Zij vragen of het Presidium deze overwegingen meeweegt in de lopende analyse van het CIO Office en de betrokken diensten.
Antwoord
Alle overwegingen ten aanzien van het digitaal stemmen inclusief snelheid en efficiëntie worden meegenomen in de analyse.
3.1 Informatiepositie Kamer
Vraag
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen aandacht vragen voor de informatiepositie van de Tweede Kamer. Deze leden constateren dat Kamervragen regelmatig te laat worden beantwoord, dat stukken voor debatten regelmatig pas vlak voor een debat worden aangeleverd en dat media met enige regelmaat eerder worden geïnformeerd dan de Kamer over voornemens van het kabinet. Ook gebeurt het met enige regelmaat dat tijdens Kamerdebatten vragen van Kamerleden (bij herhaling) niet worden beantwoord door bewindspersonen. Deze ontwikkelingen baren hen zorgen.
Deelt het Presidium deze zorgen en kan aangegeven worden wat de Kamervoorzitter doet om dit bij het kabinet aan de orde te stellen?
En welke mogelijkheden ziet het Presidium om betere naleving van artikel 68 van de Grondwet en andere werkafspraken door het kabinet te bevorderen?
Antwoord
Wekelijks wordt op de website van de Kamer een overzicht gepubliceerd van vragen waarvan de beantwoordingstermijn is overschreden. Eveneens wekelijks worden de betreffende ministeries actief gewezen op het uitblijven van antwoorden. Op initiatief van de Voorzitter is in februari jl. ruimte op de plenaire agenda gemaakt voor het mondeling beantwoorden van een groot aantal schriftelijke vragen. Uiteindelijk zijn toen alle vragen waarvan de beantwoordingstermijn was overschreden alsnog beantwoord en is het gereserveerde moment geannuleerd. De Voorzitter heeft reeds het voornemen geuit om nog vóór het zomerreces een nieuw moment te plannen, als blijkt dat de vragen niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn beantwoord
Vraag
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse de gesprekken in de commissie Binnenlandse Zaken gevolgd over de werking van artikel 68 van de Grondwet. Daar lijkt een verschil van inzicht met het kabinet te ontstaan over wie de eerste stap zet om de – in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken – versterkte procedure voor Kamerleden in te richten.
Ziet het Presidium daar een rol in voor zichzelf om vervolgstappen te zetten? Zo ja, welke?
Antwoord
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd in een brief over het kader voor informatieverzoeken op grond van artikel 68 Grondwet ook de vraag mee te nemen of deze procedure versterkt kan worden en hoe dat eruit zou kunnen zien. Vervolgens is het aan de Kamer om het politieke debat met de Minister over dit voornemen uit het hoofdlijnenakkoord te vervolgen. Het Presidium ziet hierin geen rol voor zichzelf weggelegd; zoals ook in eerdere beantwoording aangegeven, ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord immers bij het kabinet. Wel vraagt de Kamervoorzitter in zijn periodieke gesprekken met de Minister-President en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties nadrukkelijk aandacht voor het informatieverkeer tussen Kamer en kabinet, bijvoorbeeld ten aanzien van beantwoordingstermijnen en het adequaat motiveren van het vertrouwelijk dan wel niet verstrekken van stukken aan de Kamer.
Vraag
Deze leden vragen welke opvolging er gegeven gaat worden aan het door de werkgroep Informatieafspraken opgeleverde rapport «Grip op informatie».
Zij vragen op welke wijze de verschillende voorstellen hun beslag krijgen in het werken in de Kamer? Het baart hen zorgen dat het kabinet terughoudend is in stappen voorwaarts op dit vlak.
Antwoord
Voornoemde werkgroep-Kamminga («Voor een Kamer die Werkt») heeft zich onder meer gebogen over de opvolging van aanbevelingen uit het rapport «Grip op informatie». Een concreet voorbeeld is het besluit van de Kamer om de Regeling vertrouwelijke stukken van toepassing te verklaren op een weigering van het kabinet om informatie met de Kamer te delen.2 Ook heeft de Voorzitter recent een extra mondeling vragenuur ingepland voor de behandeling van onbeantwoorde schriftelijke vragen waarvan de beantwoordingstermijn was verstreken. Dit leidde ertoe dat vragen alsnog werden beantwoord voorafgaand aan dit extra vragenuur. Voor een volledig overzicht verwijst het Presidium naar hoofdstuk 5 van het eindverslag van de werkgroep.3
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het Presidium de kosten en onderbouwing voor het instellen van de tijdelijke commissie Grondrechten en Constitutionele toetsing nader toe te lichten: in de begeleidende brief staat enerzijds dat de middelen noodzakelijk zijn voor een commissiegriffier, adjunct-griffier, commissie-assistent en twee wetgevingsadviseurs. Vervolgens staat toegelicht dat er 0,8 fte noodzakelijk is voor een commissiegriffier, 0,5 fte voor een adjunct-griffier, 0,2 fte voor een commissie-assistent, maar worden de wetgevingsadviseurs onbenoemd gelaten.
Kan dit nader worden uitgelegd?
Deze leden vragen het Presidium of zij artikel 7.1, eerste lid, van het Reglement van Orde (RvO), waarin staat dat er een vaste commissie is voor elk ministerie, strikt noodzakelijk en houdbaar acht?
Antwoord
Dit lijkt een omissie te zijn in de begrotingstoelichting Raming 2026, pagina 6, onder 1, tweede alinea. Dit betreft een specificatie van de benodigde ondersteuning, daar had ook opgenomen moeten worden dat er naast middelen voor een commissiegriffier (0,8 fte), adjunct-griffier (0,5 fte) en een commissie-assistent (0,2 fte) ook middelen nodig zijn voor het aanstellen van 2 fte wetgevingsadviseurs.
Het Presidium beoordeelt de gedachte achter de bepaling in het Reglement als een logische. Ministeries sturen stukken, waaronder wetsvoorstellen, naar de Kamer die door de het ministerie betreffende commissie worden behandeld. Zou gekozen worden voor commissies die twee of meer ministeries «onder zich» hebben, dan legt dat een ten minste dubbele werkdruk op een commissie. Een commissie zal dan vaker overleggen willen en moeten plannen met bewindspersonen van meerdere ministeries. Ook doet de vraag zich voor welke commissie welke (beleidsterreinen van) ministeries ter behandeling onder zich neemt. Naar de mening van het Presidium zullen minder commissies in combinatie met meer ministeries mogelijk leiden tot meer knelpunten dan voordelen.
3.2 Medewetgevende en controlerende taken
Vraag
De leden van de NSC-fractie merken op dat in de geleidende brief over het onderwerp «medewetgevende en controlerende taken» enkel ingegaan wordt op de tijdelijke commissie Grondrechten en Constitutionele toetsing en op de Parlementairen Enquêtecommissie Corona die nu gaande is. Ten aanzien van de tijdelijke commissie Grondrechten en Constitutionele toetsing hebben deze leden enkele vragen. Het Presidium wil deze commissie een jaar na constituering evalueren. Deze leden onderschrijven dit. Zij merken wel op dat voorop moet staan dat het de bedoeling is dat deze commissie permanent gemaakt wordt en gekeken wordt om welke manier dit het beste tot uitvoering gegeven kan worden. Kan het Presidium aangeven hoe de evaluatie en het vervolgtijdspad eruit komen te zien?
Antwoord
De tijdelijke commissie heeft de taak om Kamercommissies en de Kamer te adviseren over grondrechtelijke en andere constitutionele aspecten van wetsvoorstellen en andere regelgevende voorstellen die de Kamer behandelt. Gezien de bijzondere rol
van deze commissie vindt het Presidium het wenselijk de opgedane ervaringen van de tijdelijke commissie een jaar na de constituering te evalueren. Ook de voorbereidende werkgroep, die het mandaat van de commissie heeft uitgewerkt, gaf dit in overweging.4 Zij wees er daarbij op dat de commissie haar werkwijze in de praktijk verder zal moeten uitwerken. De ervaringen die de commissie opdoet bieden aanknopingspunten om de werkwijze steeds verder te verfijnen. Daarnaast kan worden bezien hoe de verhouding met de vaste commissies en met andere actoren in het constitutionele proces zich ontwikkelt. Het Presidium laat het aan de tijdelijke commissie over om deze tussentijdse evaluatie verder vorm te geven. Zoals door de voorbereidende werkgroep aangegeven, kan de commissie op basis daarvan zo nodig nadere voorstellen doen aan de Kamer, eventueel ook op reglementair terrein.
Vraag
Deze leden missen een passage over de breed aangenomen motie-Van Hijum c.s. (Kamerstuk 36 560, nr. 9) die het Presidium verzocht om te onderzoeken hoe de ondersteuning van het budgetrecht van de Tweede Kamer versterkt kan worden met een bureau Begroting en Verantwoording. Zij lezen in de onderliggende stukken van de Raming dat de commissie voor de Rijksuitgaven de taak heeft gekregen om een reactie op het verzoek van het Presidium voor te bereiden. Tot op heden is er nog geen reactie bij hen bekend. Zij achten de noodzaak van een bureau Begroting en Verantwoording evident om hun medewetgevende en controlerende taken op een goede manier uit te voeren.
Zij verwachten daarom van het Presidium dat er op korte termijn een voorstel naar de Kamer komt en vragen het Presidium wanneer deze versterking van de Kamer geregeld is,
wat de taakomschrijving van het bureau Begroting en Verantwoording wordt en of Kamerleden ook bij dit bureau terecht kunnen voor duiding over de vraag of moties of amendementen een dekking nodig hebben.
Is het Presidium tevens al in overleg getreden met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de dekking van dit bureau en of deze dekking reeds beschikbaar is?
Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit overleg en zo nee, wanneer verwacht het Presidium meer duidelijkheid te kunnen verschaffen over de uitvoering van de motie-Van Hijum c.s.?
Antwoord
Zoals te lezen in de bijlage bij de Begrotingstoelichting bij de Raming (Kamerstuk 36 714, nummer 3), heeft het Presidium de commissie voor de Rijksuitgaven verzocht de motie-Van Hijum c.s. ter hand te nemen. Het is nu aan de commissie om te onderzoeken of en hoe de ondersteuning van het budgetrecht van de Tweede Kamer versterkt kan worden met een bureau begroting en verantwoording. De commissie heeft een voorbereidingsgroep ingesteld die op dit moment bestaat uit de leden Faddegon (PVV), Van der Lee (GroenLinks-PvdA) en Idsinga (NSC). In dit kader heeft de commissie onder meer in het voorjaarsreces een werkbezoek aan Washington D.C. afgelegd, waar ook met het Congressional Budget Office is gesproken. Het Presidium is in afwachting van de bevindingen van de commissie voor de Rijksuitgaven om te bezien wat de benodigde vervolgstappen kunnen zijn en zal de Kamer hierover vervolgens informeren.
Vraag
Deze leden merken tevens op dat in het Hoofdlijnenakkoord de volgende zin staat: «De Tweede Kamer krijgt meer ondersteuning (wetgeving, analyse en onderzoek).»
Deze leden vragen het Presidium hoe vanuit de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer hier uitvoering aan wordt gegeven.
Of geeft het Presidium invulling aan deze zin uit het Hoofdlijnenakkoord door de motie-Van Hijum c.s. uit te voeren?
Antwoord
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord ligt bij het kabinet. Het is niet aan het Presidium om daarop vooruit te lopen. Het Presidium staat uiteraard open voor suggesties die vanuit de Kamer worden gedaan op het punt van ondersteuning. In het eindverslag van de werkgroep-Kamminga («Voor een Kamer die Werkt») is geïnventariseerd welke stappen de afgelopen jaren zijn genomen ter versterking van de ondersteuning van Kamerleden.5 Naast het vergroten van de fractiebudgetten is door de Kamer geïnvesteerd in de ambtelijke ondersteuning van de commissies en de leden. Zo is de Dienst Analyse en Onderzoek uitgebreid met extra EU-adviseurs en met een team van wetgevingsadviseurs. De uitbreiding van de ambtelijke ondersteuning op het gebied van wetgevingsadvisering biedt volgens de werkgroep bijvoorbeeld meer ruimte om aandacht te besteden aan de aanbevelingen van adviescolleges zoals de Raad van State, de uitvoerbaarheid van wetgeving, het doen vermogen van burgers en de ruimte voor maatwerk. De werkgroep constateert dan ook dat de afgelopen jaren veel is gedaan aan het verbeteren en verdiepen van de ambtelijke ondersteuning in de Kamer. De werkgroep signaleert echter ook dat nog niet alle Kamerleden voldoende op de hoogte zijn van de (verruimde) mogelijkheden van ambtelijke ondersteuning en advisering bij het parlementaire werk. De werkgroep beveelt daarom aan om te blijven inzetten op initiatieven vanuit de ambtelijke organisatie om de bekendheid van de beschikbare ondersteuning te vergroten.
Vraag
Deze leden zouden graag zien dat het parlementaire werk ook naar buiten toe voldoende zichtbaar wordt.
Deelt het Presidium de mening dat in de communicatie en voorlichting, waaronder sociale media en de website, meer aandacht kan zijn voor de processen in de commissies en andere (niet-plenaire) overleggen?
Hoe is het Presidium voornemens dit te organiseren?
Antwoord
De Stafdienst Communicatie ziet het onder de aandacht brengen van commissieactiviteiten reeds als één van haar kernactiviteiten. Op www.tweedekamer.nl verschijnen regelmatig updates over commissieactiviteiten en nieuwsberichten over commissievergaderingen. Op de sociale media van de Tweede Kamer (Instagram, Facebook, LinkedIn, X) wordt er wekelijks aandacht besteed aan commissiewerk. Er worden onder meer video’s gepubliceerd waarin commissievoorzitters uitleg geven over commissiewerk en regelmatig verschijnen er video’s (explainers) om de processen in de Tweede Kamer uit te leggen.
Vraag
Is het Presidium bekend dat deze leden hechten aan artikelsgewijze behandeling van wetten.
Hoe vaak heeft dit het afgelopen jaar plaatsgevonden,
hoe vaak verwacht het Presidium dat in het lopende jaar?
Is het Presidium bereid daar meer op te sturen, zodat de komende jaren een groter aantal wetten artikelsgewijs besproken wordt?
Antwoord
In artikel 9.10 van het Reglement van Orde is de mogelijkheid een wetsvoorstel artikelsgewijs te behandelen, ná de algemene beraadslaging, opgenomen. De Kamer kan daartoe besluiten en tevens besluiten, de commissie gehoord, deze artikelsgewijze behandeling in een wetgevingsoverleg te laten plaatsvinden. Het Presidium ziet voor zichzelf geen sturende rol weggelegd en heeft ook geen bevoegdheden op dit punt. Het is aan de Kamer, op voorstel van een lid of op voorstel van een commissie, te besluiten tot een dergelijke behandeling. Leden en commissies zijn bij uitstek in staat om zelf te bepalen wanneer een artikelsgewijze beraadslaging opportuun zou zijn.
Het Presidium heeft geen verwachting hieromtrent, er is immers geen (sturende) rol weggelegd voor het Presidium. Het Presidium is niet betrokken bij een besluit van de Kamer terzake.
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen zich af wat het Presidium bedoelt met «uitwerking hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma» in tabel vier in de begrotingstoelichting (Kamerstuk 36 714, nr. 3).
Wat houdt dit in en waar wordt dit bedrag precies aan besteed?
Antwoord
Voor de uitwerking van de hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma is in 2025 € 1,04 mln. en vanaf 2026 is structureel € 1,13 mln. benodigd. Dit in navolging van het besluit van het kabinet om drie nieuwe ministeries in te stellen. Voor de vaste commissies die conform artikel 7.1, lid 1 van het Reglement van Orde voor deze ministeries worden ingesteld, is personele capaciteit benodigd (fte). De volgende drie nieuwe commissies zijn ingesteld: de commissie voor Asiel en Migratie (A&M), de commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en de commissie voor Klimaat en Groene Groei (K&GG). Deze commissies worden ondersteund door 8,6 aan fte: 3 fte commissiegriffier (schaal 13), 0,6 fte commissie-assistent (schaal 7), 1 fte informatiespecialist (schaal 10), 1 fte Kenniscoördinator (schaal 13), 1 fte Wetgevingsadviseur (schaal 13) en 2 fte bodes (schaal 5).
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat voor een goede invulling van de wetgevende taak van de Tweede Kamer adequate ondersteuning van de Kamerleden noodzakelijk is. Deze leden noemen de wetgevingsrapporten zoals voorbereid door de ambtelijke ondersteuning van de Tweede Kamer als goed voorbeeld. Zeker bij complexe of uitgebreide wetgevingstrajecten is deze ondersteuning van wezenlijk belang. Zij zijn van mening dat bij dergelijke trajecten een geconsolideerde wettekst enorm van nut is. Deelt het Presidium die mening?
En welke stappen kunnen gezet worden om bij meer complexe en/of grootschalige wetgevingstrajecten standaard een geconsolideerde wettekst ter beschikking te hebben?
Wat is nodig om dit te realiseren?
Antwoord
Het Presidium hecht eraan te benadrukken dat in de eerste plaats de (artikelsgewijze) memorie van toelichting bij een wetsvoorstel een beter begrip van het effect van voorgestelde wijzigingen geeft. In een geconsolideerde tekst wordt het hoogstens beter inzichtelijk hoe de voorgestelde wijzigingen tekstueel/technisch precies worden doorgevoerd. In 2022 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgesproken dat het ministerie in een vroegtijdig stadium beoordeelt of het wetsvoorstel zich leent, met name qua complexiteit en omvang, voor het toevoegen van een geconsolideerde wettekst.
Voor zover het Presidium bekend is dit de enige commissie die dergelijke afspraken heeft gemaakt. Het staat andere commissies vrij om deze afspraken ook te maken mocht daar binnen de commissie behoefte aan bestaan.
3.3 Moties
Vraag
Met betrekking tot de grote aantallen moties menen de leden van de VVD-fractie dat die niet bijdragen aan het goed functioneren van de Tweede Kamer. Voor iedereen is er daardoor sprake van een grote werkdruk en het maakt de stemmingslijst lang. Het instrument van een motie moet effectief worden ingezet. Het gaat daarbij ook om houding en zelfbeperking. Een toezegging op naam is in feite net zo goed en bespaart veel werk. Sinds november 2024 wordt er als het om het beoordelen van moties gaat, gewerkt met een nieuw beoordelingskader.
Kan worden aangegeven wat de ervaringen met dat nieuwe kader tot nu toe zijn?
Zal dit beoordelingskader worden geëvalueerd?
Zo ja, wanneer?
Wordt er in het Presidium verder nagedacht over het instrument van de motie en hoe dat effectief kan worden ingezet, met als gevolg minder moties?
Antwoord
Het nieuwe appreciatiekader voor moties is sinds 19 november 2024 van kracht. De werkgroep-Kamminga («Voor een Kamer die Werkt») heeft aanbevolen dit jaar een evaluatie uit te voeren. Het terugdringen van het aantal moties was ook een aandachtspunt van deze werkgroep. Zij heeft daarom aanbevolen toezeggingen een prominentere rol te geven in tweeminutendebatten, vanuit de gedachte dat op datzelfde punt een motie niet langer noodzakelijk is. Ook oppert te werkgroep dat de dienstdoend voorzitter toezeggingen die in plenaire debatten worden gedaan als zodanig kan benoemen. Ook hiermee kan een motie op hetzelfde punt wellicht achterwege blijven. De commissie voor de Werkwijze zal binnenkort besluiten over de uitvoering van de aanbevelingen van de werkgroep. Het Presidium verwelkomt de aanbevelingen van de werkgroep en wacht besluitvorming in de commissie voor de Werkwijze af.
Het Presidium onderschrijft de constatering van de vragensteller dat houding en zelfbeperking een belangrijke rol spelen in het terugdringen van het aantal moties. Het inzetten van een nieuw beoordelingskader, een toezeggingenregistratie en het meer sturen van de Voorzitter op bijvoorbeeld aanhouden of intrekken van moties kunnen daaraan bijdragen, maar houding en zelfbeperking zijn een noodzakelijke toevoeging om daadwerkelijk effect te bereiken.
Vraag
De leden van de NSC-fractie merken op dat het Presidium blijft inzetten op een politieke cultuur waarin meer focus wordt aangebracht en bewuster wordt omgegaan met parlementaire instrumenten. Tegelijkertijd constateren deze leden dat het voorstel van het lid Bontenbal om het aantal in te dienen moties te maximeren (Kamerstuk 36 537) niet kon rekenen op een Kamermeerderheid en de Staat van de Kamer laat zien dat er in het jaar 2024 onverminderd veel moties zijn ingediend. Is het Presidium van mening dat, als het aantal ingediende moties en amendementen vermeerdert, dit personele gevolgen heeft voor bijvoorbeeld Bureau Wetgeving?
Vraagt dit volgens het Presidium uitbreiding van de ambtelijke capaciteit?
Antwoord
Het Presidium is van mening dat de ambtelijke organisatie in staat is om adequaat te sturen op capaciteit en daar waar nodig en mogelijk systemen efficiënter in te richten. Het Presidium zal, indien het aantal moties en amendementen zodanig vermeerdert of andere instrumenten vaker worden ingezet waardoor capaciteitsuitbreiding nodig is, uiteraard open staan voor verzoeken daartoe vanuit de ambtelijke organisatie.
Vraag
Deze leden zien ook dat door fracties verschillend wordt gedacht over de oplossing om het hoge aantal moties in te perken. Zij zien ook ruimte voor voorzitters om strakker – en soms met een extra interruptie – tijdens het debat te sturen op een toezegging van bewindspersonen. Dat kan het aantal moties beperken. Daarnaast achten zij het wenselijk dat binnen de bestaande vergaderorde zoveel mogelijk middelen worden ingezet om het indienen van moties beter te kanaliseren en het totale aantal moties terug te dringen. Zij denken hierbij onder andere aan het vaker buiten de orde verklaren van moties die geen directe relatie hebben met het onderwerp van het debat, het actief aanspreken van Kamerleden op het achterwege laten van het intrekken van moties nadat een toezegging is gedaan en het stimuleren van een scherpere afweging voorafgaand aan het indienen van moties.
Zij vragen het Presidium op welke wijze deze mogelijkheden beter benut kunnen worden en of aanvullende ondersteuning of richtlijnen voor voorzitters daarbij wenselijk kunnen zijn. Zij denken daarbij ook aan de mogelijkheid om commissievoorzitters de tweeminutendebatten voor te laten zitten.
Antwoord
Het Presidium heeft met belangstelling het debat over het initiatief-Bontenbal, dat een quotum voor het aantal in te dienen moties per lid beoogde, gevolgd. Het is het Presidium opgevallen dat vanuit de Kamer niet of nauwelijks andere voorstellen zijn gedaan om tot minder moties te komen. Het inzetten van een nieuw beoordelingskader, een toezeggingenregistratie en het meer sturen van de Voorzitter op bijvoorbeeld aanhouden of intrekken van moties kunnen bijdragen aan verminderen van het aantal moties, maar zonder inzet en goede wil van de leden zal naar de verwachting van het Presidium geen daadwerkelijk resultaat worden bereikt. Het Presidium wijst erop dat de Voorzitter op 28 januari 2025 in een brief aan de Kamer (TK 36 537, nr. 6) heeft aangegeven moties buiten de orde te zullen verklaren als het onderwerp van de motie geen betrekking heeft op het in behandeling zijnde onderwerp (art. 8.20 lid RvO).
De door de NSC-fractie geopperde mogelijkheid om commissievoorzitters tweeminutendebatten te laten voorstellen vindt het Presidium niet wenselijk. Het is ook niet mogelijk in de planning van de agenda rekening te houden met de beschikbaarheid van commissievoorzitters, ondervoorzitters of andere commissieleden die een bepaald debat hebben voorgezeten.
Vraag
In januari 2025 heeft de Kamer gedebatteerd over het initiatiefvoorstel van het lid Bontenbal om te komen tot een wijziging van het RvO waarbij het aantal ingediende moties per fractie wordt gemaximeerd. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Voorzitter wijst op het belang van een politieke cultuur waarin meer focus wordt aangebracht en bewuster wordt omgegaan met parlementaire instrumenten, waaronder de motie.
Deze leden vragen hoe de Voorzitter zich hiervoor gaat inspannen, naast het genoemde nieuwe beoordelingskader voor moties en het doorontwikkelde toezeggingensysteem.
Antwoord
Zoals hierboven wordt gesteld in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie, heeft de werkgroep-Kamminga («Voor een Kamer die Werkt») recent aanbevelingen gedaan met het oog op het gerichter inzetten van het instrumentarium van de Kamer. Hieronder valt ook het indienen van moties. De werkgroep beveelt aan het nieuwe appreciatiekader nog dit jaar te evalueren. Met het vergroten van de aandacht voor toezeggingen in plenaire (tweeminuten)debatten beoogt de werkgroep het indienen van moties op hetzelfde punt te voorkomen. Concreet beveelt de werkgroep onder meer aan een lijst met mondelinge toezeggingen uit het commissiedebat naast de sprekerslijsten beschikbaar te stellen op het rostrum, zodat voor iedereen duidelijk is welke toezeggingen reeds geregistreerd zijn. De commissie voor de Werkwijze zal binnenkort een besluit nemen over deze aanbevelingen. Het Presidium wacht deze besluitvorming af.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie danken het Presidium voor de informatie over op welke wijze opvolging wordt gegeven aan de aangenomen motie-Ceder om op de websites en apps van de Kamer naast stemmingsuitslagen ook de appreciatie en het volledige dictum van de motie weer te geven (Kamerstuk 36 537, nr. 15).
Deze leden vragen het Presidium of de genoemde kosten reeds gedekt zijn en op welke termijn Debat Direct 2025 gereed zal zijn.
Antwoord
Het eerste onderdeel van het project Debat Direct 2025 is reeds gestart. Dit heeft betrekking op digitale toegankelijkheid en is naar verwachting eind mei van dit jaar afgerond. Het tweede onderdeel van het project Debat Direct 2025, over het op een overzichtelijke wijze tonen van motieteksten en appreciaties in de app, wordt binnenkort voor interne besluitvorming voorgelegd. Na goedkeuring is een planning voorzien waarin dit onderdeel voor het einde van 2025 wordt afgerond.
4. Ontwikkelingen Kamerorganisatie
Vraag
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van belang dat de Tweede Kamer een veilige en gezonde werkomgeving is. Deze leden vragen daarbij specifiek aandacht voor de mogelijkheid van Kamerbewoners om in de soms hectische weken in de gelegenheid te worden gesteld om voldoende te bewegen. Deelt het Presidium het belang hiervan?
In de tijdelijke huisvesting zijn de bovenste verdiepingen nog deels ongebruikt. Zij zijn benieuwd welke mogelijkheden er zijn om hier bijvoorbeeld een fitnessruimte te vestigen.
Antwoord
In de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer is geen fitnessruimte aanwezig. Door middel van Tweede Kamer Vitaal (een product van Holland Fit) kunnen op dit moment alle ambtenaren van de Tweede Kamer wel (door middel van een persoonlijk account) tegen aantrekkelijke voorwaarden werken aan hun gezondheid en vitaliteit. Er kan bij meer dan 1.500 fitness- en sportinstellingen door het hele land worden gesport of ontspannen met korting. Bovendien kan er gebruik worden gemaakt van online (interactief) gezondheidsadvies. Ook het nabijgelegen Sportcity New Babylon is aangesloten bij Holland Fit. In de overeenkomst is opgenomen dat fractiemedewerkers ook, middels een verwerkersovereenkomst via de fractie, gebruik mogen maken van de aangeboden faciliteiten.
In het Programma van eisen en wensen Renovatie Binnenhof is in 2019 opgenomen dat de Tweede Kamer na de renovatie wel in een fitnessruimte wenst te voorzien. Het Presidium is voornemens bij de terugkeer naar het Binnenhof een sportfaciliteit voor Kamerbewoners binnen de dependances van de Tweede Kamer te realiseren.
Het RVB wordt verzocht in het ontwerp voor de renovatie van de dependances rekening te houden met sportfaciliteiten. Nadere invulling en de uitwerking van de faciliteiten worden vanuit het project renovatie dependances ter advisering voorgelegd aan de Bouwbegeleidingscommissie.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in het overzicht van het aantal medewerkers per afdeling een sterke stijging in het aantal medewerkers van de Dienst Informatie en Archief. Kan het Presidium duiden welke werkzaamheden deze extra fte’s leveren?
Deze leden lezen in de geleidende brief: «Het afgelopen jaar heeft geen wezenlijke uitbreiding plaatsgevonden van de Kamerorganisatie.» Uit het bijgevoegde overzicht van aantal medewerkers blijkt dat het aantal medewerkers in 2024 met 55 is gegroeid (een stijging van zeven procent). Dit lijkt niet te stroken met de zinsnede uit de geleidende brief. Kan het Presidium dit verklaren?
Antwoord
De Dienst Informatie en Archief (DIA) is belast met extra taken die voortkomen uit (nieuwe) wet- en regelgeving. Denk hierbij aan de Archiefwet en de Wet open overheid (Woo). Daarnaast sluit de Tweede Kamer middels een eigen meerjarenprogramma (Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer) aan bij de Rijksbrede beweging om de informatiehuishouding structureel te verbeteren. Dit alles heeft geleid tot een herijking van de DIA, waarbij extra functionarissen zijn aangetrokken op de volgende werkterreinen:
• Informatiehuishouding
• Functioneel applicatiebeheer en Informatiemanagement
• Informatievoorziening
Het overzicht van het aantal medewerkers is een absoluut overzicht, waarin op twee verschillende momenten in het jaar elke medewerker wordt meegeteld, ongeacht de duur van het dienstverband (fulltime of parttime). Dit overzicht van aantal medewerkers is daarom geen weergave van onze toegestane of ingevulde formatieplekken. De daadwerkelijke groei van het aantal toegestane formatieplekken in 2025 is 18 fte.
4.1 Modernisering Kamerorganisatie
Vraag
Ook de Kamer maakt in toenemende mate gebruik van cloud-oplossingen. De cloudmarkt wordt beheerst door aanbieders uit de Verenigde Staten. Nederland is daardoor voor digitaliseringsprojecten in hoge mate afhankelijk van software en hardware van buiten Europa. Onlangs heeft in de Kamer een debat over «migraties van overheids-ICT naar het buitenland» plaatsgevonden met de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties. Wetende dat de Kamer een Hoog College van Staat is en onafhankelijk en zelfstandig opereert, vragen de leden van de VVD-fractie wat het beleid in de Kamer is ten aanzien van het gebruik van cloud-oplossingen. Deze leden vragen het Presidium daarop in te gaan.
Antwoord
Ook het Presidium onderschrijft het belang van soevereiniteit en streven naar minder afhankelijkheid van leveranciers buiten Europa in het belang van continuïteit van de bedrijfsvoering. Als Hoog College van Staat is de Tweede Kamer inderdaad onafhankelijk en zelfstandig, desalniettemin volgt de Kamer zo veel mogelijk de Rijksinitiatieven omdat streven naar soevereiniteit op IT-gebied een complex vraagstuk is.
De Tweede Kamer gebruikt het eigen Cloudafwegingskader ten aanzien van de inzet van Cloud oplossingen. Dit is een nadere uitwerking van het Rijksbreed cloudbeleid. Toekomstige aanpassingen aan het Rijksbreed cloudbeleid zullen, waar van toepassing, hun weerslag vinden in het Cloudafwegingskader.
Vraag
De leden van de NSC-fractie lezen in de geleidende brief dat er in toenemende mate gebruik gaat worden gemaakt van artificiële intelligentie (AI) in het Kamerwerk. Er worden daarom binnen de Kamer, binnen een gecontroleerde omgeving, bij diensten experimenten gedaan met Microsoft CoPilot en ChatGPT. Deze leden lezen dat de uitkomsten hiervan de basis vormen voor de AI-strategie van de Tweede Kamer.
Op welke termijn kan de Kamer deze strategie verwachten?
Zij vragen tevens aan het Presidium nader toe te lichten welke experimenten er precies worden uitgevoerd en bovendien een visie te geven op hoe het Presidium verwacht dat AI kan bijdragen aan het Kamerwerk.
Wordt AI bijvoorbeeld ook expliciet getraind op Kamerstukken?
Antwoord
Een aantal ambtelijke diensten van de Tweede Kamer experimenteert tot aan het zomerreces van 2025 aan de hand van door hen geformuleerde «use cases» met het gebruik van generatieve AI (CoPilot en ChatGPT) binnen de eigen digitale werkomgeving. Deze «use cases» beogen vooral bestaande werkzaamheden efficiënter te maken, door bijvoorbeeld teksten samen te vatten, documenten te vergelijken, verslagen te genereren en metadata toe te kennen. Het versnellen en vereenvoudigen van de reguliere kantoorautomatisering is op korte termijn de belangrijkste te verwachten opbrengst van de experimenten. De gebruikte generatieve AI tijdens de experimenten maakt gebruik van bestaande taalmodellen. Er zijn geen experimenten voorzien waarin eigen taalmodellen op basis van (openbare) parlementaire data worden ontwikkeld. Op basis van de evaluatie van de experimenten zullen na het zomerreces een aantal geslaagde experimenten daadwerkelijk in productie worden genomen en wordt een AI-strategie geformuleerd waarin ook een verantwoorde toekomstige situatie wordt geschetst. De Kamer sluit hierbij nauw aan bij de AI-strategie-in-ontwikkeling van de rijksoverheid.
Bij de ontwikkeling van het Nederlandse taalmodel GPT-NL door o.a. TNO en SURF, wordt gebruik gemaakt van de openbare parlementaire data, die via het Open Data Portaal van de Tweede Kamer beschikbaar wordt gesteld. Dit betekent in de praktijk dat het taalmodel GPT-NL getraind wordt op een grote hoeveelheid beschikbare open data, waaronder ook Kamerstukken.
Vraag
In deze paragraaf wordt melding gemaakt van experimenten in het kader van generatieve AI. Die experimenten worden gedaan bij diensten met Microsoft CoPilot en ChatGPT.
Wanneer zijn die experimenten gereed?
Wanneer vindt daarover definitieve besluitvorming plaats? Uiteraard is het Presidium hierbij betrokken.
Op welke wijze worden de Commissie voor de Werkwijze en de Tweede Kamer als geheel er qua besluitvorming bij betrokken?
In hoeverre is het nodig om het RvO van de Kamer te wijzigen, mocht er worden besloten om gebruik te maken van AI?
Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
Antwoord
De periode waarin gecontroleerd wordt geëxperimenteerd met het gebruik van generatieve AI binnen de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer loopt tot het zomerreces van 2025. Na afronding van de experimentele fase worden de uitkomsten geëvalueerd en gebruikt als opmaat naar enerzijds het in productie nemen van werkbare «use cases» en anderzijds het formuleren van een richting voor de langere termijn in de vorm van een AI-strategie. Deze strategie zal ter besluitvorming aan het Presidium worden aangeboden.
Mocht deze strategie op langere termijn leiden tot daadwerkelijke wijzigingen in de werkwijze van de Tweede Kamer, dan kunnen de Commissie van de Werkwijze en vervolgens de Tweede Kamer als geheel daar hun licht over laten schijnen, ook over de vraag of wijziging van het Reglement van Orde aan de orde is. Op korte termijn wordt vooral ingezet op het versnellen en vereenvoudigen van de reguliere kantoorautomatisering, binnen de kaders zoals die voor de rijksoverheid zijn (en worden) geformuleerd.
Het Presidium heeft kort voor het meireces de «Richtlijnen voor het gebruik van generatieve AI in de Tweede Kamer» goedgekeurd en het gebruik hiervan verplicht gesteld.
Tevens is besloten om in de moderne werkomgeving op aanvraag CoPilot beschikbaar te stellen aan Kamerleden en fractiemedewerkers. Het Presidium is akkoord gegaan om gedurende de proefperiode een verplichte instructie van ongeveer 2 uur te volgen alvorens een licentie te krijgen voor het gebruik van CoPilot. Het gebruik van CoPilot wordt na een aantal maanden geëvalueerd, waarbij bekeken wordt of de instructie verplicht dient te blijven.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken op dat het interne informatiesysteem Parlis relatief laat wordt geüpdatet, bijvoorbeeld als het gaat om stemmingsuitslagen of moties. Ook verslagen van debatten kunnen lang op zich laten wachten. Deze leden wijzen erop dat veel lobbykantoren gebruik maken van een alternatief systeem waarbij deze informatie vaak al minuten na de parlementaire activiteit beschikbaar is.
Is dit ook mogelijk voor de Tweede Kamer, zo vragen zij. Zij wijzen er ook op dat het informatiesysteem als ingewikkeld en onoverzichtelijk wordt ervaren. Zo is het lastig om stemmingsuitslagen terug te vinden. Dat geldt ook voor de informatievoorziening via www.tweedekamer.nl.
Antwoord
De stemmingsuitslagen worden opgenomen in Parlis direct ná de stemmingen. Indien het om een kort, vaak extra stemmoment gaat staan de uitslagen in Parlis binnen een luttel aantal minuten. Het verwerken van lange stemmingslijsten kan oplopen tot maximaal een kwartier, het moet immers zorgvuldig gebeuren en gecontroleerd worden.
Deze verwerkingstijd is vele malen korter indien het om een extra stemmoment gaat. Moties die worden ingediend in de plenaire zaal worden binnen enkele minuten (of sneller) in Parlis opgenomen. De verwerkingstijd kan iets oplopen indien er sprake is van een groot aantal ingediende moties in zeer korte tijd. Wanneer openbare documenten, zoals brieven van de regering en verslagen van commissiedebatten en moties in Parlis worden gezet, verschijnen ze binnen enkele minuten op www.tweedekamer.nl en zijn dan voor de buitenwereld beschikbaar. Dat geldt ook voor de beschikbaarheid van stemmingsuitslagen.
De Dienst Verslag en Redactie (DVR) publiceert ongecorrigeerde verslagen van plenaire vergaderingen en nota- en wetgevingsoverleggen binnen twee uur na afloop op www.tweedekamer.nl. Bij ongecorrigeerde verslagen van commissievergaderingen is het streven om die binnen vijf werkdagen aan te leveren bij de desbetreffende commissie, die vervolgens na vaststelling door de commissie de verslagen in Parlis plaatst. Deze verslagen verschijnen dan ook enkele minuten later op www.tweedekamer.nl. Het Presidium is dan ook niet van mening dat Parlis en daarmee www.tweedekamer.nl relatief laat wordt geüpdatet. De genoemde lobbyisten maken gebruik van de informatie van de website van de Tweede Kamer of het Open Data Portaal, die nagenoeg tegelijkertijd de Kamerstukken vanuit Parlis openbaar maken.
De stafdienst Communicatie heeft recent twee onderzoeken laten uitvoeren ten aanzien van tweedekamer.nl, te weten een gebruikersonderzoek en een onderzoek naar de werking van de zoekfunctie (SEO) op de website. Hieruit is onder andere naar voren gekomen dat bezoekers de wens hebben dat alle Kamerstukken die bij een bepaalde vergadering horen, bij elkaar gezet worden. Naar verwachting volgt er dit jaar en voorstel om de informatie behorende bij plenaire – en commissievergaderingen beter te presenteren op www.tweedekamer.nl. Naar stemmingsuitslagen wordt op dit moment separaat gekeken. In de motie-Ceder (Kamerstuk 36537-11) is verzocht te onderzoeken of het mogelijk is om de appreciatie en het dictum ook te tonen bij stemmingsuitslagen in Debat Direct. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan het verbeteren van de zoekfunctie op tweedekamer.nl
Vraag
De leden van de BBB-fractie constateren dat de Tweede Kamer structureel investeert in de modernisering van ICT-voorzieningen.
Deze leden vragen in hoeverre hierbij sprake is van samenwerking met andere onderdelen van het Rijk en hoe wordt voorkomen dat dubbele systemen of inefficiënties ontstaan.
Tevens vragen zij of het parlement voldoende weerbaar is tegen digitale dreigingen en of de begroting daarin voorziet.
Antwoord
Voor onze IT-dienstverlening maakt de Tweede Kamer gebruik van verschillende partners binnen de overheid waaronder SSC-ICT, SLM-Rijk en DICTU. De Kamerorganisatie kijkt goed naar zaken die Rijksbreed al bestaan, om niet zelf het wiel opnieuw uit te vinden.
De digitale weerbaarheid heeft continu de aandacht en daar wordt rekening mee gehouden in de begroting. Het kan altijd zijn dat er extra (onvoorziene) maatregelen moeten worden getroffen op basis van de laatste inzichten, en dan wordt benodigd budget aangevraagd als het toegekende budget niet toereikend is.
Vraag
Deze leden merken op dat het in de praktijk soms lastig is om snel de stemmingsuitslag van een specifieke motie of amendement terug te vinden. Zeker wanneer het gaat om stemmingen van enige tijd geleden, dan vergt het soms veel zoekwerk om deze informatie te achterhalen.
Zij vragen of het Presidium deze ervaring herkent en of er mogelijkheden zijn om de toegankelijkheid en doorzoekbaarheid van stemmingsuitslagen, bijvoorbeeld via de website van de Tweede Kamer of Parlis, te verbeteren.
Antwoord
Voor wat betreft de vindbaarheid in Parlis van stemmingsuitslagen geldt dat de uitslag en de stemverhoudingen op diverse manieren, rechtstreeks of verwijzend, te vinden zijn: bijvoorbeeld bij de motie of het amendement zelf, op het tabblad «agenda» van de activiteit waar de motie is ingediend en bij het wetsvoorstel waar het amendement op ziet. Het Presidium benadrukt daarbij dat het altijd mogelijk is cursussen, hulp en tips te krijgen bij het zoeken in systemen, zoals Parlis.
De stafdienst Communicatie heeft onlangs twee onderzoeken laten uitvoeren naar de externe website: een gebruikersonderzoek en een analyse van de zoekfunctionaliteit (SEO). Op basis van de uitkomsten stelt de stafdienst een verbeterplan voor de website op. Daarbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden om de huidige zoekfilters voor stemmingsuitslagen, moties en amendementen op Tweedekamer.nl te verbeteren.
Vraag
Europese technologiebedrijven zien een toename van het aantal nieuwe klanten. Er lijkt hier een verband te liggen met het belang om minder afhankelijk te zijn van Amerikaanse aanbieders van software.
De leden van de CDA-fractie vragen of onderzocht zou kunnen worden of het mogelijk is, en wat er voor nodig is, om volledig over te stappen op Europese aanbieders van software, zodat de afhankelijkheid van Amerika kan worden afgebouwd.
Zij vragen daarbij specifiek om aandacht te besteden aan de mogelijkheden om de afhankelijkheid van Amerikaanse clouddiensten af te bouwen.
Antwoord
De Tweede Kamer houdt deze ontwikkelingen scherp in de gaten en er worden door CIO-Rijk initiatieven genomen om onderzoek te doen naar alternatieven. De Kamerorganisatie volgt deze ontwikkelingen op de voet. Om dubbel werk te voorkomen sluiten wordt zo veel als mogelijk aangesloten bij de Rijksbrede ontwikkelingen en onderzoeken op dit gebied.
Vraag
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de Dienst Automatisering (DA) en de servicedesk DA.
Klopt het dat de servicedesk DA wordt vervangen door een andere partij en dat een andere partij de ICT-diensten zal gaan verlenen?
Welke gevolgen zal dit hebben voor de medewerkers die voor de servicedesk DA werken in de Tweede Kamer?
Blijven de werknemers behouden als een andere partij de aanbesteding krijgt?
Waarom is deze dienst niet een onderdeel van de interne werkorganisatie en zijn de werknemers vast in dienst?
Antwoord
De Servicedesk DA is vervangen door een nieuwe partij als gevolg van een recente verplichte Europese aanbesteding. De medewerkers die eerstelijns ondersteuning boden waren niet in dienst van de Tweede Kamer en zijn dit in de nieuwe situatie ook niet. Wel is ervoor gekozen om twee medewerkers die specifieke rollen vervulden en voorheen door externe medewerkers van de ex-leverancier werden ingevuld, met vaste medewerkers in te vullen omdat dit beter past bij de dienstverlening. Na een transitieperiode van twee maanden hebben de externe medewerkers van de latende leverancier per 1 april 2025 de Kamer verlaten.
Om de Servicedesk eerstelijns dienstverlening onderdeel van de interne werkorganisatie te maken, moet een groot aantal medewerkers worden geworven om de dienstverlening en roosters goed te kunnen borgen (denk aan ondersteuning in de avonduren). Het vereist continue werving om deze bezetting goed op orde te houden in de huidige krappe IT-arbeidsmarkt. Er zijn verschillende marktpartijen die zich hierin hebben gespecialiseerd. Voor DA is het de meest efficiënte manier om deze dienst in te kopen. Dit betreft dus vooral de eerstelijns (mail, telefoon, uitgifte apparatuur etc.) ondersteuning.
DA heeft vast personeel in dienst dat de technische ondersteuning op onze IT- platforms verzorgt. Zij verzorgen onder andere de zogenoemde tweede- of derdelijns ondersteuning bij complexere vragen en/of incidenten.
Vraag
Een aantal jaren geleden heeft de Kamer een motie aangenomen over papierloos werken.
Zij zijn benieuwd naar de vorderingen op dit vlak en welke stappen er nog gezet kunnen worden om dit verder te brengen.
Antwoord
De zogeheten Vergaderapp is vanaf 12 mei voor alle Kamerleden, fractiemedewerkers en ambtenaren van de Tweede Kamer beschikbaar via de werkomgeving van de Tweede Kamer. Alle informatie die nodig is voor het voorbereiden en bijwonen van commissie- en plenaire vergaderingen is in de app overzichtelijk bij elkaar gezet. In één oogopslag zijn de locatie, de tijd, de agenda en (alle) openbare vergaderstukken te zien. Doordat informatie overzichtelijk bij elkaar staat, is de verwachting dat printen minder noodzakelijk is. Het projectteam heeft via uitvoerige afstemming met gebruikers de werking van de Vergaderapp nauwgezet laten aansluiten op de werkwijze en de wensen vanuit Kamerleden en fractiemedewerkers. Deze afstemming zal na de lancering vanuit DIA gecontinueerd worden om optimale aansluiting op de gebruikerswensen te behouden.
De moderne werkomgeving maakt het samenwerken aan documenten en het gemakkelijker delen van informatie mogelijk, waardoor het gebruik van papier naar verwachting nog verder zal afnemen.
Vraag
Zij vragen of er een trend zichtbaar is in de lengte van schriftelijke overleggen. Het ligt in de verwachting dat wanneer fracties gebruik maken van tekstgeneratoren op basis van kunstmatige intelligentie, het eenvoudiger wordt om langere teksten met meer vragen te schrijven. Kan het Presidium hier inzicht in geven, zo vragen zij.
Antwoord
De komst van generatieve AI maakt het inderdaad eenvoudiger om in korte tijd meer tekst te genereren, maar tegelijkertijd kunnen teksten met AI ook heel eenvoudig worden samengevat. Of dat tot langere teksten in schriftelijke overleggen leidt is dus nog onduidelijk, wel is zeker dat hier verantwoord mee omgegaan moet worden. Hiervoor zijn de Richtlijnen voor het gebruik van generatieve AI in de Tweede Kamer opgesteld, die zijn vastgesteld in april 2025.
4.2 Strategisch personeelsbeleid
Vraag
De leden van de NSC-fractie constateren dat het kabinet inzet op bezuinigingen op overhead bij de rijksoverheid. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat daarbij onder andere naar dienstauto's voor topambtenaren wordt gekeken.
Hoeveel geeft de Kamer op dit moment uit aan dienstauto's en ander vervoer voor de Griffier en andere topambtenaren?
Is het Presidium voornemens om de lijn van versobering van de ministeries ook voor de Kamerorganisatie te volgen?
Antwoord
Het Presidium heeft besloten te voorzien in een dienstauto met chauffeur voor het woon-werk en werk-werkverkeer van de Griffier van de Tweede Kamer. Deze voorziening geldt voor drie jaar (duur van de leaseovereenkomst) en wordt hierna geëvalueerd. De totale kosten van deze leaseovereenkomst zijn 87.506 euro
Twee medewerkers van de Beveiligingsdienst combineren hun reguliere werkzaamheden met werkzaamheden als chauffeur. Dit is niet ten koste gegaan van de huidige bezetting van de Beveiligingsdienst, omdat er gebruik gemaakt is van de niet ingevulde vacatureruimte. De medewerkers zijn opgeleid als chauffeur en voldoen aan de functie-eisen.
Het Presidium is van mening dat het voor de hand ligt om aan te sluiten bij de afspraken zoals deze gelden bij de ministeries, omdat de Tweede Kamer valt onder de CAO-Rijk. Als de afspraken binnen de rijksoverheid op dit punt wijzigen zal het Presidium het besluit opnieuw beoordelen.
Vraag
De leden van de DENK-fractie hechten grote waarde aan een diverse en inclusieve Tweede Kamerorganisatie.
Deze leden vragen zich af op welke wijze bij werving- en selectieprocedures structureel rekening wordt gehouden met diversiteit en representativiteit.
Welke stappen zijn er genomen of worden overwogen om te zorgen voor een personeelsbestand dat een betere afspiegeling vormt van de Nederlandse samenleving?
In het bijzonder vragen zij aandacht voor de samenstelling van het personeel in de hogere functieschalen.
Hoe wordt etnisch-culturele diversiteit geborgd in midden- en hogere segment binnen de organisatie van de Tweede Kamer?
Worden hier specifieke beleidsdoelstellingen of streefcijfers aan verbonden en op welke wijze wordt de voortgang hiervan geëvalueerd?
Antwoord
Het nastreven van een divers personeelsbestand begint bij de werving van nieuw personeel. Bij het openstellen van vacatures aan de hand van een vacatureaanvraagformulier wordt daarom stilgestaan bij de vraag of er aanleiding is om op diversiteit te werven. De standaardvacaturetekst van de Tweede Kamerorganisatie is daarnaast op een dusdanige manier geformuleerd dat deze een zo groot mogelijk publiek aanspreekt. Ook in de arbeidsmarktcommunicatie worden bewust de veelzijdigheid van het werken bij de Tweede Kamer en de diversiteit in functies en medewerkers onder de aandacht gebracht, om zo te laten zien dat iedereen welkom is om te werken bij de Tweede Kamer.
In de selectieprocedures is er eveneens aandacht voor diversiteit. Mede om de diversiteit te bevorderen heeft de Tweede Kamer een specifiek recruitmentsysteem aangeschaft (Recruitee). Recruitee biedt de functie Eerlijke Evaluaties aan, die ervoor zorgt dat de sollicitatiecommissie objectief blijft gedurende het gehele recruitmentproces. De functie Eerlijke Evaluaties verbergt de feedback van andere leden uit de sollicitatiecommissie. In aanvulling hierop kunnen leidinggevenden – doordat de Tweede Kamer als partij aangehaakt is bij een breed aantal door het Rijk ingekochte trainingen op dit gebied – gemakkelijk trainingen volgen gericht op het onbevooroordeeld werven en selecteren.
Het beleid van de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer is gericht op het bevorderen van diversiteit in het personeelsbestand in de breedste zin van het woord. De eerder benoemde doelgroepen waar we ons op richten zijn: vrouwen in leidinggevende functies, medewerkers met een multiculturele achtergrond in hogere schalen (vanaf functioneel schaal 9) en mensen met een arbeidsbeperking. Bij gelijke geschiktheid hebben deze kandidaten voorrang.
De Tweede Kamer richt zich vooral op het door middel van werving en selectie zorgen voor een zo divers mogelijk personeelsbestand. Daarnaast richt de Kamer zich – mede door de inzet van het Programma Sociale Veiligheid – op het creëren van een inclusieve werkomgeving waar eenieder zich thuis kan voelen.
De afgelopen jaren heeft de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer ruimschoots voldaan aan het quotum dat voortvloeit uit de Participatiewet en ook voor wat betreft de man-vrouw verhouding – zowel in leidinggevende functies als niet-leidinggevende functies – doet de Tweede Kamer het al jaren goed. Dit komt namelijk uit op ongeveer 40% vrouwen en 60% mannen in leidinggevenden functies. Er zijn geen specifieke streefcijfers verbonden aan het nastreven van etnisch-culturele diversiteit in midden- en hogere segment binnen de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer.
Het voornemen is om volgend jaar een medewerkerstevredenheidsonderzoek uit te voeren waarbij ook cijfermatig inzicht verkregen zal worden in het onderwerp diversiteit en inclusie; in dat kader kan worden onderzocht in hoeverre medewerkers zich verbonden en welkom voelen. Op deze wijze kan een nog beter inzicht worden verkregen ten aanzien van de (gevoelde) inclusiviteit en diversiteit binnen de Tweede Kamerorganisatie.
4.3 Sociale veiligheid
Vraag
De leden van de VVD-fractie spreken hier uit dat sociale veiligheid in de Tweede Kamer belangrijk is. Het is goed dat daar aandacht voor is. Iedereen die in de Kamer werkt, moet zich veilig voelen en veilig zijn of haar werk kunnen doen. In het kader van sociale veiligheid wordt, zo valt te lezen, ingezet op het verstevigen van de dialoog tussen politiek en ambtenaren.
Wat is daarvan precies de bedoeling? Hoe wordt die dialoog vormgegeven, zo vragen deze leden.
Antwoord
Het rapport «Kracht zonder tegenkracht» van de Universiteit Utrecht heeft twintig aanbevelingen gedaan om de sociale veiligheid in de cultuur, structuur en systemen van de Tweede Kamerorganisatie te versterken. De twee aanbevelingen die betrekking hadden op de ambtelijk-politieke dialoog luidden: initieer een doorgaand gesprek over de ambtelijk-politieke verhoudingen en overweeg een Kamerbrede gedragscode op te stellen.
Per 4 maart 2024 is een programmamanager sociale veiligheid aangesteld die een integraal conceptprogramma op sociale veiligheid heeft ontwikkeld waarin de aanbevelingen zijn verwerkt na uitvoerige consultatie in de organisatie. Het programma is meerjarig van aard, want een verandering als deze vraagt tijd, doorzettingskracht en draagvlak. De sociale veiligheid van het politieke en ambtelijke deel van de Kamerorganisatie staat centraal. De dialoog met de fracties en de ambtelijke organisatie is een onderdeel dat nog in de beginfase is. De komende maanden zal de programmamanager in gesprek gaan met de fracties om inzicht te krijgen in hun perspectieven, behoeften en aandachtspunten, met als doel een constructieve dialoog op gang te brengen die bijdraagt aan een veilige en respectvolle werkomgeving voor iedereen binnen de Kamerorganisatie.»
5. Integrale veiligheid in de Tweede Kamer
Vraag
Net als vorig jaar willen ook nu de leden van de VVD-fractie ingaan op het onderwerp «veiligheid in en rondom het Kamergebouw». Zoals bekend is er eerder dit jaar iemand de Statenpassage binnengedrongen en zijn muren van het Kamergebouw beklad. Het komt deze leden logisch voor dat de incidenten zouden moeten leiden tot het aanscherpen van de veiligheidsmaatregelen. In hoeverre worden c.q. zijn de veiligheidsmaatregelen als gevolg van de incidenten aangescherpt? Kan het Presidium daar globaal op ingaan?
Antwoord
Voor de veiligheid van het pand, de personen en systemen van de Tweede Kamer zijn integraal risico’s, kwetsbaarheden en dreigingen voor de Tweede Kamer in kaart gebracht, waarna vervolgens is bezien welke personen, systemen of objecten extra beveiligd moeten worden. In en rondom het Kamergebouw zijn verschillende zichtbare en onzichtbare maatregelen getroffen.
Leren van incidenten is een vast onderdeel van het proces, bij incidenten met grote impact wordt een evaluatieonderzoek gestart. Hoewel risico’s niet zijn uit te sluiten, en er niet standaard na elk incident een verandering in maatregelen noodzakelijk is, kan een incident zeker aanleiding geven om naar de huidige set aan veiligheidsmaatregelen te kijken en zo nodig aanpassingen of aanscherpingen hierop te doen. Hierbij wordt altijd naar een balans gezocht tussen de toegankelijkheid en openheid van het pand enerzijds en veiligheid anderzijds.
Vraag
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Kamer al jaren de gevolgen merkt van een veranderend veiligheidsbeeld in Nederland. Het raakt meerdere diensten in de Tweede Kamer, waaronder Bureau Beveiligingsautoriteit (BVA).
Is er volgens het Presidium aanleiding om de personele capaciteit van de ambtelijke ondersteuning op het gebied van veiligheid uit te breiden?
Deze leden merken namelijk op dat er steeds meer demonstraties en verstoringen plaatsvinden in het Kamergebouw, waaronder ook op de publieke tribune van de plenaire zaal. Daartoe wil het Presidium inzetten op preventieve en repressieve maatregelen, bijvoorbeeld snel ingrijpen, het doen van aangifte en het opleggen van pandverboden. Zij constateren echter dat er in de geleidende brief enkel in wordt gegaan op repressieve maatregelen, terwijl zij de waarde van preventieve maatregelen ook hoog achten.
Kan het Presidium daarom voorbeelden van preventieve maatregelen aanreiken die bij kunnen dragen aan de integrale veiligheid in de Kamer? Welke maatregelen worden hierin overwogen?
Deze leden merken daarnaast op dat de manier van dreiging ook aan het veranderen is. Steeds meer Kamerleden krijgen te maken met online intimidatie en bedreiging als gevolg van bijvoorbeeld hun standpunten en/of uitspraken.
Antwoord
Het veiligheidsbeeld is, ook gezien de geopolitieke situatie, aan het veranderen. Bureau Beveiligingsautoriteit monitort samen met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten doorlopend het veranderende veiligheidsbeeld, bekijkt waar de Tweede Kamer zich tegen dient te beschermen én in hoeverre de genomen veiligheidsmaatregelen voldoende zijn of dienen te worden verhoogd, dan wel verlaagd. De Kamer heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de uitbreiding van de ambtelijke ondersteuning op het gebied van integrale beveiliging.
De Veiligheidsdriehoek (Bureau CISO, Beveiligingsdienst en Bureau BVA) bekijkt daarbij ook doorlopend of de personele capaciteit binnen de diensten volstaat voor het behalen van de doelstellingen. Hierdoor zijn recent nog verschillende functies ingevuld / uitgebreid. Wanneer een toekomstige uitbreiding nodig is zal dit verzoek worden ingediend.
In en rondom het Kamergebouw zijn verschillende zichtbare en onzichtbare maatregelen getroffen, waaronder ook preventieve. Denk aan de inzet van cameratoezicht, de uitgebreide toegangscontrole en de identificatieplicht voor bezoekers. De Beveiligingsdienst is proactief georganiseerd, waarbij tijdig identificeren en reageren op risico’s centraal staat. Daarnaast delen dagelijks verschillende veiligheidspartners informatie gerelateerd aan de veiligheid van de Tweede Kamer. Waar nodig wordt hierop geacteerd. Vanwege de vertrouwelijkheid kan niet in het openbaar in detail op deze maatregelen worden ingegaan.
Het veranderende veiligheidsbeeld werkt niet alleen zichtbaar door in fysieke demonstraties of verstoringen, maar heeft ook minder zichtbare impact op bijvoorbeeld informatieveiligheid. Een van de belangrijkste preventieve maatregelen is het investeren in het veiligheidsbewustzijn van Kamerbewoners. Voorbeelden van maatregelen die daaraan bijdragen zijn briefings over spionagerisico’s of tips over het veilig gebruik van digitale middelen.
Voor wat betreft de online intimidatie en dreigingen richting Tweede Kamerleden, zowel fysiek als online, is Bureau Beveiligingsautoriteit het eerste aanspreekpunt. Elke fractie heeft een eigen adviseur inzake veiligheid toebedeeld gekregen. Wanneer Kamerleden ongemak voelen kunnen zij zich tot deze adviseur richten voor hulp, advies, steun en (na)zorg. Bureau Beveiligingsautoriteit zet zich samen met het veiligheidsnetwerk (o.a. NCTV, politie en Openbaar Ministerie) in voor veiligheid van Kamerleden.
Vraag
Kamerleden hebben het recht om vrijuit te kunnen spreken volgens artikel 71 van de Grondwet, dat ingaat op de parlementaire onschendbaarheid. Tegelijkertijd wringt de schoen op het moment dat Kamerleden buiten het parlement uitspraken doen. Zij merken op dat actualiteiten laten zien dat er juridische procedures gestart kunnen worden tegen Kamerleden vanwege hun uitlatingen in de openbaarheid.
Zij vragen het Presidium of Kamerleden binnen de ambtelijke organisatie van de Kamer aanspraak kunnen maken op rechtsbijstand in het geval zij in een juridische procedure zitten?
Zo niet, via welke manieren kunnen Kamerleden dan aanspraak maken op rechtsbijstand?
Is het Presidium bijvoorbeeld bereid een rechtsbijstandverzekering te overwegen?
En welke mogelijke andere opties voor rechtsbijstand van Kamerleden overweegt het Presidium?
Antwoord
Het staat Kamerleden vrij een advocaat of een andere rechtsbijstandverlener naar keuze in te schakelen voor ondersteuning in eventuele procedures bij de rechter. Vanwege de eigenstandige positie van Kamerleden ten opzichte van het instituut Tweede Kamer is het ook passend dat Kamerleden deze keuze volledig zelfstandig (kunnen) maken. Verder moet de gekozen rechtsbijstandverlener in de procedure uitsluitend het belang van het Kamerlid tot uitdrukking kunnen brengen, zonder zeggenschap of opdrachten van anderen. Daarmee verhoudt zich niet dat rechtsbijstand wordt verleend door ambtenaren of anderen die werkzaam zijn voor de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer.
Dit betekent dat Kamerleden eventuele kosten voor rechtsbijstand in uitgangspunt zelf dragen. Zij kunnen daarvoor een rechtsbijstandverzekering afsluiten. De vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan de uitoefening van het Kamerlidmaatschap (artikel 9 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer) kan daarvoor worden aangewend. Het Presidium verkent op dit moment of, en zo ja, op welke wijze vanuit andere financiële middelen van de Tweede Kamer kan worden voorzien in een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand. Hierbij wordt gekeken of (een wijziging van) de Regeling financiële ondersteuning fractie en groepen Tweede Kamer 2023 daarvoor ruimte kan bieden. Volgende mogelijkheden die worden verkend zijn een regeling in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer of het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering voor Kamerleden.
Vraag
Deze leden lezen in het jaarverslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) over 2023 (Kamerstuk 36 564, nr. 1) het volgende: «De commissie merkt op dat het kabinet in 2023 meer dan in voorgaande jaren de CIVD om uiteenlopende redenen niet volledig heeft kunnen informeren, ondanks verzoeken van de commissie daartoe. In alle drie de gevallen hebben de Ministers hun afwegingen met betrekking tot de informatievoorziening aan de CIVD toegelicht, in reactie op vragen van de commissie hieromtrent». Zij lezen met zorg de constatering dat het kabinet de CIVD niet altijd volledig heeft kunnen informeren. Zij erkennen dat de Kamer niet altijd de achtergrond daarvoor zien, maar zeker gezien de keuze van de commissie om dit apart te benoemen in haar jaarverslag, baart het wel zorgen.
Kan het Presidium hierop reflecteren en aangeven hoe gezorgd kan worden dat verzoeken van de commissie volledig en naar tevredenheid van de commissie worden afgedaan?
Antwoord
Op een weigering van het kabinet om informatie met de Kamer te delen is de Regeling vertrouwelijke stukken van toepassing.6 Concreet betekent dit dat als een Kamercommissie van oordeel is dat de weigering niet genoegzaam is gemotiveerd, zij kan besluiten een nadere motivering omtrent de weigering te verzoeken aan het kabinet, of een overleg te voeren met de afzender. Indien een commissie daarna een ander oordeel heeft over de weigering dan een bewindspersoon, kan zij de Kamer verzoeken hierover een uitspraak te doen.7 Het is dus in eerste instantie aan de Kamercommissie zelf, in dit geval de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, om te beslissen of zij zich voldoende geïnformeerd acht, of zij aanvullend overleg wenst te voeren met het kabinet, of dat zij de weigering om informatie te verstrekken van dusdanige aard vindt dat de vertrouwensregel in beeld komt.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er een overzicht beschikbaar is van het aantal aangiftes dat in 2024 is gedaan door Kamerleden aangaande bedreigingen of andere delicten gericht op hun functie als Kamerlid.
Hoeveel aangiftes zijn er vanuit de Kamervoorzitter gedaan namens de Kamer?
Antwoord
Kamerleden kunnen bedreigingen melden aan het Bureau Beveiligingsautoriteit van de Tweede Kamer. Van strafbare bedreigingen wordt aangifte gedaan bij de politie, waarna het Openbaar Ministerie de aangifte in behandeling neemt.
Het Openbaar Ministerie communiceert jaarlijks over het aantal aangiftes gerelateerd aan bedreigingen van politici. In deze beantwoording verwijzen wij naar deze communicatie. De jaarcijfers voor 2024 zijn nog niet bekend gemaakt, in 2023 heeft het Openbaar Ministerie bekend gemaakt dat er 753 meldingen van bedreigingen zijn gedaan bij het Team Bedreigde Politici. Het gaat hier om meldingen vanuit Kamerleden, maar ook om meldingen vanuit Bewindspersonen. In 2023 heeft het Openbaar Ministerie 67 personen voor de rechter gebracht op verdenking van het bedreigen van politici.
De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft in 2024 zesmaal aangifte gedaan namens de Kamer, het ging hierbij bijvoorbeeld om een verstoring van een vergadering.
6. Huisvesting en duurzaamheid
Vraag
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat er meer budget nodig is wegens het langer verblijf van de Kamer in de tijdelijke huisvesting.
Deze leden zouden graag een nadere duiding ontvangen over hoe deze kosten precies worden verdeeld tussen de Kamer en het Rijksvastgoedbedrijf.
Kan aangegeven worden welke vertragingskosten door de Kamer zelf moeten worden betaald en welke door het Rijksvastgoedbedrijf?
Antwoord
Alle gebouw gebonden kosten zijn voor de eigenaar van het gebouw: het Rijksvastgoedbedrijf. Alle gebruikerskosten zijn voor de Tweede Kamer.
In verband met de verhuizing naar gebouw B67 heeft de Tweede Kamer destijds apparatuur aangeschaft met een verwachte technische levensduur van circa 5,5 jaar. Nu het verblijf in dit gebouw wordt verlengd, is vervanging van deze apparatuur noodzakelijk. Het betreft onder andere servers, camera’s en geluidsinstallaties die essentieel zijn voor de registratie van plenaire en commissievergaderingen, ten behoeve van livestreams en Debat Direct. Daarnaast kan het gaan om hardwarematige veiligheidsvoorzieningen. Vanwege de vertrouwelijkheid van het veiligheidsbeleid kan hierover geen nadere informatie worden verstrekt.
Vraag
Zij lezen dat het onderzoek naar de mogelijkheid van het plaatsen van zonnepanelen nog niet is afgerond. Waarom niet, zo vragen zij. Dit onderzoek loopt al zeer lang en had al lang afgerond kunnen zijn. Welke afspraken zijn gemaakt met het Rijksvastgoedbedrijf over het aanleveren van het onderzoek?
Antwoord
Het Presidium heeft voor de Raming 2024 via de Facilitaire Dienst het Rijksvastgoedbedrijf verzocht te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de platte daken van B67 te voorzien van groene daken en/of zonnepanelen.
Na onderzoek naar de mogelijkheden is gekozen om het dak van de Statenpassage te voorzien van een combinatie van zonnepanelen en groen. Traditioneel worden zonnepanelen mechanisch aan een dak bevestigd of verzwaard (bijvoorbeeld met trottoirtegels) zodat de zonnepanelen niet van het dak waaien. Gelet op de combinatie van zonnepanelen en groen op dit dak, is er voor een innovatief systeem gekozen. Dit systeem combineert de zonnepanelen en het groene dak door het gewicht van het groene dak als ballast voor de zonnepanelen te gebruiken. Zoals bekend, is het dak inmiddels vergroend, waarbij ook de onderconstructie van de zonnepanelen is aangebracht.
Het Rijksvastgoedbedrijf is bezig om de berekeningen behorende bij het innovatieve gecombineerde systeem te toetsen aan de constructieve eisen. Naar verwachting is het toetsen in mei afgerond. Bij goedkeuring kunnen vervolgens de zonnepanelen besteld en gemonteerd worden.
Vraag
Zij wijzen op de al langer bestaande wens om in de Kamer een sportruimte te realiseren. Zij vragen hoe het hiermee staat. Zij wijzen op de voordelen van een dergelijke voorziening, zoals het bevorderen van de fysieke en mentale gezondheid van niet alleen Kamerleden, maar ook die van alle medewerkers.
Antwoord
In de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer is op dit moment geen fitnessruimte beschikbaar. Wel kunnen alle ambtenaren via Tweede Kamer Vitaal (een initiatief van Holland Fit) met een persoonlijk account werken aan hun gezondheid en vitaliteit. Ze kunnen met korting sporten of ontspannen bij meer dan 1.500 fitness- en sportlocaties in het hele land, en gebruikmaken van online gezondheidsadvies. Ook de nabijgelegen vestiging van SportCity Babylon doet mee. Fractiemedewerkers kunnen via hun fractie en een aparte overeenkomst ook gebruikmaken van deze voorzieningen.
In het Programma van Eisen en Wensen uit 2019 is opgenomen dat er na de renovatie van het Binnenhof wél een (onbemande) fitnessruimte moet komen. Het Presidium wil bij terugkeer naar het Binnenhof sportfaciliteiten aanbieden voor Kamerbewoners, binnen de gebouwen van de Tweede Kamer. Het Rijksvastgoedbedrijf is gevraagd hier in het ontwerp rekening mee te houden. De verdere invulling wordt uitgewerkt binnen het renovatieproject en voorgelegd aan de Bouwbegeleidingscommissie.
6.1 Renovatie Dependances
Vraag
De leden van de NSC-fractie lezen in de geleidende brief dat het Presidium een belangrijke rol heeft in het vaststellen van de ontwerpen van het vernieuwde Kamergebouw. In het eerste kwartaal van 2025 wordt ingezet op het afronden van de besluitvorming rond de definitieve ontwerpen. In de geleidende brief wordt gesproken over het feit dat de belangen en de positie van de Kamer binnen het totale programma gedurende het hele project goed behartigd blijven. Kan het Presidium dit nader duiden? Hoe ziet dit eruit en wat blijft de inzet voor de komende jaren?
Antwoord
In de uitvoeringsfase heeft de Tweede Kamer als gebruiker een monitorende rol om te toetsen of het vastgestelde ontwerp conform de afgesproken kwaliteit/functionaliteit wordt gerealiseerd. Ten aanzien van de te beschermen belangen en informatieveiligheid hecht de Tweede Kamer, in de rol van gebruiker, eraan dat afstemming ook tijdens de renovatie geborgd blijft.
Eventuele grote wijzigingen op het ontwerp doorlopen de vastgestelde Governance hiervoor: advisering door de BBC (Bouwbegeleidingscommissie) en besluitvorming door het Presidium. Dit kan gaan om wijzigingen door tegenvallers in de bouw (iets blijkt tijdens de uitvoering niet te kunnen), maar ook om noodzakelijke eisen op het gebied van beveiliging of nieuwe wet- en regelgeving. Naast de renovatie van het Tweede Kamer-hoofdcomplex op het Binnenhof en de realisatie van de nieuwe publieksentree op de Hoofdplaats, zijn er andere projecten die van belang zijn voor de terugkeer. Dit betreft de projecten dependances, de parkeergarage en de buitenruimte. De ontwerpen hiervoor moeten nog worden vastgesteld. Het behartigen van de belangen en staatsrechtelijke positie van de Tweede Kamer binnen het totale programma hebben voortdurend de aandacht. Er worden aanvullende werkafspraken gemaakt met het Rijksvastgoedbedrijf om dit te waarborgen. Het Presidium wordt met regelmaat voorzien van een update over de voortgang en geïnformeerd over eventuele knelpunten.
7. Overig
Vraag
Ten aanzien van de financiën lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie voorts dat het budget voor de schadeloosstelling structureel dient te worden verhoogd met twee miljoen euro vanwege de aanpassing van de bezoldiging en vergoedingen van politieke ambtsdragers. Dit is een logisch gevolg van de nieuwe CAO Rijk 2024–2025. Deze leden vragen waarom deze nieuwe CAO Rijk geen gevolgen heeft voor de fractievergoedingen.
Vloeit, zo vragen zij, uit de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023 niet voort dat wanneer de CAO Rijk gedurende een kalenderjaar wordt herzien, ook het bedrag voor fracties wordt verhoogd. Zo nee, waarom niet?
En kan aangegeven worden hoe hier bij eerdere tussentijdse herzieningen van de CAO Rijk mee omgegaan is?
Antwoord
De effecten van een nieuwe CAO worden jaarlijks verwerkt in de Handleiding Overheidstarieven (opgesteld door BZK) en daarmee in de zetelbedragen. Het zetelbedrag in 2024 bedroeg € 264.000 en in dit jaar bedraagt het zetelbedrag € 287.500.
Het is geen automatisme dat de bijdrage voor de fracties extra wordt verhoogd bij een tussentijdse CAO-aanpassing. In het verleden is dit weliswaar gebeurd, maar het financiële beeld van de afgelopen jaren van de fractiestichtingen laat nagenoeg alleen maar positieve financiële resultaten en opbouw van vermogensposities zien, zodat een extra tussentijdse verhoging op dit moment niet doelmatig is.
Vraag
Tot slot hebben zij nog een vraag over abonnementen op kranten en andere nieuwsdiensten. Zij constateren dat via het intranet de artikelen van sommige media wel inzichtelijk zijn en van andere nieuwsbronnen niet.
Kan toegelicht worden welk beleid hierop wordt gevoerd en of het Presidium mogelijkheden ziet om nieuwsbronnen nog meer toegankelijk te maken voor Kamerbewoners, door bijvoorbeeld gezamenlijke abonnementen te faciliteren?
Antwoord
De Dienst Informatie en Archief streeft ernaar om de informatiepositie van de Kamer te ondersteunen door nieuwsmedia (zowel analoge als digitale bronnen) zo breed mogelijk aan te bieden. In dit kader neemt de Tweede Kamer deel aan de Rijksbrede inkoop van nieuwsmedia en vult dit waar nodig aan met eigen inkoop van aanvullende bronnen.
De ontsluiting van deze nieuwsbronnen gebeurt in de regel via single sign-on (SSO), waardoor gebruikers niet geconfronteerd worden met betaalmuren en inlogschermen. Vanwege de technische complexiteit hiervan lukt dit helaas niet voor alle content en bij alle uitgevers.
Mochten gebruikers voor hen belangrijke nieuwsbronnen missen in het aanbod of tegen technische belemmeringen aanlopen bij het raadplegen, dan kunnen zij zich wenden tot het Centraal Informatiepunt (CIP).
Vraag
De leden van de NSC-fractie wijzen daarnaast op de aangekondigde voorstellen tot wijziging van het kiesstelsel, zoals opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma. In het licht van deze wijziging achten deze leden het van belang om ook de historische evolutie van ons kiesstelsel inzichtelijk te maken. Zij zien een mogelijkheid om in 2026 in de Statenpassage van het Kamergebouw een publieke expositie in te richten over de ontwikkeling van het Nederlandse kiesstelsel in de afgelopen twee eeuwen.
Daarmee kan op toegankelijke wijze inzicht worden gegeven in de historische context en betekenis van eerdere stelselwijzigingen.
Zij vragen het Presidium of het bereid is dit voorstel uit te voeren.
Antwoord
Het Presidium onderkent het belang om het Nederlandse kiesstelsel inzichtelijk te maken voor een breed publiek. Mede om die reden heeft de Tweede Kamer in 2018/2019 op grootse wijze het 100 jarig bestaan van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen gevierd. Tijdens dit feestjaar was er in de Statenpassage van de Tweede Kamer een interactieve tentoonstelling te zien onder de titel «Ik vier mijn stem». Deze expositie vertelde de bijzondere geschiedenis van het algemeen kiesrecht en hoe het kiesstelsel nog altijd in beweging is. Daarnaast vonden er verschillende activiteiten plaats waarbij het kiesstelsel centraal stond. Zo werd bijvoorbeeld via tien historische portretten de ontwikkeling van het kiesrecht verteld.
Het Presidium ziet in een aankondiging in het Hoofdlijnenakkoord van een mogelijke wijziging van het kiesstelsel geen aanleiding deze expositie, of een onderdeel daarvan, nogmaals te organiseren.
Vraag
Zij lezen voorts in de nota naar aanleiding van het verslag van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven dat er op de vraag hoeveel het onderzoek naar oud-Kamervoorzitter Arib heeft gekost expliciet is aangegeven dat «De kosten voor rechtsbijstand en advisering van Presidium/Voorzitter/Griffier, de gedelegeerd opdrachtgevers en Hoffmann bedragen tot op heden € 1.051.000,– bedraagt. Tot eind 2023 komt het totaal bedrag aan hierboven genoemde kosten uit op circa € 1.544.000,– (Kamerstuk 36 528, nr. 5).»
Deze leden vragen het Presidium of er na 2023 nog aanvullende kosten gemaakt zijn en zo ja, te specificeren door wie deze kosten gemaakt zijn en ten behoeve van wie deze kosten door de Kamer gemaakt zijn.
Antwoord
Vanaf januari 2024 tot en met april 2025 is nog circa € 475.000,– aan kosten gemaakt. Dit betreft vrijwel geheel de kosten voor rechtsbijstand van Presidium/Voorzitter/Griffier, de gedelegeerd opdrachtgevers en Hoffmann.
Vraag
De leden van de D66-fractie lezen dat de het niveau van de bel in zomerreces met zes decibel teruggebracht is als reactie op de motie-Sneller. Deze leden roepen in herinnering dat deze motie een directe reactie was op de oproep van de Kamervoorzitter tijdens het vorige debat over de Raming: «maar als u daar iets mee wilt, dien een motie in.» In de overwegingen en constateringen spreekt deze motie onder andere over de duur van de bel en de hinder die hierdoor ontstaat voor «commissieactiviteiten». Zij constateren dat de aanpassing die is doorgevoerd onvoldoende tegemoetkomt aan deze bezwaren. Het geschetste handelingsperspectief voor fracties om op hun gangen/kamers een verdere verlaging te vragen, doet hier ook niks aan. Bovendien vinden zij het gebrek aan argumentatie waarom niet voor een «substantiële aanpassing» is gekozen (zoals de motie expliciet vraagt) bevreemdend. Waarom is naast een volumewijziging niet ook gekozen voor een aanpassing van de duur of zelfs het helemaal afschaffen van een aantal type belsignalen en dus momenten waarop de bel wordt geluid, zo vragen zij. Vooral het luiden van de bel voor de aanvang van de vergadering op woensdag en donderdag terwijl commissievergaderingen (waaronder rondetafelgesprekken met externe genodigden) vaak al om 10.00 uur zijn begonnen vinden zij bijzonder hinderlijk.
Antwoord
Het Presidium heeft gemeend dat aanpassingen in volumes van de bel voldoende zijn geweest om tegemoet te komen aan de bezwaren op het punt van ondervonden hinder. Het Presidium verwacht daarbij dat voor veel leden de signaalfunctie van de bel nog steeds van belang is. Bijvoorbeeld als het gaat om hervatting van de vergadering na een (korte) schorsing. Het is daarom terughoudend om alle bellen behalve de bel voor onverwachte stemmingen af te schaffen.
Vraag
Deze leden vragen de Kamervoorzitter om een reflectie op de waarborgen die zijn ingebouwd bij het toelaten van nieuwe leden als sprake is van twijfel over het wel of niet hebben voldaan aan de inhoud van de eed en/of belofte. De voorzitter van de Commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft hier eerder plenair op gehint, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst (begrijpelijkerwijs) naar het parlement zelf om hier verantwoordelijkheid voor te nemen.
Graag vernemen zij welke kwetsbaarheden en eventuele lacunes er zijn.
Ook zouden zij graag een reactie ontvangen op de stelling dat er een erg groot gat is tussen «niks doen» en «onderzoek naar een ambtsmisdrijf», en welke mogelijkheden het Presidium ziet om hiertussen tot een handelingsperspectief te komen in geval van twijfel.
Antwoord
Om toegelaten te worden als lid van de Tweede Kamer onderzoekt de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven of een kandidaat terecht benoemd is verklaard tot Kamerlid. Wanneer dat het geval is en de Kamer heeft ingestemd met zijn toelating, dient de kandidaat tot slot de ambtseed af te leggen.
Het onderzoek van de commissie beperkt zich daarbij tot de ingevolge de Kieswet aan te bieden «geloofsbrieven» van de kandidaat, op grond waarvan de commissie nagaat of de kandidaat aan de wettelijke vereisten voor het Kamerlidmaatschap voldoet en geen met dat lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult. Is dat het geval, dan stelt de commissie aan de Kamer voor om de kandidaat toe te laten. De Kamer besluit vervolgens over de toelating op basis van dezelfde geloofsbrieven in combinatie met het advies van de commissie. Het afleggen van de ambtseed vormt daarna de laatste stap binnen het toelatingsproces.
De leden van D66 vragen om een reflectie op dit proces wanneer twijfel bestaat over het voldoen van een kandidaat aan de inhoud van de ambtseed. De eedaflegging maakt geen deel uit van het onderzoek naar de geloofsbrieven, zodat de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven hierbij geen rol speelt. Dat geldt in deze fase ook voor de Kamer. Een kandidaat-Kamerlid kan de ambtseed namelijk niet hebben geschonden; die kan logischerwijs pas na aflegging zijn of worden geschonden. Wanneer de Kamer vermoedt dat een Kamerlid zijn ambtseed heeft geschonden, is dat strafrechtelijk vervolgbaar als ambtsmisdrijf en kan de Kamer het proces omtrent een ambtsmisdrijf opstarten. Dat proces wordt in gang gezet door een schriftelijk voorstel van ten minste vijf leden tot het in overweging nemen van een aanklacht.
Het Presidium ziet op basis van de huidige regelgeving geen aanknopingspunten om de door de D66-fractie gesignaleerde lacune op te vullen.
Vraag
Zij wijzen ook op de motie van het lid Van der Plas (Kamerstuk 30 252, nr. 193) over de week van de (H)eerlijke Hollandse Hap. Deze motie is uiteraard gericht aan de regering, maar gezien het feit dat de motie met een tweederdemeerderheid is aangenomen, laat zien dat er een overgrote steun is om te stimuleren om jaarlijks in de week waarin het Wereldvoedseldag is, een «Week van de (H)eerlijke Hollandse Hap» te organiseren, waarbij de focus ligt op het aanbieden van lokaal Nederlands geproduceerd en seizoensgebonden voedsel, van al onze Nederlandse boeren, tuinders, telers en vissers. Bestaat er de mogelijkheid om in overleg met het fantastische restaurantpersoneel van de Kamer, ook zo een week in onze restaurants te organiseren?
Antwoord
Het Presidium vindt het een sympathiek idee om een Hollandse week te organiseren en zal hier invulling aan gaan geven. In zo’n Hollandse week zullen tijdens de lunch en het diner producten van Hollandse bodem worden geserveerd.
Vraag
Kan het Presidium aan de leden van de SP-fractie aangeven wat het takenpakket van de dienst communicatie is, aangezien zij een groot team medewerkers hebben?
Antwoord
De Stafdienst Communicatie van de Tweede Kamer speelt een centrale rol in het toegankelijk, zichtbaar en begrijpelijk maken van het parlementaire werk. Vanuit de kernboodschap dat de Tweede Kamer van en voor iedereen is, vervult de dienst een verbindende functie tussen de politieke organen van de Kamer, de ambtelijke organisatie, de media en het algemene publiek. Ze zorgt voor heldere en doelgerichte communicatie over wat er in de Kamer gebeurt, en maakt dit via verschillende middelen en kanalen inzichtelijk voor uiteenlopende doelgroepen.
De dienst beheert en actualiseert de website tweedekamer.nl met toegankelijke informatie over het werk van de Kamer, geeft uitleg en antwoord op publieksvragen via de publiekstelefoon en sociale media en zij is verantwoordelijk voor de organisatie en ontwikkeling van publieksevenementen (open dagen, tentoonstellingen) en educatieve activiteiten (bijv. de Derde Kamer, maatschappelijke stages, ProDemos). Bij grote publieksevenementen, zoals Prinsjesdag, V100 en herdenkingen verzorgt de Stafdienst Communicatie de publieks- en perscommunicatie. Ook ondersteunt de dienst de Voorzitter en commissies bij representatieve optredens en ceremoniële aangelegenheden.
Daarnaast vervult de dienst intern een essentiële rol: ze ondersteunt de ambtelijke organisatie met beleids- en strategische communicatie bij verandertrajecten. De dienst verzorgt de interne communicatie en campagnes voor verschillende grotere programma’s zoals het Programma sociale veiligheid, Verbetering Informatie Tweede Kamer (VITK), Informatiehuishouding (IHH) en de renovatie van het Binnenhof/inhuizing B67. Onlangs is vanuit de dienst het verouderde intranet «Plein2» vervangen voor «Binnenplein».
De Stafdienst Communicatie heeft een «social mediastrategie» ontwikkeld en beheert de social mediakanalen van de Tweede Kamer om het publiek te informeren en betrekken. Daarnaast creëert de Stafdienst veel (visuele) content zoals video’s, infographics en animaties om complexe informatie begrijpelijk te communiceren. Ook verzorgt de dienst livestreams van de debatten op de website en coördineert zij de fotografie van Kameractiviteiten. Onlangs heeft de Stafdienst de doorontwikkeling van de huisstijl afgerond, waarbij specifiek aandacht is gegeven aan de ontwikkeling van vormgevingsrichtlijnen voor de digitale communicatiemiddelen van de Kamer.
Medewerkers van de Stafdienst Communicatie onderhouden contacten met de pers en doen woordvoering namens de Kamer in de media, ook bij incidenten en crises die het werk van de Tweede Kamer raken. Naast de uitvoering van het accreditatiebeleid voor journalisten, stelt de Stafdienst Communicatie opnamerichtlijnen op die gelden voor pers en fracties in het Kamergebouw. Tot slot voorziet de Stafdienst de politieke en ambtelijke leiding van de Tweede Kamer dagelijks van media- en omgevingsbeelden.
Door deze brede inzet maakt de Stafdienst Communicatie de Tweede Kamer niet alleen transparanter en benaderbaarder, maar versterkt zij ook het vertrouwen in de democratische processen die daar plaatsvinden.
Vraag
Deze leden hechten er veel waarde aan dat plenaire- en commissievergaderingen zoveel mogelijk doorgang vinden.
Kan het Presidium aangeven, waarom er in de week van de NAVO-top nauwelijks vergaderingen zijn ingepland?
Antwoord
De vergaderagenda voor de week van de NAVO-top (23 – 27 juni) is op dit moment nog niet bekend. Vanwege de grote gevolgen van de NAVO-top voor de bereikbaarheid van Den Haag, heeft het Presidium de Kamer per brief van 13 maart wel voorgesteld het parlementaire proces in de week van de top in aangepaste vorm doorgang te laten vinden. Om het aantal reisbewegingen van ondersteunde ambtenaren van zowel departementen als de Kamer zelf naar Den Haag te beperken, is aan commissies verzocht geen activiteiten te plannen in deze week en zullen er plenair geen tweeminutendebatten worden ingepland. Er zullen echter wel grote(re) debatten worden geagendeerd en ook het vragenuur op dinsdag 24 juni vindt gewoon doorgang. Als de actualiteit daar aanleiding toe geeft, kan de Kamer in deze week ook met urgentie een debat op de agenda plaatsen. Het Presidium meent met het voorstel voor een dergelijke vergaderagenda een balans gevonden te hebben tussen enerzijds het laten doorgaan van het parlementaire proces en anderzijds het leveren van een bijdrage aan het verminderen van het aantal reisbewegingen naar Den Haag, in lijn met de Rijksbrede maatregelen tijdens deze week.
Vraag
De leden van de DENK-fractie hebben signalen ontvangen dat bezoekers van het Kamergebouw soms worden geweigerd of aangesproken vanwege het dragen van speldjes of symbolen.
Deze leden vragen zich af wat de huidige regels zijn omtrent de toelating van bezoekers tot het gebouw.
Op welke gronden kunnen bezoekers worden geweigerd?
Bestaan er richtlijnen voor het al dan niet toestaan van politieke uitingen in de vorm van bijvoorbeeld vlaggen, speldjes of kleding?
Zo ja, wat zijn deze richtlijnen?
Wie beslist daarover en hoe wordt de afweging gemaakt tussen de reden van inperking en vrijheid van meningsuiting?
Antwoord
De Tweede Kamer hecht veel waarde aan de toegankelijkheid van het democratisch proces. Wij hanteren daarom een open parlement principe. Uitgangspunt is dat iedereen welkom is in de Tweede Kamer, mits diegene zich houdt aan de huisregels.
In het Reglement van Orde (artikel 15.2) en de huisregels staat dat tekenen van afkeuring of instemming op geen enkele wijze getoond mogen worden. De Tweede Kamer hanteert daarmee een neutraal toegangsbeleid. Hieronder vallen onder andere: het roepen van leuzen, het tonen van spandoeken of borden voorzien van tekst of beeld, het dragen en tonen van kleding voorzien van een demonstratieboodschap of andere verstorende uitingen. Bezoekers die een vergadering van de Tweede Kamer willen bijwonen, moeten bij binnenkomst eerst langs de beveiligingscontrole. Daar wordt een afweging gemaakt of iets valt onder bovenstaande regels.
Vraag
De leden van de SGP-fractie vragen of
het Presidium een overzicht kan geven van het aantal en de kosten ten aanzien van het afhandelen van Woo-verzoeken.
Welke ontwikkelingen zijn zichtbaar en in hoeverre ziet het Presidium aanleiding om, in aansluiting bij het beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te kijken naar een meer kritische toepassing die problemen zoals oneigenlijk gebruik tegengaat?
Antwoord
Op 1 mei 2022 trad de Wet open overheid (Woo) in werking. Sindsdien is de Woo van toepassing op de Tweede Kamer en zijn er circa 140 Woo-verzoeken bij de Tweede Kamer ingediend. Zeven van deze verzoeken zijn relatief omvangrijk (meer dan 2.000 documenten).
De verzoeken worden behandeld door het Woo-loket (onderdeel van de stafdienst Juridische Zaken). Het loket bestaat uit drie Woo-juristen en een ondersteunend medewerker. De kosten bedragen circa € 550.000,– op jaarbasis, waarvan € 478.000,– aan personeelskosten en € 73.000,– voor laksoftware. De juristen houden zich overigens, naast de behandeling van Woo-verzoeken, ook bezig met de behandeling van eventuele bezwaarschriften, het adviseren van de ambtelijke organisatie over de Woo en aanverwante wet- en regelgeving (zoals Archiefwet, Wet hergebruik van overheidsinformatie en de AVG).
Ten aanzien van het aantal of de omvang van de Woo-verzoeken zijn er geen bijzondere ontwikkelingen. Het aantal verzoeken fluctueert iets, maar komt neer op 40 tot 45 verzoeken per jaar. De ervaring leert dat goed en tijdig overleg met de Woo-verzoeker over de precieze informatiebehoefte en het op de hoogte houden van de verzoeker over de voortgang van de behandeling van het verzoek eraan bijdraagt dat veelal binnen de wettelijke of de met de verzoeker afgesproken termijn op het verzoek wordt beslist.
Er zijn tot nu toe geen besluiten genomen waarbij een beroep is gedaan op de antimisbruikbepaling uit de Woo. Daar was tot nu toe geen aanleiding voor.
Vraag
Deze leden vragen of het Presidium bereid is te verkennen of binnen de Kamer op initiatief van een aantal leden of een Kamercommissie een Chanoekaviering kan worden georganiseerd om de Joodse gemeenschap in Nederland te steunen. Tegen de achtergrond van het agressieve antisemitisme en de inspanningen van de rijksoverheid om hiertegen op te treden, is het goed om te verkennen hoe ook de Kamer een rol kan vervullen in dezen.
Antwoord
De Tweede Kamer kent een evenementenbeleid dat door het Presidium is vastgesteld. Dit beleid biedt een afwegingskader voor de te organiseren evenementen in het Kamergebouw. Eén van de voorwaarden voor het organiseren van een activiteit binnen het gebouw van de Tweede Kamer is dat de activiteit een relatie heeft met het parlementaire werk. Het Presidium vindt het belangrijk dat op een consistente manier uitvoering wordt gegeven aan het evenementenbeleid. Het organiseren van een Chanoekaviering in de Tweede Kamer past hier niet in. Het Presidium wil de fractie van de SGP in overweging geven een dergelijke viering te organiseren in Nieuwspoort of een andere beschikbare locatie.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Martin Bosma
Kamerstukken II 2024/25, 36 673, nr. 4.↩︎
Kamerstuk 28 362, nr. 70.↩︎
Eindverslag werkgroep «Voor een Kamer die Werkt, bijlage bij Kamerstuk 36 673, nr. 4, p. 21–27.↩︎
Verslag van de Werkgroep tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing, bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 36 642, nr. 1.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36 673, nr. 4.↩︎
Handelingen II 2022/23, nr. 98, 23; Rapport Werkgroep Informatieafspraken, «Grip op informatie», 6 juni 2023, p. 25–26.↩︎
Artikel 4a van de Regeling vertrouwelijke stukken.↩︎