Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 7-8 juli 2025 (Kamerstuk 21501-31-793)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D31558, datum: 2025-07-02, bijgewerkt: 2025-07-10 11:35, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D31558).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van der Burg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z13041:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-06-25 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-01 16:45: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-07-02 13:00: Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 7 en 8 juli 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-07-02 14:30: Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 7 en 8 juli 2025 - GEEN DOORGANG omgezet in schriftelijk overleg (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
2025D31558 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 24 juni 2025 ontvangen Geannoteerde Agenda Informele Raad WSBVC van 7 en 8 april 2025 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 793).
De voorzitter van de commissie,
Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie | |
II | Antwoord/Reactie van de Minister |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 7–8 juli 2025. Deze leden hebben hierover een aantal vragen aan de regering.
De leden van de PVV-fractie lezen dat het eerste agendapunt van de geannoteerde agenda onder andere gaat over de vrije uitwisseling van Europese Unie (EU)-arbeidsmigranten, waarbij het vrijwel altijd uitkomt op Oost-Europese arbeidsmigranten die voor weinig geld werken in de West-Europese landen. Is het kabinet het met deze leden eens dat er in Nederland een groot onbenut arbeidspotentieel is en dat dit aanpakken leidt tot minder behoefte aan arbeidsmigranten?
Over de Nederlandse inzet op het tweede agendapunt van de geannoteerde agenda over het concurrentievermogen met betrekking tot werkgelegenheid zijn de leden van de PVV-fractie positiever. Ook deze leden zien het belang van het bevorderen van talent en vaardigheden, zodat ieder individu zich optimaal kan ontwikkelen op de arbeidsmarkt. Toch zijn deze leden benieuwd hoe dit rijmt met het feit dat werkgevers in Nederland staan te springen om werknemers, terwijl die er gewoon al zijn. Ziet het kabinet hier een noodzaak dat om dit doel te bereiken er eerst meer mensen in Nederland aan het werk moeten gaan en/of iets meer werkuren zouden moeten maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en het Fiche Mededeling horizontale interne-marktstrategie.1 Deze leden hebben hier enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet kansen ziet in het zogenaamde 28e regime, waar vennootschapsrecht, insolventierecht, fiscaal recht en zelfs arbeidsrecht onder kunnen vallen. Deze leden maken zich hierover grote zorgen. Zij vragen of het kabinet onderschrijft dat sociale minimumnormen een intrinsiek onderdeel zijn van de interne markt, en dat deze normen bijdragen aan opwaartse sociale convergentie binnen de EU. Deze leden vragen of het kabinet erkent dat het invoeren van een 28e regime dat minimumbescherming centraal stelt in de praktijk kan leiden tot een verlaging van het beschermingsniveau. Zij vragen de Minister of hij het ermee eens is dat sociale minimumbescherming niet als standaard mag worden opgelegd via een optioneel regime, waarbij nationale wet- en regelgeving wordt omzeild.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen het kabinet of het kan aangeven wat de toegevoegde waarde is van het 28e regime voor werknemers, als daarin ook het arbeidsrecht meegenomen wordt. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven op welke punten de positie van werknemers verslechtert en of er überhaupt punten zijn waarvan verwacht kan worden dat de positie van werknemers versterkt wordt als ook het arbeidsrecht onder dit regime gebracht wordt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het kabinet in de brief aangeeft dat de Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten (Wtta) zonder vertraging moet worden ingevoerd en dat het beschermingsniveau daarvan niet mag worden ondermijnd. Deze leden vragen de Minister of hij bereid is zijn veto uit te spreken over aankomende wetgeving of beleidsmaatregelen indien de implementatie of werking van de Wtta in gevaar komt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de strategie voor de interne markt gericht moet zijn op de bescherming van werknemers tegen onderbetaling en uitbuiting. Deze leden vragen of het kabinet deze visie deelt. Ook vragen deze leden of het kabinet de opvatting deelt dat nationale wetten die als doel hebben werknemers te beschermen leidend moeten zijn boven de strategie de zich vooral richt op de vraag van werkgevers en ondernemers die voordeel hebben in de handel van arbeid van mensen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-merken op dat richtlijnen die betrekking hebben op arbeidsomstandigheden, zoals die over werken met gevaarlijke stoffen, in alle gevallen slechts een bodem leggen voor regelgeving en er altijd de ruimte moet blijven om een beter beschermingsniveau te behouden en te vormen. Deze leden vragen tevens of het kabinet bereid is zich tegen standaardbepalingen te verzetten die deze ruimte zouden beperken.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erkennen dat uitzonderingen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) legitiem kunnen zijn. Deze leden maken zich echter zorgen over het mogelijk introduceren van een aparte categorie mid cap-bedrijven die uitzonderingen zouden krijgen op normen die werknemers beschermen. Deze leden vragen wat de toegevoegde waarde is van de nieuwe categorie voor wie uitzonderingen gaan gelden en of hier al zicht op is en om zodra hier zicht op bestaat dit direct aan de Kamer te melden.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aandacht voor de relatie tussen de interne-marktstrategie en het bestrijden van armoede. Deze leden vragen of het kabinet bereid is te erkennen dat een minimum aan prijscompensatie noodzakelijk is om de koopkracht van mensen in armoede op peil te houden. Zij onderstrepen dat er meer nodig is om armoede structureel te bestrijden, maar prijscompensatie kan hier een onderdeel van zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de verkenning aanpak onrechtmatige detachering derdelanderwerknemers. Zij hebben hier nog enkele vragen over.
Deze leden lezen dat de cijfers omtrent het aantal gedetacheerde derdelanderwerknemers nog steeds niet goed inzichtelijk is. Deze leden vragen de Minister wat gedaan kan worden om het aantal gedetacheerde derdelanderwerknemers beter in kaart te kunnen brengen. Zij benadrukken dat deze cijfers al langer slecht inzichtelijk zijn en hier oplossingen voor moeten worden gezocht.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het groeiende aantal derdelanders dat in Nederland werkzaam is onder meer veroorzaakt wordt door de uitbesteding van het werkgeverschap. Is het wat de Minister betreft dus niet ook logisch en noodzakelijk om de uitbesteding van het werkgeverschap terug te dringen om illegale doordetachering terug te dringen, bijvoorbeeld door in te zetten op meer rechtstreekse dienstverbanden en minder flexibele contracten?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister wat na het gezamenlijke «Position paper on the posting of third country nationals»2 de vervolgstappen zijn geweest om een verduidelijking van het juridische kader verder te brengen. Welke stappen gaan nog genomen worden? Zijn er inmiddels meer lidstaten voornemens zich bij dit initiatief aan te sluiten?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen om de (informatie)positie van derdelanderwerknemers te verbeteren door met het project Work in NL (WIN) te werken aan landelijk dekkende informatievoorziening voor arbeidsmigranten. Is de Minister het met deze leden eens dat het essentieel is om het aantal WIN-punten landelijk uit te breiden? Deze leden lezen dat de voorgestelde maatregel is om het concept «hoofdactiviteit» in nationale regelgeving te verduidelijken. Deze leden vragen of en zo ja waarom er al is gekozen voor de termijn van drie maanden waarin de gedetacheerde voorafgaand aan tewerkstelling bij de werkgever in de zendende lidstaat moet hebben gewerkt. Is het mogelijk om deze termijn uit te breiden naar zes of twaalf maanden? Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe de Minister de handhaving hiervan voor zich ziet.
De leden van GroenLinks-PvdA lezen in de brief dat de maatregelen verschillende doorlooptijden hebben. De misstanden omtrent derdelanderdetachering blijven zich echter iedere dag voordoen. Deze leden vragen wat de Minister in de tussentijd concreet gaat doen om de misstanden met derdelanderdetachering tegen te gaan. Is de Minister bijvoorbeeld bereid om met zijn ambtsgenoten in Litouwen, Polen en Hongarije in gesprek te gaan over de terugvorderprocedures van vrachtwagens van stakende chauffeurs die via bedrijven in deze landen illegaal worden doorgedetacheerd naar Nederland?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of het kabinet kan aangeven of er een apart derdelandersregime kan komen. Ook vragen deze leden of er daarmee geshopt kan worden tussen regimes en wat de gevolgen zijn voor derdelanders. Tevens vragen deze leden of de detacheringsrichtlijn gewijzigd moet worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 en 8 juli aanstaande, en danken de Minister voor zijn toelichting op de geagendeerde thema’s. Deze leden hebben hiertoe geen vragen of opmerkingen. Zij wensen de Minister dan ook veel succes met deze Informele Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 7 en 8 juli 2025, en het verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 19 juni 2025. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie zijn positief over de aandacht die de Minister nationaal en internationaal vraagt voor de detachering van derdelanders. Deze leden onderstrepen het belang van het aanpakken van onrechtmatige detachering van derdelanderwerknemers, om uiteindelijk meer grip te krijgen op arbeidsmigratie. Het is belangrijk dat eerlijke arbeidsmobiliteit hiervoor wordt bevorderd. Deze leden vragen de Minister welke stappen hij voornemens is nog in 2025 te zetten om Europese opvolging te laten geven aan de oproep uit het gezamenlijke position paper om het juridisch kader te verduidelijken. Zij vragen de Minister tevens hoe hij gaat borgen dat een eventuele nieuwe richtlijn over de detachering van derdelanderwerknemers daadwerkelijk handhaafbaar en effectief is, zonder de bureaucratische lasten. En hoe voorkomt de Minister ten slotte dat een uitbreiding van de European Labour Authority (ELA) leidt tot een sluipende uitbreiding van EU-bevoegdheden?
De leden van de NSC-fractie onderstrepen de noodzaak van het bevorderen van vaardigheden en leven lang ontwikkelen in de geplande gedachtewisseling over concurrentievermogen op het gebied van werkgelegenheid. In het licht van de uitdagingen op de arbeidsmarkt moet de aandacht voor scholing en leven lang ontwikkelen fors worden vergroot. Deze leden vragen de Minister daarom hoe de faciliterende rol voor de Europese Commissie met betrekking tot het bevorderen van vaardigheden en leven lang ontwikkelen vorm zou moeten worden gegeven. Welke concrete verantwoordelijkheden en taken beoogt de Minister hierin voor de Commissie?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de «Single Market Strategy» en het fiche van het kabinet over deze strategie.3 De leden vragen de Minister hoe hij de balans tussen lastenverlichting uit de «Single Market Strategy» en de bescherming van arbeidsvoorwaarden voor zich ziet. Op welke manier is de Minister voornemens dit scherp te monitoren in Europees verband?
De leden van de NSC-fractie hebben ten slotte kennisgenomen van de raadpleging over aanvullende pensioenen die recent is uitgezet door de Europese Commissie. Deze leden vragen de Minister welke risico’s en kansen hij ziet in deze EU-raadpleging over aanvullende pensioenen.