[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzamelbrief brandweer, crisisbeheersing en meldkamers

Brief regering

Nummer: 2025D43420, datum: 2025-10-03, bijgewerkt: 2025-10-03 16:08, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z18704:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Met deze brief informeer ik uw Kamer over ontwikkelingen in de brandweerzorg, crisisbeheersing en het meldkamerdomein. Concreet gaat deze brief in op de ontwikkelingen in meldkamers, de beleidsreactie WODC evaluatie naar programma IVC, de taskforce onze hulpverleners veilig, landelijke regeling PTSS, dekking amendement inzake uitvoering landelijke regeling PTSS brandweer, kabinetsreactie initiatiefnota Boswijk c.s., reactie op het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid inzake versterking crisisbeheersing, weerbaarheid, update Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) - Knooppunt Coördinatie Regio's- Rijk (KCR2), ontwikkelingen alerteren bij (hybride) militaire dreiging en de noodcommunicatievoorziening.

Meldkamers

Ontwikkelingen in de meldkamers

De ambulancezorg, de Koninklijke Marechaussee (KMar), de politie en de veiligheidsregio’s/brandweer vervullen zowel individueel, gezamenlijk als in nauwe samenwerking met andere (regionale) partijen in de meldkamer een essentiële maatschappelijke functie om burgers in nood zo snel mogelijk te helpen. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke richt ik mij op de verdere versterking en samenwerking in het meldkamerdomein.

Realisatie meldkamers afgerond

Op 30 september 2025 is het 15 jaar geleden dat in het Regeerakkoord het startschot werd gegeven om te komen tot versterking van de meldkamers in Nederland. Het meest zichtbare van dit complexe meerjarige traject is het gerealiseerde netwerk van tien nieuwe samengevoegde meldkamers, aangesloten op één landelijk ICT-netwerk. Met het operationeel in gebruik nemen van Meldkamer Midden Nederland, op 3 juni 2025, is in Nederland het landelijk netwerk van tien operationeel en technisch met elkaar verbonden meldkamerlocaties gereed. Een landelijk netwerk waarop de hulpdiensten hun meldkamerfunctie kunnen uitoefenen, waarbij de meldkamers bij grote drukte of piekbelasting meldingen automatisch van elkaar kunnen overnemen en de burger in nood altijd geholpen kan worden.

Deze mijlpaal is bereikt doordat bestuurders, directies en de vele professionals die werkzaam zijn bij de politie, veiligheidsregio’s/brandweer, ambulance, KMar, de Landelijke Meldkamer Samenwerking, de ministeries van Defensie, Volksgezondheid Welzijn en Sport en mijn eigen ministerie, gezamenlijk de schouders eronder hebben gezet. Ik wil langs deze weg al deze mensen complimenteren en bedanken voor hun inzet en doorzettingsvermogen, een resultaat om trots op te zijn. Met name de politie heeft daarin lef getoond om voor alle hulpdiensten op de meldkamer de beheerorganisatie Landelijke Meldkamer Samenwerking in te richten die alle gemeenschappelijke meldkamers en meldkamervoorzieningen in beheer heeft genomen. Een enorme opgave waarvoor ik de politie en in het bijzonder de Landelijke Meldkamer Samenwerking zeer dankbaar ben.

Voor de komende periode is alles gericht op enerzijds het verbeteren en bestendigen van de technische infrastructuur - het ‘robuuste motorblok’ - en anderzijds de volgende stappen zetten richting de meldkamer van 2030 en verder. Zoals ik in mijn vorige brief1 heb laten weten is in opdracht van het Bestuurlijk Meldkamer Beraad een verkenning naar de toekomst van het meldkamerdomein uitgevoerd en hebben partijen herbevestigd elkaar te vinden in hun maatschappelijke opgave. Voor de komende periode zijn de toekomstbestendigheid en robuustheid van de opschaling bij crises en rampen en informatiedeling in het meldkamerdomein de twee belangrijkste onderwerpen om samen mee aan de slag te gaan.

Pilots meldkamerfunctie ambulance en zorgcoördinatie

De continuïteit van de 112-meldingen en daaropvolgende inzet van spoedzorg zijn van groot belang en vormen de basis voor de huidige samenwerking en huisvesting op tien meldkamers (co-locatie). Het meldkamerdomein is echter aan het veranderen. Om ook de samenwerking binnen de zorg te verbeteren om zo een hogere kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te bieden, is het nodig om in het kader van zorgcoördinatie te verkennen of het mogelijk is om onder dezelfde continuïteitswaarborgen, de meldkamerfunctie ambulancezorg, geheel of gedeeltelijk, buiten de meldkamer uit te voeren. Dit wordt momenteel gecontroleerd beproefd door middel van pilots tot eind 2026.

Na het positief doorlopen van het besluitvormingsproces is eind januari 2025 de eerste pilot van start gegaan. De besluitvorming voor de tweede pilot is doorlopen en de pilot wordt nu voorbereid. Conform de motie van het lid Michon-Derkzen2 wordt uw Kamer gedurende de pilotperiode geïnformeerd over de voortgang.

Brief inspectie governance meldkamerdomein

Zoals eerder aangegeven vervullen de verschillenden partijen in het meldkamerdomein een belangrijke maatschappelijke functie om burgers in nood zo spoedig mogelijk te helpen. Een samenwerkingsverband met 54 partijen met dit doel is complex en vraagt van partijen in de governance rekening te houden met elkaars perspectieven en belangen. Ook vraagt het flexibiliteit voor aanpassingen die soms niet het eigen, maar wel het multi-belang dienen. Uw Kamer heb ik op 24 april 2025 geïnformeerd over de brief van de inspectie over de governance van het meldkamerdomein, met daarbij mijn eerste reactie3.

Zoals ik in die brief liet weten ben ik nader in overleg gegaan met de partijen in het meldkamerdomein over verbeteringen die nog kunnen worden aangebracht in de governance van het meldkamerdomein. Het gezamenlijke beeld is dat het niet zozeer de afspraken over de governance, maar eerder de uiteenlopende maatschappelijke opgaven met andere verantwoordelijkheden en verschillende soorten wetgeving en financiering, de uitdaging zijn. Meldkamerpartijen werken daardoor met veel meer partijen samen dan enkel die binnen de formele meldkamergovernance. De gezamenlijke opgave, de burger in nood zo snel als mogelijk hulp bieden, blijft echter voor alle partijen in het meldkamerdomein de verbindende hoofdopgave. Hier wordt dagelijks hard aan gewerkt, zodat de meldkamers 24/7 bereikbaar en beschikbaar zijn voor burgers en hulpverleners. Het centraal stellen van deze opdracht helpt alle partijen om een gemeenschappelijke basis te vinden. Daardoor worden de keuzes die hieruit voortvloeien, juist vanuit het multi-perspectief, makkelijker geaccepteerd.

De Inspectie JenV benoemt als risico dat in acute situaties in het

meldkamerdomein problemen blijven voortduren, waarbij geen enkele partij het

mandaat heeft om in te grijpen. Desalniettemin is in de huidige Regeling

hoofdlijnen beleid en beheer meldkamers ten aanzien van escalatie reeds

opgenomen dat in het geval dat de leden van het Bestuurlijk Meldkamer Beraad

niet tot overeenstemming komen, de leden het beslispunt aan de Minister van

Justitie en Veiligheid voorleggen, onder vermelding van hun opvatting over het

beslispunt. In afstemming met mijn ambtsgenoten van VWS en Defensie neem ik, indien nodig, een eenduidig standpunt in ten aanzien van de verantwoordelijkheden die de partijen hebben in het uitvoeren van de

meldkamerfunctie of het gebruik van gezamenlijke meldkamersystemen.

Daarnaast hebben de partijen in het kader van de vernieuwing missiekritische

communicatie (VMX) afgesproken dat, in uiterste gevallen waarin consensus niet

mogelijk blijkt, de Minister van Justitie en Veiligheid doorzettingsmacht moet

krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een aanwijzing.

Videobellen met de meldkamer

In 2024 is een aantal pilots met videobellen met de meldkamer geëvalueerd. Op basis van de positieve ervaringen heeft de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS) in april 2025 besloten de mogelijkheid om videobellen met alle meldkamers in Nederland technisch mogelijk te maken. Het is aan de hulpdiensten zelf en in het bijzonder de centralist, om te bepalen of zij daadwerkelijk bij een 112-melding gebruik willen maken van deze functionaliteit. Hierbij is ook aandacht voor het bepalen in welke scenario’s videobellen gebruikt wordt en in welke gevallen juist niet, ook om centralisten te beschermen tegen bepaalde beelden. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Wijen-Nass4 als afgedaan.

Ontwikkelingen 112

In mijn brief van maart 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd5 over de voortgang van het project “Robuustheid 112”. Dit project heeft als doel een oplossing te ontwikkelen die de robuustheid van de bereikbaarheid van 112 verder zal vergroten. In plaats van één provider worden meerdere providers direct op de landelijke aannamecentrale in Driebergen aangesloten. Hiermee geef ik verdere invulling aan de aanbevelingen6 die zijn gedaan na de KPN-storing in 20197. De planvorming bevindt zich inmiddels in de afrondende fase en start van de realisatie wordt voorzien in het vierde kwartaal van 2025.

Ik werk samen met de LMS, de meldkamerdisciplines en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het terugdringen van de wachttijden bij 112. Zo wordt op dit moment beproefd of bellers die al bij een regionale meldkamer in de wachtrij staan en waar de wachttijd oploopt, uit die wachtrij gehaald kunnen worden door de 112 aannamecentrale, waarna deze bellers naar de hulpdienst op een andere regionale meldkamer doorgezet worden. Als bellers nog niet bij een regionale meldkamer in de wachtrij staan, dan worden ze bij een oplopende wachttijd sowieso al automatisch doorverbonden met een andere regionale meldkamer. Ook werken de hulpdiensten continu aan het werven van nieuw en ander personeel, zoals HBO-studenten die worden opgeleid tot centralist voor de politie. Wat voor de ambulancesector daarbij helpt is dat mijn ambtsgenoot van VWS voornemens is de kwalificatie in regeling ambulancevoorzieningen8, waarin bepaald is dat alleen verpleegkundigen bevoegd zijn om de triage in het kader van de meldkamerfunctie ambulancezorg uit te voeren, meer open te omschrijven naar een ambulancezorgprofessional die voldoet aan bepaalde vaardigheden en deskundigheid.9

Op 28 juni 2025 is ook de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn (EAA) in werking getreden, een richtlijn die onder andere eisen stelt aan de toegankelijkheid van 112 voor mensen met een handicap. In lijn met deze toegankelijkheidsvoorschriften zijn er binnen Nederland verschillende manieren waarop 112 te bereiken is voor mensen met een communicatieve beperking, bijvoorbeeld via de 112NL-app en emergency-SMS (e-SMS). Daarnaast is contact met 112 ook mogelijk via de bemiddelingsdienst van KPN-Teletolk. Met het oog op onze gedeelde verantwoordelijkheid blijf ik, samen met het Ministerie van Economische Zaken, inzetten op de toegankelijkheid van 112.

Beleidsreactie WODC evaluatie naar programma IVC
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) heeft een evaluatie naar het programma Implementatie Vernieuwing C2000 (IVC) opgeleverd, uitgevoerd door Andersson, Elffers en Felix (AEF). Deze heb ik op 14 mei 2025 aan uw Kamer aangeboden.10 Het WODC concludeert dat het programma IVC een zeer grote technische opgave had voor het vervangen van het bestaande C2000-systeem. Zo behelsde het programma het vervangen van alle apparatuur in zendmasten, diverse netwerkverbindingen en softwaresystemen in de meldkamers. Het programma heeft grotendeels zijn doelen behaald.

Het WODC stelt ook vast dat het programma langer heeft geduurd dan verwacht en er waren aanzienlijke uitdagingen onderweg. In het bijzonder hebben de gekozen aanbestedingsstrategie en de vooraf vastgestelde technische eisen en standaarden een bepalende – en op punten belemmerende – invloed gehad op het verloop van het programma. Ook zijn de uitkomsten van het programma niet in lijn met de verwachtingen van een grote groep eindgebruikers. Naast deze conclusies geeft het WODC ook een aantal aanbevelingen voor de optimalisatie en continuering van C2000:

  1. Herstel en versterk de samenwerking tussen leveranciers en de Landelijke Meldkamersamenwerking (LMS)

  2. Werk aan een integrale samenwerkingsstructuur

  3. Verminder complexiteit in besluitvorming

Ook voor de nieuwe missiekritische communicatievoorziening (Vernieuwing Missiekritische Communicatie, VMX) heeft het WODC drie aanbevelingen:

  1. Zorg voor een zorgvuldige aanbesteding met ruimte voor flexibiliteit en innovatie

  2. Investeer in vertrouwen, gedeelde belangen en werken vanuit een partnership

  3. Zorg voor intensieve en structurele betrokkenheid vanuit de operationele praktijk

Naar aanleiding van deze evaluatie ben ik in gesprek gegaan met het meldkamerdomein. Zoals beschreven in de vorige verzamelbrief Brandweer, Crisisbeheersing en Meldkamers11 lopen de contracten van C2000 in 2027 af. De aanbevelingen van het WODC betrek ik bij het komen tot nieuwe contracten voor C2000 en bij het realiseren van VMX.

C2000
In lijn met de aanbeveling van het WODC grijp ik de verwerving van de nieuwe C2000 contracten aan als kans om knelpunten op te lossen om zo de samenwerking tussen LMS en de leveranciers te versterken. Daarbij zet ik in op één hoofdleverancier (naast drie leveranciers van de huidige onderdelen van C2000) die verantwoordelijk is als system integrator voor een goede samenwerking van de verschillende onderdelen van C2000 en hun leveranciers. In tegenstelling tot het programma IVC komt hierdoor de verantwoordelijkheid voor de integratie niet te liggen bij een programma of een beheerorganisatie, maar bij de hoofdleverancier. Daarnaast laat ik in de sourcingstrategie voor de contracten het belang van kwaliteit en robuustheid zwaar wegen. Het financiële kader is daarbij een zwaarwegend, maar geen allesbepalend criterium.

Het WODC adviseert om te werken aan een integrale samenwerkingsstructuur met

daarbij een ‘dedicated team’ dat meldkamers bezoekt. Het aanstellen van één hoofdleverancier zorgt ook voor een integrale samenwerkingsstructuur, waarbij het aantal contracten wordt teruggebracht van elf naar vier. In de aanbesteding voor de hoofdleverancier en de drie huidige leveranciers van de onderdelen van C2000 (spraak, paging en radiobediening) wordt aandacht besteed aan de dienstverlening aan en samenwerking met de (eind)gebruikers. De beheerorganisatie LMS heeft de afgelopen jaren al flink geïnvesteerd in de nabijheid, onder andere door liaisons per meldkamerlocatie en deelname in de directieteams.

In lijn met de aanbeveling van het WODC stuur ik op het minder complex maken van besluitvorming door zoveel mogelijk onderwerpen integraal te behandelen in de bestaande governancelijn, van Strategisch Meldkamerberaad (SMB) en Bestuurlijk Meldkamerberaad (BMB)12. Ook kijk ik of de missiekritische communicatievoorziening voor de hulpdiensten (C2000 nu en VMX in de toekomst) dichter bij de gebruiker kan worden georganiseerd. Ik heb daarom aan de politie (en LMS als dienstonderdeel van de Nationale Politie) gevraagd om met mij te verkennen of de politie het eigenaarschap van C2000 over zou kunnen en willen nemen.

C2000 is en blijft een systeem dat op een verouderde standaard (TETRA) draait, waardoor echte doorontwikkeling niet meer mogelijk is, ook omdat de markt daar niet meer in investeert. Daardoor gaat de functionaliteit van C2000 niet veel meer veranderen. Ik blijf wel investeren in de betrouwbaarheid, beschikbaarheid en veiligheid van C2000, bijvoorbeeld door het bijplaatsen van masten. In lijn met de motie van het lid Van Dijk13 is er richting de NAVO-top hard gewerkt door LMS en de leveranciers om C2000 zo betrouwbaar mogelijk te maken. Het verbeterprogramma voor het radiobediensysteem, dat is gestart na de storing van het radiobediensysteem tijdens de jaarwisseling 2024-2025, heeft geleid tot een flink aantal aantoonbare verbeteringen in dat onderdeel van C2000. Dankzij deze, en vele andere inspanningen, kon C2000 de druk tijdens de NAVO-top aan en is het systeem robuust en betrouwbaar gebleken.

Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX)
De Kwartiermakersorganisatie Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX) neemt de aanbevelingen van het WODC ook ter harte. Het WODC adviseert om zorgvuldig het aanbestedingstraject in te richten met ruimte voor flexibiliteit en innovatie. Vóór de zomer is de visie op het toekomstige systeem door alle betrokken hulpdiensten en departementen vastgesteld in het Topberaad. In deze visie is onder andere opgenomen dat het aanbestedingstraject vraagt om flexibiliteit en innovatie (met de markt) gedurende het gehele traject en dat de rol van een (system) integrator cruciaal is. De komende tijd wordt gewerkt aan de voorbereiding van het aanbestedingstraject, de aanbevelingen zullen hierin worden meegenomen.

Daarnaast is het advies om te investeren in vertrouwen, gedeelde belangen en het werken vanuit een partnerschap. Dit advies is eerder ook gegeven in het rapport dat het AC-ICT in oktober 2024 heeft opgeleverd aan de Tweede Kamer over het toenmalige programma NOOVA14. Er is de afgelopen periode hard gewerkt om eerst een fundament te leggen onder de vernieuwing en samen met alle betrokken hulpdiensten en het departement te komen tot een breed gedragen visie. De Kwartiermakersorganisatie werkt opgavegericht aan de vernieuwing van het missiekritische systeem, dit betekent dat alle betrokken partijen mee denken en mee doen aan de gezamenlijke opgave om een nieuw missiekritisch systeem te ontwikkelen.

AC-ICT doet tot slot de aanbeveling om te zorgen voor intensieve en structurele betrokkenheid vanuit de operationele praktijk. De focus van de Kwartiermakersorganisatie lag in de beginfase op het bouwen van een stevig fundament en een breed gedragen visie. Nu dit fundament er ligt, komt er meer focus op het betrekken van de operationele gebruikers. Voor de Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX) is ‘gebruikers centraal’ een van de uitgangspunten in de gezamenlijke opgave die door alle partijen is omarmd. Zodra VMX overgaat naar de fase van realisatie is er een expliciete rol voor eindgebruikers waar op dit moment de basis voor wordt gelegd.

Taskforce Onze hulpverleners veilig

De Taskforce Onze hulpverleners veilig (hierna: de Taskforce) bevindt zich na vijf jaar in de afrondende fase waarin de borging van de opgedane kennis, ervaringen en netwerken centraal staat. Ik informeer uw Kamer hierbij zoals verzocht via de motie Van Dijk c.s.15 over de borging van het thema geweld tegen hulpverleners. De Taskforce heeft een belangrijke rol vervuld in het bij elkaar brengen van organisaties met een publieke taak rondom het thema “Geweld tegen hulpverleners”. Dit heeft het signaleren van geweld, het delen van knelpunten rond de aanpak van het geweld en het formuleren van maatregelen om geweld te verminderen mogelijk gemaakt. Voorbeelden van concrete resultaten die de Tasforce heeft bewerkstelligd zijn:

  • Het helder uitdragen dat agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak onacceptabel is. Door campagnes, richtlijnen en trainingen heeft de Taskforce bijgedragen om een cultuurverandering in gang te zetten waarin geweld tegen hulpverleners actief wordt afgewezen, zowel in de maatschappij als bij de werkgevers. Werkgevers zijn opgeroepen deze norm actief over te nemen en te vertalen naar hun eigen organisatiepraktijk. Dat vraagt om bewuste keuzes in beleid, cultuur en werkwijzen, zodat deze norm zichtbaar wordt verankerd in de dagelijkse processen en het handelen van de organisatie.

  • Het uitvoeren van onderzoeken binnen het thema “Geweld tegen hulpverleners”. Deze onderzoeken hebben onder andere opgeleverd:

    • inzicht in de risicofactoren van de omstandigheden waarin geweld tegen hulpverleners vaak voorkomt16;

    • strafbaarstelling van doxing per 1 januari 2024. In opdracht van de Taskforce is een handelingskader17 ontwikkeld dat werkgevers ondersteunt bij het nemen van maatregelen wanneer medewerkers worden geconfronteerd met doxing;

    • nieuwe richtlijn genaamd “Psychosociale Ondersteuning voor Hoog Risico beroepen”18.

  • Het organiseren van verschillende informatie- en netwerkbijeenkomsten. De Taskforce heeft in dit kader ook bijgedragen aan de ontwikkeling van de Kenniskring Veilige Publieke Dienstverlening waar gemeenten, provincies, waterschappen, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op aangesloten zijn.

Borging

Nu de Taskforce zich in de afrondende fase bevindt, betekent dit niet dat de problematiek rondom geweld tegen hulpverleners is opgelost. Het aantal incidenten met agressie en geweld tegen politiefunctionarissen blijkt de afgelopen jaren constant. Eén van de onderwerpen waar de Taskforce zich op heeft gericht is het aangifteproces. Binnen de bredere aanpak “Veilig Publieke Taak” is het aangifteproces onderdeel van de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen de politie en het Openbaar Ministerie. Recent is de evaluatie van de ELA aan uw Kamer aangeboden19. In het vervolgproces van de herziening van de ELA wordt de versterking van het aangifteproces geborgd.

Daarnaast is er binnen het ministerie van Justitie en Veiligheid het programma “Voorbereid op agressie en geweld” opgericht. Dit programma richt zich op het versterken van de werkgeversrol, van de organisaties die onder het ministerie vallen, bij agressie en geweld20. Binnen dit programma is de ‘Baseline preventie, aanpak en zorg bij agressie en geweld’ ontwikkeld. Deze Baseline bevat een groot aantal basisnormen en maatregelen op het gebied van preventie, incidentmanagement, zorg en nazorg voor de medewerkers en hun thuisfront. Naast de implementatie van deze Baseline houdt het programma zich bezig met de ondersteuning van de organisaties en ontwikkelt hiertoe instrumentarium. De kennis en onderzoekfunctie van de Taskforce wordt binnen dit programma geborgd, geactualiseerd en uitgebreid. De opgebouwde kennis blijft zodoende breed beschikbaar, ook voor partners buiten het ministerie. De Taskforce Onze Hulpverleners Veilig wijst bovendien op het belang van de verbinding met andere werkgevers in beroepsgroepen met een publieke taak.

Ik doe een nadrukkelijke oproep aan de werkgevers van brandweer en boa’s om van het beschikbare instrumentarium gebruik te maken. Zelf treed ik hierover ook in gesprek met de korpschef van politie. Het thema verdient blijvende aandacht voor werkgevers van boa’s die niet onder verantwoordelijkheid van de rijksoverheid vallen. Dit geldt voor boa’s in dienst van gemeenten, de groene boa’s en bijvoorbeeld boa’s in dienst van OV-bedrijven zoals de NS. Ik heb er vertrouwen in dat wij met elkaar de aandacht vast blijven houden voor het belangrijke thema “Geweld tegen hulpverleners”. Met dit bericht wordt de motie Van Dijk c.s.21 om met voorstellen voor borging te komen afgedaan.


PTSS

Landelijke regeling PTSS brandweer

Een positieve ontwikkeling is dat de veiligheidsregio’s als werkgevers van de brandweer gezamenlijk gekomen zijn tot één gemeenschappelijke aanpak voor ondersteuning en begeleiding bij mentale klachten als Posttraumatische Stressstoornis (hierna: PTSS). De regio’s zijn met de vakbonden gekomen tot een akkoord over de ‘Regeling erkenning en aanspraken PTSS als beroepsziekte’ voor medewerkers van de veiligheidsregio’s. 22 De regeling erkent PTSS als beroepsziekte voor wie dit in de uitoefening van zijn of haar werk voor de veiligheidsregio oploopt. De regeling voorziet volgens de veiligheidsregio’s onder andere in aanvulling van loon bij ziekte, aanvulling op de WIA-uitkering en vergoeding van medische kosten. Na bekrachtiging van afspraken door het bestuur van de veiligheidsregio’s wordt hiermee door de regio’s uitvoering gegeven aan de Motie van het lid Mutluer c.s.23 over het landelijk erkennen van PTSS als beroepsziekte bij de brandweer. Met de beoogde inwerkingtreding van 1 februari 2026 wordt door de regio’s voorzien uitvoering te geven aan de landelijke regeling en worden hiervoor inmiddels voorbereidingen getroffen.

Dekking amendement 36725-VI, nr. 16 inzake uitvoering regeling PTSS brandweerlieden

Op 3 juli jl. is een amendement van de leden Mutluer en Van Nispen op de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 aangenomen.24 Met dit amendement wordt volgens de leden voorzien in de financiering voor de landelijke uitvoering van deze regeling PTSS voor personeel van veiligheidsregio’s. In goed overleg met de veiligheidsregio’s wordt door mijn Ministerie momenteel gekeken naar een doelmatig bestedingsplan en het borgen van tussentijdse ijkmomenten.

In de dekking voor het amendement wil ik op een andere wijze voorzien dan in de toelichting op het amendement is voorgesteld. Dekking door middel van de voorgestelde wijziging van de Awb acht ik geen reële optie. Het traject voor een dergelijke wetswijziging vergt normaliter twee jaar. Dat betekent dat er, nu de financiering wel al is ingeboekt, de komende twee jaar geen dekking is. Bovendien meen ik dat de in de toelichting voorgestelde wijziging van artikel 8:109 Awb niet of nauwelijks uitvoerbaar is. Zo wordt in de voorgestelde wijziging afgestapt van de systematiek waarin geen aparte griffierechtencategorie voor appellerende bestuursorganen bestaat en waarin het bestuursorgaan pas achteraf, nadat de rechter een beslissing heeft genomen, en bij verlies van de procedure, griffierecht moet betalen. De wijziging, zoals voorgesteld, zou tot gevolg hebben dat alle bestuursorganen die in hoger beroep gaan altijd vooraf griffierechten dienen te betalen. Dit zou substantiële uitvoeringsconsequenties hebben voor alle bestuursorganen. Ook is het lastig om in te schatten hoe hoog de griffierechten voor bestuursorganen moeten worden om tot de benodigde € 1,75 miljoen te uit het amendement te komen. Daarbij komt dat het verhogen van de griffierechten een nog onbekende hoeveelheid extra financiële middelen vergt van bestuursorganen, waaronder gemeenten. Deze extra middelen moeten naar verwachting ook gecompenseerd worden vanuit de totale dekking voor het amendement. Om al deze gevolgen goed in kaart te brengen en af te wegen is in ieder geval tijd en capaciteit nodig. Aangezien met het amendement onmiddellijk financiële middelen worden aangewend ontbreken deze beiden. In plaats van de door de toelichting op het amendement voorgestelde wijziging van artikel 8:109 Awb, zal ik bij de Voorjaarsnota 2026 een alternatieve dekking aanwijzen op de begroting van JenV.

Kabinetsreactie initiatiefnota Boswijk c.s.

Medewerkers in hoog-risico beroepen binnen de veiligheids- en hulpverleningsdiensten, waaronder brandweermensen, politiemedewerkers, boa’s, ambulancemedewerkers en militairen, staan dag en nacht voor ons klaar. Hiermee zijn zij onmisbare krachten die bijdragen aan de veiligheid, stabiliteit en het vertrouwen in onze samenleving. Zij werken onder belastende en impactvolle omstandigheden. Juist hierom is het van groot belang dat er passende begeleiding en zorg voor hen beschikbaar is als zij te maken krijgen met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Het kabinet dankt de leden Boswijk, Mutluer en Van der Werf voor de initiatiefnota ’Aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen’. Zoals toegezegd25 aan uw Kamer geef ik namens het kabinet een reactie op deze initiatiefnota. Gelet op de samenhang met de gelijkstrekkende motie van het lid Mutluer c.s.,26 over de wens voor een nationaal PTSS instituut, reageer ik hier in samenhang op en met deze kabinetsreactie op de initiatiefnota beschouw ik de verwante motie als afgedaan.

Positieve en noodzakelijke ontwikkelingen

Indien medewerkers in hoog-risico beroepen binnen de veiligheids- en hulpverleningsdiensten als gevolg van hun werk te maken krijgen met letsel, is het van belang dat de zorg stevig is verankerd in zowel regelgeving als de praktijk. En dat deze zorg bovenal aansluit bij de behoeften van de werknemers. Hierbij ligt de focus niet enkel op PTSS, maar alle beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Momenteel vinden positieve en noodzakelijke ontwikkelingen plaats in de overleggen tussen de betreffende werkgevers en vakbonden. Zo is per 1 april 2025 het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten voor de politie in werking getreden. Hierin staat de zorg, het herstel en de re-integratie van politiemedewerkers centraal.27 Dit betekent dat politiemedewerkers met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, vanaf 1% beroepsgerelateerdheid, direct zorg en waar nodig financiële vergoeding ontvangen op basis van vertrouwen. Dit sluit ook aan bij het project ‘Herziening uitvoering en voorzieningenstelsel bij Defensie’ met als doel de gedachte om financiële zekerheid te bieden zodat financiële problemen en/of zorgen het herstel niet in de weg zitten. Zoals hierboven beschreven zijn de 25 veiligheidsregio’s in juli 2025 met de vakbonden tot een akkoord gekomen op de ‘Regeling erkenning en aanspraken PTSS als beroepsziekte’ voor medewerkers van de veiligheidsregio's. De beoogde inwerkingtreding van de regeling is 1 februari 2026. In de zorg is er verhoogde aandacht voor de mentale belasting van ambulancemedewerkers en andere zorgprofessionals door hoge werkdruk, ingrijpende gebeurtenissen en agressie. Daarom loopt sinds juni 2025 een campagne om verbale agressie tegen zorgmedewerkers terug te dringen.


Overkoepelende benadering

Recent is door ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, in opdracht van mijn ministerie en in nauwe samenwerking met een brede vertegenwoordiging vanuit het veld, de richtlijn ‘Psychosociale ondersteuning binnen hoog-risico beroepen’ tot stand gekomen.28 Deze richtlijn bevat aanbevelingen over het inrichten en het uitvoeren van psychosociale ondersteuning zodat medewerkers in hoog-risico beroepen gezond en veilig hun werk kunnen doen. In 2010 is de voorloper van deze richtlijn, de ‘Richtlijn Psychosociale ondersteuning voor geüniformeerden’, opgesteld in nauwe samenwerking met onder meer politie, brandweer, ambulance en Defensie. Tussen 2022-2024 is deze richtlijn volledig herzien. Naast het betrekken van andere beroepsgroepen, zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen en boa’s, is in samenspraak met vertegenwoordiging van deze beroepsgroepen29, actuele wetenschappelijke-, praktijk- en expert kennis samengebracht en heeft dit geleid tot een gemeenschappelijke norm. Elke betrokken beroepsgroep is uniek en heeft zijn eigen taken en verantwoordelijkheden. Deze richtlijn dient als basis voor het implementeren van beleid op psychosociaal gebied binnen diverse organisaties in het hoog-risico domein. 

Het creëren van een veilige werkomgeving betreft een werkgeversverantwoordelijkheid en deze richtlijn biedt de diverse werkgevers binnen dit domein dan ook handvatten om processen voor psychosociale ondersteuning optimaal in te richten. Aspecten voor optimale psychosociale ondersteuning die in deze richtlijn centraal staan zijn onder meer: het creëren van een veilige werkcultuur; het bieden van voorlichting, training en opleiding; het bieden van praktische ondersteuning bij afhandeling van incidenten; het monitoren van welbevinden en het signaleren van klachten en het faciliteren van opvang en nazorg.

Samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaring

Naast de hierboven beschreven overkoepelde benadering, die in gezamenlijkheid en middels kennis- en ervaringsuitwisseling tussen beroepsgroepen tot stand is gekomen, ziet het kabinet deze uitwisseling in de praktijk ook terug. Voor de ontwikkeling van het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten van politie stond de werkgever in verbinding met Defensie om te leren over hun zorgstelsel en daar, waar passend voor de politiedoelgroep, elementen van over te nemen. Bij het opstellen van de regeling van de veiligheidsregio’s is ook kennis ontleend aan het stelsel en de ervaringen van zowel defensie als politie. Daarnaast werken Defensie, DJI, Douane en politie al langer samen aan HR-vraagstukken in een samenwerkingsverband. Zij delen kennis en ervaring, nemen belemmeringen weg en grijpen kansen waar die zich voordoen. Ook als het gaat om het goed equiperen van hun medewerkers en de zorg en aandacht die nodig is om te werken in het publieke veiligheidsdomein. Daarbij biedt het samenwerkingsverband de ruimte voor uitwisseling en om van elkaar te leren op deze onderwerpen.

Het kabinet benadrukt het belang van samenwerking tussen de betrokken werkgevers, werknemersvertegenwoordiging, instellingen en vakorganisaties daar waar dit het delen van kennis en expertise op dit belangrijke thema betreft, waaronder de hierboven beschreven samenwerkingsverbanden. Voor een aantal in de initiatiefnota genoemde beroepsgroepen draagt het kabinet zelf werkgeversverantwoordelijkheid, waaronder Defensie en politie. Vanuit die ervaring weet het kabinet hoe belangrijk goede afspraken zijn voor het behoud en inzetbaarheid van personeel. Het kabinet roept daarom ook de andere werkgevers van de in de initiatienota genoemde beroepsgroepen op om te komen tot rechtspositionele afspraken over goede en passende zorg bij beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in samenspraak met sociale partners.


Crisisbeheersing

Rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid inzake versterking crisisbeheersing
Als bijlage 2 treft u het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid aan: ‘Versterking crisisbeheersing; eerste rapportage monitoring doorontwikkeling crisisbeheersing’. Met dit rapport doet de Inspectie mij, als ook het Veiligheidsberaad, enkele aanbevelingen naar aanleiding van haar onderzoek en bevindingen rond de versterking van de crisisbeheersing. In deze eerste rapportage focust de Inspectie op de regionale versterkingsopgave vanuit de Landelijke Agenda Crisisbeheersing.

De meerjarige Landelijke Agenda Crisisbeheersing zet, als nieuw instrument binnen het stelsel van crisisbeheersing, landelijk de koers op crisisbeheersing uit. Met deze agenda wordt richting gegeven aan de gezamenlijke ambities en activiteiten van het Rijk en veiligheidsregio’s ter versterking van de crisisbeheersing op landelijk en bovenregionaal niveau. Op 17 juli 2025 heeft u de eerste voortgangsbrief Landelijke Agenda Crisisbeheersing ontvangen, een jaar na de introductie van deze Agenda op 10 juni 2024. In deze brief bent u ook geïnformeerd over het op dit moment ter consultatie liggende wetsvoorstel in het kader van de wijzing Wet veiligheidsregio’s en wijzing Veiligheidswet BES. Met dit wetsvoorstel wordt gezorgd voor een wettelijke borging van de Agenda in de vorm van een ‘landelijk beleidsplan crisisbeheersing’.

De Inspectie ziet dat bij de veiligheidsregio’s steun aanwezig is voor de versterking van de crisisbeheersing en draagvlak voor invoering van de Agenda. De Inspectie adviseert de minister en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ervoor zorg te dragen dat de veiligheidsregio’s gelijksoortige crisisstructuren en begrippen hanteren en dit tevens te borgen in de herziening van de Wet veiligheidsregio’s. Ook adviseert de Inspectie dat er een adequaat centraal monitoringsoverzicht komt, waarmee tevens regie wordt gehouden op de implementatie van de Agenda.

De rapportage van de Inspectie is waardevol aangezien de Agenda een nieuw instrument is in het stelsel van crisisbeheersing. De werking en toepassing van de Agenda wordt de komende jaren bezien in samenspraak met de betrokken partners, waaronder het Veiligheidsberaad. Hierbij zullen we de adviezen van de Inspectie meenemen. De aandacht die de inspectie vraagt voor noodzakelijke eenduidigheid dan wel uniformiteit in crisisstructuren en begrippen is hierbij één van de onderwerpen. Daarbij wordt rekening gehouden met ieders verantwoordelijkheid en bevoegdheden. Voor de veiligheidsregio’s betekent dit dat de uitwerking onderhevig is aan de lokale en regionale autonomie zoals die binnen het stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg geldt.

De Inspectie wijst terecht op het belang van adequate monitoring van geplande en lopende initiatieven. Via de jaarlijkse voortgangsbrief zal ik uw Kamer op hoofdlijnen blijven informeren over de voortgang van de Landelijke Agenda Crisisbeheersing.

Brief Inspectie Justitie en Veiligheid inzake toezicht preparatie op (langdurige) stroomuitval

Op 7 augustus jl. heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid de brief “Toezicht preparatie op (langdurige) stroomuitval” gepubliceerd.30 Hierin doet de Inspectie JenV een aantal aanbevelingen voor de veiligheidsregio’s om zich beter voor te bereiden op uitval van elektriciteit. De Inspectie ziet voornamelijk ruimte voor verbetering voor veiligheidsregio’s en netbeheerders in de voorbereiding op een uitval van elektriciteit die grootschaliger en/of langduriger van aard (meer dan 48 uur) is. De veiligheidsregio’s zijn verantwoordelijk voor hun eigen continuïteit en volgens de veiligheidsregio’s hier wordt momenteel al gericht aandacht aan gegeven.

Knooppunt Coördinatie Regio's- Rijk (KCR2)

De oprichting van het Knooppunt Coördinatie Regio's- Rijk (verder: KCR2) op de fundamenten van het bestaande Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum verloopt volgens planning. Dit als centrale 24/7- operationele koppelvlak voor bovenregionale en landelijke informatiestromen en crisiscoördinatie van en tussen het Rijk, veiligheidsregio’s en andere crisispartners, waaronder aanbieders van vitale processen. KCR2 zorgt voor de operationele verbinding tussen de veiligheidsregio’s, crisispartners en de Rijksoverheid en is daarmee een essentieel onderdeel binnen de samenhangende crisisstructuur.

De belangrijke ontwikkelingen zijn de nadere uitwerking van de taken, de rechtsvorm en de organisatorische inrichting van de KCR2-organisatie, zoals het inrichten van een zogenaamde flexpool om bij langer durende crises ondersteuning te kunnen blijven bieden. Op projectbasis neemt de KCR2-organisatie het initiatief om samen met relevante crisispartners beter inzicht te krijgen in de civiele bijstandscapaciteiten waaronder de verschuiving van de aandacht van de derde hoofdtaak van Defensie (civiele bijstand) naar de eerste hoofdtaak (bescherming grondgebied). KCR2 voert haar kerntaken ook uit voor het Caribisch deel van het Koninkrijk en in het bijzonder voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Weerbaarheid

Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota 2025 structureel € 70 mln. vrijgemaakt voor weerbaarheid. Deze middelen worden aangewend voor de versterking van lokale en regionale weerbaarheid, waarbij het ontwikkelen van noodsteunpunten en communicatie-uitingen richting de samenleving, zoals de publiekscampagne en een huis-aan-huispublicatie belangrijk zijn.

Aanvullend hierop heeft de Minister van Justitie en Veiligheid € 10 mln. in 2025 en € 20 mln. in 2026 vrijgemaakt. Dit is tijdens het commissiedebat over Nationale Veiligheid en Weerbaarheid op 15 mei 2025 aan de kamer gecommuniceerd. In de bijlage 1 van deze brief wordt conform wetsartikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 ingegaan op doelen, instrumenten, financiële gevolgen, verwachte doeltreffendheid en doelmatigheid en voorgenomen monitoring en evaluatie.

Ontwikkelingen alerteren bij (hybride) militaire dreiging

NL-Alert is het primaire middel om de burger te waarschuwen, te informeren en van een handelingsperspectief te voorzien ten tijde van een ramp of crisis. Dit wordt ‘alerteren’ genoemd en is een vorm van crisiscommunicatie bij acuut (dreigend) gevaar. Aan de doorontwikkeling van NL-Alert en de verschillende distributiekanalen wordt doorlopend gewerkt.

Uit onderzoek blijkt dat NL-Alert volstaat als alerteringsmiddel in vredestijd. Bij een scenario van ernstige hybride en militaire dreigingen, waarbij een statelijke actor zeer zware en geavanceerde middelen kan inzetten om infrastructuur te ontwrichten, is het echter kwetsbaar om enkel over NL-Alert – als sluitstuk van een in te richten civiel-militaire waarschuwingsketen – in huidige vorm te beschikken31. Samen met de minister van Defensie heb ik immers geconstateerd dat een civiel-militaire waarschuwingsketen bij luchtdreigingen in het geval van een militair conflict (van detectie tot en met alerteren van burgers en hulpdiensten) ontbreekt en bovendien robuust en redundant moet worden ingericht om de samenleving tijdig en effectief te alerteren. Zoals ook benoemd in mijn brief van 11 juli 2025 over maatschappelijke weerbaarheid en militaire paraatheid tegen militaire en hybride dreigingen32, verkennen de minister van Defensie en ik daarom samen wat nodig is voor het inrichten van een robuuste en redundante civiel-militaire waarschuwingsketen. Onderdeel van het civiele vraagstuk is een nadere verkenning hoe NL-Alert kan worden doorontwikkeld om ook in een dergelijk scenario de burger snel en adequaat te kunnen alerteren en welke functionaliteiten in dat specifieke scenario nodig zijn. Daarnaast wordt in het kader van redundantie in beeld gebracht welke aanvullende mogelijkheden en middelen geschikt zijn om de burger te kunnen alerteren in dit specifieke scenario. Hierbij wordt ook onderzocht of onderdelen van de huidige, verouderde infrastructuur van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) hergebruikt kunnen worden.

Blijvend aandachtspunt is de ontbrekende budgettaire ruimte voor de inrichting van een robuuste en redundante civiel-militaire waarschuwingsketen, inclusief de ontwikkeling van een aanvullend alerteringsmiddel. Ook bij de Voorjaarsnota zijn hier geen middelen voor beschikbaar gekomen. Zonder financiële middelen kan geen redundante waarschuwingsketen in het geval van hybride en militaire dreigingen worden ingericht.

Waarschuwings- en Alarmeringssysteem
In de brief van 29 februari 202433 bent u geïnformeerd over het besluit tot uitfasering van het WAS, waarbij in de uitfaseringsstrategie rekening wordt gehouden met lokaal maatwerk voor hoog risico locaties. In de verzamelbrief brandweer, crisisbeheersing en meldkamers van 6 februari 202534 heb ik aangegeven dat de huidige wijze van onderhoud van het WAS tijdelijk wordt gecontinueerd voor de duur van twee jaar, gelet op de openstaande vragen rondom de inrichting van de civiel-militaire waarschuwingsketen, zoals ik hierboven heb geschetst. Voor het WAS betekent dit concreet dat het wordt onderhouden tot 1 januari 2028, zodat het systeem tot die tijd nog gebruikt kan worden bij rampen en crises van lokale of regionale aard niet zijnde een militaire dreiging. Zoals ook benoemd in de brief van 6 februari jl. is het WAS end-of-life. Ook is het WAS technisch en organisatorisch gezien niet ingericht als middel dat effectief kan worden ingezet bij het alerteren van de bevolking in het geval van een moderne lucht-, raket-of droneaanval.

Concrete informatie over hoe en wanneer het besluit van 29 februari 202435 tot uitfasering met maatwerk voor hoog risico’s wordt uitgevoerd, volgt wanneer er meer duidelijkheid is over de invulling van een redundante en robuuste waarschuwingsketen (waaronder alerteringsmiddelen), inclusief duidelijkheid over de financiering hiervoor. Daarnaast worden met de Veiligheidsregio’s verdere gesprekken gevoerd over het benodigde lokaal maatwerk bij de hoog risico locaties (zoals chemische industrie).

Noodcommunicatievoorziening

De Noodcommunicatievoorziening (NCV) biedt belangrijke overheidsorganisaties, publieke en private organisaties de mogelijkheid om nog de nodige tijd telefonisch en via telefax met elkaar contact te hebben als grote delen van de reguliere telecommunicatienetwerken zijn uitgevallen, bijvoorbeeld door een cyberaanval, stroomuitval of door een overstroming. De NCV biedt dus een belangrijke bijdrage aan de weerbaarheid van deze partijen. Onder de deelnemers aan de NCV is behoefte aan videofunctionaliteit als aanvulling op de huidige telefoniefunctie. Daarnaast is er een duidelijke behoefte uitgesproken voor het vervangen van de telefax door een vorm van elektronische gegevensuitwisseling. Momenteel onderzoek ik welke mogelijkheden er zijn om aan de wensen van de deelnemers tegemoet te komen, ook binnen de beschikbare financiële kaders.

Ik blijf, tezamen met mijn partners, werken aan de versterking van het stelsel voor de brandweerzorg, crisisbeheersing en meldkamers.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Foort van Oosten


  1. Kamerstukken II, 2023/24, 29 517, nr. 264↩︎

  2. Kamerstukken II, 2023/24, 29 517, nr. 260↩︎

  3. Kamerstukken II, 2024/25, 25 124, nr. 116↩︎

  4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 29 628, nr. 1272↩︎

  5. Tweede Kamer, 2024/25, 29 517 nr. 253↩︎

  6. Kamerstukken II, 2019/20, 29 517 nr. 193↩︎

  7. Kamerstukken II, 2018/19, 29 517 nr. 172 en Kamerstukken II, 2018/19 29 517 nr. 173↩︎

  8. Artikel 7 Regeling ambulancezorgvoorzieningen↩︎

  9. Kamerstukken II, 2024/25, 35 471, nr. 40↩︎

  10. Kamerstukken II, 2024/25, 25 124, nr.117↩︎

  11. Kamerstukken II, 2024/25, 29 517, nr. 264↩︎

  12. Zie voor meer toelichting: wetten.nl - Regeling - Regeling hoofdlijnen beleid en beheer meldkamers - BWBR0043762↩︎

  13. Kamerstukken II, 2024/25, 28 684, nr. 759↩︎

  14. Kamerstukken II, 2023/24, 29 628, nr. 1190 ↩︎

  15. Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VI, nr. 100↩︎

  16. Voorbeeld van onderzoek m.b.t. risicofactoren: https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3397/3427-herhaald-slachtofferschap-politie-boa-brandweer-volledige-tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y↩︎

  17. Handelingskader doxing voor werkgevers | Brochure | Rijksoverheid.nl↩︎

  18. Richtlijn Psychosociale ondersteuning hoog risicoberoepen 2024 | Richtlijn | Rijksoverheid.nl↩︎

  19. Kamerstukken II, 2024/25, 28684 nr. 778↩︎

  20. De baseline geldt ook voor de organisaties vallend onder het ministerie Asiel en Migratie.↩︎

  21. Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 VI nr. 100.↩︎

  22. Publicatie WVSV inzake Regeling erkenning en aanspraken PTSS als beroepsziekte↩︎

  23. Kamerstukken II, 2023/24, 29517, nr. 258.↩︎

  24. Kamerstukken II, 2024/25, 36725, nr. 16.↩︎

  25. Kamerstuk II, 2024/25, 29628, nr. 1281.↩︎

  26. Kamerstuk II, 2023/24, 29517, nr. 257.↩︎

  27. Staatscourant 2025, 9867 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen↩︎

  28. Nieuwe richtlijn versterkt psychosociale ondersteuning voor hoog-risicoberoepen | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl↩︎

  29. Gelet op het in de initiatiefnota genoemde punt om te verkennen welke partijen nog meer te betrekken qua kennis- en informatiedeling is het goed om te vermelden dat bij dit traject conform de opsomming van ARQ de volgende partijen zijn betrokken: Politie, brandweer, Defensie, Koninklijke Marechaussee (KMar), buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Nederlands Veteraneninstituut (NLVi), Ambulancezorg Nederland, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Nederlands Instituut voor Publieke Veiligheid (NIPV) en Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). 

    ARQ wijst erop dat naast deze direct betrokken partijen, in de commentaarfase de volgende partijen betrokken zijn die zich inzetten voor de veiligheid van medewerkers met een publieke taak: Coalitie voor Veiligheid, ProRail (Incidentenbestrijding), Nederlandse Veiligheidsbranche, Persveilig, Slachtofferhulp Nederland, en taakuitvoeringsorganisaties die vallen onder het ministerie van Justitie en Veiligheid, zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).↩︎

  30. https://www.inspectie-jenv.nl/documenten/2025/08/07/brief-toezicht-preparatie-op-stroomuitval↩︎

  31. Zie rapport van Berenschot “Rapportage onderzoek alertering bij militaire dreiging”, te vinden via Kamerstukken II, 2024/25, 29517 nr. 264↩︎

  32. Kamerstukken II, 2024/25, 30821, nr. 304↩︎

  33. Zie voor het besluit om het WAS uit te faseren de brief van 29 februari 2024: Kamerstukken II, 2023/24, 29517, nr. 252↩︎

  34. Kamerstukken II, 2024/25, 29517, nr. 264↩︎

  35. Zie voor het besluit om het WAS uit te faseren de brief van 29 februari 2024: Kamerstukken II, 2023/24, 29517, nr. 252↩︎