[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: [MFK] Verordening tot inrichting van het justitieprogramma 2028-2034 en terugtrekken van verordening (EU) 2021/693

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Brief regering

Nummer: 2025D44031, datum: 2025-10-10, bijgewerkt: 2025-10-17 15:53, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -4186 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2025Z18898:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 4186 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2025

Fiche: [MFK] Verordening tot inrichting van het justitieprogramma 2028-2034 en terugtrekken van verordening (EU) 2021/693

Fiche: [MFK] Landen en gebieden overzee (LGO)-besluit (Kamerstuk 22 112, nr. 4187)

Fiche: [MFK] Verordening Interne Markt en Douane Programma (Kamerstuk 22 112, nr. 4188)

Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS (Kamerstuk 22 112, nr. 4189)

De minister van Buitenlandse Zaken,

D.M. van Weel


Fiche: [MFK] Verordening tot inrichting van het justitieprogramma 2028-2034 en terugtrekken van verordening (EU) 2021/693

  1. Algemene gegevens

  1. Titel voorstel[

Proposal for establishing the Justice programme for the period 2028-2034 and repealing Regulation (EU) 2021/693

  1. Datum ontvangst Commissiedocument

3 september 2025

  1. Nr. Commissiedocument

COM(2025) 463 final

  1. EUR-Lex

EUR-Lex - 52025PC0463 - EN - EUR-Lex

  1. Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

n.v.t.

  1. Behandelingstraject Raad

Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

  1. Eerstverantwoordelijk ministerie
    Ministerie van Justitie en Veiligheid

  2. Rechtsbasis

Artikel 81, eerste en tweede lid, en 82, eerste lid, VWEU

  1. Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

  1. Rol Europees Parlement

Medebeslissingsprocedure

  1. Essentie voorstel

  1. Inhoud voorstel

Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (hierna: MFK) voor 2028–2034. De Commissie stelt met dit voorstel voor om het Justitieprogramma voort te zetten voor de periode 2028–2034.

Dit programma ondersteunt de ontwikkeling van een efficiënt, inclusief, veerkrachtig en gedigitaliseerd Europees rechtsgebied, gebaseerd op de rechtsstaat, wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning. Aanleiding voor het voorstel zijn de aanhoudende uitdagingen binnen de Europese Unie (hierna: EU) op het gebied van toegang tot het recht, digitalisering, grensoverschrijdende criminaliteit en de noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de bescherming van grondrechten verder te waarborgen.

De Commissie erkent dat ondanks geboekte vooruitgang nog steeds uitdagingen bestaan, zoals ongelijkheden in toegang tot rechtsbijstand, verschillen in tempo van digitalisering tussen lidstaten en fragmentatie in toepassing van EU-recht. Het voorstel beoogt deze knelpunten gezamenlijk en op Europees niveau aan te pakken.

Het voorstel bevat drie specifieke doelstellingen. Ten eerste, het faciliteren en ondersteunen van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken om de rechtsstaat te bevorderen, in het bijzonder de onafhankelijkheid, kwaliteit, en efficiëntie van rechtssystemen, inclusief door de grensoverschrijdende erkenning en handhaving van gerechtelijke beslissingen en met bijzondere aandacht voor bestrijding van corruptie, terrorisme en milieucriminaliteit. Ten tweede, het bevorderen van opleidingen in de rechtelijke macht en versterking van een Europese rechtscultuur, met als doel de rechtsstaat, grondrechten en democratie te bevorderen, onder meer via het European Judicial Training Network (hierna: EJTN). Ten derde, het verbeteren van effectieve en non-discriminatoire toegang tot het recht, ook via digitale middelen.

Digitalisering vormt een dwarsdoorsnijdend thema binnen het voorstel. Centraal staan investeringen in de interoperabiliteit van digitale systemen, de toepassing van artificiële intelligentie (AI) en de verdere uitbouw van de e-Justice-infrastructuur. Deze maatregelen beogen procedures te versnellen, de toegang tot rechtsmiddelen te verbeteren en de transparantie en efficiëntie van de rechtspraak te vergroten. Daarmee wordt niet alleen de rechtspraktijk gemoderniseerd, maar ook het vertrouwen van burgers en bedrijven in de rechtsstaat versterkt.

Het programma sluit aan bij bredere EU-prioriteiten, zoals de bescherming van democratie en fundamentele rechten, het versterken van de interne markt en concurrentiekracht door voorspelbare rechtsstelsels, en het vergroten van de veiligheid in Europa door versterkte justitiële samenwerking. Daarnaast ondersteunt het programma de rechtsstaathervormingen in kandidaat-lidstaten in het kader van uitbreiding, en draagt het bij aan internationale doelstellingen waaronder de VN-Sustainable Development Goals.

Het programma behoudt en versterkt de samenhang tussen EU-instrumenten en -instanties gericht op het versterken van de interne markt en het waarborgen van rechtszekerheid, waaronder de Digital Services Act (DSA), de AI Act, de Anti-Money Laundering Authority (AMLA), de Europese Justitiële Samenwerking (Eurojust) en het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Deze initiatieven hebben allemaal als doel de veiligheid en stabiliteit van de interne markt te waarborgen, misdaad te bestrijden en de digitale infrastructuren van de EU te versterken.

Daarnaast verbindt het Justitieprogramma de justitiële samenwerking met bredere economische en veiligheidsagenda’s. De versterking van de rechtsstaat en justitiële samenwerking speelt een sleutelrol in het creëren van een aantrekkelijk investeringsklimaat binnen de EU, doordat rechtszekerheid en voorspelbaarheid essentieel zijn voor bedrijven om in de regio te investeren. Bovendien draagt het programma bij aan de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals corruptie, terrorisme en cybercriminaliteit. Deze zaken hebben niet alleen impact op de interne veiligheid van de EU, maar ook op de economie en het vertrouwen van burgers in de overheid. Het Justitieprogramma biedt daardoor de noodzakelijke instrumenten om deze dreigingen gezamenlijk aan te pakken en zo de veiligheid en welvaart van de EU-burgers te versterken.

De justitiële hervormingen die via het Justitieprogramma worden ondersteund, richten zich op het verbeteren van de effectiviteit, transparantie en digitalisering van nationale rechtssystemen, het versterken van de capaciteiten van rechterlijke autoriteiten en andere justitiële actoren, en het bevorderen van de toegang tot het recht voor alle burgers, inclusief via moderne digitale technologieën als e-Justice en AI in de rechtspraak.

Hierbij faciliteert het programma praktische samenwerking en kennisuitwisseling tussen EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten door het opzetten van geïnstitutionaliseerde netwerken en platforms, waardoor best practices breder worden geïmplementeerd en rechtssystemen beter op EU-normen worden afgestemd. Dit verhoogt de algehele coherentie van het Europese rechtsgebied, en draagt bij aan een transparante, voorspelbare rechtsstaat die essentieel is voor een sterk investeringsklimaat en sociale cohesie binnen zowel huidige als potentiële lidstaten.

  1. Impact assessment Commissie

De Commissie heeft voor het Justitieprogramma geen afzonderlijk impact assessment opgesteld, maar verwijst naar het gezamenlijke impact assessment dat is uitgevoerd voor het clusterprogramma binnen het nieuwe MFK (2028–2034) op het terrein van grensoverschrijdend onderwijs, jeugd, cultuur, media, waarden, maatschappelijk middenveld en justitie. Ook zijn de eindbeoordeling van het vorige Justitieprogramma (2014–2020) en de tussentijdse evaluatie van het huidige programma (2021–2027) benut. Het kabinet acht dit afdoende en kan zich er daarom in vinden dat er geen afzonderlijk impact assessment is gedaan.

De tussentijdse evaluatie van het huidige programma laat zien dat het Justitieprogramma in hoge mate bijdraagt aan wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en het versterken van de samenwerking tussen lidstaten. Ook de ondersteuning van rechterlijke opleiding en kennisuitwisseling wordt als zeer relevant en effectief beoordeeld. Het programma heeft daarnaast geholpen om kwetsbare groepen beter toegang tot het recht te bieden en het gebruik van digitale instrumenten in de rechtspraak te stimuleren. Tegelijkertijd wijzen de evaluaties uit dat er ruimte is voor verbetering. Het bereik van het programma is nog beperkt, met name onder maatschappelijke organisaties en bepaalde beroepsgroepen. Ook kan de communicatie over beschikbare middelen sterker. Daarnaast wordt geconstateerd dat de digitalisering van justitie, ondanks versnelling tijdens de COVID-19-pandemie, ongelijkmatig verloopt tussen lidstaten.

De Commissie concludeert dat voortzetting en versterking van het programma noodzakelijk zijn, met name door meer nadruk te leggen op digitalisering en interoperabiliteit, en door het programma zichtbaarder en toegankelijker te maken. Deze bevindingen zijn meegenomen in het nieuwe voorstel, dat ook voorziet in vereenvoudiging van de financieringsverstrekking en betere aansluiting bij andere EU-fondsen.

  1. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  1. Essentie Nederlands beleid op dit terrein

    De Kamerbrief van 28 maart 20251 over de Nederlandse inzet voor het volgend MFK en de Kamerbrief van 12 september 20252 met kabinetsappreciatie van de MFK-voorstellen van de Commissie voor het volgend MFK zijn de basis voor de Nederlandse onderhandelingspositie en leidend t.o.v. de BNC-fiches over de onderliggende MFK-voorstellen. De overkoepelende Nederlandse inzet richt zich op een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK waarbij de focus gelegd dient te worden op strategische prioriteiten.

    In het licht van huidige geopolitieke spanningen is een financieel weerbaar Europa van groot belang voor onze veiligheid en welvaart. De voorstellen voor het nieuwe MFK en het eigenmiddelenbesluit komen bovendien in een tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire uitdagingen door hoge schulden en oplopende tekorten. Door de grote toekomstige uitdagingen en budgettaire situatie van lidstaten is het kabinet van mening dat de EU in het MFK scherp moet herprioriteren en kritisch moet kijken naar de besteding van Europese publieke middelen.

    Middelen op de EU-begroting dienen besteed te worden waar de meeste toegevoegde waarde voor de EU zit. De belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het MFK zijn het versterken van het Europees concurrentievermogen met een sterke interne markt en inzet op onderzoek en innovatie als fundament, een stevig migratie- en asielbeleid, en veiligheid en defensie.

Het kabinet zet in op versterking van de rechtsstaat en toegang tot het recht, waarbij ook de digitalisering en interoperabiliteit van rechtssystemen een centraal onderdeel van zijn. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan het verbeteren van de effectiviteit en transparantie van rechtssystemen en het bevorderen van grensoverschrijdende justitiële samenwerking. Het borgen en versterken van toegang tot het recht is een belangrijk uitgangspunt, waarbij de rechtszoekende centraal staat. Burgers, zzp’ers, bedrijven en organisaties moeten in staat worden gesteld om sneller, eenvoudiger en beter een passende en duurzame oplossing te vinden voor een juridisch probleem. Ook draagt Nederland actief bij aan de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, en hecht het belang aan een sterke Europese rechtscultuur door middel van opleiding en kennisuitwisseling tussen justitiële actoren.

  1. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet beoordeelt het voorstel voor het Justitieprogramma 2028–2034 positief vanwege het cruciale belang van een sterke rechtsstaat, die de basis vormt voor een democratische samenleving en een goed functionerende interne markt.

Het programma draagt bij aan het versterken van de rechtsstaat binnen de EU door effectieve justitiële samenwerking te faciliteren en te ondersteunen. Dit is in lijn met de kabinetsinzet.

Daarnaast bevordert het programma de ontwikkeling van een gezamenlijke Europese rechtscultuur en hoogwaardige opleidingen in de rechterlijke macht, onder andere via het EJTN, wat de onafhankelijkheid en kwaliteit van het rechtssysteem versterkt. Het kabinet ziet daarbij graag dat de beschikbare middelen niet alleen worden ingezet voor de training van rechters en officieren, maar ook voor het bredere juridische personeel werkzaam bij de rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat training van al het juridisch personeel gewaarborgd wordt in dit voorstel. Het kabinet hecht daarnaast veel belang aan de uitwisseling van kennis en contacten tussen professionals in de justitieketen, inclusief de rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Netwerken en praktijkgerichte bijeenkomsten versterken wederzijds vertrouwen en kunnen waardevolle input leveren voor nieuwe regelgeving, waardoor de uitvoerbaarheid en kwaliteit worden verbeterd. Dit sluit aan bij de kabinetsinzet voor betere regelgeving.

Het kabinet acht dit programma van groot belang voor de komende jaren (2025–2030) vanwege de uitrol van de e-Justice verordening (EU) 2023/2844.3 Deze verordening wijzigt 24 bestaande Europese rechtsinstrumenten en maakt grensoverschrijdende civiele, handels- en strafzaken aanzienlijk eenvoudiger en toegankelijker. Voor het kabinet is het verder van belang dat de digitalisering van rechtssystemen en grensoverschrijdende interoperabiliteit van digitale systemen binnen de EU actief worden ondersteund. Dit draagt bij aan de efficiëntie van rechtspleging, betere toegang tot het recht en de uitvoering van EU-wetgeving in de lidstaten. Het kabinet zet zich om te zorgen dat er binnen het justitieprogramma voldoende middelen beschikbaar worden gemaakt voor de implementatie van e-Justice waaronder voor trainingen van personeel. Nederland ziet hier tevens op het gebed van digitalisering van de justitieketen een duidelijke link met bredere EU-prioriteiten op het gebied van de digitale transitie en AI.

Het kabinet onderschrijft volledig de doelstelling van het programma om toegang tot het recht voor iedereen te vergemakkelijken en ondersteunen. Toegang tot het recht, waaronder toegang tot de rechter, is een belangrijke voorwaarde voor een goed functionerende rechtsstaat. Een goede toegang tot het recht stelt burgers, zzp’ers, bedrijven en organisaties in staat om hun rechten te verwezenlijken en een oplossing te vinden voor een (juridisch) probleem. Door de toegang tot het recht te waarborgen en versterken wordt niet alleen het rechtssysteem versterkt, maar wordt ook het goed functioneren van de interne markt geborgd. Dit kan ook bijdragen aan het vertrouwen van burgers in de overheid. Voor het kabinet is van belang dat bij de activiteiten die onder deze doelstelling worden ontplooid de rechtszoekende steeds het uitgangspunt is, wat onder andere ook betekent dat organisaties en instellingen die een rol hebben in het rechtsbestel moeten samenwerken om rechtzoekenden echt verder te helpen.

Het kabinet acht het wenselijk dat binnen de middelen voor het justitieprogramma ook middelen beschikbaar zijn voor kennisdeling over rechtstatelijke thema’s tussen lidstaten, specifiek om informatie uit te wisselen en aanbevelingen op te pakken die volgen uit de jaarlijkse rechtsstaatrapporten. Voorts ziet het kabinet het justitieprogramma als een belangrijk instrument voor lidstaten om maatregelen te nemen waarmee zij tegemoet kunnen komen aan de aanbevelingen uit onder andere het nationale rechtsstaatrapport en de twee horizontale principes waaraan lidstaten moeten voldoen gedurende de implementatie van de nationale en regionale partnerschapsprogramma’s. e. Het kabinet acht het van belang dat lidstaten worden gestimuleerd en gesteund om hun rechtsstaat te verbeteren, met consequenties als dit niet gebeurt, aangezien een goed werkende rechtsstaat en een goed functionerend justitieel systeem in alle lidstaten ook in het belang is van Nederlandse burgers en bedrijven.

Ten slotte vindt het kabinet het positief dat het programma ook ingezet kan worden voor de ondersteuning van justitiële hervormingen in kandidaat-lidstaten en derde landen. Ten aanzien van (potentiële) kandidaat-lidstaten benadrukt het kabinet, conform het Regeerprogramma4, een kritische houding tegenover verdere uitbreiding van de EU en een strikte toepassing van de Kopenhagen-criteria. Het kabinet benadrukt daarbij dat een onafhankelijke en effectieve rechtspraak en eerlijke toegang tot het recht, een randvoorwaarde is voor EU-lidmaatschap en voor het goed functioneren van de interne markt. Het Justitieprogramma kan een belangrijke rol spelen door kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij hervormingen die gericht zijn op het vergroten van wederzijds vertrouwen. Het is van belang dat onderlinge samenhang van Global Europe verder wordt uitgewerkt. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het voorstel wordt verduidelijkt ten aanzien van de samenhang met Global Europe.

  1. Eerste inschatting van krachtenveld

De aanstaande onderhandelingen over het Justitieprogramma 2028–2034 moeten worden geplaatst in de bredere context van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2028–2034. Specifieke informatie over het krachtenveld ten aanzien van het Justitieprogramma is op dit moment nog niet bekend. De positie van het Europees Parlement is nog onbekend.

  1. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  1. Bevoegdheid

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 81, eerste en tweede lid, en artikel 82, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Artikel 81(1) VWEU biedt de basis voor de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen. Artikel 81(2) VWEU voorziet in de vaststelling van maatregelen gericht op onder andere de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke documenten, toegang tot de rechter en ondersteuning van de opleiding van de rechterlijke macht. Artikel 82(1) VWEU biedt de basis voor maatregelen ter bevordering van justitiële samenwerking in strafzaken. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen, nu het voorstel ziet op het realiseren van het Justitieprogramma 2028-2034, gericht op het versterken van justitiële samenwerking, het bevorderen van opleidingen en een Europese rechtscultuur in de rechterlijke macht, en het verbeteren en digitaliseren van toegang tot het recht. Hiermee bieden de benoemde rechtsgrondslagen een adequate juridische basis voor de uitvoering van het programma en de verwezenlijking van de beleidsdoelen. Op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is er sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten op grond van artikel 4, tweede lid, onder j, VWEU.

b) Subsidiariteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel).

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel heeft tot doel de grensoverschrijdende justitiële samenwerking te versterken, de opleidingen en Europese rechtscultuur binnen de rechterlijke macht te bevorderen, alsook de verbetering en digitalisering van de toegang tot het recht, door middel van financiering via het justitieprogramma. . Gezien de grensoverschrijdende en Europese aard van deze kwesties, kan dit evenals de financiering hiervan onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig. Door een Uniebrede aanpak met financiering vanuit de EU kan het justitieprogramma verder het beste samenwerking faciliteren en lidstaten helpen de doelstellingen van het justitiële EU-beleid te verwezenlijken. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

  1. Proportionaliteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het voorstel heeft tot doel een justitieprogramma met de benodigde middelen vast te stellen ten behoeve van het versterken van grensoverschrijdende justitiële samenwerking, het bevorderen van opleidingen en een Europese rechtscultuur in de rechterlijke macht, en het verbeteren en digitaliseren van toegang tot het recht. Het voorstel is geschikt om deze doelstelling te bereiken, doordat het in voldoende middelen voorziet om effectief en efficiënt de doelstellingen van het justitieprogramma te realiseren.

Bovendien gaat het voorstel ook niet verder dan noodzakelijk, doordat het beperkt is tot het bieden van de noodzakelijke financiële en organisatorische ondersteuning voor het realiseren van de doelen van het justitieprogramma.

  1. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

  1. Consequenties EU-begroting

De onderhandelingen over het voorstel voor het Justitieprogramma zijn wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel van de onderhandelingen over het MFK 2028–2034. Nederland hecht eraan dat besprekingen over het Justitieprogramma niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende de budgettaire omvang van het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij het voorstel voor het Justitieprogramma moet ondersteunend zijn aan de overkoepelende Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

Het kabinet zet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten aan de EU. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Eventuele tegenvallers op de EU-afdrachten die volgen uit de MFK onderhandelingen dienen gedekt te worden op de Rijksbegroting.

  1. Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Het voorstel als strategische doelstelling heeft het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen nationale autoriteiten, EU-agentschappen, derde landen en private partijen. De met het voorstel beoogde digitalisering vermindert daarnaast de lasten voor justitiële professionals en maakt het voor burgers en bedrijven mogelijk om op afstand in contact te staan met de rechtspraak. De vereenvoudiging die wordt beoogd in de financieringsverstrekking kan ten opzichte van de huidige programmaperiode leiden tot een verlaging van de kosten voor de uitvoering van projecten voor begunstigden. De begunstigden van het Justitieprogramma zijn overheidsorganisaties en NGO’s. Indien projecten in publiek-private samenwerking worden ontwikkeld kan dit ook doorwerken op het bedrijfsleven. Er worden geen regeldrukeffecten voor burgers voorzien.

  1. Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het Justitieprogramma 2028–2034 draagt, tegen de achtergrond van geopolitieke spanningen en interne en externe uitdagingen, indirect bij aan de versterking van de concurrentiekracht van de EU. Een goed functionerende rechtsstaat en effectieve justitiële samenwerking vergroten de voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van de rechtsorde, wat cruciaal is voor een aantrekkelijk investeringsklimaat en het functioneren van de interne markt. Door grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen wordt de EU minder kwetsbaar voor ondermijnende dreigingen. Dit vergroot niet alleen de veiligheid en stabiliteit binnen de Unie, maar versterkt ook het vertrouwen van burgers en bedrijven in de rechtsstaat. Daarnaast draagt het programma bij aan internationale samenwerking en wederzijds leren, wat de EU in staat stelt een leidende rol te spelen in het bevorderen van rechtsstatelijke waarden wereldwijd, en daarmee de weerbaarheid en economische positie van de Unie verder verstevigt.

  1. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het voorstel betreft een Verordening die rechtstreeks in werking zal treden; inhoudelijke omzetting in nationale of decentrale wet- en regelgeving is niet van toepassing.

  1. Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel geeft de Commissie geen bevoegdheid om gedelegeerde of uitvoeringshandelingen vast te stellen. De kaders om het justitieprogramma te implementeren worden bepaald door Verordening (EU, Euratom) 2024/2509. In het eerder justitieprogramma 2021-2027 werden de werkprogramma’s echter jaarlijks vastgesteld via uitvoeringshandelingen met comitologieprocedure, zoals voorgeschreven in artikel 290 VWEU. Het kabinet hecht er waarde aan dat deze procedure wordt behouden om jaarlijkse inspraak op het werkprogramma te waarborgen en de betrokkenheid van de lidstaten in de uitvoering van het programma te waarborgen, en zal hierbij pleiten dat de onderzoeksprocedure voor de vaststelling van de benodigde uitvoeringshandelingen hiervoor wordt gebruikt als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure zou hier volgens het kabinet op zijn plaats zijn, omdat deze werkprogramma’s aanzienlijke implicaties zou hebben in de zin van artikel 2, lid 2, sub b, onder i van verordening 182/2011.

  1. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Deze verordening treedt in werking met ingang van de twintigste dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is vanaf die datum rechtstreeks toepasselijk overeenkomstig de verdragen. Ervanuit gaande dat de onderhandelingen over het MFK in 2027 zijn afgerond, is er naar verwachting beperkte tijd om het justitie programma in te voeren. Het kabinet zal daarom pleiten voor een realistische termijn die genoeg ruimte biedt voor een zorgvuldige uitwerking..

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Er wordt geen aparte evaluatie voorzien.

  1. Constitutionele toets

Niet van toepassing.

  1. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Het justitieprogramma wordt uitgevoerd in direct beheer van de Europese Commissie. Fondsen binnen het justitieprogramma kunnen worden aangevraagd door een variëteit aan organisaties binnen justitieveld en het departement waaronder de rechtspraak, openbaar ministerie, de reclassering en de raad voor de kinderbescherming. Naar verwachting wordt de uitvoerbaarheid van de procedures rondom dit nieuwe programma wel verbeterd door middel van de vereenvoudiging en standaardisering van de financiële verantwoording. Dit heeft een positief effect op alle instanties die aanspraak willen maken op de Europese subsidies. Wat betreft de handhaving van de voorgestelde verordening zijn geen problemen voorzien.

  1. Implicaties voor ontwikkelingslanden

In het voorstel geeft de Commissie aan met het justitie programma aan te willen sluiten op het Global Europe pakket, het financieringsinstrument van de Unie voor internationale samenwerking en ontwikkelingshulp. Het justitie programma zal dus een aanvulling vormen op acties die via het externe optreden van de Unie worden gefinancierd. Zo zijn deelname van derde landen en steun voor internationale samenwerkingsverbanden ook onderdeel van het programma.


  1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/03/28/kamerbrief-inzake-nederlandse-inzet-hoofdlijnen-mfk-2028↩︎

  2. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/09/12/kamerbrief-inzake-kabinetsappreciatie-mfk-en-emb-voorstellen-europese-commissie↩︎

  3. Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende een digitaal systeem voor grensoverschrijdende civiele, handels- en strafprocedures (PbEU 2023, L 2023/2844)↩︎

  4. Kamerstukken II 2023/24, 36 471, nr. 96↩︎