Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Brief regering
Nummer: 2025D44038, datum: 2025-10-10, bijgewerkt: 2025-10-17 16:09, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -4189 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2025Z18901:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-10-16 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-27 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-12-04 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4189 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2025
Fiche: [MFK] Verordening tot inrichting van het justitieprogramma
2028-2034 en terugtrekken van verordening (EU) 2021/693 (Kamerstuk 22
112, nr. 4186)
Fiche: [MFK] Landen en gebieden overzee (LGO)-besluit (Kamerstuk 22 112, nr. 4187)
Fiche: [MFK] Verordening Interne Markt en Douane Programma (Kamerstuk 22 112, nr. 4188)
Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS
De minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS
1. Algemene gegevens
Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van de douanerechten op de invoer van bepaalde goederen van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en de opening van tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde goederen van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen
Datum ontvangst Commissiedocument
28 augustus 2025
Nr. Commissiedocument
COM(2025)471 & COM(2025)472
EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52025PC0471&qid=1758184657739
eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52025PC0472&qid=1758184679031
Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad
Raad Buitenlandse Zaken (Handel)
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Rechtsbasis
Artikel 207 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft op 28 augustus jl. twee voorstellen gedaan voor verordeningen waarmee de barrières voor invoer van bepaalde producten uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna: VS) worden verlaagd. De conceptverordeningen volgen uit de toezeggingen die de EU heeft gedaan in de Gezamenlijke EU-VS verklaring inzake handel (hierna ‘gezamenlijke verklaring’), die op 21 augustus jl. is gepubliceerd.1 De gezamenlijke verklaring stelt een kader vast waarin door beide partijen te nemen maatregelen zijn opgenomen. Met de voorliggende wetgevende voorstellen zet de Commissie het proces in werking om de van EU kant toegezegde tariefverlagingen door te voeren. Onderdeel van de afspraken is dat de EU tariefverlagingen doorvoert op industriële goederen en een aantal agrarische goederen uit de VS.
Van VS zijde zijn al eerder, met ingangsdatum 7 augustus jl., de meeste tarieven die op basis van de gezamenlijke verklaring moeten worden aangepast teruggebracht naar 15% danwel het bestaande zogenaamde ‘Most Favoured Nation’ (MFN-)tarief. Na publicatie van de EU-wetgevingsvoorstellen heeft de VS vervolgens op 25 september jl., en met terugwerkende kracht per 1 augustus 2025, tariefverlagingen doorgevoerd op Europese auto’s en auto-onderdelen (van 27,5% naar 15%).
De Commissie zet middels het voorstel over aanpassingen aan de douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS in op (gefaseerde) tariefverlaging voor industriële, landbouw- en visserijproducten uit de VS, en stelt voor om alle Europese importheffingen op industriële goederen uit de VS naar 0% te verlagen. Dit dekt alle industriële producten die de VS naar de EU exporteert, waarvan 34% nog niet tariefvrij was. Daarnaast krijgt de VS preferentiële toegang voor geselecteerde landbouw- en visserijproducten. Dit gebeurt door het invoeren van nultarieven op een brede selectie landbouw- (zoals aardappelen, groenten, fruit, zaden, oliën, verwerkte groente/fruitproducten) en visserijproducten. Ook komt er gedeeltelijke tariefverlaging voor een kleinere selectie landbouwproducten. Dit geldt vooral voor verse groenten en fruit(sap). Tot slot worden er ook een aantal nieuwe tariefcontingenten aangekondigd, dit betreft o.a. varkensvlees, noten, sojaolie en bepaalde zuivelproducten.
Middels het voorstel over het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS, worden langoesten en (bereidingen van) zeekreeften vrijgesteld van douanerechten. Bij Verordening 2020/2131 van 16 december 20202 betreffende de afschaffing van de douanerechten op bepaalde goederen zijn de douanerechten op de invoer van bepaalde kreeftensoorten afgeschaft voor een periode van vijf jaar, tot en met 31 juli 2025.3 Het voorliggende voorstel ziet op voortzetting van de niet-toepassing van douanerechten op de invoer van bepaalde kreeftensoorten, en daarbij de productomschrijving uit te breiden tot verwerkte (d.w.z. bereide) kreeften. De Verordening moet vanaf het moment van inwerkingtreding met terugwerkende kracht worden toegepast met ingang van 1 augustus 2025. De douanerechten die tussen 1 augustus 2025 en de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn betaald bovenop de krachtens deze verordening toepasselijke rechten, moeten op verzoek worden terugbetaald.
In de voorstellen van de Commissie worden de tariefverlagingen niet in tijd beperkt. Wel is er de mogelijkheid om de tariefverlagingen (gedeeltelijk) op te schorten bij niet-naleving van afspraken door de VS. Dergelijke procedures lopen via het Trade Barriers Committee (comitologie).
b) Impact assessment Commissie
Er is door de Commissie geen impact assessment opgesteld. Het kabinet hecht belang aan degelijke impact assessments binnen EU-beleidsvorming en zal dit blijven benadrukken. Het kabinet betreurt dan ook dat er geen impact assessment is uitgevoerd en zal hier bij de Commissie navraag naar doen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Zoals eerder aangegeven in de Kamerbrief over de gezamenlijke verklaring4 is het kabinet geen voorstander van nieuwe importheffingen in de trans-Atlantische handelsrelatie, aangezien dit nadelig is voor zowel Europese als Amerikaanse bedrijven en consumenten.5 In 20206 steunde het kabinet al de eerste niet-toepassing van douanerechten op de invoer van bepaalde kreeftensoorten. Het kabinet is van mening dat de afspraken gemaakt in de gezamenlijke verklaring voor Nederland niet de meest wenselijke uitkomst zijn en dat de overeengekomen afspraken de Nederlandse inzet op ‘nul-voor-nul heffingen’ voor industriële goederen slechts ten dele reflecteren.
Geconfronteerd met de uitzonderlijke situatie waarin de VS hoge tarieven oplegt op invoer uit handelspartners wereldwijd, waaronder de EU, is de inzet van het kabinet in de EU altijd geweest om de heffingen aan Amerikaanse kant zoveel mogelijk te beperken en opnieuw voorspelbare voorwaarden en stabiliteit te creëren voor de transatlantische handel in het algemeen en Nederlandse bedrijven in het bijzonder.
Daarbij blijft het kabinet toenadering zoeken tot gelijkgestemde derde landen om samen op te trekken om de internationale op regels gebaseerde handelsorde te beschermen en versterken. Het is van belang dat een zo groot mogelijke groep landen, waaronder de EU, zich blijft inzetten voor het naleven en versterken van internationale handelsregels.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt de Commissie bij het invoeren van de overeengekomen onderhandelingsafspraken via beide conceptverordeningen en beschouwt de in het gezamenlijke statement gemaakte afspraken als een eerste belangrijke stap in vervolgonderhandelingen tussen de EU en de VS. Met de gezamenlijke verklaring lijkt de Commissie als onderhandelaar namens de EU erin geslaagd te zijn de op dit moment best mogelijke situatie te bereiken, die in ieder geval voorlopig enige stabiliteit brengt in de EU-VS handelsrelatie. Ook dragen deze afspraken eraan bij dat Europese en Nederlandse exporteurs een concurrerende positie op de Amerikaanse markt behouden vergeleken met exporteurs uit andere landen, die veelal hogere tarieven opgelegd hebben gekregen. Dit laat onverlet dat de uitkomst van de onderhandelingen niet de door Europa of Nederland gewenste uitkomst is, waarmee handelsbelemmeringen aan Amerikaanse kant veel verdergaand zouden worden weggenomen. Voor Nederland zijn verdere tariefverlagingen essentieel. Het kabinet blijft inzetten op een nul-voor-nul uitkomst voor specifieke sectoren, zoals MedTech en (alcoholische) dranken. Het kabinet vindt het zorgelijk dat er ook steeds meer producten worden toegevoegd op de staal- en aluminiumderivatenlijst, waardoor hogere heffingen op steeds meer producten uit die categorie worden toegepast. Het Kabinet benadrukt daarom bij de Commissie dat het belangrijk is dat gesprekken met de VS over verdere uitzonderingen voor staal en aluminium worden voortgezet.
Daarnaast blijft het Amerikaanse handelsbeleid zeer volatiel en kan niet worden uitgesloten dat de VS nieuwe tarieven instelt, bijvoorbeeld op basis van de uitkomst van lopende onderzoeken in de VS naar bepaalde productgroepen op basis van nationale veiligheid. Er zijn op dit punt in het gezamenlijke statement specifieke afspraken gemaakt over mogelijke tarieven voortkomend uit lopende onderzoeken van de VS naar o.a. de halfgeleidersector, koper en hout.
Het kabinet acht het wenselijk dat de EU de mogelijkheid openhoudt om de op dit moment opgeschorte rebalancerende maatregelen van de EU jegens de VS alsnog (gedeeltelijk) in werking te laten treden als de ontwikkelingen daartoe nopen. Daarnaast acht het kabinet het wenselijk dat de tariefverlagingen aan EU-zijde met regelmaat worden geëvalueerd, in het kader van de zich ontwikkelende EU-VS handelsrelatie en dat de mogelijkheid bestaat om deze tariefverlagingen ongedaan te maken indien de VS zich niet aan de afspraken houdt.
Voor 66% van de industriële goederen afkomstig uit de VS geldt bij invoer in de EU nu al een 0% invoerrecht. Het conceptvoorstel ziet toe op de overige 34%, waardoor alle industriële goederen met 0% invoerrecht in de EU kunnen worden ingevoerd. Het kabinet merkt voorts op dat veel van de landbouwgoederen die zijn opgenomen in de voorstellen niet rechtstreeks concurreren met onze eigen landbouwsector. Daarnaast waardeert het kabinet dat alle bestaande veterinaire en (fyto-)sanitaire voorwaarden aan EU-zijde blijven gelden voor alle uit de VS geïmporteerde producten. De Commissie heeft op dit punt dan ook geen toezeggingen gedaan, conform de wens van het kabinet. Tegelijk kunnen de door de Commissie voorgestelde tariefverlagingen een steun in de rug zijn voor EU verwerkende bedrijven en voor de consument, door een beter aanbod van goederen en een lagere prijs.
Dit laat uiteraard onverlet dat het kabinet nauwgezet vinger aan de pols houdt bij de implementatie van de afspraken in beide verordeningen en mogelijke negatieve gevolgen voor EU (landbouw)producenten.
Net als in 20207 steunt het kabinet de niet-toepassing van douanerechten op de invoer van bepaalde kreeftensoorten, evenals de uitbreiding naar verwerkte kreeft. Naar verwachting van het kabinet zal er ook met dit voorstel geen concurrentie met kreeft van Nederlandse herkomst zijn. De afgelopen jaren is hier geen sprake van geweest, met name ook omdat er sprake is van zeer verschillende marktsegmenten.
Het kabinet zal aandacht blijven vragen voor de implementatie van beide voorstellen. Zo heeft het kabinet al expliciete aandacht van de Commissie gevraagd voor de uitvoerbaarheid van de maatregelen voor de douane en het bedrijfsleven, en de handhaafbaarheid van de maatregelen door de douane. Het kabinet acht strikte monitoring op naleving door de VS van de afspraken uit de gezamenlijke verklaring noodzakelijk. Daarnaast blijft het kabinet in nauw contact met het bedrijfsleven staan over de consequenties van de heffingen.
Om onze economie te beschermen tegen toenemend protectionisme door niet-EU-landen en internationale onvoorspelbaarheid is het noodzakelijk verder te kijken dan onze traditionele afzetmarkten. Diversificatie van handelspartners is daarom nog belangrijker dan voorheen. Het kabinet acht het dus positief dat de EU reeds met een groot aantal landen in gesprek is over nauwere economische samenwerking en blijft zich op Europees niveau inzetten voor het aangaan van nieuwe handelsakkoorden onder de juiste voorwaarden. De recente ontwikkelingen in de EU-VS-handelsrelatie maken volgens het kabinet het belang hiervan des te duidelijker en versterken de noodzaak daartoe.
Het kabinet blijft aandacht houden voor de WTO-conformiteit van de handelsafspraken met de VS, waaronder deze voorstellen. Het kabinet is van mening dat handel gebaseerd op regels, waaronder de WTO-regels, essentieel is. De huidige uitdagingen onderstrepen de noodzaak voor de inzet met gelijkgezinde partners op het handhaven en versterken van de op regels gebaseerde multilaterale handelsorde, met de WTO als kern.
Tot slot benadrukt het kabinet de noodzaak de VS aan te blijven spreken op goede implementatie van de in het gezamenlijke statement gemaakte afspraken. Het is echter aan de Europese Commissie hierover met de VS het gesprek te blijven voeren en in eerste instantie een inschatting te maken of het nodig is ook aan EU kant bepaalde tariefverlagingen ongedaan te maken indien de VS zich niet volledig houdt aan de in het gezamenlijke statement gemaakte afspraken. In de ogen van het kabinet is een regelmatige herziening een goede manier om betrokkenheid van de medewetgevers hierbij te verzekeren en is een standstill clausule (waardoor er geen verdere verhogingen of nieuwe heffingen worden opgelegd zolang het akkoord geldt) in de verordeningen – die immers de VS niet binden – onnodig.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het EP acht het van belang dat in een eventueel akkoord een duidelijke einddatum of herzieningsmoment wordt opgenomen. Hiermee wil het EP voorkomen dat tijdelijke maatregelen onbeperkt van kracht blijven. Enkele lidstaten hebben al opgeroepen tot een dergelijke sunset clausule. Dergelijke oproepen sluiten aan bij de inzet van het kabinet gericht op regelmatige herziening van de (implementatie) van de afspraken en de mogelijkheid de tariefverlagingen aan EU zijde ongedaan te maken.
Ook hecht het EP eraan dat bij een eventueel vervolgakkoord expliciet aandacht wordt besteed aan de conformiteit met WTO-regels. Dit biedt niet alleen rechtszekerheid voor Europese bedrijven, maar draagt ook bij aan de bredere geloofwaardigheid van de EU als voorstander van een multilateraal handelssysteem.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets op de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid is positief. De voorstellen zijn gebaseerd op artikel 207 VWEU.
Artikel 207 geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve bevoegdheid van de EU (artikel 3, eerste lid, onder e VWEU).
b) Subsidiariteit
Niet van toepassing, gegeven de exclusieve bevoegdheid van de EU ten aanzien van de voorstellen.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De voorgestelde verordeningen hebben tot doel om de barrières voor invoer van bepaalde producten uit de VS te beperken, in lijn met de gezamenlijke EU-VS verklaring inzake handel. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de voorstellen uitvoering geven aan de gezamenlijke verklaring door de handelstarieven van een aantal categorieën producten ofwel te verlagen of geheel af te schaffen. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat deze voorstellen duidelijk afgebakend zijn en de reikwijdten hiervan in lijn zijn met de afspraken die reeds in het kader van het gezamenlijke verklaring zijn gemaakt.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het kabinet verwacht dat het terugbrengen van tarieven op industriële en agrarische producten uit de VS een beperkt maar negatief effect zal hebben op de begroting van de Unie. Er is echter wel sprake van gederfde douanerechten als gevolg van tariefliberalisering voor de producten die onder de in de bijlage bij dit voorstel opgenomen tarieflijnen vallen. De douanerechten komen, zoals overeengekomen in het eigenmiddelenbesluit, voor 75% ten goede aan de EU-begroting. Lidstaten mogen 25% van de douanerechten zelf houden.
Het totale geraamde effect van gederfde rechten door de opgeschorte tarieven op goederen van oorsprong uit de Verenigde Staten wordt, als men vergelijkt met het jaar 2024, geschat op EUR 3,6 miljard. Er zijn drie categorieën goederen: landbouwproducten, visserijproducten en industriële producten. Voor landbouwproducten wordt het totale geraamde verlies aan douane-inkomsten geschat op EUR 230 miljoen, voortvloeiend uit zowel liberaliseringen als tariefcontingenten. Het verlies voor de EU-begroting wordt derhalve geraamd op EUR 172,5 miljoen. Voor visserijproducten uit de Verenigde Staten bedraagt het totale geraamde verlies aan inkomsten uit gederfde rechten EUR 63 miljoen, wat neerkomt op een verlies voor de EU-begroting van circa EUR 47 miljoen. Voor industriële goederen uit de Verenigde Staten zouden de geraamde gederfde rechten oplopen tot EUR 4,6 miljard, hetgeen een verlies voor de EU-begroting van EUR 3,4 miljard impliceert.
De derving van de inkomsten uit douanerechten levert geen budgettair probleem op voor de EU-begroting. Lage opbrengsten uit de douanerechten betekent namelijk dat de lidstaten, waaronder dus Nederland, meer zullen moeten bijdragen via de bni-afdracht. De uitgaven van de Unie blijven immers gelijk.
Het voorstel lijkt niet te leiden tot extra uitgaven van de EU. Indien dit wel het geval is, is het kabinet van mening dat eventuele EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruit lopen op de integrale afweging van middelen van het volgend Meerjarig Financieel Kader na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
Het kabinet voorziet dalende inkomsten uit douanerechten. Nederland mag onder het huidige MFK 25% van de geinde douanerechten zelf houden. Als de douane-inkomsten dalen betekent dit dus een tegenvaller voor Nederland in de vorm van verminderde inkomsten. Tegelijkertijd zal Nederland met dalende douane-inkomsten meer bni-afdracht moeten betalen aan de EU-begroting. De verwachting is dat de Commissie dit via een aanvullende Europese begroting zal verwerken in de EU-begroting. Dit zal vervolgens op het eerstvolgende begrotingsmoment worden verwerkt in de raming van de EU-afdrachten op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het voorstel leidt tot extra werk voor de Douane, omdat erop moet worden toegezien dat het preferentiële tarief alleen wordt toegekend voor die goederen waarop de Verordeningen betrekking hebben. Dit voorstel vraagt daarvoor relatief veel inzet aan controlecapaciteit (zie punt 7.), wat kan betekenen dat de totaal beschikbare controlecapaciteit van de Douane zal moeten worden uitgebreid
Eventuele budgettaire gevolgen o.a. als gevolg van benodigde extra capaciteit van de douane moet worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijke departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De toename in complexiteit van de Amerikaanse heffingen op EU-producten legt een extra administratieve last op exporterende bedrijven. Dat geldt in het bijzonder voor de groeiende groep producten die uit veel materialen bestaan maar waarvan het staal/aluminium aandeel onder de staal/aluminium heffingen valt. Dergelijke maatregelen maken het steeds lastiger om te voldoen aan de Amerikaanse administratieve eisen, naast de extra barrière als gevolg van hogere heffingen.
Tegelijkertijd zullen aan de EU kant door gunstigere regelingen voor import van goederen uit de VS bedrijven mogelijk voordeel ondervinden door een soepelere import. Het bedrijfsleven en de burger in de EU kunnen dus voordeel genieten van de maatregelen aan EU zijde ter implementatie van de gezamenlijke verklaring.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Door tariefliberalisatie worden industriële en agrarische producten goedkoper, wat de productiekosten van Europese bedrijven verlaagt en hun concurrentievermogen op de wereldmarkt kan versterken. Dit geldt met name in sectoren die sterk afhankelijk zijn van geïmporteerde grondstoffen of halffabricaten. Tegelijkertijd neemt de druk toe voor sectoren die zelf vergelijkbare goederen produceren. Goedkopere importen kunnen marktaandeel verdringen en leiden tot herstructurering of verlies van banen.
Wanneer liberalisaties voornamelijk ten goede komen aan Amerikaanse exporteurs in gevoelige sectoren, kan dit leiden tot percepties van ongelijkheid en politieke spanning binnen de EU.
Het vergroten van de toegang tot Amerikaanse goederen kan de afhankelijkheid van de VS versterken, zeker op het gebied van industriële producten. Bovendien kan de opening die nu aan de VS wordt geboden spanningen opleveren met andere handelspartners die gelijke behandeling of compenserende voordelen eisen, bijvoorbeeld in de WTO-context.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De voorstellen hebben geen directe effecten op nationale of decentrale wetgeving, aangezien de verordeningen rechtstreeks toepasselijk zijn. Beleidsmatig hebben ze wel effect, aangezien de douane anders om zal moeten gaan met goederen vanuit de VS, en er mogelijk ook een verschuiving zal zijn in het aantal goederen dat in en uit de VS komt.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De voorstellen bevatten bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen (artikel 3 van COM(2025) 471 en artikel 2 van COM(2025) 472). De toegekende bevoegdheden, identiek in beide voorstellen, stellen de Commissie in staat om, onder bepaalde voorwaarden, uitvoeringshandelingen vast te stellen die de werking van de desbetreffende verordening (gedeeltelijk) opschorten. De inschatting van het kabinet is dat de toekenning van deze bevoegdheden juridisch kwetsbaar is, omdat deze in de huidige vorm zien op essentiële onderdelen van de basishandeling. De opschortingsvoorwaarden vergen namelijk een politieke afweging, en laten te veel speelruimte aan de Commissie. Het kabinet zal de Commissie hier op wijzen, en ervoor pleiten om de bevoegdheden nader af te bakenen en te concretiseren.
Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet verder wel wenselijk, gelet op de gewenste snelheid in de besluitvorming in het geval de VS zich niet aan de voorwaarden uit de gezamenlijke verklaring zou houden. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand, omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandeling worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van de verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet wel op zijn plaats, aangezien de maatregelen zien op de gemeenschappelijke handelspolitiek (art. 2 lid 2 Verordening 182/2011).
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding
De Verordeningen treden in werking op de dag na bekendmaking hiervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het kabinet acht het wenselijk een reguliere evaluatie door de Raad in te bouwen. Met een evaluatie kan periodiek worden getoetst of de EU nog voldoende belang heeft bij de (implementatie door de EU van de) gezamenlijke verklaring.
Het kabinet zal in Raadsverband pleiten voor het opnemen van een dergelijke reguliere evaluatie, inclusief de mogelijkheid de verordeningen desgewenst te beëindigen. Eventueel kan deze evaluatie bepaling de vorm krijgen van een sunset-clausule waarmee de voorgestelde maatregelen na een bepaalde periode automatisch aflopen, tenzij de Raad en het Europees Parlement besluiten de regeling te verlengen. Bij recente verordeningen waarin de EU tijdelijke handelsvoordelen verleent (zoals tariefvrijstellingen of quota-uitbreidingen voor bijvoorbeeld Oekraïne of Moldavië), wordt vaak een beperkte looptijd vastgelegd, bijvoorbeeld één jaar.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Uit de gezamenlijke verklaring volgt dat de preferentiële oorsprongsregels voor het toekennen van het preferentiële tarief uit het voorstel nader zullen worden uit onderhandeld. Uit artikel 5 van het voorstel over aanpassingen aan de douanerechten en tariefcontingenten volgt dat voorlopig de zogenaamde ‘niet-preferentiële oorsprongsregels’ van artikel 59 van het Douanewetboek van de Unie moeten worden toegepast. Deze zijn daarin echter expliciet uitgesloten voor het gebruik bij preferentiële maatregelen. Het toepassen van niet-preferentiële oorsprongsregels voor een preferentiële maatregel heeft daarom geen precedent. De Douane maakt zich dan ook zorgen over uitvoeringsproblemen die ontstaan als niet-preferentiële oorsprongsregels gebruikt worden voor een preferentiële tariefbehandeling. Snelheid in de onderhandelingen over de preferentiële oorsprongsregels voor het toekennen van het preferentiële tarief is dan ook geboden.
Een deel van de zorg is gelegen in het feit dat de niet-preferentiële oorsprongsregels veel minder handvatten bieden voor de bepaling van de oorsprong. Daarmee bieden zij minder zekerheid dan de normaliter toegepaste ‘preferentiële oorsprongsregels’. Dit geldt voor alle partijen, dus zowel voor de Douane die dit moet uitvoeren en op de juistheid van een aanspraak op het preferentiële tarief moet handhaven, als voor marktdeelnemers die gebruik willen maken van het preferentiële tarief en uiteindelijk aansprakelijk zijn voor het verkregen voordeel.
Ook zullen er mogelijk enkele aanpassingen in het aangiftesysteem van de Douane nodig zijn, om op basis van een niet-preferentiële oorsprong een preferentieel tarief te kunnen verlenen.
Bovengenoemde complexiteit geldt niet voor het voorstel over het 0%-tarief op de invoer van langoesten en (bereidingen van) zeekreeften, aangezien voor deze goederen ongeacht de oorsprong geen douanerechten worden toegepast. Het betreft grotendeels een voortzetting van de situatie waarbij geen douanerechten worden toegepast op de invoer van bepaalde kreeftensoorten. De invoer van verwerkte (d.w.z. bereide) kreeften wordt hier nu aan toegevoegd.
b) Handhaafbaarheid
In de niet-preferentiële oorsprongsregels die voorlopig worden toegepast, conform het voorstel over aanpassingen aan de douanerechten en tariefcontingenten, is niet voor ieder afzonderlijk product vastgelegd wanneer zij aan deze oorsprongsregels voldoen. Ook bevat het geen verplicht voorgeschreven oorsprongsbewijs en dus geldt voor aangevers een zogenaamde ‘vrije bewijslast’. Verder voorziet dit voorstel niet in een stelsel van administratieve samenwerking met de VS, waardoor er geen mogelijkheid is om de autoriteiten in de VS te vragen om assistentie bij de controle op de juistheid van de aangegeven oorsprong. Om deze redenen, en gelet op het feit dat het voorstel ziet op een grote groep goederen (in de periode september 2024 - september 2025 goed voor 8.1 miljoen aangiften ten invoer), is het voor de Douane complex en veel werk om toe te zien op de juistheid van aanspraken op het preferentiële tarief dat volgt uit dit voorstel. Bovendien is het voor het bedrijfsleven door de complexiteit moeilijk om aan de voorwaarden te voldoen. Dit legt niet alleen druk op het bedrijfsleven, maar zorgt ook weer voor extra controledruk bij de Douane.
De handhavingscapaciteit van de Douane staat al langere tijd onder druk door extra taken en ontwikkelingen zoals ondermijning, de sanctiepakketten op Rusland en Wit-Rusland en e-commerce, met een enorme toename van het aantal aangifteregels dat jaarlijks moet worden verwerkt.
Het huidige voorstel komt daar nog bij en vragen bovendien relatief veel inzet van de beschikbare controlecapaciteit. Het voorstel heeft bij een gelijkblijvend aantal controles dan ook een relatief groot verdringingseffect ten opzichte van andere fiscale risico’s. Aangezien in het voorstel voor de invoer van bepaalde kreeftensoorten ongeacht de oorsprong de douanerechten niet worden toegepast, zal de handhaving hiervan niet voor dezelfde uitdagingen zorgen. Ook betreft het een relatief kleine goederenstroom.
De Douane brengt samen met zijn opdrachtgever(s) nader in kaart hoeveel controles ten minste nodig zijn om de fiscale risico’s die dit voorstel met zich meebrengt tot een acceptabel niveau te beperken. Dit kan betekenen dat de totaal beschikbare controlecapaciteit van de Douane zal moeten worden uitgebreid.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing.
Joint Statement on a United States-European Union framework on an agreement on reciprocal, fair and balanced trade - European Commission↩︎
VERORDENING (EU) 2020/2131 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 2020 betreffende de afschaffing van de douanerechten op bepaalde goederen, L_2020430NL.01000101.xml↩︎
Kamerstukken II, 21 501-02, nr. 3221, 26 augustus 2025↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-02, nr. 3158; Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-02, nr. 3216.↩︎
BNC fiche Kamerstuk 22 112, nr. 2945; BNC (EU) 2020/2131 Kamerstuk 22 112, nr. 2945 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen↩︎
BNC fiche Kamerstuk 22 112, nr. 2945; BNC (EU) 2020/2131 Kamerstuk 22112, nr. 2945 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen↩︎