Geannoteerde agenda OJCS-Raad 27 en 28 november 2025.
Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Brief regering
Nummer: 2025D45779, datum: 2025-11-06, bijgewerkt: 2025-11-07 08:03, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-445 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .
Onderdeel van zaak 2025Z19536:
- Indiener: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-11-12 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-13 10:00: Formele OJCS-Raad d.d. 27 en 28 november 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-11-27 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
|---|
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 27 en 28 november 2025 in Brussel voor de onderdelen ‘onderwijs’ en ‘cultuur’.
Het onderwijsdeel van de Raad staat gepland op 27 november. Het cultuurdeel van de Raad staat gepland voor 28 november. Ik zal aan beide onderdelen deelnemen.
| Datum | 6 november 2025 |
|---|---|
| Betreft | Geannoteerde agenda OJCS-Raad 27 en 28 november 2025. |
Internationaal Beleid Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl |
Onze referentie 54846536 |
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gouke Moes
GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 27 en 28 november 2025
Op het moment van schrijven zijn een aantal voorbereidende stukken nog niet met de lidstaten gedeeld. Daarom zal voor deze onderdelen een algemene inzet worden gegeven.
Onderwijs – donderdag 27 november 2025
Voor onderwijs staat het volgende stuk ter vaststelling geagendeerd:
Resolutie over de beoordeling van het strategisch raamwerk voor Europese samenwerking op onderwijs en training ten behoeve van de Europese onderwijsruimte.
Het beleidsdebat zal gaan over:
De rol van het mbo in concurrentievermogen en weerbaarheid.
Ook zal het Deense Voorzitterschap verslag doen van de onderhandelingen over het voorstel voor een nieuw Erasmus+-programma.
Resolutie over de beoordeling van het strategisch raamwerk voor Europese samenwerking op onderwijs en training ten behoeve van de Europese onderwijsruimte.
Inhoud
Met deze resolutie neemt de Raad positie in over de voortzetting en herijking van het samenwerkingskader voor de tweede cyclus van de Europese Onderwijsruimte (‘European Education Area’, hierna EEA), tot het jaar 2030. Dit gebeurt naar aanleiding van een op 30 juni jl. verschenen tussentijds evaluatierapport over de EEA.
In de resolutie roept de Raad op om het realiseren van de EEA als overkoepelende ambitie van de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding te behouden. Hiermee neemt de Raad een andere positie in dan de Europese Commissie, die juist meer focus op de dit jaar aangekondigde Vaardigheidsunie1 wil om juist dit initiatief tot het leidende overkoepelende samenwerkingskader te maken. De overweging daarbij is dat onderwijsbeleid en samenwerking op dit gebied een langere tijdshorizon kent en ook meer op individuele ontwikkeling is gericht, terwijl de Vaardigheidsunie als doel heeft arbeidsmarkttekorten te helpen slechten en daarmee bij te dragen aan het concurrentievermogen van de Europese Unie. Dit onderwerp is eveneens teruggekomen in het beleidsdebat van de laatste OJCS-Raad op 12-13 mei 20252. Omdat dit een resolutie betreft gaat het om een standpunt van de Raad, zonder bindende rechtsgevolgen.
Verder stelt de resolutie nieuwe inhoudelijke prioriteiten voor. Zo is de prioriteit over het bevorderen van basisvaardigheden geconcretiseerd door middel van een aanpak gericht op lezen, rekenen en wetenschap. De groene transitie is niet meer als losse prioriteit bestempeld, maar aandacht hiervoor is wel opgenomen in de nieuwe prioriteit over burgerschapsonderwijs en digitale vaardigheden.
De resolutie gaat ook in op de governance structuur van de EEA, in het bijzonder aangaande verschillende vaste overlegstructuren die hieronder vallen, zoals de High-Level Group, DG-vergaderingen en werkgroepen. De resolutie roept op om binnen deze reeds bestaande structuren in te zetten op verbetering, zoals het combineren van overlegstructuren in het geval van overstijgende thema’s en betere verspreiding van samenwerkingsresultaten.
Tot slot stelt de resolutie ook enkele aangescherpte en nieuwe Europese streefdoelen vast. De resolutie verwijst naar nieuwe streefdoelen voor topprestaties en ondermaatse prestaties van 15-jarigen op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschap. Daarnaast worden er nieuwe streefdoelen geïntroduceerd voor het aandeel inschrijving voor STEM-opleidingen (science, technology, engineering en mathematics) in zowel het mbo, hoger onderwijs als voor PhD-programma’s, inclusief een streefdoel voor het aandeel vrouwelijke studenten. Tot slot noemt de resolutie een nieuw streefdoel voor internationale aantrekkelijkheid. Dat betreft het aantal niet-Europese studenten dat in Europa komt studeren. Met deze nieuwe streefdoelen wordt rekening gehouden met recente ontwikkelingen en met nieuwe beleidsaccenten zoals focus op STEM, waartoe recent ook in de Vaardigheidsunie is opgeroepen.
Inzet Nederland
In de eerder genoemde tussentijdse evaluatie is gebleken dat de EEA heeft bijdragen aan verdere samenwerking tussen lidstaten op het gebied van onderwijs. Het kader heeft lidstaten effectief ondersteund bij het onderbouwen en doorvoeren van nationale onderwijshervormingen. In lijn met die conclusie heeft Nederland zich tijdens de onderhandeling in het onderwijscomité ingezet op voortzetting van de EEA. Tegelijkertijd heeft Nederland aangegeven de ambities van de Commissie zoals uiteengezet in de Vaardigheidsunie te steunen en dat de Vaardigheidsunie en EEA elkaar vooral moeten aanvullen.
Ook wordt in de tussentijdse evaluatie geconcludeerd dat de uitdagingen die centraal staan in de EEA relevant blijven. Daarom heeft Nederland tijdens de onderhandelingen samen met andere lidstaten opgeroepen om de digitale en groene transitie als strategische prioriteiten te behouden, of deze thema’s in ieder geval goed te borgen binnen de andere prioriteiten. Nederland kan de uitkomst hiervan verwelkomen.
Voor wat betreft governance van de EEA was de Nederlandse inzet conform eerdere input op de consultatie3. Dit is in lijn met de uitkomsten van de evaluatie, waarin wordt gesteld dat de huidige governance-structuur bijdraagt aan een sterkere politieke sturing en strategischere agendabepaling. Tegelijkertijd heeft Nederland aandacht gevraagd voor noodzakelijke verbeteringen hierin. Dit betreft onder andere meer strategische diepgang, betere communicatie, duidelijkheid over waar besluitvorming over de EEA plaatsvindt en meer afstemming met verwante Europese onderwijs- en onderzoeksinitiatieven. Dit is in voldoende mate in de voorliggende tekst opgenomen.
Voor wat betreft de Europese streefdoelen heeft Nederland zich ingezet voor realistische doelen op het gebied van onderwijsprestaties. Hierbij is een duidelijke disclaimer meegegeven dat deze de specifieke eigenschappen van nationale onderwijssystemen moeten respecteren, en daarmee ook de autonomie van onderwijsinstellingen. Dit laatste is ook met betrekking tot de Nederlandse terughoudendheid over de voorgestelde STEM-streefdoelen, zoals ook opgenomen in het BNC-fiche over de Vaardigheidsunie4. Nederland heeft betoogd dat onderwijsinstellingen de autonomie hebben om hun STEM-onderwijsaanbod aan te passen aan hun regionale ecosysteem. Een duidelijke disclaimer hierover is opgenomen in de tekst en de streefdoelen voor onderwijsprestaties zijn in voldoende mate bijgesteld zodat deze realistisch zijn. Het is belangrijk om hierbij te benadrukken dat dit Europese en daarmee niet nationaal bindende streefdoelen zijn. De intentie van de doelen is om richting te geven aan ambitieus Europees onderwijsbeleid en daarmee ook als inspiratie te dienen voor nationaal beleid en eventuele nationale streefdoelen.
Beleidsdebat over de rol van het mbo in concurrentievermogen en weerbaarheid.
Inhoud
Op het moment van schrijven heeft het Deense voorzitterschap nog geen discussiedocument voor dit beleidsdebat met de lidstaten gedeeld. Daarmee is nog niet duidelijk welke richting dit beleidsdebat precies op gaat. Wel is de verwachting dat de input van de lidstaten een bijdrage levert aan de aankomende mbo-strategie van de Europese Commissie. De Commissie zal dit voorstel waarschijnlijk in het voorjaar van 2026 publiceren. Uw Kamer zal t.z.t. via een BNC-fiche over de inzet van het kabinet op de hoogte worden gebracht. Wel zijn de volgende discussievragen voor het beleidsdebat bekend:
Hoe kunnen we mbo-opleidingen beter in lijn brengen met behoeften van de arbeidsmarkt en tegelijkertijd zorgen voor inclusief onderwijs van hoge kwaliteit die mbo-studenten voorziet van de nodige professionele en sociale vaardigheden?
Hoe kunnen we niet alleen de aantrekkelijkheid, maar ook de genderbalans in het mbo bevorderen, in het bijzonder voor wat betreft STEM-opleidingen?
Inzet Nederland
De discussievragen voor dit beleidsdebat komen voor een belangrijk deel overeen met die van de informele bijeenkomst van onderwijsministers op 11 en 12 september jl. in Denemarken. Om consistentie in de Nederlandse boodschap richting de Raad te houden zal de inzet voor de aankomende OJCS-Raad op dit punt overeenkomen met deze eerdere inzet5, die uit het BNC-fiche voor de Vaardigheidsunie6 en met het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda7.
Zoals in de voorgaande geannoteerde agenda is toegelicht heeft de Commissie met de Vaardigheidsunie een strategisch plan voorgesteld voor het gecoördineerd opbouwen van vaardigheden voor kwalitatief hoogwaardige banen. Hiermee moeten tekorten aan vaardigheden en mismatches op de arbeidsmarkt worden tegengegaan. De nieuwe Europese strategie voor het mbo die hierin wordt aangekondigd moet de aantrekkelijkheid, excellentie, kwaliteit en arbeidsmarktrelevantie van het mbo verbeteren.
Nederland verwelkomt deze recent toegenomen aandacht voor beroepsonderwijs en de aankondiging van een strategie op dit gebied, als basis voor een innovatief, adaptief en krachtig mbo. In de mededeling over de Vaardigheidsunie wordt de rol van het mbo in het verstevigen van het concurrentievermogen van de EU benadrukt. In Nederland wordt al hard gewerkt aan de aanpak van de arbeidsmarktkrapte, zoals beschreven in de kabinetsbrede brief van 13 december 2024.8 De verbetering van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt speelt hierin een belangrijke rol.
Nederland ondersteunt ook de aandacht voor basisvaardigheden en STEM onderwijs in de mededeling over de Vaardigheidsunie. Nederland zal zich hier positief over uitspreken, zolang deze maatregelen niet raken aan de nationale competentie op onderwijsgebied. Nederland acht het van belang om aandacht te hebben voor ondervertegenwoordigde groepen in STEM opleidingen en beroepen. Nederland zal hierbij verwijzen naar goede praktijkvoorbeelden, zoals de programma’s Sterk Techniekonderwijs en Techkwadraat. Hierin is verplicht bijzondere aandacht voor specifieke groepen, zoals vrouwen, zodat zij beter betrokken zijn bij het mbo, in het bijzonder in meer technische opleidingen.
Ook staat Nederland positief tegenover de plannen van de Commissie om internationalisering van het mbo te stimuleren omdat het van belang is dat mbo-studenten, net als hbo- en wo-studenten, mogelijkheden hebben om internationale ervaring op te doen.
De recent aangenomen Herning-verklaring9 borduurt voort op het Kopenhagenproces gericht op de versterkte Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs. Tussen 2026 en 2030 zetten de Europese lidstaten zich op nationaal niveau in voor het versterken van de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het beroepsonderwijs. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan het verbeteren van leerwerkplekken en leren in de praktijk. Hiervoor is ook versterkte publiek-private samenwerking nodig, wat weer onderdeel zal worden van de aangekondigde mbo-strategie. Door jongeren en bedrijven gerichter te betrekken bij opleidingen in sectoren die cruciaal zijn voor de groene en digitale transitie, zoals STEM-richtingen, draagt de verklaring zo beter bij aan het concurrentievermogen van de EU. Nederland verwelkomt deze inzet en zal de Commissie oproepen bestaande initiatieven voor te zetten, zoals de Centres of Vocational Excellence, de ontwikkeling van leven lang ontwikkelen binnen Erasmus+ en de uitwerking van de Vaardigheidsunie.
Update voortgang nieuw Erasmus+-programma
Inhoud
Op 16 juli jl. publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor het nieuwe Erasmus+- programma. Hierin wil de Commissie de programma’s onder het huidige Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps samenvoegen onder één programma Erasmus+ 2028-2034, om zodoende het programma te versimpelen. Tijdens het Deense voorzitterschap van de Raad van de EU is er een start gemaakt met de onderhandelingen over het Commissievoorstel.
Over het algemeen oordeelt de Raad positief over het voorstel, voornamelijk over het feit dat Erasmus+ als ambitieus programma wordt voortgezet. Ook voor de versimpeling en het samenvoegen van Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps is veel begrip onder de lidstaten.
Aandachtspunten tijdens de onderhandelingen zijn op dit moment voornamelijk de invloed van lidstaten bij besluitvorming over de jaarlijkse werkprogramma’s, de mate waarin simplificatie en flexibiliteit ruimte laten voor een doelgericht programma voor alle beleidsterreinen, de invloed van het voorgestelde op de structuur van Nationale Agentschapen die aan het programma uitvoering geven en de manier waarop de onderdelen jeugd en sport landen in het bredere voorstel. Er lijkt in de Raad veel overeenstemming te zijn over deze zorgen.
Inzet Nederland
Omdat dit een verslag betreft zal Nederland voor dit onderdeel geen actieve inbreng leveren.
Cultuur – vrijdag 28 november 2025
Voor cultuur staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:
Raadsconclusies over de strategische rol van cultuur en cultureel erfgoed in het hooghouden van Europese waarden en democratische weerbaarheid.
Raadsconclusies over toegang tot betrouwbaar nieuws als onderdeel van het European Democracy Shield.
Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:
AgoraEU
Raadsconclusies over de strategische rol van cultuur en cultureel erfgoed in het hooghouden van Europese waarden en democratische weerbaarheid.
Inhoud
Het Deense voorzitterschap heeft raadsconclusies opgesteld over de strategische rol van cultuur en cultureel erfgoed in het hooghouden van Europese waarden en democratische weerbaarheid. Zij stellen dat democratische samenlevingen worden gevormd door participerende burgers en geven aan dat de rol van cultuur hierbij van fundamenteel belang is. De verwachting is dat deze raadsconclusies daarmee zonder problemen worden aangenomen in de OJCS-Raad.
Inzet Nederland
Nederland steunt deze raadsconclusies. Deze sluiten goed aan bij het Nederlandse beleid. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland wel nog het belang van bibliotheken in deze context benadrukt. Dit punt is door het voorzitterschap opgenomen in de voorliggende tekst.
Raadsconclusies over toegang tot betrouwbaar nieuws als onderdeel van het European Democracy Shield.
Inhoud
Het Deense voorzitterschap heeft deze concept-raadsconclusies opgesteld om het belang van de toegang tot betrouwbaar nieuws voor de democratie te benadrukken. Tegelijk kan deze toegang door diverse economische en (geo)politieke ontwikkelingen onder druk komen te staan.
In de tekst worden de lidstaten en de Europese Commissie uitgenodigd om manieren te overwegen om een gelijker speelveld te creëren tussen onlineplatforms en aanbieders van mediadiensten, manieren om mediaprojecten in de hele EU te stimuleren, te onderzoeken hoe prominentiemaatregelen het best kunnen worden ingezet om de zichtbaarheid en vindbaarheid van media-aanbod te vergroten (zonder dat dit ten koste gaat van nationale bevoegdheden) en ervoor te zorgen dat overwegingen ten aanzien van de bredere geopolitieke veiligheid en digitaal beleid integraal onderdeel worden van het mediabeleid.
Er is over het algemeen breed draagvlak voor deze concept-raadsconclusies, maar het is op het moment van schrijven nog niet duidelijk of de tekst door alle lidstaten zal worden aangenomen en daarmee in de OJCS-Raad vastgesteld.
Inzet Nederland
Nederland ondersteunt de raadsconclusies. Deze sluiten goed aan bij staand Nederlands beleid. Bij het opstellen van de raadsconclusies heeft Nederland het respect voor redactionele onafhankelijkheid en het belang van de praktische uitvoerbaarheid en van zelf- en co-regulering benadrukt.
Beleidsdebat over AgoraEU
Inhoud
Tijdens het beleidsdebat vraagt het voorzitterschap lidstaten in te gaan op het voorstel van AgoraEU: de voortzetting van het huidige Creative Europe en Citizens, Equality, Rights and Values (CERV) in één programma. Het exacte discussiedocument voor dit beleidsdebat is nog niet bekend, wel heeft het voorzitterschap de volgende discussievragen met de lidstaten gedeeld:
Hoe kunnen we voor goede en inclusieve governance van AgoraEU zorgen, waarbij voldoende flexibiliteit wordt ingebouwd om Europese waarden, democratische participatie, mediapluriformiteit, onafhankelijke journalistiek en steun aan de culturele en creatieve sector toekomstbestendig te maken?
Hoe kunnen we het potentieel van toenemende synergieën binnen AgoraEU volledig benutten, waarbij coherentie tussen de verschillende onderdelen bestaat en tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de waardevolle ervaringen opgebouwd in de huidige programma’s?
Inzet Nederland
Nederland steunt het samenvoegen van de huidige programma’s CERV en Creative Europe binnen AgoraEU, wat mogelijkheden biedt voor synergie en het waarborgen van de EU-waarden. Tegelijkertijd staat voor Nederland artistieke en redactionele vrijheid centraal in het AgoraEU programma.
Sommige lidstaten hebben aangegeven zorgen te hebben over hun eigen rol bij het opstellen van het AgoraEU werkprogramma en het behoud van nationale contactpunten. Wat betreft de bestuurlijke vormgeving van AgoraEU zal Nederland dan ook pleiten voor het handhaven van programmacomités om de betrokkenheid en expertise van lidstaten te benutten. Wat betreft de implementatie van het programma pleit Nederland voor het behoud en het zelf vormgeven van de nationale contactpunten.
Met betrekking tot het onderdeel Media+ is Nederland voorstander van een transparante structuur waarbij de audiovisuele en media gerelateerde bedrijfssectoren worden bediend met verschillende, geoormerkte instrumenten en budgetten. In het Media+ onderdeel zitten immers verschillende branches met heel verschillende structuren.
Het voorstel van de Commissie mist een transparant en geoormerkt budget voor dwarsdoorsnijdende of thematische activiteiten in AgoraEU (zie artikel 10). Nederland is daar voorstander van en zal er op aandringen dat het cross-sectorale programma een eigen budget en systematiek behoudt, met wellicht ook een eigen merknaam.
Tweede Kamer, 2024-2025, 2024–2025, 22 112, nr. 4023.↩︎
Tweede Kamer, 2024–2025, 21 501-34, nr. 437 en 440.↩︎
Nederlandse reactie op de Call for Evidence van de tussentijdse evaluatie van de Europese onderwijsruimte, Kamerstuk 22112 3774↩︎
BNC-fiche Mededeling Vaardigheidsunie. Kamerstuk 22112 4023.↩︎
Geannoteerde agenda informele Onderwijsraad 11-12 september 2025. Kamerstuk 21501-34-441.↩︎
BNC-fiche Mededeling Vaardigheidsunie. Kamerstuk 22112 4023.↩︎
Verslag schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda van de informele onderwijsraad Kamerstuk 21501-34-442.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260.↩︎
Toegelicht in de geannoteerde agenda voor de informele onderwijsraad 11-12 september 2025.↩︎