Vierde nota van wijziging en appreciaties amendementen pakket Belastingplan 2026
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)
Brief regering
Nummer: 2025D48006, datum: 2025-11-24, bijgewerkt: 2025-11-25 11:36, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiƫn ()
- Overzicht appreciaties ingediende amendementen pakket Belastingplan 2026
- Beslisnota bij Vierde nota van wijziging en appreciaties amendementen pakket Belastingplan 2026
- Quickscans amendementen pakket Belastingplan 2026
Onderdeel van kamerstukdossier 36812 -57 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026).
Onderdeel van zaak 2025Z20370:
- Indiener: E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-12-04 10:00: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
Preview document (š origineel)
Geachte voorzitter,
Vorige week heb ik met uw Kamer tijdens twee wetgevingsoverleggen gedebatteerd over het pakket Belastingplan 2026. In het tweede wetgevingsoverleg heb ik een aantal toezeggingen gedaan. In deze Kamerbrief zal ik achtereenvolgens ingaan op mijn toezegging voor een vierde nota van wijziging, de appreciaties bij ingediende amendementen en reageer ik schriftelijk op de vragen over het afvalmaatregelenpakket en de actuele stand van zaken rond mogelijke alternatieven.
Nota van wijziging
Hierbij stuur ik u de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2026. Op grond van de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (WAFB 2025) treden twee maatregelen uit de Wet aanpassing fiscale
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (WAFB 2024) en een maatregel uit de WAFB
2025 tegelijkertijd in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In de nota naar aanleiding van het verslag van het Belastingplan 2026 heeft het kabinet laten weten deze drie maatregelen niet in werking te laten treden1. Daarom worden met deze nota van wijziging in het wetsvoorstel twee artikelen opgenomen die beogen deze maatregelen uit genoemde wetten te halen.
Appreciaties amendementen
Bij deze brief stuur ik ook de appreciaties op de ingediende amendementen. Ik wens uw Kamer zo volledig mogelijk te informeren en heb daarom zoveel mogelijk de ingediende amendementen voorzien van appreciatie, toelichting en een quickscan op uitvoerbaarheid. Omwille van de tijd was het echter niet mogelijk amendementen bij deze brief te betrekken die ingediend zijn na vrijdag 21 november 16:00 uur. Uiterlijk donderdagochtend 27 november a.s. volgt ā zoals gebruikelijk ā voor aanvang van de stemmingen een Kamerbrief. Hierin zal ik ook de overige amendementen appreciĆ«ren, inclusief quickscans op uitvoerbaarheid, en zal ik ingaan op de ingediende moties.
Toezegging afvalstoffenbelasting
Gedurende de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2026 heeft uw Kamer verzocht om een schriftelijke reactie op het afvalmaatregelenpakket en de actuele stand van zaken rond mogelijke alternatieven. Na het besluit om de polymerenheffing niet in te voeren, was het noodzakelijk om de daarmee gemoeide budgettaire derving van ⬠567 miljoen elders te dekken. Het kabinet heeft voorgesteld deze derving op te vangen binnen de afvalsector. Om dit te realiseren zijn de volgende alternatieve maatregelen voorgesteld:
Tabel 1: Maatregelen AVIās (afvalverbrandingsinstallaties)
| Ā | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | 2035/ struc |
|---|---|---|---|---|---|
|
1 | 1 | 9 | 11 | 14 |
|
106 | 174 | 275 | 206 | Ā 270 |
|
Ā | 285 | Ā 283 | Ā 350 | Ā 283 |
| TOTAAL | 567* | 567 | 567 | 567 | |
Hervormingen binnen de afvalstoffenbelasting (geen technische invulling):
De vrijstelling voor zuiveringsslib wordt afgeschaft voor afvalverbrandingsinstallaties (AVIās). Over zuiveringsslib dat wordt aangeboden bij speciale slibverbrandingsinstallaties is geen afvalstoffenbelasting verschuldigd. Dit resulteert in een structurele opbrengst van ⬠1 mln. vanaf 2027. (per 2027);
Een nieuw tarief voor het storten met ontheffing wordt geïntroduceerd (per 2029). Dit heeft als doel te waarborgen dat storten niet fiscaal gunstiger wordt behandeld dan verbranden. Dit resulteert in een structurele opbrengst van ⬠13 mln. vanaf 2035.
Technische invulling:
Een generieke verhoging van het tarief van de afvalstoffenbelasting van ⬠39,71 in 2027 naar ⬠113,81 vanaf 2035. Dit resulteert in een structurele opbrengst van ⬠283 mln. vanaf 2035.
Inzet van de budgettaire terugsluis van de opbrengst uit de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI).
Aanscherping van de CO2-heffing voor AVIās. Het tarief gaat stapsgewijs naar ⬠295 per ton CO2 in 2030. De dispensatierechten (vrijgestelde uitstoot) die AVIās ontvangen nemen versneld af tussen 2030 en 2033. Vanaf 2033 ontvangen AVIās geen dispensatierechten meer.
Bij de keuze voor deze technische invulling is nadrukkelijk gekeken naar uitvoerbaarheid en tijdigheid; de dekking moet per 2028 gerealiseerd worden en parameteraanpassingen zijn het meest tijdig te realiseren en zorgen niet voor een verhoging van de complexiteit van het belastingstelsel. De maatregelen leiden tot hogere kosten voor afvalverwerking en zullen op termijn hoogstwaarschijnlijk resulteren in hogere poorttarieven. Deze lastenverzwaring kan de afvalsector (deels) doorberekenen aan de ontdoeners van het afval. Dit geeft afvalontdoeners een prikkel het aanbod van te verbranden of te storten afval te verminderen. Daarnaast is de kans aannemelijk dat de verhoogde poorttarieven ervoor zorgen dat de import van afval naar Nederland aanzienlijk zal verminderen. Dit beschouwt het kabinet als een wenselijke ontwikkeling. Tot slot is de prikkel tot toepassing van CCS bij AVIās kleiner dan bij ETS1-industrie, omdat de COā-heffing enkel het fossiele deel betreft en circa tweederde van de uitstoot biogeen is. De aanpassingen aan de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties verstevigen de prijsprikkel om CCS(CO2-afvang) toe te passen. Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt in de Klimaat- en Energieverkenning 2025 een extra CO2-reductie als gevolg van de aangescherpte CO2-heffing voor AVIās. Tegelijkertijd wijst Trinomics erop dat het toepassen van CCS weliswaar rendabeler wordt, maar dat het onzeker is of AVIās in de praktijk daadwerkelijk gaan investeren in CCS. Het totale beprijzingspakket (inclusief verhoging afvalstoffenbelasting) leidt namelijk tot minder afvalverbranding, door andere vormen van afvalverwerking, minder import van afval en het risico op meer export van Nederlands afval, wat de business case voor AVIās verslechtert en meer investeringsonzekerheid geeft. Tegenover deze lastenverzwarende maatregelen, staat dat AVIās gebruik kunnen maken van de SDE++, waarmee een groot deel van de onrendabele top van CCS wordt gesubsidieerd. Bij de openstellingsronde van de SDE++ van dit jaar was circa acht miljard gereserveerd. Daarnaast heeft het kabinet een intentieverklaring gepubliceerd waarin wordt toegelicht hoe AVIās meer investeringszekerheid kan worden geboden.
Het kabinet realiseert zich tegelijkertijd dat deze maatregelen een aanzienlijke lastenverzwaring vormen voor de afvalsector, mede door de maatvoering. In het rapport Trinomics wordt ook op gewezen dat er, naast het wegvallen van importstromen, ook sprake kan zijn van een weglekrisico van Nederlands afval naar het buitenland. Het kabinet stelt daarom subsidies ter beschikking om verduurzamingskosten te beperken en het exportrisico te verkleinen en staat daarom open voor alternatieven, mits het past binnen de randvoorwaarden van uitvoerbaarheid, de benodigde budgettaire opbrengst en de bijdrage aan verduurzaming. Op dit moment worden deze mogelijke alternatieven geĆÆnventariseerd in een Werkgroep Afvalsector waarbij de circulaire economie meer wordt bevorderd en bijdraagt aan CO2-reductie. Het kabinet neemt hierin een faciliterende en ondersteunende rol op zich. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid en de effecten op circulariteit en klimaat.
Binnen de Werkgroep Afvalsector worden onder andere de volgende fiscale opties verkend:
Heffingen op (plastic) verpakkingen;
Heffingen op de winning van oppervlaktedelfstoffen en het gebruik van turf in producten;
Aanpassingen in de bestaande afvalstoffenbelasting, zoals mogelijke uitzonderingen voor recyclingresiduen en de verbreding van de grondslag van de afvalstoffenbelasting.
Het eindrapport van de Werkgroep Afvalsector wordt eind december verwacht.
Bij eerdere besluitvorming heeft het kabinet ervoor gekozen om de dekking niet elders in de keten te realiseren, omdat de alternatieven destijds nog onvoldoende waren uitgewerkt met betrekking tot uitvoerbaarheid, een tijdige bijdrage aan de budgettaire opgave en positieve effecten op circulariteit en klimaat. Dit is ook een inherent lastige opgave. Het kabinet erkent dat het huidige pakket met deze maatvoering een negatief effect kan hebben op de recyclingactiviteiten doordat het verbranden van recyclingresidu duurder wordt. Naast het traject rondom de Werkgroep Afvalsector onderzoekt het kabinet ook zelfstandig aanvullende alternatieven. Afgelopen zomer zijn daartoe enkele quickscans uitgevoerd naar mogelijke nieuwe heffingen, waaronder een heffing op eenmalige plastic verpakkingen en een heffing gericht op het stimuleren van hogere inzameling van drankverpakkingen. De resultaten hiervan zijn in september met uw Kamer gedeeld.
Ik zie ernaar uit met uw Kamer morgen het debat over het pakket Belastingplan 2026 voort te zetten en samen de noodzakelijke aanpassingen van het fiscale stelsel te realiseren.
Hoogachtend,
| de staatssecretaris van Financiƫn - Fiscaliteit, Belastingdienst en
Douane, EugĆØne Heijnen |
|
|---|---|
Kamerstukken II 2025/26, 36812, nr. 16, p. 116-118.ā©ļø