[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de o.a. de geannoteerde agenda van de formele JBZ-Raad, 8-9 december 2025 (Kamerstuk 32317-978) (deel vreemdelingen- en asielbeleid)

JBZ-Raad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D49723, datum: 2025-12-03, bijgewerkt: 2025-12-04 14:32, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32317 -983 JBZ-Raad.

Onderdeel van zaak 2025Z21043:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


32 317 JBZ-Raad

Nr. 983 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 december 2025

De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Asiel en Migratie over de brief van 24 november 2025 over de Geannoteerde agenda van de formele JBZ-Raad, 8-9 december 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 978), over de brief van 3 november 2025 over het Verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 13 en 14 oktober 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 975) en over de brief van 8 oktober 2025 over Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda van de formele JBZ-Raad 13 14 oktober 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 973) (Kamerstuk 32 317, nr. 974).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 december 2025 aan de minister van Asiel en Migratie voorgelegd. Bij brief van 3 december 2025 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Vijlbrief

De griffier van de commissie,

Honsbeek

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de Forum voor Democratie-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersoon

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hechten aan een spoedige behandeling van de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026 en vragen de minister wanneer hij verwacht dit voorstel aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

Antwoord

Het kabinet is voornemens het wetsvoorstel nog voor het kerstreces bij uw Kamer aanhangig te maken.

Deze leden benadrukken het belang van het Asiel- en migratiepact voor het versterken van controle op de instroom en een robuust Europees asielbeleid.

De leden van de D66-fractie merken op dat bij de totstandkoming van het EU-Migratiepact een kernelement ontbrak, namelijk een effectief en juridisch houdbaar terugkeerbeleid. Deze leden vinden de snelle selectieprocedure een positieve ontwikkeling, maar zijn van mening dat het zonder praktisch terugkeercomponent ineffectief is. Zij nemen met interesse kennis van de stappen die op EU-niveau worden gezet om tot nieuwe terugkeerafspraken te komen, waaronder het betrekken van het bandencriterium. Tegelijkertijd benadrukken zij dat terugkeerafspraken altijd moeten plaatsvinden binnen de grenzen van het internationale recht en met respect voor fundamentele mensenrechten. Deze leden vragen of de minister kan toelichten hoe hij ervoor zorgt dat nieuwe terugkeerafspraken op EU-niveau effectief en in lijn met fundamentele rechten tot stand komen.

Antwoord

Op 11 maart jl. heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een Terugkeerverordening, die de huidige Terugkeerrichtlijn1 en gerelateerde EU-wetgeving2 vervangt. Dit voorstel regelt een gemeenschappelijk systeem voor de terugkeer van vreemdelingen (derdelanders) zonder rechtmatig verblijf in de EU-lidstaten en Schengen-geassocieerde landen. Het kabinet is het Deense EU-voorzitterschap erkentelijk voor het harde werk en is positief over het laatste voorliggende compromisvoorstel. De Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen heeft er in geresulteerd dat het compromisvoorstel op voor Nederland belangrijke onderwerpen verbeterd is ten opzichte van het initiële voorstel van de Commissie. Het gaat dan om: het schrappen van de automatisch schorsende werking (gedurende de beroepstermijn) van een terugkeerbesluit, inreisverbod of verwijderingsbesluit, de mogelijkheid om de vreemdeling voor een beoordeling van het beginsel van non-refoulement te kunnen verwijzen naar de asielprocedure en daarmee die beoordeling uit de terugkeerprocedure te houden, meer nadruk op de plichten van de vreemdeling om mee te werken tijdens het terugkeerproces, meer mogelijkheden om maatregelen op te leggen om de vreemdeling beschikbaar te houden voor terugkeer, strengere maatregelen t.a.v. de terugkeer van personen die een veiligheidsrisico vormen en een implementatietermijn van 2 jaar voor de verordening. Het staat daarbij buiten kijf dat terugkeer moet plaatsvinden binnen de grenzen van internationaal- en Europeesrechtelijke verplichtingen en fundamentele rechten.

Zoals aan uw Kamer gemeld in de geannoteerde agenda voor deze JBZ-Raad, streeft het Voorzitterschap ernaar om de Raad te vragen in te stemmen met een algemene oriëntatie ten aanzien van het voorstel voor een Terugkeerverordening. Met het huidige compromisvoorstel heeft het Voorzitterschap in de ogen van Nederland een juiste balans bereikt tussen enerzijds voldoende flexibiliteit voor lidstaten en anderzijds harmonisering van het terugkeersysteem, waarbij er voldoende oog is gehouden voor het waar mogelijk voorkomen van extra administratieve lasten voor de uitvoering. Op basis van de huidige stand van zaken van de onderhandelingen in de Raad, lijkt agendering van een algemene oriëntatie op de komende JBZ-Raad aannemelijk. Hoewel er tot op heden nog wel een verschil van inzicht bestaat tussen een aantal lidstaten over het al dan niet verplichten van de wederzijdse erkenning en uitvoering van terugkeerbesluiten, biedt het voorliggende compromisvoorstel van het Voorzitterschap voldoende comfort voor het kabinet om in te kunnen stemmen met een algemene oriëntatie op de komende Raad. Het komt in de ogen van het kabinet voldoende tegemoet aan de Nederlandse inzet, zoals eerder gedeeld in het BNC-fiche bij het voorstel van de Commissie.3 Alles overwegende is het kabinet daarom voornemens om in te stemmen met een algemene oriëntatie van de Raad ten aanzien van het voorstel voor een terugkeerverordening als de bereikte punten behouden blijven.

De leden van de D66-fractie hebben in recente mediaberichtgeving kennisgenomen van het feit dat Duitsland asielzoekers die worden tegengehouden bij de Duitse grenscontroles met regelmaat in Nederland 'dumpt’.4 Deze leden wijzen erop dat dit ertoe kan leiden dat mensen volledig gedesoriënteerd in Nederland belanden, soms midden in woonwijken of in openbare gelegenheden omdat zij geen opvang of begeleiding ontvangen. Dit is onwenselijk voor de betrokken asielzoekers, maar ook voor de omwonenden en ondernemers die aangeven hierdoor overlast of onveiligheid ervaren. Het ministerie heeft aangegeven dat deze werkwijze al langere tijd gebruikelijk zou zijn, maar voor deze leden roept dit vragen op. Zij vragen wat het oordeel van de minister is over het feit dat personen zonder enige vorm van overdracht of opvangvoorziening in Nederland worden achtergelaten, en of hij recent contact heeft gehad met zijn Duitse collega hierover.

Antwoord

De overdracht van geweigerde vreemdelingen door Duitsland (Bundespolizei) aan Nederland (KMar) en door Nederland aan Duitsland verloopt conform bestaande bilaterale afspraken. Een overdracht kan plaatsvinden middels een «warme overdracht», waarbij een persoon fysiek wordt overgedragen door de Duitse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten, of een «koude overdracht», waarbij deze fysieke overdracht niet plaatsvindt. Wanneer een vreemdeling wordt overgedragen van Duitsland aan Nederland of vice versa, dan wordt de operationele vormgeving van deze overdracht, waaronder tijd en locatie, door lokale Duitse en Nederlandse grensautoriteiten georganiseerd. Het is niet altijd mogelijk om een door Duitsland geweigerde vreemdeling via een «warme overdracht» over te nemen. Bij de keuze of overdrachten gezien of ongezien gebeuren wordt rekening gehouden met specifieke doelgroepen, zoals kwetsbare personen. Bij kwetsbare personen wordt expliciet aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. In andere gevallen zit deze zorg met name in het faciliteren van de door- of terugreis. In alle gevallen wordt rekening gehouden met de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van het individu, waarbij de veiligheid van betrokkenen in acht wordt genomen.

Nederland staat voortdurend in contact met Duitsland over de samenwerking in het kader van de binnengrenscontroles, zowel op politiek als ambtelijk/operationeel niveau. Daarnaast staan het ministerie en de KMar eveneens in nauw contact met de bestuurders uit de grensregio’s over de binnengrenscontroles. Naar aanleiding hiervan heeft de KMar contact opgenomen met de Bundespolizei over de werkwijze bij overdrachten, waaronder over het faciliteren van de door- of terugreis.

Daarnaast vragen zij of de minister al contact heeft opgenomen met de burgemeester(s) van de betreffende grensgemeente(n) waar deze asielzoekers Nederland binnenkomen, om de lokale signalen en zorgen te bespreken. Zo ja, wat kwam daaruit naar voren en zo nee, is de minister bereid dit alsnog te doen?

Antwoord

Het ministerie van Asiel en Migratie en de KMar staan in nauw contact met de bestuurders uit de grensregio’s over de binnengrenscontroles. Signalen vanuit de grensregio’s worden zeer serieus genomen. Naar aanleiding van de berichtgeving over de overdrachten van de door Duitsland geweigerde vreemdelingen is er ook hierover contact geweest met de bestuurders uit de grensregio’s. Op basis daarvan is de werkwijze bij overdrachten, waaronder het faciliteren van de door- of terugreis met Duitsland besproken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PVV-fractie maken van de gelegenheid gebruik om, naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad op 8 en 9 december 2025, de volgende opmerkingen en vragen aan de minister voor Asiel en Migratie voor te leggen.

Deze leden van de PVV-fractie merken op dat zij geen vertrouwen hebben in het Europese asiel- en migratiepact. Dit pact is in feite een Europese spreidingswet met een verkapte verplichting om nog meer asielzoekers op te nemen of daar grof voor te betalen. Landen als Polen en Hongarije weigeren terecht mee te doen.

Tot grote verbijstering van de leden van de PVV-fractie heeft de minister zich in de onderhandelingen over de solidariteitspool ook volledig laten piepelen door Brussel. Ondanks het feit dat Nederland een van de dichtstbevolkte landen van Europa is, is geen enkele uitzondering op de verplichte solidariteit bedongen. Hoeveel miljoenen euro’s gaat Nederland de komende jaren precies betalen onder het migratiepact om de verplichte opname van asielzoekers ‘af te kopen’? Biedt het betalen van 20.000 euro per niet-opgenomen asielzoeker daadwerkelijk een waterdichte garantie dat deze persoon niet alsnog via een geitenpaadje naar Nederland komt?

Antwoord

De omvang van de solidariteitspool wordt jaarlijks door de Raad vastgesteld. Daarnaast wordt ook elk jaar opnieuw door de Commissie een beoordeling gedaan van welke lidstaten onder migratiedruk staan. De hoogte van de jaarlijkse bijdrage is daarmee constant in beweging. Daarnaast zet het kabinet erop in dat het Dublinsysteem zo snel mogelijk weer werkt. Het kabinet heeft zich hier in de gesprekken met een aantal betrokken landen en de Commissie in aanloop naar de publicatie van het jaarverslag, het Uitvoeringsbesluit over migratiedruk en het voorstel tot Uitvoeringshandeling sterk voor ingezet. Het kabinet verwelkomt dan ook dat de Commissie in het besluit over de lidstaten onder migratiedruk benadrukt dat bijdragende lidstaten niet verplicht zijn uitvoering te geven aan hun toezeggingen of verantwoordelijkheidscompensaties (offsets) toe te passen ten aanzien van de begunstigde lidstaat, indien in die lidstaat systemische tekortkomingen vastgesteld worden. Hierbij verwijst de Commissie specifiek naar de tekortkomingen in Griekenland en Italië met betrekking tot de uitvoering van het Dublinacquis. De Commissie zal op 12 juli 2026 (één maand na de inwerkingtreding van het Pact) en op 15 oktober 2026 (publicatie jaarverslag 2026) beoordelen of Italië en Griekenland de Dublinregels naleven.5 Indien de Commissie op dat moment vaststelt dat er sprake is van zogenaamde systemische tekortkomingen, vanwege het niet naleven van het Dublinacquis, zal Nederland voor die landen geen solidariteitsbijdrage leveren.

Waarom heeft de minister niet met de vuist op tafel geslagen en een volledige uitzonderingspositie voor Nederland afgedwongen, zoals wel is gelukt bij andere landen?

Antwoord

Het kabinet verwelkomt dat de Commissie erkenning geeft voor het feit dat Nederland druk ervaart als gevolg van de aanhoudende secundaire migratie. Of een lidstaat wordt aangemerkt als lidstaat onder migratiedruk wordt vastgesteld aan de hand van een aantal vooraf vastgestelde factoren, zoals het aantal irreguliere grensoverschrijdingen of Dublinverzoeken. Op basis van deze factoren heeft de Commissie vastgesteld dat andere lidstaten, op basis van de gegevens uit het jaarverslag, relatief gezien meer druk hebben dan Nederland. Voor de lidstaten onder migratiedruk is dit met name vanwege het relatief hoge aantal irreguliere grensoverschrijdingen en aanvragen voor internationale bescherming of door het hoge aantal ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties (SAR).

Is de minister bereid om unilateraal de Nederlandse grenzen te bewaken en een asielstop in te voeren?

Antwoord

Het kabinet zet vol in op het aanscherpen van het asiel- en migratiebeleid en het voorkomen van secundaire migratie, binnen de grenzen van de internationaal- en Europeesrechtelijke kaders. Vanwege de aanhoudende hoge absolute aantallen secundaire migratie heeft het kabinet daarom besloten de binnengrenscontroles opnieuw met zes maanden te verlengen tot 8 juni 2026 in overeenstemming met artikel 25 van de Schengengrenscode.

De leden van de PVV-fractie vragen de minister waarom er nog geen tijdelijke verblijfsvergunningen van Syriërs zijn ingetrokken aangezien inmiddels één miljoen Syriërs vrijwillig zijn teruggekeerd naar Syrië en zelfs de minister erkent dat grote delen van Syrië veilig zijn. Wanneer gaat de minister eindelijk over tot massale intrekking van de ruim 70.000 verblijfsvergunningen van Syriërs die hier de afgelopen jaren zijn binnengekomen, zo vragen deze leden. Hoeveel gedwongen terugkeerprocedures voor Syriërs kunnen er in 2026 worden opgestart en hoeveel Syriërs kunnen er dat jaar daadwerkelijk worden teruggestuurd? Ook vragen deze leden wat het huidige inwilligingspercentage bij nieuwe asielaanvragen uit Syrië is. Zij hebben vernomen dat Zweden met Syrië gaat samenwerken om veroordeelde criminele Syriërs uit te zetten. Kan de minister dit bevestigen en wanneer start Nederland met het uitzetten van veroordeelde criminele Syriërs?

Antwoord

Een goede relatie met de Syrische overgangsregering is cruciaal voor meer vrijwillige terugkeer en op termijn ook gedwongen terugkeer. Het kabinet voert daarom doorlopende gesprekken met de overgangsautoriteiten. Op 20 oktober jl. bezocht de Staatssecretaris van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp Damascus. Hier sprak zij met de Syrische overgangsregering om terugkeer te bevorderen en irreguliere migratie tegen te gaan. Dit doet Nederland onder andere door grensmanagement in Syrië te versterken en de socio-economische omstandigheden in Syrië te verbeteren om terugkeer te bevorderen. Uit dat bezoek werd echter ook duidelijk dat er op het gebied van stabiliteit en wederopbouw nog een en ander nodig is om de omstandigheden in Syrië te verbeteren en terugkeer te bevorderen. Tot op heden heeft het kabinet dan ook nog geen Syriërs gedwongen laten terugkeren. Het kabinet faciliteert vrijwillige terugkeer van iedereen die aangeeft dit te willen. Het kabinet spant zich daarnaast ervoor in om gedwongen terugkeer ook mogelijk te maken, in ieder geval voor overlastgevende Syriërs of personen met antecedenten.

Zoals aangegeven in mijn brief van 10 juni jl. kon op dat moment nog niet worden geconcludeerd dat de positieve wijzigingen in Syrië reeds voldoende ingrijpend en van niet-voorbijgaande aard waren. De situatie was daarom nog niet voldoende bestendig om conform de voorwaarden van het Unierecht tot herbeoordelingen voor statushouders met een verblijfsvergunning over te gaan. In januari 2026 wordt een nieuw ambtsbericht verwacht. Aan de hand van dit ambtsbericht zal opnieuw bezien worden of er beleidsconclusies ten aanzien van het herbeoordelen getrokken kunnen worden. Dit zal echter tijd vergen. Uit de open data kan worden afgeleid dat het inwilligingspercentage van eerste asielaanvragen van vreemdelingen met de Syrische nationaliteit in de periode juni tot en met oktober 2025 rond de 10 procent lag.6  

De leden van de PVV-fractie hebben met grote verbazing kennisgenomen van het pleidooi van Europarlementariër Malik Azmani (VVD) voor een enorme verzwakking van de Terugkeerverordening, zoals voorkeur voor vrijwillige in plaats van gedwongen terugkeer, minder en kortere detentie, beperking van terugkeerhubs en zelfs een aparte kop over ‘fundamentele rechten’. Deze leden vragen hoe de minister zich in de Raad gaat verzetten tegen de door de VVD voorgestelde verzwakkingen en zich juist hard gaat maken voor maximale detentiemogelijkheden, verplichte terugkeerhubs en zo min mogelijk vrijblijvendheid.

Antwoord

De bevordering van terugkeer van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland is een prioriteit van het kabinet. Het kabinet zet in op het spoedig aanscherpen van de Europese terugkeerregels gericht op een efficiëntere terugkeerprocedure met, waar mogelijk, minder administratieve lasten voor de uitvoeringspraktijk. Nederland heeft zich conform het BNC-fiche tijdens de onderhandelingen in de Raad ingezet voor het mogelijk maken van een ‘terugkeer- of transithub’ en heeft de nieuwe grondslagen voor vreemdelingenbewaring en de verruiming van de maximale bewaringsduur verwelkomt. Zoals eerder aangegeven moet terugkeer plaatsvinden binnen de grenzen van het internationale en al geldende Europese recht en met respect voor de fundamentele rechten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

Voorstel voor een Unieplan voor hervestiging en humanitaire toelating 2026-2027

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie voor het eerste Unieplan als onderdeel van de Hervestigingsverordening. Deze leden ondersteunen het doel van deze verordening, namelijk het tegengaan van irreguliere migratie en mensensmokkel.

De leden van de VVD-fractie willen dat het Nederlandse asielstelsel zo snel mogelijk volledig wordt gebaseerd op hervestiging, waarbij asielaanvragen alleen nog buiten Europa plaatsvinden en asielzoekers alleen op uitnodiging naar Nederland mogen komen. Hoe verhoudt dit Unieplan zich tot zo’n asielstelsel? Hoe wordt er door de andere negen lidstaten die bijdragen aan het Unieplan gekeken naar een herijking van het Europese asielstelsel op basis van hervestiging?

Antwoord

De Hervestigingsverordening, en het daaraan ontleende Unieplan, biedt een veilige en gereguleerde overkomst naar Europa voor kwetsbare mensen die internationale bescherming nodig hebben en draagt bij aan het versterken van de EU-samenwerking met derde landen, inclusief de samenwerking in de strijd tegen mensensmokkel en op het gebied van terugkeersamenwerking. De Hervestigingsverordening en het plan hebben echter niet tot doel, noch de juridische basis om, de spontane toestroom van migranten naar de EU geheel te stoppen en/of asielaanvragen enkel nog buiten de EU te behandelen. Zoals uw Kamer eerder bericht, in de geannoteerde agenda van deze JBZ-Raad van 13-14 oktober 2025, wil het kabinet de route van het afhandelen van asielverzoeken buiten het EU-grondgebied verder uitwerken. Een verkenning is daarom uitgezet bij onderzoeksinstituut Clingendael.

Terugkeerverordening

De leden van de VVD-fractie verwelkomen de urgentie die de minister tot uitdrukking brengt met betrekking tot een effectiever terugkeerbeleid. Deze leden onderstrepen hierbij dat op dit moment evident veel te weinig uitgeprocedeerde migranten daadwerkelijk het grondgebied van de Europese Unie verlaten.

De leden van de VVD-fractie constateren dat veel uitzettingen op dit moment geen doorgang kunnen vinden door de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hoe verhouden de onderhandelingen over de terugkeerverordening zich hiertoe? Wordt er tijdens de onderhandelingen rekening gehouden met de mogelijkheden voor uitgeprocedeerde migranten om uitzetting te frustreren door een beroep te doen op artikel 3 of artikel 8 van het EVRM en wordt er aan oplossingen gewerkt om deze frustratie te voorkomen?

Antwoord

Nederland houdt zich aan verdragsrechtelijke bepalingen zoals de verplichtingen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit artikel 3 EVRM vloeit het beginsel van non-refoulement voort. Dit beginsel is ook opgenomen in artikelen 4 en 19 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Het houdt in dat een staat een vreemdeling niet mag terugsturen naar een land waar er een ernstig risico bestaat dat de vreemdeling zal worden onderworpen aan folteringen, aan de doodstraf of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. In de huidige praktijk wordt in de asielprocedure getoetst aan het non-refoulementbeginsel. In het Commissievoorstel voor een terugkeerverordening is voorgesteld de non-refoulementtoets een verplicht onderdeel van de terugkeerprocedure te laten uitmaken. Het staat buiten kijf dat lidstaten niet in strijd met het beginsel van non-refoulement mogen handelen. Nederland heeft in de Raadsonderhandelingen – in lijn met het BNC-fiche – ervoor gepleit om lidstaten de ruimte te geven om deze beoordeling geen onderdeel te laten zijn van het terugkeerproces door vreemdelingen die stellen een risico te lopen bij terugkeer te kunnen verwijzen naar de asielprocedure dan wel op een andere wijze te beoordelen of het non-refoulementbeginsel zich verzet tegen verwijdering. Hiermee wordt onnodige vertraging van het terugkeerproces voorkomen. Mede door de Nederlandse inzet in de onderhandelingen is in het definitieve compromisvoorstel van het Voorzitterschap, dat wordt besproken op de komende JBZ-Raad, een aantal positieve wijzigingen overgenomen ten aanzien van dit onderwerp. Het huidige compromisvoorstel van het Voorzitterschap geeft de lidstaten de mogelijkheid om vreemdelingen te verwijzen naar de asielprocedure dan wel op een andere wijze conform nationaal recht te beoordelen of verwijdering in strijd is met het non-refoulementbeginsel. Ook is in de huidige tekst van het compromisvoorstel van de Raad vastgesteld dat autoriteiten bij een non-refoulementbeoordeling gebruik kunnen maken van eerdere beoordelingen. T.a.v. artikel 8 EVRM zijn er geen bepalingen opgenomen in het Commissievoorstel voor een terugkeerverordening. Ook tijdens de Raadsonderhandelingen zijn er geen aanvullingen m.b.t. artikel 8 EVRM gedaan aan de tekst van het voorstel.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie in het kader van de bredere discussie rondom terugkeer wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de motie-Van der Plas/Yeşilgöz-Zegerius met betrekking tot het steunen van een onderzoek naar een interpretatieprotocol voor het EVRM (Kamerstuk 36800, nr. 24)? Wordt er op dit moment gewerkt aan een interpretatieprotocol? Welke verdragsartikelen worden meegenomen bij het (onderzoek naar een) interpretatieprotocol?

Antwoord

Nederland is onderdeel van de kopgroep gelijkgezinde lidstaten samen met Denemarken, Italië en België die de mogelijkheden verkent voor het aanscherpen van het asiel- en migratiebeleid in verhouding tot verdragen. Hierbij wordt ook verkend wat de noodzaak is van en de meest effectieve route is voor de aanscherping van (de uitleg van) verdragen, specifiek met betrekking tot artikelen 3 en 8 EVRM. Op 10 december vindt er in navolging hiervan een ministeriële conferentie plaats bij de Raad van Europa in Straatsburg. Hierbij is de inzet van het kabinet erop gericht dat er opdracht wordt gegeven tot de totstandkoming van een politieke verklaring in aanloop naar het Comité van Ministers in Chisinau in mei 2026. Nederland zet erop in dat deze verklaring uiteindelijk de status krijgt van een zogenaamde interpretatieve verklaring.

Implementatie Asiel- en Migratiepact

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie voor het vaststellen van de jaarlijkse solidariteitspool. Deze leden onderschrijven als onderdeel van deze solidariteitspool het standpunt van de minister om geen extra asielzoekers uit landen over te nemen die volgens de Commissie kampen met migratiedruk. Klopt het dat het solidariteitsmechanisme het toestaat dat lidstaten naast het afkopen van hun verplichtingen ook gebruik kunnen maken van ‘alternatieve solidariteitsmaatregelen’? Wat voor maatregelen zouden volgens de minister vallen onder deze alternatieve solidariteitsmaatregelen? Kan Nederland als onderdeel van de alternatieve solidariteitsmaatregelen extra personeel naar de Europese grenzen sturen om irreguliere migratie tegen te gaan, of om aldaar snel kansarme asielaanvragen af te wijzen? Hoe verhouden de kosten van deze alternatieve solidariteitsmaatregelen zich tot het volledig afkopen van de verplichting om extra asielzoekers over te nemen?

Antwoord

Het solidariteitsmechanisme biedt inderdaad de mogelijkheid om herplaatsingen (overname asielzoekers), een financiële bijdrage of alternatieve solidariteitsmaatregelen overeen te komen. Alternatieve solidariteitsmaatregelen kunnen zien op het gebied van migratie, opvang, asiel, terugkeer en re-integratie en grensbeheer en kunnen gericht zijn op operationele steun, capaciteitsopbouw, diensten, personeelsondersteuning, faciliteiten en technische uitrusting.7 Het aanbieden van personele ondersteuning kan daaronder vallen. Bijdragen in de vorm van alternatieve solidariteitsmaatregelen dienen te zijn gebaseerd op een specifiek verzoek van de begunstigde lidstaat.8 Alternatieve solidariteitsmaatregelen moet voor de vaststelling van de hoogte van de bijdrage worden uitgedrukt in de financiële waarde daarvan, waarbij de waarde van de alternatieve solidariteitsbijdrage in mindering komt op de financiële bijdrage.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie het voorstel voor de jaarlijkse solidariteitspool heeft gemaakt op basis het bruto binnenlands product en de bevolkingsomvang van lidstaten. Waarom is er slechts voor deze twee indicatoren gekozen en is er niet gekeken naar de bevolkingsdichtheid? Acht de minister het net als deze leden wenselijk om ook de bevolkingsdichtheid mee te nemen bij beslissingen rondom de solidariteitspool? Welke ruimte ziet de minister totdat er daadwerkelijk een besluit is genomen nog om bevolkingsdichtheid te betrekken bij onderhandelingen en gesprekken met de Europese Commissie en andere Europese lidstaten? Is de minister bereid om de bevolkingsdichtheid ook te betrekken bij onderhandelingen voor solidariteitspools voor de aankomende jaren?

Antwoord

Deze twee onderdelen zijn reeds onderdeel van het solidariteitsmechanisme doordat de bijdrage van elke lidstaat aan de soldariteitspool (fair share) gebaseerd is op het bruto binnenlands product en de bevolkingsomvang. Het meewegen van bevolkingsdichtheid is bij de totstandkoming van de asiel- en migratiebeheerverordening door Nederland meegenomen als factor in de onderhandelingen. Er was op dat moment geen meerderheid voor het opnemen van bevolkingsdichtheid als factor voor het bepalen van het fair share van lidstaten. Een heronderhandeling van de asiel- en migratiebeheerverordening is momenteel niet aan de orde. Wel heeft het kabinet in de brief naar Eurocommissaris Brunner aandacht gevraagd voor de unieke situatie van Nederland als gevolg van de bevolkingsdichtheid en de druk die dit legt op publieke voorzieningen.

De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat volgens het Europees Asiel- en Migratierapport van 2025 de algehele migratiedruk in Europa in 2025 is afgenomen. Deze leden verwelkomen deze trend, maar constateren tegelijk dat meer nodig is om zowel in nationaal als Europees verband grip op migratie te krijgen. Klopt het in het kader hiervan dat Spanje nog steeds veel asielaanvragen ontvangt van migranten uit Zuid-Amerika die via een regulier visum naar het land afreizen? Onderschrijft de minister het standpunt van deze leden dat dit, indien deze migranten doorreizen naar Nederland, ook voor Nederland negatieve gevolgen kan hebben? Welke stappen heeft Spanje tot dusver ondernomen om deze werkwijze van migranten uit Zuid-Amerika tegen te gaan? Is Spanje gevoelig voor druk van andere lidstaten om dit fenomeen zoveel mogelijk aan banden te leggen?

Antwoord

Lidstaten en Schengengeassocieerde landen dienen zich te houden aan de Europese regelgeving voor de verlening van visa. Het kabinet onderschrijft het standpunt van de leden dat moet worden gelet op misbruik met als doel een verzoek voor internationale bescherming in te dienen in de EU. Lidstaten worden o.a. via het Staat van Schengenrapport en de Schengenbarometer geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot visa. Verder monitort de Commissie de situatie in het kader van het visumopschortingsmechanisme en rapporteert daarover aan de lidstaten. Indien er zorgelijke signalen zijn, ondersteund met objectieve data, zal het kabinet daar aandacht voor vragen in Europees verband.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de formele JBZ-raad en de bijeenkomst van 8 en 9 december 2025. Deze leden maken graag gebruik van de gelegenheid om hier vragen over te stellen.

Mededeling van de Europese Commissie over het Europees jaarverslag over asiel en migratie

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat het kabinet op het door de Commissie aangestipte aandachtspunt, de opvangcapaciteit, reageert met een verwijzing naar maatregelen om te komen tot een lager aantal aankomsten. Los van het feit dat op geen enkele wijze is bewezen dat deze maatregelen zullen leiden tot een significant lager aankomstaantal, willen deze leden ook wijzen op het feit dat zelfs als de aantallen omlaag gaan de capaciteitsbehoefte van het COA, onder andere door het aantal statushouders dat in de opvang blijft, hoog zal blijven. Voor de volledigheid wijzen deze leden op een brief van het ministerie zelf waarin staat dat in 2026 de helft van de COA-bewoners uit statushouders zal bestaan en de druk op de opvang, gezien de krapte op de woningmarkt groot blijft.9 Derhalve zien deze leden graag een realistisch antwoord en concrete maatregelen om de opvangcapaciteit te verbeteren. Erkent het kabinet dat enkel maatregelen die de aantallen zouden doen verminderen onvoldoende is in de aanpak van de het nijpend tekort aan opvangplekken? Zo nee, waarom niet? Erkent het kabinet daarbij dat het schrappen van de voorrang van statushouders op een sociale huurwoningen ertoe zal leiden dat de druk op de opvang nog verder zal toenemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Een belangrijk knelpunt is dat een aanzienlijk deel van de asielopvangcapaciteit in gebruik is door statushouders die niet tijdig worden gehuisvest in een gemeente, vanwege de schaarste op de woningmarkt. Vandaar dat het kabinet inzet op ondersteuning van gemeenten met doorstroomlocaties. Een verruiming van de voorraad moet uiteindelijk leiden tot een normalisering ten aanzien van de situatie voor statushouders. En daarmee ook tot het terugbrengen van de kerntaak van het COA: uit opvang tot 14 weken na verkrijgen van een status. Dit pakket heeft tot doel de asielketen op de langere termijn te ontlasten door bij te dragen aan de doorstroom van statushouders uit de asielopvang. Ook bevat het maatregelen om onder andere meer huisvestingsmogelijkheden voor statushouders te realiseren en te zorgen voor voldoende en stabiel aanbod van betaalbare asielopvang. Uw Kamer is op 11 juli jl. over deze maatregelen geïnformeerd.10 Het kabinet verwacht dat deze maatregelen het benodigde effect zullen sorteren.

Uitvoeringsbesluit ter bepaling van de lidstaten waar sprake is van migratiedruk, van een risico van migratiedruk of van een significante migratiesituatie

Kan het kabinet nader toelichten waar de EU Migration Support Toolbox uit bestaat? Wat voor technische en operationele steun kan Nederland in dit kader krijgen? Kan het kabinet aangeven hoe invulling wordt gegeven aan het besluit van de Commissie om Dublinzaken die niet worden overdragen aan de verantwoordelijke lidstaat mee te laten tellen voor de solidariteitsbijdrage als daar bilateraal toe wordt overeengekomen? Met welke landen wil het kabinet dit soort bilaterale afspraken maken? En hoe groot is de kans dat er daadwerkelijk afspraken worden gemaakt hierover met deze landen?

Antwoord

De Migration Support Toolbox is een permanente steunmaatregel vanuit de Europese Unie en is nader omschreven in artikel 6 lid 3 van de Asiel- en migratiebeheerverordening. De Toolbox omvat onder andere de mogelijkheden op technische en operationele steun vanuit de Europese agentschappen en financiële steun maar kan ook zien op ondersteuning van doeltreffend en op mensenrechten gebaseerd migratiebeleid in derde landen. Het betreft een breed scala aan opties. De komende periode zal het kabinet bezien of en op welke wijze een aanspraak op de Toolbox zou kunnen bijdragen aan het Nederlandse beleid.

De Commissie biedt verder de mogelijkheid om Dublinzaken die in het verleden niet konden worden overgedragen in overleg met de desbetreffende lidstaten onder migratiedruk mee te laten tellen voor de solidariteitsbijdrage. Hierbij is het voor het kabinet van belang dat deze mogelijkheid ook tot effect leidt. Momenteel verkent het kabinet de mogelijkheid om dergelijke afspraken te maken met Griekenland en Italië over het laten meetellen van Dublincasussen uit het verleden als onderdeel van de solidariteitsbijdrage van Nederland.

Geannoteerde agenda van de JBZ-raad

Voorts hebben deze leden vragen over de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 december.

  1. Terugkeerverordening

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA stellen dat de minister bij het tweeminutendebat inzake de terugkeerverordening op 4 september 2025, in reactie op motie Piri over het niet schrappen van de refoulementbeoordeling in de terugkeerprocedure,11 stelde dat hij de zorgen deelde en bij de onderhandelingen wilde kijken hoe invulling te geven aan de in de motie geadresseerde zorgen. Hij stelde hiermee aan de slag te gaan, zo herinneren de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA.12 Graag horen deze leden hoe de minister van plan is deze zorgen te adressen en op welke wijze dat wordt ingebracht bij de JBZ-raad. Kan de minister dat toelichten? Welke oplossing heeft hij inmiddels gevonden voor de aangekaarte zorgen?

Antwoord

In het debat bij de indiening van de motie zijn zorgen en risico’s geuit over het uitgangspunt dat in de asielprocedure alleen een non-refoulement toets plaatsvindt ten aanzien van het land van herkomst. Het risico dat de Leden voorzagen, zag erop dat er vervolgens in het terugkeerbesluit of het verwijderingsbesluit een ander land wordt opgenomen, en er dan geen non-refoulementbeoordeling zou worden uitgevoerd voor de uitzetting t.a.v. dat land, omdat dit land niet in het kader van de asielprocedure is beoordeeld.

Het staat buiten kijf voor het kabinet dat lidstaten in lijn met het beginsel van non-refoulement moeten handelen. Nederland heeft in de Raadsonderhandelingen – in lijn met het BNC-fiche– ervoor gepleit om lidstaten de ruimte te geven om de non-refoulementbeoordeling geen onderdeel te laten zijn van het terugkeerproces door vreemdelingen die stellen een risico te lopen bij terugkeer te kunnen verwijzen naar de asielprocedure dan wel op een andere wijze te beoordelen of het non-refoulementbeginsel zich verzet tegen verwijdering. Hiermee wordt onnodige vertraging van het terugkeerproces voorkomen. De mogelijkheid blijft echter bestaan voor de vreemdeling om een nieuwe asielprocedure te starten waarin een non-refoulementbeoordeling kan worden uitgevoerd t.a.v. een land dat niet in het kader van een eerdere asielprocedure is beoordeeld, dan wel op een andere wijze beoordeeld te krijgen of het non-refoulementbeginsel zich verzet tegen verwijdering. Op deze manier acht het kabinet te hebben voldaan aan de zorgen vervat in de motie Piri.

  1. Verordening veilige landen van herkomst

Welke landen zijn op de voorgestelde EU-lijst door Nederland momenteel op nationaal niveau niet als veilig aangeduid?

Antwoord

Momenteel hanteert Nederland geen lijst met veilige landen van herkomst. Het Nederlandse beleid inzake veilige landen van herkomst is sinds 23 september jl. opgeschort.13

5. Verordening inzake de toepassing van het veilig derde land-concept

Kan het kabinet de intentieverklaring tussen Nederland en Oeganda delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet aangeven wat de stand van zaken is wat betreft de terugkeerhub in Oeganda? Is er een concreet stappenplan, welke waarborgen op het gebied van mensrechten zijn daarin opgenomen, welke groepen behoren tot de doelgroep en wanneer is het kabinet van plan de terugkeerhub operationeel te maken? Zijn (gezinnen met) kinderen uitgezonderd van de terugkeerhub? Is het kabinet ervan overtuigd de vele bezwaren van hulporganisaties op het gebied van mensenrechten weg te kunnen nemen? Zo ja, op welke wijze en op welk termijn?

Antwoord

Zoals gedeeld met uw Kamer hebben Oeganda en Nederland op 25 september jl. een Letter of Intent (hierna: intentieverklaring) getekend, waarin zij hebben afgesproken om de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een kleinschalige pilot van een transithub te verkennen, voor vertrekplichtige vreemdelingen met een herkomst uit de regio van Oeganda.14 Momenteel werken Oeganda en Nederland de afspraken die zijn gemaakt in de intentieverklaring verder uit. De belangrijkste onderdelen van de intentieverklaring zijn gedeeld met uw Kamer, waaronder de afspraak dat alle activiteiten die zullen worden ondernomen als onderdeel van de transithub zonder uitzondering in lijn moeten zijn met nationaal, Europees en internationaal recht. Daarbij gaat het kabinet zorgvuldig te werk om de mensenrechten van de vreemdelingen in kwestie ten alle tijden te waarborgen. Uw Kamer wordt via de geëigende wijze geïnformeerd over de voortgang van de uitwerking van de afspraken, op voorwaarde dat de diplomatieke vertrouwelijkheid van deze onderhandelingen het toelaat.

Voorts hebben deze leden enkele vragen over het curieuze besluit van het kabinet om personen, specifieke vrouwen, gedwongen uit te zetten naar Afghanistan.15 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met ontsteltenis kennisgenomen van dit besluit.
Hoe rijmt het kabinet het besluit om enerzijds te trachten het Taliban-regime te vervolgen vanwege grove schendingen van vrouwenrechten en anderzijds het besluit van de IND, waarvoor de minister van Asiel eindverantwoordelijke is, om vrouwen terug te sturen naar Afghanistan? Waarom stelt de landsadvocaat dat Afghaanse vrouwen nog steeds individueel moeten aantonen dat zij worden getroffen door de discriminatoire Taliban-maatregelen, terwijl het Hof juist heeft geoordeeld dat deze maatregelen zó algemeen en ernstig zijn dat elke Afghaanse vrouw wordt getroffen?

Deze leden stellen dat het hierbij zou gaan op vrouwen die zich, volgens het kabinet, niet ‘westers kleden’ of die binnen het gezin vooral ‘huishoudelijke dingen’ doen, en daarmee zich zouden kunnen schikken (daarbij suggererend dat dat een keuze is), naar de leefregels van de Taliban. Kan de minister aangeven op welke wijze wordt getoetst of een vrouw zich ‘westers’ kleedt? Wordt er binnen de IND expliciet getoetst of een vrouw “vrouwenrechten” uitoefent? Zo ja, kan de minister aangeven op basis van welke normatieve uitgangspunten deze criteria zijn vastgesteld en hoe deze zich verhouden tot feministische beleidsdoelen van de Nederlandse overheid? Kan de minister de documenten van de IND de Kamer toesturen, die worden gebruikt bij de toetsing van ‘westers’ gekleed?

Vindt het kabinet dat het “niveau van verwestering”, kledingstijl of huiselijke rol een toelaatbare maatstaf is om te bepalen of een vrouw gevaar loopt? Stelt het kabinet daarmee ook dat Afghanistan ook veilig is voor vrouwen zonder een Afghaanse achtergrond als zij zich niet ‘westers’ zouden kleden en bijvoorbeeld een huisvrouw zijn? Zo nee, waarom niet? Is, volgens het kabinet Afghanistan veilig voor in West-Europa geboren vrouwen die geen gebruik maken van vrouwenrechten?

Kan het kabinet aangeven of de IND in haar beoordelingen een bepaalde notie hanteert van wat een “geëmancipeerde” vrouw is? Wordt er dus feitelijk beoordeeld of een vrouw voldoende afwijkt van patriarchale normen om in aanmerking te komen voor bescherming? Zo ja, hoe is dat juridisch en moreel te rechtvaardigen?

Kan het kabinet uiteenzetten hoe het oordeel dat een vrouw “geen opleiding heeft gevolgd en vooral huishoudelijke taken deed” in Afghanistan ertoe kan leiden dat zij volgens de IND geen risico loopt in Afghanistan, terwijl het juist door het Taliban-regime vrouwen gedwongen worden in het privédomein te blijven, en niet verder mogen studeren?

Kan de minister bevestigen dat in het Nederlandse asielbeleid nog steeds zo is dat vrouwen nooit mogen worden teruggestuurd naar situaties waarin sprake is van genderapartheid, systematische uitsluiting en risico op gender-gerelateerd geweld?

Antwoord

Over het beleid inzake de terugkeer van Afghaanse vrouwen is door uw Kamer een drietal sets schriftelijke vragen gesteld, met daarin vergelijkbare vragen.16 De beantwoording hiervan zal op korte termijn aan uw Kamer worden aangeboden.

Voorst stellen deze leden dat van ook bij gedwongen terugkeer er sprake moet zijn van veilige overdracht aan de autoriteiten bij aankomst in het land. Deze leden stellen dat dat onmogelijk is met de Taliban, dat geen erkende, legitieme entiteit is en waar geen diplomatieke banden mee bestaan, mede vanwege de ernstige mensenrechtenschendingen jegens haar eigen bevolking. Klopt deze constatering ook volgens het kabinet? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Op dit moment werkt Nederland niet rechtstreeks met de Taliban aan het mogelijk maken van gedwongen terugkeer. Nederland erkent het Taliban-regime niet als de legitieme vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking en het normaliseren van de relatie met de Taliban is niet aan de orde.

Tenslotte hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA een vraag over de aanhoudende gewelddadige pushbacks in het grensgebied Polen-Belarus. Is de minister bereid om in EU-verband de druk op Polen op te voeren om deze illegale praktijk van pushbacks en grove schending van het refoulementbeginsel te stoppen en de opschorting van het recht op asiel terug te draaien?

Antwoord

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld vormt de instrumentalisering van migranten aan de oostgrens een serieuze hybride dreiging voor de integriteit van het Schengengebied. Het kabinet acht het van belang dat de Europese buitengrenzen worden versterkt, zodat de lidstaten –vanuit veiligheidsoverwegingen –toezicht kunnen houden op wie de EU binnen komen. Het kabinet steunt lidstaten die te maken hebben met instrumentalisering, waarbij het van belang is dat genomen maatregelen in lijn zijn met internationaal recht en de Europese wet- en regelgeving. Het is aan de Commissie om daarop toe te zien.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-raad voor 8 en 9 december 2025 en de overige stukken op de agenda. Deze leden danken de regering hiervoor en maken graag van de gelegenheid gebruik om aanvullende vragen te stellen hierover.

De leden van de CDA-fractie lezen dat wat betreft het uitvoeringsbesluit ter bepaling van de lidstaten waar sprake is van migratiedruk, van een risico van migratiedruk of van een significante migratiesituatie, bepaalde lidstaten voorrang krijgen in de toegang tot de EU Migration Support Toolbox. Deze leden vragen deze Toolbox precies inhoudt en als lidstaten hier toegang toe hebben, wat lidstaten hiermee kunnen doen. Daarnaast vragen deze leden of Nederland hier ook aanspraak op wil maken en zo nee, waarom niet.

Antwoord

Zie antwoord op gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA.

De leden van de CDA-fractie lezen dat wanneer niet tijdig verbetering optreedt in de Dublinoverdrachten, de regering gebruik zal maken van de mogelijkheid om geen uitvoering te geven aan toezeggingen of verantwoordelijkheidscompensatie ten aanzien van lidstaten met systematische tekortkomingen. Kan de regering toelichten wat dit precies betekent en welke effecten dit heeft, met name op het gebied van de verantwoordelijkheidscompensatie.

Antwoord

Indien lidstaten de Dublinregels gebrekkig blijven implementeren dan kan de Commissie snel na de inwerkingtreding van het Pact systemische tekortkomingen vaststellen. Wanneer er systemische tekortkomingen zijn vastgesteld door de Commissie ten aanzien van een lidstaat onder migratiedruk dan zijn de bijdragende lidstaten – waaronder Nederland – niet verplicht om uitvoering te geven aan hun toezeggingen of verantwoordelijkheidscompensatie.17

Geannoteerde agenda JBZ-Raad 8 en 9 december 2025

Terugkeerverordening

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering ambitieus is om snel tot een onderhandelingsmandaat van de Raad te komen ten aanzien van de Terugkeerverordening. Het grootste discussiepunt in de Raad is de wederzijdse erkenning en uitvoering van terugkeerbesluiten. De leden van de CDA-fractie maken zich in algemene zin zorgen over de automatisch opschortende werking bij de uitvaardiging van een terugkeerbesluit. Klopt het dat hiervan sprake is en acht de regering dit ook noodzakelijk? Met andere woorden, is de regering van mening dat de opschortende werking altijd nodig is?

Antwoord

Het klopt dat er in het voorstel van de Commissie is opgenomen dat terugkeerbesluiten, inreisverboden en verwijderingsbesluiten automatisch gedurende de beroepstermijn worden opgeschort. Nederland heeft in de onderhandelingen in de Raad, conform het BNC-fiche, ervoor gepleit om geen automatisch schorsende werking in te voeren gedurende de beroepstermijn van een terugkeerbesluit, inreisverbod of verwijderingsbesluit. Dit zorgt voor onnodige vertraging van het terugkeerproces in alle zaken en levert een extra belasting op voor de rechterlijke macht omdat in het Commissievoorstel een termijn van maximaal 48 uur was bepaald waarbinnen een rechterlijke instantie moest beslissen op een ingediend verzoek hieromtrent. De Nederlandse inzet in de Raadsonderhandelingen heeft geresulteerd in positieve wijzigingen op dit onderwerp in het compromisvoorstel van de Raad. In het compromis van het Voorzitterschap verkrijgen lidstaten de vrijheid om op nationaal niveau invulling te geven aan de schorsende werking, ofwel ambtshalve of op verzoek van de vreemdeling, en worden er geen deadlines op Europees niveau vastgelegd waaraan nationale rechterlijke instanties moeten voldoen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het voor de regering van essentieel belang is dat de uitkomsten van de onderhandelingen conform de inzet van het BNC-fiche bevredigend zijn. Daarbij gaat het onder andere om de toetsing van het non-refoulement-beginsel in de terugkeerprocedure. Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens dat ervoor moet worden gewaakt dat er sprake is van dubbele non-refoulement-procedures en dus voorkomen moet worden dat er een non-refoulement beoordeling moet worden gedaan bij personen die nooit om internationale bescherming hebben gevraagd? Zo ja, welke stappen gaat de regering zetten om dit te voorkomen en zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA.

De leden van de CDA-fractie lezen dat op het moment dat de regering onderhavige agenda verstuurde naar de Kamer, het nog onduidelijk was hoe het uiteindelijke compromisvoorstel van het Voorzitterschap eruit komt te zien. Deze leden vragen of de regering hier inmiddels meer over kan toelichten. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de regering een overzicht kan geven van de lidstaten die wel en geen voorstander zijn van het verplicht maken van de toepassing van de Terugkeerverordening, nu de posities van verschillende lidstaten nog uiteen lopen.

Antwoord
Zie antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van D66.

Staat van het Schengengebied: implementatie van de prioriteiten van de Schengencyclus: versterking van de buitengrenzen

De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens deze gedachtewisseling mogelijk ook het belang van voldoende Europese financiering wordt benadrukt door andere lidstaten, om onder meer de tekortkomingen te adresseren. Hoe staat de regering in deze discussie en hoe verwacht de regering dat andere lidstaten hiermee omgaan? Daarnaast vragen deze leden in hoeverre deze gedachtewisseling nuttig kan zijn voor de implementatie van het Europese Migratiepact.

Antwoord

Een positieve trend aan de buitengrenzen is het versterken van het buitengrensbeheer en het aanpakken van tekortkomingen en kwetsbaarheden in het grensbeheer. Tegelijkertijd zijn hiermee volgens de Europese Commissie nog niet alle kwetsbaarheden aangepakt en zijn er extra investeringen nodig om deze tekortkomingen aan te pakken. De Commissie heeft derhalve ook vaker in JBZ-verband opgeroepen tot het gebruik van Europese fondsen ten behoeve van het adresseren van tekortkomingen. Ondanks dat Schengen-lidstaten zelf primair verantwoordelijk zijn voor het adresseren en implementeren van aanbevelingen die volgen uit Schengenevaluaties, maken (aanhoudende) tekortkomingen in het buitengrensbeheer het gehele Schengengebied kwetsbaar. Het vinden van oplossingen voor deze gezamenlijke uitdaging acht het kabinet daarom van groot belang. De Nederlandse inzet inzake de onderhandelingen van de HOME-fondsen onder het MFK is erop gericht dat deze gekoppeld worden aan het adresseren van structurele tekortkomingen uit de Schengenevaluaties. Het kabinet onderzoekt op dit moment hoe voor Nederland beschikbare Europese financiering, zoals het BMVI-fonds, beter kan worden benut ten behoeve van de implementatie van aanbevelingen uit de Schengenevaluatie. De leden van de CDA-fractie merken terecht op dat er een wisselwerking is tussen het adresseren van tekortkomingen op het gebied van Schengen en de implementatie van het Pact. Beiden zijn van belang om de buitengrenzen te versterken en secundaire migratie tegen te gaan en moeten daarom ook in samenhang bezien worden. De gedachtewisseling op de JBZ-Raad kan hier een nuttige bijdrage aan leveren.

Implementatie van interoperabiliteit: Post 2026 Roadmap

De leden van de CDA-fractie lezen dat het EES-systeem operationaal is op alle grensdoorlaatposten, maar nog niet volledig in werking is, en de mijlpaal van 10% niet is behaald. Deze leden zien de meerwaarde van dit systeem. Zijn er gevallen waarin de vetraging heeft geleid tot incidenten of onvoorziene situaties? In hoeverre kan de regering garanderen dat de tekortkomingen binnenkort worden opgelost?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering het verzoek gaat doen om de revised VIS te verschuiven naar het vierde kwartaal van 2028.

Antwoord

De implementatie van het EES heeft niet geleid tot incidenten of onvoorziene situaties, ook niet bij het niet behalen van de eerste mijlpaal van 10 procent binnen de eerste 30 dagen. De progressieve uitrol van het EES biedt lidstaten, waaronder Nederland, gedurende een periode van 180 dagen de mogelijkheid om noodzakelijke technische en operationele verbeteringen stapsgewijs door te voeren, waardoor een geleidelijke ingebruikname van het systeem wordt gefaciliteerd. Daarbij kunnen lidstaten, gedurende deze gefaseerde uitrol en tot 90 dagen na de volledige implementatie, in uitzonderlijke gevallen de werking van het EES op bepaalde grensdoorlaatposten tijdelijk of gedeeltelijk opschorten. Dit kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn in geval van storingen in het centrale EES, nationale systemen of communicatienetwerken, of wanneer de verkeersdruk zodanig hoog is dat de wachttijden onaanvaardbaar lang worden. Gedurende een periode van 180 dagen wordt in Nederland stapsgewijs gewerkt aan de volledige registratie van derdelanders met kort verblijf in het EES. In de door agentschap eu-LISA gepresenteerde IO Roadmap voor 2027-2028 is er rekening gehouden met de verzoeken van de lidstaten om de implementatie van het Revised VIS en het EU-VAP (digitaal platform visumaanvragen) goed te analyseren, vanwege de complexiteit en haalbaarheid van het oorspronkelijke plan. Lidstaten en eu-LISA moeten in de periode 2026-2028 namelijk veel verordeningen implementeren met grote impact op IT. Op dit moment wordt op Europees niveau gewerkt aan scenario’s en een tijdspad voor het Revised VIS en EU-VAP. De resultaten hiervan zullen in maart 2026 aan de Raad worden voorgelegd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de fractie van JA21 hebben wederom met bijkans niet onaanzienlijke interesse kennisgenomen van de agenda van de JBZ-raad en bijbehorende stukken en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

Kort geleden heeft de fractie van JA21 een notitie aangeboden aan de premier met een voorstel om te komen tot een nieuw Interpretatieprotocol voor het EVRM. Wanneer kunt u een reactie opstellen en sturen?

Antwoord

Het kabinet zal dit meenemen in de verkenning naar de modernisering van verdragen in het kader van de motie Van Zanten/Boomsma.18

Mede n.a.v. de brief van 22 mei 2025 van negen EU-landen t.a.v. het EVRM en de politieke ruimte om asielbeleid te voeren, is op verzoek van de Belgische premier door de voormalig Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen Bossuyt een notitie opgesteld met adviezen getiteld “How to meet the concern expressed by Nine-Eu Leaders” met daarin 28 voorstellen voor een beter Europees en internationaal migratiebeleid. Heeft u kennis genomen van deze notitie, en kunt u de Tweede Kamer een brief sturen met een reactie op deze voorstellen? In hoeverre worden deze voorstellen besproken en of ingebracht tijdens de komende raad (of op andere momenten)?

Antwoord

Het kabinet heeft kennis genomen van deze notitie. Het kabinet werkt aan een bredere verkenning naar de modernisering van verdragen in het kader van de motie Van Zanten/Boomsma19. Deze voorstellen zijn momenteel geen onderwerp van gesprek in de diplomatieke verkenning met gelijkgezinde lidstaten.

Welke andere stappen heeft u gezet om de zorg zoals beschreven in de brief van 25 mei 2025 van de negen landen aan te kaarten en te adresseren? Kunt u deze opnieuw aankaarten bij de komende JBZ-raad, om te bezien of de steun om dit in de Raad van Europa te adresseren toeneemt?

Antwoord

Nederland is onderdeel van de groep gelijkgezinde lidstaten die opvolging geeft aan de brief van 25 mei, samen met onder andere Denemarken, Italië en België. In dat kader heeft Nederland de afgelopen zowel op ambtelijk als politiek niveau verschillende gesprekken gevoerd om te verkennen welke stappen kunnen bijdragen aan het aanscherpen van asiel- en migratiebeleid. Op 10 december zal er over dit onderwerp een ministeriële conferentie plaatsvinden in de Raad van Europa. Op de ministeriële conferentie zal gereflecteerd worden op de interactie tussen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: Verdrag) en de maatregelen die de lidstaten nemen om migratie te beheersen en de openbare veiligheid te handhaven. Het doel van deze reflectie is om opdracht te geven aan het Comité van Ministers (hierna: CM) om tot een politieke verklaring te komen voor de ministeriele vergadering van het CM in Chisinau in mei 2026, die verdere duiding geeft aan hoe de partijen van het Verdrag uitleg geven aan het Verdrag op het gebied van asiel- en migratiebeleid. De inzet van het kabinet is dat deze verklaring de status van een interpretatieve verklaring heeft, waarmee een bepaalde uitleg van het Verdrag wordt voorgeschreven, die het EHRM op grond van het Weens verdragenverdrag in zijn rechtspraak betrekt bij de uitleg van de verdragsbepalingen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zal namens Nederland deelnemen aan de conferentie op 10 december. Over de uitkomsten van de conferentie zal uw Kamer in het Verslag van deze JBZ-Raad geïnformeerd worden.

Welke gesprekken vinden plaats voor een meer fundamentele herziening van het asielstelsel, waarbij opvang en procedure worden geëxternaliseerd, en de perverse prikkel van het huidige stelsel dat illegale inreis loont weg te halen (bijvoorbeeld door te stellen dat wie illegaal inreist geen asielverzoek meer kan doen ter plekke)? Bent u bereid om daarop in te zetten en steun voor de zoeken?

Antwoord

Op dit moment is er in het kader van de verkenning naar verdragen een onderzoek uitgezet bij Onderzoeksinstituut Clingendael. In dit onderzoek worden specifiek de mogelijkheden voor externalisering van opvang en de asielprocedure onderzocht. Naar verwachting zullen de uitkomsten in het begin van 2026 met uw Kamer gedeeld worden.

Implementatie Asiel en Migratiepact

Complimenten van de leden van JA21 voor de brief die u samen met uw Belgische ambtsgenoot heeft gestuurd over de implementatie van het solidariteitsmechanisme.

Verwacht u dat er vertraging optreedt bij de implementatie van de meest relevante elementen van het Migratiepact door belangrijke andere landen zoals Italië, Spanje en Griekenland? Liggen zij op schema om de asielgrensprocedure en screening onder het pat te implementeren?

Antwoord

Bij het jaarverslag heeft de Commissie ook een voortgangsrapportage over de implementatie van het Pact gepubliceerd. Deze is samen met de Geannoteerde Agenda met uw Kamer gedeeld. Daarin geeft de Commissie geen aanleiding om aan te nemen dat Italië, Spanje en Griekenland vertraging op zullen lopen met de implementatie van de asielgrensprocedure en screening. Spanje en Griekenland liggen volledig op schema met de implementatie van screening. Nederland blijft er bij de Commissie op aandringen de implementatie van het Pact goed te monitoren en waar nodig mitigerende maatregelen te nemen.

Om tegemoet te komen aan de druk die lidstaten de afgelopen jaren hebben ervaren door secundaire migratie heeft de Commissie in het besluit de mogelijkheid opgenomen om Dublinzaken die niet konden worden overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat mee te laten tellen voor de solidariteitsbijdrage als daar bilateraal toe wordt overeengekomen. Wat als daar bilateraal niet toe overeen wordt gekomen maar het betreffende land nog steeds weigert om Dublin-claimanten over te nemen?

Antwoord

Zie antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van D66.

Het kabinet stelt dat met de verdeling van solidariteit recht wordt gedaan aan de gevolgen voor Nederland van secundaire migratie en het niet werkende Dublinsysteem. Graag een nadere toelichting. Wanneer vindt u dat daar recht aan wordt gedaan, en wanneer niet?

Antwoord

De inzet van het kabinet is er op gericht dat de balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Pact gehandhaafd blijft. Dit betekent dat lidstaten onder migratiedruk recht hebben op solidariteit, maar dat tegelijkertijd ook van hen verwacht mag worden dat zij voldoen aan hun verplichtingen, met name de Dublinregels. Het is van belang dat het Dublinsysteem op korte termijn weer gaat werken. Indien lidstaten de Dublinregels gebrekkig blijven implementeren dan kan de Commissie snel na de inwerkingtreding van het Pact systemische tekortkomingen vaststellen. In dat geval is er geen verplichting voor Nederland om solidariteit te bieden.
Tegelijk erkent de Commissie in het besluit dat Nederland een risico heeft op migratiedruk vanwege de aanhoudende secundaire migratie. Als gevolg daarvan kan Nederland met prioriteit aanspraak maken op instrumenten uit de EU Migratie Support Toolbox en additionele financiële steun. Met betrekking tot Dublin geeft de Commissie de mogelijkheid om Dublinzaken die in het verleden niet konden worden overgedragen weggestreept kunnen worden tegen de solidariteitsbijdrage van lidstaten, indien er bilaterale afspraken worden gemaakt met de desbetreffende lidstaat onder migratiedruk.

Welke risico’s ziet u ten aanzien van de systematiek van Dublin-offsets, waarbij een Dublinclaim wordt weggestreept tegen een afgekochte doorplaatsing? Kan het gebeuren dat Nederland zowel afkoopt, maar toch Dublinclaimanten niet kan terugsturen, en wanneer zou zich dat voordoen? Wat gebeurt er precies als Nederland de Italiaanse Dublin-offsets wil afdwingen maar Nederland dat weigert omdat Italië zelf de Dublinregels niet naleeft?

Antwoord

Binnen het solidariteitsmechanisme geldt dat de Nederlandse bijdrage niet het billijke aandeel (fair share) van Nederland kan overstijgen. Wanneer er sprake is van verantwoordelijkheidscompensaties (Dublin-offsets) zal de financiële bijdrage overeenkomstig verminderd worden. Zoals geschetst in het vorige antwoord, is Nederland niet verplicht om een solidariteitsbijdrage te leveren aan lidstaten waarvan is vastgesteld dat zij geen zich niet houden aan het Dublinacquis.

Volgens de “Commission Implementing Decision C(2025) 7099 geldt een uitzonderlijke situatie voor Oostenrijk omdat dit land gedurende 5 jaar, van 1 juli 2020 tot 30 juni 2025, een hoog aantal asielverzoeken kreeg, wat een cumulatief effect oplevert op de opvangvoorzieningen. Heeft u aangegeven dat ook voor Nederland geldt dat er zeer sterke cumulatieve effecten zijn door de bijzonder hoge instroom gedurende de afgelopen jaren? Hoe verhoudt de Nederlandse instroom zich tot die in Oostenrijk over deze periode?

Antwoord

Voor de beoordeling van een significante migratiesituatie baseert de Europese Commissie zich op de migratiesituatie in de afgelopen vijf jaar. Daarbij houdt de Commissie, net als voor migratiedruk, rekening met de relatieve druk op basis van het bruto binnenlands product (BBP) en de bevolkingsomvang. De asielinstroom in Oostenrijk was zowel in absolute als in relatieve zin in de afgelopen vijf jaar aanzienlijk hoger dan in Nederland. In 2022 had Oostenrijk bijvoorbeeld meer dan drie keer zoveel asielaanvragen als Nederland, terwijl Oostenrijk ongeveer de helft van het aantal inwoners telt en de omvang van het BBP minder dan de helft is van de omvang van het BBP van Nederland.

Op welke manier wordt dat cumulatieve effect vastgesteld? Worden daarbij ook woningtekorten betrokken?

Antwoord

Ik verwijs de leden naar het antwoord op bovenstaande vraag. De beoordeling heeft plaats gevonden op basis van de afgelopen vijf jaren. Daarbij houdt de Commissie, net als voor migratiedruk, rekening met de relatieve druk op basis van het bruto binnenlands product (BBP) en de bevolkingsomvang. De situatie op de woningmarkt is in de Asiel- en migratiebeheerverordening niet aangemerkt als criterium waarmee rekening wordt gehouden bij de bepaling van migratiesituatie in de lidstaten.

Welke cijfers en gegevens zijn aangeleverd aan de Europese Commissie (eg. via

het Europees statistiekbureau Eurostat en de agentschappen worden) als input voor het vaststellen van het European Annual Asylum Report (2025) en de bijbehorende classificaties en voorstellen voor de invulling van het solidariteitsmechanisme?

Antwoord

Voor het Europese jaarverslag en de beoordeling van migratiedruk, risico op migratiedruk en een significante migratiesituatie heeft de Europese Commissie gebruik gemaakt van bestaande gegevensleveringen door lidstaten over diverse aspecten van asiel en migratie aan de Europese agentschappen Frontex, Eurostat en de EUAA. Er hebben geen separate gegevensleveringen plaatsgevonden enkel voor de beoordeling van migratiedruk.

Hoe is de commissie precies gekomen op een Nederlands aandeel van 5,2 procent?

Antwoord

De methode voor de vaststelling van de verdeelsleutel is wettelijk vastgelegd in de Asiel- en migratiebeheerverordening, gebaseerd op de bevolkingsomvang en bbp van elke lidstaat.

Wat kan de grote discrepantie tussen het aantal asielaanvragen en het aantal gedetecteerde grenspassages verklaren en wordt hier nader onderzoek naar gedaan?

Antwoord

In het Europese jaarverslag zijn gegevens opgenomen over het aantal gedetecteerde illegale grensoverschrijdingen en het totaal aantal asielaanvragen in de EU voor de periode juli 2024 – juni 2025. Voor zover uw Kamer doelt op de discrepantie tussen het aantal gedetecteerde illegale grensoverschrijdingen (223.812 in de periode juli 2024 – juni 2025) en het totaal aantal asielaanvragen in de EU (871.000 in de periode juli 2024 – juni 2025) kan er geen direct verband kan worden gelegd tussen beide aantallen. Niet alle vreemdelingen die asiel aanvragen in de EU doen dat na een gedetecteerde illegale grensoverschrijding.

Hoe verklaart u dat een land als Zweden op dit moment een dergelijk lage migratiedruk heeft, terwijl het jarenlang een belangrijkste bestemming was voor veel asielzoekers? Welk beleid van de Zweedse regering denkt het kabinet dat daarbij met name effectief is geweest?

Antwoord

Het kabinet verwijst naar hetgeen hieromtrent is opgenomen in o.a. het nader rapport inzake de Asielnoodmaatregelenwet. In de periode 2010–2015 nam Zweden jaarlijks 14% op van het totale aantal asielzoekers in de EU. In 2015 kwamen zelfs rond de 160 duizend asielzoekers naar Zweden. Na 2015 greep de Zweedse regering fors in met een serie samenhangende maatregelen. In 2016 kwam nog maar 2% van het totale aantal asielzoekers in de EU naar Zweden en in 2023 ging het om minder dan 9 duizend eerste asielaanvragen (1%). Met deze maatregelen benutte de Zweedse regering alle beschikbare juridische ruimte onder de vigerende internationale (mensenrechten)verdragen om de nationale asielregelgeving zo streng mogelijk te maken. Er is geen overzicht voorhanden van de destijds door Zweden genomen maatregelen. Het Zweedse voorbeeld maakt niettemin duidelijk dat het met een krachtige inzet mogelijk is om een verschil te maken als het gaat om het inperken van de asielinstroom. Ook laat het voorbeeld zien dat het mogelijk is die kanteling in relatief korte tijd te maken.

Klopt het dat Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Polen hebben aangegeven dat zij geen bijdragen willen en zullen leveren aan de solidariteitspool. In hoeverre is dat in strijd met de Europese afspraken en wetgeving in het migratiepact en welke consequenties heeft deze opstelling voor de betreffende landen? Hoe wordt omgegaan met het percentage dat deze landen was toebedeeld uit de pool, en die nu ‘overblijven’?

Antwoord

Lidstaten met een significante migratiesituatie – waaronder Tsjechië en Polen – kunnen een verzoek indienen bij de Europese Commissie voor een gedeeltelijke of gehele vermindering van de bijdrage aan de solidariteitspool, waarover vervolgens de Raad een besluit neemt. Een dergelijk verzoek heeft geen invloed op de bijdrage van andere lidstaten. Het aandeel van Nederland blijft daarbij gelijk. Nederland heeft momenteel geen inzage in de uiteindelijke bijdrage van lidstaten aan de solidariteitspool. De bijdrage van de solidariteitspool is wettelijk verplicht.

Klopt het dat Polen een bufferzone langs de grens heeft ingericht en het nu (behoudens uitzonderingen) niet mogelijk is om langs de Poolse grens asiel aan te vragen? Hoe verhoudt dat zich tot het bestaande Europese en internationale recht?

Antwoord

De instrumentalisering van migranten aan de oostgrens is een serieuze hybride dreiging voor de integriteit van het Schengengebied. Het kabinet acht het van belang dat de Europese buitengrenzen worden versterkt, zodat de lidstaten –vanuit veiligheidsoverwegingen –toezicht houden op wie de EU binnen komen. Het kabinet acht het van belang dat genomen maatregelen in lijn zijn met internationaal recht en de Europese wet- en regelgeving. Het is aan de Commissie om daarop toe te zien.

Hoe verklaart u dat Nederland een relatief hoog aantal asielverzoeken heeft voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen?

Antwoord

Bij brief van 22 december 2023 heeft mijn voorganger uw Kamer reeds geïnformeerd over het onderzoek naar de oorzaken van de hogere instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s).20 Op hoofdlijnen geldt, zoals aangegeven in deze Kamerbrief, dat veel amv die in Nederland asiel hebben aangevraagd, zonder een beoogde bestemming waren vertrokken of beoogden om naar “Europa” te gaan. Voorts is door de geraadpleegde experts naar voren gebracht dat veel jongeren toevalligerwijs in Nederland belanden. Wanneer Nederland wel de beoogde bestemming was, zijn hier verschillende redenen voor. Aanwezigheid van familie en etnische netwerken speelt volgens de experts bijvoorbeeld een grote rol voor jongeren om naar een bepaald land te gaan. De afgelopen periode laat zien dat de samenstelling van nationaliteiten van amv’s is veranderd. Zo is een toename in de instroom van amv’s met de Eritrese nationaliteit te zien.

Verordening inzake de toepassing van het veilige derde land-concept

JA21 steunt het instemmen met de zgn. algemene heroriëntatie, en de inzet op een herziening van de toepassing van het veilig-derde-land concept. Waarom bleek het schrappen dit “in het krachtenveld niet haalbaar”? Graag een toelichting. Wat betekent het nu geformuleerde alternatief voor de praktische en concrete mogelijkheden om er gebruik te gaan maken? In hoeverre moet nu worden bewezen dat de asielzoeker door het betreffende derde land is gereisd?

Antwoord

Tijdens de technische besprekingen in het kader van Raad hebben meerdere lidstaten, waaronder Nederland, aangegeven de voorkeur te hebben voor het helemaal schrappen van het bandencriterium. Andere lidstaten spraken zich juist uit voor het handhaven ervan. Uiteindelijk lijkt het voorstel van de Commissie voor de meeste lidstaten een aanvaardbaar compromis te zijn. Het veilig-derde-land-concept kan in dit voorstel worden toegepast als i) er een band bestaat tussen de verzoeker en het betrokken derde land op grond waarvan het voor hem of haar redelijk zou zijn om naar dat land te gaan; ii) de verzoeker door het betrokken derde land is gereisd op weg naar de Unie; of

iii) er sprake is van een overeenkomst of regeling met het betrokken derde land, op grond waarvan het asielverzoek ingediend door verzoekers die onder die overeenkomst of regeling vallen, moet worden onderzocht. Het kabinet is van oordeel dat de huidige tekst goed werkbaar is, omdat het bandencriterium niet langer de enige toepassingsgrond is.

Als de aanvraag wordt afgewezen omdat de vreemdeling naar Nederland is gereisd door een land dat als veilig derde land kan worden beschouwd, is het aan de Minister om aannemelijk te maken dat de vreemdeling inderdaad door dat land is gereisd. Onder doorreis kan in dit verband ook de situatie worden verstaan waarin een verzoeker op weg naar de Unie door het grondgebied van een derde land is gereisd of daar heeft verbleven, of waarin de verzoeker zich aan de grens of in een transitzone van een derde land heeft bevonden en de mogelijkheid heeft gehad om bij de autoriteiten van dat een asielverzoek in te dienen. Het derde land moet steeds ook voldoen aan de eisen die in het algemeen aan een veilig derde land worden gesteld zoals opgenomen de asielprocedureverordening.

Voorstel Unieplan tot hervestiging

U schrijft: “De inzet van Nederland onder het nationale quotum richt zich met name op de regio van het Midden Oosten en Noord-Afrika en de Centraal Mediterrane route. Met in acht name van de jaarlijkse UNHCR hervestigingsprioriteiten, de EU prioriteiten en nationale belangen, is de Nederlandse inzet in 2026 gericht op het uitvoeren van hervestiging uit Egypte (vluchtelingen uit Sub-Sahara Afrika), het Emergency Transit Mechanism in Rwanda voor uit Libië geëvacueerde vluchtelingen, en uit Turkije (Afghaanse vluchtelingen).” Kan de regering uitleggen hoe zij tot deze keuzes is gekomen, en op grond van welke argumenten? Waarom vloeit de keuze voor bijvoorbeeld hervestiging uit Egypte en Turkije, waarbij het gaat om Afghaanse vluchtelingen, voort uit “nationale belangen”? Waarom ‘kiest’ Nederland voor die laatste groep?

Antwoord

De inzet van Nederland op hervestiging uit beide landen vindt plaats in lijn met zowel de EU- als bilaterale relatie en samenwerking met die landen, zoals ook beschreven in de Beleidsagenda Interdepartementale Taskforce Internationale Migratie.21

Wat is nu de stand van zaken van de EU-Turkije hervestigingsregeling naar Nederland? Zijn de missies/quota daarvoor nog actief, geannuleerd, of slechts opgeschort? Hoeveel mensen zijn in dat kader de afgelopen drie jaar elk jaar vanuit Turkije naar Nederland gekomen, en in hoeverre komt Turkije de verplichtingen nog na? Is Nederland juridisch verplicht om de 1000 genoemde hervestigers uit Turkije te halen voor 2026- 2027 en hoe verhoudt deze inzet zich tot die van andere landen voor deze periode? Hoe verhoudt dit voornemen zich tot de recente ontwikkelingen in Syrië waarbij juist veel Syriërs ook terugkeren? JA21 lijkt het verstandiger deze hervestiging op te schorten. Deelt u die mening?

Antwoord

Zoals het kabinet in de appreciatie inzake het Achtste jaarverslag over de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije heeft aangegeven, is het van mening dat de EU-Turkije Verklaring nog altijd de kapstok is van migratiesamenwerking tussen de EU en Turkije, omdat het de terechte ondersteuning biedt aan de inspanningen die Turkije levert voor de opvang van een zeer groot aantal vluchtelingen en het versterken van migratie- en asielmanagement en de aanpak van mensenhandel- en smokkel in Turkije, en daarnaast sinds de totstandkoming een drastische vermindering van het aantal irreguliere vertrekken waarneembaar is ten opzichte van de situatie vóór de Verklaring.22 Het kabinet is daarom voorstander van de instandhouding en volledige implementatie van de EU-Turkije Verklaring, inclusief de afspraken over hervestiging, en zet in op constructieve migratiesamenwerking, op Europees én bilateraal niveau. De samenwerking met Turkse autoriteiten op het gebied van hervestiging verloopt zeer goed en de in dit verband gemaakte afspraken worden door alle betrokken partijen nagekomen. De afgelopen drie jaren, vanaf 2023 tot en met oktober 2025, zijn ongeveer 570 Syrische vluchtelingen naar NL hervestigd. Daarbij wordt opgemerkt dat in die periode sprake was van het tijdelijk opschorten van de uitvoering vanaf eind augustus 2022 tot 2024 in verband met de opvangsituatie in Nederland, waarna het kabinet de uitvoering weer heeft opgepakt in afgeslankte vorm met een inzet van 500 Syrische vluchtelingen per jaar (in plaats van 1.000). Met betrekking tot het Unieplan 2026-2027 zet het kabinet deze inzet voort en heeft een bijdrage toegezegd van hervestiging van maximaal 1.000 vluchtelingen in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Enkel Syriërs die op grond van ons geldende asielbeleid in aanmerking komen voor internationale bescherming kunnen worden hervestigd. Zoals de Kamer is gemeld in de brief over het landenbeleid Syrië, zijn er ondanks de ontwikkelingen nog steeds risicoprofielen van Syriërs die vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en onmenselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM bij terugkeer. Voor hen blijft voortzetting van steun voor opvang van vluchtelingen in Turkije, en evenzo de mogelijkheid van hervestiging van belang.

Terugkeerverordening

De herziening van de Terugkeerrichtlijn zal van grote invloed zijn op het Nederlandse terugkeerbeleid. Het is cruciaal dat de terugkeer wordt verbeterd.

Hoe beoordeelt het kabinet het afgezwakte conceptstandpunt over de terugkeerverordening, met betrekking tot de wijzigingen ten aanzien van terugkeerhubs en het schrappen van de bepaling dat EU-landen contact mogen zoeken met niet-erkende regeringen om irreguliere migranten terug te sturen?

Antwoord

Voor Nederland is het cruciaal dat de nieuwe Terugkeerverordening de terugkeermogelijkheden verruimt zodat een vreemdeling niet enkel naar het land van herkomst of doorreis kan worden uitgezet, maar ook naar andere landen waar de vreemdeling bestendig verblijf heeft of anderszins toegang en (kort) verblijf geniet. Het voorstel biedt daarnaast de mogelijkheid voor het inrichten van een ‘terugkeer- of transithub’ in een derde land op basis van een overeenkomst of regeling, wat tegemoet komt aan het pleidooi van het kabinet voor meer innovatieve maatregelen op het gebied van migratie. Het schrappen van de bepaling over de mogelijkheid van het onderhouden van operationele contacten met niet-erkende entiteiten om terugkeer te bewerkstelligen is niet conform de inzet van het kabinet. Het blijft echter mogelijk om dit binnen de eigen nationale context te faciliteren.

Hoe beoordeelt u het dat de nadruk dat detentie alleen mag als “laatste middel”, waar de oorspronkelijke tekst liet juist veel ruimte aan Lidstaten om detentie te gebruiken als middel om te voorkomen dat men met onbekende bestemming zou verdwijnen? Graag een toelichting op hoe het kabinet hier nu op in gaat zetten.

Antwoord

Het voorstel van de Commissie breidt de vertrekopties uit en zorgt ervoor dat lidstaten meer instrumenten krijgen om de vreemdeling enerzijds te motiveren om – bij voorkeur zelfstandig – te vertrekken en anderzijds vreemdelingen beschikbaar te houden voor het gedwongen vertrekproces, onder meer door nieuwe grondslagen voor vreemdelingenbewaring te introduceren. Nederland verwelkomt deze extra mogelijkheden omdat dit naar verwachting bijdraagt aan een effectievere uitvoering van het terugkeerproces. Bewaring is een ingrijpende maatregel en moet daarom als laatste redmiddel worden beschouwd en proportioneel zijn, wanneer minder dwingende maatregelen niet doeltreffend kunnen worden toegepast. Dat was ook de inzet zoals opgenomen in het BNC-fiche voor de onderhandelingen over het voorstel.

Wat doet Nederland nu om Afghaanse uitgeprocedeerde asielzoekers terug te sturen?

Hoe kijkt u naar de suggestie dat Nederland een vergelijkbaar initiatief als Duitsland neemt, door gedwongen terugkeer te realiseren van criminele Afghanen met de bemiddeling van Qatar. Is bekend wat er met de teruggestuurde Afghanen is gebeurd?

Antwoord

Om terugkeer van vertrekplichtige Afghanen te bevorderen heeft Nederland met de andere EU-lidstaten de Europese Commissie met een brief om een EU-aanpak. gevraagd.

Nederland erkent het Taliban-regime niet als de legitieme vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking en het normaliseren van de relatie met de Taliban is niet aan de orde. Op dit moment werkt Nederland daarom niet rechtstreeks met de Taliban aan het mogelijk maken van gedwongen terugkeer. Ook terugkeer van Afghanen via derde landen, zoals met Qatar, is voor Nederland nu geen optie. Dit is ook de reden waarom Nederland de Europese Commissie gevraagd heeft om met een EU aanpak te komen.

Wat is nu de inzet van het kabinet voor de voorwaarden voor de terugkeerhubs?

Met welke andere EU-landen werkt Nederland nu samen om een kopgroep te vormen om snel terugkeerhubs te realiseren?

Antwoord

Nederland is actief in een informele kopgroep van 21 EU-lidstaten om innovatieve manieren van migratiesamenwerking vorm te geven, waaronder terugkeerhubs. Nederland en 14 andere van deze lidstaten riepen, middels een brief, op 15 mei 2024 de Europese Commissie op tot het verder uitwerken van out-of-the-box oplossingen. Sindsdien is de groep verder uitgebreid. Zodra meer informatie over het werk van de informele kopgroep beschikbaar is, zal uw Kamer hierover geïnformeerd worden.

Wat is de stand van zaken van de plannen voor een hub in Oeganda?

Antwoord

Zoals gedeeld met uw Kamer23 op 25 september jl., hebben Oeganda en Nederland een intentieverklaring getekend om de mogelijkheden te verkennen tot het opzetten van een kleinschalige pilot voor een transithub. Momenteel werken beide partijen de afspraken die voortkomen uit de intentieverklaring verder uit. Uw Kamer wordt via de geëigende wegen geïnformeerd, op voorwaarde dat de diplomatieke vertrouwelijkheid van de onderhandelingen dat toelaat.

Wat is nu de stand van zaken van de onderhandeling t.a.v. de wederzijdse erkenning van terugkeerverplichtingen? Welke risico’s ziet het kabinet als die wel verplicht wordt, dan wel dat een compromis wordt bereikt waarbij dat niet het geval is? En hoe wil het kabinet voorkomen dat er bijvoorbeeld in Nederland geprocedeerd kan worden over de rechtmatigheid van een Duits terugkeerbesluit.

Antwoord

Voor het kabinet staat voorop dat het concept van wederzijdse erkenning en uitvoering van terugkeerbesluiten niet mag leiden tot onnodige extra administratieve lasten voor de uitvoering. Zie verder het antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van D66.

Wat is de stand van zaken van het sluiten van migratiedeals of partnerschappen met Jordanië en Marokko en andere landen? Welke inzet pleegt u nu?

Antwoord

Het kabinet zoekt de samenwerking op met landen van herkomst en doorreis om irreguliere migratie richting de EU in het algemeen en Nederland in het bijzonder te beperken en om terugkeersamenwerking te verbeteren, met aandacht voor de bescherming van migranten. Het kabinet werkt daarbij via verschillende sporen: zowel bilateraal – met als voorbeeld de brede migratiesamenwerking die het kabinet onderhoudt met Marokko – als via EU-verband, waarbij het kabinet een sterke voorstander is van brede en strategische partnerschappen die de Europese Commissie aan gaat. Via brede partnerschappen kunnen de diverse Nederlandse en Europese belangen op onder meer stabiliteit en veiligheid en op migratie- en economische samenwerking worden bevorderd, ook via de EU. Ook is Nederland actief in een kopgroep van EU-lidstaten om innovatieve manieren van migratiesamenwerking vorm te geven. Het kabinet streeft daarbij naar een whole-of-government approach, om zo vanuit een breed perspectief de Nederlandse migratiebelangen te behartigen. Zoals met uw Kamer gedeeld in de Beleidsagenda Interdepartementale Taskforce Internationale Migratie, richt het kabinet zich in de samenwerking op landen van herkomst en doorreis en maakt het kabinet een afgewogen keuze waar de Nederlandse inzet de meeste impact heeft. In het ontwikkelen van samenwerking met derde landen staan gelijkwaardigheid, wederkerigheid en effectiviteit centraal. 24

Op 22 oktober heeft de EU-Egypte top plaatsgevonden. Heeft Nederland zich ingespannen voor de bescherming van vluchtelingen daar? Welke inspanningen heeft het kabinet geleverd en tot welke resultaten heeft dat geleid.

Antwoord

Nederland heeft op verschillende momenten opgeroepen om mensenrechten en de situatie van vluchtelingen bespreekbaar te maken tijdens de Top, mede ter uitvoering van Motie Piri.25 Het kabinet verwelkomt dan ook de aandacht voor mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid in de slotverklaring van de EU-Egypte Top. In deze tekst spreekt de EU erkenning uit voor stappen van Egypte om een nationaal asielsysteem op te richten, in lijn met het VN-Vluchtelingenverdrag.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Forum voor Democratie-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de FVD-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de afgelopen JBZ-Raad en bijbehorende bijlagen (Kamerstuk 32317 nr. 975). Zij vinden het schokkend dat slechts 2 (!) procent van de 22.870 Afghanen die in 2024 een terugkeerbesluit hebben ontvangen van een EU-land, daadwerkelijk zijn teruggekeerd. Zij vinden het onacceptabel dat het effectueren van terugkeer van vertrekplichtige Afghanen complex is, omdat het moeilijk is om de juiste identificatie en reisdocumenten te ontvangen – mede tengevolge van de enkel minimale operationele contacten die Nederland met de de facto autoriteiten in Kaboel onderhoudt.

De leden van de FVD-fractie hebben met verbijstering kennis genomen van de mededeling van de ministers dat zij – terwijl zij aangeven terugkeer te willen bewerkstelligen en erkennen dat dit alleen mogelijk is na totstandkoming van minimale contacten met de Afghaanse autoriteiten – bewust geen (minimale) normalisatie van de betrekkingen tot stand brengen. Zij vragen aan de minister om (minimale) normalisatie van deze betrekkingen alsnog te bewerkstelligen, ten minste op het gebied van identificatie en reisdocumenten – zodat vertrekplichtige (en vrijwillige) terugkeer van Afghanen eenvoudiger wordt. Zij willen van de ministers weten welke aanvullende (minimale) contacten met de Afghaanse autoriteiten hiervoor nodig zijn en wat nodig is om deze contacten zo spoedig mogelijk te leggen.

De leden van de FVD-fractie vragen bovendien aan de ministers hoe de Afghaanse autoriteiten zelf staan tegenover de terugkeer van Afghanen naar Afghanistan en wat de eventuele eisen zijn die deze autoriteiten stellen.

Antwoord

Op dit moment werkt Nederland niet rechtstreeks met de Taliban aan het mogelijk maken van gedwongen terugkeer. Nederland erkent het Taliban-regime niet als de legitieme vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking en het normaliseren van de relatie met de Taliban is niet aan de orde. Op dit moment is terugkeer naar Afghanistan vanuit de EU complex. Vrijwillige terugkeer kan beperkt ondersteund worden en het verkrijgen van reisdocumenten is onder andere moeilijk omdat Nederland, en de andere EU-lidstaten, minimale operationele contacten onderhouden met de Taliban. Ook vrijwillig vertrek is moeilijk omdat er geen EU re-integratie programma in Afghanistan is. Om terugkeer van vertrekplichtige Afghanen te bevorderen vraagt Nederland met andere EU-lidstaten aan de Europese Commissie met een brief om een EU-aanpak. Het organiseren van terugkeer naar een staat met een niet erkende autoriteit is een collectieve uitdaging voor EU lidstaten. We denken hier effectiever in te kunnen optreden door dit gezamenlijk te doen.

De leden van de FVD-fractie zijn tot slot benieuwd hoe de verhoudingen tot de Afghaanse autoriteiten zich vergelijken met de verhoudingen tot de (recent aangehaalde) verhoudingen tot de Syrische autoriteiten – en welke lessen hieruit kunnen worden getrokken om ook de terugkeer van Afghanen te bevorderen.

Antwoord

Elk land kent zijn eigen specifieke omstandigheden en context hetgeen de relatie tussen Nederland en het betreffende land inkleurt en bepaalt. Wat betreft Syrië is het goed om te vermelden dat Nederland doorlopend gesprekken heeft met de Syrische overgangsregering over verschillende onderwerpen waaronder terugkeer. Nederland wil door het onderhouden van een goede relatie met de Syrische overgangsregering vrijwillige terugkeer, en uiteindelijk ook gedwongen terugkeer mogelijk maken. Op dit moment zijn er in Syrië nog vele noden op het gebied van onder andere stabiliteit en wederopbouw om terugkeer op termijn mogelijk te kunnen maken. Ten aanzien van Afghanistan meld ik allereerst dat Nederland op dit moment niet rechtstreeks met de Taliban werkt aan het mogelijk maken van gedwongen terugkeer Nederland erkent het Taliban-regime niet als de legitieme vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking en het normaliseren van de relatie met kabinet de Taliban is niet aan de orde.

Voor beide landen geldt echter wel dat terugkeer gebaat is bij een gezamenlijke en gecoördineerde aanpak. Nederland was één van de landen die de Europese Commissie gezamenlijk opriep tot het bevorderen van terugkeer naar Afghanistan. Ook voor Syrië pleit het kabinet voor een gecoördineerde aanpak in de EU om terugkeer te bevorderen en irreguliere migratie tegen te gaan door met Syrië en de omringende landen samen te werken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 8 en 9 december in Brussel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Het Migratiepact introduceert een solidariteitsmechanisme. Op basis van deze verdeelsystematiek is vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk zou zijn voor 5,2% van de totale Europese solidariteitsopgave. Echter maken de leden van de fractie-BBB zich zorgen over de totstandkoming van dit percentage. Dit is namelijk vastgesteld op basis van het aantal inwoners en het bruto binnenlands product (BBP) van lidstaten.

Hoewel deze systematiek op papier logisch kan lijken, betekent dit voor Nederland een onevenredig nadeel op. Enerzijds is Nederland een relatief klein land met een van de hoogste bevolkingsdichtheden van Europa. Anderzijds beschikt Nederland over een sterke economie.

Dit betekent dus dat Nederland weliswaar economisch stevig is, maar fysiek weinig ruimte heeft, terwijl de druk op de woningmarkt, gemeenten en andere sociale/publieke voorzieningen al zeer hoog is. Deze factoren worden echter niet meegenomen in de verdeelsleutel. De leden van de BBB-fractie zijn daarom van mening dat Nederland door deze systematiek onevenredig veel asielzoekers moet opnemen.

Kan de minister toelichten hoe hij hiertegen aankijkt? En is hij bereid om op de JBZ-Raad aandacht te vragen voor het meenemen van factoren zoals bevolkingsdichtheid, fysieke ruimte en druk op voorzieningen in de verdelingssystematiek?

Antwoord

In de brief aan Eurocommissaris Brunner heeft Nederland aandacht gevraagd voor de unieke situatie van Nederland als gevolg van de bevolkingsdichtheid en de druk die dit legt op de publieke voorzieningen. Door Nederland aan te merken als een lidstaat met risico op migratiedruk geeft de Commissie erkenning voor deze situatie.

Volgens de voorstellen wordt uitgegaan van 30.000 asielzoekers die jaarlijks binnen de solidariteitsopgave over de lidstaten worden verdeeld. Dit aantal vloeit voort uit het feit dat onder meer Griekenland, Cyprus, Italië en Spanje door de Europese Unie zijn aangemerkt als lidstaten die te maken hebben met migratiedruk. Deze landen kunnen daardoor een beroep doen op solidariteit van andere lidstaten. Maar kan de minister uitleggen op basis waarvan deze lidstaten worden aangemerkt als landen met migratiedruk en waarom Nederland niet? En kan de minister ook uitleggen op basis waarvan er vervolgens bepaald wordt hoeveel asielzoekers die landen kunnen afstaan via het solidariteitsmechanisme?

Antwoord

Italië, Griekenland, Spanje en Cyprus worden aangemerkt als lidstaten waar sprake is van migratiedruk. Voor Griekenland en Cyprus is dit met name vanwege het relatief hoge aantal irreguliere grensoverschrijdingen en aanvragen voor internationale bescherming. Italië en Spanje worden aangemerkt als lidstaten waar sprake is van migratiedruk door het hoge aantal ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties (SAR). Dit betekent dat deze lidstaten een beroep kunnen doen op solidariteit.26

De omvang van de solidariteitspool dient gebaseerd te zijn op de noden van de lidstaten onder migratiedruk. De Commissie doet jaarlijks een voorstel voor een uitvoeringshandeling van de Raad over de omvang van de solidariteitspool. Dit voorstel van de Commissie voor de solidariteitspool dient jaarlijks minimaal 30.000 herplaatsingen of € 600 miljoen te zijn.27 Het voorstel dat de Commissie voor de aankomende eerste solidariteitscyclus heeft gedaan is momenteel nog vertrouwelijk. Het is aan de Raad om bij gekwalificeerde meerderheid overeenstemming te vinden over de omvang van de solidariteitspool. De bijdrage van elke lidstaat aan deze solidariteitspool – het percentage van de fair share – is wettelijk vastgelegd in de Asiel- en migratiebeheerverordening en betreft voor Nederland 5,2%.28

Nederland is echter geclassificeerd als land met een ‘’risico’’ op migratiedruk. De leden van de BBB-fractie vragen de minister of hij deze classificatie terecht vindt, gelet op de problemen die Nederland ervaart. Zo ja, waarom? Zo nee, is de minister bereid zich in te zetten om Nederland binnen dezelfde classificatie te laten vallen als genoemde lidstaten die formeel migratiedruk ondervinden?

Antwoord

Het kabinet verwelkomt het feit dat de Commissie erkent dat landen zoals Nederland druk op de opvangvoorzieningen ervaren als gevolg van secundaire migratie en dat met dit Uitvoeringsbesluit stappen worden gezet om het niet-functionerende Dublinsysteem aan te pakken. De Commissie bepaalt de classificatie op basis van criteria die vastgelegd zijn in de Asiel- en migratiebeheerverordening, zoals het aantal irreguliere grensoverschrijdingen en het aantal Dublinverzoeken. Op basis van de gegevens uit het jaarverslag, hebben andere lidstaten relatief gezien meer druk dan Nederland. Voor de lidstaten onder migratiedruk is dit met name vanwege het relatief hoge aantal irreguliere grensoverschrijdingen en aanvragen voor internationale bescherming of door het hoge aantal ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties (SAR).

Om aangemerkt te worden als lidstaat onder migratiedruk zou Nederland een verzoek moeten doen om onder deze categorie te vallen. De Commissie zal dan een herbeoordeling doen, waarbij met name gekeken naar dezelfde feiten en gegevens, zoals ook neergelegd in het jaarverslag, maar geactualiseerd. Omdat de migratiesituatie in de afgelopen periode niet aanzienlijk is gewijzigd, zie ik een dergelijk verzoek niet als kansrijk. Ik ben daarom niet voornemens een dergelijk verzoek in te dienen.

Omdat Nederland onder de classificatie ‘risico op migratiedruk’ valt, kan ons land geen beroep doen op solidariteit, maar wel op de afkoopregeling. De leden van de BBB-fractie zijn verheugd te vernemen dat de minister voornemens is hiervan gebruik te maken. De afkoopregeling bedraagt 20.000 euro per asielzoeker. Kan de minister toelichten uit welke begrotingsmiddelen dit bedrag wordt gedekt?

Antwoord

Nederland heeft er in het regeerprogramma voor gekozen om bij de herverdeling van asielzoekers te kiezen voor het leveren van een financiële bijdrage in plaats van de overname van asielzoekers (herplaatsingen). De hoogte van de financiële bijdrage die Nederland levert aan dit solidariteitsmechanisme, en de dekking daarvan, zal de komende maanden worden bepaald. De kosten van de financiële bijdrage zijn naar verwachting lager dan de opvangkosten van herplaatsingen naar Nederland.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 8 en 9 december 2025. Zij hebben enkele vragen hierover.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de ministers een goede implementatie van het Pact in alle lidstaten een grote uitdaging noemen. Deze leden delen die inschatting en vinden het zorgelijk dat meerdere lidstaten hun verantwoordelijkheid niet willen nemen en hun aandeel niet willen nemen in de solidaire verdeling van vluchtelingen over Europa. Deze leden vragen de ministers of zij er vertrouwen in hebben dat het pact effect zal hebben. Welke minimale inzet van lidstaten is nodig om het pact te laten slagen? Wat is de inzet van Nederland in de Commissie om zelf bij te dragen aan een goede balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zou het pact slagen als elke lidstaat de opstelling van Nederland zou hanteren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kunnen de ministers motiveren waarom Nederland niet in wil gaan op relocaties, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Antwoord

In de Asiel- en migratiebeheerverordening zijn de verschillende mogelijkheden voor solidariteit opgenomen. Die bestaan uit 1) herplaatsingen; 2) financiële bijdrage; 3) alternatieve solidariteitsmaatregelen, zoals operationele steun. Deze drie mogelijkheden zijn gelijkwaardige vormen van solidariteit. Lidstaten die aangemerkt zijn als lidstaten onder migratiedruk kunnen aangeven aan welke vorm van solidariteit zij behoefte hebben. Dit is niet per definitie herplaatsingen. Sommige lidstaten geven de voorkeur aan het ontvangen van een financiële bijdrage. Bovendien is in de Asiel- en migratiebeheerverordening opgenomen dat, indien er onvoldoende herplaatsingen zijn, lidstaten verplicht zijn om een bepaald aantal Dublinzaken in hun eigen procedure op te nemen, de zogenaamde verantwoordelijkheidscompensaties (offsets/. Nederland zal solidariteit toezeggen middels een financiële bijdrage.

Om de balans tussen solidariteit en verantwoordelijkheid in het Pact te waarborgen is het bovendien van belang, dat naast de solidariteitsbijdrage, het Dublinacquis functioneert en dat daarnaast de toereikende opvang- en personeels­capaciteit van de asielgrensprocedure door lidstaten aan de buitengrenzen gerealiseerd wordt. De versterking van de buitengrenzen door middel van de invoering van de verplichte asielgrensprocedure, alsook Eurodac-registratie en screening draagt bij dat er meer grip komt op wie de EU in reist De invoering van deze onderdelen van het Pact bepalen bij uitstek het succes ervan, ook omdat hiermee secundaire migratie meer wordt voorkomen.

Kunnen de ministers inzicht bieden in de implementatie van het Pact in Nederland, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zijn de ministers voornemens om de implementatiewetten en de eventueel aangenomen Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel tegelijk in te laten gaan? Zo niet, waarom niet?

Antwoord

De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van het Migratiepact in het kader van de uitvoering aan de motie van leden Podt (D66) en Rajkowski (VVD).29 Nog voor het Kerstreces zal uw Kamer een brief ontvangen waarin toegelicht wordt wat momenteel de stand van zaken is. Vanwege de noodzaak om direct en met urgentie de asielketen te ontlasten kiest de regering ervoor de inwerkingtreding van het Asiel- en migratiepact niet af te wachten. De regering erkent tegelijkertijd dat de invoering van het geheel aan maatregelen in beide nationale wetsvoorstellen een grote veranderopgave betekent voor de uitvoering in de asielketen.

Zoals de IND in de uitvoeringstoetsen aangeeft, is na aanvaarding van het wetsvoorstel Asielnoodmaatregelen en het wetsvoorstel tweestatusstelsel enige implementatietijd nodig om alle maatregelen in te voeren en in de praktijk tot uitvoer te kunnen brengen. Om die reden is het dan ook van belang dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt omtrent deze wetsvoorstellen, zodat de IND na aanvaarding ook zo snel mogelijk met de implementatie daarvan kan beginnen. Daarnaast zitten in de beide wetsvoorstellen maatregelen die geen verandercapaciteit vragen en direct de keten ontlasten. Deze onderdelen kunnen eerder geïmplementeerd worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het ongegrond verklaren bij het niet komen opdagen bij gehoor of het afschaffen van de rechterlijke dwangsom.

Als een meerderheid van landen een bepaalde mate van migratiedruk ervaart, betekent dit voor bijna alle lidstaten dat de migratiedruk niet veel omlaag gaat, zo redeneren de leden van de ChristenUnie-fractie. Delen de ministers dit? Zijn de lidstaten zich daar voldoende van bewust en passen ze daar hun inzet op aan?

Antwoord

De Commissie houdt bij het voorstel voor de omvang van de solidariteitspool, in lijn met de Asiel- en migratiebeheerverordening, rekening met de noden van lidstaten, gebaseerd op de bevindingen in het jaarverslag. De Commissie moet bij het voorstel ook rekening houden met het feit dat lidstaten onder migratiedruk niet hoeven bij te dragen aan solidariteit. De bijdrage van lidstaten met een significante migratiesituatie is afhankelijk van de mate van korting die zij krijgen op basis van een onafhankelijke analyse van de Commissie, waarover de Raad vervolgens een besluit neemt. Lidstaten met een risico op migratiedruk moeten hun volledige solidariteitsbijdrage voldoen, maar kunnen met prioriteit aanspraak maken op de EU Migratie Support Toolbox en extra financiële steun. Deze verschillende factoren zijn onderdeel van het bredere besluitvormingsproces voor de totstandkoming van de solidariteitspool.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke instrumenten er zijn om lidstaten die bijvoorbeeld weigeren een bijdrage te betalen aan de solidariteitspool te bewegen om zich wel aan de afspraken te houden. Zijn er sancties mogelijk?

Antwoord

De bijdrage aan de solidariteitspool is voor alle lidstaten die gehouden zijn aan het asielacquis wettelijk verplicht. Nederland zet er op in dat lidstaten die zich niet aan de regels houden, ook de toegang tot financiering onder het Pact (tijdelijk) verliezen. Daarnaast is het mogelijk voor de Commissie om in uiterste gevallen een inbreukprocedure te starten tegen lidstaten die zich niet aan de wet houden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe Nederland de onderhandelingen over de solidariteitspool ingaat. Welke risico’s verwachten de ministers daarin van het feit dat de Europese Commissie nog geen beoordeling heeft uitgevoerd op hoe Italië en andere landen de verplichtingen van het Dublinsysteem nakomen?

Antwoord

Nederland zal, conform het regeerprogramma, een financiële bijdrage toezeggen. De inzet van het kabinet is er op gericht dat de omvang van de solidariteitspool realistisch is en recht doet aan de bevindingen uit het jaarverslag. Het solidariteitsmechanisme is er om lidstaten die onder druk staan te verlichten en moet lidstaten daarom niet verder onder druk zetten. Verder zet het kabinet er op in dat met de verdeling van solidariteit recht wordt gedaan aan de gevolgen voor Nederland van secundaire migratie en het niet werkende Dublinsysteem. Zie verder het antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van D66.

Ten aanzien van de terugkeerverordening vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat de inzet van Nederland is tijdens de JBZ-raad.

Antwoord

Zie antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van D66.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de wens van de minister om mensen gedwongen uit te zetten naar Afghanistan. Welke groepen lopen wat de minister betreft risico als zij terug worden gestuurd? Wat weet de minister van de mensen en hun veiligheid die Duitsland gedwongen heeft uitgezet naar Afghanistan?

Antwoord

Zie het antwoord op gelijkluidende vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA.


  1. Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.↩︎

  2. Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen en 2004/191/EG: Beschikking van de Raad van 23 februari 2004 tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen.↩︎

  3. BNC-fiche, Voorstel voor een Terugkeerverordening, https://open.overheid.nl/documenten/66a9f050-73e3-48a3-a66b-b2e9673c77ff/file↩︎

  4. Algemeen Dagblad, 10 november 2025, ‘Duitsland ‘dumpt’ mensen na controles, onrust aan Nederlandse grens: ‘Kan toch niet in een woonwijk?’’ (https://www.ad.nl/binnenland/duitsland-dumpt-mensen-na-controles-onrust-aan-nederlandse-grens-kan-toch-niet-in-een-woonwijk~af8df7d9/).↩︎

  5. Kamerstuk 32 317, nr. 973.↩︎

  6. Open Data Migratieketen, geraadpleegd op 2 december 2025.↩︎

  7. Artikel 56 lid 2 van de Asiel- en migratiebeheerverordening (Verordening (EU) 2024/1351).↩︎

  8. Artikel 65 van de Asiel- en migratiebeheerverordening (Verordening (EU) 2024/1351).↩︎

  9. https://open.overheid.nl/documenten/dpc-8dce3c66ff80ebf6d5926a99c7b15cac03714ac0/pdf↩︎

  10. Kamerstuk 19 637, nr. 3457.↩︎

  11. Kamerstuk 22 112, nr. 4128↩︎

  12. Tweede Kamer, terugkeerverordening, 4 september 2025↩︎

  13. Kamerstuk 19 637, nr. 3475.↩︎

  14. Kamerstuk 19 637, nr. 3477.↩︎

  15. Kabinet stuurt vrouwen terug naar Taliban in Afghanistan | Trouw↩︎

  16. 2025Z19269, 2025Z19541, 2025Z19372↩︎

  17. Artikel 60 lid 3 van Verordening (EU) 2024/1351 (Asiel- en migratiebeheerverordening).↩︎

  18. Kamerstuk 32 317, nr. 951↩︎

  19. Kamerstuk 32 317, nr. 951↩︎

  20. Kamerstuk 27 062, nr. 137.↩︎

  21. Kamerstuk 30 573, nr. 227↩︎

  22. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/04/07/tk-kabinetsreactie-inzake-achtste-jaarverslag-over-de-faciliteit-voor-vluchtelingen-in-turkije.↩︎

  23. Kamerstuk 19 637, nr. 3477.↩︎

  24. Kamerstuk 30 573, nr. 227.↩︎

  25. Kamerstuk 21 501-02, nr. 3199.↩︎

  26. Kamerstuk 32 317, nr. 973.↩︎

  27. Artikel 12 van de Asiel- en migratiebeheerverordening (Verordening (EU) 2024/1351).↩︎

  28. Artikel 66 van de asiel- en migratiebeheerverordening (Verordening (EU) 2024/1351).↩︎

  29. Kamerstuk 32 317, nr. 913.↩︎