[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 8 en 9 december 2025 (Kamerstuk 21501-30-681)

Raad voor Concurrentievermogen

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D49898, datum: 2025-12-03, bijgewerkt: 2025-12-04 15:23, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-682 Raad voor Concurrentievermogen.

Onderdeel van zaak 2025Z21118:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 682 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 december 2025

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken over de geagendeerde brieven bij het schriftelijk overleg (Formele) Raad voor Concurrentievermogen/Interne markt en industrie, onderzoek en ruimtevaart (8-9 december 2025) waaronder de Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 8 en 9 december 2025 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 681).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 december 2025 aan de minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 3 december 2025 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

De griffier van de commissie,

Reinders

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

  1. De leden van de D66-fractie erkennen het belang van vermindering van regeldruk, maar benadrukken dat betere regelgeving niet mag ontaarden in eenzijdige focus op lastenverlichting, zonder de maatschappelijke baten van goede regelgeving mee te wegen. Deze leden wijzen er daarbij op dat juist effectieve marktordening, eerlijke concurrentie en internalisering van maatschappelijke kosten centraal staan. Daarbij hoort ook transparante en waardevolle regelgeving die marktfalen corrigeert. Zij hebben hierover enkele vragen. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de vermindering van regeldruk niet leidt tot het afzwakken van essentiële EU-regels, bijvoorbeeld op het gebied van rapportage van duurzaamheid zoals Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)?

Antwoord

Het verminderen van onnodige regeldruk is van groot belang voor het kabinet. Het kabinet benadrukt dat dit wel in balans moet zijn met het behoud van de beleidsdoelstellingen. Bij het terugdringen van regeldruk wordt erop ingezet dat de effectiviteit van de regelgeving niet wordt aangetast. Daarom wijzen we de Europese Commissie op het belang van onder meer gedegen impact assessments, zodat duidelijk is welke werkelijke gevolgen wetgeving heeft voor bedrijven en de maatschappij. "In de onderhandelingen over Omnibus I pleit het kabinet ervoor dat bedrijven nog steeds verplicht blijven maatschappelijke doelen na te streven, maar met meer nadruk op het verminderen van onnodige regeldruk." Zo behouden we de centrale doelstelling van de wetgeving, terwijl we de regeldruk waar mogelijk verminderen.

2. De leden van de D66-fractie waarderen de inzet op het wegnemen van barrières binnen de interne markt. Een goed werkende interne markt is essentieel voor innovatie, concurrentie en brede welvaart. Wel hebben deze leden vragen over de Nederlandse inzet. Transparantie over de voortgang die de Europese Commissie en lidstaten boeken bij het wegnemen van belemmeringen uit de Tergende Tien is belangrijk en steunen zij. Tegelijkertijd hebben diverse lidstaten zorgen over mogelijke ‘naming and shaming’ bij het geven van transparantie rond de geboekte resultaten. Kan het kabinet reflecteren op de risico’s van te grote voorzichtigheid rond ‘naming & shaming’ en aangeven hoe Nederland voorkomt dat dit leidt tot stagnatie, terwijl de interne markt juist snelheid vraagt? 

Antwoord

Het kabinet blijft zich uitspreken voor transparantie en steunt de Commissie bij het introduceren van meer transparantie. Die kan namelijk bijdragen aan het creëren van urgentie en gezamenlijke verantwoordelijkheid en zo bijdragen aan het nemen van actie. Het kabinet vreest niet voor vertraging en verwacht dat transparantie juist eerder tot actie leidt. Inzet is daarbij dat de Commissie met concrete voorstellen komt om gesignaleerde knelpunten aan te pakken waarover de Raad voor Concurrentievermogen kan besluiten.

3. De leden van de D66-fractie zijn positief over de aandacht voor vraagcreatie, mobilisatie van privaat kapitaal en versnelling van de groene transitie. Juist door een betrouwbaar langetermijnperspectief te laten bieden, kunnen bedrijven investeren in schone en innovatieve technologieën. Tegelijkertijd merken deze leden op dat dergelijke inspanningen weinig effect sorteren zolang fossiele voordelen in stand blijven. Dat is alsof we proberen een moderne elektrische trein te laten vertrekken terwijl er nog een roestige locomotief aan de achterkant blijft trekken. Zolang vervuilende activiteiten nog steeds impliciete of expliciete steun krijgen en maatschappelijke kosten niet worden ingeprijsd, ontstaat er een ongelijk speelveld dat duurzame innovatie schaadt. Hoe wordt in de inzet van Nederland geborgd dat het mobiliseren van privaat kapitaal gepaard gaat met het afschaffen van fossiele voordelen? 

Antwoord

In afgelopen jaren zijn diverse fossiele voordelen afgebouwd in Nederland. Een aantal afbouwpaden loopt de komende jaren nog door. In de Miljoenennota vindt u hiervan een uitgebreid overzicht. Het kabinet zet nu in op het afbouwen van de fossiele voordelen (ook wel ‘fossiele subsidies’ genoemd) gericht op de energievoorziening, dit in Europees verband. Dit zorgt voor investeringszekerheid wat gunstig is voor het vestigingsklimaat omdat dit bedrijven duidelijkheid geeft over de afbouwpaden die worden gevolgd. Bovendien worden zo de klimaateffecten die gepaard gaan met het gebruik van fossiele brandstoffen Europees beprijsd. Het kabinet vindt dat het beste in EU-verband stappen kunnen worden gezet omdat hiermee minder risico’s bestaan op verstoring van het internationaal speelveld voor bedrijven en omdat de EU internationaal beter een koploperspositie kan innemen dan individuele landen. Dit zorgt ervoor dat de EU een gunstig vestigingsklimaat heeft voor bedrijven van de toekomst die duurzame innovatie voorop stellen.

4. De leden van de D66-fractie erkennen het belang van duidelijke strategische keuzes binnen het volgende Horizon Europe-programma om Europese slagkracht en maatschappelijke impact te vergroten. Tegelijkertijd benadrukken deze leden dat nieuwsgierigheidsgedreven en fundamenteel onderzoek een essentieel en onvervangbaar onderdeel blijft van het Europese onderzoekslandschap. Zij vragen het kabinet hoe wordt gewaarborgd dat er in het nieuwe programma voldoende ruimte en financiering beschikbaar blijft voor dit type onderzoek. Hoe wordt voorkomen dat een te sterke thematische sturing ten koste gaat van wetenschappelijke vrijheid en lange-termijnkennisopbouw?

Antwoord

Zoals toegelicht in het BNC-fiche over Horizon Europe 2028-2034,1 is Nederland voorstander van een eigenstandig, coherent en ambitieus kaderprogramma dat via de principes van excellentie en impact de hele kennisketen ondersteunt. Het kabinet verwelkomt dat het volgende kaderprogramma wederom een aparte pijler bevat die gericht is op fundamentele en ongebonden wetenschap, getiteld ‘Excellente Wetenschap’. Dit is immers de kraamkamer van maatschappelijke en economische innovatie en daarmee essentieel voor ons concurrentievermogen.

In de voorstellen voor Horizon Europe 2028-2034 en het Europees Concurrentievermogen fonds (ECF) wordt meer nadruk gelegd op innovatie en opschaling. Nederland vindt het belangrijk om daarnaast aan de excellente kennisbasis te blijven bouwen zodat ook voor de lange termijn kennis wordt vergaard. Dit is ook van belang om in de toekomst innovatief te blijven, academische vrijheid en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek te garanderen en te zorgen dat het benodigde talent in de EU blijft. Het kabinet zet zich in voor behoud van het ongebonden karakter van de belangrijkste instrumenten onder de pijler ‘Excellente Wetenschap’; de European Research Council en de Marie Skłodowska-Curie Acties. Het voorstel voor Horizon Europe voorziet voor deze pijler een indicatief budget van 44 miljard euro. Het kabinet onderschrijft de beoogde verhoudingen van het voorstel voor het versterken van het fundament van O&I.

5. De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van robuuste maatregelen tegen ongewenste kennisoverdracht, zeker op gevoelige terreinen zoals biotechnologie en kunstmatige intelligentie (AI). Tegelijkertijd vragen deze leden het kabinet hoe wordt gewaarborgd dat deze maatregelen niet uitmonden in beperkingen van de academische vrijheid of in zelfcensuur binnen onderzoeksgroepen. Het voorkomen van risico’s mag niet veranderen in een reflex van angst. Juist openheid, wetenschappelijke nieuwsgierigheid en internationale samenwerking zijn de voedingsbodem voor de innovaties die Europa nodig heeft. Hoe voorkomt het kabinet dat veiligheidskaders innovatie verstikken in plaats van versterken?

Antwoord

De kabinetsvisie Biotechnologie onderschrijft dat veiligheid en innovatie beide relevant zijn. Om eventuele verstikking van innovatie te voorkomen, is het belangrijk vroeg in de ontwikkelketen aandacht te hebben voor veiligheid. Het kabinet zet in op regelgeving met een mogelijkheid tot maatwerk, zo beschermen we onze randvoorwaarden op het gebied van veiligheid én blijven procedures proportioneel, transparant en voorspelbaar.

Het voorkomen en aanpakken van regeldruk voor biotechnologiebedrijven, en betere Europese regelgeving, zijn ook benadrukt in het Nederlandse non-paper dat is opgesteld voor de aankomende Europese Biotech Act.2 Na publicatie van de voorstellen in 2026, zal een BNC-fiche op de Biotech Act en de Bio-Economy Strategy aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van documenten behorend bij het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen van 8 en 9 december 2025. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

6. De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de aankomende Raad gesproken zal worden over de vermindering van regeldruk voor ondernemers. Deze leden zijn blij met de voortdurende aandacht op de Europese agenda voor de vermindering van regeldruk voor ondernemers en met de geboekte resultaten. De hoge administratieve lastendruk voor ondernemers is er mede debet aan dat onze welvaart onder druk staat. Zij weten dat een groot aantal Nederlandse bedrijven per 2027 moet rapporteren over de lonen van hun medewerkers, met als doel transparantie en gelijkheid te stimuleren. Dit komt voort uit EU-regelgeving. Dit doet deze leden denken aan de verplichting voor het bedrijfsleven om bij te houden of het personeel met het openbaar vervoer, de auto of fiets naar het werk komt, waar het midden- en kleinbedrijf inmiddels voor deze verplichting is ontzien. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk is in zijn advies ook uiterst kritisch over de verplichte loontransparantie. Is het kabinet bereid in de Europese Unie te pleiten voor afzwakking of afschaffing van deze rapportageplicht over de loonstrookjes van medewerkers? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet ondersteunt het doel en het belang van de Richtlijn loontransparantie. Tegelijkertijd herkent het kabinet ook de zorgen over regeldruk. Bij de implementatie van de Richtlijn maakt het kabinet zoveel mogelijk gebruik van de ruimte die de Richtlijn biedt om de lasten voor het bedrijfsleven te beperken. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de ruimte om werkgevers met minder dan 50 werknemers uit te zonderen van de verplichting om toegang te verschaffen tot de criteria voor het bepalen van de loonontwikkeling. Daarnaast wordt niet gekozen om de rapportageverplichting ook voor werkgevers met minder dan 100 werknemers voor te schrijven, dan wel het aan deze werkgevers over te laten dit zelf te verstrekken. Ook in de uitvoering wordt gezocht naar ruimte om de administratieve lasten voor werkgevers te verminderen.

In september jl. heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer in het Verslag van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (Raad WSBVC) van 7-8 juli 20253 bericht dat het voorziene tijdpad voor tijdige implementatie van de Richtlijn niet haalbaar is gebleken. Eén van de belangrijkste redenen daarvoor is dat meer tijd nodig is om de nationale regelgeving en de uitvoering ervan zo vorm te geven dat werkgevers de verplichtingen effectief en met zo beperkt mogelijke administratieve lasten kunnen uitvoeren. Aangegeven is dat werkgevers vanaf 150 werknemers om deze reden voor het eerst moeten rapporteren over het jaar 2027 in plaats van over het jaar 2026. Ook heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens de Raad WSBVC van 1 december jl. tijdens het beleidsdebat over vereenvoudiging van Europese regelgeving in het sociale domein aangegeven dat er gedurende het hele Europese wetgevingsproces aandacht moet zijn voor de impact voor bedrijven, nationale autoriteiten en burgers. Zij heeft daarbij ook de uitdagingen gerelateerd aan de Richtlijn loontransparantie genoemd. Daarnaast vraagt het kabinet bij diverse gelegenheden in Europees verband aandacht voor de administratieve lasten die uit de richtlijn voortvloeien.

7. De leden van de VVD-fractie lezen bovendien dat er gesproken gaat worden over het wegnemen van belemmeringen op de interne markt. Deze leden juichen dit ten zeerste toe. Het voltooien van de interne markt kan namelijk veel economische kansen opleveren, menen deze leden. Eén van deze maatregelen betreft het wettelijk toestaan van een QR-code op labels van supermarktproducten die bij het scannen productinformatie in het Nederlands toont, zodat het makkelijker wordt voor supermarktondernemers om (goedkopere) inkopen te doen bij buitenlandse leveranciers. Wanneer kunnen we, naar verwachting van het kabinet, verwachten dat de regelgeving voor het toestaan van QR-codes ter vervanging van verplichte nationale taallabels op supermarktproducten, rond is?

Antwoord

Het kabinet zet zich ervoor in dat (supermarkt)ondernemers zonder ongerechtvaardigde belemmeringen inkopen kunnen doen in andere EU-lidstaten. Het ministerie van VWS is verantwoordelijk voor de Warenwet waarin de taaleis aan etiketten is omschreven.

Zoals in de beantwoording van vragen van lid Kisteman is beschreven acht ik het huidige Europese voorstel voor een QR-code als vervanging van het huidige Nederlandstalige etiket niet haalbaar.4 De Europese Commissie heeft in haar interne marktstrategie toegezegd ‘instrumenten’ te ontwikkelen die territoriale leveringsbeperkingen moeten tegengaan.5 Dit mede na actieve Nederlandse inzet hiervoor. Deze instrumenten worden in het laatste kwartaal van 2026 gepubliceerd. Het is nog onbekend welke vorm deze krijgen. Ik zet mij ervoor in dat dit Europese wetgeving wordt, zodat ondernemers de positieve effecten hiervan echt gaan merken.

8. De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat aan lidstaten in de aankomende Raad voor Concurrentievermogen mogelijk wordt gevraagd expliciet politieke steun uit te spreken voor de exercitie van het wegnemen van barrières op de interne markt, waar volgens de Europese Commissie ook het 28e-regime toe behoort. Deze leden vinden dat er over een 28e-regime op z’n minst eerst een uitgebreid publiek en politiek debat moet plaatsvinden, alvorens Nederland daarmee instemt, aangezien het instellen van een 28e-regime vergaande gevolgen heeft. Kan het kabinet deze leden toezeggen dat het kabinet aankomende Raad geen politieke steun voor het 28e-regime zal toezeggen? Zo niet, waarom niet?

Antwoord

Voor de kabinetsinzet ten aanzien van het komende 28ste regime voorstel verwijs ik u naar de Kamerbrief kabinetsinzet kapitaalmarktunie van maart jl.6 en de kabinetsreactie op de Commissieconsultatie van september jl.7 Indien opportuun zal ik langs deze lijnen interveniëren. Na publicatie van het Commissievoorstel (verwacht Q1 2026) zal het kabinet het voorstel op haar merites beoordelen en uw Kamer op gebruikelijke wijze via een BNC-fiche informeren over de kabinetspositie t.a.v. het voorstel. Voor het succes van een mogelijk 28e regime, kan in zijn algemeenheid gezegd worden dat het kabinet het van belang acht, dat lidstaten op kernelementen niet mogen afwijken in implementatie ervan, om zo verschillen tussen lidstaten te voorkomen en de administratieve lasten te verminderen.

9. De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken gaat worden over het versterken van de Europese kapitaalmarktunie. Deze leden ontvangen graag de actuele stand van zaken over het voorstel voor een EU-beleggingslabel.

Antwoord

Zoals gemeld door de Minister van Financiën bij de aanbieding van de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 20258 is op 5 juni 2025 door Nederland mede de intentieverklaring ondertekend van beleggingslabel Finance Europe. Een Europees beleggingslabel dat investeringen in Europese bedrijven bevordert door consumenten meer mogelijkheden te geven om te beleggen in de Europese economie en daardoor het rendement op hun vermogen te vergroten.

De ondertekende intentieverklaring is de uitkomst van het eerste project dat is uitgewerkt binnen de European Competitiveness Labs. Dit initiatief heeft als doel om met kleinere groepen van EU-lidstaten stappen te zetten om via verschillende projecten bij te dragen aan de ontwikkeling van de Europese kapitaalmarkten. Op 9 oktober 2025 is binnen dit European Competitiveness Labs verder gesproken over Finance Europe, zoals gemeld door de minister van Financiën in het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad 9 en 10 oktober 2025.9 Naast het Finance Europe beleggingslabel heeft de Europese Commissie ook een aanbeveling gedaan over het faciliteren van beleggingsrekeningen. Het kabinet heeft deze aanbeveling geapprecieerd middels een BNC-fiche welke op 7 november 2025 met uw Kamer is gedeeld.10

Het is nu aan de landen die de intentieverklaring hebben ondertekend om op nationaal niveau maatregelen te nemen om het label te faciliteren. Omdat het vooral om fiscale maatregelen gaat, geldt voor Nederland uitdrukkelijk dat deze stap pas kan worden genomen na de inwerkingtreding van de herziening van box 3, die momenteel gaande is. Daarna kan worden verkend of en op welke wijze een fiscaal voordelige behandeling van het label kan worden gerealiseerd. Tot die tijd kan de sector al aan de slag met het ontwikkelingen van beleggingsrekeningen en -producten die aan de voorwaarden van Finance Europe voldoen en die eventueel zonder specifieke fiscale voordelen aanbieden.

10. De leden van de VVD-fractie lezen dat de positieve rol van de Europese Investeringsbank door het kabinet ter sprake zal worden gebracht. Graag vernemen deze leden van het kabinet of er inschattingen zijn hoeveel iedere geïnvesteerde euro van de Europese Investeringsbank aan rendement oplevert en hoeveel Nederland profiteert van investeringen van de Europese Investeringsbank.

Antwoord

Over 2024 bedroeg het resultaat van de Europese Investeringsbankgroep (EIB-Groep, bestaande uit de Europese Investeringsbank – EIB en het Europees Investeringsfonds – EIF) EUR 3,046 mld. In 2023 was dit resultaat nog EUR 2,407 mld. In 2024 bedroeg het resultaat van de EIB (zonder EIF) EUR 2,891 mld. (ten opzichte van EUR 2,274 mld. in 2023). Hoewel boekjaar 2025 nog niet is afgesloten, verwacht het kabinet ook voor het huidige jaar een positief resultaat.

Doordat de EIB jarenlang positieve rendementen behaalt en de nettorendementen in de regel worden toegevoegd aan de kapitaalreserves, bedroeg de eigen kapitaalreserve van de EIB per 31 december 2024 EUR ca. 61,411 mld. (58,519 mld. oorspronkelijke reserve, aangevuld met het resultaat van EUR ca. 2,891 mld. Deze reserves zijn exclusief de ca. EUR 22,19 mld. aan ingelegd kapitaal van de aandeelhouders van de EIB bij de oprichting van de Bank, waarvan Nederland EUR ca. 1,155 mld. heeft ingelegd. Door de sterke resultaten en de solide kapitaalpositie heeft het jaarlijks financieringsvolume van de EIB Groep voor 2025 kunnen groeien tot ruim EUR 100 mld. aan nieuwe investeringen per jaar. Het is wat het kabinet betreft essentieel dat de EIB een gezond en stabiel rendement blijft maken, zodat dergelijke financieringsvolumes ook op de langere termijn financieel houdbaar blijven. Het dient opgemerkt te worden dat de EIB zich committeert aan de hoogste bankstandaarden en winstgevend is. Nederland zet zich ervoor in dat de EIB voldoende oog houdt voor de winstgevendheid en dat er niet wordt gestuurd op een verdere kapitaalsverhoging, maar wel op het vergroten van de kwaliteit en impact van projecten. Dit heeft de minister van Financiën tijdens de Raad van Gouverneurs ook benadrukt.

Het inschatten van hoeveel rendement iedere geïnvesteerde euro van de EIB exact oplevert is niet mogelijk door de grote variatie aan financieringsproducten en verschillende markten waarin de EIB investeert, zowel binnen als buiten de EU. Het rendement verschilt dus per product waarin de EIB investeert.

Nederland profiteert volop van investeringen van de EIB-Groep. In het verslag van de EIB-Raad van Gouverneurs van 2025 jl. heeft de minister van Financiën uw Kamer geïnformeerd dat de EIB-Groep in 2024 ca. EUR 3,1 mld. in Nederland investeerde. Deze investeringen waren vooral gericht op duurzame energie, verduurzaming, medische en digitale innovatie en het beschikbaar stellen van voldoende financiering aan het mkb.

In de tien jaar voor 2024 (2014 – 2023) heeft de EIB Groep ruim EUR 25 mld. in Nederland geïnvesteerd, waarvan een aanzienlijk deel ten gunste van het Nederlandse mkb is gekomen. Dit is dus fors meer dan het bedrag dat Nederland aan kapitaal heeft ingelegd (EUR ca.1,16 mld.) en waar Nederland garant voor staat. In 2023 ging 49% van het totaal in Nederland geïnvesteerde volume van de EIB naar het mkb (ca. EUR 1,03 mld.). Voorts ging in 2023 100% van het door het EIF in Nederland gefinancierde volume naar het mkb (ca. EUR 548 mln.).

De EIB investeert jaarlijks in een zeer grote hoeveelheid projecten. Het complete overzicht is te raadplegen op de website van de EIB. Hierbij een overzicht van recente projectinvesteringen die belangrijk zijn voor Nederland:

  • Vitens voor schoon en betaalbaar drinkwater;

  • Energievoorziening van de haven van Rotterdam;

  • NXP voor het ontwikkelen van nieuwe halfgeleiders;

  • In Ovo voor innovatieve technologie voor het sorteren van eieren;

  • In Resato voor tankstations voor voertuigen op waterstof.

Daarnaast heeft de EIB – naast de eerdergenoemde investeringen in het mkb – door de jaren heen geïnvesteerd in belangrijke publieke projecten in Nederland zoals ziekenhuizen, dijkversterking, glasvezel, Schiphol en de Afsluitdijk. De EIB speelt daarmee sinds de oprichting in 1958 een belangrijke rol voor Nederland.

11. De leden van de VVD-fractie lezen dat een punt geagendeerd staat over het Scale-up Europe Fund door de Europese Commissie. Het kabinet stelt dat de commissie met dit fonds particuliere investeerders uit Europa bijeen wil brengen om te investeren in de Europese bedrijven op strategische deeptech-gebieden. In principe juichen deze leden additionele investeringen in scale-ups toe. Op welke strategische deeptech-gebieden gaat dit Scale-up Europe Fund exact focussen? Hoe verschilt dit Scale-up Europe Fund van de Europese Investeringsbank? Wat is de rol van de publieke sector in dit Scale-up Europe Fund en indien er publiek geld mee gemoeid is, waar komt dit geld dan vandaan?

Antwoord

De Europese Commissie heeft het Scale-up Europe Fund aangekondigd in de “start-up/scale-up strategie” die in mei dit jaar is gepresenteerd. Uw Kamer is hier in een BNC-fiche over geïnformeerd.11

Het kabinet is positief over een dergelijk initiatief, omdat er momenteel onvoldoende privaat kapitaal binnen de EU is voor opschalingsfinanciering, onder andere vanwege de relatief kleine, risico-averse en gefragmenteerde Europese durfkapitaalmarkt. Dit is ook een mooie vervolgstap op de succesvolle STEP-pilot van de European Innovation Council,12 die de doelgroep voor dit type financiering en de aantrekkingskracht op private co-investeringen al overtuigend heeft aangetoond.

De Commissie geeft aan dat dit Scale-up Europe Fund marktconform moet opereren, privaat wordt bestuurd en dat er private investeerders moeten worden aangetrokken. Een eerste investeerdersbijeenkomst heeft eind oktober plaatsgevonden.13

De Commissie hoopt op een totaal investeringsbudget van 5 miljard euro. Publieke middelen zullen worden gevonden binnen de bestaande EU-begroting. Wat betreft de focus van deeptech-gebieden is de insteek een breed portfolio van investeringen in strategische Europese techbedrijven met een geografische spreiding. De Commissie geeft aan, doordat ze direct in aandelen investeren, dat het complementair zal zijn aan bestaande initiatieven als het “European Tech Champions Initiative” (ETCI) van de EIB. Verdere uitwerking zal begin 2026 plaatsvinden, de Commissie wil dat dit fonds in het tweede kwartaal van 2026 operationeel is.

12. De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken zal worden over onderzoek en innovatie, waarbij de Nationale Technologiestrategie en de Kamerbrief Industriebeleid met focus (Kamerstuk 29826, nr. 277) volgens het kabinet kunnen dienen als voorbeeld voor de Nederlandse inbreng bij dit punt van de Europese Commissie. Graag ontvangen deze leden een uitleg van het kabinet over de vraag hoe het Industriebeleid met focus zich verhoudt tot de Nationale Technologiestrategie: wat zijn de verschillen?

Antwoord

Met de NTS is gekozen om de ontwikkeling van 10 sleuteltechnologieën te prioriteren. Om impact te maken moeten deze technologieën worden toegepast in producten die hun weg naar de markt vinden. Met de industriebrief zetten we de volgende stap en kiezen we voor zes strategische markten die goed aansluiten bij de prioritaire sleuteltechnologieën. Met de NTS creëren we een goede technologische basis voor de groei van de gekozen markten.

13. De leden van de VVD-fractie lezen dat er naar verwachting van het kabinet gesproken zal worden over AI-gigafabrieken. Deze leden zijn blij dat Nederland reeds een ‘normale’ AI-fabriek krijgt in Groningen. Hoe groot is naar de huidige inschatting van het kabinet de kans dat binnen afzienbare tijd in Nederland ook een AI-gigafabriek zal verrijzen? Hoe wenselijk acht het kabinet een AI-gigafabriek voor Nederland?

Antwoord

Het kabinet vindt AI-infrastructuur een belangrijk onderdeel van onze digitale infrastructuur en noodzakelijk voor verdere AI-ontwikkeling en adoptie in Nederland en de Europese Unie.

Het kabinet onderkent verder dat de Europese tijdslijnen voor het EuroHPC-initiatief rond AI-gigafabrieken uitdagend zijn, met name waar het de financiering betreft. De Europese Commissie zal lidstaten naar verwachting in januari verzoeken een financiële commitment af te geven voor een investering in rekencapaciteit van een AI-gigafabriek binnen de eigen landsgrenzen. Nederland heeft op dit moment hiervoor geen middelen gereserveerd op de Rijksbegroting.

Na de gevraagde commitment van lidstaten zal een Europese call worden opengesteld waarin consortia hun voorstellen voor een AI-gigafabriek kunnen indienen. Zonder financiële commitment van een lidstaat worden voorstellen uit de desbetreffende lidstaat niet meegenomen in de beoordeling.

Of een AI-gigafabriek in Nederland binnen het EuroHPC-kader gerealiseerd kan worden is afhankelijk van enerzijds een Nederlandse lidstaatbijdrage en anderzijds van de beschikbaarheid van serieuze, volwassen voorstellen van Nederlandse consortia. Deze voorstellen dienen onder meer een solide businesscase te bevatten, evenals duidelijkheid over locatie, energievoorziening en private investeringen. Ten aanzien van de wenselijkheid van een AI-gigafabriek in Nederland heeft het ministerie van Economische Zaken Ecorys opdracht gegeven een analyse uit te voeren naar de potentiële meerwaarde van een dergelijke voorziening. De Kamer wordt hierover nog voor het kerstreces geïnformeerd.

Naast het EuroHPC-initiatief bestaan ook binnen de toepasselijke Nederlandse en Europese regelgeving, mogelijkheden voor de private sector om AI-infrastructuur te realiseren.

14. De leden van de VVD-fractie lezen bovendien dat een aantal lidstaten zorgen heeft geuit over de aantrekkelijkheid voor deelname van private consortia onder de voorgestelde financiële constructie voor AI-gigafabrieken. Welke zorgen hadden deze lidstaten precies? Volgens het kabinet lijken deze zorgen nu geadresseerd in de laatste door het voorzitterschap verstrekte tekst van de verordening. Hoe zijn deze zorgen precies geadresseerd?

Antwoord

De zorgen betroffen de oorspronkelijke publiek-private financieringsconstructie. In de oorspronkelijke tekst werd een publieke investering van 17% van de kapitaalinvesteringen gelijkgesteld aan een aanspraak op 17% van de hardware-rekencapaciteit, zonder rekening te houden met de bijkomende operationele kosten die volledig door de private partijen zouden moeten worden gedragen. Dit betekende dat de verhouding tussen de publieke investering en het businessmodel van de private consortia niet in balans was.

In de nieuwe tekst wordt wel rekening gehouden met de operationele kosten die het gebruik van de infrastructuur met zich meebrengt, zodat er geen extra financiële lasten ontstaan voor de consortia.

15. De leden van de VVD-fractie lezen dat er naast AI-fabrieken ook gesproken zal worden over kwantumtechnologie. Ook hiervoor geldt dat er volgens het kabinet sprake was van fundamentele verschillen van inzicht tussen de lidstaten en de Europese Commissie ten aanzien van de inbedding van kwantumtechnologie. Deze verschillen lijken, zo stelt het kabinet in de geannoteerde agenda, nu ook geadresseerd. Welke fundamentele verschillen van inzicht waren er volgens het kabinet? Hoe zijn die precies geadresseerd volgens het kabinet?

Antwoord

De verschillen van inzicht hadden vooral te maken met de vraag hoe kwantumtechnologie het beste tot zijn recht komt binnen het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, waarbij een aantal lidstaten twijfels had of de aard van bestaande activiteiten zou veranderen als gevolg van de voorgestelde centralisatie en of de voorziene besluitvormingsprocedures voldoende zijn toegespitst op kwantum. Daarnaast speelden sterk verschillende nationale ecosystemen en belangen een rol. Sommige lidstaten wilden vooral inzetten op fundamenteel onderzoek, terwijl anderen, waaronder Nederland, pleitten voor een bredere benadering waarin ook activiteiten dichter bij de markt aan bod komen. Deze verschillen zijn geadresseerd doordat de Commissie nu kiest voor een meer overkoepelende inbedding, met aandacht voor zowel onderzoek als innovatie en er waarborgen zijn ingebouwd die toezien op continuïteit en adequate besluitvormingsprocedures. 

16. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de biowetenschappenstrategie van de Europese Commissie. Deze leden lezen daarin dat het kabinet aandacht gaat vragen voor het sneller, transparanter en toegankelijker maken van toelatingsprocedures, bijvoorbeeld voor duurzame voedsel- en eiwitinnovaties, novel foods en laagrisico biologische gewasbeschermingsmiddelen. Deze leden juichen het zeer toe dat het kabinet hiervoor wil pleiten. In hoeverre kan het kabinet echter niet al nationaal besluiten tot snellere toelatingsprocedures, vrijstellingen of anderszins meer ruimte in wet- en regelgeving, zoals ook gelukt is bij proeverijen voor kweekvlees en fermentatieproductie? Is het hiervoor afhankelijk van de Europese Commissie? Is het kabinet bereid om hierover in gesprek te treden met kennisinstellingen en het bedrijfsleven en vervolgens hierover te rapporteren aan de Kamer?

Antwoord

Voor de inzet om toelatingsprocedures efficiënter en sneller te maken voor biologische gewasbeschermingsmiddelen verwijs ik uw Kamer naar recente brieven aan uw Kamer van de Minister van LVVN.14

De wet- en regelgeving voor novel foods is geregeld op Europees niveau, evenals de beoordeling door de European Food Safety Authority (EFSA) en de toelatingsprocedure. Het is niet mogelijk en wenselijk om op nationaal niveau voedingsmiddelen die vallen onder de novel foods regelgeving sneller toe te laten. De Europese standaard op het gebied van voedselveiligheid behoort tot de hoogste in de wereld en biedt veel vertrouwen aan consumenten over de veiligheid van hun voedsel. Omdat het kabinet ook innovatie wil stimuleren, heeft het kabinet proeverijen van voedingsmiddelen of ingrediënten, gemaakt met celkweek (kweekvlees) en innovatieve fermentatie, in de onderzoeksfase wel mogelijk gemaakt. Deze proeverijen helpen bedrijven in de ontwikkeling van hun product en in de dossiervorming voor EFSA.

17. Deze leden weten bovendien dat het kabinet via het Nationaal Groeifonds €60 miljoen heeft uitgetrokken voor het verder helpen van de ontwikkeling van cellulaire agricultuur. Kan het kabinet een update geven over deze ontwikkeling en op welke manier de kabinetsinvestering daaraan heeft bijgedragen? In hoeverre heeft het kabinet wet- en regelgeving voor cellulaire agricultuur aangepast, na hier geld voor te hebben vrijgemaakt?

Antwoord

Het Groeifonds-project rond cellulaire agricultuur bestaat uit de werkstromen 1) onderwijs, 2) onderzoek, 3) opschaling en 4) kennisdeling. Het project kent een looptijd van acht jaar en is gestart in 2023 (werkstromen 1, 2 en 4) en deels in 2024 (werkstroom 3). Na de subsidieverlening hebben de partijen van het consortium master- en post-masterprogramma’s ontwikkeld en gegeven en zijn onderzoekers bij TU Delft, Wageningen UR en Universiteit van Maastricht gestart met hun onderzoeken. Ook is een opschalingsfaciliteit voor celkweek begonnen met projecten met klanten (startups). Inmiddels is er ook gestart met de voorbereidingen voor een faciliteit voor precisiefermentatie. De beoogde opening daarvan is in 2026.

Naast de hiervoor genoemde directe resultaten van de kabinetsinvestering, zijn er proeverijen van kweekvlees gehouden door twee bedrijven en zijn de proeverijen van producten gemaakt met innovatieve fermentatie goedgekeurd.15 Ook zijn er sinds de start van het Groeifondsproject nieuwe buitenlandse bedrijven in de sector gevestigd in Nederland en is Nutreco gestart met het produceren van celvoer voor de sector. Daarnaast zijn er additionele onderzoeksfondsen gekomen, waaronder van het Bezos Earth Fund en is de eerste proefboerderij voor kweekvlees gestart in Nederland.

De wet- en regelgeving die relevant is voor de ontwikkeling van de sector is Europees. Binnenkort wordt de publicatie van de Europese Biotech Act verwacht. Het kabinet zet in op het transparanter maken van de toelatingsprocedures en het bieden van meer begeleiding door de Europese Commissie aan startups en andere bedrijven in deze toelatingsprocedures. Tenslotte zal het kabinet in Brussel ook pleiten voor meer ruimte in de novel foods regelgeving voor het mogelijk maken van pilots en proeverijen. Dit alles is een uitwerking van de in april verschenen Rijksbrede Biotech Visie.16

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben nog enkele vragen.

18. De leden van de CDA-fractie onderschrijven de Nederlandse inzet voor vermindering van Europese regeldruk als onderdeel van onder andere het Omnibustraject. Deze leden vragen of de regering het met hen eens is dat verdere deregulering noodzakelijk is om het concurrentievermogen van de EU te versterken en vragen daarbij ook of en hoe het kabinet zich inzet om dit proces te versnellen.

Antwoord

De Commissie maakt serieus werk van de vermindering van regeldruk in bestaande regelgeving, door op diverse terreinen (omnibus)voorstellen te doen voor aanpassing van regelgeving. Het kabinet roept de Commissie op hiermee door te gaan en systematisch alle EU-regelgeving tegen het licht te houden om te zien waar regeldruk kan worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat het van het behalen van beleidsdoelen die met de betreffende regelgeving worden nagestreefd.

Het proces van vermindering van regeldruk kan nog verder worden versneld, door niet alleen te kijken naar bestaande regels, maar ook naar nieuwe regels. Het kabinet zet zich ervoor in dat systematisch regeldrukeffecten in kaart worden gebracht. Dit is belangrijk om, zoals het kabinet graag wil, regeldruk goed te kunnen meewegen in de besluitvorming over nieuwe EU-regelgeving. Hiervoor is het nodig dat de Commissie bij de presentatie van voorstellen een impact assessment maakt en ook dat er een effectbeoordeling wordt gemaakt wanneer de Raad een substantieel amendement overweegt aan te nemen.

19. De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetgevende pakket voor het tiende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europe (2028-2034), op de agenda van de Raad staat. Deze leden vragen of het kabinet de mening deelt dat deze innovatie- en onderzoeksfondsen buiten de cohesiefondsen gehouden dienen te worden. Deze leden roepen het kabinet verder op om er op toe te zien dat voor de verdeling van onderzoeksgelden a) er wordt vastgehouden aan excellentie en impact als parameters en b) ‘dual use’ een substantieel deel van het totaalbudget uitmaakt.

Antwoord

Zoals uiteengezet in het BNC-fiche over Horizon Europe 2028-203417 is het kabinet voorstander van een eigenstandig kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, dus niet onder het huidige cohesiebeleid of het toekomstige ‘Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen’ vallend.18

Het kabinet zet zich al lange tijd in voor een sterk, op excellentie en impact gebaseerd kaderprogramma. Alleen inzet op excellent Onderzoek en Innovatie (O&I) is zinvol. Het stemt dan ook tevreden dat deze principes expliciet worden benoemd, al kunnen ze als overkoepelende uitgangspunten nog sterker worden benadrukt, in het bijzonder voor die onderdelen van Horizon Europe die via het ECF worden vormgegeven.

Het kabinet verwelkomt de intentie om in Horizon Europe dual-use O&I toe te staan om het potentieel aan synergie tussen civiele en defensiegerelateerde O&I beter te benutten. Als overkoepelend uitgangspunt hecht het kabinet eraan dat het zwaartepunt van de beschikbare middelen en de programmering van het kaderprogramma bij civiele toepassingen ligt, gezien de op defensie toegespitste O&I-mogelijkheden in het ECF. Het kabinet zet daarbij in op het faciliteren van goede mogelijkheden voor synergie tussen civiele en dual-use O&I-activiteiten in Horizon Europe met op defensie gerichte O&I-activiteiten in het ECF, ook om duplicatie te voorkomen.

20. De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van het voorstel voor de EU-Ruimtevaartwet begrip voor het standpunt van het kabinet voor een adequate defensie uitzondering die zeggenschap en nationale veiligheid waarborgt. Deze leden vragen daarbij of het kabinet zich binnen de uitzondering kan inzetten voor een zo sterk mogelijke harmonisatie tussen lidstaten.

Antwoord

Defensie en nationale veiligheid blijven een exclusieve nationale competentie. Daarom zet Nederland stevig in op een duidelijke en volledige uitzondering voor militaire ruimteactiviteiten en objecten met een nationaal veiligheidsdoel; deze behoren niet onder de EU-ruimtewet te vallen.

Juridische harmonisatie tussen de EU-ruimtevaartwet en nationale beleid- en wetgeving ten aanzien van het ruimtedomein door lidstaten op het gebied van Defensie en nationale veiligheid wordt waar relevant en mogelijk nagestreefd.

Voor civiele en commerciële ruimteactiviteiten ondersteunt het kabinet een gemeenschappelijk Europees kader op het gebied van ruimteveiligheid, duurzaamheid en weerbaarheid, zolang dat proportioneel is en ruimte laat voor bestaande nationale competenties.

21. De leden van de CDA-fractie vragen om een reflectie van het kabinet op de recente aanbeveling van de Europese Ombudsman ten aanzien van Omnibus I.

Antwoord

Het kabinet benadrukt het belang van consistente en transparante toepassing van regels voor betere regelgeving, zoals ook in ons nationale beleid wordt nagestreefd, met duidelijke documentatie van afwijkingen van procedures. Daarbij steunt het kabinet de oproep om het begrip “urgentie” beter te definiëren, zodat afwijkingen van procedures goed gemotiveerd en voorspelbaar zijn. Het kabinet onderschrijft verder het belang van effectbeoordelingen en consistentiebeoordelingen voor wetgevingsvoorstellen die aanzienlijke gevolgen hebben. Daarnaast benadrukt het kabinet het belang van brede, transparante consultatie van belanghebbenden bij de voorbereiding van wetgevingsvoorstellen. Tot slot ondersteunt het kabinet de oproep om afwijkingen van de reguliere procedures goed te registreren en te verantwoorden, om zo de transparantie en publieke controle te waarborgen. Deze reflectie sluit aan bij het nationale streven naar betere regelgeving, transparantie en het verminderen van onnodige regeldruk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie

22. De leden van de JA21-fractie vragen het kabinet welke concrete analyses voorhanden zijn over de strategische kwetsbaarheden van de EU-industrie, in het bijzonder de afhankelijkheid van chips, grondstoffen en onderdelen uit landen die dergelijke afhankelijkheden politiek of economisch kunnen inzetten. Zij vragen in welke mate China hierbij als structureel risico wordt beschouwd.

Antwoord

Zoals toegelicht in de Kamerbrief over de voortgang van de kabinetsaanpak risicovolle strategische afhankelijkheden (RSA's) (2024), worden binnen de Taskforce Strategische Afhankelijkheden (TFSA) analyses samengebracht die mogelijke RSA’s in beeld brengen op verschillende domeinen zoals digitale technologieën, energie en chemie. Onder de Nationale Grondstoffenstrategie worden door het Nederlands Materialen Observatorium analyses gemaakt van kwetsbaarheden in waardeketens met kritieke grondstoffen. Deze trajecten kennen verschillende snelheden en vallen onder verantwoordelijkheid van het desbetreffende vakdepartement.

Een afhankelijkheid is strategisch wanneer het product, dienst of technologie cruciaal is voor het borgen van publieke belangen van Nederland en/of de EU, of de afhankelijkheid een risico vormt voor de continuïteit van vitale processen of de toegang tot gevoelige informatie voor derden. Een strategische afhankelijkheid is risicovol als het risico op leveringsonderbrekingen van de strategische afhankelijkheid hoog is.

De analyses laten zien dat in uiteenlopende waardeketens kwetsbaarheden/risico’s kunnen ontstaan wanneer afhankelijkheden sterk geconcentreerd zijn bij een beperkt aantal externe partners.

Bij de verkenning van mogelijke mitigerende opties wordt met name gekeken naar het handelingsniveau van de EU, aangezien versterking van de weerbaarheid in veel gevallen een Europese inzet vraagt, bijvoorbeeld via diversificatie-instrumenten, het versterken van strategische waardeketens en gezamenlijke monitoring.

Het economisch veiligheidsbeleid is landenneutraal en risico-gebaseerd. Over de inhoud van analyses wordt vanwege de gevoeligheid en vertrouwelijkheid niet openlijk gecommuniceerd. Indien gewenst kan de Kamer geïnformeerd worden in vertrouwelijke setting.

23. De leden van de JA21-fractie vragen in hoeverre de huidige Europese instrumenten, zoals de Chips Act en ResourceEU, volgens het kabinet voldoende zijn om structurele afhankelijkheden te verkleinen. Zij vragen waar het kabinet nog cruciale gaten ziet in de Nederlandse industriële veiligheid en of deze leemtes eventueel via nationale wetgeving kunnen worden opgevangen.

Antwoord

EU-instrumenten zoals de European Chips Act versterken de Europese halfgeleiderketen en helpen structurele afhankelijkheden te verkleinen. De Critical Raw Materials Act (CRMA) draagt daarnaast bij aan het borgen van de toegang tot kritieke grondstoffen, wat belangrijk is voor zowel de halfgeleiderketen als de bredere industrie.

Het ResourceEU-voorstel wordt op 3 december 2025 gepubliceerd als onderdeel van een EU-pakket voor versterking van de economische veiligheid. Het kabinet bestudeert deze voorstellen en zal uw Kamer op gebruikelijke wijze via een BNC-fiche informeren over de kabinetspositie t.a.v. het voorstel.

Mocht uit de verdere uitwerking blijken dat Europese instrumenten niet voldoende zijn, dan zal het kabinet binnen EU-kaders bekijken welke aanvullende nationale stappen eventueel nodig en wenselijk zijn om resterende kwetsbaarheden te verkleinen.

24. De leden van de JA21-fractie vragen het kabinet uiteen te zetten welke Nederlandse sectoren het grootste risico lopen bij geopolitieke verstoringen, zoals Chinese exportrestricties of leveringsvoorwaarden, en welke concrete maatregelen Nederland in de Raad zal voorstellen om dergelijke afhankelijkheden structureel te verminderen.

Antwoord

Zoals eerder benoemd in vraag 22 wordt binnen de TFSA analyses samengebracht die mogelijke RSA’s in beeld brengen op verschillende domeinen.

In Europees verband bestaat veel aandacht voor het versterken van de veerkracht van strategisch relevante waardeketens, zoals ook blijkt uit de Europese economische veiligheidsstrategie en de vandaag gepubliceerde Economische veiligheidsdoctrine.

Nederland zet in EU-verband in op het verder verdiepen van samenwerking met partnerlanden en het versterken en diversifiëren van waardeketens, aansluitend bij de aanbevelingen uit het Draghi-rapport over het vergroten van de Europese weerbaarheid en concurrentiekracht.

In de Raad zet Nederland in op een gezamenlijke aanpak voor het monitoren van risicovolle strategische afhankelijkheden, het optimaal benutten van Europese investerings- en innovatie-instrumenten en het versterken van de interne markt, met het oog op het op gebalanceerde wijze (protect/promote) vergroten van de economische veiligheid en weerbaarheid van de EU.

25. De leden van de JA21-fractie vragen hoe het kabinet de effectiviteit beoordeelt van Europese plannen voor vraagcreatie in de staal- en chemiesector, nu deze sectoren tegelijkertijd geconfronteerd worden met aanzienlijk hogere kosten dan vergelijkbare industrieën in andere regio’s.

Antwoord

In het BNC-fiche bij het staal- en metaalactieplan, het BNC-fiche bij het chemie-actieplan en de Kamerbrief Toekomstperspectief Energie-intensieve industrie heeft het kabinet zich positief uitgesproken over de maatregelen rond vraagcreatie.19 Vraagcreatie is een van de richtingen binnen schone marktcreatie die bij moet dragen aan het lange termijn verdienvermogen van de energie-intensieve industrie. Vraagcreatie op zichzelf zal niet voldoende zijn, maar is wel cruciaal voor de benodigde zekerheid voor bedrijven om te investeren in verduurzamingsroutes en schone productie. Verder kunt u in deze brief lezen dat het kabinet ook inzet op bijvoorbeeld het adresseren van hoge energiekosten in de energie-intensieve industrie om ook productie te stimuleren.

Op EU-niveau analyseert de Commissie de impact van de vraagcreatievoorstellen. Het kabinet doet dat op nationaal niveau. Na publicatie van de voorstellen zal het kabinet de stakeholders die zijn geraadpleegd voorafgaand aan de totstandkoming van het non-paper actief blijven spreken om te toetsen of de maatregelen het gewenste effect hebben. Waar nodig zal Nederland op basis daarvan aanpassingen bij de Commissie bepleiten.

26. De leden van de JA21-fractie vragen het kabinet tevens aan te geven hoeveel marktaandeel of investeringen Europese energie-intensieve sectoren dreigen te verliezen aan regio’s met aanzienlijk lagere energieprijzen, en hoe deze risico’s worden gewogen in het Nederlandse en Europese industriebeleid.

Antwoord

Vele factoren spelen een rol bij investeringen in de Energie-intensieve industrie. Het is bijvoorbeeld afhankelijk van de sector, de locatie van de industrie, maar ook factoren als infrastructuur, beroepsbevolking en logistieke voorzieningen. Echter zijn de energiekosten de meest gehoorde bron van zorgen in de energie-intensieve industrie. Met name in de basismetaal- en chemiesector zijn er o.a. door stijgende energie-, CO2-, en netwerkkosten (t.a.v. China en de VS) dalingen in productie te zien.

Om het risico van daling in marktaandeel te mitigeren achter het kabinet toegang tot betaalbare en schone energie van groot belang. Daarmee zijn betaalbare energieprijzen ook essentieel voor het concurrentievermogen van de Europese en Nederlandse industrie en voor het draagvlak voor de energietransitie. Ook wil het kabinet energiekosten niet significant uit de pas laten lopen met buurlanden, zodat Nederlandse bedrijven kunnen concurreren met het bedrijven uit buitenland, bijvoorbeeld middels de verlengde IKC-regeling. Op Europees niveau pleit het kabinet bijvoorbeeld voor structurele maatregelen die energiekosten verlagen, zoals betere interconnecties tussen lidstaten en opschaling van schone energie.

27. De leden van de JA21-fractie vragen welke voorstellen het kabinet in de Raad wil inbrengen om te voorkomen dat hogere energiebelastingen leiden tot verdere de-industrialisatie van energie-intensieve sectoren binnen de EU. Zij vragen of aanvullende Europese afspraken over het totale kostenklimaat volgens het kabinet noodzakelijk zijn.

Antwoord

Sinds 2021 wordt in de EU gewerkt aan een herziening van deze de energiebelastingsrichtlijn met een goed functionerende interne markt als een van de hoofddoelen. Deze herziening wordt behandeld in de Raad Economische en Financiële Zaken (ECOFIN). Het blijft van belang in EU-verband samen te werken en afte stemmen op het adresseren van hoge kosten om zoveel mogelijk een gelijk speelveld te borgen.

28. De leden van de JA21-fractie vragen hoe het kabinet de stelling beoordeelt dat de interne markt pas werkelijk strategisch is wanneer energie-intensieve bedrijven binnen Europa kunnen produceren tegen concurrerende kosten, en niet gedwongen worden uit te wijken naar landen met lagere belasting- of energiedruk.

Antwoord

In aanvulling op het antwoord op vraag 26, zet het kabinet in op verschillende manieren ter versterkingen van de EU-concurrentiepositie. Zo wordt er gewerkt aan een sterke interne markt en randvoorwaarden die de concurrentiekracht verbeteren, zoals beschreven in de Kamerbrief over het EU-concurrentievermogen.20 Tegelijkertijd heeft het kabinet strategische keuzes gemaakt in het nieuwe industriebeleid voor markten die sterk bijdragen aan het toekomstig verdienvermogen, de economische weerbaarheid en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.21 Daarnaast blijft een mondiaal gelijk speelveld van belang. Instrumenten zoals de Foreign Subsidies Regulation (FSR) en het CBAM dragen hieraan bij.

29. De leden van de JA21-fractie vragen het kabinet uiteen te zetten welke voorwaarden minimaal vervuld moeten zijn om een concurrerende Europese maakindustrie - inclusief chips, chemie en staal - te behouden, en welke beleidsopties op korte termijn beschikbaar zijn om verdere de-industrialisatie te voorkomen.

Antwoord

Elke sector kent een eigen dynamiek en waardeketens, met onderlinge spillovers tussen sectoren. Het kabinet beoordeelt daarom per sector welke interventies het meest effectief zijn. In de brief ‘Industriebeleid met focus’ heeft het kabinet zes markten aangewezen waar we programma’s op bouwen om deze markten te versterken.22 Invulling van programma’s kan via negen mogelijke actielijnen. Per programma worden, afhankelijk van de specifieke noodzaak per sector, passende acties ondernomen. Deze actielijnen variëren van het versterken van innovatie- en investeringscapaciteit en het verbeteren van toegang tot financiering, tot marktcreatie, tot strategische inkoop en het oplossen van knelpunten op infrastructuur en ruimte. Het kabinet zet zich in om op al deze actielijnen voortgang te boeken zodat de betreffende markten gericht worden versterkt. Indien in de komende jaren op deze terreinen substantiële stappen worden gezet, draagt dit in belangrijke mate bij aan het voorkomen van verdere de-industrialisatie en aan het behoud van een sterke en concurrerende Europese maakindustrie. Hierbij wordt ook gekeken naar de uitwerking van de sectorale actieplannen van de EU op bijvoorbeeld staal, chemie en automotive.

30. De leden van de JA21-fractie merken ook op dat zij de kritische houding van het kabinet ten aanzien van de Europese verordening over visserij steunen. Zij vragen welke mogelijke toekomstige verplichtingen van de Commissie het kabinet specifiek vreest. Ook vragen zij waarom het kabinet de onduidelijkheid van gehanteerde definities problematisch vindt en welke inzet Nederland daarbij heeft. Daarnaast vragen zij hoe het kabinet de kwaliteit beoordeelt van de beschikbare gegevens over visserij zoals die nu door lidstaten worden aangeleverd, mede gezien de botsende belangen, en welke alternatieven Nederland wil bepleiten ten aanzien van geharmoniseerde statistieken.

Antwoord

Het voorstel van de verordening over Europese visserij- en aquacultuurstatistieken is een kaderverordening die uitsluitend op hoofdlijnen de doelstellingen en onderwerpen van de statistiekverplichtingen vastlegt. De zorg van het kabinet is dat de Commissie bij de concretisering van het voorstel, via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, ad-hoc aanvullende verplichtingen kan opleggen die niet uit bestaande administratieve bronnen kunnen worden verzameld. Dit kan bijvoorbeeld gaan om nieuwe of uitgebreidere gegevensleveringen of extra rapportage-eisen. Zulke toekomstige verplichtingen kunnen een toename van regeldruk voor bedrijven en uitvoeringslasten voor Nederland met zich meebrengen.

Wat betreft definities en de doorwerking daarvan in de data van importen van visserijproducten is er doorgaans verschil tussen het CBS en Eurostat. Dit heeft onder andere te maken met of het land van oorsprong (te weten de vlaggenstaat die de vis gevangen heeft), dan wel het land van herkomst (het land waar de vis als laatste bewerkt is) als exporterend land wordt geduid. En of geïmporteerde producten die zonder bewerking of verwerking Nederland weer verlaten al dan niet tot importen gerekend moeten worden. Nederland zet zich ervoor in dat, bijvoorbeeld wanneer dergelijke cijfers worden gedeeld met organisaties als de Organisatie voor Economische Samenwering en Ontwikkeling (OESO), Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), of de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierbij de juiste duiding wordt gebruikt.

Het kabinet kan de kwaliteit van de gegevens die de afzonderlijke lidstaten aan de Commissie aanleveren niet zelf beoordelen, omdat het geen toegang heeft tot deze gegevens. De Commissie voert kwaliteitsanalyses uit op de gegevens van alle 27 lidstaten en publiceert verslagen en mededelingen over de kwaliteit van de Europese statistieken. In dit kwaliteitsbeleid en de uitvoering daarvan ziet het kabinet geen botsende belangen. Het kabinet ziet op dit moment dan ook geen aanleiding om bij de Commissie te pleiten voor alternatieven voor geharmoniseerde statistieken, omdat de kwaliteitsvereisten en kwaliteitsrapportage op grond van artikel 11 van het voorstel waarborgen bieden.

31. De leden van de JA21-fractie vragen tenslotte ten aanzien van de EU-kwantumstrategie en de Biowetenschappenstrategie hoe het kabinet de benodigde rekenkracht en datacapaciteit in Europa beoordeelt. Zij vragen welke rol Nederland volgens het kabinet kan spelen bij het vergroten van deze capaciteit en op welke manier dit vorm moet krijgen.

Antwoord

De complexiteit van kwantum computing, geavanceerde datamodellen en biologische simulaties stelt hoge eisen aan zowel high-performance computing (HPC) als dataopslag.

Nederland heeft een vooraanstaande positie als aanjager van rekenkracht en zoekt actief de samenwerking met andere lidstaten om dit binnen Europa optimaal vorm te geven. Het vergroten van rekenkracht en datacapaciteit vindt in hoofdzaak plaats binnen bestaande en nieuwe Europese initiatieven, voornamelijk binnen de EuroHPC Joint Undertaking (EuroHPC JU). Het AI-fabrieken initiatief beoogt AI-rekenkracht beter toegankelijk te maken voor innovatieve mkb-bedrijven, onderzoekers en overheden. Het aangekondigde initiatief voor AI-gigafabrieken moet deze capaciteit in de EU verder vergroten.

Nederland kan hierbij een actieve en versterkende rol spelen. Het kabinet heeft recent bekendgemaakt dat de financiering voor de AI-fabriek in Groningen rond is.23 Deze investering draagt bij aan het vergroten van de beschikbare rekencapaciteit voor bedrijven, onderzoekers en publieke instellingen en sluit aan bij de ambitie om rekeninfrastructuur toegankelijker te maken voor het AI-ecosysteem.

Daarnaast ziet het kabinet kansen om, vanuit de sterke Nederlandse digitale infrastructuur en kennispositie, verder bij te dragen aan Europese ontwikkelingen op het gebied van HPC, kwantumtechnologie en datadeling, onder andere via de EuroHPC JU.

Het kabinet vindt AI-infrastructuur een belangrijk onderdeel van onze digitale infrastructuur en noodzakelijk voor verdere AI-ontwikkeling en adoptie in Nederland en de Europese Unie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

32. De leden van de FVD-fractie lezen dat het kabinet voornemens is om het non-paper over vraagcreatie in de staal- en chemiesector voor te leggen aan de Europese Commissie om op die manier mee te helpen aan de vormgeving van de nog te publiceren Industrial Accelerator Act. In dit non-paper lezen deze leden dat de prijs van ‘grijze’ producten in de staal- en chemie-industrie lager ligt dan die van ‘groene’ producten in dezelfde industrie. Dit zorgt ervoor dat de vraag naar grijze producten hoger is dan die naar groene producten. Om deze discrepantie recht te trekken wordt voorgesteld in te zetten op vraagcreatie aan de groene zijde van de desbetreffende markt. Dit wordt gedaan door producenten en overheden aan te zetten tot het gebruik van groene producten middels het opleggen van productie- en aanbestedingscriteria. Deze leden vragen of het kabinet de mening deelt dat deze manier van vraagcreatie onvermijdelijkerwijs leidt tot een toename van de regeldruk op bedrijven in de staal- en chemiesector. Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het streven van dit kabinet naar een vermindering van regeldruk, zoals deze leden kunnen lezen onder het kopje ‘Interne markt en industrie’ van de geannoteerde agenda? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het is mogelijk dat met de invoering van vraagcreatie regels ingevoerd zullen worden, bijvoorbeeld ten behoeve van labels en dat dit mogelijk tot een toename in regeldruk kan leiden. Het kabinet is tegen het vergroten van onnodige regeldruk en zal bij de invoering van deze regels hiermee dan ook rekening houden. In dit geval ziet het kabinet de toegevoegde waarde van deze regelgeving om op de lange termijn de industrie te verduurzamen en meer lange-termijn perspectief op verdienvermogen te bieden. De impact op andere sectoren neemt het kabinet ook mee in de afweging. De maatregelen in het non-paper zijn ook na consultatie van de relevante sectoren opgesteld.

33. De leden van de FVD-fractie vragen of het kabinet het als een mogelijkheid beschouwt dat grote industriële spelers in de staal- en chemiesector, als gevolg van de implementatie van de voorstellen die in het non-paper worden gedaan, het continent verlaten, aangezien zij op deze manier gedreven worden tot economisch inefficiënte bedrijfsvoering? Ziet het kabinet dit als een wenselijk scenario? Wat denkt het kabinet dat de oorzaak is van het huidige prijsverschil tussen groene en grijze producten in de staal- en chemiesector?

Antwoord

Het kabinet ziet vrijwillig, doch door omstandigheden gedwongen, vertrek van de energie-intensieve industrie uit Nederland als onwenselijk, omdat dergelijke verplaatsingen, naast concurrentieverlies, vaak ook gepaard gaan met CO2-weglek. De oorzaak van het prijsverschil tussen groene en grijze producten komt onder andere door dat fossiele energiebronnen op de korte termijn veel goedkoper zijn. Echter, door de grote vervuilende effecten van het gebruik van deze bronnen, zijn de kosten op lange termijn veel hoger. De ombouw naar productie met energiebronnen die niet schadelijk zijn en die ons onafhankelijker maken in onze energievoorziening, is hard nodig. Vraagcreatie zal daar een belangrijke rol in spelen om die transitie te stimuleren.

Samen met de overheid zit ook een groot aantal bedrijven in een coalitie die groene vraagcreatie wil stimuleren. Verduurzaming en groene innovatie zijn voor deze bedrijven juist oplossingsrichtingen op de lange termijn om competitief te blijven in de wereld. Het is daarbij van belang een gezond duurzaam en economisch sterk ecosysteem in de EU te creëren.

34. De leden van de FVD-fractie vrezen dat het kunstmatig verhogen van de vraag naar groene producten door het opleggen van productiecriteria aan de industrie zal leiden tot een hogere regeldruk op bedrijven en het wegtrekken van vitale industrie uit ons land. Deze leden verzoeken het kabinet dan ook om het non-paper niet te overhandigen aan de Europese Commissie tijdens deze raadsbijeenkomst.

Antwoord

Vraagcreatie gaat om het creëren van bepaalde garanties en zekerheden voor producenten dat er een afzetmarkt is voor schone producten en daarmee langetermijnperspectief voor investeringen in verduurzaming. Bedrijven hebben aangegeven vraagcreatie als een kansrijke route voor lange termijn verdienvermogen te zien. Het kabinet zal daarom het non-paper aanbieden aan de Europese Commissie.

35. De leden van de FVD-fractie lezen dat Nederland naar verwachting kan instemmen met de aanpassing op de regelgeving van European High Performance Computing Joint Undertaking (EuroHCP) die het mogelijk maakt om AI-gigafabrieken (krachtigere versies van de reguliere AI-fabrieken) te realiseren. Hieruit valt niet op te maken of het kabinet al weet in welke lidstaat deze gigafabrieken geplaatst zullen worden. Deelt het kabinet de mening dat vooral de lidstaten waarin deze gigafabrieken geplaatst worden profiteren van dit initiatief? Zo ja, is het kabinet bereid om slechts in te stemmen met de genoemde amendering wanneer vast staat dat Nederland wordt aangewezen als vestigingsplaats voor een van deze gigafabrieken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De voorgestelde verordening creëert de juridische grondslag voor de AI-gigafabrieken binnen EuroHPC, maar bepaalt niet in welke lidstaten deze faciliteiten worden gevestigd.

De selectie van AI-gigafabrieken vindt plaats in een afzonderlijk proces (zie ook de beantwoording op vraag 13). Na openstelling van de call, naar verwachting in het eerste kwartaal van 2026, kunnen consortia uit lidstaten die zich financieel committeren aan het initiatief, voorstellen indienen. De uiteindelijke selectie gebeurt vervolgens door een onafhankelijk panel van experts, op basis van vooraf vastgestelde criteria.

Omdat de AI-gigafabrieken onderdeel zijn van de EuroHPC Joint Undertaking, zullen alle deelnemende lidstaten, inclusief Nederland, profiteren van de versterking van de Europese rekeninfrastructuur. Nederlandse gebruikers kunnen marktconform toegang krijgen tot de rekencapaciteit van deze toekomstige faciliteiten, ongeacht in welke lidstaat deze worden geplaatst. Nederland kan daarom instemmen met de amendering.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Raad Concurrentievermogen van 9 december. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

36. De leden van de BBB-fractie constateren dat de Europese Commissie flinke woorden gebruikt over het wegnemen van marktdrempels, maar dat de uitvoering nog altijd verbaast door traagheid. Zo wordt voor 2029 een reductie van 25% regeldruk aangekondigd, maar ontbreken volgens het rapport juist de onderdelen die daar het meest aan bijdragen: het voorkomen van nieuwe regeldruk en toepassing van het one-in-one-out-principe. Deze leden vragen daarom hoe het kabinet gaat voorkomen dat Nederland straks aan de achterkant lasten vermindert, terwijl aan de voorkant stilletjes nieuwe verplichtingen blijven binnenstromen.

Antwoord

Het kabinet bepleit in Brussel dat er bij de vermindering van regeldruk niet alleen gekeken wordt naar bestaande regelgeving, maar ook naar de totstandkoming van nieuwe regelgeving. Het kabinet zet zich ervoor in dat systematisch regeldrukeffecten in kaart worden gebracht. Dit is belangrijk om, zoals het kabinet graag wil, regeldruk goed te kunnen meewegen in de besluitvorming over nieuwe EU-regelgeving. Hiervoor is het nodig dat de Commissie bij de presentatie van voorstellen, een impact assessment maakt en ook dat er een effectbeoordeling wordt gemaakt wanneer de Raad een substantieel amendement overweegt aan te nemen.

Belangrijk is ook dat de Raad voor Regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board) een echt onafhankelijke rol krijgt als bewaker van de kwaliteit van impact assessments, met een breder mandaat, zodanig dat die zich ook kan uitspreken over gevallen waarin impact assessments ontbreken. Momenteel bestaat deze Raad voor Regelgevingstoetsing in meerderheid uit leden die in dienst zijn van de Europese Commissie en kan de Raad zich slechts uitspreken over de kwaliteit van de impact assessments die de Commissie maakt.

Wat tot slot ook helpt, is dat de Commissie inzicht zou geven in hoe het staat met de toepassing van het One-In-One-Out-principe. Immers, die informatie geeft een indruk van de totale toe- of afname van de regeldruk door EU-regelgeving.

37. Daarnaast is het volgens deze leden wél opvallend dat de door commissievoorzitter Von der Leyen aangekondigde Single Market Roadmap 2028 niet eens voorkomt op het werkprogramma. Kan het kabinet duiden wat deze afwezigheid betekent? Is de Roadmap vertraagd, afgezwakt of politiek gevoelig geworden?

Antwoord

Het kabinet heeft geen signalen ontvangen dat de afwezigheid van de Single Market Roadmap in het gepresenteerde werkprogramma tot afstel leidt. Naar verwachting zal de Europese Commissie de Roadmap alsnog presenteren, maar niet duidelijk is wanneer. Bij de aankondiging van de Single Market Roadmap in september heeft Commissievoorzitter Von der Leyen evenmin een concrete termijn aangekondigd.

38. De leden van de BBB-fractie hebben daarnaast zorgen over de constatering van de Europese Ombudsman dat bij eerdere omnibus-pakketten essentiële procedurele garanties ontbraken, zoals consultaties en impact assessments. Dat zet direct vraagtekens bij de legitimiteit van deze vereenvoudigingsslag. Deze leden vragen hoe het kabinet borgt dat Nederland niet instemt met “deregulering” die op papier mooi oogt, maar in de praktijk slecht is voorbereid en mogelijk nieuwe lasten veroorzaakt. Ook vragen deze leden of de minister van Economische Zaken zich in de Raad zal uitspreken voor het structureel verplicht stellen van impact assessments bij toekomstige omnibusvoorstellen, zodat ook mkb-effecten vooraf helder worden gewogen.

Antwoord

Al jaren zet Nederland zich er in Europees verband voor in dat het mkb en andere belanghebbenden worden geconsulteerd en dat er systematisch impact assessments worden uitgevoerd voor nieuwe Commissievoorstellen. Dit is voor het kabinet van groot belang, omdat dit informatie geeft over de te verwachten effecten van regelgeving en over de vraag of bepaalde zaken die als “verlichting” worden gepresenteerd, daadwerkelijk door het mkb en andere belanghebbenden als zodanig worden ervaren. Deze informatie moet wat betreft het kabinet worden meegewogen in de besluitvorming over regelgeving.

39. De leden van de BBB-fractie steunen de inzet op excellent onderzoek, strategische technologie en versterking van Europese kennisveiligheid. Tegelijkertijd is te zien dat de Commissie versneld inzet op dual-use projecten binnen Horizon Europe, zonder duidelijke EU-richtlijnen voor kennisveiligheid. Deze leden vragen hoe voorkomen gaat worden dat Nederland straks wel verantwoordelijkheid draagt, maar niet voldoende waarborgen heeft om te voorkomen dat strategische kennis ongewenst wegvloeit naar landen met offensieve bedoelingen.

Antwoord

De voorstellen voor Horizon Europe 2028-2034 en ECF bevatten verscheidene waarborgen. Een voorbeeld is het inperken van de samenwerking met derde landen in het geval de (economische) veiligheid van de EU in het geding komt. Ook zijn er provisies rondom intellectueel eigendom om gevoelige kennis te beschermen. Het kabinet heeft eerder in het BNC-fiche op het voorstel van Horizon Europe 2028-2034 gereageerd.24 Het kabinet heeft toen aangegeven dat het voorstel nog te weinig duidelijkheid verschaft over veilige internationale samenwerking op strategisch gevoelige thema’s, zoals dual-use O&I. Ook mist het kabinet een duidelijke verwijzing naar de randvoorwaarden die nodig zijn om veilig samen te werken. Het kabinet heeft als doel om veilige internationale samenwerking te faciliteren. Daarom zet het kabinet zich in voor een betere en duidelijkere verankering van de waarborgen van de kennisveiligheidsmaatregelen in de onderhandelingen rond Horizon Europe. Het is voor Nederland belangrijk dat de kennisveiligheidsmaatregelen, waar relevant en noodzakelijk, worden benoemd als een voorwaarde voor deelname aan Horizon Europe en worden verankerd in de gemeenschappelijke set spelregels van het ECF.


  1. Fiche 12: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  2. Non-Paper Biotech Act | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 21 501-31, nr. 800↩︎

  4. Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 1686↩︎

  5. COM 2025/500↩︎

  6. Kamerbrief kabinetsinzet kapitaalmarktunie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  7. Kamerbrief over Nederlandse reactie publieke consultatie 28ste regime | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  8. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 21 501-07, nr. 2118↩︎

  9. Tweede Kamer, vergaderjaar 2025–2026, 21 501-07, nr. 2141↩︎

  10. Tweede Kamer, vergaderjaar 2025–2026, 22 112, nr. 4201↩︎

  11. BNC Fiche: Mededeling The EU Startup and Scaleup Strategy: Choose Europe to start and scale ↩︎

  12. STEP Scale Up - European Innovation Council - European Commission↩︎

  13. Commission partners with private investors to set up multi-billion Scaleup Europe Fund | Shaping Europe’s digital future↩︎

  14. 1. Gewasbeschermingsbeleid | Tweede Kamer der Staten-Generaal; 2. Landbouw- en Visserijraad | Tweede Kamer der Staten-Generaal; 3. Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie | Tweede Kamer der Staten-Generaal; 4. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2026 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  15. Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 60, d.d. 24 november 2025↩︎

  16. Kamerstuk 27 428, nr. 408, d.d. 11 april 2025↩︎

  17. Fiche 12: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  18. Fiche 2: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  19. Kamerstuk 22 112, nr. 4044; Kamerstuk 22 112, nr. 4160, Kamerstuk 29 826, nr. 265.↩︎

  20. Kamerbrief over kabinetsvisie EU-concurrentievermogen | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  21. Kamerbrief over industriebeleid met focus | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  22. Kamerstuk 29 826, nr. 277↩︎

  23. Kamerstuk 2 6643, nr. 1424↩︎

  24. Fiche 12: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎