[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Laatste sets kerndoelen m.b.t. de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport, door het landelijk expertisecentrum voor het curriculum (SLO) (Kamerstuk 31293-847)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D52821, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-17 14:45, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z20255:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


31293-847 Laatste sets kerndoelen m.b.t. de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport, door het landelijk expertisecentrum voor het curriculum (SLO)

Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. 


Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief Laatste sets kerndoelen m.b.t. de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport, door het landelijk expertisecentrum voor het curriculum (SLO) (Kamerstuk 31293, nr. 847) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Bij brief van ... heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie

Easton

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de D66-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de CDA-fractie

  • Inbreng van de leden van de JA21-fractie

  • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

  • Inbreng van de leden van de DENK-fractie

  • Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de laatste set kerndoelen. Deze leden steunen deze herziening en vragen het kabinet zoveel mogelijk snelheid te maken. Zij hebben geen inhoudelijke vragen.


Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de laatste sets kerndoelen m.b.t. de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport, door het landelijk expertisecentrum voor het curriculum (SLO) en hebben geen verdere vragen.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de laatste sets kerndoelen m.b.t. de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport, door het landelijk expertisecentrum voor het curriculum (SLO) en de begeleidende brief. Deze leden zijn blij dat er, na een jarenlang traject dat niet altijd even voorspoedig verliep, nu een geactualiseerd curriculum ligt. Tevens zijn zij positief over het aannemen van de Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen, dat met enkele amendementen in hun ogen positief is verbeterd. Deze leden hebben nog enkele vragen over de daadwerkelijk implementatie van de kerndoelen.

In eerdere Kamerbrief is de staatssecretaris uitgebreid ingegaan op de implementatiefase van het nieuwe curriculum.1 Hij beschreef dat de implementatieaanpak is opgebouwd rond vijf pijlers, te weten: curriculumbewustzijn en professionalisering, leermiddelen, toetsen, communicatie en monitoring. Wat betreft de pijler curriculumbewustzijn en professionalisering baart het de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog steeds zorgen dat de implementatie van het nieuwe curriculum door onderwijsprofessionals moet gebeuren in de standaard 16 uur per jaar professionaliseringstijd die zij hebben. Deze leden vragen zich af of dit wel genoeg tijd is voor de implementatie van het nieuwe curriculum. Heeft de staatssecretaris overwogen om onderwijsprofessionals méér tijd te geven om zich het nieuwe curriculum eigen te maken? Deze leden vrezen dat de schaarse professionaliseringstijd de komende jaren dan vooral wordt gebruikt voor het doorvoeren van het nieuwe curriculum, maar dat professionalisering op andere belangrijke terreinen stil komt te liggen. Kan de staatssecretaris deze zorgen wegnemen door bijvoorbeeld te overwegen meer tijd en middelen vrij te maken voor de implementatie van het curriculum?

De staatssecretaris schrijft verder in zijn brief over het nieuwe systeem van periodiek onderhoud van het curriculum. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen dat het belangrijk is dat de volgende wijziging van het curriculum meer regulier en voorspelbaar plaatsvindt en niet weer twintig jaar op zich laat wachten. Dat dit niet expliciet is opgenomen in de Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen baarde deze leden zorgen, maar dit is gelukkig nog via amendementen toegevoegd.2 Deze leden vragen zich af of de staatssecretaris inzicht kan geven in hoe hij uitvoering gaat geven aan deze amendementen en hoe dit een plek krijgt in de onderhoudskalender die SLO op dit moment aan het ontwikkelen is.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief met de laatste sets nieuwe kerndoelen en danken de staatssecretaris hiervoor. Deze leden steunen een spoedige implementatie van de nieuwe kerndoelen die tot stand zijn gekomen na intensief overleg met het onderwijsveld. Deze leden steunen het voorstel om de besluiten over de nieuwe kerndoelen onderhavig te maken aan een voorhangprocedure, zodat de parlementaire betrokkenheid goed gewaarborgd is.

De leden van de CDA-fractie hebben nog een enkele vraag over het vervolg. Deze leden vragen wanneer de staatssecretaris naar verwachting de concept-besluiten met de Kamer zal delen. Zij vragen ook wanneer het plan voor de implementatie met de Kamer wordt gedeeld, omdat het belangrijk is dat leraren, leerlingen en schoolleiders goed worden ondersteund hierbij. Deze leden vragen tot slot wanneer de functionele kerndoelen voor de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport zullen volgen voor de leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs.

Inbreng van leden van de JA21-fractie

De leden van de JA21-fractie hebben kennisgenomen van de laatste sets kerndoelen en hebben nog een aantal opmerkingen en zorgen.

De staatssecretaris geeft aan dat hiermee is voldaan aan de motie Soepboer om het aantal kerndoelen te beperken.3 Vindt hij dat dit nu afdoende is gebeurd, ook om het gevreesde overladenheidsgevoel te mitigeren? Wat is, nu de laatste sets kerndoelen beschikbaar zijn, het resultaat als de vorige kerndoelen met de huidige worden vergeleken?

Vraag 7 van de feitelijke vragen over de brief van 6 maart 2024 inzake de conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid luidt “welke delen van het bestaande lesprogramma worden verarmd als gevolg van de nieuwe kerndoelen?”4 Het antwoord is dat dit nu niet goed te zeggen is omdat nog niet alle kerndoelen zijn opgeleverd waardoor oud en nieuw nog niet te vergelijken zijn. Hoe zit dat nu? Welke delen van het bestaande lesprogramma worden verarmd of beperkt als gevolg van de nieuwe kerndoelen? Welke delen van het bestaande lesprogramma worden verzwaard als gevolg van de nieuwe kerndoelen?

Hoeveel tijd zijn scholen en kinderen nu kwijt aan het leren van deze kerndoelen en hoeveel vrije ruimte is er dan nog over per kerndoel, en in hoeverre verschilt dat per school? Hoe verhoudt de systematiek van deze kerndoelen, de formulering, de mate van precisie en de inhoudelijke omvang van deze kerndoelen zich tot de wettelijk verplichte leerstof voor dezelfde leeftijden in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk? Welke analyses bestaan daarvan?

Welke onderwijskundige overtuigingen of filosofieën liggen ten grondslag aan deze kerndoelen? De leden van de JA21-fractie krijgen de indruk dat SLO, de stichting die belast is met het opstellen van de kerndoelen, sterk wordt beïnvloed door vormen van sociaal-constructivisme waarbij bijvoorbeeld minder de lesstof en meer de ervaringen van de leerling centraal staan, waarbij leren een coöperatief proces is en kennis voortdurend zou veranderen. Hoe ziet de staatssecretaris dat?

In de inleiding van het definitief concept Functionele kerndoelen burgerschap staat bijvoorbeeld dat “leerlingen kennis nodig hebben om de betekenis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat in hun directe leefomgeving toe te passen. Over het algemeen geldt dat deze leerlingen het beste leren als kennis wordt verbonden met alledaagse situaties en ermee geoefend wordt in realistische contexten en praktijkvakken.”5 De leden van de JA21-fractie vrezen dat met deze aanpak reguliere en toetsbare kennis over besluitvorming, grondrechten en de oorsprong van onze democratie in de knel komen.

Dan een aantal vragen en opmerkingen over de kerndoelen kunst en cultuur.6 Pagina 10 stelt: “met kunst geven mensen vorm en betekenis aan hun eigen ervaring en aan die van anderen.” Steeds wordt benadrukt dat leerlingen met kunst leren om betekenis te ‘geven’ aan onderwerpen, “thema’s en de wereld om ons heen.” Er zijn ook andere manieren om kunst en cultuur te begrijpen: als een diepere vorm van kennis over de condition humaine, een licht vanuit een hogere wereld die het dagelijkse leven laadt met een bijzondere, morele betekenis; en dus niet zozeer als iets waarmee een individu een eigen betekenis ‘geeft’, maar waar het juist gaat om het ‘herkennen’ ervan. In hoeverre bieden deze kerndoelen ruimte voor een meer klassieke benadering van de betekenis van kunst? Waarom komt het woord ‘schoonheid’ niet voor in deze kerndoelen?

De kerndoelen leggen veel nadruk op wat kinderen individueel moeten ervaren en waarbij ze vervolgens moeten reflecteren op ervaringen en het “eigen artistiek vermogen onderzoeken”. Wat als een school kinderen vooral wil leren tekenen of schilderen, of muziek maken? Niet zozeer om hun unieke eigen ervaringen uit te drukken, maar om te leren over de objectieve wereld om hen heen?

Op pagina 29 van de toelichting wordt verwezen naar de Code Diversiteit en Inclusie en de gedragscode die gericht is op diversiteit. Volgens de leden van de JA21-fractie is deze code sterk ideologisch gekleurd op grond van nog altijd omstreden theorieën, zoals intersectionalisme. Waarom wordt naar deze code verwezen en op welke manier is deze weerspiegeld in de kerndoelen? Als scholen daarmee willen werken en die uitgangspunten hanteren is dat één ding, maar in hoeverre worden scholen die hun visie op kunst berusten op andere overtuigingen hiermee gedwongen deze visie toe te passen?

Zo staat in de toelichting tevens dat “de huidige onderwijspraktijk in de kunstvakken gaat over het algemeen uit van een westers perspectief op kunst. De nieuwe kerndoelen moeten ‘meerstemmigheid’ mogelijk maken en borgen dat het aanbod breder, meer divers en inclusiever wordt (Ros, 2021, 2023). Het mondiale perspectief maakt het toekomstig onderwijs relevanter en rijker (Hermanussen, 2022).” Ook hierbij zetten de leden van de JA21-fractie grote vraagtekens. Wat mist er dan precies in de huidige kerndoelen dat nu gaat veranderen? Vindt de staatssecretaris dat de huidige onderwijspraktijk minder moet uitgaan van een Westers perspectief? Waarom? Is de staatssecretaris van mening dat Nederland zich in ‘het Westen’ bevindt, en dat het dus logisch is dat kunstonderwijs hier uitgaat van een westers perspectief, en niet van zeg, een Zuid-Aziatisch perspectief? Wat als scholen willen uitgaan bij hun kunstonderwijs van een Westers perspectief? In hoeverre zou dat dan in strijd zijn met deze kerndoelen zoals hier geformuleerd?

De gedachte lijkt te zijn dat het hanteren van een Westers perspectief geen recht zou doen aan de ‘diversiteit’ van de samenleving, omdat er veel mensen wonen met een migratieachtergrond uit niet-Westerse landen. Volgens de leden van de JA21-fractie wonen deze mensen nu echter in het Westen en maken onderdeel uit van het Westen, en is het juist zaak dat alle kinderen kennismaken met die Westerse beschavingstraditie. Hoe ziet de staatssecretaris dit?

“Het mondiale perspectief maakt het toekomstig onderwijs relevanter en rijker”, staat op pagina 29 van de toelichting. Deelt de staatssecretaris die opvatting? Dreigt hier niet opnieuw een ‘gevoel van overladenheid’ bij leraren als zij de taak krijgen kunst en cultuur uit alle windstreken aan bod te laten komen?

Dan een aantal vragen en opmerkingen over de kerndoelen moderne vreemde talen.7 Wat zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige kerndoelen moderne vreemde talen? In kerndoel 36 staat: “de leerling ontwikkelt zich als taal- en cultuurbewuste gebruiker van de Engelse taal”. Waarom moet dit onderdeel zijn van de kerndoelen? Is het niet beter om je bij de kerndoelen te beperken tot het daadwerkelijk leren van die taal? Bij onderdeel B van kerndoel 36 staat: “de leerling verkent culturele aspecten en culturele diversiteit in fictie en non-fictie”. Waarom wordt dat hier zo gesteld? Waarom wordt diversiteit ook hier benadrukt, in plaats het kerndoel te beperken tot taalbeheersing, waarbij dergelijke aspecten als het ware in het kielzog daarvan meekomen, afhankelijk van wat wordt gelezen? Dit is toch geen kerndoel antropologie? Vindt de staatssecretaris het tot de kerndoelen behoren bij vreemde talen, dat leerlingen stereotyperingen leren herkennen?

Dan een aantal vragen en opmerkingen over de kerndoelen burgerschap.8 In welke mate worden de kerndoelen van het burgerschapsonderwijs eenzijdig gericht op toetsbaarheid van burgerschapskennis? In welke mate zal het gaan om niet-toetsbare elementen, de zogenoemde ‘attitudes’ enerzijds en anderzijds de toetsbare kennis? Welke plaats heeft kennis over de Grondwet - dus niet het algemene belang van de Grondwet - gekregen in deze kerndoelen? Welke artikelen komen aan bod?

Dan een aantal vragen en opmerkingen over de kerndoelen mens en maatschappij.9 De kerndoelen 24 tot 27 zijn allemaal gericht op wat leerlingen moeten onderzoeken en verkennen, van “vraagstukken over mens en samenleving, tot geografische verschijnselen, en historische verschijnselen”. Is het niet belangrijk dat kerndoelen gericht zijn op wat kinderen concreter moeten leren en weten?

Als voorbeeld van de overladenheid die de oude kerndoelen zouden oproepen werd wel verwezen naar het oude kerndoel waarin stond dat kinderen leren over de tijd van wereldoorlogen en waarbij wordt toegevoegd ‘de wereldoorlogen en de holocaust’, omdat dit te weinig richting zou geven en leraren dan niet weten of ze twintig of honderd aspecten moeten belichten. Maar in de nieuwe kerndoelen staat de Tweede Wereldoorlog niet in de doelzinnen, maar alleen in de kolom ‘het gaat hierbij om’, als uitwerking van de doelzinnen “de leerling beschrijft historische ontwikkelingen” en “de leerling legt verbanden tussen historische ontwikkelingen en gebeurtenissen in het heden en verkent betekenissen die mensen geven aan het verleden”. Betekent dit dat leren over de Tweede Wereldoorlog strikt genomen niet tot de kerndoelen behoort en scholen er ook voor kunnen kiezen om hier geen les over te geven?

Dan een aantal vragen en opmerkingen over de kerndoelen digitale geletterdheid.10 De leden van de JA21-fractie steunen de keuze om voor de functionele kerndoelen programmeren niet op te nemen, maar deze leden lijkt het niet verstandig om programmeren wel op te nemen in de definitieve kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, zeker met de opkomst van kunstmatige intelligentie die het schrijven van code overneemt. Het zou scholen uiteraard vrij moeten staan om dit te onderwijzen als zij daar behoefte aan hebben, maar, zeker gezien het belang om overladenheid te voorkomen en te kunnen focussen op de basisvaardigheden, lijkt het niet nodig om programmeren op deze manier op te nemen. Waarom denkt de staatssecretaris dat dit moet worden opgenomen als verplicht kerndoel? Hoeveel scholen beschikken over docenten met de expertise om leerlingen te leren programmeren?

Inbreng van leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over de laatste sets kerndoelen m.b.t. de leergebieden mens en maatschappij, mens en natuur, moderne vreemde talen, kunst en cultuur en bewegen en sport, door het landelijk expertisecentrum voor het curriculum (SLO). Deze leden hebben de volgende vraag aan de staatssecretaris.

De leden van de BBB-fractie zijn blij dat het amendement van het lid Ceder, Boomsma en Van der Plas over voorhang van de algemene maatregelen van bestuur waarmee kerndoelen worden vastgesteld is aangenomen.11 Hoe gaat de staatssecretaris invulling geven aan dit amendement? Welke stukken worden bij de voorhangprocedure aan de Kamer overgelegd, hoe wordt de vierwekentermijn bewaakt en geldt deze procedure ook bij toekomstige wijzigingen in het kader van periodiek onderhoud?

Inbreng van de leden van de DENK-fractie

De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de herziening van de kerndoelen en hebben daarbij enkele vragen. Deze leden zien in de voorstellen aanknopingspunten voor een samenhangende benadering van planetaire gezondheid, welzijn en welvaart, maar herkennen dit nog onvoldoende als expliciet duidend en verbindend kader. Kan de staatssecretaris toelichten op welke wijze, binnen de bestaande structuur, de samenhang in de doelen en uitwerkingen duidelijker gemaakt kan worden?

Daarnaast vragen de leden van de DENK-fractie waarom bij enkele vo-kerndoelen niet explicieter is gekozen voor hogere-orde leerdoelen die leerlingen helpen om de impact van menselijk handelen op natuur, klimaat en welvaart te analyseren en om na te denken over mogelijke oplossingsrichtingen. Kan de staatssecretaris aangeven waarom hiervoor niet nadrukkelijker is gekozen en hoe dit binnen de huidige kerndoelenstructuur toch voldoende kan worden geborgd?

Tot slot vragen de leden van de DENK-fractie hoe de staatssecretaris deze keuzes beoordeelt in het licht van de wettelijke burgerschapsopdracht. Acht hij de voorgestelde kerndoelen toereikend om leerlingen voldoende houvast te geven bij het duiden en wegen van actuele vraagstukken rond klimaat, natuur, welvaart en mondiale ongelijkheid? Zo ja, op welke wijze wordt dit in de verdere uitwerking gewaarborgd?

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de laatste sets kerndoelen. Deze leden hebben nog een enkele vraag over het proces bij de totstandkoming van de kerndoelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie herinneren zich dat de staatssecretaris in het debat over de Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen heeft gezegd dat de keuzes bij de ontwikkeling van kerndoelen zijn afgestemd met een brede advieskring, inclusief de vakverenigingen. Deze leden merken op dat kritiek uit het veld rondom het ontbreken van aandacht voor duurzaamheid in de kerndoelen zich er juist op richt dat de kerndoelen niet recht doen aan de adviezen, waarbij wordt gesteld dat nĂĄ afstemming nog allerlei wijzigingen zijn aangebracht. De staatssecretaris is deze kritiek ongetwijfeld ook ter ore gekomen. Kan de staatssecretaris reflecteren op deze kritiek en uiteenzetten op welke manier er, specifiek als het gaat over de aandacht voor duurzaamheid, recht is gedaan aan de adviezen uit het onderwijsveld?

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. Kamerstuk 31293, nr. 833.↩

  2. Kamerstuk 36699, nr. 21 en nr. 37.↩

  3. Kamerstuk 31293, nr. 766.↩

  4. Kamerstuk 31293, nr. 734.↩

  5. SLO, 17 december 2025, ‘Functionele kerndoelen burgerschap (definitief concept) inclusief toelichtingsdocument’ (https://www.slo.nl/zoeken/@25210/functionele-kerndoelen-bu-def-concept/).↩

  6. Bijlage bij Kamerstuk 31293, nr. 847, documentnummer 2025D47632.↩

  7. Bijlage bij Kamerstuk 31293, nr. 847, documentnummer 2025D47634.↩

  8. Bijlage bij Kamerstuk 31293, nr. 847, documentnummer 2025D47631.↩

  9. Bijlage bij Kamerstuk 31293, nr. 847, documentnummer 2025D47636.↩

  10. Bijlage bij Kamerstuk 31293, nr. 847, documentnummer 2025D47630.↩

  11. Kamerstuk 36699, nr. 25.↩