[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Moties en toezeggingen

Bijlage

Nummer: 2025D53350, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-18 17:14, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Lerarenstrategie december 2025 (2025D53349)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage moties en toezeggingen voortgangsbrief lerarenstrategie december 2025

Motie/toezegging Stand van zaken

Actieplan Frans en Duits

Amendement van het lid Stoffer (Kamerstukken II, 2024/2025, 36 600 VIII, nr. 70)

Toezegging: TZ202504-134

Na de zomer 2025 geeft de minister uitvoering aan het amendement van het lid Stoffer over middelen voor een actieplan talenstudies (Kamerstuk 36600-VVIII-63) en zal de Kamer hierover na de zomer 2025 informeren.

Tijdens de laatste begrotingsbehandeling is het amendement van de heer Stoffer (SGP) aangenomen om € 100.000 beschikbaar te stellen voor een actieplan om de positie van de universitaire opleidingen Frans en Duits te verstevigen en de opleidingen toekomstbestendig te maken, ook met het oog op het lerarentekort in deze schoolvakken.

Hierbij is overeen gekomen dat dit actieplan uitwerking kan krijgen binnen het bestaande sectorplan Talen & Culturen, dat onderdeel uitmaakt van de sectorplannen in het wo. Hier hechtte de minister van OCW waarde aan om de administratieve lasten voor de onderwijsinstellingen zo laag mogelijk te houden. De minister heeft het Decanenoverleg Letteren en Geesteswetenschappen (DLG) gevraagd om met een voorstel te komen voor de invulling van het amendement.

Het DLG deelt het doel van het amendement, namelijk een duurzaam landelijk aanbod voor het Frans en Duits. Zij heeft het voorstel gedaan om de middelen in te zetten op een externe adviesvraag over hoe de faculteiten hier tot een gezamenlijke aanpak op kunnen komen, dat breed gedragen, toekomstbestendig en uitvoerbaar is. Hierbij hebben zij ook oog voor zowel de behoeften van hoofdvakstudenten als zijinstromers, om zo ook de route naar de lerarenopleidingen te ondersteunen. De minister van OCW is positief over dit plan en de middelen zijn daarom toegekend. Wij beschouwen hiermee het amendement als uitgevoerd en de toezegging afgedaan.

Passende maatregelen voor meer academisch geschoold personeel in het funderend onderwijs

Motie van het lid Rooderkerk (Kamerstukken II 2024/2025, 27 923, nr. 501)

Motie ID 2503

De Tweede Kamer verzoekt de regering passende maatregelen te nemen voor meer academisch geschoold personeel in het funderend onderwijs, bijvoorbeeld via een minimumaandeel, verbetering rond de inschaling door scholen, doorgroeimogelijkheden, professionaliseringsmogelijkheden op school, en/of door lessen te trekken uit landen zoals Finland en Estland

Academisch geschoolde leraren kunnen van grote toegevoegde waarde voor het onderwijs zijn, bijvoorbeeld om een brug te slaan tussen de nieuwste wetenschappelijke inzichten en de praktijk. Het aantrekken en behouden van academisch geschoold personeel maakt deel uit van de brede maatregelen om meer leraren aan te trekken en te behouden. Er worden geen maatregelen genomen die puur gericht zijn op het in dienst nemen van academici in plaats van andere bevoegde leraren. Daarvoor is het lerarentekort namelijk te nijpend. Daarnaast is elke school ook weer anders. Het is aan scholen zelf om tot een voor hen goede mix te komen van goed onderwijspersoneel, waaronder ook academisch geschoolde leraren. Het behouden van leraren, waaronder academisch geschoolde leraren vraagt om goed personeelsbeleid. Met het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid wordt dat gestimuleerd.

Het aantal academische leraren, alsmede ook het opleidingsniveau en de inschaling monitoren we en maken we jaarlijks inzichtelijk op zowel school- als landelijk niveau.1 Daar is bijvoorbeeld de trend te zien dat het aantal leraren in het basisonderwijs met een WO-master de afgelopen jaren gestegen is van 2,1% in 2013 naar 4,5% in 2023.

Meer mannen voor de klas

Motie van de leden Ceder c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 27923, nr. 467)

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met onderwijsorganisaties tot concrete afspraken te komen om het aandeel mannen voor de klas te verhogen, daar een concreet doel voor te stellen, bijvoorbeeld 30% meesters in 2035, en daar jaarlijks over te rapporteren.

Motie van het lid Van Zanten c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 27923, nr. 469)

De Tweede Kamer verzoekt de regering te inventariseren in hoeverre de aanbevelingen uit het in opdracht van het Ministerie van OCW door ResearchNed uitgevoerde onderzoek «Meer Meesters?» zijn uitgevoerd en een plan van aanpak op te leveren voor de aanbevelingen die nog actie behoeven.

Recent heeft het LOBO een streefpercentage afgesproken van 30% met betrekking tot de instroom van mannelijke studenten op de pabo’s. In het kader van meer mannen en diversiteit op de opleidingen en uiteindelijk in de school juichen we deze afspraak zeker toe. De Alliantie Divers voor de Klas is betrokken bij deze afspraken en faciliteert, bijvoorbeeld via een netwerkbijeenkomst, uitwisseling op de meesterlijke tips en de aanbevelingen uit het onderzoek Meer Meesters. Op het gebied van meer mannen is dit jaar de man-vrouw-verdeling onder zij-instroom in beroep opgenomen in de Trendrapportage. Uit de cijfers blijkt dat dit jaar 27% van de toegekende aanvragen voor het po bestond uit mannen. Dit percentage is hoger dan het aandeel mannen in het po (13%).

Verplichte leeslijst met jeugdliteratuur

Motie van het lid Kisteman (Kamerstukken II 2024/2025, 36600 VIII, nr. 81)

Motie ID 2648

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de invoering van een verplichte leeslijst met Nederlandse jeugdliteratuur te betrekken bij de herijking van de kennisbasis taal en te bespreken in het opleidingsberaad en verzoekt de regering voorts de Kamer daarover te informeren via de halfjaarlijkse brief lerarenstrategie.

De reactie op deze motie is opgenomen in de brief, onder het thema Aantrekken en Opleiden, meer specifiek onder het kopje Opleidingsberaad. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie en kan deze als afgedaan worden beschouwd.

Gesprek over kinderboeken en jeugdliteratuur in curriculum

Motie van het lid Rooderkerk (Kamerstukken II 2024/2025, 36600 VIII, nr. 80)

Motie ID 2352

De Tweede Kamer verzoekt de regering in gesprek te gaan met pabo’s en lerarenopleidingen over hoe kinderboeken en jeugdliteratuur een stevigere plek krijgen in het curriculum.

De reactie op deze motie is opgenomen in de brief, onder het thema Aantrekken en Opleiden, meer specifiek onder het kopje Opleidingsberaad. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie en kan deze als afgedaan worden beschouwd.

Verkenning cijfers klassengrootte

Toezegging: TZ202510-129

De staatssecretaris doet een verkenning naar de huidige cijfers van de klassengrootte en zal de Tweede Kamer hier voor de zomer van 2026 over informeren

In de bijlage met de titel Trendrapportage staat een analyse over de leraar-leerling ratio en over de groepsgrootte (paragraaf 1.2, p 27 en verder). Hierin is een figuur opgenomen met de ontwikkeling van het gemiddeld aantal leerlingen per groep in het basisonderwijs, berekend over groepen 3 t/m 8. In 2024 was de gemiddelde groep 23 leerlingen. In vergelijking met 2014 is er bijna geen verschil. In de periode 2021-2023 waren de gemiddelden wel iets lager. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de extra financiële bijdrage die scholen ontvingen voor het NPO.

Lerarentoets

Toezegging: TZ202502-091

Inzake de lerarentoets en de gesprekken hierover: hierover wordt in het Herstelplan ingegaan in het tweede kwartaal van 2025, hierin komt ook informatie over het dashboard.

Over de lerarentoets wordt de Kamer nader geïnformeerd in samenhang met de motie Van Zanten/Rooderkerk (27923-503). Het herstelplan is niet meer aan dit kabinet, zoals ook toegelicht in de beantwoording bij de begrotingsbehandeling.2 Het dashboard is meegezonden met deze Kamerbrief. Daarmee beschouwen we deze toezegging als afgedaan.

Wetsvoorstel Versterken inspraak leraren en schoolleiders

Toezegging: TZ202510-125

Bij de voortgangsbrief lerarenstrategie van december 2025 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het aangekondigde wetsvoorstel Versterken inspraak leraren en schoolleiders.

In de brief wordt een korte procesupdate gegeven. Het dashboard bevat daarnaast een nadere toelichting op de stand van zaken van het wetsvoorstel. Met deze informatievoorziening wordt voldaan aan de toezegging.

Prioriteit lerarentekort en aanpak basisvaardigheden in beleid funderend onderwijs

Motie van de leden Pijpelink en Rooderkerk (Kamerstukken II 2023/24, 36560, nr. 8)

Motie ID 2335

De Tweede Kamer (constaterende dat het lerarentekort en de achteruitgang van de beheersing van de basisvaardigheden tegenwoordig in Nederland ernstige bedreigingen vormen voor de onderwijskwaliteit; van oordeel dat het niet valt te verwachten dat deze problemen zich de komende tijd vanzelf gaan oplossen;) verzoekt de regering om de aanpak van deze problemen de komende tijd de hoogste prioriteit te geven in het beleid voor het funderend onderwijs.

Over het Masterplan basisvaardigheden heeft uw Kamer onlangs een aparte Kamerbrief ontvangen. Dat betekent niet dat het Masterplan basisvaardigheden en de aanpak leraren/lerarenstrategie gescheiden trajecten zijn: de relatie tussen de twee aanpakken is evident. Alleen met voldoende en goed toegeruste leraren en schoolleiders heeft de aanpak voor basisvaardigheden immers kans van slagen. Daarom hebben deze twee onderwerpen, basisvaardigheden en personeel, voor mij de hoogste prioriteit

Wetsvoorstel SPA (Strategisch Personeelsbeleid Arbeidsmarktmaatregelen)

Motie ID: 2616

Toezegging ID: 4797 over wetsvoorstel SPA

Toezegging ID: 5143 over wetsvoorstel SPA

Toezegging: 202510-126

Het wetsvoorstel Strategisch personeelsbeleid en arbeidsmarktmaatregelen wordt naar verwachting in het voorjaar van 2026 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het streven is om het wetsvoorstel SPA (Strategisch Personeelsbeleid Arbeidsmarktmaatregelen) in het voorjaar van 2026 naar de Tweede Kamer te sturen.

Professionele richtlijn stimuleren

Motie van het lid Stoffer (Kamerstukken II 2024/2025, 36 600 VIII, nr. 104)

Overwegende dat het voor de versterking van de status van het vakmanschap van de leraar essentieel is dat degenen die leraren besturen, beoordelen en opleiden uit ervaring weten wat het geven van onderwijs in de praktijk betekent; constaterende dat sprake is van een groeiende groep mensen die in het onderwijs werkt, maar die geen ervaring heeft met het geven van onderwijs; verzoekt de regering samen met het onderwijsveld te werken aan een professionele richtlijn die bevordert dat leidinggevenden, lerarenopleiders en inspecteurs zelf ervaring hebben en houden met het geven van onderwijs.

Zoals in de vorige brief aangegeven, zijn er gesprekken gevoerd over het creëren van meer hybride functies voor leraren, schoolleiders en wetenschappers. In de Amsterdamse Onderwijsregio loopt momenteel een pilot waarin dergelijke hybride banen worden gerealiseerd. Wanneer lerarenopleiders parttime voor de klas staan, snijdt het mes aan twee kanten: dit komt zowel de onderwijskwaliteit voor leerlingen als de opleiding van studenten ten goede. Parallel daaraan wordt onderzoek uitgevoerd naar de praktische en professionele mogelijkheden en belemmeringen van hybride functies, en worden handvatten ontwikkeld voor een inductieprogramma voor lerarenopleiders. Dergelijke initiatieven worden nauwlettend gevolgd en, waar nodig, ondersteund. Tegelijkertijd ligt hier ook een verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers.

Alternatieven voor externe inhuur

Motie van de leden Westerveld c.s. (Kamerstukken II 2024/2025, 27923, nr. 505)

Constaterende dat er in 2023 in het primair en voorgezet onderwijs ruim 1 miljard euro is uitgegeven aan het inhuren van docenten en ander onderwijspersoneel; overwegende dat het niet wenselijk is dat publiek onderwijsgeld terechtkomt bij commerciële uitzend- en detacheringsbureaus, die verdienen aan de krapte op de onderwijsmarkt en die zelfs verergeren; constaterende dat het onderwijsveld zelf al alternatieven heeft opgezet om niet meer afhankelijk te zijn van dure externe inhuur, door bijvoorbeeld binnen de onderwijsregio af te spreken niet meer extern in te huren of door zelf invalpools te creëren; verzoekt de regering om in gesprek te gaan met het onderwijsveld om te kijken hoe deze goede voorbeelden breder bekend kunnen worden gemaakt en te faciliteren dat ze op korte termijn worden ingezet

Voor de zomer is uw Kamer geïnformeerd over de eerste acties die zijn uitgezet naar aanleiding van de motie. Voorbeelden van invalpools in het primair onderwijs zijn opgehaald en gedeeld binnen de infrastructuur van de onderwijsregio’s en verder zichtbaarheid gemaakt via sociale media en de website www.onderwijsregio.nl

Daarnaast is met een aantal onderwijsregio’s een business case uitgewerkt voor het opzetten van een vervangingspool in het VO. Deze business case is inmiddels beschikbaar voor alle onderwijsregio’s en is onder meer bij de Landelijke Praktijkdag Onderwijsregio’s onder de aandacht gebracht bij de onderwijsregio’s. Een negental onderwijsregio’s heeft aangegeven hiermee aan de slag te gaan de komende jaren. Ook zullen de lessons learned uit deze business-case en uit andere invalpools worden gedeeld en worden onderwijsregio’s, die willen starten met een inval- of vervangingspool, op weg geholpen worden.

Aandacht voor orde houden en klassenmanagement

Toezegging: TZ202503-115

In het Herstelplan komt aandacht voor het orde houden en klassenmanagement en in het vervolg hiervan meer aandacht hiervoor in de lerarenopleidingen (voor de zomer).

De aandacht voor klassenmanagement zal worden meegenomen in het proces van het opleidingsberaad leraren. Het herstelplan is niet meer aan dit kabinet, zoals ook toegelicht in de beantwoording bij de begrotingsbehandeling.3 Daarmee beschouwen we de toezegging als afgedaan.

Wettelijke ontheffing van verplichte aantal schooldagen en vakantieweken

Motie van het lid Bisschop (Kamerstukken II, 2018/2019, 31 293, nr. 467)

mede op basis van ervaringen van de ERiO experimenteerscholen te verkennen in hoeverre met het oog op het bieden van passend onderwijs een wettelijke ontheffing van het verplichte aantal schooldagen en vakantieweken nodig en mogelijk is die met kwalitatieve waarborgen is omgeven.

De resultaten van het experiment Ruimte in Onderwijstijd (ERiO), dat zich onder andere richt op de effecten van het aanpassen van de wettelijke eisen rondom vakantieweken in het primair onderwijs, staan hieronder kort beschreven. ERiO en ook het vervolg van ERiO richt zich echter niet specifiek op het passend onderwijs. In het kader van passend onderwijs wordt gewerkt aan een wetsvoorstel voor meer ruimte voor maatwerk. Dit voorstel maakt het mogelijk onder andere mogelijk voor leerlingen met een aanvullende ondersteuningsbehoefte als gevolg van fysieke of psychische oorzaken een aangepast onderwijsprogramma aan te volgen. Met ERiO (gericht op de brede wettelijke eisen rondom schoolvakanties in het po) en het wetsvoorstel voor meer ruimte voor maatwerk voor meer ruimte (gericht op passend onderwijs) wordt invulling gegeven aan de motie.

Tweede tussenrapport evaluatie onderwijsregio’s

Toezegging: TZ202402-158

In december 2024 ontvangt de Tweede Kamer een evaluatie (eerste tussenrapportage) naar de effectiviteit van de Onderwijsregio’s.

In reactie op de toezegging dat uw Kamer de opbrengst van de evaluatie naar de effectiviteit van de onderwijsregio’s ontvangt, is met de Kamerbrief van juli ‘25 de eerste tussenrapportage naar de effectiviteit van onderwijsregio’s verstuurd. Met deze brief ontvangt u de tweede tussenrapportage.4 Voor deze rapportage zijn de programmamanagers van de onderwijsregio’s bevraagd en zijn er gesprekken gevoerd met focusgroepen van lerarenopleidingen, leraren en schoolleiders als vertegenwoordiging van de beroepsgroep. In algemene zin laat deze rapportage veelbelovende ontwikkelingen en resultaten zien. Het beleid lijkt merkbaar bij te dragen aan het versterken van de regionale samenwerking, het inspelen op lokale behoeften en het verbeteren van de beschikbaarheid van onderwijspersoneel. Een overgrote meerderheid van de respondenten oordeelt positief over de samenwerking tussen schoolbesturen en opleiders binnen hun onderwijsregio. De structurele betrokkenheid van leraren en schoolleiders in de verbinding met de onderwijspraktijk verdient nog aandacht. Het bundelen van subsidies in de regeling voor de onderwijsregio’s en het daarmee doorsnijden van oude geldstromen heeft geleid tot meer samenhang in financiering. De uitkomsten laten zien dat veel regio’s al korte termijn opbrengsten zien zoals versterkte samenwerking en betere begeleiding van starters. Voor het inschatten van de lange termijn impact, zoals duurzaam behoud van personeel en structurele vermindering van tekorten lijkt het nog te vroeg. Dit wordt meegenomen in de opvolgende rapportages in 2026.

Betrokkenheid van de lerarenorganisaties bij de onderwijsregio’s,

Toezegging: TZ202510-134

Bij de voortgangsbrief lerarenstrategie van december 2025 wordt de Kamer geïnformeerd over de betrokkenheid van lerarenorganisaties bij de onderwijsregio’s.

In de brief en in de bijlage bij deze brief informeer ik uw Kamer over de betrokkenheid van lerarenorganisaties bij de onderwijsregio’s.

Bijlage onderzoeksresultaten

Tussenrapportage Pilot onderwijstijd VO5

Achtergrond pilot onderwijstijd

De pilot onderwijstijd vo is gestart in schooljaar 2024 – 2025 en heeft een looptijd van twee jaar. Door het aanbieden van minder lesuren krijgen scholen en leraren(teams) meer ruimte voor ontwikkel- en voorbereidingstijd met als doel dat hierdoor de kwaliteit van de lessen toeneemt en de werkdruk van leraren afneemt. In september 2024 is de eerste groep vo-scholen gestart met een andere inrichting van de onderwijstijd. In augustus van dit jaar is er een tweede groep scholen aan de slag gegaan. Tot het einde van de pilot wordt een monitoringsonderzoek uitgevoerd. Dit is de tussenrapportage, de eindrapportage wordt eind 2026 verwacht.

Tussenrapportage

De onderzoekers geven aan dat de tussentijdse resultaten vragen om nuance en voorzichtigheid in de interpretatie, onder andere omdat een aanzienlijk deel van de scholen geen of beperkt gegevens heeft aangeleverd voor het onderzoek. Het tussenrapport heeft als doel om een eerste beeld te geven bij de keuzes die scholen maken t.a.v. het anders inrichten van de onderwijstijd. De onderzoekers hebben de plannen, processen en de eerste effecten van de pilot geëvalueerd. Wat betreft de plananalyse laat de tussenrapportage zien dat scholen kiezen voor uiteenlopende aanpakken zoals het verkorten van lesuren, vakoverstijgend werken of het bieden van maatwerk. De vrijgekomen tijd wordt door deelnemende scholen besteed aan meer ontwikkel- en voorbereidingstijd voor leraren. Voor de procesanalyse concluderen de onderzoekers dat het initiatief om deel te nemen aan de pilot vaak vanuit de schoolleiding komt,. Het personeel op deze scholen rapporteert dat ze betrokken worden bij de pilot. Daarnaast kiezen deze scholen voor een evidence-informed aanpak doordat er wetenschappelijk en eigen onderzoek wordt geraadpleegd naast de ervaringen van andere scholen.

Voor de effectmeting ligt in de tussenrapportage de focus op de invloed van de pilot op uitkomsten gemeten onder leraren. De onderzoekers signaleren o.a. dat de zorgen onder leraren over kwetsbare leerlingen zijn toegenomen. De onderzoekers geven aan dat dit een belangrijk signaal is om na te denken over de ervaren effecten van de pilot in relatie tot kansengelijkheid.

Vervolg

De tussenrapportage geeft een eerste beeld van de plannen, processen en effecten van de pilot onderwijstijd vo. Zoals de onderzoekers ook aangeven, is het van belang om de eerste resultaten met voorzichtigheid te interpreteren. Naar aanleiding van de tussenrapportage gaan we in gesprek met de sociale partners, waaronder over de bevindingen t.a.v. kansengelijkheid.

De effecten van de verschillende aanpakken van de scholen binnen de pilot worden in kaart gebracht met de eindrapportage. Daadwerkelijke resultaten en duiding daarvan wordt verwacht met de eindrapportage die aan het einde van de pilot wordt opgeleverd, waaronder de effecten van de verschillende aanpakken op de leerprestaties en het welbevinden van de leerlingen.

Reactie op onderzoek curricula voltijdopleidingen tot leraar basisonderwijs

Inleiding

In opdracht van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) hebben onderzoekers van de Radboud Universiteit (hierna: de RU) een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de curricula van 47 voltijdroutes die opleiden tot leraar basisonderwijs, verzorgd door 27 bekostigde hogescholen en universiteiten. Het onderzoeksrapport is op 9 september gepubliceerd.6 Graag reageren wij hierbij op het onderzoek, lichten wij toe op welke manier er wordt gewerkt aan de kwaliteit van lerarenopleidingen en hoe de onderzoeksresultaten daarin passen.

Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag luidde: Hoe zien de curricula van de voltijdse hbo- en universitaire routes naar het leraarschap primair onderwijs in Nederland eruit met betrekking tot inhoud, omvang, onderwijsvorm en toetsing? Deze vraag is beantwoord via een systematische analyse van schriftelijke documenten die door de opleidingen zijn aangeleverd. Het gaat daarbij om studiegidsen, modulehandleidingen, toetsbrochures en toetsmatrijzen. De leerdoelen vormden de basis voor het inventariseren van de inhoud. De onderwijseenheden waren het uitgangspunt voor omvang (in studiepunten), onderwijsvorm en toetsing. Inhoudelijke analyse vond plaats op basis van de bekwaamheidseisen en de wettelijk vastgestelde vakgebieden.

Onderzoeksresultaten

Geconcludeerd wordt onder andere “dat leraren aan het eind van hun opleiding uiteenlopende kennis en vaardigheden meekrijgen en dat de meeste routes de bekwaamheidseisen niet volledig hebben verwerkt in de leerdoelen van hun onderwijseenheden.”7 Ook blijkt dat opleidingen verschillende onderwijsvormen toepassen en uiteenlopende manieren van toetsing hanteren. Gesteld wordt dat onduidelijk is met welke kennis en vaardigheden startende leraren het onderwijs instromen, en dat daardoor scholen en besturen professionalisering in de inductiefase niet altijd doelgericht kunnen inzetten. De onderzoekers geven aan geen uitspraken te doen over de effectiviteit of kwaliteit van de curricula. Ook worden methodologische beperkingen benoemd die de representativiteit en betrouwbaarheid mogelijk hebben beïnvloed, waaronder de afhankelijkheid van aangeleverde documentatie en de moeilijk te interpreteren leerdoelen. Hieronder plaatsen wij de bevindingen van het onderzoek in perspectief van reeds ingezet beleid.

Lerarenopleidingen van goede kwaliteit

Kwalitatief goede lerarenopleidingen zijn van essentieel belang om de kwaliteit van het onderwijs in het po, v(s)o en mbo te borgen en verder te versterken. De kwaliteit van de lerarenopleidingen is geborgd in het accreditatiestelsel zoals dat geldt voor alle opleidingen in het hoger onderwijs. Opleidingen worden elke zes jaar door een onafhankelijk panel van deskundigen beoordeeld op meerdere standaarden. Standaard 1 beslaat de beoogde leerresultaten8, die moeten aansluiten bij actuele eisen die worden gesteld aan de inhoud van de opleiding en – voor zover dat van toepassing is – in overeenstemming zijn met relevante wet- en regelgeving. Voor de lerarenopleidingen gaat dat om de wettelijke bekwaamheidseisen9. Het panel onderbouwt zijn beoordeling in een adviesrapport en op basis daarvan besluit de NVAO10 over de accreditatie. Uit de accreditatie van lerarenopleidingen blijkt dat de algehele kwaliteit op orde is. Dat betekent o.a. dat is vastgesteld dat de opleidingen voldoen aan de gestelde eisen m.b.t. zowel de beoogde als de gerealiseerde leerresultaten. Ons huidige stelsel biedt ruimte aan instellingen om daaraan op verschillende wijzen vorm te geven en accenten te leggen, passend bij eigen beleid en de behoeften van het afnemend werkveld. Het is daarbij wel belangrijk dat opleidingen zichtbaar houden hoe zij voldoen aan de gezamenlijke basis die is vastgelegd in de bekwaamheidseisen en de kennisbases. Op dit moment bereiden instellingen zich voor op de volgende periodieke beoordeling van lerarenopleidingen en hebben daarover overleg met de NVAO. Doelstelling van dat overleg is om in de visitaties een goed onderbouwd oordeel te krijgen over de mate waarin de lerarenopleidingen voldoen aan de wettelijke bekwaamheidseisen.

Reeds ingezet beleid

Alhoewel de algehele kwaliteit van de lerarenopleidingen op orde is, hebben wij al eerder geconcludeerd dat het huidige stelsel van lerarenopleidingen en de landelijke kaders waartoe zij zich moeten verhouden te complex zijn geworden11. Het doel is daarom om beter zicht te krijgen op hoe de eisen die we landelijk stellen uitwerken op de inhoud van opleidingen en vervolgens op de kwaliteit van afgestudeerde startbekwame leraren. De afgelopen jaren zijn al stappen in die richting gezet:

  1. De beroepsgroep van leraren heeft een advies uitgebracht voor meer richtinggevende bekwaamheidseisen, het streven is dat die eisen in 2027-2028 in werking treden.

  2. De hogescholen brengen focus aan in de landelijke kennisbases voor de pabo, de herijkte kennisbases wordt naar verwachting vanaf 2026-2027 in de opleidingen geïmplementeerd.

  3. Het Opleidingsberaad Leraren voert meer gezamenlijk – met de beroepsgroep, werkgevers en lerarenopleiders – regie op ontwikkelingen in relatie tot de lerarenopleidingen.

  4. We onderzoeken met lerarenopleidingen basisonderwijs hoe er focus kan worden aangebracht en de overladenheid in de curricula kan worden teruggebracht. Dit project loopt door in 2026.

Het belang van deze reeds ingezette lijn blijkt ook uit het advies “Bekwaamheid beter borgen”12 waarin de Onderwijsraad de grote variëteit aan opleidingsroutes waardeert en tegelijkertijd constateert dat de kwaliteitsborging van deze routes op verschillende manieren is ingericht. De raad adviseert de bekwaamheid van aanstaande leraren beter te borgen met toereikende wettelijke kaders die voor álle lerarenopleidingen gelden, zodat de eisen aan de bekwaamheid van de leraar voldoende specifiek zijn en de bekwaamheid degelijk wordt getoetst.

Naar aanleiding van onze gesprekken met het onderwijsveld en het advies van de Onderwijsraad zijn begin juli aanvullende maatregelen aangekondigd die verder moeten bijdragen aan meer eenduidigheid:

  1. Toewerken naar één leidend kader voor álle lerarenopleidingen. Dat biedt de zekerheid dat leraren na afronding van een lerarenopleiding bekwaam zijn om goed onderwijs te geven.

  2. Onderzoeken hoe vakspecifieke eisen kunnen worden opgenomen in regelgeving. Dat draagt bij aan de borging van het kennisniveau van nieuwe leraren.

  3. In de beoordeling van aankomende leraren moet er expliciet aandacht zijn voor het kennisniveau en er komt meer eenduidigheid in de praktijkbeoordeling.

Afsluitend

De resultaten van het in opdracht van de Inspectie uitgevoerde onderzoek kunnen worden benut in het doorlopende gesprek binnen en tussen opleidingen over het curriculum en de kwaliteitsborging in relatie tot de wettelijke eisen. Wij hebben waardering voor de opleiders die in een dynamisch veld leraren zo goed mogelijk voorbereiden en toerusten op hun belangrijke taak. Met het veld blijft het ministerie de komende tijd werken aan al eerder aangekondigde maatregelen: één leidend kader voor álle lerarenopleidingen, waarbij we onderzoeken hoe we ook vakspecifieke onderdelen kunnen opnemen in de regelgeving. Op korte termijn worden er met de herijking van de bekwaamheidseisen al goede stappen in die richting gezet doordat de eisen concreter en specifieker zijn geformuleerd. Dit draagt uiteindelijk bij aan meer eenduidigheid in de curricula van de opleidingen, het beter zichtbaar kunnen maken van hoe deze eisen in de curricula zijn verwerkt en het kwaliteitstoezicht daarop door de NVAO. De resultaten van het onderzoek van de Radboud Universiteit onderstrepen het belang hiervan.

Arbeidsmarkttoelage

De arbeidsmarkttoelage (AMT) is een toelage op het salaris van onderwijspersoneel en heeft als doel om de arbeidsmarktpositie van scholen met veel kwetsbare leerlingen te versterken. De AMT wordt toegekend aan 15% van de vestigingen in het po en vo met relatief de meeste leerlingen met een vergroot risico op onderwijsachterstanden.

In 2025 is de selectie van vestigingen die de AMT ontvangen geactualiseerd. In 2026 blijft de selectie van vestigingen die de AMT ontvangen gelijk, met verwerking van fusies en opheffingen.

Het CPB heeft de AMT in de eerste twee schooljaren geëvalueerd.13 Hier is Uw Kamer eerder over geïnformeerd.14 Naar aanleiding hiervan ben ik in gesprek gegaan met sociale partners over de invulling van de AMT. Besluitvorming over de invulling van de AMT is aan een volgend kabinet.

Tweede tussenrapport evaluatie onderwijsregio’s

Met deze brief ontvangt u de tweede tussenrapportage evaluatie onderwijsregio’s opgesteld door Berenschot.15 Voor deze rapportage zijn de programmamanagers van de onderwijsregio’s bevraagd en zijn er gesprekken gevoerd met focusgroepen van lerarenopleidingen, leraren en schoolleiders als vertegenwoordiging van de beroepsgroep. In algemene zin laat deze rapportage veelbelovende ontwikkelingen en resultaten zien. Het beleid lijkt merkbaar bij te dragen aan het versterken van de regionale samenwerking, het inspelen op lokale behoeften en het verbeteren van de beschikbaarheid van onderwijspersoneel. Een overgrote meerderheid van de respondenten oordeelt positief over de samenwerking tussen schoolbesturen en opleiders binnen hun onderwijsregio. De structurele betrokkenheid van leraren en schoolleiders in de verbinding met de onderwijspraktijk verdient nog aandacht. Het bundelen van subsidies in de regeling voor de onderwijsregio’s en het daarmee doorsnijden van oude geldstromen heeft geleid tot meer samenhang in financiering. De uitkomsten laten zien dat veel regio’s al korte termijn opbrengsten zien zoals versterkte samenwerking en betere begeleiding van starters. Voor het inschatten van de lange termijn impact, zoals duurzaam behoud van personeel en structurele vermindering van tekorten lijkt het nog te vroeg. Dit wordt meegenomen in de opvolgende rapportages in 2026.

Monitorings- en evaluatieonderzoek van Experiment Ruimte in Onderwijstijd PO

Het rapport ‘Andere tijden’, monitorings- en evaluatieonderzoek van ERiO 2020-2025, uitgevoerd door SEO en Oberon.16 Uit onderzoek blijkt dat scholen tevreden zijn met de geboden ruimte voor individuele aandacht en maatwerk. Tegelijkertijd zijn er ook uitdagingen voor werkdruk en de vraag of iedere leerling baat heeft bij meer flexibele onderwijstijden. Ten aanzien van vakanties en verlof blijken specifieke randvoorwaarden voor succes te gelden, zoals werken met individuele leerlijnen. Naar aanleiding van het experiment blijkt geen significante lagere of hogere kwaliteit van onderwijs te ontstaan. Zoals in de vorige voortgangsbrief Lerarenstrategie aangekondigd krijgt ERiO een vervolg inclusief aanvullend onderzoek. De inzichten uit dit rapport zullen daarin worden meegenomen.

Evaluatie Regeling vaststelling schoolvakanties

Het rapport ‘Vaste kaders, vrije dagen’ over de evaluatie van en verkenning van mogelijke alternatieven voor de Regeling vaststelling schoolvakanties, uitgevoerd door Sardes en SEO.17 Uit dit onderzoek blijkt dat respondenten18 verbeterpunten zien voor de regeling, die volgens een deel niet meer geheel aansluit bij de tijd, maar tegelijkertijd de regeling niet ingrijpend te willen veranderen, om het onderwijs niet op te zadelen met grote veranderingen. Ook wordt de duidelijkheid die de regeling biedt gewaardeerd. Hetgeen uit de evaluatie naar voren komt geeft geen aanleiding om de regeling wezenlijk aan te passen. In het rapport worden ter overweging twee concrete verbeterpunten van de regeling geopperd. Allereerst wordt voorgesteld de tweede week meivakantie centraal vast te stellen, maar uit het rapport blijkt geen consensus of dit wenselijk is en welke week het dan zou moeten worden. Deze suggestie wordt daarom niet overgenomen. Daarnaast wordt gepleit voor het bieden van meer flexibiliteit rondom de vastgestelde schoolvakanties in de vorm van één of enkele vrije dagen voor of na een vakantie. In het voortgezet onderwijs is hiervoor nu reeds enige wettelijke ruimte. De ervaringen met het Experiment Ruimte in de Onderwijstijd (ERiO) bieden hiervoor ook in het primair onderwijs in de toekomst wellicht mogelijkheden. Ook deze aanbeveling vormt daarom geen aanleiding om de regeling aan te passen.

Reactie op stelselonderzoek door de Inspectie van het Onderwijs naar zij-instroom in beroep voor docenten in het mbo

De Inspectie van het Onderwijs heeft onderzoek uitgevoerd naar zij-instroom in het beroep voor docenten in het mbo het PDG-traject (Pedagogisch-didactisch scholingstraject).19 Dit is de belangrijkste en omvangrijkste opleidingsroute voor mbo-docenten en levert jaarlijks ruim 900 nieuwe mbo-docenten op. Goed opgeleide mbo-docenten zijn een cruciale factor voor het leveren van kwalitatief goed onderwijs.

In het onderzoeksrapport stelt de inspectie een aantal succesfactoren vast voor het mbo.20 Zij constateert een goede kwaliteitscultuur en betrokken teams. Mbo-instellingen hebben een visie op geschiktheid en investeren in de landingsperiode van een PDG’er, waarin wordt nagegaan of de kandidaat past in de school en geschikt is als docent. Daarbij worden PDG’ers begeleid door ervaren en voldoende gekwalificeerde docenten. De inspectie heeft tevens aandachtsgebieden geformuleerd op het gebied van het beoordelen van de geschiktheid van zij-instromers, het vaststellen van de benodigde scholing en begeleiding, vakdidactiek en de rechtspositie van zij-instromers.

In reactie op de bevindingen van de inspectie is het punt beoordeling van de geschiktheid van kandidaten opgepakt door de Vereniging Hogescholen, het Landelijk Vakoverleg PDG en de MBO Raad. Zij hebben bij de herijking van de landelijke afspraken over de uitvoering van het pdg-traject in het Landelijk Raamwerk PDG en het Kwaliteitskader mbo aanscherpingen opgenomen voor de beoordeling van de geschiktheid van kandidaten.21

OCW gaat in gesprek met de Vereniging Hogescholen, het Landelijk Vakoverleg PDG en de MBO Raad om te bepalen op welke wijze de aandachtsgebieden inzake het vaststellen van de benodigde scholing en begeleiding en het leveren van maatwerktrajecten en vakdidactiek worden opgepakt.

Daarnaast heeft OCW de versterking van de aandacht voor vakdidactiek voor mbo-docenten al meegenomen in de herijking van de bekwaamheidseisen.

Tussenrapportages werkdrukmiddelen vo22

Werkdruk blijft een belangrijk thema voor zowel leraren als schoolleiders, en vraagt om een samenhangende inzet op meerdere fronten. In deze paragraaf komen drie onderling verbonden onderdelen aan bod: de financiële middelen om werkdruk te verlagen, het monitoringsonderzoek dat volgt hoe deze middelen worden ingezet en aanvullend onderzoek naar de werkbelasting van schoolleiders. Samen geven deze inzichten een breder beeld van hoe scholen werkdruk ervaren, welke maatregelen effect hebben, en welke randvoorwaarden nodig zijn om zowel leraren als schoolleiders beter in staat te stellen hun werk goed en met plezier te doen.

Sinds 2022 is structureel €300 miljoen beschikbaar voor het verminderen van de werkdruk in het voortgezet onderwijs. Hiervan wordt €150 miljoen collectief ingezet, waarbij schoolteams jaarlijks gezamenlijk bepalen welke maatregelen worden genomen om werkdruk te verlagen. De overige €150 miljoen vormt een individuele component, waarmee medewerkers zelf keuzes kunnen maken voor werkdrukverlichtende maatregelen. De collectieve middelen worden voornamelijk ingezet voor extra personeel, zoals verzuimcoördinatoren, onderwijsassistenten en ondersteuning bij surveillances tijdens pauzes. De individuele middelen worden vooral gebruikt voor het opnemen van verlofdagen.

Tot en met 2027 wordt een monitoringsonderzoek uitgevoerd dat jaarlijks een tussenrapportage oplevert.23 Uit de eerste tussenrapportage blijkt dat scholen in het voortgezet onderwijs al langere tijd actief zijn met het treffen van werkdrukverlagende maatregelen. Het merendeel van de scholen heeft inmiddels een collectief werkdrukplan opgesteld. Scholen geven aan dat het initiatief hiervoor vaak bij de PMR en/of de schoolleiding ligt. Tegelijkertijd blijkt dat het niet alle scholen lukt om leraren en andere medewerkers voldoende te betrekken bij de dialoog over de inzet van de middelen. Vooral onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel geeft aan dat zij onvoldoende worden meegenomen in de besluitvorming over de collectieve maatregelen.

Tot slot heeft Centerdata onderzoek24 gedaan naar de werkbelasting van schoolleiders in het po en vo en de ruimte die schoolleiders in hun werk hebben om leiding te geven aan schoolontwikkeling. Het onderzoek laat zien dat schoolleiders veel tijd kwijt zijn aan werkzaamheden rond verantwoording en personeelstekorten. Zij geven aan dat zij graag meer tijd zouden willen besteden aan leidinggeven aan de school als lerende organisatie. Tegelijkertijd is er een groep schoolleiders die door het maken van scherpe keuzes hier wel tijd voor weet te creëren. De opleiding van schoolleiders, grootte van de schoolorganisatie en ondersteuning door het bestuur lijken hierbij belangrijke voorwaarden. Het lerarentekort en een uitdagende leerlingpopulatie vormen ook belemmeringen om tot schoolontwikkeling te komen. De resultaten van dit onderzoek nemen we mee in maatregelen die schoolleiders ondersteunen in het leidinggeven aan de school als lerende organisatie.

Werkdruk in het onderwijs – Oversampling National Enquête Arbeidsomstandigheden – december 202525

In de Nederlandse Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) verzamelen TNO en CBS gegevens over de werksituatie van werknemers in Nederland. Binnen de NEA kunnen we verschillende sectoren en beroepsgroepen onderscheiden. Het ministerie van OCW heeft gevraagd om extra deelnemers te verzamelen uit de onderwijssector, met name uit het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Deze 'oversampling' van onderwijswerknemers vindt al plaats sinds 2018.

TNO onderzoekt of er verschil is in werkdruk voor verschillende groepen, zoals het onderwijstype (primair onderwijs en voortgezet onderwijs), het type school (wel of geen achterstandsschool en wel of geen school in G5 gemeente), verschillende functies (management, docenten en onderwijsondersteunend personeel) en achtergrondkenmerken van de werknemers (leeftijd, geslacht, werkervaring, parttime/fulltime, wel/geen overwerk).

Een van de belangrijkste indicatoren van werkdruk is de combinatie van hoge taakeisen en lage autonomie, oftewel stressvol werk. Wanneer we alleen naar deze indicator kijken zien we het hoogste aandeel onder PO docenten die wel eens overwerken (44,7%) en docenten in achterstandsscholen (44,5%) PO docenten in G5 scholen (44,1%), jonge PO docenten (t/m 35 jaar; 44%) en PO docenten die voltijd werken (42,6%)

Voor deze groepen – maar ook voor de docenten in het VO – geldt dat zij vaker aangeven dat zij erg snel moeten werken, heel veel werk moeten doen en dat zij extra hard moeten werken (taakeisen). Tegelijkertijd geven zij minder vaak aan dat zij zelf kunnen beslissen hoe zij het werk uitvoeren, de volgorde van hun werkzaamheden zelf kunnen bepalen, zelf het werktempo kunnen regelen en zelf oplossingen kunnen bedenken (autonomie).

Er zijn nauwelijks substantiële verschillen gevonden in de trend in werkdrukindicatoren tussen PO en VO, tussen de verschillende functietypes in het onderwijs en tussen diverse achtergrondkenmerken van werknemers. In alle onderwijstypes is het aandeel werknemers dat behoefte heeft aan maatregelen tegen werkdruk/werkstress afgenomen, in het PO en MBO is dit sterker afgenomen dan in het VO.

Tot slot blijkt dat de werknemers met de meeste burn-outklachten docenten in het VO zijn (31,9%), met name de docenten die in het VO in een G5 gemeente werken (37,2%). Er zijn over de jaren heen geen substantiële verschillen in de stijging of daling van de burn-outklachten tussen PO en VO, tussen de verschillende functietypes binnen het onderwijs en tussen verschillende achtergrondkenmerken.


  1. Zie de Functiemix database: Functiemix↩︎

  2. Kamerstukken II, 2025/2026, 36800 VIII, nr. 17↩︎

  3. Kamerstukken II, 2025/2026, 36800 VIII, nr. 17↩︎

  4. Berenschot (2025), Tweede tussenrapportage evaluatie onderwijsregio’s, december 2025↩︎

  5. www.aanpaklerarentekort.nl/documenten/2025/12/09/tussentijdse-rapportage-pilot-onderwijstijd↩︎

  6. Bijlsma, H. J. E., & Bosman, A. M. T. (2025), Inventarisatie curricula voltijdroutes naar het leraarschap primair onderwijs. Radboud Universiteit en Inspectie van het Onderwijs. Het gehele rapport is te raadplegen via: Rapport Inventarisatie curricula voltijdroutes naar het leraarschap primair onderwijs | Inspectie van het onderwijs↩︎

  7. Bijlsma, H. J. E., & Bosman, A. M. T. (2025), p. 5.↩︎

  8. De volledige beschrijving van Standaard 1 is: De beoogde leerresultaten passen bij het niveau en de oriëntatie van de opleiding en zijn afgestemd op de verwachtingen van het beroepenveld en het vakgebied en op internationale eisen. De beoogde leerresultaten beschrijven aantoonbaar het niveau (associate degree, bachelor of master) zoals gedefinieerd in het Nederlands kwalificatieraamwerk en de oriëntatie (hbo of wo) van de opleiding. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die vanuit het regionale, het nationale en het internationale perspectief door het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Voor zover van toepassing zijn de beoogde leerresultaten tevens in overeenstemming met relevante wet- en regelgeving.↩︎

  9. Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel, zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0018692.↩︎

  10. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. Voor meer informatie over de procedures, zie: https://www.nvao.net/nl/procedures/nederland.↩︎

  11. Dit is een van de uitkomsten van de in december 2023 gepubliceerde Verkenning Lerarenopleidingen, zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/12/15/bijlage-4-samenvatting-uitkomsten-verkenning-lerarenopleidingen-docx.↩︎

  12. https://www.onderwijsraad.nl/documenten/2025/01/17/bekwaamheid-beter-borgen↩︎

  13. Zie https://www.cpb.nl/effecten-arbeidsmarkttoelage-nationaal-programma-onderwijs-2021-2023↩︎

  14. Kamerstukken II, vergaderjaar 2024 – 2025, 27 923, nr. 514 Voortgangsbrief lerarenstrategie juli 2025 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  15. Berenschot (2025), Tweede tussenrapportage evaluatie onderwijsregio’s, december 2025↩︎

  16. SEO & Oberon (2025), Tijden veranderen? Evaluatie experiment ruimte in onderwijstijd 2020-2025 (eindrapport), Amsterdam 2025 Andere tijden | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  17. Razenberg, Modhej, Marthaler (2025), Vaste kaders, vrije dagen. De regeling vaststelling schoolvakanties: evaluatie en verkenning van mogelijke alternatieven, Sardes september 2025 Vaste kaders, vrije dagen. De Regeling vaststelling schoolvakanties: evaluatie en verkenning van mogelijke alternatieven.↩︎

  18. Landelijke onderwijspartijen, zoals PO-raad en VO-raad, vakbonden, Ingrado en CvTE; scholen; ouderorganisaties; vervoer- en consumentenorganisaties; toeristische sector; bedrijfsleven en ministeries.↩︎

  19. Inspectie van het Onderwijs, Zij-instroom in het beroep van docent in het mbo (pdg). Stelselonderzoek ten behoeve van het toezicht op zij-instroom in het beroep van docent in het mbo, Utrecht september 2025 Rapport Zij-instroom in Beroep van docent in het mbo | Inspectie van het onderwijs↩︎

  20. Alle ho-instellingen, die het pdg-traject aanbieden zijn onderzocht. Voor het mbo heeft de IvhO 6 mbo-instellingen bezocht. Voor het mbo beperken de resultaten zich daardoor tot een verkenning.↩︎

  21. Landelijk Raamwerk PDG en het Kwaliteitskader mbo↩︎

  22. Oberon (2025), Werkdruk in beeld. Monitor regeling werkdrukverlichting voortgezet onderwijs: meting 2025, Utrecht december 2025 Definitieve rapportage werkdrukmiddelen VO - meting 2025 | Aanpak Lerarentekort↩︎

  23. Zie voor rapportage 2024Monitoronderzoek Werkdrukmiddelen - Tussenrapportage 2024 | Aanpak Lerarentekort↩︎

  24. MOOZ, CAOP, Centerdata, Fontys, Samen groeien: werkbelasting van schoolleiders en de school als lerende organisatie. Onderzoek naar lerend leiderschap in basisonderwijs, voortgezet onderwijs en gespecialiseerd onderwijs, november 2025. Met deze brief ontvangt u dit onderzoek als bijlage.↩︎

  25. TNO 2025 R12885 Rapportage Werkdruk in het Onderwijs 2025↩︎