Conceptverslag Politie
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D54031, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-24 12:28, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-18 10:00: Politie (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Politie
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 18 december 2025 overleg gevoerd met de heer Van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid, over:
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 juli 2025 inzake Nivel-rapport Gezondheidseffecten van het stroomstootwapen (29628, nr. 1278);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 juli 2025 inzake WODC-onderzoek naar effectieve interventies diversiteit en inclusie (D&I) bij de politie (29628, nr. 1279);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 juli 2025 inzake inzichten dialoog over demonstreren en beschermen herdenkingen (34324, nr. 38);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 september 2025 inzake verslag hackbevoegdheid politie 2024 (29628, nr. 1298);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 november 2025 inzake toezegging gedaan tijdens het debat over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme van 25 september 2025, over de bewapening van de mobiele eenheid (ME) (29628, nr. 1299);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 13 november 2025 inzake handhavingsplan jaarwisseling (28684, nr. 813);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2025 inzake WODC-rapport Internationale verkenning bevoegdheden online gegevensvergaring politie bij (dreigende) openbare ordeverstoringen (29628, nr. 1301);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 10 december 2025 inzake tweede halfjaarbericht politie 2025 (29628, nr. 1302).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Ellian
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Ellian
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: El Abassi, Coenradie, Diederik van Dijk, Ellian, Faber, Michon-Derkzen, Mutluer, Straatman, Struijs en Van der Werf,
en de heer Van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 9.59 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, goedemorgen. Ik open deze vergadering van de vaste
commissie voor Justitie en Veiligheid. Mijn naam is Ellian en ben de
waarnemend voorzitter van deze mooie commissie. Ik heet van harte welkom
de minister van Justitie en Veiligheid en diens ondersteuning en
uiteraard mijn gewaardeerde collega's, die in groten getale aanwezig
zijn. Ik ga ze nu niet één voor één voorstellen. Dat doe ik zo meteen
als ik iedereen het woord geef. Uiteraard ook van harte welkom aan
iedereen in de zaal en alle anderen die deze vergadering anderszins
volgen. Op de agenda staat het commissiedebat Politie, waar we drie uur
de tijd voor hebben. We moeten het ook in die tijd afronden. Er is een
hoop te zeggen, want er zijn veel agendapunten. De leden krijgen drie
interrupties, gemaximeerd op 45 seconden. Dus let daar alsjeblieft op.
Overschrijd je dat maximum, dan tel ik 'm voor twee, want de ervaring
leert dat we het anders niet gaan redden. Ik zal ook de minister
verzoeken om zijn beantwoording to the point te doen.
Mevrouw Faber (PVV):
Zijn dat drie interrupties alleen in de eerste termijn?
De voorzitter:
Ja, voor de leden onderling, maar wel gemaximeerd op 45 seconden per
interruptie. Als ik niks vergeet, gaan we beginnen met mevrouw Michon
namens de VVD, voor haar eerste termijn.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Fijn om het hier met een nieuwe Kamer over de politie
te hebben. Ik zie ook een aantal nieuwe gezichten in deze commissie. We
hebben ongelofelijk veel te bespreken, dus ik steek gelijk van wal. Ik
begin met de ombuigingen binnen de politie. Wij weten allemaal dat de
politie kenbaar heeft gemaakt 800 miljoen te veel uit te geven, dus
boven het budget uit te geven. Er resteert een ombuiging van 300
miljoen. Er ligt een motie-Michon, waarin staat dat dit niet mag
neerslaan op de operationele politieorganisatie. Nu lees ik in de
bijlage, waar honderdduizend onderwerpen in staan, dat in 2026 de
operationele slagkracht wordt ontzien — dat komt dus niet ten laste van
de basisteams — maar er staat ook: bij sommige eenheden moet de
bezetting worden beperkt. Hoe rijmt dit met elkaar? Is nou klip-en-klaar
dat dit niet van die operationele organisatie afgaat? Uit die overleggen
van de bestuurscolleges hoor ik ook andere signalen. Ik denk dat het
heel belangrijk is om dat vandaag duidelijk te hebben.
Mijn tweede punt betreft de jaarwisseling. We hebben een uitgebreide
brief gekregen op 13 november over het handhavingsplan. Mijn afdronk van
die brief is dat het goed weergeeft wat er allemaal kan en welke
instrumenten je kan inzetten. Dat vind ik allemaal goed. Dat is voor mij
ook een hoop bekend materiaal, en het is goed dat iedereen dezelfde
informatie heeft. Maar wat ik graag wil weten, is hoeveel extra illegaal
vuurwerk wij nou willen onderscheppen. Wat zijn concreet de ambities van
de politie over het te bereiken resultaat om ervoor te zorgen dat we oud
en nieuw beheersbaar houden? Hoeveel extra inzet is er dus op illegaal
vuurwerk? Hoe zit het met die pilots voor geweldsmiddelen van de mobiele
eenheid? Twee van de vijf kunnen al van start met oud en nieuw. We weten
dat Amsterdam daarover twijfelt. Hoe kan dit en hoe zorgen we ervoor dat
we agenten maximaal beschermen in deze moeilijke nacht?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Die vraag moet de minister zich denk ik ook aantrekken. Ik begrijp dat
het geweldsinstrumentarium van de ME wordt uitgebreid naar aanleiding
van de heftige gebeurtenissen in Den Haag. Maar zonder enige training,
zonder enige ondersteuning en zonder na te denken over de chilling
effecten die die uitbreiding kan hebben, kan je ook iets creëren. Deelt
mijn collega die mening?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik deel de mening van mevrouw Mutluer van harte dat je goed getraind
moet zijn hiervoor. Ik heb ook begrepen dat die trainingen nu zijn
afgerond. Wat u zegt over het chilling effect deel ik niet. We hebben
met elkaar in meerderheid tot deze vijf pilots besloten. Twee starten
voor oud en nieuw, de andere drie begin volgend jaar. Ik hoop trouwens
ook van de minister te horen wanneer die andere drie starten. Dat doen
we om de agenten te beschermen. Dat hebben we in meerderheid besloten in
de Kamer, omdat we vreselijke beelden hebben gezien, bijvoorbeeld bij
die rellen op het Malieveld. Dat doen we dus niet om stoer te doen of om
mensen angst aan te jagen, nee, dat doen we om agenten te beschermen,
zodat die op een normale manier hun werk kunnen doen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Maar ook dan heb ik natuurlijk de nodige zorgen omtrent het te pas en te
onpas inzetten van dit uitgebreide geweldsinstrumentarium. Daarmee zeg
ik overigens niet dat ik niet vind dat onze agenten zich veilig moeten
wanen; dat is voor mij ook prioriteit één. Maar uiteindelijk is het ook
aan de burgemeester om dat zelf te bepalen. We kunnen hier wel aan
shaming gaan doen, maar het is echt aan de burgemeesters om uiteindelijk
te kijken of zij een dergelijke inzet willen plegen of niet.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ook dat deel ik met mevrouw Mutluer, maar nu is het een feit dat oud en
nieuw voor de agenten de zwaarste nacht is. Het bevreemdt mij dus zeer
dat de burgemeester de afweging maakt om agenten zonder alle mogelijke
middelen deze nacht in te sturen. Daar hoor ik graag de minister
over.
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat dus over illegaal vuurwerk. Ook heb ik eerder gevraagd wat de post-
en pakketsector nu extra doet voor het onderscheppen van die pakketten
illegaal vuurwerk die je gewoon kunt bestellen.
Voorzitter. Winkeldiefstal is mij ook een doorn in het oog. Dat kwam
recent weer zeer ter sprake in een rapport van de Inspectie JenV. Daarin
stond kort gezegd: de recherche is vooral bezig met winkeldiefstal; die
zou wat grotere zaken moeten doen. Nou, ik ken een hoop ondernemers die
ongelofelijk ontevreden zijn over de afwikkeling van de politie-inzet
bij winkeldiefstal. Terecht ook. Ik vind dus — dat heb ik in november
2024 gevraagd in een motie — dat we met elkaar moeten kijken hoe je nou
op een slimme manier winkeldiefstallen afdoet. Waarschijnlijk hoeft dat
heel vaak niet eens met politie-inzet, maar kan dat ook privaat. Er is
een plan van aanpak, er zijn allerlei gesprekken over, en nu zie ik ook
in de stukken terug dat er een conceptleidraad is en dat er pilots zijn.
We zijn nu dik een jaar verder, en we hebben een conceptleidraad en
pilots. Kan dit niet sneller, zo vraag ik de minister. Wanneer wordt die
leidraad dan definitief? Kunnen we met elkaar de moed hebben om op een
andere manier naar winkeldiefstal te kijken, zodat die
recherchecapaciteit zo effectief mogelijk kan worden ingezet?
Voorzitter. We moeten het in dit debat ook hebben over de
commissie-Sorgdrager, Waarborgen Werken Onder Dekmantel. Jaren geleden
had de landelijke eenheid te maken met afschuwelijke gevolgen; een
aantal collega's was daarbij. Dat heeft ook geleid tot een hele
herorganisatie. De commissie-Sorgdrager zegt nu eigenlijk dat de visie
op vakmanschap ontbreekt. De mensen die dit moeilijke werk doen, staan
er dus nog steeds behoorlijk alleen voor. Ook in dit verband wil ik toch
indringend aan de minister vragen of de aansturing daarvan niet strakker
bij de minister belegd kan worden. Want het kan niet zo zijn dat we deze
kwetsbare, moeilijke functies aan hun lot overlaten. Hoe beoordeelt de
minister de bevindingen van deze commissie?
Voorzitter, ik moet afronden. Ik ben heel blij dat we de handhavers
apart gaan behandelen. Daar is een hoop over te zeggen. Dat zal ik nu
niet doen. Over het demonstratierecht komen we ook apart te spreken, dus
dat laat ik ook voor nu zitten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Allright, dat ging goed met de interrupties. Ik vind het leuk om dit
bijzondere moment aan te mogen kondigen: volgens mij is dit het eerste
commissiedebat Politie voor de heer Struijs.
De heer Struijs (50PLUS):
Dat klopt, voorzitter.
De voorzitter:
Ik vind het leuk dat ik u in deze rol het woord mag geven. Aan u het
woord, namens 50PLUS.
De heer Struijs (50PLUS):
Ja, dank u. Het is even wennen. Ik zat vaak aan de andere kant van de
tafel. Ik ga gelijk van start. 50PLUS ziet dat de hele rechtsstaat onder
druk staat, met name de politie, maar ik wil er wel bij zeggen dat wij
kritisch zijn op met name het beleid van en de uitvoering bij de
politie. Ik vraag de minister het volgende. Er wordt nu extra geld
gevraagd voor de operatiën. Die zijn te allen tijde heilig voor ons,
want daar werkt men ontzettend hard. Al vijf jaar geleden is er beloofd
om te gaan snijden in de staf van de korpsleiding. Wat schetst mijn
verbazing? Ik zie 1.681 fte's, en in de eenheden zitten ook nog eens
meer dan 1.600 beleidsmedewerkers, terwijl de operaties moord en brand
schreeuwen. Op het moment dat ze een goed idee hebben, en ze naar een
beleidsmedewerker moeten, hebben ze namelijk twee problemen. Dat wordt
ook wel de hindermacht genoemd. Ik snap het nog steeds niet. Al uw
voorgangers hebben beloofd om voor bestuurlijke hygiëne te zorgen. We
hebben DG POL met een grote staf die beleid maakt, dan gaat het beleid
naar de politie en vervolgens maken ze nog eens hun eigen beleid. Dat
kan veel beter, al jarenlang. Daar vermorsen we veel geld. Ik wil graag
van de minister weten hoe hij daartegen aankijkt.
Mijn tweede punt is het vermorsen van honderden miljoenen in de laatste
vijf jaar met ICT-projecten. Het loopt enorm op. Tot nu toe is het hele
bedrijfsprocessysteem nog steeds niet op orde. We hebben reparatie op
reparatie. Politiemensen klagen steen en been. Kijk naar de recherche:
Summ-IT 6 en 7 zijn alweer gaande. We houden de oude meuk dus in stand
en dat heeft een hele hoge prijs. Elke keer hoor ik ook nu weer van de
interceptiekamer, de vroegere tapkamer, waar alle afgeluisterde
gesprekken binnenkomen: we zijn nog steeds in ontwikkeling. Ondertussen
houden we een systeem in stand dat veel geld kost. Kortom, gelet op de
optelsom bij de bestuurlijke hygiëne en het vermorsen van geld wil ik
van de minister weten: deelt hij de beelden en kunnen we daar niet een
slag op maken?
Dan naar de operatie. Ik maak me op voor een veldslag dit jaar, helaas.
De voortekenen zijn niet mis. Kijk naar het illegale vuurwerk, waar mijn
collega Michon het al over had. Ook dat dit het laatste jaar is waarin
vuurwerk mag worden afgestoken, wordt groots en massaal gevierd, en door
sommige mensen niet op een leuke manier. Het tweede is de onderbemensing
bij de politie. Er is nu een enorme piek, dus in januari krijgen we weer
situaties dat de wachttijden voor aangiftes, van geweldsdelicten tot
ernstige zedenzaken, enorm oplopen. Want het zijn niet alleen de mensen
op straat; er staat ook letterlijk een peloton rechercheurs klaar om zo
snel mogelijk de afhandeling te doen. Ik wil graag een duiding van de
minister: hoe kijkt hij naar deze problematiek rondom oud en
nieuw?
Last but not least, ik geef ook toe dat mijn betrokkenheid in het
verleden daar groot bij was: drie zelfdodingen bij het undercoverteam,
de infiltratie. We hebben daar stevig ingegrepen. Dat was ook terecht.
Het is nu in opbouw. Ik koester deze mensen enorm, omdat ze nu ook
operationele successen boeken, maar het wordt echt tijd dat deze mensen
beter worden ondersteund, fysiek, mentaal en moreel. Het wordt ook tijd
dat er meer duidelijkheid komt over hun toekomst en het leiderschap
aldaar. Ook daar wil ik graag een reflectie op.
Dit was het voor nu. Ik zit tegen de vier minuten aan. U begrijpt dat ik
met mijn achtergrond een uur door kan gaan, maar hier wil ik het even
bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Struijs. Het was keurig binnen de tijd overigens.
Mevrouw Faber, voor haar eerste termijn namens de PVV-fractie.
Mevrouw Faber (PVV):
Dank u, voorzitter. Het komt steeds vaker voor dat agenten bespot en
bedreigd worden. In november waren vluchtende agenten op de nationale
televisie te zien. Tuig uit een Utrechtse buurt toonde zijn minachting,
ze kropen uit hun holen en trachtten de agenten met stenen te bekogelen,
omdat ze het niet eens waren met een arrestatie in hun wijk. Tot mijn
stomme verbazing vertelde diezelfde avond burgemeester Dijksma op tv dat
dit soort voorvallen niet incidenteel zijn. Vluchtende agenten zijn
funest voor het imago van de politie; dat vormt de opmaat naar
no-gozones. Ik verwijt het de agenten niet. Zij worden immers de straat
op gestuurd met de opdracht de-escalerend te handelen, wat eigenlijk een
synoniem is geworden voor nietsdoen. Tijdens een ontruiming van een
universiteitsgebouw ging de politie na 500 minuten verbinden over tot
kortstondig geweld van anderhalve minuut. Dit om de geblokkeerde ingang
vrij te maken. Vervolgens reageerde de burgemeester, weer mevrouw
Dijksma — dit terwijl het onderzoek nog gaande was — door te zeggen dat
dit niet zo afgesproken was. Sprak de burgemeester niet voor haar beurt?
En wat is de rol van de korpschef in dezen? Graag een reactie van de
minister.
Voorzitter. Het politieke bestuur wil vooral geen politiek gesteggel,
wat zich uit in politieke correctheid. Beticht worden van etnisch
profileren, waar de politie doodsbang voor is, ligt altijd op de loer.
Daarom wordt de Amsterdamse politie nog steeds de straat op gestuurd met
een selectiepaal, die aangeeft wie wel of niet preventief gecontroleerd
moet worden. Dit gebeurt ondanks dat een meerderheid in de Tweede Kamer
zich heeft uitgesproken tégen de paal. Binnen en buiten de politie wordt
erom gelachen. Ik dacht eerst ook dat dat een grap was. Kortom, om het
eigen bestuurlijke straatje schoon te houden, worden de agenten door hun
eigen bestuur voor paal gezet op straat. Het beroep van politieagent is
te belangrijk om geridiculiseerd te worden door bestuurlijke, politieke
spelletjes. Mijn vraag aan de minister is dan ook: moet de politietop
niet eens ophouden met die politieke spelletjes ten koste van het
aanzien van hun eigen agenten? Waarom grijpt de minister niet in?
Voorzitter. Dan het gedram over de hoofddoeken voor boa's. Ook daar
speelt de PvdA-GroenLinksburgemeester weer een rol in. De boa's dienen
neutraliteit uit te stralen. Er ligt een AMvB klaar die een verbod op
religieuze uitingen behelst. De minister wil deze AMvB echter niet
bekrachtigen. Hij wil dit verbod in een wet vastleggen. Maar waarom niet
de AMvB in werking laten treden, totdat de beoogde wet van kracht
is?
Voorzitter. Dan de jaarwisseling. De van oorsprong mooie traditie van
vuurwerk tijdens de jaarwisseling wordt verpest door tuig dat de straat
terroriseert en zich niet aan de regels houdt. Een handhavingsplan is
zinloos als er niet wordt gehandhaafd. Het schort ook aan voldoende
handhavingscapaciteit. De kans bestaat dat het nog erger wordt,
aangezien er in oktober door de politie een brief is verzonden aan
opleiders en werkgevers van boa's dat er geen ruimte is om boa's te
certificeren. 2025 zou volgeboekt zijn en er kunnen geen aanvragen in
behandeling worden genomen voor 2026. Klopt dit? Zo ja, dan verliezen
alle boa's hun bevoegdheid in 2027. Wat gaat de minister hieraan
doen?
De politie staat regelmatig in een spagaat. Oorzaak: binnen de lokale
driehoek bestaan verschillende opvattingen over proportioneel optreden.
Dit ondermijnt het gezag en de slagkracht van de politie. Zou een
eenduidig beleid van de lokale driehoek niet bijdragen aan de slagkracht
van de politie? Graag een reactie. De zwalkende houding van burgemeester
Halsema inzake de proef met de zwaardere wapens voor de ME helpt ook
niet echt. Slappe hap is kennelijk de norm bij de
PvdA-GroenLinksburgemeesters.
Voorzitter. De politie moet het gezag weer terugkrijgen. Dat begint al
op straat. Wat dan niet helpt, is een vuurtje geven aan een
straatschoffie en wat helemaal niet helpt, is koffie schenken bij een
groep biddende moslims op straat. Hiermee werp je het beeld op van
onderdanigheid. Dat terwijl een van de wettelijke politietaken handhaven
is. De handhaver staat hiërarchisch altijd boven de partijen. Het
bestuur moet stoppen met politiek correcte spelletjes, moet consequent
aansturen en moet pal achter al het personeel gaan staan. De politietop
wil het vertrouwen terugwinnen van de burger, maar dan moet de
politietop wel echt daadkrachtig optreden. Een daadkrachtige politie kan
enkel daadkrachtig optreden bij een daadkrachtig bestuur.
De heer El Abassi (DENK):
Ik was nog even aan het wachten of iemand anders zou ingrijpen. Ik zou
de PVV de eerste vraag willen stellen: wat is er mis met koffiedrinken
met moslims op straat?
Mevrouw Faber (PVV):
Weet u, deze moslims staan te bidden op straat om te provoceren. Ze
provoceren de politie. Daar moeten we gewoon niet in meegaan. De politie
is niet een dienaar van biddende moslims. Die gaat geen koffie schenken,
maar moet gewoon gaan handhaven. We moeten gewoon ophouden met die
flauwekul.
De heer El Abassi (DENK):
Ik vroeg wat er mis is met koffiedrinken met moslims op straat en ik
krijg een reactie over biddende moslims op straat, maar dat is ook
misschien een goed voorbeeld. Wat vindt de PVV van agenten die bidden op
een Chanoeka of in een kerk? Daar hebben we ook heel veel beelden van
langs zien komen, maar de PVV heb ik daar nooit over gehoord. Wat vindt
de PVV daarvan?
Mevrouw Faber (PVV):
Wat we zien, zijn agenten in uniform die op de knieën liggen in een
moskee. Daar heb ik grote bezwaren tegen. Bij een chanoekaviering heb ik
geen biddende politieagenten gezien in uniform.
De heer El Abassi (DENK):
Dat de PVV dit niet ziet, betekent niet dat dit niet bestaat. Ik wil de
PVV toch ermee confronteren, want het internet staat vol — gelukkig
maar, want de politie probeert divers te zijn — met biddende agenten, of
het nou gaat om een biddende agent bij Kerstmis of bij Chanoeka. Die
beelden staan volop op het internet. Dat kan de PVV toch niet ontkennen?
Wees gewoon eerlijk en geef gewoon aan dat de PVV — daar zijn ze vrij
duidelijk in — iets heeft tegen de islam en dat ze dat niet heeft ten
opzichte van andere godsdiensten. Heb het dan niet over "ze hebben niks
te doen" of wat voor smoes dan ook dat de politie de taak niet uitvoert.
De PVV kan het niet hebben dat de politie ook met de moslimgemeenschap
een binding zoekt, naast alle andere gemeenschappen. Geef dat gewoon
aan, wees daar eerlijk in en wees niet hypocriet.
Mevrouw Faber (PVV):
Ik ben er altijd heel duidelijk in geweest: ja, zeker, de PVV heeft iets
tegen de islam. Dat klopt. We hebben niet iets tegen moslims — dat is
een ander verhaal — maar we hebben zeker wel iets tegen de islam. Daar
zijn we ook voor opgericht. Wij zullen daar net zolang tegen strijden
tot wij van de islam af zijn in Nederland.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer voor een interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Meer een statement, voorzitter. Ik heb ook een aantal keren wat gehoord
over GroenLinks-PvdA-burgemeesters. Ik ben eigenlijk best wel trots dat
wij in dit land burgemeesters hebben die opkomen voor de Grondwet, de
rechtsstaat en alle burgers in hun gemeente, ongeacht geloof, ongeacht
afkomst, ongeacht wie ze zijn. Dat statement wil ik maken naar
aanleiding van de bijdrage van de collega naast wie ik zit, van wie ik
weet dat ze niks tegen mij heeft, hè …
Mevrouw Faber (PVV):
Neenee.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, want ik ben een uitzondering op de regel. En dat is een statement
dat ik wil maken. Dat heb ik hierbij gedaan, voorzitter.
De voorzitter:
Dat mag. Het was keurig binnen de 45 seconden, dus dat is prima. Ik ben
ook een handhaver vandaag. Dan zijn we ook bij u gekomen, mevrouw
Mutluer, want mevrouw Faber was aan het einde van haar termijn. Mevrouw
Mutluer namens GroenLinks-PvdA voor haar eerste termijn.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Eén moment, voorzitter. Ik zet eerst mijn klok aan, want ik ken
mezelf.
De voorzitter:
Ja, dat zou ik zeker doen. Maar wij doen het ook, hoor, dus geen zorgen!
Gaat uw gang.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wil ook mijn collega's danken voor de steun om het
nieuwe boa-stelsel apart in een commissiedebat te bespreken. Dat geeft
ook iets meer ruimte om nu een aantal andere onderwerpen op te pakken
waar ik bij wil stilstaan.
In de eerste plaats is dat de veiligheid van de politie, de brandweer,
de boa's en de medische hulpverleners. Zij doen vaak een stap naar voren
en houden ons land veilig. In die wetenschap houd ik mijn hart vast voor
de komende jaarwisseling, want het is extra spannend omdat dit de
laatste jaarwisseling is waarin consumentenvuurwerk is toegestaan. En
ja, ik zie ook een handhavingsplan, waarvoor dank aan de minister. Maar
met de beperkte middelen wordt nu wel ingezet op maximale handhaving.
Tegelijk heb ik ook kritische vragen. Met een nationaal vuurwerkverbod
zijn we er namelijk nog niet. Hoe staat het met het beloofde
internationale overleg om vuurwerk aan te pakken? Daarnaast hoor ik van
de Nederlandse Politiebond dat de gecoördineerde vuurwerkbestrijding een
generieke politietaak is geworden, als extra prioriteit bij het toch al
zwaar overbelaste en onderbezette politieteam. Mijn vraag aan de
minister is: waarom heeft u daarvoor gekozen? Ik vind het namelijk
onbegrijpelijk. Met de Politiebond is de fractie van GroenLinks-PvdA van
mening dat extra geïnvesteerd moet worden in het opsporen van illegaal
vuurwerk. Graag een reactie daarop.
Dan het heimelijke politiewerk.
De voorzitter:
Een momentje. Mevrouw Michon voor een interruptie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben het totaal eens met het punt van mevrouw Mutluer dat er extra
moet worden geïnvesteerd in het opsporen van illegaal vuurwerk. We
hebben als Kamer eerder met elkaar gezegd dat illegaal vuurwerk ook een
onderdeel is van de ondermijningsaanpak. Immers, vaak gaan de busjes de
ene kant op met het ene spul en komen ze terug met het vuurwerk.
Tegelijkertijd zien we in de financiële stukken dat er een behoorlijke
onderuitputting op die ondermijningsgelden zit. Dat bevreemdt mij dan
zo. Is mevrouw Mutluer het met mij eens dat als je weet dat er nog zo
veel illegaal vuurwerk te onderscheppen is, het vreemd is dat je met
miljoenen aan geld in je zak blijft zitten op het terrein ondermijning,
terwijl dat nu juist hiervoor ingezet zou kunnen worden?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het verbaast me al jaren dat wij ondermijningsgelden niet effectief en
optimaal inzetten. Maar als we kijken naar ondermijnende criminaliteit,
als we kijken naar wat er in wijken gebeurt, hoe men vanuit de
onderwereld de bovenwereld weet te bereiken, verrast en verbaast het me
dat we die onderuitputting hebben. Wat mij betreft wordt het geld goed
ingezet. Dat kan zijn voor opsporing. Voor mijn part gaat er nog meer
geld naar lokale opsporing, dus in die zin denk ik dat wij elkaar bij de
begroting heel goed kunnen vinden om te kijken hoe we dat geld op een
andere wijze goed kunnen inzetten.
De voorzitter:
Gaat u verder, mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik eigenlijk nog iets zeggen over het heimelijke politiewerk. De
bevindingen van de commissie-Schneiders over de wijze waarop de
Landelijke Eenheid uitvoering geeft aan heimelijk politiewerk trillen
nog steeds na. We weten dat een aantal politieagenten een einde aan hun
leven hebben gemaakt. Daarom was ik zelf ontzettend geschrokken van de
uitkomsten van de commissie-Sorgdrager, waaruit blijkt dat kort en goed
fouten uit het verleden zich bij het nieuwe heimelijk team politiewerk
dreigen te herhalen. Bestaande expertise is niet overgedragen, er wordt
in isolement gewerkt, de huidige opleiding speelt niet in op de behoefte
uit de praktijk en undercoverspecialist Sophie Naber spreekt in de media
van een strijd die begint op een fundament vol scheuren. Ze zegt: het is
vragen om instorting doordat de druk toeneemt. Ik vraag me echt af of
deze minister hetzelfde rapport heeft gelezen als wij. De structurele
problemen worden door deze minister namelijk afgedaan als
onvermijdelijke groeipijnen, wat het belang van goed werkgeverschap
miskent. Politiespecialisten werken onder extreme fysieke en mentale
omstandigheden en moeten kunnen rekenen op uitstekende training en
ondersteuning. Het is goed als de minister nog eens zorgvuldig toetst of
zijn beleidsreactie wel tegemoetkomt aan wat in de praktijk noodzakelijk
is. Samen met de commissie-Schneiders, de commissie-Sorgdrager en de
politiebonden zou de minister aan een plan moeten werken waarin de
evidente risico's van heimelijk politiewerk en de eisen die daaruit
voortvloeien voor de ondersteuning vanuit de werkomgeving worden
uitgewerkt. We gaan niet nog één keer het leven van onze
politie-undercovers in het geding brengen door haperend werkgeverschap.
Graag een reactie.
Tot slot. Een budget van 350 miljoen euro is gewoon nodig. Wij willen
van de minister horen hoe hij die agenten toch gaat helpen, zodat de
operationele slagkracht blijft bestaan en ook de lokale opsporing een
boost krijgt.
Dank, voorzitter.
De heer Struijs (50PLUS):
Ik deel de analyse en de vragen die over de undercovers aan de minister
worden gesteld. Ik wil voor het volledige beeld echter even opmerken dat
dit huidige team — ik ben zelf op werkbezoek geweest — enorm succesvol
is geweest bij levensdelicten en bij ernstige seksuele misdrijven. Dat
zijn successen die ze niet mogen delen, omdat ze onder de rechter
zitten. Om het dus even in balans te brengen, wil ik aangeven dat de
mensen in de operatie, waarover ik het heb, momenteel tegen deze stroom
van toestanden in toch blijven presteren in dat nieuwe team. Dat vind ik
wel belangrijk voor het hele beeld.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg niks ten nadele van de inzet van die politieagenten, laat ik dat
vooropstellen. Zij moeten namelijk onder zeer zware omstandigheden het
werk doen. Aan de andere kant moeten we wel leren van de fouten die in
het verleden zijn gemaakt. Ik neem dat rapport van Sorgdrager enorm
serieus. Als zij zegt dat er in isolement wordt gewerkt, waardoor
kritische reflectie ontbreekt, en als zij zegt dat expertise niet
overgedragen is, waardoor continuïteit verloren gaat, dan moet je dat
serieus nemen. Het kan niet zo zijn dat we straks weer iemand
kwijtraken. Ik denk dat mijn collega, oud-agent en oud-chef van de
Politiebond, dat met mij deelt.
De heer Struijs (50PLUS):
Dat deel ik wel, maar ik wil balans in de …
De voorzitter:
Meneer Struijs, u krijgt het woord via de voorzitter. Meneer
Struijs.
De heer Struijs (50PLUS):
Excuus, voorzitter. Dat is even de nieuwigheid, zullen we maar zeggen,
of het enthousiasme van 50PLUS, of beide. Ik deel een hoop met u, maar
ik wil uitkijken, omdat ik ook al eerder in deze Kamer heb gemeld dat de
discussie uit balans raakt. Dit is een onmisbaar middel, dus die kant
moeten we niet opgaan. En ten tweede moeten er heel veel verbeteringen
komen. Daar sta ik helemaal achter. Ik sta ook achter uw betoog. Maar ik
waak er een beetje voor dat de discussie verderop uit balans raakt. Dat
tref ik niet bij u aan, maar ik heb toch een beetje de neiging om het
nog even te zeggen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Een medaille kent twee kanten, eens. Wat ik wil, is dat wij
opnieuw naar het volgende gaan kijken, ook samen met de
commissie-Schneiders. We zijn namelijk niet voor niets zo kritisch
geweest op die Landelijke Eenheid. We hebben hier een heel duidelijk
commissiedebat gehad. We hebben afspraken gemaakt. Ik wil niet dat we
die fouten weer gaan herhalen. Wat mij betreft gaan we in het nieuwe
jaar opnieuw even met al die partijen zitten, om te kijken hoe we die
verbeteringen wél kunnen doorvoeren, juist voor die agenten voor wie we
allemaal willen vechten en strijden.
De voorzitter:
Dat verzoek gaan we dan zien bij de procedurevergadering. Mevrouw
Coenradie, namens JA21, voor uw eerste termijn.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Voorzitter. "Ik ben bereid mijn gezondheid en mijn leven te riskeren
wanneer ik zorgdraag voor de veiligheid van anderen." Dit is een van de
beloften die agenten doen wanneer zij agent worden. Dat is geen belofte
die alleen lekker bekt. Het is iets wat diep geworteld zit in het zijn
van een agent. Als ik mijn peuter uitleg wat de politie doet, houd ik
het simpel: de politie vangt boefjes en helpt mensen. Die eenvoud is
geen naïviteit. Het is de kern van politiewerk. Maar wij hebben die kern
overladen met extra taken en verwachtingen. "Zorgdragen" is inmiddels
een containerbegrip geworden. Een agent vangt niet alleen boefjes en
helpt niet alleen mensen. Hij moet omgaan met verwarde personen,
ingrijpen bij huiselijk geweld, signalen van kindermishandeling
herkennen, digitale criminaliteit begrijpen, juridisch foutloos handelen
en precies weten welk geweldsmiddel hij wanneer mag inzetten. Dit alles
moet hij tegelijk doen, terwijl hij altijd onder een vergrootglas ligt.
Dat vraagt niet om een beetje training, maar dat vraagt om
topvakmanschap. Dan de realiteit: de maatschappij wordt complexer, maar
opleidingen worden korter. De risico's nemen toe, maar trainingen zijn
summier. De verantwoordelijkheid groeit, maar de voorbereiding krimpt.
Dat is geen beleid, maar dat is afschuiven. We sturen agenten situaties
in waarmee zelfs ervaren professionals moeite hebben. We noemen het
vervolgens een "incident" als het misgaat.
Voorzitter. Ik wil het hebben over preventief fouilleren. Dat is geen
hobby voor agenten.
De voorzitter:
Momentje, momentje, momentje. Mevrouw Van der Werf voor een
interruptie.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Complimenten voor de inleiding van collega Coenradie. Ik deel heel erg
de dilemma's die agenten op hun bord krijgen en dat het soms heel
ingewikkeld kan zijn om te bepalen wat nou je primaire
verantwoordelijkheid is en wat je wel moet doen en wat niet.
Tegelijkertijd denk ik dat wij het als politiek ook wel heel erg
ingewikkeld hebben gemaakt. Bij heel veel van de problemen die u noemt —
kindermishandeling, verwarde personen, noem maar op — denk ik, hoe
belangrijk ík het ook vind: is dat nou een primaire politietaak? Of zijn
het gewoon zaken die steeds meer tussen wal en schip zijn geraakt,
tussen zorg en veiligheid, waarvan zelfs op ministerieel niveau soms
volstrekt onduidelijk is wie erover gaat?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Eens. Ik denk dat een heleboel zaken, mensen, op dit moment in de
strafrechtketen terechtkomen, van politie tot aan detentie, die helemaal
niet in de strafrechtketen terecht horen te komen, maar die eerder bij
zorg horen. Dat zijn keuzes die wij vanuit de politiek maken en waar in
dit geval dan de uitvoering last van heeft.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ook ik deel deze analyse van mevrouw Coenradie. Ik denk dat wij daarom
hier ook zelf een duidelijker beeld moeten geven van wat wij vinden dat
de politie moet doen. Daarom begon ik over winkeldiefstal. Dan reageren
wij met "nou ja, winkeldiefstal, hahaha: een Snickers stelen bij de
Appie", maar dat is wel waar de recherchecapaciteit van basisteams voor
driekwart aan opgaat. Je kan je afvragen waar dat toe leidt. Eerder
hebben we ook gevraagd naar publiek-private samenwerking, want ook
winkeldiefstal zou je civiel kunnen afdoen. Hoe kijkt JA21 hiertegen
aan?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik kom daar later in mijn spreektekst nog op terug, maar ik denk dat er
heel duidelijk een meerjarige strategie zou moeten zijn. Ik ben dan ook
heel erg benieuwd naar de visie van de minister in dezen. Ik denk
namelijk dat je gewoon in z'n geheel moet kijken waar de politie wel van
is en waar de politie niet van is, en dat we daarin vanuit de politiek
op een gegeven moment duidelijke keuzes moeten maken. In de afgelopen
jaren zien we dat de politie overal van is. Dat zijn ook de signalen die
ik hoor tijdens werkbezoeken. De politie geeft aan om werkelijk waar
overal van te moeten zijn, maar ook om overal een specialist in te
moeten zijn. Dat gaat niet, en zeker niet met steeds minder
capaciteit.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het kost me een interruptie, maar dit is geen antwoord op mijn vraag. Ik
vroeg hoe u er zelf naar kijkt. Wat is de opvatting van JA21 over de
politietaken? Ik noem zelf winkeldiefstal; misschien heeft u andere
dingen. Wat kan volgens u en uw partij wel een onsje minder? Anders
zeggen we "we hebben allemaal dezelfde analyse en we wachten op de
visie", maar dat doen we eerlijk gezegd al jaren. Daarom hoop ik dat wij
hier de minister kunnen helpen als wij met elkaar al onze ideeën op
tafel leggen.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ja, wij hebben daar zeker ideeën over. Sterker nog, we hebben daar een
behoorlijk uitgebreid hoofdstuk aan gewijd in ons verkiezingsprogramma.
Een van de zaken die wij aangeven is: alles wat bij zorg hoort of in de
ggz hoort, moet daar terechtkomen. Als wij te maken hebben met een
enorme groep mensen met verward gedrag en de politie is elke keer degene
die die mensen oppakt, in een cel zet en ze de volgende dag weer vrij
moet laten, en dat riedeltje herhaalt zich dan telkens, dan vind ik niet
dat de politie met de juiste zaken bezig is.
Tegelijkertijd moet de politie wel handhaven en staan voor de
veiligheid. Ik vind dat wij dan heel erg goed naar de zorg moeten kijken
en die samenwerking — ik weet van de zogeheten zorgveiligheid en de
werkagenda — mag nu wel een keer meer handen en voeten krijgen. Dat is
nu nog puur papier; ik heb daar nog te weinig uitvoering van gezien. Er
moeten dus concretere afspraken komen tussen de ministeries VWS en JenV
over aan wie welke zaken worden toebedeeld. Dat betekent dat mensen in
de zorg ook daadwerkelijk in de zorg terechtkomen en niet in de
strafrechtketen. Dat scheelt een hoop capaciteit.
Mevrouw Faber (PVV):
Mevrouw Coenradie pleit ervoor dat deze mensen naar de zorg moeten, maar
dan moet er ook meer geld naar de zorg toe. Dan is mijn vraag aan
mevrouw Coenradie, via de voorzitter: wil JA21 ook meer geld naar de
zorg hebben? Dat lijkt me dan nog een zware dobber met de komende
coalitie in wording, want die zitten heel anders in de wedstrijd qua
zorg.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik moet bij dit soort vragen altijd een beetje denken aan wat volgens
mij een uitspraak was van Hans Teeuwen, "lalala geld", alsof geld altijd
de oplossing zou zijn voor problemen die we hebben. Ik denk dat geld
niet altijd de oplossing is. Ik denk dat we vooral moeten kijken naar
wat er gebeurt en hoe efficiënt er wordt gewerkt. Dat geldt voor alle
zorgpartijen. Dat geldt ook voor de politie. Op het moment dat er geld
nodig is en bij moet, dan is het altijd goed om daar het gesprek over te
hebben, maar laten we ook eens eerst kijken — dat geldt voor elke
organisatie, voor elke onderneming en wat mij betreft ook voor elke
instantie — of iedereen efficiënt werkt en of zaken efficiënter kunnen,
in plaats van dat er direct geld naartoe gaat.
Mevrouw Faber (PVV):
Volgens mij is die uitgeklede zorg juist een gevolg, want daar is
behoorlijk gekort in de financiën. Er zijn allerlei tehuizen en zo
gesloten. Geld heeft dus zeker wel invloed. Ik ben het wel met mevrouw
Coenradie eens dat je niet alles kunt oplossen met geld, maar we zitten
nu wel met die enorme bezuinigingen. Daarom lopen al die verwarde
personen op straat.
Mevrouw Coenradie (JA21):
We hebben binnenkort volgens mij ook wat begrotingen. Zoals mevrouw
Faber weet, zij wij op dit moment geen onderdeel van de formatie. We
gaan allemaal zien hoe zaken onderverdeeld gaan worden. We gaan ook
tijdens de begrotingen ons verhaal doen. We gaan ook zien waar de
formerende partijen uiteindelijk mee gaan komen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Coenradie.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Voorzitter. Ik wil het hebben over preventief fouilleren. Dat is geen
hobby voor agenten, maar vaak een noodzakelijk instrument. Als dit
middel vaker wordt ingezet, zegt dit niet alleen iets over de politie,
maar vooral over de straat. Wie veiligheid wil zonder middelen, kiest
voor schijnveiligheid en een tandeloze overheid waar kwaadwillenden
overheen walsen. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister. Durft
u ondubbelzinnig te zeggen dat agenten die preventief fouilleren altijd
rugdekking krijgen? Staat de minister net als JA21 achter burgemeesters,
die steeds vaker naar noodmaatregelen grijpen om de openbare orde te
handhaven? En hoe kunnen wij hen extra ondersteunen? Het aantal jongeren
dat met een vuurwapen wordt betrapt, stijgt sterk: van 178 in 2021 naar
310 dit jaar. In hoeverre wordt er nu gericht gefouilleerd en
gehandhaafd op risicogroepen, bijvoorbeeld in bepaalde gemeenten, wijken
en leeftijdsgroepen of op basis van gedrag, kleding of ander bezit? Als
dit nog niet gebeurt, kan de minister dan onderzoeken hoe dit wel
mogelijk gemaakt kan worden binnen de wettelijke kaders? Is hij het met
mij eens dat het wantrouwen uitstraalt als agenten preventief fouilleren
met waarnemers naast zich? Wanneer stoppen we met deze gekkigheid?
Dan nog over de selectiepaal, waar mijn collega ook al iets over heeft
gezegd. Er ligt een heldere motie van de VVD, BBB en JA21, die met een
ruime meerderheid is aangenomen. Maar ik lees in de afdoening eigenlijk
dat er een gesprekje is geweest en dat er verder niks is gebeurd. Dus
een glas, een plas, u weet wel. Daarom is mijn vraag of de selectiepalen
nou nog worden ingezet.
In het jaarverslag van de politie lees ik nauwelijks iets over concrete
targets die de top zichzelf oplegt. Op welke stuurbare wijze controleert
u de politietop op vooraf vastgestelde doelstellingen? In hoeverre
stuurt de minister deze bij? Ik ben voorstander van meetbare doelen voor
de politietop. Dat is gezond in elke normale organisatie.
Ik ga richting het einde. De politie is geen ggz-instelling. Alles wat
de samenleving niet kán oplossen en de politiek niet wíl oplossen,
schuiven we door naar de politie. Dat is geen waardering; dat is
uitputting. Het is positief dat het kabinet werkt aan een tussenvariant
tussen ggz en tbs. Maar welke middelen, als in geld, mensen en
capaciteit, zijn er nodig om dit structureel te maken? Zijn die er al en
kan dit op korte termijn? Want dit is ook in het belang van de politie.
Wat ontbreekt, is visie. Wat verwachten we wél van de politie en wat
niet meer? Wanneer komt er een meerjarige strategie die
politiecapaciteit beschermt in plaats van uitput? Onze politiemensen
vragen geen applaus. Ze vragen duidelijkheid, training en rugdekking, en
vooral dat we stoppen met doen alsof alles kan met steeds minder
mensen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar mevrouw Van der Werf voor haar eerste
termijn namens D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Als ik de balans opmaak van een aantal problemen
die op dit moment spelen in de maatschappij, valt mij één structureel
patroon op. Het blijkt heel ingewikkeld om een aantal grote thema's op
te pakken, terwijl de excessen en de verontwaardiging in de samenleving
groot zijn. Ik noem een paar voorbeelden: de aanpak van femicide en
huiselijk geweld, de samenwerking met de jeugdzorg als het gaat om
kindermishandeling, en de aanpak voor overlast door verwarde personen.
Wat valt er op bij deze dossiers? Dit zijn zaken waar de politie niet
alleen nauw bij betrokken is, maar ook regelmatig op vastloopt. Het zijn
precies die dossiers waarbij samenwerking cruciaal en noodzakelijk is.
Juist op momenten waarop veiligheid en zorg elkaar tegenkomen en zouden
kunnen versterken, zie je dat bureaucratie en gebrek aan eigenaarschap
elkaar verzwakken. Ik heb hier een heel betoog over gehouden bij de
begrotingsbehandeling van JenV vorig jaar en heb hier ook een aantal
moties over ingediend. Ik kom even terug op de interessante discussie
van net: moeten we fietsendiefstal en auto-inbraak nou echt belangrijker
maken dan ingrijpen bij huiselijk geweld? Als je dat meer zou willen
kunnen doen, moet de politie dan ook niet makkelijker achter de voordeur
kunnen kijken? Moet de politie dan niet meer informatie tot zich kunnen
nemen van andere instanties? Ik ben heel benieuwd hoe het staat met de
uitvoering van een aantal van deze aangenomen moties. Graag een
reflectie daarop van de minister.
Voorzitter. Tegelijkertijd heeft de politie een forse financiële claim
neergelegd; mevrouw Michon zei daar net al wat over. Ik deel zeer dat
het niet zomaar terecht moet komen bij de operationele slagkracht. Ik
begrijp goed dat de druk groot is, maar voor ons is de vraag wel: waar
moet dat geld terechtkomen? Welk deel van dat bedrag wordt daadwerkelijk
ingezet voor voldoende mensen bij de recherche en voor een vast gezicht
in de wijk? Ik wil ervoor waken dat geld automatisch gaat naar extra
fte's en meer blauw op kantoor.
Voorzitter. Uit het eindrapport van de Commissie Monitoring Waarborgen
Heimelijk Werk blijkt dat het nieuwe undercoverteam van de politie
zichzelf een te ambitieuze deadline heeft opgelegd voor hun hervorming.
Een aantal collega's begonnen daar al over. Dat is pijnlijk, omdat die
juist is ingezet na een aantal ernstige misstanden waarbij mensen aan
hun lot zijn overgelaten met grote persoonlijke en professionele
gevolgen. Juist dan zou je mogen verwachten dat zorgvuldigheid
vooropstaat. Als medewerkers onvoldoende zijn voorbereid en basale
randvoorwaarden niet kloppen, dan gaat het niet goed. De commissie
waarschuwt dus ook terecht dat dit undercoverteam te ver van de rest van
de organisatie af komt te staan en dat precies die oude patronen
terugkomen waar we nu juist zo voor wilden waken. Daarom vraag ik: welke
concrete maatregelen neemt de minister om te voorkomen dat we deze
mensen opnieuw in een isolement laten belanden?
Tot slot, voorzitter. De jaarwisseling komt steeds dichterbij. Elk jaar
hebben we weer opnieuw dezelfde discussie. Of moet ik inmiddels zeggen
"hadden"? Ik ben blij dat er eindelijk een landelijk vuurwerkverbod
komt. Dit is een belangrijke stap richting een jaarwisseling die voor
iedereen feestelijk kan zijn. Maar ik kan me ook heel goed voorstellen
dat het voor de agenten die dit jaar die nachtdienst draaien ook
beangstigend is: de gedachte dat mensen misschien nog één laatste keer
helemaal los willen gaan. Daarom heb ik een vraag aan de minister. Hoe
is hij van plan om de politie en hulpverleners deze jaarwisseling
voldoende te beschermen? Een specifieke vraag: wat is er terechtgekomen
van mijn motie die ik begin dit jaar heb ingediend bij dit debat, over
het aanbieden van voldoende gehoorbescherming en veiligheidshelmen voor
iedereen? Daarmee bedoel ik dus niet een paar per bureau die binnen de
dienst moeten worden geruild wanneer die beschikbaar zijn. Ik wil ook
een oproep doen aan de politiek: laten we niet blijven hangen in
uitstel, uitzonderingen en een halfslachtige invoering. Mensen
verwachten duidelijkheid, niet een halve zet vooruit. Hulpverleners
verwachten bescherming. Ik hoop dan ook dat dit besluit zo snel mogelijk
en goed wordt uitgevoerd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Okido. Geen interrupties, zie ik. Dan gaan we over naar Diederik van
Dijk namens de SGP-fractie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter. Een sterke rechtsstaat staat of valt met een politie
die gezag uitstraalt, professioneel optreedt en zichtbaar het vertrouwen
van burgers verdient. Dat vraagt om vakbekwame mensen, duidelijke kaders
en bestuurders die keuzes durven maken. De SGP maakt zich zorgen over
ontwikkelingen die dit gezag onder druk zetten: beleid dat kwaliteit
ondergeschikt dreigt te maken aan ideologische doelstellingen. Beleid
waarbij afkomst, identiteit of achtergrond zwaarder lijkt te wegen dan
geschiktheid en motivatie, is wat de SGP betreft volstrekt onwenselijk.
Geen misverstand: iedereen die bij de politie wil werken, moet zich
daartoe welkom voelen. Maar het is ook goed om te beklemtonen: als je
bij de politie komt te werken, ben je allereerst een uithangbord van de
overheid en niet van jouzelf of van je particuliere opvattingen.
Wij ontvangen diverse signalen uit het veld en ook van scholen als het
Hoornbeeck College waaruit blijkt dat kwalitatief sterke, gemotiveerde
jongeren met dit beleid minder kans maken bij de politie vanwege
selectiecriteria die vooral gericht zijn op diversiteitsdoelen. Het
recente WODC-onderzoek naar diversiteit en inclusie laat echter juist
zien dat er weinig hard bewijs is dat quota, streefcijfers of
identiteitsgerichte interventies daadwerkelijk bijdragen aan betere
prestaties, hogere legitimiteit of meer veiligheid op straat. Wat wel
werkt, zo blijkt, is investeren in vakmanschap, leidinggevenden die
sturen op kwaliteit, en een professionele cultuur waarin iedereen gelijk
wordt behandeld. Hoe voorkomt de minister dat selectie aan de poort
leidt tot uitsluiting van capabele kandidaten in plaats van versterking
van de politie?
Voorzitter. De SGP onderschrijft het belang van het demonstratierecht,
maar dat recht is nadrukkelijk niet onbegrensd. Juist bij
oorlogsherdenkingen moeten rust, waardigheid en veiligheid leidend zijn.
Het is dan ook zeer zorgelijk dat demonstraties steeds vaker doelbewust
worden ingezet om te provoceren en te ontwrichten. Dat raakt direct aan
bijvoorbeeld de veiligheid op Joodse bijeenkomsten en bij Joodse
instellingen, zoals afgelopen weekend pijnlijk zichtbaar werd toen een
demonstratie tijdens het chanoekaconcert in het Concertgebouw volledig
uit de hand liep. Kan de minister ondubbelzinnig bevestigen dat bij
oorlogsherdenkingen en religieuze bijeenkomsten de bescherming van
personen en instellingen prevaleert en dat demonstraties die deze
veiligheid aantoonbaar onder druk zetten, niet worden gefaciliteerd,
maar worden beperkt of verboden?
Voorzitter. Naast veiligheid rondom de jaarwisseling, waar ik nu omwille
van de tijd niet over uitweid, staat de politie in 2026 voor nog een
forse uitdaging: de politiebegroting 2026. Collega's maakten er ook al
opmerkingen over. Na maatregelen die de politie zelf heeft getroffen,
blijft er een tekort op de begroting van 86 miljoen in 2026, een tekort
dat de komende jaren verder oploopt. Dat tekort dreigt ook de kern van
de politie te raken: zichtbaarheid op straat, slagkracht bij opsporing
en de zorg voor onze politiemensen.
Politie die niet toereikend gefinancierd is, verliest personeel,
deskundigheid en uiteindelijk gezag. Het tekort moet worden gedicht
zonder dat dit ten koste gaat van de operationele capaciteit en van de
veiligheid in wijken en dorpen! Wat gaat de minister doen om te
voorkomen dat door de begrotingstekorten de zichtbaarheid en de inzet
van agenten op straat daadwerkelijk afnemen? En hoe voorkomt hij dat
deze tekorten leiden tot verdere uitholling van basistaken? Collega's,
die het op een veel betere manier deden en kunnen dan ik, maakten ook
opmerkingen over de managementstructuur. Kortgezegd, is er een
waterhoofd gegroeid bij de politie? Hoe kijkt de minister wat dat
betreft aan tegen de politietop?
Voorzitter. Een concrete opmerking over de boa's, want over het stelsel
gaan we het later hebben. De huidige juridische onzekerheid rond de
strafrechtelijke bevoegdheid van groene boa's onder de Omgevingswet is
onhoudbaar. Waar eerder op grond van artikel 17 van de Wet op de
economische delicten boa's expliciet bevoegd zijn verklaard voor de
handhaving van de omgevingswetfeiten, ontbreekt deze grondslag na de
inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierdoor dreigt de onwenselijke
situatie te ontstaan dat groene boa's onbevoegd optreden. Dat leidt tot
grote onzekerheid en tot rechtmatigheidskwesties, met name op het gebied
van de toekenning van geweldsmiddelen. Is de minister bereid deze
omissie tegen het licht te houden en het strafrechtelijke
aanwijzingsbesluit opnieuw vast te stellen met terugwerkende kracht tot
de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zodat handhavers duidelijkheid
en een bevoegdheid krijgen?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Ik heb u in het licht van de kerstgedachte een klein beetje
respijt gegeven op uw spreektijd.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank.
De voorzitter:
Ik zie dat er geen interrupties zijn en daarom geef ik nu mevrouw
Straatman het woord namens de CDA-fractie.
Mevrouw Straatman (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De veiligheidsopgave in Nederland is groot. De
samenleving en ook de criminaliteit verharden. Bovendien vragen wij
steeds meer van de politie, ook op terreinen die niet primair tot de
taken van de politie behoren. Dat alles zet de capaciteiten van de
organisatie onder druk en het vraagt steeds meer van onze politiemensen.
Onze politie en boa's werken dag en nacht voor onze veiligheid. Zij
verdienen ons respect, maar niet alleen dat: de politie verdient ook
duidelijke kaders, voldoende middelen en politieke rugdekking.
Voorzitter. Ik focus vandaag op drie hoofdthema's: de politie-inzet bij
demonstraties, de bewapening van de ME en het handhavingsplan voor de
jaarwisseling.
Allereerst de demonstraties. Demonstreren is een groot goed, maar het
mag nooit een vrijbrief zijn voor geweld, intimidatie of doelbewuste
ontwrichting. Gelukkig verlopen de meeste demonstraties vreedzaam, maar
een kleine goed georganiseerde groep zoekt bewust de grenzen op. Dat zet
het draagvlak voor het demonstratierecht en de veiligheid van
politiemensen onder druk. Daarom de volgende vragen aan de minister:
wanneer komen de nationale basisafspraken voor politieoptreden bij
demonstraties beschikbaar? Hoe wordt de Kamer hierbij betrokken? Hoe
worden gemeenten ondersteund bij het verhalen van schade op
relschoppers? In hoeverre wordt civielrechtelijke aansprakelijkheid
benut en ziet de minister mogelijkheden dit te verbreden?
Ten derde. De minister geeft aan de landelijke uitrol van de Rotterdamse
pilot bij de demonstratie op de A12, waarbij meer is ingezet op
geïntensiveerde handhaving, te onderzoeken. Dat vindt het CDA positief.
Het is belangrijk om een norm te stellen, juist om draagvlak voor het
demonstratierecht te behouden. Maar uit het WODC-rapport van vorige week
bleek dat het OM veelal niet overgaat tot vervolging na de aanhouding
van demonstranten, terwijl daar wel juridische ruimte toe is. Hoe ziet
de minister dit? Hoe zorgt hij dat geïntensiveerde handhaving bij
demonstraties door de politie ook verder in de keten wordt
opgepakt?
Voorzitter. Ik wil hetzelfde urgente signaal over de bevoegdheden van
groene boa's afgeven, maar ik denk dat mijn collega van de SGP dat heel
mooi verwoord heeft. Graag vraag ik ook om een reactie van de minister,
zodat we zo snel mogelijk een einde maken aan deze onzekere situatie
voor honderden groene boa's.
De ME staat in de frontlinie bij de zwaarste openbareorde-incidenten. De
extreem gewelddadige rellen in Den Haag lieten opnieuw zien onder welke
druk onze medewerkers moeten opereren. Agenten worden geconfronteerd met
grof geweld en doelbewuste aanvallen. Het CDA steunt daarom de pilots
met meer pepperspray en traanverwekkende middelen in de waterwerper,
omdat agenten veilig en effectief moeten kunnen optreden. Mijn vragen
aan de minister hierover: hoe wordt tijdens de pilots beoordeeld of de
middelen effectief, proportioneel en veilig zijn? Hoe is geborgd dat
training, nazorg en richtlijnen volledig op orde zijn voor de
structurele invoering? Wanneer start de minister met de verkenningen
naar luchtdrukwapens en markeerstoffen in de waterwerper en hoe wordt
een zorgvuldige veiligheidsafweging gegarandeerd?
Voorzitter. Tot slot het landelijke vuurwerkverbod. We staan voor een
grote omslag. Het handhavingsplan is zorgvuldig, maar de uitvoering
wordt zwaar, vooral in kleinere gemeenten en grensregio's, waar illegale
handel hardnekkig is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de actualiteit in
Baarle-Nassau, die dat bijna wekelijks laat zien. Vandaar mijn vragen:
hoe wordt de capaciteit voor deze regio's geborgd? Welke monitoring komt
er om vast te stellen of het verbod leidt tot minder incidenten, minder
letsel en minder illegale handel? De minister geeft in de brief aan toe
te werken naar afspraken met Duitsland en België over de invoering van
het vuurwerkverbod. Hoe staat het met deze afspraken?
Voorzitter, tot slot. De feestdagen staan weer voor de boeg, een tijd
voor rust, bezinning en familie, maar niet voor politie en hulpdiensten.
Via deze weg wil ik alvast mijn grote bewondering uitspreken voor het
harde werk van alle politiemensen en hulpverleners, die het mogelijk
maken dat wij op een veilige manier het jaar 2026 kunnen inluiden.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Ik zie geen interrupties en dan gaan we tot slot naar de heer
El Abassi van de fractie van DENK voor zijn eerste termijn.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Van de zomer ontving deze Kamer het WODC-rapport over
diversiteit en inclusie bij de politie, Samen sterker. De kernboodschap
van dat rapport is helder. Het gezag en het vertrouwen in de politie
zijn afhankelijk van herkenbaarheid, representatie en consistente
normstelling vanuit de politiek. Precies daarom is de recente discussie
over Halal Village zo belangrijk.
Ik was daar ook aanwezig en zoals iedere editie was het een plek voor
ontmoeting, samenkomen en verbinding. Ook de politie was daar aanwezig,
overigens niet voor de eerste keer. De politie was daar niet om politiek
te bedrijven, maar om te werven en om zichtbaar te zijn voor mensen die
zich vaak niet vanzelfsprekend gezien voelen door de overheid. Dat is
precies wat het WODC-rapport beschrijft als noodzakelijk: een politie
die midden in de samenleving staat en die werkt aan vertrouwen. En toch
ontstond er verontwaardiging, niet over het handelen van agenten, maar
over symboliek, over framing. Ineens werd de neutraliteit van de politie
ter discussie gesteld. Mijn vraag aan de minister is: deelt de minister
de mening dat de politie op zulk soort events moet kunnen staan?
Voorzitter. Het voorgenomen verbod op religieuze uitingen voor boa's. De
Raad van State stelt helder dat dit verbod in strijd is met de vrijheid
van godsdienst en levensovertuiging, wat mij heel logisch lijkt, en ook
met hoe we het hebben vastgelegd in onze Grondwet. Ook het College voor
de Rechten van de Mens waarschuwt dat zo'n verbod stigmatiserend is en
totaal niet bijdraagt aan onpartijdigheid. En toch kiest de minister
ervoor om dit door te zetten en om de wet aan te passen, zodat dit
verbod alsnog kan worden ingevoerd.
De voorzitter:
Momentje, meneer El Abassi. Mevrouw Michon zat aan drie interrupties,
maar één interruptie was maar drie seconden. Als ik mevrouw Michon nu
nog een interruptie toesta, moet ik dat bij iedereen doen. Ik kijk
daarom even … Ik zie jullie reactie en ik sta het toe, maar dan moeten
jullie niet zo meteen allemaal om een extra interruptie vragen.
Mevrouw Michon, snel!
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank voor de coulance, voorzitter. Ik ken de opvatting van de heer El
Abassi en zijn partij over de hoofddoek bij handhavers. Die opvatting
mag hij hebben, maar hij moet hier wel even de feiten goed noemen. De
Raad van State heeft namelijk gesteld dat je zo'n verbod in een wet moet
regelen en niet in lagere regelgeving. Dat is de reden dat de minister
heeft aangegeven dat hij dat gaat doen, omdat je dit op een hoger niveau
in de wet moet regelen. Dus wat hij zegt, is niet het geval en wat al te
feitenvrij. Het is niet zo, zoals hij wel zegt, dat de Raad van State
heeft gezegd dat je dit nooit zou mogen doen. Het kan dus wel, maar het
moet bij wet. Dat gaat nu gebeuren en daar gaan we het dan in de Kamer
over hebben. En ik kan me zo voorstellen wat de heer El Abassi daarvan
vindt en dat onze opvattingen daarover diametraal tegenover elkaar
zullen staan.
De heer El Abassi (DENK):
Ik wil hierop reageren door in ieder geval mee te geven dat de Raad van
State een uitspraak heeft gedaan over de AMvB. De Raad van State vond
het in strijd met de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
Nogmaals, ik vind dat logisch klinken. De Raad van State vond het in
strijd met de vrijheid van godsdienst, maar niet alleen de Raad van
State, want ook het College voor de Rechten van de Mens waarschuwt dat
zo'n verbod stigmatiserend werkt. En inderdaad: DENK is van mening dat
het in strijd is met de vrijheid van meningsuiting.
De Raad van State heeft nog geen uitspraak gedaan over de wet, maar
mevrouw Michon-Derkzen doet wel alsof de wet, die er mogelijk gaat
komen, niet in strijd zal zijn met de vrijheid van godsdienst. Wij
denken dat dat wel het geval zal zijn. En vandaar dat ik deze vraag aan
de minister stel.
Ik ga verder met mijn betoog, voorzitter. Zoals ik al zei, waarschuwt
ook het College voor de Rechten van de Mens dat zo'n verbod
stigmatiserend is en niet bijdraagt aan onpartijdigheid. Waarom legt de
minister zulke zware adviezen naast zich neer en waarom hebben wij
onafhankelijke adviesorganen als hun waarschuwingen over grondrechten
niet serieus worden genomen?
Voorzitter. Laten we eerlijk zijn: een hoofddoekverbod heeft niks te
maken met neutraliteit. Het heeft te maken met afspraken die gemaakt
zijn in een PVV-kabinet. Mevrouw Faber was daar eerlijk over, want zij
zei heel eerlijk: we zijn tegen de islam en we zullen niet stoppen
voordat de islam is uitgeroeid. Ik hoor mevrouw Faber protesteren en
zeggen: of de islam verdwenen is. Ik gebruik misschien net iets andere
woorden, maar: corrigeer me vooral. Laat ik benoemd hebben dat ik niks
heb tegen PVV'ers. Ik heb iets tegen de PVV. Ik vind de PVV gevaarlijk.
Ik vind de PVV eng. Ik vind het een dictatoriale organisatie en iedereen
die dat gedachtegoed aanhangt, is in mijn ogen levens-,
levensgevaarlijk. En dat zijn vaak PVV'ers.
Voorzitter. Ook staat het haaks op het WODC-rapport. Dat rapport
waarschuwt namelijk expliciet voor wisselende en tegenstrijdige signalen
vanuit de politiek. Je kunt niet aan de ene kant zeggen dat
representatie belangrijk is en aan de andere kant mensen uitsluiten
vanwege wie zij zijn. Neutraliteit zit niet in het uitwissen of
uitroeien van een identiteit. Neutraliteit zit in professioneel
handelen, rechtsstatelijk optreden en gelijke behandeling. Ik wil een
overheid die staat in de samenleving, die verbindt in plaats van
polariseert en die grondrechten niet relativeert wanneer dat de politiek
goed uitkomt.
Voorzitter, dat is het wat mij betreft. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan heb ik goed ingeschat dat u bijna klaar was toen u de PVV
adresseerde. U deed dat dermate dat ik mevrouw Faber ga toestaan om te
interrumperen. Daarna kunt u ook gewoon antwoord geven.
Mevrouw Faber (PVV):
Ik wil toch wel even een punt van orde maken. Meneer El Abassi zegt: ik
vind de PVV levensgevaarlijk. Ik weet niet of meneer El Abassi het in de
gaten heeft — ik denk het wel, want meneer El Abassi is niet dom — maar
dit is een vorm van demonisering. Door dit soort leuzen te roepen, zit
mijn partijleider al twintig jaar in de beveiliging. Ik vind dit onkies.
Ik vind het niet kunnen. Natuurlijk hebben we de vrijheid van
meningsuiting, maar ik vind dit wel heel ver gaan.
De voorzitter:
Ik geef de heer El Abassi allereerst de kans om te reageren.
De heer El Abassi (DENK):
Allereerst heb ik gezegd dat ik de PVV levensgevaarlijk vind en niet de
PVV'ers. Ik heb wel gezegd: iedereen die dat gedachtegoed draagt, vind
ik ook levensgevaarlijk. Dat zijn inderdaad vaak PVV'ers. Wat de PVV
zegt te vinden van de islam vind ik eigenlijk precies van de PVV.
Dan over de partijleider. Ik vind het verschrikkelijk, afschuwelijk dat
hij beveiligd moet worden. Ik zou 'm terug willen leggen. Mijn vrouw is
bespuugd en van een fiets afgegooid omdat ze een hoofddoek draagt. Dat
heeft allemaal te maken met uitspraken die de PVV doet. Dat is ook
waarom ik de PVV levensgevaarlijk vind. Ik hoop dat ik door kan gaan
totdat de PVV niet meer bestaat, om bij de woorden van mevrouw Faber te
blijven.
De voorzitter:
Collega's, al luisterend naar u beiden zit ik te bedenken wat ik erover
ga zeggen. Ik kan me aan de ene kant goed voorstellen dat mevrouw Faber
er wat aanstoot aan neemt. Een partij "levensgevaarlijk" noemen, heeft
wel implicaties; ik denk dat dat evident is. Kunnen we het afdoen op
deze manier? Ik zit even te worstelen. Het gaat er soms scherp aan toe.
Als voorzitter wil ik dat toestaan. Ik neem in acht wat mevrouw Faber
zegt. Dit soort woorden helpt in het algemeen niet bij het veilig houden
van ons als volksvertegenwoordigers. Ik kijk nog één keer naar mevrouw
Faber, die mij indringend aankijkt.
Mevrouw Faber (PVV):
Ik begrijp dat u daarmee worstelt, voorzitter. Ik denk dat er wel meer
mensen mee worstelen. We krijgen regelmatig dit soort leuzen naar ons
hoofd. Nogmaals, ik vind dat iedereen zijn eigen mening mag hebben. Maar
je moet niet op gaan roepen tot verkeerd handelen. Ik vind dit wel iets
waar je mensen verkeerd mee laat handelen. Het klopt dat wij niet warm
worden van de islam, maar ik zal nooit zeggen: ik vind alle moslims
levensgevaarlijk. Dat zeggen wij helemaal niet. Zo generaliserend zijn
wij niet, maar dat wordt wel gezegd. Maar ik begrijp uw situatie,
voorzitter, dus wat mij betreft is de kous af na wat ik gezegd
heb.
De voorzitter:
Dat waardeer ik. Het is goed dat we hier aan beide kanten opletten. Mag
ik dat zo afdoen? Ik begrijp dat het voor u beiden … Het gaat ergens
over; dat moge duidelijk zijn.
We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn. Volgens mij heeft
iedereen zijn zegje kunnen doen. Ik kijk even hoelang we zullen
schorsen. Een halfuur? Nee, 25 minuten, tot 11.25 uur. Ik schors de
vergadering. Om 11.25 uur gaan we verder.
De vergadering wordt van 11.01 uur tot 11.28 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, gelet op de tijd gaan we weer beginnen. Ik heropen deze
vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. We zijn
nog steeds bij het commissiedebat Politie. De minister gaat zo beginnen
aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Heeft u voor ons
misschien de indeling van uw beantwoording, minister? Ook al heeft u een
prachtige inleiding: ik zou u willen vragen om die, gelet op de tijd,
misschien maar te laten zitten. Welke blokjes heeft u voor ons?
Minister Van Oosten:
Ik ga het zo kort mogelijk houden, voorzitter. Ik probeer zo goed
mogelijk naar u te luisteren. Ik heb vijf blokjes, los van een hele
summiere inleiding. Het eerste blokje is taakuitvoering, waaronder
bewapening en winkeldiefstal. Blokje twee: demonstraties. Blokje drie:
politieorganisatie. Blokje vier: jaarwisseling. We hebben gepoogd om
blokje vijf anders te noemen, maar dat is geworden: andere belangrijke
zaken.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we dat zo doen. Ik stel drie vragen aan de
bewindspersoon voor. Daarvoor geldt ook weer: 45 seconden. Ik zal
opnieuw timen, want dat ging goed. Laten we proberen om het kort te
houden, want dan lukt het misschien nog om een korte tweede termijn te
doen. Het zou jammer zijn als die afvalt. Minister, een summiere
inleiding.
Minister Van Oosten:
Voorzitter. Ook ik wil, in navolging van u allemaal, waardering
uitspreken voor de ongekende gedrevenheid waarmee de politievrouwen en
-mannen in onze samenleving elke dag vooropstaan. Net als u heb ik
diverse malen overal in het land bezoeken gebracht. Je hebt zo ongeveer
elke week wel een ontmoeting. Dat raakt elke keer weer. Dat emotioneert
soms ook heel heftig, zeg ik even. Daar kom ik misschien dadelijk nog
even op terug als het de ME specifiek betreft, naar aanleiding van
rellen die we hebben meegemaakt. Ik wil die waardering toch langs deze
weg hebben uitgesproken.
Ik wil ook zeggen — daarna ga ik naar de beantwoording van de vragen
toe, voorzitter — dat ik waardering heb voor de inzet van alle gezagen,
zoals we dat noemen. Ik spreek met de regioburgemeesters, maar daaronder
vallen allerlei andere gemeenteburgemeesters, de lokale basisteams et
cetera, die met een enorme inspanning aan de slag zijn om onze straten,
buurten en wijken veilig te houden. Het is ook waar dat je juist in dat
gezelschap met burgemeesters soms een stevig fundamenteel gesprek hebt
te voeren over waar de politie naartoe groeit, hoe we dat met elkaar
betalen, hoe dat zich verhoudt tot keuzes die lokaal moeten worden
gemaakt. Dat palet aan vragen zie ik hier ook terugkomen in dit
commissiedebat. Daarbij hebben we natuurlijk ook heel erg strak oog voor
de financiële kant van het verhaal, want die staat onder druk; dat is
onderdeel van het eerlijke verhaal. We hebben voor komend jaar stevige
maatregelen kunnen treffen, die maken dat we een heleboel weten te
ontzien. Met de burgemeesters zijn we bezig om het voor de jaren daarna
netjes uit te rollen in een meerjarenopgave. Daar kom ik dadelijk nog
even op terug.
Voorzitter. Ik begin met het eerste blokje: de taakuitvoering politie en
boa, zoals we het maar even hebben genoemd. Ik begin met een korte
duiding — dat is de werkmethode die mij nu handig lijkt; als het anders
moet, hoor ik dat wel van u — van het Kamerlid en de vraag, en daarna
geef ik het antwoord.
Mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Straatman vroegen naar de
ME-bewapening; ik benoemde dat al even in mijn inleiding. Zij vroegen
hoe het zit met de pilots geweldsmiddelen en wat de planning daarvan is.
De politie en het ministerie van Justitie en Veiligheid hebben hard
gewerkt om zo snel mogelijk te kunnen starten met de pilots, met succes.
Vanaf 19 december, dus zeer binnenkort, is de politie operationeel klaar
voor het gebruik van grote bussen pepperspray. Ook kan een
traanverwekkende stof worden toegevoegd aan de waterwerper. Op 25
december — ik ben even precies, want u vraagt ernaar — start de
pilotperiode, zodat het ook met de jaarwisseling kan worden ingezet. Het
is wel een keuze om geweldsmiddelen in te zetten ter bevordering van de
handhaving van de openbare orde. Die keuze is natuurlijk uiteindelijk
aan het lokale gezag. Ik vind het belangrijk dat die pilots op tijd
starten en dat wij de rugzak aanbieden om mee te kunnen doen met de
pilots. Omdat de prioriteit lag bij het zo spoedig mogelijk kunnen
starten met de genoemde pilots, wordt in het nieuwe jaar gestart met de
andere verkenningen en pilots die zijn aangekondigd. Ik zal bij de
politie navragen of dat kan vanaf het eerste kwartaal van '26. Dat ziet
op de verkenning van het toevoegen van kleurstoffen aan de waterwerper,
de marktverkenning met betrekking tot het gebruik van luchtdrukwapens en
de verkenning van de toegevoegde waarde van camera's op de ME-schilden.
Ik heb daar eerder ook iets over verteld. Het is goed om de beelden
vanachter zo'n ME-schild te kunnen zien. Het is belangrijk dat we daar
voortgang op blijven boeken.
Mevrouw Michon-Derkzen stelt in de sfeer van de ME-bewapening ook een
concrete vraag rondom de twijfel van de burgemeester van Amsterdam. In
het LOVP — dat is, voor intimi, het overlegorgaan met burgemeesters —
heb ik aan de gezagen toegelicht wat in de pilot wordt voorgesteld. Daar
is mij ook helder geworden dat sommige regioburgemeesters het mogelijk
wel en andere het mogelijk niet steunen. Ik heb toen gezegd, en dat doe
ik ook nu weer, dat het voor mij vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid
belangrijk is dat de pilots met deze less lethal geweldsmiddelen
mogelijk worden gemaakt. Ook is het belangrijk dat de keuze voor de
daadwerkelijke inzet van bepaalde geweldsmiddelen zoals traangas, de
waterwerper en dus ook de mogelijkheid om dat via het waterkanon weg te
spuiten, uiteindelijk — dat is heel relevant, want dat bepaalt de
minister niet — altijd bij het lokale gezag ligt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het is natuurlijk een stevige uitbreiding van het
geweldsinstrumentarium. Mijn vraag aan de minister is of de
ambtsinstructie hiervoor niet moet worden gewijzigd om deze pilot te
kunnen uitvoeren. Wat Amsterdam betreft: ik heb begrepen dat er daar nog
geen beslissing is genomen. Heeft hij dat ook gehoord?
De voorzitter:
Heeft de minister dat gehoord? Minister.
Minister Van Oosten:
Zoals ik net al aangaf, gaat het lokale gezag daar uiteindelijk zelf
over. Ik bedoel dan de lokale burgemeester en dus ook de burgemeester
van Amsterdam daar waar het het gebied van Amsterdam betreft. Voor mij
is het belangrijk dat de mogelijk geboden wordt om mee te doen met een
pilot. Het is natuurlijk ook nodig dat het dan ook wel op bepaalde
plekken wordt beproefd, anders weten we niet of het werkt. Dan kunnen we
ook zien of de instructies later moeten worden aangepast. Van belang is
natuurlijk dat wij ervoor zorg dragen — dat doet de politie ook — dat de
mensen die ermee werken, er ook goed mee om weten te gaan.
Voorzitter. Mag ik nog de opmerking maken wat mijn inzet is geweest,
waarom ik dit wilde? Dat wordt me namelijk niet zo specifiek gevraagd.
Ik heb namelijk met ME-agenten gesproken naar aanleiding van de
Malieveldrellen. Ik was daartoe ook opgeroepen door de Kamer zelf. Dat
was een ongekend emotionele bijeenkomst, waarbij ik zelf ook ontzettend
diep geraakt werd door het feit dat deze ME-agenten pure haat over zich
heen gestort kregen van mensen die geen enkel ander doel wilden behalen
dan die politie kapotmaken. Als je dat beseft, vind ik het ontzettend
belangrijk dat wanneer zich zo'n situatie voordoet waarbij er geen enkel
ander doel wordt nagestreefd dan die politie kapotmaken, de politie, die
er voor onze veiligheid staat, wordt beschermd. Ik vind het belangrijk
dat dus ook de burgemeester in kwestie, waar het dan ook is, die
mogelijkheden heeft. Het is mijn verantwoordelijkheid om dat met u te
organiseren. Wij bepalen niet waar het ingezet wordt. Laat ik ook hopen
dat het in feite niet ingezet hoeft te worden. Je doet het namelijk
alleen maar in het geval van een hele hoge trede op de escalatieladder.
U vraagt er niet naar, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Mutluer,
maar ik proef dat dit een thema is dat een beetje … Ik dacht dat het
toch goed zou zijn om mijn eigen gevoel daarbij even te delen.
Ik ga door naar mevrouw Straatman, die mij vroeg hoe de pilots erop
beoordeeld worden of ze effectief, proportioneel et cetera zijn. Dit
ligt eigenlijk in het verlengde van wat ik net zei. De pilots worden op
deze punten door de politie geëvalueerd. Dat heb ik ook met de korpschef
zo besproken. Ik word na afloop van de pilots op de hoogte gebracht. Dan
krijg ik ook te horen of en, zo ja, welke van de beproefde
geweldsmiddelen de ME blijvend wil gebruiken. Training en nazorg worden
natuurlijk geboden. Dit heeft de korpschef mij ook bericht. In mijn
toestemmingsbrief aan de korpschef heb ik dat ook nogmaals afgesproken
en benadrukt.
Ik ga naar winkeldiefstal. Dat doe ik onder dit kopje, maar het is wel
echt een ander onderwerp. Kan de minister aangeven, vraagt mevrouw
Michon-Derkzen, of er eind januari het een en ander over het
eindresultaat van de motie van november 2024 wordt gepresenteerd? In het
tweede halfjaarbericht staat dat er een plan van aanpak is opgesteld om
de pps-samenwerking op winkeldiefstal te versterken conform de
motie-Michon-Derkzen. Dat landelijke plan is in november door het
Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing vastgesteld. Er wordt nu ook
hard gewerkt door publiek-private partijen. Ik ben het namelijk met
mevrouw Michon-Derkzen eens dat het een enorme meerwaarde kan hebben als
het gaat om de inzet van de politie. Hier staat de politie zogezegd
centraal. De civiele afdoening, in combinatie met de strafrechtelijke
aanpak en de vraag hoe die zich tot elkaar verhouden, is dan ontzettend
belangrijk. Daar past dan ook een landelijke leidraad bij, die daar
helderheid over geeft. Daarnaast loopt er een verkenning naar knelpunten
bij directe aansprakelijkheid. Daarna moeten we bezien of een landelijke
uitrol van die leidraad opportuun is. Ik informeer u hierover in het
halfjaarbericht voor de zomer van '26. Dat moeten we namelijk verder
uitwerken. Ik weet dat er echt aan gewerkt wordt.
Mevrouw Faber …
De voorzitter:
Momentje, minister. Mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik vind het ingewikkeld dat een meerderheid van de Kamer de minister
vorig jaar met een motie vroeg om dit op te pakken. De minister zegt nu
wat ik ook heb gelezen in het halfjaarbericht, namelijk dat er een plan
van aanpak is vastgesteld en dat er een conceptleidraad is. Ik vraag
gewoon in dit debat wanneer we de resultaten zien. Er worden Belgische
pilots aangekondigd. Ik weet helemaal niet wat voor pilots dat zijn,
maar ik denk: alles wat werkt, werkt en is prima, dus ga aan de gang. We
moeten een beetje ambitie hebben. Kan de minister zeggen dat we daar
voor de zomer daadwerkelijk de resultaten van gaan zien en dat er dan
een leidraad is over de afdoening van winkeldiefstal? Dan kunnen wij
weer beoordelen wat wij daarvan vinden. Het blijft maar een
praatcircuit.
Minister Van Oosten:
Dat is het niet, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Michon-Derkzen.
Want er gebeurt effectief van alles, maar dat hebben we onvoldoende
onder woorden gebracht. Dat gaan we dus doen. Dat moeten we ook doen.
Dat is inclusief het plan van aanpak, want het moet wel een keer klaar
zijn met het herevalueren van wat we allemaal nog beter moeten gaan
doen. Er moet wat gebeuren. Er gebeurt ook veel. Ik denk dat het recht
doet aan de mensen die er zo hard aan werken dat ik het mij als minister
aantrek dat dat beter naar voren moet worden gebracht. Ik zeg u bij
dezen toe om daar in de halfjaarbrief op terug te komen.
Mevrouw Faber refereerde aan een uitzending van het programma Bureau
Utrecht waarin het ging over een blokkade van de Universiteit Utrecht.
Zij vreest voor no-gozones; laat ik de vraag daartoe samenvatten. Laat
ik vooropstellen dat we het er allemaal over eens zijn dat agressie en
geweld tegen politieagenten volstrekt onacceptabel zijn. Dat gaan we
nooit accepteren. In dit geval gaat het om de politie in Utrecht, dus
die treedt op onder het gezag van de burgemeester van Utrecht. Die
treedt handhavend op. Ik kan niet treden in individuele afwegingen die
gemaakt worden door politiemedewerkers enzovoort. Politiemedewerkers
kunnen, zo kan ik in zijn algemeenheid zeggen, wel worden getraind om in
hele escalerende situaties de afweging te maken hoe te handelen. Daarbij
kan zich tijdelijk terugtrekken ook horen; dat kan omwille van
veiligheid et cetera nodig zijn. Dat betekent niet dat er vervolgens
niks gebeurt. De politie heeft namelijk een heel groot arsenaal aan
interventiemogelijkheden. De politie heeft ook een lange adem. Ik denk
dat het belangrijk is om dat uit te stralen. In feite is de kern van de
vraag van mevrouw Faber, die zij stelt namens haar fractie: accepteert
de minister no-gozones? Nee, wij accepteren allemaal geen no-gozones.
Nergens in dit land kunnen we en gaan we accepteren dat de politie
ergens niet kan komen. Maar we moeten wel reëel zijn. Als er een
situatie is waarin politiemensen de afweging maken om weg te gaan om
sterker terug te komen, zal dat altijd mijn support, steun, hebben.
Nogmaals, als het gaat om specifieke situaties vind ik het aan de
gemeenteraad om daar met de burgemeester over in debat te gaan. Want zo
is de gezagsrelatie geregeld.
Mevrouw Faber zei dat er geen ruimte is om boa's voor de jaarwisseling
te certificeren; ze zei het iets anders, maar dat was haar stelling. Ze
vroeg of dat klopt. De Politieacademie gaat een inhaalslag organiseren,
waardoor de boa's die het betreft alsnog voor het einde van het jaar
worden getoetst op geweldbeheersing. Ik meen dat ik daar schriftelijke
vragen over heb … Misschien heb ik ze nog niet beantwoord, maar ik heb
de beantwoording wel gezien. Misschien zit die ergens in de lijn. Maar
de Politieacademie gaat daar een inhaalslag op organiseren en werkt er
nu aan, want de jaarwisseling is zeer nabij, zoals we allemaal
weten.
De voorzitter:
Mevrouw Faber vraagt: en 2026 dan?
Minister Van Oosten:
Daar waar relevant voor de jaarwisseling halen we de certificering in.
Ondertussen werken we sowieso heel hard om die inhaalslag op te pakken.
Ik weet dus even niet precies hoe ik 2026 moet duiden.
De voorzitter:
Keurig.
Minister Van Oosten:
Als het anders moet zijn, laat ik het nog even weten, al dan niet in de
schriftelijke beantwoording die dan misschien nog openstaat; dat weet ik
even niet. Ik weet niet of dat zo is. Anders moeten we een andere weg
vinden. Ik ga ernaar op zoek.
De heer El Abassi vraagt naar de neutrale uitstraling van boa's ondanks
het advies van de Raad van State. Waarom zet de minister door, vraagt
hij. Nou, dat is doodeenvoudig, zou ik willen zeggen. Ik heb hier een
hele spreektekst gekregen. Maar dat is omdat ik er zeer aan hecht dat de
boa's, net als de politie, een neutrale uitstraling in onze samenleving
hebben. Ik heb verder met aandacht geluisterd naar het debatje dat u met
mevrouw Michon-Derkzen heeft gehad. We hebben het langs de weg van een
AMvB willen voorstellen. Daar is de Raad van State heel kritisch op. Ik
hecht ook grote waarde aan de kritiek van de Raad van State, dus ik zeg:
we gaan het anders doen. Ik luister naar de Raad van State; ik ga het
neerleggen in een formele wet. Ik vind het wel terecht dat een aantal
van u mij ook heeft gezegd: nou, minister, aan de slag; wacht daar niet
te lang mee. Dat doe ik dus ook. Ik hoop dat ten spoedigste in het
nieuwe jaar aan te kunnen bieden, zodat de neutrale uitstraling bij wet
wordt geregeld.
Dan mevrouw Faber. Zij had een vraag over ditzelfde punt, rond de AMvB.
Als ik de AMvB in werking laat treden, zal de rechter in de eerste
rechtszaak de AMvB onverbindend verklaren. Dat is niet wenselijk en
brengt ons niet verder. Het doel delen wij volledig: boa's moeten hun
belangrijke werk binnen de samenleving professioneel en neutraal kunnen
uitoefenen. Dat ga ik dus ook regelen, en ik maak daar ook vaart mee. Ik
stuur deze wet zo snel mogelijk in het nieuwe jaar — dat is écht zo snel
mogelijk — naar de Raad van State, zodat u het vervolgens ook zo snel
mogelijk kan gaan behandelen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik heb het geprobeerd, voorzitter, maar het moet. Ik zou de minister
echt willen vragen: waarom? Er is geen probleem. Waarom wil de minister
per se met een wet komen voor een probleem dat er niet is, om vrouwen
met een hoofddoek uit te sluiten van het werk als boa?
Minister Van Oosten:
Voor mij is het heel eenvoudig: ik vind dat het bij functies in de sfeer
van boa, maar dat geldt ook voor de politie, ontzettend belangrijk is,
ook voor het draagvlak en de acceptatiegraad overal, dat die een
neutrale uitstraling hebben. Daar hecht ik zelf ontzettend veel waarde
aan. Ik denk ook dat het heel goed is dat we met elkaar … Daarom is het
ook belangrijk om een formele wet te maken. Dan kun je ook met elkaar
precies dit soort vraagstukken goed uitdiscussiëren in het parlement,
wat ook belangrijk is. Als minister van Justitie en Veiligheid vind ik
het van het allergrootste belang dat boa's in een neutrale positie
kunnen werken en dat hen niks aangezegd wordt alleen maar omdat ze
misschien een religieuze uiting dragen of iets dergelijks. Wat dat
betreft werkt het mogelijk ook twee kanten op. Ik hecht daar zeer aan en
zal dat dus ook in gang gaan zetten.
De heer El Abassi (DENK):
Er wordt gekozen voor religieuze uitingen. Je zou ook kunnen kijken naar
afkomst; dan kun je ook niet neutraal zijn. Je kan opkomen voor bepaalde
mensen met een bepaalde afkomst of kleur. Je kan hiermee alle kanten op.
Wat ik hiermee wil zeggen richting de minister is: dit kun je toch niet
oprecht verdedigen? Je kan toch niet aangeven … Het gaat toch om het
handelen van zo'n vrouw? Als een vrouw neutraal handelt maar een
hoofddoek draagt, en een andere persoon niet neutraal handelt maar geen
hoofddoek draagt, dan zou je toch juist die laatste persoon niet bij de
politie willen in plaats van de eerste?
Minister Van Oosten:
Ik persisteer bij het antwoord dat ik net gaf. Het gaat mij er totaal
niet om wie boa is of wat een boa, politieagent of wie dan ook in zijn
privéleven doet. Het allerbelangrijkste is dat de boa in neutraliteit
zijn werk doet voor de hele samenleving en dat daar geen oordeel in
gelezen wordt of iets dergelijks. Daarom is die neutraliteit van zo'n
grote betekenis en ga ik dat dus ook in die wet neerleggen.
De heer El Abassi (DENK):
Dat is dus heel subjectief. Ik ben manager geweest bij het Rijk. Ik had
ambtenaren onder mij. Die mochten echt wel beslissingen nemen. Het ging
om grote bedragen, het ging om straffen en het ging om boetes. Daar
waren vrouwen met een hoofddoek bij, en die waren zo neutraal als het
maar kon. Dan hebben we nu een minister die het doet overkomen alsof
deze vrouwen niet neutraal zijn. Ik zou de minister willen aangeven
waarom dit subjectief is. Voor mij is een boa met geblondeerd haar en op
een bepaalde leeftijd niet neutraal. Dat is wat er in mijn
belevingswereld speelt. We gaan toch niet naar uiterlijke kenmerken
kijken? Laten we met z'n allen kijken naar gedragingen en niet naar
uiterlijke kenmerken.
De voorzitter:
Ik voel een ordeprobleem aankomen hier, gelet op de hoeveelheid … De
minister.
Minister Van Oosten:
Voorzitter. Ik zou willen voorstellen dat u alle inbreng bij de
parlementaire behandeling levert. Dat is ook goed. Voor mij is het
uitgangspunt — dat vind ik ook echt in het belang van de boa zelf — dat
alle schijn moet worden weggenomen dat iets de keuze van de boa zou
beïnvloeden of anderszins. Daarom vind ik zelf die neutraliteit van de
grootst mogelijke betekenis. Er wordt nu aan gewerkt. Ik heb u toegezegd
dat het ten spoedigste bij u terugkomt zodra ik de gelegenheid
heb.
De voorzitter:
Zeker, dan gaan wij daar uitgebreid over spreken met elkaar. Momentje,
minister. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber (PVV):
Ik heb toch nog wel even een vraag over die AMvB. Die AMvB is al klaar.
Die hebben de juristen op het ministerie al afgemaakt. Ik heb één ding
wel geleerd in mijn ministerschap: dat daar hele goede juristen zitten.
Die komen echt niet met broddelwerk. Die denken echt goed na voordat ze
ergens mee beginnen. Volgens mij is die AMvB dus gewoon bruikbaar. Het
moet mij toch een beetje van het hart: ik heb weleens de indruk — ik zeg
niet dat het zo is — dat de Raad van State niet altijd even neutraal is.
Ik begrijp dat de minister zegt "ik wil het ook wel in een wet doen",
maar laten we dan, voordat die wet van kracht is, gewoon die AMvB
bekrachtigen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Een punt van orde, voorzitter. Het is leuk dat we rechters en leden van
de Raad van State betichten van niet neutraal zijn, maar ik vind het
niet oké. Ik vind ook dat de voorzitter daar iets van mag zeggen.
De voorzitter:
De voorzitter was aan het luisteren. Anderen hadden ook een punt van
orde. Mevrouw Van der Werf?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb hetzelfde punt dat mevrouw Mutluer maakt. Ik vind dat echt niet
normaal. Ik vind ook dat als je dus normeert op andere discussies hier,
wat u deed, voorzitter, dat je ook hier wat van moet zeggen.
De heer El Abassi (DENK):
Inderdaad, ook ik heb een punt van orde. Dit is dus wat je krijgt als je
mensen neutraliteit afpakt en wegzet als mensen die niet neutraal zijn.
Nu gaat het doorgetrokken worden naar rechters, politieagenten en ga zo
maar door. Ik maak daar bezwaar tegen.
De voorzitter:
Het is even aan mevrouw Faber om een weerwoord te geven en dan ga ik wat
zeggen. Wilt u iets zeggen?
Mevrouw Faber (PVV):
Ik heb niet zo stellig gezegd dat het zo is. Ik heb alleen maar gezegd
dat ik dat gevoel weleens heb. Dus ja, ik ga over mijn eigen gevoelens,
lijkt mij.
De voorzitter:
Ieder mens heeft recht op zijn eigen gevoelens; dat is een feit. Ik
begrijp de opmerkingen van de collega's wel. Je kunt, denk ik, best
stevig van mening verschillen over de vraag of het nodig is om die
neutraliteit op die manier te waarborgen. Daar was net ook sprake van
bij de heer El Abassi en de minister. Dat mag er scherp aan toe gaan. Ik
hoop dat u de collega's kunt begrijpen, mevrouw Faber. Ik denk wel dat
ik er in die zin iets van moet zeggen. Ik snap dat de collega's er
aanstoot aan nemen dat u de neutraliteit van de rechterlijke macht,
zonder feiten en argumenten, op die manier benoemt. Ik weet dat de
PVV-fractie ook stevig in de hoofddoekkwestie zit. Laten we het daarom
zo doen: stelt u zo stevig als u wilt uw vraag, maar met respect voor de
bestaande instituties. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber (PVV):
Volgens mij heb ik mijn vraag al aan de minister gesteld. Dat dacht
ik.
Minister Van Oosten:
Dat laatste klopt. Vanuit mijn rol wil ik het advies dat de Raad van
State mij heeft toegestuurd, met het grootst mogelijke respect lezen en
er ook gebruik van maken. Dat advies hanteer ik dus ook. Daarom zeg ik:
ik buig het om van een AMvB naar een formele wet. Dat is precies wat de
Raad van State mij ook adviseert. Ik doe dus niet wat mevrouw Faber mij
concreet vraagt, want daar komt het dan op neer: houd dan ondertussen
die AMvB in stand of ga daar lekker mee aan de slag. Nee, want ik vind
dat in de richting van de Raad van State, toch een zeer belangrijk, hoog
adviesorgaan, ook van mij als minister van Justitie en Veiligheid, in
deze zin niet correct. Ik heb namelijk een mogelijkheid om het op korte
termijn, door zelf hard te werken, anders te doen, zodat we recht doen
aan de discussie die ik ook hier zie plaatsvinden. Daarnaast wijs ik
mevrouw Faber er, via de voorzitter, op — dat deed ik in mijn
beantwoording net ook al — dat ik ook gewoon het risico loop dat de
rechter bij de eerste de beste gelegenheid die hele AMvB onverbindend
verklaart, met alle gevolgen van dien. Dat risico vind ik onverantwoord.
Dat wil ik niet lopen. U mag mij dus vertrouwen. Ik ga aan de slag. U
krijgt een wet. Dan mag iedereen daar wat van vinden.
Dan ga ik door, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder.
Minister Van Oosten:
Dan ga ik door naar de heer Van Dijk en mevrouw Straatman. Het gaat ook
over boa's, maar het betreft een totaal ander punt, namelijk of de
minister bereid is de omissie van de "groene boa" tegen het licht te
houden. De vraag is eigenlijk — en ik kijk de heer Van Dijk aan — of er
nu bijvoorbeeld wel of niet een vuurwapen gehanteerd mag worden. Dat is
een van de vragen of problemen die daaromtrent zijn ontstaan. Eigenlijk
is concreet ook de vraag of ik een strafrechtelijk aanwijsbesluit
opnieuw wil vaststellen. Dat is een tamelijk technische vraag, maar het
komt er eigenlijk allemaal op neer dat ik dat niet kan, want ik kan die
regeling niet verlengen. Het betreft namelijk een regeling die is
gestoeld op ingetrokken wetgeving.
Het huidige toezicht en de huidige handhaving rond strafbaarheid zijn
gebaseerd op de Omgevingswet. De handhaving van gewapende stroperij met
de aanwijzingen van boa's die dit als taak hebben, is nu belegd — ik kom
hier zo op terug — bij Gedeputeerde Staten, dus de provincies. Zij zijn
het bevoegd gezag geworden. Het is dus nu aan de provincies om de boa's
aan te wijzen. Maar mevrouw Michon-Derkzen en ook anderen hebben mij
hier ook al een aantal malen op gewezen: "Alles goed en wel, maar het is
ineens wel allemaal helemaal anders; de groene boa's moeten wel het
landelijke gebied in kunnen." Daarom heb ik, vanwege het belang dat
ikzelf als minister maar ook uw Kamer eraan hechten, de provincies hier
expliciet op gewezen, ook via de portefeuillehouders van het IPO en het
IPO zelf, het Interprovinciaal Overleg. Provinciebesturen zijn hierover
de afgelopen maanden in twee relevante commissies geïnformeerd. Ik weet
dat de provincies die het aangaat hier ook mee bezig zijn. En het IPO
heeft mijn ministerie ook laten weten dat de provinciebesturen zich
bewust zijn van de noodzaak van een aanwijzing, en dat snelheid gewenst
is. Ik hield al mijn adem in, want ik dacht: dit leidt misschien tot een
vraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja. De vraag is natuurlijk als volgt. Het is een onwenselijke situatie —
dat hebben meerdere collega's aangegeven — zeker voor de boa's die het
betreft, ook omdat dit aan hun bevoegdheden raakt. Ik begrijp dat u
overlegt met provincies et cetera, maar kunnen er dan ten minste
bepaalde termijnen worden genoemd door de minister? Hoe zorgen we dat
dit zo snel mogelijk recht wordt gezet, en dat we straks niet gaan
krijgen dat de minister en de provincies naar elkaar gaan wijzen, met
uiteindelijk de boa's als slachtoffers?
Minister Van Oosten:
We hebben daar volop overleg over. En het loopt een beetje uiteen, zeg
maar. De specifieke deadlines voor de specifieke groene boa lopen nogal
uiteen, begrijp ik; het is niet zo dat dat allemaal op datum x is.
Daarom is het belangrijk dat de provincies zich dit realiseren en
daarmee aan de slag zijn. Ik heb de bevestiging dat dat ook zo is.
Overigens wil ik u ook nog wel aangeven dat bij de provincies nu ook de
discussie loopt of dit eigenlijk wel zo geregeld moet blijven. Ik ga
niet voor de provincies praten; misschien heeft u zelf ook wel contact
met uw provincieafdelingen. Maar ik weet wel en sluit ook niet uit dat
men wellicht met een voorstel komt om dit weer anders vorm te geven — ik
wilde zeggen "dit terug te draaien", maar zo kan ik het niet noemen,
want het hele wettelijke stelsel is veranderd — zodat we niet meer voor
dit vraagstuk komen te staan. We delen allen het uitgangspunt dat dit
werk voor iedereen veilig moet zijn. Ik wacht dat even af.
De voorzitter:
Zeker, maar niet dan nadat ik gezegd heb dat hier nog een schriftelijk
overleg over komt, en een commissiedebat. Hier wordt dus nog veel over
gesproken in de Kamer. Meneer Van Dijk, wilt u nog ...
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nou, dan dank voor deze reactie. En ik begrijp dus uit de woorden van de
minister dat hij erbovenop zit en dat de Kamer ook op de hoogte gehouden
blijft van de vorderingen, zo hoop ik.
Minister Van Oosten:
Ja. En mocht u casuïstiek hebben of iets, laat dat dan ook gewoon weten;
dan kunnen we dat gesprek aangaan. Dat is me eerder ook aangereikt. Maar
inderdaad, u zei het terecht: er komt nog een apart moment voor.
De voorzitter:
Ja, een schriftelijk overleg. En volgens mij is er zelfs ook besloten
tot een apart commissiedebat, waar dan mogelijk ook nog een
tweeminutendebat uit volgt.
Minister Van Oosten:
Dan kan ik nog een update geven van waar we staan.
De voorzitter:
Zeker, u komt nog vaak langs hier. Gaat u verder, minister.
Minister Van Oosten:
Dan mevrouw Coenradie en mevrouw Van der Werf, die vroegen naar de visie
van de minister op de taken van de politie bij de aanpak van verwarden.
Daar kunnen we ook nog heel veel over zeggen. Ik wil hier ook over
opmerken dat daar in elk geval regie op wordt gevoerd door het
ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik heb even niet het overzicht over
of daar een apart debat over komt, maar dit gehoord hebbende bij
Kamerleden, lijkt me dit zeker al het geval, en anders zal het er
ongetwijfeld wel van komen. Daarin past deze discussie, als ik die
opmerking mag maken, denk ik nog wat meer en kan ze nog wat meer plek
krijgen. Het is zonder meer waar dat de druk op de politie evident kan
worden verlicht als de aanpak van personen met verward of onbegrepen
gedrag misschien ook langs een andere weg kan plaatsvinden. Alhoewel
ikzelf, met de ervaring die ik de afgelopen jaren heb opgedaan, voorzie
dat je daarbij altijd wel een zekere inzet van de politie zal
verwachten, omdat dat soms zomaar ineens ontstaat en mensen dan
natuurlijk de politie bellen. En ik zou ze ook aanmoedigen om dat te
blijven doen, zou ik willen opmerken.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Mijn punt hierbij was dat het niet alleen gaat om mensen met verward
gedrag. Dat was een voorbeeld om aan te geven dat de politie
tegenwoordig overal van moet zijn: de aanpak van huiselijk geweld, het
constateren van kindermishandeling, maar bijvoorbeeld ook mensen met
verward gedrag. De vraag is op een gegeven moment heel breed, dus niet
alleen wat betreft mensen met verward gedrag. Waar is de politie nog wel
van en waarvan niet? Ik denk, of beter, ik heb de overtuiging dat er
behoefte is aan een meerjarige strategie om aan te geven wat we nog wel
kunnen verwachten van de politie en wat niet, en wat ook redelijk is als
je kijkt naar de capaciteit.
Minister Van Oosten:
Ik ben het met mevrouw Coenradie eens dat dit voortdurend aandacht moet
blijven hebben. Ik zit een beetje tussen twee schotten in, zeg maar:
enerzijds de Kamer die daar beelden bij heeft, maar anderzijds de
gezagen, de burgemeesters, die daar ook beelden bij hebben. Ik zie zelf
ook gebeuren dat de politie wel erg vaak, erg snel en voor heel veel
wordt ingeroepen. Daarom ook dat initiatief van mevrouw Michon-Derkzen
als het gaat om die winkeldiefstallen. Dat is zomaar weer een
voorbeeld... Ik zou daar eigenlijk geen verkleinwoord van willen maken,
wat ik bijna deed, omdat dit heel vaak voorkomt en dus heel ernstig is.
Maar ja, je moet altijd wel die afweging maken in de schaarsheid die je
nu eenmaal zult houden; altijd. Doet de politie dan ook het juiste? Kan
het ook op een andere manier of horen eigenlijk anderen aan de lat te
staan? Ik denk dat we onszelf een beetje de vrijheid moeten gunnen om
daar de komende periode nog wat langer over door te denken. We krijgen
nog een wetgevingsoverleg Politie, we krijgen nog een algemene
begrotingsbehandeling. We zijn aan het begin van een Kamerperiode. Er
komt een nieuwe veiligheidsagenda aan, vanaf — even kijken; zeg ik het
goed? — '27. Daar wordt u ongetwijfeld op de een of andere manier ook
bij betrokken. Dus er zijn nog allerlei momenten waarop we hier zeker
over gaan praten, zou ik willen zeggen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het antwoord stelt mij niet helemaal gerust, want dit is natuurlijk niet
alleen maar een vraagstuk van schaarste. Er is op heel veel domeinen
schaarste bij de uitvoering en binnen de politie, maar dit gaat ook om
het maken van keuzes en ook over het feit, waarover ik mij verwonder,
dat wij als Kamer eigenlijk al heel vaak keuzes hebben gemaakt. We
hebben gezegd dat wij ook andere dingen belangrijk vinden dan de zaken
die nu als high-impact crimes worden aangewezen, maar ook dat die te
weinig opvolging krijgen. Een van de problemen daarbij is dat heel veel
van die zaken binnen het domein zorg en veiligheid vallen, en daar ook
tussen wal en schip vallen. Ik heb de minister gevraagd om daarop te
reflecteren en ook om aan te geven of hij binnen het ministerie met de
politie in gesprek kan gaan over hoe we dat gaan oppakken.
Minister Van Oosten:
Dat laatste zal ik zeker doen. Voor zover u dat als toezegging moet
beschouwen, vind ik dat ook prima, want ik zou menen dat dit een
onderdeel is van het reguliere overleg dat ik met de korpschef heb. Het
past ook in de voorbereiding van een debat waarvoor het ministerie van
Binnenlandse Zaken — daar begon ik eigenlijk mee — zeker aan de lat komt
te staan, al dan niet met ook dit ministerie, wat ik bij gelegenheid wel
zal gaan zien. Er is namelijk gewoon heel veel samenhang tussen zorg en
veiligheid, wat ik ook niet wil verdonkeremanen; dat is er op allerlei
vlakken. Maar ik weet ook dat het een illusie zou zijn om de politie
overal bij weg te denken, omdat het vaak heel heftig, incidenteel en
extreem is wat er plaatsvindt en je daar de politie ook wel voor een
deel bij verwacht. Dus het is heel goed om die gesprekken met elkaar te
voeren.
Ik ga door, voorzitter, met uw welnemen.
De voorzitter:
Een momentje. Mevrouw Van der Werf nog.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ja, voorzitter, voor de helderheid. Allereerst dank voor die toezegging.
Ik denk dat het belangrijk is om daar een signaal over te geven. Er zijn
hier echt al heel veel breed gesteunde voorstellen voor gedaan, die je
volgens mij gewoon kan doen. Het gaat mij er niet om dat ik de minister
ervan verdenk dat hij dit probleem niet ziet, en eigenlijk ook niet dat
ik zou willen zeggen dat de politie zich hier niet mee zou moeten
bemoeien. Op sommige punten zeg ik juist dat de politie zich daar meer
mee zou moeten bemoeien. Ik denk dus dat we eerst even met elkaar heel
scherp moeten kijken naar welke onderwerpen nu echt meer aandacht
verdienen, en hoe je dat sneller en beter kan doen. En: stel je agenten
echt gereed om dat ook te kúnnen doen.
Minister Van Oosten:
Zoals gezegd, ga ik hiervan een terugkoppeling geven aan de korpschef.
Dat is mijn directe ingang bij de politie, dus zo moeten we het wel
blijven doen. Zo zal ik aandacht blijven vragen voor dit onderwerp. Daar
laat ik het nu toch even bij, omdat ik weet dat we in de voorbereiding
van het onderwerp zorg en veiligheid echt nog wel nader met elkaar komen
te spreken. Ik wil zelf ook gewoon echt weten waar er meer inzet op dit
punt nodig zou zijn en waar minder; dat is precies wat mevrouw Van der
Werf vraagt. Maar uiteindelijk worden die afwegingen ook weer lokaal
gemaakt, afhankelijk van de keuzes die daar dan voorliggen, wat het
eigenlijk altijd ook weer een beetje spannend maakt.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Mag ik er dan de vraag aan toevoegen dat wanneer de minister daarover
spreekt met de korpschef, er ook wordt gesproken met de medewerkers? Ik
merk bij de werkbezoeken die ik doe dat er echt verschil van mening is
over heel cruciale, ook weleens wat meer beleidsmatige zaken tussen de
uitvoering en de mensen op kantoor, om het maar even zo te zeggen.
Voordat het enkel een gesprek zou zijn tussen de korpschef en de
minister, zou ik willen vragen om er echt aandacht voor te hebben bij de
korpschef dat juist alle input vanuit de werkvloer nadrukkelijk wordt
meegenomen.
Minister Van Oosten:
Ik ken de korpschef als iemand die zich oprecht laat inspireren door de
hele politieorganisatie, waaronder dus ook de politiemensen die actief
zijn op de werkvloer in de sfeer waar mevrouw Coenradie het nu over
heeft. Ik vind het eigenlijk niet eens nodig dat ik die vraag specifiek
zo neerleg, maar ik ga netjes een terugkoppeling geven van dit element
uit dit debat.
Voorzitter. Ik blijf nog even bij mevrouw Coenradie. Ik ga wel naar het
andere blokje: demonstraties. De vraag is gesteld of de minister achter
burgemeesters staat die naar noodmaatregelen grijpen. Het is evident dat
je als burgemeester niet lichtzinnig tot zo'n maatregel komt; dat heb ik
zelf ook wel zo ervaren. We hebben het wettelijk stelsel zo
georganiseerd dat altijd achteraf juridisch kan worden getoetst of je
dat terecht hebt gedaan of niet. Er zit ook altijd een politieke
component aan door de gemeenteraad. Vanuit mijn ministerie maar ook
vanuit BZK helpen we het Genootschap van Burgemeesters met
handreikingen, kennissessies et cetera over hoe daarmee om te gaan op
een verantwoorde manier. Maar ik heb veel respect voor de burgemeesters
die geconfronteerd worden met het moeten treffen van maatregelen die
soms heel stevig ingrijpen in de vrijheid en het leven van mensen die
daar misschien gewoon omheen wonen. Ik vind dat we dat respect ook mogen
uitdragen. Ik doe dat als minister en u doet dat als Kamerlid
ongetwijfeld ook. En doet een burgemeester het niet goed, dan zijn die
burgemeesters vrouws en mans genoeg om hun mannetje te staan en aan de
gemeenteraad uit te leggen hoe dat zo gegaan is.
Worden gemeenten ondersteund bij het verhalen van schade op relschoppers
et cetera? Dat is een vraag van mevrouw Straatman. Wij zijn op dit
ogenblik aan het onderzoeken op welke wijze gemeenten maar ook andere
partijen die schade lijden het beste kunnen worden ondersteund bij het
verhalen van schade. Daarbij nemen we ook moties van het lid Eerdmans
mee over schade bij recente universiteitsrellen. Dit zeg ik overigens
ook in de richting van de heer Van Dijk, specifiek voor zijn
fractiegenoot het lid Stoffer. Die heeft namelijk ook aandacht gevraagd
voor het bewerkstelligen dat relschoppers die het demonstratierecht
misbruiken, opdraaien voor de kosten die zij veroorzaken. Op dit
ogenblik liggen daarvoor nog allerlei opties op tafel. Ik wil uw Kamer
over de uitkomsten daarvan informeren in de beleidsreactie die we in het
voorjaar zullen sturen.
Mevrouw Straatman vraagt of nationale basisafspraken voor
politieoptreden bij demonstraties beschikbaar kunnen komen. Ik heb
begrepen dat naar aanleiding van het inspectierapport van 15 mei is
toegezegd dat ik met de korpschef en vertegenwoordigers van het lokaal
bestuur en het OM in overleg ga over landelijke basisafspraken en
uitgangspunten. Dit overleg gaat plaatsvinden bij het LOVP in februari;
dat heeft nog niet plaatsgevonden. We komen nog met een uitgebreide
reactie op het WODC-rapport rondom demonstraties. Dat zal ergens in het
voorjaar, ik denk mei of zo, worden. Dan zal ik dit aspect meenemen. Dat
lijkt mij dan logisch.
Ik blijf nog even bij het WODC-rapport. Mevrouw Straatman vraagt ook
naar — mag ik het even zo noemen? — de "wasstraat" op de A12. De
stelling is dat zou blijken dat het Openbaar Ministerie veelal niet
overgaat tot aanhouding en vervolging van demonstranten terwijl daar
juridisch veel ruimte voor is. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten
weten dat de pilot heeft uitgewezen dat de grootschalige inzet van de
politie en het OM die deze vorm van geïntensiveerde handhaving vergt
niet in verhouding staat tot het bereikte resultaat, namelijk hooguit
een minimale boete. Het is ook niet goed mogelijk gebleken om gedurende
het optreden van de ME te sturen op deugdelijke bewijsgaring of
dossiervorming. Dat komt ook doordat de politie naast het handhaven en
herstellen van de openbare orde ook gedragingen op individueel niveau
dient waar te nemen en vast te leggen ten behoeve van diezelfde
opsporing. Dat is een toch tamelijk ingewikkelde taak met ook soms extra
capaciteit.
Ik maak 'm even af, want ik heb hier nog een paar opmerkingen bij te
maken. Vervolging legt soms ook een groot beslag op schaarse
zittingscapaciteit, en dat vergt ook relatief veel tijd. Waar in de
praktijk tegenaan gelopen wordt en wat ik ook begrijp, is dat strafbaar
gedrag tijdens demonstraties meer dan nu moet worden bestraft. Dan
misbruik je in mijn ogen een demonstratie. In het WODC-onderzoek lees ik
steun voor de gedachte dat er veel mogelijk is binnen internationale
mensenrechtenverdragen et cetera en binnen de huidige wettelijke kaders.
Ik ben in gesprek met het Openbaar Ministerie over wat daarvoor nodig is
en wat voor kansen ze zien. Er kan ook worden gekeken of elementen uit
buitenlandse wetgeving op dit punt nog inspiratie of een oplossing kan
bieden. Denk aan aparte strafbaarstelling voor het blokkeren van vitale
infrastructuur of het vernielen van cultureel erfgoed; dat is een ander
element. Ik wil uw Kamer daar op het genoemde moment uitgebreider over
informeren, ook wat betreft het WODC-rapport waar ik het over had, of
zoveel eerder als nodig.
Ik hou mijn mond even dicht. Ik zag dat u wilde interrumperen, maar nu
niet meer, dus dan ga ik natuurlijk doorpraten.
De heer Van Dijk …
Mevrouw Straatman (CDA):
Een korte reactie dan. Dank u wel, minister, voor de toezegging om me er
uitgebreider over te informeren. Kort nog op het punt dat gisteren heel
duidelijk werd tijdens de technische briefing en ook duidelijk werd uit
het WODC-rapport, namelijk dat er veel meer juridische ruimte is en dat
er in Nederland binnen de strafrechtketen nog te veel wordt gewezen op
de chilling effects. Wat het CDA betreft is het heel belangrijk dat we
die norm stellen, dat het maar bij een klein percentage misgaat. Maar op
het moment dat het misgaat, dan is het belangrijk dat we dat als
samenleving goed oppakken. Begrijp ik de minister goed dat in het
gesprek met het OM ook meegewogen wordt dat hij eventueel bereid is om
een algemene aanwijzingsbevoegdheid te geven op het moment dat het
Openbaar Ministerie daar toch anders over denkt?
Minister Van Oosten:
Nee, dat laatste niet, want dan kom ik ongetwijfeld in een hele andere
discussie met uw Kamer terecht. Ik zou menen dat daar nu ook geen reden
toe is. Ik gaf u wat context over welke ruimte het Openbaar Ministerie
heeft en welke ruimte ik ook teruglees in het WODC-rapport. Ik zie zelf
ook aanknopingspunten om bepaalde onderwerpen wat verder uit te werken
en uit te diepen; ik liet daar net wat licht over schijnen. Dat biedt
wat mij betreft … Ondertussen ben ik natuurlijk wel gewoon in regulier
overleg met het Openbaar Ministerie. Daarom kon ik u ook deze
terugkoppeling geven. Maar ik ga geen opdracht geven aan het Openbaar
Ministerie om iets wel of niet specifiek op dit punt te doen. Wat mij
betreft hoeft dat ook niet aan de orde te zijn. Want ook het Openbaar
Ministerie — dat beeld moet niet ontstaan — is er natuurlijk alles aan
gelegen om te handelen daar waar gehandeld moet worden. Maar je wil ook
dat het effect sorteert. Daarom dienen we ook wat andere maatregelen
eromheen te treffen om te zorgen dat je bijvoorbeeld weet wie iets
veroorzaakt heeft.
De voorzitter:
Mevrouw Straatman. Niet? Oké. Dan meneer Struijs.
Minister Van Oosten:
De heer Van Dijk …
De voorzitter:
Ho minister, er is nog een vraag van meneer Struijs.
De heer Struijs (50PLUS):
Eén ding moet me toch even van het hart in deze discussie, want anders
raakt ie uit balans. Natuurlijk willen wij betere regelgeving zien, maar
het capaciteitsgebrek moet ook prominent in de discussie terugkomen. Ik
heb van het OM en van politiemensen gehoord dat ze weten wie daar
misdrijven plegen, dat die op beeld staan, maar dat ze eenvoudigweg niet
genoeg mensen hebben binnen de recherche en binnen het OM om tot
vervolging over te gaan. Dat moet wel een belangrijk element blijven in
deze discussie. Anders zie ik de balans een beetje weggaan.
Minister Van Oosten:
De heer Struijs heeft natuurlijk gelijk: capaciteit is altijd
voorwaardelijk om iets wel of niet te kunnen doen. Ik wil er ook geen
doekjes om winden dat er in alle situaties altijd wel een vraag naar
capaciteit is, want je zal misschien altijd meer willen doen. Dat gaat
nou eenmaal ook weer niet. Soms is het ook niet nodig. Daarom is het
terecht dat mevrouw Coenradie en anderen hier en daar ook wijzen op de
vraag: waar maak je nou je keuzes in, waar stel je prioriteiten in? Het
zou triest zijn als je puur omwille van capaciteitsvragen iets niet meer
doet, maar het heeft dus in dit specifieke geval zeker ook te maken met
andere aspecten. Dan moet je een afweging maken. Als het resultaat is
wat het is en je ook iets anders kunt doen, dan kom je tot een afweging
van belangen. Dat kan ik ook wel weer billijken als ik eerlijk ben. Maar
dat neemt niet weg dat het mij wel weer motiveert om ook aan de hand van
het onderzoek verder na te denken over: oké, wat kunnen jullie dan wel
organiseren om wel het resultaat te bereiken dat we willen?
De heer Struijs (50PLUS):
Ik ben het met u eens, maar het capaciteitsgebrek heeft een structureel
karakter. Daarom wil ik in elke discussie prominent terug laten komen
dat ik echt aandring op een bestuurlijke rapportage na elk optreden, of
dat nou op de A12 is geweest of bij de Malieveldrellen, over de dingen
die we hadden kunnen doen in de keten — dan heb ik het over vervolging —
maar niet gedaan hebben vanwege capaciteitsgebrek. Ik zie dat dat elke
keer onderbelicht blijft. Ik ga de minister nu en in volgende discussies
dus verzoeken om toch iets meer bestuurlijke rapportages te laten maken
door de politie en het OM en om dat feit niet onderbelicht te
laten.
Minister Van Oosten:
De bestuurlijke rapportages bestaan natuurlijk wel, maar die gaan naar
het lokale gezag, want die inzet vindt plaats onder dat gezag. Dat weet
de heer Struijs als geen ander. Ik vind het wel een interessante
gedachte om in zijn algemeenheid eens te vragen waar wellicht
schaarstevraagstukken aan de orde zijn geweest. Nogmaals, in dit geval
hebben zeker ook een heleboel andere elementen een rol gespeeld.
Meestal, of altijd, heb je een belangenafweging te maken over waar je
naartoe gaat.
Ik ga naar de heer Van Dijk. Die vraagt: kan de minister ondubbelzinnig
bevestigen dat bij oorlogsherdenkingen et cetera de bescherming van
personen en instellingen prevaleert? Ook hierbij geldt dat in lokale
driehoeken, waar die verantwoordelijkheid ligt, telkens wordt beoordeeld
hoe te handelen. Iedere demonstratie moet je natuurlijk wel weer op de
eigen merites beoordelen. Ik hoor de heer Van Dijk overigens ook niet
zeggen dat demonstraties op een locatie überhaupt niet mogen of iets
dergelijks. Maar je wilt wel dat de openbare orde niet verstoord wordt.
Daar komt het eigenlijk op neer. Aan de hand van de Wet openbare
manifestaties hebben burgemeesters natuurlijk ook handvatten om bij
bijvoorbeeld dreiging van verstoring van de openbare orde maatregelen te
treffen, beperkingen op te leggen et cetera. Burgemeesters kunnen ook
zwaardere eisen stellen aan demonstraties in de nabijheid van een
herdenking. De bescherming van de waardigheid van een plek of
gebeurtenis kan dan ook een rol spelen bij de afwegingen die door het
lokale bestuur worden gemaakt.
Eerder dit jaar is ter uitvoering van de motie-Bikker ook gesproken met
diverse gemeenten et cetera, waarbij door iedereen het belang
onderstreept wordt van een gedegen voorbereiding op de nationale en
lokale herdenkingen, om die waardig en ongestoord te laten plaatsvinden.
Dat betekent ook dat je hebt te organiseren dat je nauw contact hebt met
de organisatoren van mogelijke demonstraties en manifestaties. In het
ene geval is dat makkelijker dan in het andere geval. Dat vraagt ook wat
van het lokale bestuur, dat daar overigens heel goed in is, zeg ik
erbij. Vaak kun je in overleg echt wel heel veel bereiken met elkaar. De
waardigheid van de demonstratie zelf, die ook weer haar rechten heeft en
haar doelen dient, heeft er vaak ook alle belang bij om goed gehoord te
worden zonder dat het andere waardigheden verstoort. Algemeen wordt
onderkend dat er onder voorwaarden ruimte is voor demonstraties en
alternatieve herdenkingen.
Dan ga ik naar de politiemedewerkers en de organisatie. Ik hoop dat ik
het in de tijd allemaal netjes doe; ik doe mijn best. Zo ongeveer
iedereen heeft vragen gesteld naar aanleiding van de
commissie-Sorgdrager over het undercoverwerk en eigenlijk ook naar
aanleiding van de commissie die daaraan vooraf is gegaan en er voor een
deel parallel aan heeft gelopen, namelijk de commissie-Schneiders. De
vragen liepen in variatie een klein beetje uiteen. Laat ik beginnen met
te zeggen dat undercoverwerk een ingrijpend middel is dat van
ongelofelijk grote betekenis is voor de bestrijding van georganiseerde
criminaliteit. Het is dus ook van het allergrootste belang dat de mensen
die dit belangrijke werk uitvoeren, dat ook met de beste en de juiste
waarborgen kunnen doen en kunnen blijven doen.
Vier jaar geleden constateerde de commissie-Brouwer dat de
professionaliteit van de organisatie ernstig te wensen overliet. Twee
jaar geleden is dan ook besloten om het toen bestaande team Werken Onder
Dekmantel volledig te ontmantelen en opnieuw op te bouwen. Het afbouwen
daarvan en het inrichten van een nieuwe structuur waarin waarborgen zijn
opgenomen, leveren een werkbare en veilige situatie op. De afbouw en
opbouw moesten ook in een korte tijd plaatsvinden. Het was wel bekend
dat de ingreep van afbouw en opbouw nadelen kende, vooral omdat je weer
helemaal opnieuw moet starten met het opbouwen van kennis, ervaring en
kunde. Dat kan iedereen zich voorstellen. Naar aanleiding van het
rapport-Sorgdrager voegt de korpschef kennis en ervaring aan de leiding
toe en wijzigt het instroomarrangement.
Na het incident van vier jaar geleden hebben twee commissies monitoring
uitgeoefend op het gebied van voortgang binnen dat heimelijke domein. De
commissie-Sorgdrager was kritisch, maar heeft ook geconstateerd dat er
heel veel vooruitgang is geboekt. Zo zijn er waarborgen die zien op het
personeelswelzijn van de medewerkers. Er zijn bijvoorbeeld psychologen
in dienst getreden die begeleiding kunnen bieden. Er is een ethische
commissie gekomen, die de strategische lijn nauwer betrekt bij
operationele beslissingen. In het verleden zijn de werkverbanden
verkleind, waardoor er meer aandacht kan zijn voor de medewerkers, want
daar gaat het nou precies om. Die interventies zijn gedaan naar
aanleiding van geconstateerde tekortkomingen — daar moeten we eerlijk in
zijn — en zijn gericht geweest op het verbeteren van het welzijn op
fysiek, mentaal en moreel vlak.
Nu is het belangrijk dat we vooruit blijven kijken, dat we maatregelen
treffen die passen bij de situatie waarin we nu zitten. Een externe
commissie constateert dat er vooruitgang is geboekt, maar ook dat we er
nog niet zijn. Ondertussen willen we ook dat heimelijke middel bewaken
en behouden. Dat is een bijzonder en waardevol instrument dat vraagt om
kwaliteitszorg. Ik heb dan ook de korpschef gevraagd goede en blijvende
aandacht hiervoor te houden. De korpschef heeft mij dat ook bevestigd.
Zij zal hier met de korpsleiding aandacht aan blijven geven. De
korpschef zit bij het College van procureurs-generaal, dat ook een
visitatiecommissie heeft ingesteld. Dat is heel belangrijk, want die
commissie blijft deze ontwikkelingen volgen. Het is ook aan mij en elke
minister na mij, en dus ook aan u, om dit echt goed op de agenda te
blijven houden en om te vragen waar we staan en of het loopt zoals we
dat willen. Dat is echt belangrijk, want we hebben te veel meegemaakt in
het verleden. Ik vind dat we nu in samenspraak een start kunnen maken
naar de toekomst toe. Door die visitatiecommissie zit daar ook een
borging op. De korpsleiding moet daar stevig op worden blijven bevraagd
door de minister.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Naar mijn mening heeft de commissie-Sorgdrager niet simpelweg gezegd: we
zijn er nog niet. De commissie was uiterst kritisch op wat er lag. Laten
we het probleem dus niet downsizen. Er zijn wel stappen gemaakt, maar de
tekortkomingen die we in het verleden zagen, dreigen zich te herhalen.
Dat is de uitkomst. Ik verwacht dan iets meer van de minister dan de
leiding te vragen om daar aandacht aan te schenken en een
visitatiecommissie. Dat vind ik echt te weinig.
Minister Van Oosten:
Ik heb geprobeerd met empathie maar tegelijkertijd ook zakelijk te
zeggen hoe ik ernaar kijk. Dat zijn dus een paar zaken. Daar blijf ik
bij. Undercoverwerk is ongelofelijk belangrijk in de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit. We gaan er dus voor zorgen dat we dat niet
kwijtraken. Dat is één. We gaan ervoor zorgen dat het personeelswelzijn
van de medewerkers wordt bewaakt. De minister en de Kamerleden doen dat
niet, maar de korpsleiding gaat daar wel over. U mag van mij verwachten
dat ik de korpsleiding hiernaar vraag. Het andere gezag is het Openbaar
Ministerie. Ik vind het belangrijk dat die visitatiecommissie erbij
gekomen is, ingesteld door de korpsleiding en het Openbaar Ministerie,
omdat die dit ook te bewaken heeft. Die moet ook van het vermogen zijn
om de korpsleiding heel kritisch aan te spreken als dat niet in orde zou
zijn. Ik ben dus minder somber gestemd dan mevrouw Mutluer in haar
bewoordingen tegen deze minister, maar ik steek niet onder stoelen of
banken dat we er bepaald nog niet zijn. Dat is ook een feit, want
Sorgdrager was kritisch en ik ook. Daarom ben ik blij met die
visitatiecommissie enzovoort, maar ik ga er wel mee aan de slag.
De heer Struijs (50PLUS):
Ik ben het helemaal eens met collega Mutluer, maar er mist één ding. In
al die rapporten, van Brouwer tot heden, was een heel belangrijk punt
dat de strategische top het heeft laten afweten. Dat werd klip-en-klaar
gezegd. We hebben vijf jaar lang een strategische opsporingscommissie
gehad. Die heeft één keer tien minuten over dit onderwerp gesproken,
terwijl daar ondertussen van alles en nog wat aan de hand is. Mijn vraag
is: hoe monitort de minister de rol van strategische top van de politie
om ervoor te zorgen dat dit uiteindelijk allemaal goed gaat komen?
Minister Van Oosten:
Ik kan minder ver terug in de tijd graven dan de heer Struijs wellicht
kan, zeg ik met alle respect voor de heer Struijs, maar het is wel een
feit dat ik hier deze week nog met de korpschef over heb gesproken. U
mag van mij aannemen dat ik dat ook blijf doen. Wij bewaken dat dit
onderwerp een goede navolging krijgt, want dat verdient het ook. Mijn
ambtenaren zullen dat ook bewaken. Het werk van al die commissies
verdient dat, maar bovenal verdient het onderwerp dat. Enerzijds bedoel
ik dan de undercoveroperaties zelf, maar eerlijk gezegd is het
personeelswelzijn van de mensen die het betreft nog belangrijker dan
dat. Verder wil ik een beetje wegblijven van de observaties die de heer
Struijs met mij deelt, want die brengen mij nu niet verder.
De heer Struijs (50PLUS):
Nee, maar …
De voorzitter:
U bent eigenlijk door uw interrupties heen, maar dit is uw eerste keer
en ik weet dat dit onderwerp u na aan het hart gaat. Als u het echt heel
kort doet …
De heer Struijs (50PLUS):
Ik wil de controlerende taak van de Kamer bewaken. Ik wil graag in de
verslagen terugzien wat de strategische top hiermee doet, op alle
niveaus.
Minister Van Oosten:
Ik zeg u toe dat ik in de volgende halfjaarsbrief politie terug ga
koppelen waar we staan. Dan kunt u het volgen. Dat lijkt me logisch. Als
er een beter moment is, dan laat ik het u weten.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder. Waar bent u nu? De mapjes zijn redelijk leeg,
zie ik.
Minister Van Oosten:
Het is hetzelfde mapje. Dit gaat over de volgorde binnen het mapje. Daar
wilde ik u niet mee lastigvallen, maar nu heeft u het toch gezien.
Mevrouw Michon-Derkzen vraagt naar de opmerking dat van sommige eenheden
de bezetting moet worden beperkt. De financiële opgave, 46 miljoen voor
2026, moet worden gedekt met besparing op de voorziene personele
bezetting van de eenheden. De basisteams, gebiedsgebonden politiewerk en
de opsporing worden in '26 buiten beschouwing gelaten. Er wordt ook niet
getornd aan de instroom van aspiranten. Voor '26 is de landelijke
financiële opgave vertaald naar een evenredige opgave voor alle
eenheden. In de praktijk betekent dat voor elke eenheid wel iets anders.
Daar ziet de vraag van mevrouw Michon-Derkzen eigenlijk op, denk ik.
Daar wordt ook wel wat over gezegd in die brief. Wat het betekent, is
afhankelijk van de vraag in hoeverre er nog ruimte is tussen de
bezetting en de formatie. Bij de ene eenheid kan dat resulteren in het
bijstellen van prognoses voor uitbreiding en bij een andere eenheid in
een strakkere vacatureregie. In '26 blijft uitbreiding van de bezetting
bij de meeste eenheden mogelijk. De precieze consequenties worden door
de eenheden met de betreffende gezagen besproken. Bij het LOVP krijg ik
daar af en toe ook een terugkoppeling over, maar het ligt echt binnen de
eenheid zelf. Voor het maken van keuzes voor het op orde brengen van de
begroting vanaf '27 en verder treft de korpschef met de gezagen nu
voorbereidingen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Even zodat ik het goed begrijp: uit de overleggen met burgemeesters
horen we terug dat er toch … Dat geld moet ergens vandaan komen. Dan
lijkt het een keuze tussen een auto minder of een bureau dicht. Dat is
dus contrair aan wat wij hier in de Kamer met elkaar hebben afgesproken.
Ik zie in de brief van 10 december staan: het kan in een enkele eenheid
zo zijn dat je de bezetting moet beperken. Betekent dat dan dat die
bezetting boven de formatie zat? Dat is eigenlijk mijn hele concrete
vraag. Het kan toch niet zo zijn dat we bezetting beperken terwijl die
bezetting onder de formatie zit?
Minister Van Oosten:
Er verdwijnen geen agenten; laat ik het even zo zeggen. Het is wel nodig
dat we bij sommige eenheden een strakker vacatureregime volgen. Dat zei
ik eigenlijk net al. Bij andere eenheden is er wel ruimte om mensen op
dit ogenblik aan te nemen. Dat verschilt een beetje per eenheid. Dat
komt ook doordat de ene eenheid wat verder vooruitliep in het aannemen
van mensen dan de andere eenheid. Maar het is dus niet zo dat daar in
één keer een mindering in wordt aangebracht. Nee. Dat bedoelen we ook te
zeggen met het ontzien van het gebiedsgebonden politiewerk en de
basisteams. Die 46 miljoen euro waar we het over hebben, moet dus op een
andere manier gevonden worden. Dat is nog ingewikkeld zat, zeg ik er
even bij. Dat is zonder meer waar. Maar dat geld vinden we niet in het
weghalen van agenten of iets dergelijks. Dat is bepaald niet de
bedoeling. Maar het is wel een feit — ook daar ben ik maar duidelijk
over, en dat is waarschijnlijk ook wat mevrouw Michon-Derkzen aangereikt
krijgt door burgemeesters — dat het bij sommige eenheden wat anders
uitpakt dan bij andere eenheden. Dat is wel een feit. Daarom moet de
burgemeester het ook goed met de politie-eenheid doorspreken.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het kan niet allebei waar zijn. Een burgemeester wil gewoon operationele
agenten. Een burgemeester heeft ook geen inzicht in de formatie en
bezetting van een landelijke eenheid. Ik zou ook zeggen: hou dat ook
vooral zo. De burgemeester heeft geen zicht op de bezetting op de nieuwe
uitleg. Hou dat vooral zo. Juist in die gesprekken met de burgemeesters
wordt wel voorgelegd: er moet een onsje van af; zegt u het maar. Dat kán
niet waar zijn, want het gaat in die basisteams om de operationele
inzet. Het gaat om het bureau en het gaat om die auto's, die drie die er
dan twee worden, die dan in de nacht rijden. Ik begrijp gewoon niet dat
de burgemeesters onderdeel zijn van het onsje dat ervan af moet. Het kan
dus niet anders dan dat de operationele slagkracht daar last van heeft.
Dat kan niet anders.
Minister Van Oosten:
Het weegt misschien ook precies. 46 miljoen euro is natuurlijk ook wel
heel veel geld. Maar de afspraak is dat de politieagenten in de
basisteams, het gebiedsgebonden politiewerk en de opsporing, in 2026
buiten beschouwing worden gelaten. Dat betekent niet dat die 46 miljoen
euro niet ergens gevonden gaat worden. Het betekent natuurlijk wel,
omdat die 46 miljoen ergens gevonden gaat worden met betrekking tot
politiewerk, dat je dat misschien wel binnen de politie merkt. Maar de
basisteams zelf, het gebiedsgebonden politiewerk, worden specifiek
buiten beschouwing gelaten en er wordt ook niet getornd aan de instroom.
Maar ik ga ook niet zeggen dat er geen enkele opgave ligt bij welke
eenheid dan ook omdat het allemaal wel losloopt. Nee, die opgave van 46
miljoen euro ligt er. Die wordt bij de ene eenheid wat sterker gevoeld
dan bij de andere eenheid, maar het uitgangspunt is dat we niet tornen
aan die basisteams. En dan kom ik op de slagkracht; dat is mijn laatste
zin. De korpschef zal de operationele slagkracht ontzien bij het
oplossen van het financiële tekort voor '26.
De voorzitter:
Ik zit even te kijken, hoor. Dit is de vierde interruptie. Ik vermoed
dat … Mevrouw Van der Werf heeft nog één interruptie en mevrouw
Coenradie ook. Gaat u die besteden?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ja, dan ga ik hier toch even op door. Ik denk dat de minister nu, met
alle respect, een aantal dingen zegt die niet tegelijk waar kunnen zijn.
Er zullen gewoon bepaalde taken opgepakt moeten worden. Dan kun je op
papier wel zeggen dat dat de basisteams niet raakt, maar mensen zullen
het toch moeten gaan doen, zeker als die 46 miljoen nog niet gevonden
is. Hoe gaan wij nou met elkaar kunnen controleren dat het politiewerk
gebeurt — daar ging de interruptie van mevrouw Michon uiteindelijk over
— en dat we elkaar niet volgend jaar aankijken en denken: jeetje, daar
hadden we als Kamer op moeten ingrijpen?
Minister Van Oosten:
In januari of februari hebben we een wetgevingsoverleg Politie, waarbij
het ook gaat over de financiën. Ik denk dat dit zonder meer ook een
onderwerp is om daar nog een keer nader met u te bespreken. Als dat niet
vanuit mijn eigen initiatief komt, gaat u daar zelf mee komen. Dan kan
ik wellicht ook wat nadere duiding geven over hoe het dan feitelijk
uitwerkt. Ik kan niet anders zeggen dan dat het zo is. Als uitgangspunt
hanteren we echt dat de basisteams buiten beschouwing worden gelaten,
maar dat betekent wel dat er dan in de eenheden andere zaken moeten
worden aangedragen om het op te kunnen tellen tot die 46 miljoen euro.
Anders kom je natuurlijk niet tot 46 miljoen euro. Dat is natuurlijk hoe
je financieel rondkomt. Maar we laten het gebiedsgebonden politiewerk en
de opsporing buiten beschouwing. We tornen niet aan de instroom. De
korpschef heeft aan mij bevestigd dat de operationele slagkracht wordt
ontzien bij het oplossen van dit financiële vraagstuk. Maar is het geld,
46 miljoen euro, dat niet bij de politie komt? Ja, dat is waar. Dat
wordt verdeeld over de eenheden, en bij de ene eenheid landt dat wat
zwaarder dan bij de andere eenheid. Althans, in uw terugkoppeling.
De voorzitter:
We hebben inderdaad een wetgevingsoverleg Politie, voor het
begrotingsonderdeel Politie. Hoeveel moet de minister nog?
Minister Van Oosten:
Nou, met dit blokje ben ik bijna klaar. Daarna heb ik nog de
jaarwisseling en andere belangrijke zaken. Dat is altijd spannend, maar
dat lijkt een heel dun mapje te zijn.
De voorzitter:
Dan stel ik misschien voor om naar de jaarwisseling te gaan.
Minister Van Oosten:
Dat is goed.
De voorzitter:
Tenzij iemand nu een vraag of een antwoord echt gemist heeft? Mevrouw
Coenradie.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik heb één vraag gemist, die denk ik hieronder was gevallen. Dat is de
vraag over de politietop en targets. Dat zijn dus meetbare doelen.
De voorzitter:
Meetbare doelen. Lukt het om die uit het mapje te vissen?
Minister Van Oosten:
Die komt zo.
De voorzitter:
Die komt zo. Dat gaan we regelen. Momentje, minister. Meneer Van
Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Er werd een heel belangrijk punt aangesneden door de collega's van VVD
en D66, vind ik. We schuiven het door naar het WGO, maar dat is nog best
een poosje weg. Ik heb ook het idee — maar dan val ik in herhaling — dat
de minister een paar dingen tegelijk zegt die niet allebei waar kunnen
zijn. Mijn vraag is dus: zou de minister voor het WGO op papier, via een
brief, toch wat scenario's kunnen schetsen over waar we naartoe gaan? Zo
kunnen we wel meteen het diepe in als we het WGO hebben.
De voorzitter:
Momentje, collega's. De heer Van Dijk vraagt om een brief voor het
WGO.
Minister Van Oosten:
Voor het WGO zal ik de Kamer informeren over de consequenties ten
aanzien van dit thema. Ik denk dat dat ook wat duiding geeft richting u.
Ik weet even niet precies wanneer dat WGO is, maar dat weet de griffie
natuurlijk wel.
De voorzitter:
Dat noteren we. Het WGO is op 26 januari.
Minister Van Oosten:
Dan gaan we naar de jaarwisseling. Laten we maar beginnen met de meest
fundamentele vraag: hoe beschermen we agenten? Ik hoorde — dat wist ik
eigenlijk niet — dat mevrouw Van der Werf de initiatiefnemer was van een
motie ten aanzien van gehoorbescherming. Dat lees ik in mijn tekst en ik
ga er gelijk van uit dat dat klopt. Ik kan u wel melden dat er voor elke
politiemedewerker goede gehoorbescherming beschikbaar is. Dat is heel
belangrijk. De politie heeft zich namelijk op verschillende vlakken
voorbereid op de jaarwisseling; dit is dus een element daarvan. Er is
ook een integrale aanpak over geweld tegen politieambtenaren
vastgesteld, die gericht is op registratie, kennisontwikkeling en
vroegsignalering van geweld tegen politiemedewerkers, ook tijdens de
jaarwisseling. Daarnaast heeft de politie samen met partners een
handhavingsplan voor een veilige jaarwisseling opgesteld, waar een
aantal van u ook wat vragen over heeft gesteld.
Mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Mutluer vragen naar de ambities en
extra inzet voor het opsporen van illegaal vuurwerk. De politie zet
maximaal in op het goed laten verlopen van de jaarwisseling. Dat doen we
met allerlei partners, zoals de Douane, inspectiediensten et cetera. We
hebben actieweken gehad. Ik kan u vertellen dat de teller van het OM
vorige week op 72.000 kilo aan in beslag genomen vuurwerk stond. Er
wordt extra ingezet op controles van postpakketten. Meld Misdaad Anoniem
is onverkort van kracht en de politie volgt die tips natuurlijk ook op.
We werken met buitenlandse partners. Daar kom ik zo nog even op
terug.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Werf, u heeft ook drie interrupties gehad.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dan maak ik er een verduidelijkende vraag van, voorzitter. Er wordt
natuurlijk altijd gezegd: er zijn voldoende helmen en er is voldoende
gehoorbescherming. Die motie ging erover dat wij van verschillende
bureaus hadden begrepen dat er een aantal middelen beschikbaar zijn en
dat die dan vervolgens worden verdeeld onder de ploeg die daarna weer
komt. Maar bij dit soort momenten is het natuurlijk heel belangrijk dat
iedereen die het lef heeft — ik zeg het maar even zo — om in te tekenen
voor die shift, van tevoren gewoon de zekerheid heeft dat die zijn eigen
spullen kan hebben. Daar ging die motie over en daar was brede steun
voor in de Kamer.
Minister Van Oosten:
Gehoorbescherming is er voor iedereen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
En helmen?
Minister Van Oosten:
Dat is een andere vraag. Dan moet ik die erbij pakken. Voor alle ME'ers
zijn helmen beschikbaar tijdens de jaarwisseling. Als andere
politiemedewerkers worden ingezet, dan wordt dat — ik heb het nu over de
helmen — alleen gedaan als dat veilig kan. Als een helm nodig is, dan
wordt een helm ter beschikking gesteld.
De voorzitter:
Ik snap dat het antwoord misschien niet is wat u hoopte, maar het is wel
een antwoord, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dat is zeker een antwoord, maar het ging natuurlijk niet alleen om
ME'ers. De outfitkwestie is voor hen natuurlijk een hele andere dan voor
mensen die vanuit de bureaus aan het werk gaan die nacht.
Minister Van Oosten:
Ik hoopte mevrouw Van der Werf een compliment te maken door te refereren
aan haar motie ten aanzien van gehoorbescherming, die zich niet beperkt
tot ME'ers. Maar ik begrijp dat dit nu niet meer zo opgevat wordt.
Gehoorbescherming is wat het is. Over de helmen zeg ik: ik moet het nu
laten bij dit antwoord.
Dan mevrouw Michon-Derkzen: wat doet de post- en pakketsector extra
tegen vuurwerk? Postbedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid bij
het actief tegengaan en bij het onderscheppen ervan. Men wordt daarop
gecontroleerd door middel van steekproeven. Postbedrijven worden ook
benaderd. De postsector neemt dit serieus. In november is er een congres
voor de post- en pakketsector geweest. Ik heb begrepen dat daar weer
nieuwe ideeën zijn opgehaald en kansen naar voren zijn gekomen. Binnen
het Post Interventieteam en het Hit and Run Postteam van de politie
wordt het aanpakken van illegaal vuurwerk in de aanpak meegenomen.
De heer Struijs vraagt hoe ik tegen de vraagstukken rondom illegaal
vuurwerk aankijk. Daar heb ik al het een en ander over gezegd, maar de
doelstelling van de politie is om er met alle partners voor te zorgen
dat het een feestelijke en veilige jaarwisseling wordt. In de aanloop
naar de jaarwisseling wordt onder andere ingezet op het opsporen van
illegaal verhandeld vuurwerk en het preventief aanspreken van bekende
raddraaiers. Daarnaast richt de politie zich op het handhaven van de
openbare orde en het reageren op incidenten. De jaarwisseling vraagt om
een maximale inzet van alle partijen; dat is wel waar. We spreken nu
over de politie, maar ik mag de vrijheid nemen om dat wel iets breder te
trekken. Ook onze brandweerdiensten en noem het maar op hebben altijd
een ongekende, een ongekende, inzet rondom de jaarwisseling. Daarvoor
past alleen maar een grote waardering.
Mevrouw Straatman vraagt nog naar de capaciteit voor regio's. Daarnaast
vraagt zij welke monitoring er komt ten aanzien van incidenten. De
capaciteitsverdeling is aan eenheden. Een vraag om extra capaciteit
vanwege een specifieke problematiek zal dan ook door de burgemeester met
de regioburgemeester en de politie-eenheid worden besproken.
Op haar verzoek tot monitoring van de effecten van het vuurwerkverbod
kan ik melden dat er voorlopig ook na de invoering van het verbod — maar
daar zijn we dus nog niet — jaarlijks een brief van mij zal blijven
komen over het verloop van de jaarwisseling. Ik denk dat dat goed
is.
Dan de internationale aanpak van vuurwerk. Het is goed dat u weet dat ik
mij samen met mijn Franse en Zweedse collega ervoor inzet dit onderwerp
hoog op de agenda te houden. Ons hoofddoel is de wijziging van de
Pyrorichtlijn. Dat is een richtlijn die regels stelt over de productie,
het vervoer et cetera van vuurwerk. We willen strengere productie-eisen
en we willen aanvullende eisen op het gebied van justitie en veiligheid.
Dat doen we door continu in gesprek te zijn over allerlei onderwerpen.
Tot nog toe heeft die inzet ertoe geleid dat voor de evaluatie van de
richtlijn op dit punt door de Europese Commissie een aanvullende studie
zal worden gedaan. Dat is ook wel een resultaat in het Europese. Verder
zal ik hier ook van het Europees Parlement aandacht voor zijn. In dat
kader heb ik recentelijk zelf een aantal Nederlandse Europarlementariërs
gesproken, omdat ik vind dat dit niet alleen ziet op vuurwerk voor de
jaarwisseling, maar ook omdat we weten dat vuurwerk soms wordt misbruikt
voor explosies en verzin het maar allemaal, en dat heeft al helemaal
niks te maken met een feestelijke gebeurtenis.
Dan de afspraken met België en Duitsland over de invoering van een
vuurwerkverbod. Samen met het ministerie van IenW onderhouden wij
hierover een goed contact met België en Duitsland. We informeren hen
over het aanstaande vuurwerkverbod en de mogelijke neveneffecten daarvan
aan de grenzen. We bespreken ook of gezamenlijke acties et cetera nodig
en mogelijk zijn.
Dan andere belangrijke zaken. Ik praat gewoon door, voorzitter.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Eén vraag is niet beantwoord.
De voorzitter:
Welke vraag is niet beantwoord? Ik ga dan zo even kijken hoe … We moeten
namelijk om 13.00 uur gaan stemmen. Wij zullen dit dus niet kunnen
afmaken. Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Heel kort. De kritiek van de Nederlandse Politiebond is dat de
gecoördineerde vuurwerkbestrijding een generieke politietaak is
geworden. Wil de minister daar nog een antwoord op geven?
De voorzitter:
Hij gaat daarop antwoorden.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dat vond ik namelijk onbegrijpelijk, gelet op de onderbezetting.
Minister Van Oosten:
Sorry, een generieke …?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Er was kritiek van de Nederlandse Politiebond dat de gecoördineerde
vuurwerkbestrijding een generieke politietaak is geworden. Dat vind ik
onbegrijpelijk, gelet op de onderbezetting waar de politie mee van doen
heeft.
Minister Van Oosten:
Dat ga ik even na. Dat laat ik u ten spoedigste weten.
Mevrouw Coenradie vraagt hoe de politie de targets van de politietop
controleert. Ja, dat is een beetje een ander onderwerp, maar goed. De
eerste verantwoordelijkheid ligt bij de minister, die de gezagsdrager in
staat stelt om het gezag uit te oefenen. Oftewel: de minister bepaalt
wat de politie kan en heeft gezag over wat de politie doet. Dat doe ik.
Daar geef ik uitvoering aan door jaarlijks de begroting, het beheersplan
en alle zaken daaromheen vast te stellen en voor de politie de kaders te
stellen op onderwerpen als personeel, huisvesting, ICT et cetera. Ik
controleer de planning- en controlcyclus, waarbij de politie om de
zoveel maanden rapportages aanlevert. Zo controleer ik ook de targets
die de politietop zichzelf stelt.
Dan heb ik hier nogmaals de vraag over de gehoorbescherming. Ik heb
nogmaals navraag laten doen. Gehoorbescherming is er voor iedereen die
de straat op moet.
Dan had ik nog het blokje andere belangrijke zaken. Waar is het
gebleven? O, hier. Moet de politie stoppen met de selectiepaal en de
derde waarnemer bij preventief fouilleren? Luister, ik heb vertrouwen in
de professionele en neutrale inschatting van de politie bij
preventieffouillerenacties. Ik heb ook zelf die ervaring daarmee,
waarbij ik in een andere rol veiligheidsrisicogebieden heb moeten
aanwijzen, waarbij de politie op een naar mijn idee echt neutrale wijze
werkt. Ik heb er nooit een ander signaal over gekregen in de zin dat dit
niet goed zou lopen. Maar conform het politiebestel is het aan de lokale
driehoek om in het geval van controle- en preventieffouillerenacties de
voorwaarden en eventuele inzet van middelen of waarnemers te bepalen.
Dat bepaal ik dus niet, zeg ik even als minister. De selectiepaal kan
worden ingezet als het lokaal gezag die voorwaarde stelt. Dat is het
antwoord. Ik dacht dat er op de achterkant ook nog wat stond, maar dat
is een andere vraag. Sorry.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Is de minister het met mij eens dat het handelingskader, waar de
minister volgens mij wél over gaat, waarin de afgelopen jaren niet
alleen een tweede waarnemer maar zelfs ook een derde waarnemer aan is
toegevoegd tijdens preventief fouilleren, een uitstraling heeft van
weinig vertrouwen, dus van heel veel wantrouwen, in de politie?
Minister Van Oosten:
Ik geef heel duidelijk aan: ik vertrouw volledig op de professionaliteit
van de politie dat dat goed gaat. Ik vind ook dat je de politie kritisch
mag benaderen. Daar zijn ook mogelijkheden voor op het moment dat je dat
in twijfel zou trekken. Maar ik heb geen reden om te twijfelen aan de
professionaliteit van de politie in het geval van
preventieffouillerenacties. Ik kan even niet overzien wat er precies in
dat handelingskader staat. Dat overzicht heb ik gewoon niet. Maar ik
benadruk echt dat ik alle vertrouwen heb in die professionele
inschatting van de politie.
De voorzitter:
Ik ga eerst naar mevrouw Faber, want u bent ook door uw interrupties
heen, mevrouw Coenradie. U heeft er inmiddels ook al drie, mevrouw
Faber.
Mevrouw Faber (PVV):
Ik kan me toch haast niet voorstellen dat de minister het niet met me
eens is dat de politie gewoon voor paal staat met die selectiepaal. Ik
bedoel: hoe kan je nou serieus genomen worden als politieagent? Ik vind
het een serieus beroep. Dat moet je niet ridiculiseren en mag ook geen
slachtoffer worden van allerlei politiek correcte spelletjes. Het komt
gewoon omdat de politietop doodsbang is om beticht te worden van etnisch
profileren. Ik denk dat de agenten niet de straat op worden gestuurd om
etnisch te profileren. Er is ook een motie aangenomen van mevrouw Michon
en van volgens mij nog iemand; zij hebben die motie samen ondertekend.
O, dat blijkt JA21 te zijn. Die motie is met een meerderheid aangenomen
in de Kamer. Die kan toch niet zomaar terzijde worden gelegd? Die
politieagenten staan toch gewoon voor aap met die paal? Ik zou niet met
die paal de straat opgaan, hoor.
Minister Van Oosten:
Nou, mevrouw Faber hoeft dat ook niet te doen, want zij is lid van de
Tweede Kamer en is dus in elk geval niet betrokken bij
preventieffouillerenacties. Maar zonder gekheid, ik heb net als u — ook
u zegt dat duidelijk — alle vertrouwen in de professionele en neutrale
inschatting door de politie bij controles, ook in de sfeer van
preventieffouillerenacties. De bedoeling is dat dat aselectief gebeurt.
Het is echt — dat wil ik toch ook maar benadrukken — aan de lokale
driehoek om te bezien of er in het geval van controle en
preventieffouillerenacties iets van een inzet daaromheen wordt bepaald.
Ik ga er toch ook van uit dat geen enkele lokale driehoek de bedoeling
daarmee heeft om politieagenten, om het zo te zeggen, voor paal te
zetten. Dat meen ik echt. Ik durf te zeggen dat ik er wel enig beeld bij
kan hebben dat dit echt absoluut de bedoeling niet is. Schijnbaar is
hier in de ene of de andere lokale driehoek voor gekozen, maar ik weet
ook dat in heel veel lokale driehoeken hier niet voor is gekozen en die
noodzaak op die manier niet gevoeld of ervaren wordt.
Dan ga ik naar de laatste vraag aan mij.
De voorzitter:
Nee, want mevrouw Faber gaat hier nog iets over zeggen.
Mevrouw Faber (PVV):
Het is toch wel heel opvallend dat alleen de Amsterdamse politie ermee
de straat op wordt gestuurd en niet de andere korpsen. Dat is toch al
een indicatie dat het niet helemaal lekker zit.
Minister Van Oosten:
Ik ga mij niet uiten over de keuzes die in de lokale driehoek worden
gemaakt. Ik constateer wel dat daar misschien verschillende keuzes in
worden gemaakt, maar dat is wellicht ook weer afhankelijk van de
specifieke omstandigheden van de situatie aldaar. Daar stap ik verder
niet in. Ik weet ook niet waar het allemaal wel of niet aan de orde zou
zijn, als ik eerlijk ben.
De voorzitter:
Mevrouw Coenradie, u zat driftig te gebaren. Wat is er aan de
hand?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Voorzitter, een punt van orde. Ik stel een vraag over preventief
fouilleren. De minister is niet op de hoogte van het handelingskader,
terwijl het handelingskader gewoon aangeeft dat er drie waarnemers zijn.
Agenten worden dus gecontroleerd door een waarnemer tijdens preventief
fouilleren en daar zit zelfs nog een waarnemer bij. Ik hoor hier heel
mooie woorden als "ik heb alle vertrouwen in de neutraliteit", maar dit
staat gewoon haaks op het beleid dat gemaakt is de afgelopen jaren. En
dat beleid gaat blijkbaar gewoon door. Ik vind het echt stuitend wat ik
hier hoor.
De voorzitter:
U bent het hartgrondig oneens met de minister, begrijp ik. Ik proef niet
helemaal een ordepunt, anders dan dat de minister niet inging op het
handelingskader. Laat ik het zo doen dat ik de minister nog een keer
vraag om, als hij daartoe bereid is, nog even op het handelingskader in
te gaan.
Minister Van Oosten:
Ik heb het idee dat mevrouw Coenradie en ik het eigenlijk met elkaar
eens zijn. De professionaliteit van de politie staat voor mij voorop en
daar heb ik het volste vertrouwen in. Ik hoop dat u het mij niet te
zwaar aanrekent, maar ik heb gewoon even niet het overzicht of dat
handelingskader van mij is of dat het iets lokaals is. Dat ga ik even
na. Ik wil dan ook even weten wat daar precies in staat. Maar voor mij
staat de professionele afweging die de politieagent zelf maakt voorop.
Ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Ik geef u wel mee dat
het uiteindelijk aan de lokale driehoek is om besluiten te nemen over
onder welke condities het plaatsvindt en over of men überhaupt een
veiligheidsrisicogebied instelt. Daar worden ook het Openbaar Ministerie
en de politie zelf bij betrokken. Daar kun je ook keuzes in maken, want
het begint ermee dat je zegt: ik ben bereid om zo'n
veiligheidsrisicogebied aan te wijzen. Je kan ook zeggen dat je dat niet
doet, maar dan heb je ook geen preventieffouillerenacties. Er zijn dus
een aantal keuzemomenten die niet aan de minister zijn, maar waarvan wij
wel hebben te organiseren dat die mogelijkheid er is door dat wettelijk
te verankeren. Daar laat ik het even bij.
De voorzitter:
We gaan een tweede termijn niet redden. Ik vind zelf dat alleen zenden
naar de regering en dan niet het antwoord horen, niet helemaal past bij
ons. We hebben nog een minuut of elf en om 13.00 uur moeten we stemmen.
Eén. Zijn er nog vragen onbeantwoord gebleven? Ik denk dat dat meevalt.
Mevrouw Mutluer?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb één kleine …
De voorzitter:
Nee, is er een vraag onbeantwoord gebleven?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik heb één vraag niet beantwoord gekregen. Die gaat over de
ME-uitrusting en de ambtsinstructie. Heb je daar vooraf een
wetswijziging voor nodig? Daarop gaf de minister een heel snel antwoord,
maar ik wil heel concreet weten of je wettelijk verplicht bent om vooraf
de ambtsinstructie te laten wijzigen voor de uitbreiding van het
geweldsinstrumentarium.
Minister Van Oosten:
Het hoeft niet aangepast te worden voor pilots. We werken bij pilots met
een tijdelijke instructie.
De voorzitter:
Dat is een kort antwoord. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber (PVV):
Ik zal het heel kort houden. Ik had het net even aangestipt: de
certificering van de boa's. De Politieacademie heeft aangegeven daarmee
te stoppen in 2026. Dan zou de certificering moeten komen vanuit een
andere sector. Ik heb begrepen dat er mensen toe bevoegd zijn om die
certificeringen af te geven, maar dat mogen dan alleen mensen doen die
in vaste dienst zijn bij bepaalde werkgevers. In artikel 1h van de
toetsing geweldsbeheersing voor boa's staat dat die werknemer in vaste
dienst moet zijn. Is de minister bereid om dat woordje "vaste" eruit te
halen, zodat het ook iemand mag zijn die gewoon in dienst is? Zo krijgen
we meer lucht in de sector en is er een grotere kans dat iedereen
gecertificeerd kan worden.
De voorzitter:
Dat is een nieuwe vraag.
Minister Van Oosten:
Ja, maar ik ga heel kort antwoorden, als u mij dat toestaat.
De voorzitter:
Dat sta ik toe.
Minister Van Oosten:
We zijn in overleg met de Politieacademie om in 2026 dit toekomstgericht
te regelen, want we moeten niet meer hebben wat we hadden. Ik neem het
punt van mevrouw Faber even mee, want ik kan het onvoldoende overzien.
Ik neem het wel even mee in het gesprek met de Politieacademie. U hoort
later terug of dat effect sorteert of niet.
De voorzitter:
Oké. Waar horen we dat terug? In het halfjaarbericht?
Minister Van Oosten:
Bij de boa's.
De voorzitter:
Natuurlijk, bij de boa's.
Minister Van Oosten:
Het ging over boa's, dus bij de boa-behandeling.
De voorzitter:
Helder. Afgesproken. Mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Als de leden het mij toestaan, wil ik in ieder geval een
tweeminutendebat aanvragen, want dan hebben we daar ook een tweede
termijn.
De voorzitter:
De bedoeling was om eerst …
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mag ik het even afmaken?
De voorzitter:
… de onbeantwoorde vragen te doen. Daarna wilde ik nog een rondje doen
om te kijken of iemand nog iets dringends wil vragen, iets wat nú
gevraagd moet worden, bijvoorbeeld over de jaarwisseling, want dat wil
je nu doen. Daarna wilde ik vragen wie er een tweeminutendebat wil. Maar
ik begrijp dat iedereen voldoende voorzien is op dit moment. Dat is top.
Dan vraagt mevrouw Michon bij dezen een tweeminutendebat aan. Dat is
voor na het reces, neem ik aan.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja.
De voorzitter:
Oké. In reactie op wat u buiten de microfoon zegt: het wordt na het
reces, minister. Zijn er vragen? Is er nog iets wat we de minister
moeten vragen? Nee. Is er iets onbeantwoord gebleven? Nee.
Ik wil even de lijst met toezeggingen, waar nu aan gewerkt wordt, met
elkaar doornemen.
In het volgende halfjaarbericht politie informeert de minister de Kamer over de leidraad inzake de afdoening van winkeldiefstal. Dat is een toezegging in de richting van mevrouw Michon-Derkzen.
In het volgende halfjaarbericht politie informeert de minister de Kamer over de stand van zaken over heimelijk werken. Dat is een toezegging in de richting van de heer Struijs.
De minister stuurt in mei '26 een kabinetsreactie op het WODC-rapport over het demonstratierecht naar de Kamer.
De minister stuurt voorafgaand aan het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel politie een brief met daarin een uitwerking van de financiële situatie bij de politie én de consequenties daarvan voor de basisdienst.
Dit was een aangelegen punt, dus ik kijk even of dat klopt. Dat is correct. Oké, helder.
De minister beantwoordt voorafgaand aan het commissiedebat de vraag van mevrouw Faber over de certificering van boa's.
Er is natuurlijk ook nog een schriftelijk overleg over de boa's, dus
daar kan het dan ook in meegenomen worden.
Is er iemand die nog een dringende vraag heeft nu? Het kan namelijk nog.
We hebben nog een paar minuten. Nee? Dan meld ik aan de collega's dat de
procedurevergadering start na de stemmingen.
Ik dank de minister en zijn ondersteuning voor hun aanwezigheid. Ik dank
alle aanwezigen in de zaal en iedereen die dit debat gevolgd heeft.
Uiteraard dank aan de collega's. Ik vraag de minister, ik denk ook
namens de commissie, om aan de politie over te brengen dat we hen een
veilige jaarwisseling toewensen. Dan sluit ik deze vergadering.
Sluiting 12.53 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
|---|