[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-03-26. Laatste update: 2025-03-31 21:48
Thorbeckezaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Nationale fiscaliteit

Nationale fiscaliteit

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Financiën heeft op 26 maart 2025 overleg gevoerd met de heer Van Oostenbruggen, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, over Nationale fiscaliteit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Nijhof-Leeuw

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Weeber

Voorzitter: Inge van Dijk

Griffier: Lips

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Van Eijk, Grinwis, Stoffer, Stultiens, Vermeer en Vijlbrief,

en de heer Van Oostenbruggen, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.

Aanvang 13.00 uur.

Nationale fiscaliteit

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 26 oktober 2023 inzake Bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) voor oud-militairen (31066, nr. 1315);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 9 november 2023 inzake reactie op de motie van het lid Van Haga over het onderzoeken van de tegenbewijsregeling (Kamerstuk 36418-93) (36418, nr. 123);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december 2023 inzake IBFD-rapport rechtsvergelijkend onderzoek fiscale geheimhoudingsplicht (31066, nr. 1324);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 december 2023 inzake Onderzoek doenvermogen en knelpunten bij de IB-aangifte (36418, nr. 126);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 december 2023 inzake kader beleidsbesluiten vooruitlopend op wetgeving op de terreinen van Belastingen, Toeslagen en Douane (31066, nr. 1329);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 december 2023 inzake voortgang verkenning aanvullende maatregelen ter verbetering van het WOZ-proces (29279, nr. 828);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 20 december 2023 inzake onderzoek naar structureel verlieslatende bedrijven (31066, nr. 1328);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 februari 2024 inzake beleidsbesluit Belastingen op milieugrondslag vooruitlopend op wetgeving (31066, nr. 1336);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 6 februari 2024 inzake rapport Onderzoek informatiebeschikking 2023 (33772, nr. 6);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 11 maart 2024 inzake beleidsbesluit Wijzigingsbesluit aanmerkelijk belang vooruitlopend op wetgeving (36418, nr. 136);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 8 maart 2024 inzake evaluatie reisaftrek openbaar vervoer (OV) (23645, nr. 818);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 21 maart 2024 inzake rapport evaluatie giftenaftrek (36410-IX, nr. 42);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 15 april 2024 inzake monitor startersvrijstelling in de Wet differentiatie overdrachtsbelasting (36418, nr. 139);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 25 april 2024 inzake reactie op verzoek commissie over de betekenis van een kapitaalstorting door OCI N.V. (32637, nr. 639);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 26 april 2024 inzake evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur in de inkomstenbelasting (32140, nr. 185);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 23 april 2024 inzake update over het tegemoetkomingsbeleid minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (Msnp) (31066, nr. 1376);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 16 mei 2024 inzake werkinstructie op de zaak betrekking hebbende stukken (31066, nr. 1383);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 15 mei 2024 inzake kabinetsreactie op het rapport Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding (36418, nr. 141);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 16 mei 2024 inzake verschillende aspecten betreffende het aangenomen amendement van de leden Inge van Dijk en Erkens over aanpassingen van de bedrijfsopvolgingsregeling en schenk- en erfrecht voor familiebedrijven (Kamerstuk 36421-11) (36421, nr. 12);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 30 mei 2024 inzake stand van zaken betalingsregeling coronabelastingschulden mei 2024 (31066, nr. 1388);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 juni 2024 inzake rapport Naar een toekomstbestendige energiebelasting (32140, nr. 195);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 oktober 2024 inzake antwoorden op vragen commissie over het rapport Naar een toekomstbestendige energiebelasting (Kamerstuk 32140-195) (32140, nr. 212);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 juni 2024 inzake onderzoek naar de voor- en nadelen van een eventueel REIT-regime (32140, nr. 196);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 juni 2024 inzake evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen (32140, nr. 199);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 juni 2024 inzake monitoren grenseffecten van verlaging brandstofaccijns en verhoging alcoholaccijns (36418, nr. 143);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 juni 2024 inzake inventarisatie drempels in het belastingstelsel (36418, nr. 144);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 14 juni 2024 inzake rapport evaluatie ETK-regeling en 30%-regeling (36418, nr. 145);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 juni 2024 inzake belastingheffing over uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (20454, nr. 205);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 18 juni 2024 inzake bovennorm marginale druk (36418, nr. 146);
  • de brief van de minister van Financiën d.d. 25 juni 2024 inzake beantwoording vragen commissie V-100 over coronabelastingschulden (36560-IX, nr. 12);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 september 2024 inzake addendum bij rapport evaluatie ETK-regeling (36418, nr. 150);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 16 september 2024 inzake herijking van het fiscale bodem(voor)recht (31066, nr. 1424);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 16 september 2024 inzake onderzoek grenseffecten alcoholaccijns (36418, nr. 151);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 oktober 2024 inzake kabinetsreactie evaluaties fiscale regelingen (32140, nr. 210);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 oktober 2024 inzake kabinetsreactie evaluatie Wet differentiatie overdrachtsbelasting en verhoging algemene ovb-tarief naar 10,4% (36602, nr. 27);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december 2024 inzake verslag input internetconsultatie gedifferentieerde verbruiksbelasting alcoholvrije dranken (32140, nr. 215);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december 2024 inzake evaluatie van de coronasteunmaatregel bijzonder uitstel van betaling belasting (35420, nr. 539);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 december 2024 inzake evaluatie diensttijdvrijstelling (32140, nr. 219);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december 2024 inzake evaluatie eenmalig verhoogde schenkingsvrijstellingen (31066, nr. 1447);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 12 december 2024 inzake voortgang verkenning aanvullende maatregelen WOZ (29279, nr. 919);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 18 december 2024 inzake evaluatie lage tarief in de vennootschapsbelasting en invoeringstoets (32140, nr. 220);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 februari 2025 inzake Onderzoek Lucratiefbelangregeling (32140, nr. 225);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 5 februari 2025 inzake onderzoek actualisatie rekenforfaits gebaseerd op de levensverwachting en rente (32140, nr. 224);
  • de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 februari 2025 inzake rapport onderzoek naar het vermogen in familiestichtingen (36600-IX, nr. 38).

De voorzitter:

Collega's, we gaan beginnen. Vandaag hebben we een commissiedebat over belastingen, met aan de voorkant een aantal mededelingen. De agenda's zijn nogal hectisch op dit moment. Er gaat een aantal Kamerleden iets eerder vertrekken, namelijk de heer Vermeer, de heer Stoffer en de heer Grinwis. Tussendoor is er in de plenaire zaal ook nog een beëdiging, dus er zal af en toe gewisseld worden. Dat wil niet zeggen dat we het onderwerp niet belangrijk vinden, maar zo gaat het helaas af en toe plenair.

Aan mijn linkerzijde de heer Vermeer van de BBB, de heer Grinwis van de ChristenUnie, de heer Stoffer van de SGP, de heer Stultiens van GroenLinks-PvdA, mevrouw Van Eijk van de VVD, de heer Vijlbrief van D66. Ikzelf ben Inge van Dijk van het CDA en ik zal ook mijn inbreng doen. Uiteraard aan mijn rechterkant de staatssecretaris, die ons vandaag van hele goede antwoorden gaat voorzien.

Ik ga snel beginnen, en wel met de heer Grinwis. Nee, ik ga beginnen met de heer Vermeer. En we doen vier interrupties.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Juist omdat iedereen dit zo belangrijk vindt, probeert men toch hier aan te haken, ondanks de agenda. Bij dit debat over nationale fiscaliteit wil ik beginnen met het benoemen van de noodzaak van een degelijke fiscale agenda en het realistisch ramen van inkomsten. Dat is van groot belang, aangezien we op tal van dossiers geconfronteerd worden met de gevolgen van ondoordacht beleid.

Allereerst de grenseffecten van accijnsverhogingen. Tijdens de behandeling van het Belastingplan heeft BBB uitgebreid gepleit voor terughoudendheid rond het verhogen van alcoholaccijns en met name ook tabaksaccijns. De grenseffecten zouden meevallen en de verhoging van de tabaksaccijnzen per 1 april werd destijds door staatssecretaris Van Rij ingeboekt als structurele winst voor de schatkist van 137 miljoen. Hij zag daar geen probleem in.

Inmiddels is ongeveer de helft van de in Nederland gerookte sigaretten afkomstig uit het buitenland. Bovendien is ook de invoer van illegale sigaretten in opkomst. Deze handel wordt steeds lucratiever, met alle negatieve gevolgen van dien voor onze veiligheid maar ook voor onze gezondheid. Want er is nul controle op de samenstelling ervan. Daarnaast kreeg Financiën te maken met een miljardenstrop. Per maand loopt de schatkist tientallen miljoenen aan accijnsinkomsten mis, geld dat we nodig hebben voor andere zaken of daarvoor zouden kunnen gebruiken. Hiermee wil ik roken niet aanmoedigen, in tegendeel. Maar het gaat hier over de fiscale gevolgen van beleid.

Voorzitter. Ik gebruik dit voorbeeld omdat dit soort onverstandige beslissingen, geworteld in de modellenwerkelijkheid van gierige boekhouders, ons land serieus schade toebrengen. Een ander voorbeeld hierin is box 3. Nog geen nieuw stelsel, maar wel alvast inkomsten boeken die meer thuishoren in een sprookjesboek dan in een realistische raming. Graag hoor ik de visie van de staatssecretaris op het ophogen van accijnzen door vorige kabinetten en de nadelige consequenties daarvan in termen van budgettaire derving. Is hij ook van mening dat een pas op de plaats met betrekking tot accijnsverhogingen zeer nodig is?

Voorzitter. We zitten hier niet in een debat over de Belastingdienst maar ik heb wel een puntje dat mij bezighoudt. Ooit is de oekaze-Kok aangekondigd, die betekent dat mensen van de Belastingdienst niets mogen zeggen tegen externen over zaken die in de dienst wel of niet mis zijn. Ik zou graag van de staatssecretaris horen of de oekaze-Kok nog geldig is of dat hij bij dezen kan bevestigen dat belastingambtenaren die ergens problemen mee hebben, zich gewoon bij mij mogen melden, zonder dat dat gevolgen heeft.

Verder hebben wij ook begrepen dat stichtingen en verenigingen die een onderneming bedrijven, vrijgesteld zijn van de grens van €15.000 fiscale winst. We begrepen dat die grens weliswaar wordt gehanteerd, maar dat er aan die stichtingen en verenigingen voorlopige toeslagen worden verstuurd, wat nogal veel capaciteit vergt van de Belastingdienst en van het systeem. Daar zou ik ook graag wat meer over horen.

Voorzitter. Ik rond af met de verbruiksbelasting. Het tarief voor alle dranken die onder de verbruiksbelasting vallen, is op dit moment gelijk. Zuivel, sojadrank en mineraalwater zijn op dit moment van de verbruiksbelasting uitgezonderd. Dit leidt tot fabrikanten die ontwijkend gedrag vertonen en op deze manier belasting ontwijken. Wat BBB betreft worden dit soort geitenpaadjes bij de nieuwe suikertaks afgesloten. Daarnaast willen wij dranken zonder toegevoegde suikers, die wel degelijk positieve gezondheidseffecten hebben, uitzonderen van de belasting. Wat BBB betreft beperkt de belasting zich tot dranken met veel toegevoegde suikers.

Voorzitter, mag ik ook aandacht vragen voor het volgende argument? Van de best verkochte frisdranken zijn de meeste producenten grote multinationals, terwijl de telers van fruitsappen over het algemeen Nederlandse mkb-bedrijven zijn, vaak ook familiebedrijven. Ik vind dat we tijdens dit debat ook moeten benoemen dat we bij deze discussie extra rekening moeten houden met onze eigen Nederlandse economie en dat we in dit kader ook een beslissing moeten nemen die niet leidt tot krimp van ons mkb. Weegt de staatssecretaris dit argument ook mee, naast al wat genoemd is over gezondheid en budgettaire aspecten? Graag een reactie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie geen interrupties en dus geef ik het woord aan de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Het is fijn om aan te schuiven bij dit debat over dit mooie onderwerp, maar er gebeurt inderdaad tegelijkertijd meer in dit gebouw. Ik hoop later deze middag nog wel aan te schuiven bij de beantwoording en bovendien wordt er goed meegeluisterd.

Voorzitter. Ik heb verschillende onderwerpen en er zit niet per se een rode draad in, maar ze zijn wel allemaal belangrijk.

De heer Vermeer (BBB):

Fiscaal!

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Fiscaal is inderdaad de rode draad. Zo is het!

Allereerst over de bovennorm belastingdruk in het kader van de discussie over de marginale druk. Werken moet meer lonen, juist ook voor gewone middenklasse-inkomens en eenverdieners. Voor die groep is het belastingtarief op meerverdiensten simpelweg te hoog. We hebben hier pas ook nog een motie van collega Inge van Dijk, nu de voorzitter, over aangenomen.

Het schijftarief plus de afbouw van de algemene heffingskorting plus de afbouw van de arbeidskorting plus de afbouw van verschillende toeslagen: het stelsel is gewoon te complex en de belastingdruk op een extra verdiende euro is in een te groot deel van het inkomenstraject te hoog. Daarom heb ik eind 2023 een motie op stuk 36418, nr. 85 ingediend met Pieter Omtzigt om een bovennorm voor de marginale druk te ontwikkelen, zodat iedereen te allen tijde weet: als ik meer verdien, betaal ik nooit meer dan zoveel procent belasting over die extra inkomsten.

De voorganger van deze staatssecretaris heeft gelet op zijn demissionaire status hier wel een brief over gestuurd, maar hij heeft er verder geen vervolg aan gegeven. Mijn vraag is daarom: hoe gaat deze staatssecretaris deze motie wel uitvoeren? En wat is in dezen zijn ambitie voor de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel? Ik besef natuurlijk dat echt volwaardige uitvoering van deze motie pas kan in een hervormd stelsel.

Dan een aantal vragen over het fenomeen "anbistatus". Ik heb een prangend punt hierover, want ik heb bij herhaling zorgwekkende signalen uit het land gehoord over anbistatussen die worden afgenomen. Ik heb me altijd terughoudend opgesteld, omdat het ons hier in de Kamer niet past in te gaan op allerlei casuïstiek. Echter, ik concludeer uit een verzameling casus dat er inmiddels sprake is van een patroon. En over dat patroon wil ik de staatssecretaris een aantal vragen stellen aan de hand van een gefingeerd voorbeeld.

Er is een Nederlandse stichting die zich tot doel heeft gesteld, een buitenlandse stichting, die in dat land hulp biedt aan oorlogsslachtoffers, financieel te ondersteunen. Voldoet dat aan de algemeenbelangeis? Met andere woorden, mag een Nederlandse anbi rechtstreeks doneren aan een buitenlandse stichting? In dit geval oordeelt de inspecteur na een controle dat dit niet mag. En dan vraag ik me af: hoe kan het toch zijn dat een organisatie daar bij de aanvraag van een anbistatus jaren geleden wel toestemming voor heeft gekregen? Is er in de tussentijd iets verzwakt of verwaterd aan de algemeenbelangeis? En als dat niet het geval is, hoe kan het dan zijn dat de Belastingdienst terugkomt op een eerder genomen besluit? Ik hoor het graag van de staatssecretaris.

Vervolgens zegt deze stichting, inmiddels zonder anbistatus: "Weet je wat? Prima, dan passen we onze statuten aan en we doneren niet meer enkel en alleen aan die buitenlandse stichting, maar aan die stichting én aan andere organisaties, die vergelijkbare doelen nastreven." Daarop is de reactie van de inspecteur: "U krijgt alsnog geen anbistatus, want wij veronderstellen dat u toch alleen blijft doneren aan die buitenlandse stichting." Kan een inspecteur op basis van zo'n oordeel, of moet ik zeggen "vooroordeel", een dergelijk besluit nemen?

Het bovenstaande heb ik in verschillende variaties al een paar keer terug horen komen. Ik heb gezocht in de anbi-voorwaarden die de Belastingdienst publiceert, maar ik kan nergens vinden dat dit niet zou mogen. Ik vind dat zorgelijk, ook gelet op het legaliteitsbeginsel en het "lex certa"-beginsel in het bestuursrecht. Dat laatste gaat over de duidelijkheid van het recht. Ik hoor graag of de staatssecretaris die zorg deelt en hoe hij die weg wil nemen. Ik zou dit punt willen besluiten met: hoedt u voor willekeur bij de inspecteur.

Voorzitter. Drempels in het belastingstelsel. Eind 2023 was er een motie van collega Stoffer en mij over drempels in het belastingstelsel. Die lokken soms onbedoelde en ongewenste effecten uit. Op de valreep van zijn demissionaire periode heeft de vorige staatssecretaris daar een lijvige brief over gestuurd. Hij deelt daarin een aantal overwegingen en merkt op dat het verder aan een toekomstig kabinet is om te bepalen of deze drempels heroverweging verdienen. Daarom mijn vraag: wat is de staatssecretaris hiermee van plan?

Dan kom ik op de algemene heffingskorting en werkontwikkelbedrijven. Dit kabinet zet mensen die bij een sociaalwerkbedrijf werken, dit jaar toch wel in de kou. Juist een belastingmaatregel die werken lonender had moeten maken — dat was het verhaal — kost de meest kwetsbare arbeidskrachten geld en niet zo'n klein beetje ook: €30 tot €50 in de maand. Hoezo "werken moet lonen"? Dit kan toch niet de bedoeling zijn geweest? Is het volgens de staatssecretaris bewust beleid en wat gaat hij eraan doen om te voorkomen dat juist deze groep hardwerkende burgers met vaak toch al niet de dikste portemonnee er zo veel op achteruitgaat?

Dit is dus het gevolg van de vrij forse verlaging van de algemene heffingskorting die afgelopen najaar bij het Belastingplan is behandeld. Dit laat toch maar weer eens zien dat je weliswaar die heffingskorting kunt verlagen of minder inkomensafhankelijk kan maken, iets wat best te begrijpen is, maar dat je dat alleen maar kunt doen in combinatie met andere maatregelen, zoals in dit geval verhoging van het minimumloon. Maar ja, dat heeft het kabinet achterwege gelaten. Is het niet tijd om dat besluit te heroverwegen?

Tenslotte de suikerbelasting. Mag dat nog, voorzitter, of ben ik door mijn tijd heen?

De voorzitter:

U heeft nog 30 seconden.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

30 seconden! Dan kan ik nog mooi een punt maken over de suikerbelasting, voorzitter.

Er ligt een hele stapel moties. De meeste zijn aangenomen. Een enkele is niet aangenomen, maar er liggen dus aangenomen moties en dat begon geloof ik een beetje met mijn motie over de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken. De heer Vermeer zei er ook al iets over. Die motie vraagt dat dat simpel wordt vormgegeven op basis van het suikergehalte. Mijn vraag is hoe het daar nu mee staat, want de uitspraak in de motie is dat het in 2026 moet gebeuren. Er is een ruime brief over gekomen met vijf varianten. Varianten 4a en 4b waren interessant en ik ben daarom benieuwd wat het wordt. Ik moet een punt zetten van de voorzitter, maar ik hoor dus graag of er in 2026 een rechtvaardige goede belasting ligt.

De voorzitter:

Maar u heeft een interruptie en wellicht kunt u daar gebruik van maken.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

De heer Grinwis maakt een goed punt over de verbruiksbelasting. Wij kijken zelf ook erg uit naar de uitwerking en het voorstel van het kabinet. Wat er ook nog steeds in zit, is een stukje misbruik. Ik noem het maar eventjes het Appelsientje-verhaal. Zou de heer Grinwis ervoor zijn om vooruitlopend op toch wel weer een stelselwijziging of de invoering van differentiatie in ieder geval dat misbruik aan te pakken?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank voor deze vraag. Ja, maar ik wil er eigenlijk mee beginnen dat er al meer dan anderhalf jaar twee Kameruitspraken liggen te verstoffen, eentje van mij om tot een gedifferentieerde suikerbelasting te komen en eentje van collega Erkens om daarbij onderscheid te maken tussen natuurlijk aanwezige suikers, bijvoorbeeld in vruchtensappen, en toegevoegde suikers. Dat zijn de twee randvoorwaarden waarlangs de nieuwe belasting vorm moest worden gegeven of de huidige verbruiksbelasting per 2026 moest worden gemoderniseerd. Ik ga er daarom van uit dat de staatssecretaris in het Belastingplan 2026 met een voorstel komt waarmee hij deze twee moties uitvoert. Als hij die goed uitvoert, heeft hij daarmee de misbruikroute van Appelsientje ook getackeld.

Ik hoop niet dat we weer tot een soort vertraging komen en we voor een lapmiddel moeten kiezen om het toevoegen van dat melkzuur... Wat was het? Ik ben even de naam van de precieze bacterie kwijt, maar het gaat in ieder geval over het toevoegen van melkzuur aan ... De heer Vermeer zegt "melk" en dat is het: een wolkje melk toevoegen aan sinaasappelsap om daarmee de verbruiksbelasting te ontlopen. Ik vind dat bizar. Dus ja, natuurlijk moet dat worden aangepakt. Maar ik hoop eigenlijk dat de staatssecretaris erin slaagt om in het Belastingplan 2026 gewoon een goede suikerbelasting of verbruiksbelasting neer te leggen.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie verder geen interrupties en dus ga ik naar de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Dank, voorzitter. Dit debat komt op een goed moment, niet voor ons allemaal qua agenda, maar wel gezien het tijdstip in het jaar en de jaaragenda van de Kamer. De gesprekken over de Voorjaarsnota zijn namelijk begonnen en de komende weken zal er meer gesproken worden over de inhoud, bijvoorbeeld meer investeringen in Defensie en de herintroductie van de koppeling bij ontwikkelingshulp. En laat ik hier maar gelijk zeggen dat dat voor ons belangrijke thema's zijn.

Ik hoor "mogelijk" zeggen door de heer Vermeer en ik zou daarom bijna een interruptie willen plaatsen op de heer Vermeer, voorzitter.

De voorzitter:

Dat kan niet, want we gaan ons gewoon netjes aan de vergaderdiscipline houden.

De heer Stoffer (SGP):

Ik had dat inderdaad eerder moeten doen. Ik ga verder.

Fiscaal heeft de SGP, naast de dingen die ik zojuist noemde, heldere wensen. Wij denken dan vooral aan het dichten van de kloof tussen de een- en tweeverdieners. Afgelopen jaar is daar een klein eerste stapje in gezet en ik denk dat het tijd is om door te pakken en die kloof verder te dichten.

Gezinnen hebben sowieso veel last van het huidige belastingstelsel, zeker de middeninkomens, waar de kortingen snel afbouwen en de kosten toenemen. Degene die het meest profiteert van een dag extra werken, is niet het gezin, maar het Rijk. De marginale druk is namelijk vaak meer dan 50%. Ik hoop dat we met dit kabinet echt stappen kunnen zetten.

Ook de energiebelasting moet omlaag. De afgelopen jaren is die belasting bewust enorm opgeschroefd. En ik keek het nog even na. Ik zit vanaf 2018 in de Kamer en waar we op dat moment, in 2017, nog €0,25 belasting betaalden op een kuub gas, is dat nu bijna €0,58. Dat is ruim een verdubbeling en ik denk dat het hoog tijd is om dat te keren. Ook de belasting op elektriciteit moet wat de SGP betreft omlaag. Ik roep het kabinet en ook de coalitie dan ook op om hiervoor budget vrij te maken. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is of hij bereid is om daarbij als eerste te kijken naar belastingvermindering. Dat helpt namelijk lage en middeninkomens relatief het meest.

Voorzitter. Het belastingstelsel is steeds meer een vehikel geworden om inkomenspolitiek te bedrijven, met name met behulp van de heffingskortingen. De afgelopen jaren zijn die kortingen enorm verhoogd. Vorige kabinetten kozen er vrijwel consequent voor om door hogere heffingskortingen meer koopkracht te realiseren, maar die grenzen zijn, zoals vele rapporten inmiddels concluderen, bereikt. Een nog hogere arbeidskorting leidt niet meer tot extra uren en de verschillen tussen groepen worden ook steeds groter. Kijk bijvoorbeeld naar de arbeidskorting, die de kloof tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden steeds deed toenemen. Recent is daar nog een uitspraak over gedaan. Daar komen we bij een volgend debat wel op terug.

De SGP heeft altijd gepleit voor lastenverlichting in de vorm van lagere tarieven. Daarmee houd je het stelsel eenvoudig en ook beheersbaar. Gelukkig, zeg ik erbij, koos het kabinet daar vorig jaar ook voor. Mijn vraag is of het kabinet bereid is om dat dit jaar weer te doen. En mocht er ruimte zijn voor lastenverlichting — dat advies geef ik maar mee — kies voor lagere tarieven.

De brief over de marginale druk laat kraakhelder zien hoe de politiek zich in de nesten heeft gewerkt, want de marginale druk kan feitelijk niet aangepakt worden en een bovengrens is niet mogelijk. We hebben denk ik allemaal wel geconcludeerd dat het stelsel gewoon te ingewikkeld is. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris het daar niet bij laat zitten. Dus twee laatste vragen over dit onderwerp. Wat gaat hij concreet doen om de marginale druk te verlagen en welke acties kunnen we van de staatssecretaris verwachten?

Dan de bedrijfsopvolgingsregeling. Bij het vorige Belastingplan is een amendement van de SGP aangenomen over de BOR. Dat ging er kortgezegd over dat de nadelige maatregelen voor familiebedrijven tegelijk in moeten gaan met voordelige maatregelen. De verwateringsregeling en de familietoets kunnen namelijk pas ingaan na goedkeuring van de Europese Commissie. Het amendement heeft ervoor gezorgd dat inperking van de BOR alleen in kan gaan als familiebedrijven gebruik kunnen maken van die regeling en ook de familietoets. Daar moet wel snel duidelijkheid over komen, want familiebedrijven hebben duidelijkheid nodig over de toekomst van de BOR. Mijn vragen hierover. Hoe lopen de gesprekken met de Europese Commissie? Kan de staatssecretaris al aangeven of er sprake is van staatssteun en, zo nee, wanneer komt dan die duidelijkheid?

Voorzitter. Vorig jaar stond ook de giftenaftrek op de helling, maar gelukkig konden we daar met C3 een stokje voor steken. Natuurlijk uiteindelijk ook met hulp van de coalitiepartijen, want je hebt een meerderheid nodig. Mooi dat dat gelukt is. Je ziet tegelijkertijd wel dat de giftenaftrek vaker als een soort dekkingsbron wordt gezien die makkelijk inzetbaar is, maar waarbij versobering wel grote gevolgen heeft. Ik ben benieuwd wat de inzet van het kabinet op dit dossier is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de giftenaftrek deze periode niet versoberd wordt?

Voorzitter. Er is al heel wat gevraagd over de belasting op alcoholvrije dranken. Ik sluit me aan bij de vragen die al gesteld zijn door de collega's die hiervoor waren. Dat scheelt ons weer twintig seconden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie geen interrupties, dus ik geef het woord aan de heer Stultiens.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Inderdaad, een hele lange lijst aan rapporten. Het is moeilijk om een rode draad te vinden, maar ik ga het toch proberen. De rode draad is wat mij betreft dat er zo veel goed onderzoek ligt en dat er toch zo weinig mee gebeurt. We worden als Kamer voor zo veel belastingconstructies gewaarschuwd en toch gebeurt er zo weinig mee. Er zijn zo veel fiscale regelingen geëvalueerd, negatief, en toch gebeurt er zo weinig mee. En wie is hier de dupe van? Uiteindelijk gewoon de normale belastingbetaler, die wel gewoon netjes de tarieven betaalt die we met elkaar hier bedacht hebben, die geen dure adviseurs heeft of brutale constructies kan bouwen.

Daarom hoop ik dat we vandaag op een paar onderwerpen meer stappen kunnen zien van het kabinet om deze regelingen te versoberen en deze constructies aan te pakken. Ik ga vier onderwerpen noemen. Dat zijn de onbelaste stichtingen, de bedrijven die structureel verlies maken, de negatief geëvalueerde regelingen en tot slot de private-equitybonussen.

Ik begin met de onbelaste stichtingen en dan met name de miljardenstichtingen aan de top. Het vermoeden was een paar jaar terug dat de rijkste families in Nederland hier hun vermogen onder konden stoppen en we hebben nu eindelijk de data. Ik dank de onderzoekers voor het rapport. Maar ik schrik er ook van, want je ziet dat er sprake is van bijvoorbeeld achttien stichtingen waar samen 18 miljard in zit. Nou, dat is gemiddeld een miljard per stichting. Deze hebben geen anbistatus, zijn niet voor een goed doel, geen belastingafdracht, geen inkomstenbelasting, geen Vpb, geen schenk- en erfbelasting. En voor 17 miljard zitten ze vol met aandelen bij de rijkste families in Nederland. Ik snap niet wat hier nou het maatschappelijk nut van is. Ik hoor graag hoe het kabinet hiernaar kijkt.

In het rapport worden meerdere constructies genoemd, zoals schilderijen en ander vermogen die worden overgedragen via de stichting of vastgoed van 24 miljard dat wordt doorgegeven zonder dat het belast wordt. Of wat dacht je van deze, waar het gaat om zeer grote bedragen? Een familiebedrijf wordt geschonken aan een stichting met een anbi-status: giftenaftrek. Vervolgens woont de familie zelf op het landgoed, want het heeft een Natuurschoonwetstatus. Nadat je de voordelen hebt verzilverd, doe je afstand van de anbistatus en kan het vermogen nog jarenlang blijven bestaan.

Ik ben benieuwd wat hier nou het maatschappelijk nut van is en waarom we als wetgever hier niet zeggen "hier moeten we paal en perk aan stellen", met name gericht op die kleine top, niet op de hele grote massa — er zijn veel soorten stichtingen — maar echt ingezoomd op die rijkste grote stichtingen. Graag een reactie van het kabinet.

Een tweede rapport waar ik van schrok en dat ook al een jaar op de plank ligt, gaat over structureel verlieslatende bedrijven. Het rapport is al meer dan een jaar geleden verschenen en ik ben benieuwd waarom het kabinet hier nog niks mee gedaan heeft. We lezen in het rapport dat er nog steeds sprake is van doorstroombedrijfjes waar bijvoorbeeld dividend uit derde landen via Nederland naar andere landen wordt gesluisd. Het rapport zegt ook dat het nauwelijks toegevoegde waarde heeft voor de echte economie. Het zorgt niet voor banen, niet voor uitgaven, maar het leidt wel tot forse belastingderving in die andere landen. Het rapport constateert ook dat de maatregelen die genomen zijn de afgelopen jaren nog niet voldoende hebben gedaan om dit tegen te gaan. Ik hoop daarom dat de staatssecretaris een stapje extra wil zetten om dit tegen te gaan.

Dan punt drie, de fiscale regelingen. Een paar werden er al genoemd hier. Er zijn natuurlijk bekende, zoals de landbouwvrijstelling, de hypotheekrenteaftrek et cetera. Ook vandaag liggen er weer vele rapporten voor met negatief geëvalueerde regelingen. Waarom doet het kabinet hier zo weinig mee? Er ligt al een taakstelling van 250 miljoen. Wat mij betreft is die niet ambitieus genoeg, maar ik hoor graag hoe het kabinet die gaat invullen. De heer Grinwis noemde al een paar moties die niet zijn uitgevoerd. Ik heb er ook nog wel een paar. Ik noem de motie-Maatoug van november 2022: zorg voor een horizonbepaling in deze regelingen. We zijn nu bijna tweeënhalf jaar verder. Waar zijn die bepalingen? Waarom duurt het zo lang?

Laat ik één specifieke noemen: het lage tarief in de Vpb. Ik moet zeggen dat ik hier zelf ook van gedachten ben veranderd. Ik was er altijd best een voorstander van, want het klinkt sympathiek voor het mkb. Maar wat blijkt uit het rapport? Een heel groot deel van de inkomsten belandt niet bij het mkb. Kunnen we niet iets bedenken dat beter landt bij de groep die we willen helpen, want nu zien we dat een kwart van het geldt landt bij de rijkste 1%.

Tot slot de private-equitybonussen. Lucratief belang. Vanwege de beperkte spreektijd heb ik vooral schriftelijke vragen ingediend met collega Idsinga. Ik heb één politieke vraag. We hebben bijna met z'n allen een motie aangenomen, de motie-Idsinga, die zei: deze bonussen willen we laten belasten in box 1. Het zijn forse bonussen. Waarom belasten we het niet normaal, net als inkomen uit arbeid? Vervolgens krijgen we een reactie van het kabinet met: we hebben een paar alternatieven uitgezocht en we gaan het consulteren met de private-equitymanagers zelf. Terwijl de Kamer gewoon vroeg om het in box 1 te zetten. We vroegen niet "mogen we een alternatief?" of "mogen we horen wat ze er zelf van vinden?". We zeiden gewoon: belast het in box 1. Dus waarom wordt deze motie niet volledig uitgevoerd? Graag een reactie.

De voorzitter:

Ik zie een aantal interrupties. Ik begin met de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik ga even in op dat ene punt over het mkb, dat opstaptariefje. Ik begrijp dus goed dat GroenLinks-PvdA pleit voor uniformering van de tarieven in de Vpb. Moet het dan uniformering worden door een lager algeheel Vpb-tarief van bijvoorbeeld 25% of moet de opbrengst daarvan naar lagere werkgeverslasten, met name voor het mkb? Je kunt tegenwoordig vrij gericht via de Aof en de AWf de werkgeverslasten wat verlagen, waardoor je het mkb wat gerichter zou kunnen helpen. Aan welke terugsluis denkt mijn collega? Of denkt hij helemaal niet aan terugsluis en is het gewoon extra geld ophalen voor allemaal leuke andere dingen?

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ik denk aan een combinatie. Ten eerste is er de komende maanden een grote zoektocht naar geld voor heel vele dingen die net hiernaast genoemd werden, of het nou Ontwikkelingssamenwerking of Defensie is. Dus daar kan je een deel voor gebruiken. Ik vind wel — daarin heeft de heer Grinwis gelijk — dat we als we het helemaal zouden schrappen, die 3 miljard, ook een fors deel moeten terugsluizen naar het mkb, want daar was het ooit voor bedoeld. Maar van dat kwart van het geld, dus die 750 miljoen, dat nu belandt bij de rijkste 1%, zeg ik: het is prima als we dat wegsluizen naar andere plekken waar het geld harder nodig is, bijvoorbeeld de uitgavenkant. Ik ben het wel met de Grinwis eens dat er betere knoppen zijn om aan te draaien als we het mkb echt willen helpen en daar zal ook een deel van het geld naartoe moeten.

De voorzitter:

De heer Stoffer heeft ook een interruptie.

De heer Stoffer (SGP):

Sorry, voorzitter. Ik had niet exact dezelfde interruptie, maar wel in dezelfde lijn. Dus ik laat het hierbij.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Vijlbrief.

De heer Vijlbrief (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben inderdaad veel debatten door elkaar vandaag, maar dit is zo'n mooi debat dat ik het niet wilde missen. Het is wel lastig om voor te bereiden, want is een heel breed onderwerp. Ik zou het kunnen hebben over of werken nog loont. Het antwoord is: nou, niet zo heel erg. Ik zou het kunnen hebben over de grote vermogensongelijkheid en wat we daaraan zouden kunnen doen. Nou, daar wordt weinig aan gedaan. Maar ik ga maar gewoon twee andere onderwerpen pakken, twee grote dingen, namelijk klimaat en fiscale regelingen.

Voor Nederland is het cruciaal dat we nu de juiste keuzes maken en dat gaat niet alleen maar over klimaat, maar dat gaat ook over de toekomst van onze industrie en ons bedrijfsleven in Nederland. We hebben onlangs een voorstel gedaan aangaande het nettarief, maar dat heeft niets te maken met fiscaliteit. Ik kom nu even op andere dingen die daarmee te maken hebben. Gas wordt nu minder belast dan elektriciteit, terwijl dat vanuit klimaatperspectief niet logisch is. De Europese Commissie doet dan ook de aanbeveling om elektriciteit minder te belasten. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze aanbeveling? Hoe kijkt hij aan tegen de huidige situatie in Nederland? Welke voorstellen gaat hij doen om de juiste kant op te bewegen?

Dan de dubbele belasting van groen gas. Bij de productie van groen gas wordt momenteel energiebelasting geheven over de energie die gebruikt wordt tijdens het productieproces én over geproduceerd groen gas. Dat stimuleert de productie van groen gas natuurlijk niet. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Wat is hij voornemens daaraan te doen?

Iets vergelijkbaars geldt voor de opslag van elektriciteit in bijvoorbeeld een thuisbatterij. Ook deze wordt nu dubbel belast. De stroom wordt belast als deze wordt afgenomen, maar als diezelfde stroom terug wordt geleverd aan het net, wordt die weer belast. Eerder bleek een oplossing hiervoor gratis, maar ik hoor graag van de staatssecretaris of daar nog nieuwe perspectieven zijn.

Dan was deze week in het nieuws dat een derde van de elektrische rijders nu overweegt om terug te keren naar een brandstofauto. Als in 2030 de fiscale voordelen helemaal verdwenen zullen zijn, overweegt zelfs 60% weer een brandstofauto. Nu snap ik die mensen goed, want als elektrisch rijden duurder wordt dan op brandstof, begrijp ik heel goed dat mensen overstappen. Maar het kan ook nog eens zijn dat mensen dat doen omdat er iets wegvalt waar zij op gerekend hadden. Dat komt natuurlijk allemaal doordat het kabinet ervoor kiest om het stimuleren van elektrische auto's versneld af te bouwen. Is dat nou verstandig?

Bij het Belastingplan deden wij samen met collega Grinwis van de ChristenUnie een voorstel om hier iets aan te doen. Dit voorstel werd weggestemd. De VVD stemde tegen. Eigenlijk begrijp ik dat niet zo goed, gezien de klimaatdoelen. Hoe ziet de staatssecretaris dit? En wat gaat hij eind dit voorjaar doen om te voorkomen dat wij een massieve terugkeer krijgen naar rijden op brandstof? Hoe kijkt hij eigenlijk aan tegen continuïteit in belastingbeleid? Zo langzaamaan begint dat mijn grootste zorg te worden.

Ten slotte de afbouw van de fiscale regelingen. Het zou fijn zijn — ik ken de staatssecretaris en denk dat hij dat nooit doet, maar ik ga het toch zeggen — als de staatsecretaris om hier nu een keer niet de jij-bak van de btw terug te krijgen. Die hebben we al vijftien keer gehoord. Maar tekst over de andere fiscale regelingen. Er zijn er die echt volledig kapot zijn geschreven. Ik zeg het maar even helder. Maar daar doet dit kabinet niets aan. Ik noem de landbouwvrijstelling als belangrijkste. Het gaat mij er helemaal niet om, die mensen wat af te nemen. We kunnen proberen om dat op een effectievere manier te doen. Uitstekend. Maar waarom doen we daar niets aan?

Collega Stultiens had het over de aangenomen motie-Maatoug. Ik weet niet of het dezelfde was, maar die roept op om horizonbepalingen op te nemen in alle fiscale regelingen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat, als hij bijvoorbeeld de nieuwe subsidie ten aanzien van rode diesel gaat invoeren, daar ook een horizonbepaling in komt te staan?

Voorzitter. Dat was het, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vijlbrief. Ik zie een interruptie van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

We hebben geloof ik nog tijd tot de bel van de plenaire vergadering gaat. Ik heb een vraag aan mijn collega Vijlbrief over dat elektrische rijden. Het is een beetje kortzichtig. In de Voorjaarsnota van vorig jaar was een volledige gewichtscorrectie afgesproken van 40%. Maar die korting in de motorrijtuigenbelasting heeft het kabinet naar 25% verlaagd. Daar hebben we vorig jaar op opgetrokken. De motie is overigens wel aangenomen. Die ligt er nog voor de Voorjaarsnota, alleen een amendement om het te regelen niet. Ik ben dus zeer benieuwd naar de reactie van het kabinet.

Maar wat vindt de heer Vijlbrief ervan dat de heer Madlener, een collega van deze staatssecretaris, het gisteren bestond om te zeggen dat het met elektrisch rijden zo'n vaart niet liep en dat het allemaal nog best aantrekkelijk was. "Omdat", zo zei deze minister, die lid is geweest van de PVV-fractie, "de accijns op benzine met 25,8 cent omhoog gaat per 1 januari". Met andere woorden: het loopt allemaal zo'n vaart niet. En ondertussen voert hij de gewichtscorrectie in de motorrijtuigenbelasting niet volledig door. Ik ben benieuwd naar de reactie.

De voorzitter:

De heer Vijlbrief.

De heer Vijlbrief (D66):

Dat is een absurde reactie van de heer Madlener; daar kun je kort over zijn. Maar ik denk dat er een andere vraag onder zit. Ik begin mij namelijk grote zorgen te maken ... Ik zei het net al even in een bijzin, maar nu kan ik er wat meer over zeggen. Ik begin mij grote zorgen te maken over de continuïteit in onze belastingwetgeving. Ik pak eerst maar even het bedrijfsleven. We zeggen tegen het bedrijfsleven: "gaan jullie nou vergroenen en verduurzamen". Dat doen we niet omdat het een hobby is. Dat doen we omdat we denken, althans ík denk dat, dat uiteindelijk een industrie gebaseerd op fossiele brandstoffen niet zal blijven bestaan. Dat is niet alleen vanwege het klimaat, maar ook omdat het vies is en omdat olie uit landen komt die erg onzeker zijn en erg instabiel.

Waarom zijn we dan niet iets consistenter in wat we doen? Dat geldt voor elektrische voertuigen. We hoeven het helemaal niet eens te zijn. Ik weet dat er in de Kamer verschillend wordt gedacht over de mate waarin men dat belangrijk vindt et cetera. Maar consistentie, langdurig dingen volhouden — daarom pakte ik het voorbeeld van die elektrische voertuigen maar er zijn er veel meer — vind ik eigenlijk een soort van aparte deugd in het belastingbeleid.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoord en voor uw inbreng. Ik kijk heel even naar mevrouw Van Eijk. Bent u klaar om uw inbreng te doen? Ja? Oké. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Eijk.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ons belastingstelsel moet drastisch worden hervormd. De wirwar van heffingskortingen en toeslagen zet een rem op iedere ambitie om meer te gaan werken. De algemene heffingskorting, arbeidskorting, zorgtoeslag, huurtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag bouwen vaak af op het moment dat je voltijds gaat werken. Een uur extra werken, levert voor veel mensen te weinig op. De VVD wil toeslagen en inkomensafhankelijke heffingskortingen afschaffen en toewerken naar een belastingvrije voet of inkomensonafhankelijke heffingskorting, zodat meer werken weer gaat lonen.

De staatssecretaris heeft in een eerder debat toegezegd een variant met een progressief tarief op basis van uurloon en een degressief tarief op basis van gewerkte uren mee te nemen in de aangekondigde brief met varianten en keuzeopties. Wat is de stand van zaken daaromtrent? Wanneer kunnen we die brief verwachten? Hoe ziet de staatssecretaris het vervolgtraject met de Kamer?

Uit de brief over de bovennorm marginale druk, ook al genoemd door de heer Stoffer, volgt dat een harde bovennorm in het huidige stelsel niet goed mogelijk is, terwijl een zachte bovennorm geen of weinig toegevoegde waarde heeft. De VVD is voor een simpeler stelsel, waarbij wel effectief op de marginale druk gestuurd kan worden. Maar een simpeler stelsel gaat helaas nog jaren duren. We moeten ook nu al stappen zetten. Bij nieuwe maatregelen moet dus altijd worden gekozen voor het verlagen van de marginale druk, tenzij dit evident ten koste gaat van werkenden. Welke mogelijkheden zijn er volgens de staatssecretaris binnen de huidige vormgeving van het stelsel om het aantal mensen met een hoge marginale druk te verkleinen of te verschuiven in het inkomensgebouw?

Veel Nederlanders gaan met de auto naar hun werk. De onbelaste reiskostenvergoeding vanuit de werkgever is meestal niet genoeg om de kosten te dekken en de prijs aan de pomp stijgt vaak harder dan de onbelaste reiskostenvergoeding. Daarom wil de VVD dat de onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer wordt geïndexeerd en verhoogd, zodat deze in meer gevallen kostendekkend is. Het is niet uit te leggen dat het geld kost om naar je werk te gaan omdat de overheid een te lage onbelaste reiskostenvergoeding heeft vastgesteld.

Het kilometerbedrag wordt periodiek geëvalueerd. We vinden 2028 wel wat laat. De kosten stijgen snel en hard. Kan de staatssecretaris toezeggen deze evaluatie naar voren te halen zodat de resultaten in eerdere besluitvorming kunnen worden meegenomen? Kan een fiche over de mogelijke kosten om indexatie structureel te regelen, worden uitgewerkt? Werkgevers kunnen het initiatief nemen om gezamenlijk vervoer te organiseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het Rotterdamse havengebied. Wanneer kunnen bedrijven werknemers wel of niet de onbelaste reiskostenvergoeding verstrekken voor eigen vervoer als er sprake is van carpooling of, zoals het ook wel genoemd wordt, vanpooling? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om belemmeringen weg te nemen en regels te versoepelen?

Nederland zit met een schreeuwend personeelstekort en tegelijkertijd zijn we wereldkampioen deeltijdwerken. Heel veel mensen zouden graag een paar uur extra werken, maar dat levert vaak amper iets op. Een extra financiële bonus kan helpen om mensen te stimuleren om meer uren te gaan werken. Dit kan bijvoorbeeld door in de werkkostenregeling een meerurenbonus te introduceren. Zo kunnen werkgevers belastingvrij een extra bonus geven aan mensen als ze meer uren gaan werken. De VVD is benieuwd naar de uitwerking van de onlangs aangenomen motie op dit punt, waaraan ook in het debat gerefereerd is. Wanneer kan de Kamer hier een voorstel over verwachten?

Voorzitter. Als een werkgever een gratis gezonde lunch wil aanbieden, sporten wil stimuleren met een gratis sportschoolabonnement of fietsvriendelijk beleid wil introduceren, moet de overheid niet in de weg zitten. De VVD heeft ervoor gezorgd dat de vrije ruimte voor bedrijven in de werkkostenregeling met ruim €900 is uitgebreid. Dit is een win-win: de werknemer gaat erop vooruit en de werkgever kan met aantrekkelijker voorwaarden meer personeel aantrekken. De VVD wil meer vrije ruimte en minder rigide voorwaarden voor vrijstellingen. Wanneer komt de evaluatie van de werkkostenregeling naar de Kamer? Is de staatssecretaris voornemens om mogelijke verbeteringen in de werkkostenregeling voortvarend op te pakken?

De VVD vecht er al tijden voor om werknemers vaker te laten meedelen in de winst van bedrijven. Werkgevers willen het en een op de drie werknemers ook. Als je een deel van je salaris in de vorm van aandelen of opties krijgt, zorgt dat ervoor dat werknemers meer kunnen sparen. Ondernemers hebben meer betrokken werknemers. Specifiek voor start-ups en scale-ups is de nood hoog. Zij kunnen niet concurreren met salarissen van grote bedrijven en de regelingen voor aandelenopties in het buitenland. We moeten zo snel mogelijk zorgen dat belastingregels niet in de weg zitten, maar werknemers en ondernemers juist helpen. Uit de media hebben we vernomen dat start-ups meer fiscale ruimte gaan krijgen om medewerkers met aandelen en opties in het bedrijf te betalen. Het zou geweldig zijn als dit klopt. Kan de staatssecretaris hier iets meer over vertellen?

Voorzitter. Ik heb nog een heel lijstje met stand-van-zakenvragen, maar ik weet niet hoever ik ben in de tijd.

De voorzitter:

U hebt nog anderhalve minuut.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Oké. Ik wil graag een stand van zaken met betrekking tot de taakstelling fiscale regelingen, de aangenomen moties over de fiscale behandeling van de bijzondere invaliditeitsverhoging en het onderzoek naar de commerciële fiscale verschillen bij structureel verlieslatende bedrijven.

De staatssteuntoets is door de collega van de SGP al aangehaald. Daar zou ik graag het volgende aan willen toevoegen. Als die staatssteuntoets wordt gedaan, nog even los van de conclusie die daaruit getrokken wordt, dan zijn er in de ons omringende landen ook allerlei regelingen rondom familiebedrijven, die de toets blijkbaar wel hebben doorstaan. Ik zou daar graag wat meer inzicht in willen hebben of een vergelijking over willen zien.

Ik vraag ook naar de stand van zaken rond het advies van de landsadvocaat over verbreding van de toegang tot de BOR voor kleine aandelenbelangen. De evaluatie van de anbi-regeling is niet specifiek genoemd, maar de heer Grinwis maakte dat punt ook. Ik ben dus heel benieuwd wanneer die naar de Kamer komt. Het punt van de verbruiksbelasting is al genoemd.

Daar wilde ik het bij laten, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Stultiens.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij vraagt mevrouw Van Eijk terecht naar de stand van zaken rond sommige rapporten, want sommige rapporten liggen er al een tijdje. Een daarvan noemde ik net al, namelijk het rapport over de structureel verlieslatende bedrijven. Ik ben benieuwd hoe de VVD aankijkt tegen het fenomeen van met name die dividenddoorstroombedrijven. Daar zit eigenlijk het meeste geld, blijkt uit het rapport. Er wordt ook gezegd dat die nu niet voldoende worden geraakt of aangepakt door de maatregelen van het vorige kabinet. Ik ben benieuwd of de VVD het met mij eens is dat we dit soort bedrijven, dat eigenlijk niks toevoegt aan de echte economie, harder zouden moeten aanpakken als wetgever.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

In de afgelopen jaren zijn er al diverse maatregelen genomen om misbruik specifiek door doorstroomvennootschappen aan te pakken. Als je kijkt naar de cijfers van de stromen die nog door Nederland lopen, dan zie je daarin een substantiële afname daarvan. Volgens mij is die aanpak dus heel effectief geweest. Dat schrijft de staatssecretaris ook in een van zijn brieven. De analyse die is gemaakt op structureel verlieslatende bedrijven mist dus nog een slag omdat die commercieel fiscale verschillen juist maken dat ze commercieel verliesgevend zijn, maar fiscaal niet en/of andersom.

Ik vind die verdieping dus wel heel interessant. Als daaruit mocht blijken dat er bij bepaalde structuren of constructies echt sprake is van misbruik van recht of van belastingontduiking, dan moeten we kijken hoe we die gaten alsnog kunnen dichten. Dan zeg ik er maar meteen bij dat dit wat mij betreft in Europees verband dan wel OESO-verband moet, in ieder geval niet nationaal.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dan heb ik nog één vervolgvraag. De gewenste route is inderdaad Europees. Voor een deel lag er de afgelopen jaren iets met dat hele unshell-pakket, maar dat ligt nu op de plank. En ik ben bang dat dat nog wel een tijdje zo blijft. Ik begrijp nog niet zo goed waarom de VVD het er niet mee eens is om nationaal alvast stappen te zetten als het Europees nog niet lukt, want die bedrijven voegen niks toe voor de echte economie. Bijvoorbeeld de uitgaande stromen van dividenden naar belastingparadijzen zijn voor een deel aangepakt en dat is heel goed. Maar het rapport laat ook zien dat de stromen vanuit belastingparadijzen naar Nederland toe nog steeds door kunnen gaan tot op de dag van vandaag. Ik hoop dat de VVD die constructies ook onwenselijk vindt.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Nee, dat ga ik niet zeggen, want ik heb de informatie niet voorhanden om dat te kunnen beoordelen. Een van de onderdelen van ons belastingstelsel is de deelnemingsvrijstelling. Dat is een heel belangrijke regel, ook in Europees verband. Die werkt heel erg goed. Voordat we daaraan gaan morrelen en onze bedrijven op achterstand zetten, wil ik eerst echt weten waar het over gaat.

De voorzitter:

Ik zie geen vervolginterruptie meer. Ik wil de heer Vermeer vragen om het voorzitterschap over te nemen.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Inge van Dijk van het CDA voor haar bijdrage.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Het werd al benoemd: op de agenda staat een flink aantal evaluaties van fiscale regelingen. Klopt het nog steeds dat bij de Voorjaarsnota zal worden besloten aan welke regelingen een horizonbepaling zal worden toegevoegd? Of is dat inmiddels achterhaald? Ik hoop in zijn algemeenheid dat bij alle regelingen goed zal worden gekeken of de doelstelling van de regeling nog relevant is. Als het zo is, moeten budgetten niet te makkelijk worden weggestreept, maar moet samen met betrokken partijen bekeken worden wat wél effectief is om het beoogde doel te bereiken.

Ik kijk dan bijvoorbeeld naar de ondernemersaftrekposten, die volgens de evaluatie zeer beperkt doelmatig zijn in het stimuleren van echt ondernemerschap, namelijk meer kapitaalinvestering, innovatie en werkgelegenheid. Maar de doelen die er oorspronkelijk mee beoogt werden, zijn relevanter dan ooit.

Deze vraag hebben we eigenlijk ook in het kader van het lage vpb-tarief. We zien in de negatieve evaluatie van het CPB dat nog niet de helft van het voordeel terechtkomt bij echte mkb-bedrijven, terwijl zij wel nadelen ondervinden op het gebied van financiering, concurrentie en regelgeving ten opzichte van grote bedrijven. Kunt u samen met uw collega's van EZK in gesprek met het mkb en hun vertegenwoordigers in kaart brengen welke regelingen voor ondernemers op deze punten wél behulpzaam zijn en waar eventuele gaten zitten? Wij denken bijvoorbeeld aan de introductie van een soort win-winfaciliteit om meer particulier geld op te kunnen halen uit de markt. We zullen ook met een voorstel komen. In reactie op de heer Stultiens kan ik zeggen dat wij inderdaad denken aan een terugsluis op dit gebied. Wij denken dat het mkb het verdient om gestimuleerd te worden. Dat moeten we beter doen met elkaar.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van Eijk van de VVD.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Mevrouw Inge van Dijk haalde het punt van de ondernemersfaciliteit aan. Het is goed dat daarnaar wordt gekeken. Ik heb wel moeite met de uitleg die daar vaak aan wordt gegeven, namelijk dat het maar voor 40% of 50% terechtkomt bij de bedrijven waarvoor het bedoeld is. Je zou ook kunnen zeggen: het komt voor 40% tot 50% terecht bij de bedrijven waarvoor het bedoeld is, dus hoe mooi is het dat we zo veel bedrijven met een aantal regelingen weten te bereiken? Zouden we niet veel vaker zo met elkaar de discussie moeten voeren, vraag ik aan mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel voor de vraag. Ik zou het heel mooi vinden als 60% tot 70% bij de bedrijven terecht zou komen waarvoor het bedoeld is. Vandaar dat ik ook zeg: de doelstelling van de regeling is wat ons betreft nog steeds relevant, alleen blijkt de uitvoering in de praktijk net wat anders uit te pakken. Daarom roep ik ook op om het geld niet meteen weg te strepen, want wij staan achter de doelstelling, maar om met branches in overleg te gaan: welke regelingen werken nu wel heel goed, waar zitten eventueel gaten en kunnen we dit slimmer doen met elkaar? Mijn oproep is vooral om belastinggeld wat dat betreft effectiever in te zetten voor onze ondernemers.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw inbreng.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan de Evaluatie Heffingskortingen en Tariefstructuur, waarin wordt aanbevolen de bekendheid en zichtbaarheid van heffingskortingen te vergroten en het stelsel zelf begrijpelijker en eenvoudiger te maken, namelijk door het niet meer afbouwen van heffingskortingen, wat kan worden verwerkt in tarieven. Ook de brief over een bovennorm voor marginale druk noemt dit als route. Waarom richt de staatssecretaris zich dan alleen op het vergroten van de bekendheid door tabellen of een rekentool op de website van de Belastingdienst? Is hij er nou echt van overtuigd dat dit het begrijpelijker en eenvoudiger maakt voor mensen aan de keukentafel?

Voorzitter. Er stond onlangs een mooi interview met professor Leo Stevens in de krant, onder andere over box 3. Daarvan zei hij — en hij kan het weten, want hij was erbij — dat het forfaitaire systeem een schaamlap was, terwijl we zouden toewerken naar een vermogenswinstbelasting. Maar daar gaan we het nog uitgebreid over hebben.

Interessant vond ik zijn visie op belastingmoraal. Een belastingadviseur zoekt naar manieren binnen de wettelijke ruimte om belastingen voor zijn klanten te verlagen, maar moet je alles willen adviseren wat technisch mogelijk is? Er ligt een verantwoordelijkheid bij de sector, maar het vraagt ook wat van ons als wetgevende macht. Fiscale regelingen kunnen namelijk heel gerechtvaardigd zijn, maar we moeten ook goed blijven afwegen wanneer wij onwenselijke uitkomsten zien.

In dat kader het volgende. Onlangs hebben we een briefing gehad over familiestichtingen, waar ruim 30 miljard in zit; ook dat werd al benoemd door een collega. In die briefing werd impliciet de vraag gesteld wat de politiek wenselijk vindt. Ik zou graag verder onderzoek willen, want waarom beslist een familie om miljoenen, zelfs miljarden, in een familiestichting te stoppen? Zijn er naast fiscale redenen nog andere redenen? En vinden we dat in alle gevallen wenselijk? Ik lees bijvoorbeeld dat zo'n 20 miljard in vastgoedstichtingen zit. Deze kunnen met een stichting vastgoed verwerven en dat vervolgens aan de familie-bv verhuren, waarbij huurkosten aftrekbaar zijn bij de bv, maar huurinkomsten bij de stichting onbelast zijn. Dat effect geldt ook voor leningen van de stichting aan de bv, en daarnaast geldt ook geen erf- en schenkbelasting als het beheer van de stichting overgaat naar de volgende generatie. Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld laten onderzoeken wat per saldo het verschil in belasting is wanneer het geld de stichting uiteindelijk weer verlaat? Ook heeft het in Nederland geen gevolgen voor het fiscaal gunstig behandelde vermogen in een anbi als de anbistatus wordt ingetrokken, terwijl bijvoorbeeld in Duitsland onder een vergelijkbaar regime zulk vermogen binnen enkele jaren aan een ander goed doel moet worden geschonken. Kan de staatssecretaris zo'n maatregel onderzoeken?

Tot slot. Ik ben ook blij met de resultaten van de internetconsultatie naar de … Sorry.

De voorzitter:

U heeft eerst nog een interruptie van de heer Stultiens, GroenLinks-PvdA.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Zeer terechte vragen van het CDA, die ik deel. Is mevrouw Van Dijk het ook met ons eens dat er een aanpak nodig is, dus dat we behalve verder onderzoek ook maatregelen moeten nemen als wetgever? Want dit is in principe legaal, het mag, maar volgens mij maatschappelijk onwenselijk. Is het CDA dus bereid om samen met ons te kijken hoe we dit verder kunnen inperken?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dat is voor mij dan weer net te veel "grote stappen, snel thuis". Daarom zeg ik expliciet dat wij een aantal dingen zien die wij graag onderzocht willen hebben: hoe zit dat nu? Op basis daarvan willen wij conclusies trekken of er iets aan moet gebeuren, want het klopt dat we het gevoel hebben dat hier iets zit, maar ik wil het wel zeker weten.

Voorzitter. Ik ben blij met de resultaten van de internetconsultatie naar de differentiatie in de suikertaks. Ik wil de staatssecretaris dan ook aanmoedigen dit zo snel mogelijk in te voeren. Gaat hij een voorstel doen bij het komende Belastingplan? Het lijkt ons nog steeds belangrijk dat dit hoge prioriteit krijgt. Maar ik vind het ook interessant dat een aantal bedrijven aangeeft dat gekeken moet worden naar een suikerbelasting op voedingsmiddelen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Er ligt al een mooi, uitgewerkt voorstel van een groep masterscriptiestudenten van de UvA. Is de staatssecretaris bereid het uitbreiden van de gedifferentieerde suikerbelasting naar alle voedingsmiddelen te onderzoeken? Want dit zou producenten kunnen bewegen minder suiker aan hun producten toe te voegen, wat natuurlijk in het belang is van onze volksgezondheid. Uit het onderzoek bleek dat dit bijvoorbeeld in Engeland hele mooie resultaten tot gevolg heeft gehad, met name bij de suikerconsumptie van onze kinderen.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie geen interrupties, dus dan geef ik u graag het voorzitterschap weer terug.

De voorzitter:

Dank je wel, plaatsvervangend voorzitter. Ik heb ondertussen even contact gehad met de staatssecretaris. Hij heeft verzocht om een redelijk ruime schorsing van drie kwartier, dus ik zou willen voorstellen om om 14.30 uur weer verder te gaan.

De voorzitter:

Goed, we gaan verder met het debat Nationale fiscaliteit. Het woord is aan de staatssecretaris voor zijn eerste termijn. Collega's, excuses. Ik wil zes interrupties per persoon toestaan. We hebben namelijk best wel wat tijd. Het lijkt me gewoon ook mooi om de tijd te nemen. We hoeven niet alle tijd te benutten, maar ik wil wel graag de tijd nemen om goed inhoudelijk door te kunnen vragen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Ik mis nog een aantal collega's, een aantal Kamerleden. Ik heb ook antwoorden voor hen. Ik moet wel zeggen dat we heel wat antwoorden hebben gegroepeerd. Ik sorteer het per Kamerlid. Op sommige vragen kan ik later nog terugkomen, zeg ik tegen de voorzitter, maar dat is wel een beetje lastig. Normaal doe ik dat wel en zeg ik "dit is het stapeltje-Grinwis, dus dat doe ik aan het eind".

Ik begin maar met het eerste kopje: klimaat, gezondheid, energie en auto. Ik probeer er toch iets van een rode draad in te krijgen! Deze vragen hebben eigenlijk allemaal te maken met het subsidiaire doel van belastingheffing. Ik herinner de collega's er graag aan dat het primaire doel inkomsten binnenhalen voor het dekken van de uitgaven is, niet alleen voor vandaag maar ook voor de komende tientallen jaren. Dat zijn de heffingen op alles, altijd. Denk aan de loonheffing, de vpb en de btw.

Maar we hebben ook secundaire doelstellingen, zoals het sturen van gedrag. Dan hebben we het over alles wat te maken heeft met milieuvervuiling, gezond leven of bijvoorbeeld het beïnvloeden van gedrag op het gebied van congestie, zoals netcongestie en snelwegcongestie. Dat is een secundair doel. Ik heb de vorige keer in het debat ook uitgelegd dat het nadeel van het secundaire doel is dat als je succesvol bent en er bijvoorbeeld geen milieu meer vervuild wordt, er ook geen accijns meer geheven wordt op benzine. Dat is op zich hartstikke mooi voor het milieu, maar heel slecht voor de overheidsfinanciën. Daarom heet het dus ook ook een "secundair doel".

Dan ga ik naar de eerste vraag. De heren Vermeer en Grinwis vragen naar de stand van zaken van de omzetting van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Zij vragen hierbij allebei naar het scenario op basis van toegevoegde suikers. Ze vragen ook naar de omzeilingsroute door middel van een vleugje zuivel. Het kabinet is momenteel bezig met de vraag of de overgang naar een gedifferentieerd stelsel wenselijk is, en, zo ja, welk scenario dan de voorkeur heeft. Dit is overigens een belangrijk onderwerp geweest tijdens de behandeling van het Belastingplan, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. In de Eerste Kamer heb ik ook een tweetal extra routes toegezegd die we gaan uitzoeken. Het zijn er dus geen vijf, maar het zijn er inmiddels zeven. Dat kost een klein beetje tijd. Het staat voor dit voorjaar op de planning om dat helemaal uitgeëxerceerd te hebben.

De heer Grinwis vraagt hierbij om tempo. Nou, dat wordt gemaakt. Ik vind het ook een belangrijk onderwerp. Er wordt inderdaad tempo gemaakt. Zoals in de contourenbrief is uitgelegd, zijn er ook bij ieder scenario dilemma's. Daarom wordt dit goed tegen elkaar afgezet, ook de verschillende afwegingen en keuzes die je daarin kunt maken. Denk aan gezondheidseffecten of denk aan de belasting op specifieke dranken. Bij de ene drank is de belasting wat hoger dan bij de andere drank. Bij sommige dranken is die misschien te hoog. Ook zijn er staatssteunaspecten als je bepaalde categorieën dranken uitzondert en andere niet. Daarnaast speelt ook de vraag of de alcoholaccijns moet stijgen, om te voorkomen dat bier lager wordt belast dan frisdranken. Dat is misschien ook niet helemaal de juiste route. Al deze aspecten wegen mee. Als dat alles op de plaat ligt, gaan we daar een keuze in maken.

De heren Vermeer en Grinwis vragen ook …

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Van Eijk.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Yes.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ervan uitgaand dat de verbruiksbelasting …

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Neenee, ik heb nog meer.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Oké. Dan wacht ik even.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Want naast het proces hoe we het allemaal gaan wegen, was er ook een vraag over specifiek toegevoegde suiker. Dat is een specifiek item binnen de verbruiksbelasting. Een variant waarin je niet-toegevoegde suiker uitzondert, heeft voor- en nadelen. Misschien wel het allerbelangrijkste daarbij is het eerste doel van deze belasting: het gezondheidsdoel. De Gezondheidsraad stelt: suiker is suiker.

Ten tweede speelt de betaalbaarheid mee. Als dranken zonder toegevoegde suiker van belasting worden uitgezonderd, worden bijvoorbeeld ook zerofrisdranken niet meer belast. Dat betekent een verdere tariefstijging voor de dranken die nog wél worden belast. De vraag is: accepteren wij dat dranken met meer suiker veel duurder worden dan nu? Ten derde is een belasting op basis van toegevoegde suiker ook heel moeilijk uitvoerbaar voor de Douane. Ik ben toevallig afgelopen maandag in het Douanelab geweest. De Douane voert ook de analyses uit of er suiker in zit en of er zuivel in zit. Ik heb daar ook geleerd hoe dat werkt met die 0,02% zuivel. Dat is ook de meetgrens. Het is echt verschrikkelijk om vast te stellen. Er wordt hartstikke goed gewerkt door mensen die daar heel veel van afweten, maar ook de handhaafbaarheid moet worden meegenomen in het maken van die keuzes.

Vruchtensapsuiker, oftewel natuurlijke suiker, is suiker en is niet te onderscheiden van toegevoegde suiker. De medewerkers van het laboratorium hebben laten zien dat het niet mogelijk is om te beoordelen hoe dat dan werkt. Er ging een verhaal rond — dat voeg ik even toe — dat het in Groot-Brittannië wel zou kunnen. Dat hebben we uitgezocht. Het beeld dat wij daar nu bij hebben is dat dat in Groot-Brittannië simpelweg wordt gedaan door het etiket af te lezen. Dat is dus niet toetsen en testen of iets daadwerkelijk een natuurlijke of toegevoegde suiker is. Tegelijkertijd zijn dit allemaal elementen die we meewegen. Daar komt dus later in dit eerste halfjaar een reactie op.

Dit was het puntje over de ... O nee, ik heb er nog meer. Mevrouw Van Dijk vroeg of kan worden onderzocht of de suikertaks kan worden doorgetrokken naar overige voedingsmiddelen in het belang van de volksgezondheid. Het vorige kabinet heeft onderzoek laten doen naar het effect van een brede suikerbelasting op voedingsmiddelen. Dit onderzoek is 8 mei 2024 aan de Kamer gestuurd, voor iedereen die dat wil nazoeken. Het huidige kabinet heeft geen plannen om naar aanleiding van dit onderzoek een suikerbelasting op voedingsmiddelen te introduceren. Wel houden we de ontwikkelingen daarbij in het oog en kijken we ook naar andere landen. Een suikerbelasting op voedingsmiddelen bestaat bijvoorbeeld in Hongarije. In Engeland, eigenlijk de voorloper van de verbruiksbelasting op dranken, bestaat deze bijvoorbeeld nog niet.

Dan een vraag van de heer Vermeer. Telers van vruchtensappen zijn over het algemeen Nederlandse mkb-bedrijven. Weegt de staatssecretaris het belang van Nederlandse mkb-bedrijven mee in de vormgeving van een frisdrankenbelasting, naast de gezondheid en de budgettaire aspecten? Het antwoord is: ja, we wegen natuurlijk alles mee. Dat is niet het antwoord dat de heer Vermeer wil horen, maar ik geef een stukje toelichting erbij. Belastingen worden per definitie zo neutraal mogelijk vormgegeven. Daarbij kijken we bij de besluitvorming over de omzetting naar een verbruiksbelasting op basis van suikergehalte ook naar staatssteunaspecten. Aan staatssteunaspecten, aan het specifiek bevoordelen van in dit geval je eigen mkb dat vruchtensappen maakt, zitten risico's. Maar die belangen worden natuurlijk meegewogen en er wordt gekeken wat je wel en niet kan doen.

Dan kom ik bij de energiebelasting, dus als er nog een vraag is over de suikerbelasting ...

Mevrouw Van Eijk (VVD):

In mijn interruptiedebatje met de heer Grinwis ging het over een invoeringsdatum. Ik leid hier maar impliciet uit af dat er in het Belastingplan 2026 in ieder geval niks gaat landen. Dat zou ik heel ambitieus vinden. Dan zou er ook al iets moeten vastliggen in de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda die bij de Voorjaarsnota komt. Maar als we voor de zomer een reactie of richting krijgen, dan hebben we het nog niet in een wet liggen. De vraag is dus: wanneer kan dat dan naar de Kamer komen? En wanneer zo'n verbruiksbelasting dan op z'n vroegst in werking treden?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dat is een hele goede. Kijk, laten we voor de datum van inwerkingtreding even van achteren naar voren rekenen. De inwerkingtreding hangt heel erg van de implementatie af: hoe meer uitzonderingen er zijn, hoe moeilijker het uit te voeren is en hoe langer het duurt om het in te richten. Dat hangt dus heel erg van de scenario's af.

Een van de scenario's of mogelijkheden die we hebben, is niks doen. Als je niks doet, dan kan je gewoon door met de huidige belasting. Als het een variatie is op de huidige belasting, dan kan je dat vrij makkelijk tweaken met parameteraanpassingen. Als je echt hele ingewikkelde andere dingen gaat toevoegen, dan wordt het een structuurwijziging.

Dan het wetstechnische aspect. U zei "ambitieus". We hebben natuurlijk een hele ambitieuze dg van het directoraat-generaal en de afdeling fiscale zaken, die dit soort zaken natuurlijk supergraag aanpakt. Ik wil niet beloven dat we het niet dit jaar gaan doen. Ik zie inderdaad dat het misschien wat langer gaat duren, afhankelijk van de ingewikkeldheid van de gekozen scenario, maar ik ben nog niet zover dat ik nu zeg dat het dit jaar niet lukt. Snap je wat ik zeg?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Nee, maar ik stel me zo voor dat de staatssecretaris met een uitwerking en een voorstel komt, en wellicht deze commissie nog wil sonderen voordat er een wet naar de Kamer komt. Nou ja, tel maar terug.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Uiteraard, is daarop mijn antwoord, en die tijdsplanning hangt heel erg af van wat we gaan doen. Een simpele parameteraanpassing is volgens mij een stuk eenvoudiger dan een heel groot en breed nieuw iets optuigen. Als je iets totaal nieuws gaat optuigen, kan het nog jaren duren voordat het daadwerkelijk in werking treedt.

Dan een vraag van de heer Stoffer. "De energiebelasting moet omlaag. Is de staatssecretaris bereid om daarbij als eerste te kijken naar de belastingvermindering?" Het kabinet heeft op zijn zachtst gezegd oog voor de oplopende energierekening. Het is een hot topic. De rekening stijgt de komende jaren vooral door toenemende nettarieven en leveringskosten. De energiebelasting die een gemiddeld huishouden momenteel betaalt, blijft de komende jaren ongeveer 10% van de energierekening. Voor huishoudens die veel gas verbruiken, stijgt de energiebelasting licht, en voor huishoudens die energiezuinig zijn of veel elektriciteit verbruiken, daalt deze.

Het kabinet neemt de ontwikkeling van de energierekening mee in de voorjaarsbesluitvorming. Dat is wat ik dit moment kan zeggen. De vraag was of wij daar oog voor hebben. Het antwoord is ja. Ik zie ook wat de heer Stoffer bedoelt met belastingvermindering. Die kan je misschien wat groter maken, zodat de rekening voor met name de mensen die minder verbruiken, wat sneller naar beneden gaat. Dat zijn allemaal zaken die op de weegschaal liggen.

Een vraag van de heer Vijlbrief. "De energiebelasting op aardgas is hoger dan op elektriciteit. De Europese Commissie doet aanbevelingen om elektriciteit minder te belasten. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze aanbevelingen en de huidige situatie in Nederland? Welke voorstellen gaat hij doen om de juiste kant op te bewegen?" Ik heb de aanbevelingen uiteraard gezien. De komende jaren neemt de energiebelasting op elektriciteit in alle schijven af. Zo daalt het tarief op elektriciteit tot 10.000 kilowattuur van €0,10 per kilowattuur dit jaar naar €0,075 in 2030. Dat is dus al een daling van een goede 25%.

Een verdere verlaging van de energiebelasting op elektriciteit moet zorgvuldig worden gewogen, want een verdere verlaging vergroot ook de prikkel om te elektrificeren, which is a good thing. Maar een verdere verlaging van de energiebelasting leidt ook tot problemen als meer gebruik en netcongestie. Het is een fine balance waar we nu in zitten met alle problematieken op ons net. Uiteindelijk moet je ook kijken naar de totale energieprijs, want het gaat niet alleen over belasting, maar ook over de prijs van de energie zelf. Een verlaging van de energiebelasting leidt overigens ook weer tot een budgettaire derving, en die moet worden gedekt. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming wordt hiernaar gekeken.

De heer Vijlbrief (D66):

Dank aan de staatssecretaris voor het antwoord. Ik kan hem helemaal volgen. Toch even terug naar wat ik natuurlijk bedoelde te vragen. Het is een publiek geheim dat een aantal coalitiepartijen hebben gezegd dat de energieprijs omlaag moet, waarbij uit mijn hoofd twee partijen hebben gepleit voor het verlagen van de energiebelasting op gas. Ik weet zeker dat in ieder geval één partij, die in dit debat vrij dicht bij mij zit, heeft gezegd: wij doen dat liever op elektriciteit. Dat zegt de Commissie ook, en dat zeggen ze natuurlijk niet voor niks. Ik ben het ook eens dat het een fine balance is met netcongestie, maar goed, daar heb ik weer andere voorstellen voor gedaan. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus nogmaals: kan hij volgen dat als hij moet kiezen tussen die twee categorieën, gas en elektriciteit, op grond van andere motieven de voorkeur toch bij elektriciteit zou moeten liggen?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Uiteindelijk gaan we toe naar een situatie — die nog wel een aantal jaren van ons af ligt — dat we in Nederland geen gas meer en alleen nog elektriciteit gebruiken. Dat is het vergezicht. Daar moeten we naartoe groeien en daar speelt de beprijzing ook een belangrijke rol in. Natuurlijk, gas is vies en elektriciteit kan schoon — dat is een beetje de tegenstelling — dus dan wordt gezegd: we moeten gas duurder maken.

Tegelijkertijd zijn er ook mensen in het land die dat niet meemaken, vanwege het feit dat ze niet de keuze hebben om hun huis te elektrificeren of om hun stookgedrag te minderen, en die uiteindelijk vanwege de kosten nu al de thermostaat op 15 graden of lager zetten. Dat is een thin fine balance, ook een aspect dat meegewogen moet worden, waarbij ik niet wil zeggen dat ik daarvoor ga pleiten, maar het zijn helaas meerdere zijdes van dezelfde medaille.

De heer Vijlbrief (D66):

Maar laten we niet doen alsof mensen die een probleem hebben met de gasprijzen geen probleem hebben met de elektriciteitsprijzen, want ze gebruiken ook elektriciteit, dus dat is maar ten dele waar. Ik haalde de Europese Commissie aan, maar uiteindelijk staat ook in het hoofdlijnenakkoord dat de klimaatdoelen belangrijk blijven. De staatssecretaris zegt terecht dat gas niet alleen vies is in termen van CO2, maar ten tweede is gas eindig en ten derde komt gas vooral uit landen die steeds instabieler aan het worden zijn. Er zijn dus heel veel redenen om dit te doen. Ik versta de staatssecretaris zo dat hij zegt: dat begrijp ik allemaal, maar dat moet wel gewogen worden met de netcongestie aan de ene kant en de portemonnee van mensen aan de andere kant. Daar ben ik het mee eens.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Ik ben het daar ook helemaal mee eens. Het is inderdaad een lastige klem waar je in zit. Ik wil daar nog één ding aan toevoegen. Ja, natuurlijk, iedereen moet om naar elektriciteit, maar er zitten ook andere elementen in. Niet iedereen is bijvoorbeeld eigenaar van zijn huis. Dan ben je afhankelijk van derden met betrekking tot daadwerkelijke investeringen in je huis en het verlagen van de energierekening.

Er is nog een andere variant. Als je gas hebt, kan je natuurlijk ook allerlei dingen doen met betrekking tot het verminderen van je gasverbruik, maar daar zitten ook weer punten aan. Eén. Het kost geld. Twee. Misschien ben je niet de eigenaar van je huis. Drie. Ook nog een klein detail: we hebben iets van arbeidsmarktkrapte, dus het aantal techneuten om daadwerkelijk de komende zes maanden te zorgen dat heel Nederland vergroent, is ook een utopie. In die klem zitten we. Die klem moeten we wegen. Volgens mij zijn we daar kabinet voor, om daar een wijs besluit over te nemen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Mijn vraag gaat ook over de fiscale vergroening en het klimaat. Vorig jaar werd bij het Belastingplan gezegd: wacht maar rustig; in het voorjaar komen we met aanvullende maatregelen om de klimaatdoelen te halen. Dat is nu bijna zover, maar ik maak me zorgen als ik de signalen bij sommige partijen uit de coalitie zie. Ik hoor graag een geruststelling dat deze staatssecretaris blijft staan voor de afgesproken klimaatdoelen van het kabinet, de 55%.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

U vraagt mij overigens iets over iets wat buiten mijn terrein ligt, maar deze staatssecretaris is zeer gecommitteerd aan de afspraken die we in het hoofdlijnenakkoord gemaakt hebben. Daar is dit er een van.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dan … Dit is een leuke; ik heb namelijk een thuisbatterij, en ook zelf aangelegd. "De elektriciteit in een thuisbatterij wordt dubbel belast. Eerder bleek een oplossing lastig. Graag hoor ik van de staatssecretaris of daar nog ontwikkelingen zijn die perspectief bieden." Hier is inderdaad eerder onderzoek naar gedaan. Het bleek dat zonder technologische ontwikkelingen het vaststellen en voorkomen van het meermaals heffen van energiebelasting niet mogelijk is. Het is ook technisch niet mogelijk. Die ontwikkelingen zijn er helaas nog niet.

We houden hierover contact met de sector en het ministerie van IenW, want feitelijk ligt dit onderwerp niet bij mij. Het is een technische aanpassing van onze energie-infrastructuur. Tegelijkertijd is de thuisbatterij in opkomst en kan die natuurlijk een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van netcongestie. Ook dat is lovenswaardig doel. Dan moet iedereen voor zichzelf wegen of hij dat daarna doet of niet.

Een vraag van de heer Vijlbrief over de dubbele belasting van groen gas. De heer Vijlbrief stelt dat er sprake is van dubbele belasting bij de productie van groen gas en vraagt wat ik voornemens ben hieraan te doen. Binnen de energiebelasting gelden voor producenten van groen gas grotendeels dezelfde regels als voor producenten van andere energieproducten, zoals aardgas en minerale oliën, zeg maar alle producten van raffinaderijen. Er is daarbij geen sprake van dubbele belasting. De grondstof van het energieproduct, in dit geval biomassa bij groen gas, is namelijk vrijgesteld van energiebelasting.

Wel moet er energiebelasting worden afgedragen over de elektriciteit die wordt gebruikt in het productieproces, in dit geval voor de verwarming van de biomassa. De energiebelasting stimuleert in ieder geval dat de energie-efficiëntie van het productieproces toeneemt. Overigens werkt de minister van KGG aan een bijmengverplichting als instrument om de productie van groen gas te stimuleren. Dat kan ik daarover zeggen, maar uiteindelijk is er wat ons betreft geen echte dubbele belasting op groen gas.

Nog een vraag van de heer Vijlbrief: wat gaat de staatssecretaris dit voorjaar doen om ervoor te zorgen dat elektrisch rijden niet duurder wordt dan rijden op brandstof? We staan voor een grote opgave om de klimaatdoelen te halen. Emissievrije auto's spelen een belangrijke rol in het terugdringen van CO2-uitstoot. Het kabinet wil het aanschaffen van nieuwe en tweedehands emissievrije personenauto's aantrekkelijk houden. Het is superrelevant dat we niet alleen nieuwe elektrische auto's stimuleren, maar dat we er daarna ook voor zorgen dat tweedehands emissievrij personenauto's ons land niet uitgaan en we daarmee heel Europa aan het vergroenen zijn.

Dat is op zich een lovenswaardig beleidsdoel, maar zeker niet de wens van dit kabinet. We zouden graag de in Nederland reeds gestimuleerde elektrische auto's in Nederland houden. Dat staat ook in het regeerprogramma. Wij zien ook een probleem met de grondslag voor belasting. In het kader van continuïteit op het gebied van belastingen is ook in het regeerprogramma opgenomen dat wij een langjarige visie voor autobelastingen moeten gaan ontwikkelen. Want als we allemaal niet meer op benzine of diesel rijden, dan heffen we geen accijns en is de bpm ook praktisch nul. Dan krijgen we met het huidige systeem uiteindelijk de situatie dat we ook onvoldoende inkomsten hebben voor onderhoud van wegen. Daar zijn we dus mee bezig. Dat komt dit voorjaar. Hierover ben ik zelf ook zeer actief in gesprek met de heer Madlener.

De heer Vijlbrief (D66):

Een langjarige visie lijkt mij uitstekend. De staatssecretaris zegt dat die dit voorjaar komt. Dat is een rekbaar begrip. Dat houdt op op 21 juni. Het zou mij een lief ding waard zijn als we dit voor het reces zouden kunnen bespreken, zodat dat eventueel, als daar nog gevolgen aan zouden zitten, kan neerslaan in het Belastingplan. Is dat ook wat de staatssecretaris wil, of staat die visie helemaal los van de praktijk voor het komende jaar? Hoe moet ik de verhouding precies zien?

Mijn opmerking ging natuurlijk eigenlijk over nu. Ik begrijp totaal wat de staatssecretaris zegt. Ik denk dat het ook correct is. Je moet nadenken over hoe je dat langjarig gaat regelen. Maar mijn opmerking ging natuurlijk over het heden. Ik wil graag op die visie wachten, maar dan wel zodanig dat die ook in het volgende Belastingplan een plaats zou kunnen krijgen. Hoe ziet de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Hoe zie ik dat? Als ik het heb over de autobelastingen en wat we daarmee moeten doen, dan kijk ik vooruit naar 2040. Dat wil niet zeggen dat alles lange termijn is. Daar zitten ook kortetermijnaspecten bij. Om maar even een paar olifantjes in de kamer te benoemen: we hebben nog een uitdaging met de accijns, vanwege het feit dat we nog steeds een tijdelijke accijnskorting hebben waar elk jaar geen dekking voor is en dat het allemaal heel ingewikkeld is. Dat is een punt. Daar moeten we wat mee, ook in relatie tot alle grenseffecten en het feit dat benzine in Nederland flink duurder is dan net over de grens.

Inmiddels maken ze bij de grens grappen over de dure benzine in Nederland. Ik was laatst bij een tankstation in België, toen we terugkwamen uit Brussel. Daar stond: tank nu hier €0,45 goedkoper dan bij onze buren. Dus ja, dat was een bepaalde vorm van zwartgallige humor. Daar moeten we wat mee. Dat is de korte termijn. Het tweede waar we wat mee moeten, is het feit dat elektrische auto's wel aantrekkelijk moeten blijven ten opzichte van brandstofauto's. Ook daar heb je knoppen waar je nu, vandaag, aan kan draaien.

Maar als we het hebben over de toekomst: ik denk dat we echt een gesprek met elkaar moeten hebben over wat je wil doen met de bpm, die uiteindelijk in de huidige vorm verdwijnt, of de motorrijtuigenbelasting. Is de grondslag daarvoor nog wel geschikt gezien het feit dat elektrische auto's aanzienlijk zwaarder zijn dan fossielebrandstofauto's? Op het moment dat we daar iets anders gaan doen, bijvoorbeeld belasting heffen over het aantal ramen in een auto … Vroeger werd er in Frankrijk ook belasting geheven op de cilinderinhoud van auto's. Zo zijn er verschillende grootheden waar je belasting op kan heffen.

Als we op een gegeven moment zeggen "deze grondslag vinden we veel eerlijker dan wat er nu is ", zijn we jaren verder voordat we dat ingevoerd hebben, vanwege het feit dat dat ook weer een Belastingdienstproject wordt. Er zitten dus wat ons betreft in de plannen waar het kabinet mee gaat komen korte-, middel- en langetermijnoplossingen, een visie op hoe we tot 2040 op een nette manier belasting blijven heffen op auto's.

De heer Vijlbrief (D66):

Ik denk dat het verstandig is, met het oog op het Belastingplan dat er moet gaan komen, dat we nog voor de zomer een commissiedebat over fiscale vergroening aanvragen, waar dit ook onderdeel van zou moeten zijn; dat zullen we dan via de procedurevergadering doen. Als de staatssecretaris graag wil dat we hierover praten in het licht van de langere termijn, wat ik eigenlijk wel een verstandige opmerking vind, dan zou het denk ik verstandig zijn als die brief van de staatssecretaris er in juni ligt. Juni hoort bij het voorjaar, tot 21 juni, dus dat zou moeten kunnen passen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Ik zal die brief tijdig, voor het reces, sturen. Volgens mij heet die — dat is even jargon dat ik niet ken, maar dat kent de heer Vijlbrief misschien beter — de jaarlijkse autobrief. Ik weet niet wie er ooit mee begonnen is. Was jij dat?

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter, dit telt niet als interruptie. Ik herinner mij die autodebatten als de moeilijkste debatten die er te voeren waren, dus ik suggereer dat de staatssecretaris een avondje vrij neemt voordat dat debat er is, want het valt niet mee. Het valt niet mee.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Als dat debat nog gepland moet worden: wanneer heeft u een snipperdag? Want dan … Maar goed, volgens mij gaan we door naar het volgende punt.

De voorzitter:

Gaat u door met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Nog een vraag van de heer Vijlbrief, ook over brandstoffen voor auto's — nou, niet voor auto's trouwens. "Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij bijvoorbeeld een horizonbepaling zal opnemen in de nieuwe fossiele subsidie ten aanzien van rode diesel?" Het uitgangspunt is om voor alle nieuwe fiscale regelingen een horizonbepaling op te nemen. Dat is dus gewoon het brede uitgangspunt, volgens mij ook naar aanleiding van een motie, al eerder genoemd vandaag. In zo'n horizonbepaling wordt expliciet aangegeven voor welke duur de regeling geldt. Na de evaluatie kan worden besloten om de regeling te continueren. Dat is het algemene antwoord. Specifiek over rode diesel: momenteel zijn we bezig met het uitwerken van de maatregel. Dat staat ook in het hoofdlijnenakkoord. Dat zijn we op dit moment aan het wegen. Je kunt het op verschillende manieren uitvoeren. Het is lastig, maar het moet ook snel en ook goed. Dat zijn dus zaken die momenteel in het proces zitten.

Tot zover de belastingen en de secundaire doelen van belastingen. Dan ga ik nu naar alles wat te maken heeft met aftrekposten en minder belasting betalen. Ik noem ze even op: anbi's, giftenaftrek, lucratief belang, familiestichtingen, de WKR en de algemene heffingskorting. Dat is dus wat nu voorbij gaat komen.

De heer Stoffer — ik vind het jammer dat hij er niet bij is nu — vraagt wat de inzet van het kabinet is ten aanzien van de giftenaftrek. Hij vroeg of ik kan toezeggen dat de giftenaftrek deze periode niet wordt versoberd. In het hoofdlijnenakkoord stond kort gezegd dat de fiscale regeling rond giften de komende jaren wordt beperkt. Bij de behandeling van het Belastingplan 2025 in het afgelopen najaar heeft het kabinet dit afgezwakt en alleen afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en van de regeling geven uit de vennootschap voorgesteld. Als gevolg van een amendement is de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting toch overeind gebleven en is het plafond voor de giftenaftrek van periodieke giften in de inkomstenbelasting verhoogd van €250.000 naar 1,5 miljoen.

Alleen het voorstel om de regeling geven uit de vennootschap af te schaffen, is per 1 januari 2025 een feit; die wordt dus afgeschaft. Gezien de historie van hoe dit tot stand gekomen is, in combinatie met de eenverdienersproblematiek en de btw op sport, media en cultuur, en ook nog zoiets als goed bestuur en het op een nette manier omgaan met de oppositie, kan ik me niet voorstellen dat versobering van de giftenaftrek nog wordt voorgesteld. Ik ben het in ieder geval niet voornemens.

De heer Grinwis schetst een casus van een fictieve Nederlandse stichting. Dit is interessant. Ik mag niet reageren op een voorbeeld over een echte stichting, maar als ik reageer op een voorbeeld over een fictieve stichting is het weer de vraag of het gaat over een situatie die daadwerkelijk voorkomt. Een lastig verhaal dus. Het voorbeeld gaat over een stichting die zich ten doel heeft gesteld om een buitenlandse stichting die in een land hulp biedt aan oorlogsslachtoffers, financieel te ondersteunen. De vraag was waarom deze stichting mogelijk geen anbi-status zou kunnen hebben. Een anbi is een instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend — dat is fiscaal jargon voor minstens 90% — het algemeen nut dient en aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Het begrip "algemeen nut" is in de wet bewust neutraal vormgegeven en wordt ook neutraal getoetst. Als je bijvoorbeeld wilt geven aan een anbi die iets doet binnen geloofsgemeenschappen, dan kan het zomaar zijn dat andere mensen daar iets van vinden en zeggen: stop daar nou mee. Om die reden is het neutraal geformuleerd, want je wilt als overheid geen mening geven over wat wel en niet tot nut kan strekken.

Er zijn vele anbi's in Nederland die samenwerken met buitenlandse organisaties met als doel het algemeen nut te dienen. Als zij aan de overige voorwaarden voldoen, kunnen zij gewoon als anbi gekwalificeerd worden. Noodhulp, ontwikkelingshulp, alles in de buurt van Giro555 en de organisaties die daarmee bezig zijn, zijn anbi's. In algemene zin herken ik de casus van de heer Grinwis dus niet. Dat dit misschien willekeur van één inspecteur zou zijn, kan ik ook niet beoordelen omdat ik niet weet om welke casus het gaat. En stel dat hij had gezegd om welke stichting het gaat, dan mag ik er vanwege de geheimhoudingsplicht weer geen uitspraken over doen.

Tegelijkertijd is het zo dat een organisatie die voldoet aan de anbistatusvoorwaarden, die anbistatus in principe gewoon zou moeten krijgen. Ik hecht eraan te benoemen dat er meer gronden zijn voor een anbistatus. Het gaat dus niet alleen om het beogen van algemeen nut. Er zijn ook nog andere vereisten aan anbi-stichtingen. Je moet aan álle eisen voldoen. Het is dus niet zo dat je daarin selectief kunt zijn.

Een vraag van de heer Stultiens. Het kabinet is naar aanleiding van de motie-Idsinga een internetconsultatie gestart met mogelijke alternatieven voor de lucratiefbelangregeling. Waarom deze "slappe uitvoering" van de motie, vroeg hij. Nou, dat is grappig, want ik wil hier heel graag mee aan de slag. Ik vind juist dat ik er heel sterk mee bezig ben. Wij willen dit daadwerkelijk laten landen in wetgeving. Dat willen we zorgvuldig doen. Daarom is dit ook in internetconsultatie. We hebben twee voorstellen gedaan. De motie-Idsinga roept het kabinet op om de huidige lucratiefbelangregeling zo aan te passen dat lucratieve belangen alleen in box 1 zijn belast. Dat is dus alleen voor werknemers. Naar aanleiding van deze motie is mede vanwege de complexiteit van de regeling een ambtelijk onderzoek naar de lucratiefbelangregeling uitgevoerd. Hieruit bleek onder andere dat de huidige praktijk, de mogelijkheid tot heffing in box 2, voor zowel de Belastingdienst als de belastingplichtige rechtszekerheid biedt. Daarnaast is het onzeker of een heffing in box 1 tot meer opbrengsten zal leiden dan nu het geval is, vanwege onzekerheid over de vraag of het heffingsrecht geëffectueerd kan worden onder de van toepassing zijnde belastingverdragen. Wij willen dit zorgvuldig doen, want we willen niet dat er in de wet een nieuwe loophole komt.

We hebben nu twee opties geschetst. Die heb ik overigens ook uitgebreid toegelicht in mijn brief van 13 februari jongsleden. Het eerste alternatief is de heffing meer dan nu in te bedden in de loonheffingen. Het tweede alternatief is een heffing in box 2 met een multiplyer voor lucratief belang, waarmee de voordelen van lucratief belang zwaarder worden belast. Dat gebeurt dan eigenlijk op dezelfde manier als bij giften aan culturele instellingen, want daar zit ook een multiplyer op. Daarbij verhoog je belasting op een bepaalde manier op een specifieke grondslag.

Bij de giften gaat het natuurlijk over de korting die daaroverheen gaat, maar het idee van een multiplyer zou kunnen. Hierbij geldt ook dat de invoering van een box 3-stelsel naar werkelijk rendement ook belangrijk is in de vormgeving van een alternatieve lucratiefbelangregeling. Na de internetconsultatie ga ik graag met de Kamer in gesprek over de vervolgstappen. De term "slappe uitvoering" herken ik niet. Ik vind termen als "gecommitteerd" en "zorgvuldig" meer passen bij mijn handelen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Laat ik dan ook eerlijk zijn. Als de staatssecretaris vandaag zegt dat er een wetswijziging komt, dan vind ik dat geen slappe reactie. Ik vind dat heel fijn om te horen. Ik las in het rapport eigenlijk: laten we het houden zoals het is. Maar de motie vroeg juist om het te veranderen. Daarom was ik geschrokken. Ik ben blij dat de staatssecretaris nu zegt dat er een wetswijziging komt. Dan is mijn vraag wanneer hij verwacht die te kunnen sturen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Alles wat ik stuur is altijd nog een voorstel tot wetswijziging. Ik ben voornemens dit uiteindelijk in een voorstel te laten landen. Dat ben ik nu aan het uitwerken. U heeft mij, denk ik, goed gehoord.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dat is fijn om te horen. Is dat dan ook voor de zomer? Hoelang denkt de staatssecretaris nog nodig te hebben hiervoor?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Daar kom ik misschien later even op terug. In het kader van het op orde houden van de werkbelasting rond het Belastingplan is voor de zomer natuurlijk wel snel. Maar het moet wel gaan gebeuren.

De voorzitter:

WEG

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Wij vonden het ambtelijk rapport wel heel helder in de conclusies. We zouden het goed kunnen begrijpen als het blijft zoals het is. Ik verwacht dat dat ook nog steeds een uitkomst kan zijn als na de consultatie blijkt dat de varianten die voorliggen niet zo haalbaar, werkbaar of uitvoerbaar zijn als misschien gehoopt wordt door sommige partijen. Ik wil dus even toetsen of dat ook nog steeds een optie is.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Eens. Het besluit is nog niet genomen. Dat doe ik namelijk ook niet alleen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Nee, dat klopt. Dat doet de Kamer uiteindelijk in meerderheid. Die motie is aangenomen met een meerderheid. Ik weet dat de VVD die motie niet steunde, en dat is valide, maar er is gewoon een ruime Kamermeerderheid die zei: zorg dat dit aangepakt wordt. Ik mag dus toch hopen dat diezelfde partijen dat nog steeds vinden als er straks een voorstel naar de Kamer komt. Dit is meer een mededeling dan een vraag trouwens.

De voorzitter:

Ik hoorde inderdaad geen vraag.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Het kabinet heeft de motie gehoord en we zijn ermee bezig, maar het is complex. We willen voortvarend aan de slag gaan met het van elkaar scheiden van zin en onzin zodat we uiteindelijk tot een oplossing kunnen komen. Die moet goed zijn. Ik kan er nu niets meer aan toevoegen. We zijn ermee bezig.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dan gaan we naar de familiestichtingen en het rapport daarover en de daarin genoemde belastingconstructies. Daar waren heel wat vragen over van de heer Stultiens. Wat is het maatschappelijk belang? Waarom deze extreem gunstige fiscale behandeling? Waarom staan we dit als wetgever toe? Hoe krijg je dit uitgelegd aan de Nederlandse belastingbetaler? Wat gaat het kabinet eraan doen? Nou, dat punt is helder.

Mevrouw Van Dijk vroeg of er naast fiscale redenen nog andere redenen zijn om familiestichtingen op te richten. Zijn er ook gevolgen bij het intrekken van de anbistatus? Kan de staatssecretaris een maatregel als in Duitsland onderzoeken? Allereerst ben ik heel blij dat dit onderzoek is verricht en dat er inzicht is gekomen in het vermogen in familiestichtingen. Dit vermogen is nooit eerder in kaart gebracht en werd gezien als een blinde vlek in de vermogens van Nederlandse huishoudens en de verdeling daarvan. De Kamer heeft inmiddels ook gevraagd om een kabinetsreactie. Volgens mij is het trouwens goed gebruik dat we bij elke evaluatie per definitie een kabinetsreactie sturen. Dat gaat dus helemaal goed komen.

Twee weken geleden is er ook al een technische briefing in de Kamer geweest met de meest betrokken onderzoekers over het onderzoek naar stichtingen. De vraag in de technische briefing was: "Hoe nu verder?" Dat is nu ook uw vraag. Vooropgesteld vormen familiestichting — laten we het gewoon "stichtingen" noemen — een belangrijke schakel voor het geven aan goede doelen. Het kabinet waardeert dit. Dit rechtvaardigt een gunstige fiscale behandeling voor stichtingen die schenken aan goede doelen en, om maar eventjes heel specifiek te zijn, anbi's. Daarin zit dus ook het maatschappelijk belang. Schenken aan anbi's, algemeen nut beogende instellingen, vinden we goed. Daar hebben we een fiscale stimulans voor. Daar is de Kamer in meerderheid nog altijd voor.

Maar ik wil ook duidelijk gezegd hebben dat ik het onwenselijk vind als er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van fiscale voordelen. We krijgen het alleen uitgelegd aan de belastingbetaler als die scheiding goed gemaakt wordt. Er zijn verschillende niet-fiscale redenen om een familiestichting op te richten, bijvoorbeeld om het vermogen van de familie bijeen te houden, zeker als dat vermogen uit ondeelbare bestandsdelen bestaat, of voor volgende generaties. Een andere reden is om het vermogen uitsluitend aan bepaalde maatschappelijke initiatieven te besteden.

Een van de belangrijkste conclusies van het onderzoek is dat familiestichtingen meestal niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, omdat er geen onderneming wordt gedreven. De keuze dat stichtingen in eerste instantie niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, is lang geleden gemaakt, waarschijnlijk met in het achterhoofd dat stichtingen vaak een maatschappelijke bijdrage leveren. Dit kan wringen wanneer er ook sprake is van stichtingen waarbij het leveren van een maatschappelijke bijdrage niet per se voorop lijkt staan. Die dienen dus niet het algemeen nut, maar het nut van specifieke individuen of families.

Daarom het volgende. Ik ben van plan om de Kamer een uitgebreide brief te sturen — het zal u niet verbazen dat we daar op dit moment bezig zijn — over de belastingplicht van stichtingen, de achtergrond en historie van de huidige fiscale behandeling van stichtingen en de knelpunten en mogelijke alternatieve fiscale behandelingen, waarbij met name naar de vpb-plicht wordt gekeken, met alle voor- en nadelen en maatschappelijke overwegingen. Deze brief wil ik u dit najaar toesturen. Het is een zeer technisch verhaal, zeker op het moment dat andere zaken daarbij horen, bijvoorbeeld met betrekking tot het binnenland of buitenland. Maar het kan ook zomaar heel complex worden als het gaat over vastgoed.

Volgens mij wil iemand hier een vraag over stellen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk wil graag een vraag stellen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik had eigenlijk in mijn inbreng gevraagd om verder te kijken naar twee specifieke punten. Komen deze terug in de brief?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Daar kom ik nog op.

De voorzitter:

Gaat u dan vooral verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Ik heb nu volgens mij wat gezegd over de eventuele vpb-plicht van stichtingen die niet het algemeen belang dienen. Maar we hebben ook gewoon stichtingen die wel het algemeen belang dienen, de zogenaamde anbi's. Verder bleek uit onderzoek dat sommige familiestichtingen een anbistatus hebben met extra fiscale voordelen en dat er soms sprake is van bepaalde belastingconstructies, zoals door de heer Stultiens werd genoemd. Komende maand wordt de evaluatie van de uitvoering van de anbiregeling afgerond. Ik ben van plan om de uitkomsten van deze evaluatie mee te nemen in de kabinetsreactie op het onderzoek naar familiestichtingen, zodat inzichten uit beide rapporten kunnen worden gecombineerd. De kabinetsreactie verwacht ik voor de zomer naar de Kamer te sturen.

In de evaluatie van de anbiregeling kijkt men ook naar de mogelijkheden om de regels voor ex-anbi's aan te scherpen, bijvoorbeeld door een afrekenverplichting in te voeren, zoals in Duitsland. Ik wacht dit rapport af en zal in de reactie op dit rapport ingaan op deze mogelijkheden. Ik ben gemotiveerd om hier wat aan te doen. Om een analogie te geven: het heeft wat weg van een exittaks, vergelijkbaar met wat we hebben voor vermogenden die naar het buitenland verhuizen. Het kan niet waar wezen dat je met belastingvoordelen een anbi bouwt, de status laat verlopen en daarna alles wat God verboden heeft kan doen met dat geld. In die zin ben ik dus zeer gemotiveerd om die route aan te pakken.

Er wordt momenteel ook aan een totale verbetering van de anbiregeling gewerkt. Naar aanleiding van het adviesrapport Toezicht op Algemeen Nut zal het toezicht door de Belastingdienst worden verbeterd door een anbiportaal te introduceren. Het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026, waarin de wettelijke grondslag voor het anbiportaal wordt geregeld, zal naar verwachting nog in april bij de Kamer worden ingediend, ook in het kader van het spreiden van wetgeving. Even voor de helderheid: in de Kamerbrief werd het per abuis de "fiscale verzamelwet 2027" genoemd. Dat las u goed, mevrouw Van Eijk. Maar laat ik het zo zeggen: dat komt eraan. Vervolgens zal dat ook ingepland worden, mocht het allemaal goedgekeurd worden. De IV-ontwikkeling van het portaal zal in ieder geval nog enige tijd duren. Het zou zomaar nog wel een aantal jaren kunnen duren, maar volgens mij is de planning dat we dat in 2030 gereed moeten hebben.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ik ben blij dat de staatssecretaris hier ook gemotiveerd over is, want dan delen we de interesse om hier goed naar te kijken. Zou hij in die brief met name willen kijken naar wat ik "de top van de piramide" noem? Ik noemde zelf die achttien stichtingen met 18 miljard. Dat roept bij mij namelijk de meeste vragen op. Ik kan niet bedenken hoe dit maatschappelijk relevant is. Voor een groot deel zijn dat aandelenpakketten van de rijkste families in Nederland. Volgens mij moet hier iets aan gebeuren. Maar ik hoop dat hier extra aandacht voor kan komen in de brief van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Mijn laatste punt ging over de anbi's. Het kan niet anders dan dat de top achttien stichtingen van 18 miljard waar u op doelt, geen anbi's zijn. Dat gaat eigenlijk nog over het voorgaande. Je zit dan al heel snel meer in de richting van stichtingen met heel veel vermogen, die al dan niet onder de vpb-plicht zouden moeten vallen. We onderzoeken wat we daaraan kunnen doen. Maar ik vind het wel goed om die twee uit elkaar te trekken. Laat ik zo zeggen: de opmerking in het rapport dat u aanhaalt gaat niet over anbi's.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik begrijp dat hier nader onderzoek naar wordt gedaan. Ik vind dat ook goed. Ik heb inmiddels wel begrepen dat het vermogen in dat soort stichtingen op hele verschillende manieren tot stand kan komen. Soms wordt dat in één keer afgestort. Soms gebeurt dat periodiek. Soms gebeurt dat al dan niet in familieverband. Ik zou het wel fijn vinden als die nuance ergens in dat onderzoek en in de brief naar voren komt. Het hebben van veel vermogen in een stichting is namelijk niet per definitie fout.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

U zegt "nuance". Ik noem het "complexiteit". Wat u nu opnoemt, zou zomaar mijn spreektekst kunnen zijn. Het duurt daarom ook echt tot het najaar voordat we daar een goed onderzoek en een goede brief voor hebben. Het onderwerp staat op de radar. Je moet daar niet als een olifant in een porseleinkast doorheen gaan en dingen stukmaken die misschien niet stuk gemaakt moeten worden. Dat wou ik daarover zeggen.

Ten slotte. In het stichtingenonderzoek is geconstateerd dat stichtingen meestal niet kwalificeren als afgezonderd particulier vermogen. Was het maar zo, want dan werd het namelijk gewoon betrokken in de belastingheffing. In geval van een afgezonderd particulier vermogen wordt het vermogen in de stichting belast alsof het privévermogen betreft. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer ik een "stichting boodschappen van Van Oosterbruggen" zou oprichten en ik met de rekening van de stichting mijn eigen boodschappen zou betalen. In het rapport wordt aangegeven dat het goed zou zijn om de wetgeving omtrent afgescheiden privévermogen te evalueren, omdat de laatste evaluatie uit 2013 stamt. Ik ben dus ook van plan om dat te doen. Ik zal deze evaluatie op de Strategische Evaluatie Agenda te zetten, die elk jaar bij de Miljoenennota wordt gepresenteerd.

Mevrouw Van Eijk is benieuwd naar de onlangs aangenomen motie over een meerurenbonus in de werkkostenregeling en vraagt: wanneer kan de Kamer een voorstel verwachten? Het is op dit moment mogelijk om onder voorwaarden een meerurenbonus te geven in de vrije ruimte van de WKR. Het is aan werkgevers of ze ook daadwerkelijk gebruikmaken van die regeling, want de WKR kan ook gebruikt worden voor andere zaken. In de evaluatie van de WKR wordt ook meegenomen in hoeverre de WKR een geschikt instrument is om andere doelen te realiseren. Daarnaast werkt het kabinet aan de uitwerking van de motie-Vijlbrief en de motie-Vijlbrief/Aartsen, over een meerurenbonus en andere instrumenten om arbeidsparticipatie te stimuleren. Het kabinet zal naar verwachting dit voorjaar de resultaten hiervan met de Kamer delen. Dat kan ik hierover zeggen. Dat doen we dit voorjaar. We werken heel hard! Jullie ook? Dat doen we allemaal! Je zou zelfs een meerurenbonus kunnen vragen. Dat was een grapje.

Dan heb ik nog een vraag van de heer Grinwis. Fijn dat u er weer bent. "De verlaging van de algemene heffingskorting zorgt ervoor dat de meest kwetsbare arbeidskrachten erop achteruitgaan. Is dit bewust beleid? Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat deze groep burgers erop achteruitgaat?" Het kabinet ziet dat juist voor deze mensen, die vaak al naar maximaal arbeidsvermogen werken, een achteruitgang in inkomen pijnlijk is. Dit raakt direct aan het uitgangspunt dat werken moet lonen. Voor de meeste mensen zorgt het beleid van dit kabinet er dan ook voor dat werken lonender wordt.

Bij de koopkrachtbesluitvorming is gestreefd naar een evenwichtig koopkrachtbeeld met aandacht voor het ondersteunen van kwetsbare groepen en werkende middeninkomens. Er zijn ook maatregelen genomen om de koopkracht van deze huishoudens te verbeteren, zoals het verhogen van de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Het kabinet vindt het inderdaad zorgelijk dat mensen in een kwetsbare financiële positie er toch op achteruitgaan. En om de vraag maar even scherp te beantwoorden: nee, dat is geen concreet beleidsdoel. Daarom voert het kabinet momenteel gesprekken met de VNG om te onderzoeken hoe de brede financiering van beschut werk kan bijdragen aan het verbeteren van de bestaanszekerheid van mensen die door de situatie getroffen zijn. Daarnaast werkt het kabinet aan de hervorming van het stelsel van inkomensondersteuning, waarbij een belangrijk uitgangspunt is dat werken moet lonen. Dat zou het dus ook voor deze groep mensen moeten doen.

De voorzitter:

De heer Grinwis, en welkom.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb natuurlijk heel veel gemist, maar ik ben gelukkig op tijd terug voor dit antwoord. Dank aan de staatssecretaris. Fijn dat het geen bewust doel is van beleid, maar het is natuurlijk wel het gevolg van beleid. Het is een beetje wrang dat een kabinet dat zegt toeslagen te willen afschaffen, toeslagen als vluchtheuvel gebruikt om deze mensen nog een beetje tegemoet te komen, mochten ze recht hebben op die toeslagen, omdat ze bijvoorbeeld huren en niet in een koophuis zitten.

Mijn punt is dat we hier vrij breed in de Kamer volgens mij best begrip hebben voor een belastingstelsel dat iets minder inkomensafhankelijk is, met al die heffingskortingen en afbouwpaden en ook afbouwpaden in toeslagen. Maar moet je dan tegelijkertijd niet ook bereid zijn om te kijken naar een simpele knop als verhoging van het minimumloon? Want dat heeft dit kabinet achterwege gelaten. Maar als je wil versimpelen aan de inkomstenbelastingkant, wat we volgens mij heel breed willen, dan heb je toch uiteindelijk als mitigerende maatregel een iets hoger minimumloon nodig?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Hoe kom je van beschut werken bij het minimumloon. Maar ik begrijp uw vraag. Daar kan ik wel het een en ander over zeggen. We hebben hier net ook een breed debat gehad over de autobelastingen, waarbij we ook echt een probleem hebben met het feit dat grondslagen veranderen. Daar heb je een korte- en een langetermijnoplossing. Korte termijn: je moet iets vandaag. Lange termijn: hoe ziet de wereld er over tien jaar uit? Een totale herziening van het inkomstenbelastingstelsel gaat heel veel tijd kosten. Dat betekent dat we daar met elkaar goed over moeten spreken. Dat moet landen in wetgeving en dat moet uiteindelijk ook geïmplementeerd worden bij de Belastingdienst en andere uitvoerende diensten. Op de korte termijn moet je toch wat doen. Helaas is de knop die daarvoor beschikbaar is de toeslagenknop. Dat hebben we dus ook gedaan in de afgelopen Miljoenennota. U vindt het gek dat het kabinet aan die knop draait. Ik niet, want het is de enige knop waar we op dit moment aan kunnen draaien.

In de bredere herziening ligt wat mij betreft alles op tafel: kortingen, toeslagen, aftrekposten, schijven, en een bredere discussie over het belasten van arbeid of consumptie. Als het goed is, leidt dat uiteindelijk tot een nieuw stelsel waarin je met elkaar overeenstemming hebt over de uitgangspunten, waarbij één uitgangspunt is dat het ook simpeler en makkelijker en beter moet. Dat zijn overigens heel wat moeilijke uitgangspunten om met elkaar te combineren.

Het minimumloon hoort daar wat mij betreft bij. Maar voordat we hier nu een discussie hebben dat dit kabinet het minimumloon aanzienlijk wil verhogen: dat is een knop waaraan je kunt draaien als je een stelsel herziet, wat verder prima is, maar tegelijkertijd verhoogt dat de lasten op arbeid voor met name werkgevers, which is not a good thing voor werkgelegenheid. Dat is dus iets waar je heel voorzichtig mee moet zijn. Dat moet eigenlijk gepaard gaan met een vergelijkbare verlaging van lasten op arbeid. Aan die knoppen moeten we draaien. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Elke politieke partij heeft wel een knop die hij heel gaaf en heel mooi vindt. Voor de ene partij is dat de minimumloonknop, voor weer een andere partij is het de kortingenknop.

Er zijn trouwens ook partijen die een aantal aftrekposten echt superbelangrijk vinden. Dat gesprek moet je met elkaar voeren. Als iedereen blijft bij datgene waar hij heel erg van houdt, dan wordt het heel lastig om een parlementaire meerderheid te krijgen voor een nieuw stelsel. Daar zijn we overigens wel mee bezig. Het is misschien goed om te noemen dat we in een vorig debat afspraken met elkaar hebben gemaakt over de komende paar maanden. Ik heb ook een brief gestuurd over een nieuw belastingstelsel en briefings aangeboden. We hebben daar ook technologie voor. We hebben het laatst in een debat over TaxSolver gehad. Daarmee kan je in een soort sandbox met die knoppen spelen. Je kunt zien wat er gebeurt als je daaraan draait. Je kan daar zelfs bijvoorbeeld ervaring opdoen met hoe de marginale druk uitpakt als je bepaalde dingen doet of niet doet. Er zitten ook nog allerlei maatregelen in die nu helemaal niet in ons belastingstelsel zitten, maar die in het buitenland gebruikt worden, die in het verleden in verkiezingsprogramma's hebben gestaan of die staan in belangrijke rapporten die de Kamer heeft opgevraagd.

Ik heb het vorige keer al gedaan, maar ik nodig u nog een keer uit om echt naar die technische briefing te komen, hoe we die dan ook vorm gaan geven, want dat wordt echt hartstikke goed en inhoudelijk, om te zien hoe die knoppen met elkaar interacteren.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Hoe zit het met de oekaze-Kok en mogen belastingambtenaren met problemen zich melden bij de heer Vermeer? Het is wel grappig, want ik had zelf ook de vraag hoe het nou met de oekaze-Kok zit. Ik was er zelf bij als Kamerlid toen op een gegeven moment de mp — ik weet alleen niet meer of dat Rutte of Schoof was; het was Rutte, hè? — heel duidelijk zei: de oekaze-Kok bestaat niet meer. Nou, laten we het zo zeggen: wij zetten het beleid op dit punt gewoon voort. De oekaze-Kok is dus niet meer. Maar ...

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Inge van Dijk.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Nee, nee, ho, ho!

De voorzitter:

U maakt even de zin af en dan heeft mevrouw Van Dijk een vraag.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Het is een lange zin, van anderhalf kantje. Vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid bestaan er wel regels over contacten tussen ambtenaren en het parlement. In de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren staat beschreven hoe wij omgaan met contacten tussen ambtenaren en het parlement voor ambtenaren die onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen; dat is voor ambtenaren van de Belastingdienst natuurlijk het geval. Indien ambtenaren zaken signaleren, kunnen zij de minister of staatssecretaris informeren, zodat de verantwoordelijke bewindspersoon dit met de Kamer kan delen. Op elk departement is een parlementair contactpersoon aanwezig, die helpt bij het stroomlijnen en vereenvoudigen van het contact met Kamerleden, om de mogelijkheden voor direct contact die de aanwijzing biedt, in de praktijk te benutten.

Ambtenaren beperken zich tijdens het contact met Kamerleden tot het verstrekken van feitelijke informatie. Dat zie je ook altijd in de technische briefings. Politieke vragen zullen ze niet beantwoorden. Ze zullen ook geen fiscaal geheime informatie delen. Daarbij wil ik benadrukken dat "feitelijke informatie" een ruim begrip is en dat de ambtenaar alle ruimte heeft om vanuit zijn professionaliteit informatie te verstrekken over hoe zaken gaan en werken. Er vallen bijvoorbeeld ook eventuele beleidsalternatieven onder, de gevolgen van deze alternatieven of prognoses over bepaalde wetgeving of beleidstrajecten.

Met de invoering van de parlementair contactpersoon bij ieder departement is een praktijk ontstaan waarbij de parlementair contactpersoon met inachtneming van de ministeriële verantwoordelijkheid op verzoek van ambtenaren ook contact kan opnemen met Kamerleden, zoals in het geval van verduidelijkende vragen bij de beantwoording van Kamervragen of toezeggingen. Om dit te bevorderen, zal het kabinet de aanwijzing op dit punt actualiseren.

De minister van BZK heeft met uw Kamer recent een uitgebreid debat gevoerd, onder meer over de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren. Naar aanleiding hiervan heeft de minister van BZK op 19 februari jongstleden, dus vrij recent, een brief gestuurd over goede voorbeelden uit de praktijk van contacten tussen ambtenaren en Kamerleden. Het kabinet ziet volop ruimte om deze mogelijkheden nog beter te benutten en werkt hier met uw Kamer graag verder aan. Ik herhaal graag nog een keer dat de oekaze-Kok niet meer geldt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Een interessant onderwerp. Ik ben heel benieuwd. De minister van Binnenlandse Zaken heeft inderdaad aangegeven nog allerlei mogelijkheden te zien. Welke mogelijkheden ziet deze staatssecretaris voor zijn departement om een meer ontspannen houding tussen ambtenaren en Kamer te realiseren, ten behoeve van het verhogen van de kwaliteit van wetgeving?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Ik moedig dat contact aan. Het punt is dat ik nu natuurlijk niet precies weet waar expliciet behoefte aan is, maar er is met regelmaat contact via de parlementair contactpersoon. Juist bij zoiets als wetgeving of de vraag hoe iets zit of geduid moet worden werken wij graag mee. Om maar even iets heel speciaals te noemen wat niet de bedoeling is en om ook even in te kleuren waar het stopt: de heer Grinwis kwam met dat verhaal over die stichting. Het is niet de bedoeling dat ambtenaren over een feitelijke stichting contact gaan zoeken met Kamerleden om toe te lichten waarom in dat specifieke fiscale geval een bepaalde afweging is gemaakt. Dat is niet de bedoeling. Sterker nog, de eerste keer dat ik een klacht kreeg van een burger over een fiscale vraag die deze burger betrof — bij stas@minfin.nl komen nog weleens vragen binnen — kwam er direct een collega langslopen met een motie uit 1986 waarin staat dat de staatssecretaris zich verre dient te houden van individuele belastingzaken. Ik denk dat meneer Vijlbrief die motie kent, want waarschijnlijk is dat bij hem ook gebeurd. De beperking zit 'm dus vooral bij de feitelijke inhoud.

De voorzitter:

Mooi dat moties van 40 jaar terug nog steeds worden uitgevoerd! Mevrouw Van Dijk heeft nog een vervolgvraag.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ben eigenlijk vooral op zoek naar wat wel kan. Binnen de fiscaliteit hebben we natuurlijk ieder jaar een fantastisch Belastingplan met veel wetgeving. Dat vraagt ook gewoon veel voorbereiding. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat je, op het moment dat je het Belastingplan gaat behandelen, een of twee mensen gecommitteerd aanwijst voor de Kamer die direct vragen kunnen beantwoorden, in plaats van dat alles weer via een omweg zoals een parlementair contactpersoon moet lopen. Is de staatssecretaris bereid om daar positief over mee te denken?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Wij denken altijd mee. U haalt het Belastingplan erbij. Het eerste wat ik denk, is: er is ook een speciale desk tijdens de behandeling van het Belastingplan om amendementen af te stemmen. U zit alvast te knikken en bent het niet eens met mijn antwoord. Dan moet u echt concreter zijn over wat u wilt hebben. Meedenken wil ik altijd.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Een vervolgvraag. Op het moment dat je het Belastingplan doorneemt, kun je zomaar tegen dingen aanlopen waarvan je denkt: hoe zit dat precies? Daar zou ik dan graag feitelijk op willen doorvragen. Dat wil niet zeggen dat we meteen amendementen willen indienen. Dat is totaal iets anders. We kunnen dan zeggen: we hebben een proces met technische briefings en parlementair contactpersonen. Je kunt ook zeggen: tijdens zo'n proces zorgen we gewoon dat er een of twee mensen bereikbaar zijn die bereid en in staat zijn om die feitelijke vragen te beantwoorden. Daarbij is het aan ons als Kamerleden om daar fatsoenlijk mee om te gaan en er geen misbruik van te maken, en anders worden we daar door u heel hard op aangesproken.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Of we praten langs elkaar heen, of we zijn het met elkaar eens. Die een of twee personen, dat is de parlementair contactpersoon. Goedbeschouwd is er niet één ambtenaar binnen onze dienst die álle antwoorden weet op al uw vragen die opkomen bij het Belastingplan. Juist dan is het kwestie van de vragen doorgeven aan de parlementair contactpersoon. Dan wordt u in contact gebracht met de persoon die er alles over weet. Dat is precies hoe het werkt. Als u andere suggesties heeft, zeg ik: kom maar door. Maar de persoon die we hebben aangewezen om alle vragen te collecteren, is de parlementair contactpersoon.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik zal met een aantal suggesties bij de staatssecretaris aankomen in een volgend debat.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Helder. Dan gaan we door. Een vraag van de heer Stoffer. "Tijdens het vorige Belastingplan is er een amendement van de SGP aangenomen waardoor, kortgezegd, de inperking van de bedrijfsopvolgingsregeling voor familiebedrijven tegelijk in moet gaan met de uitbreiding van de verwateringsregeling en de familietoets, die pas kan ingaan na goedkeuring van de Europese Commissie. Familiebedrijven hebben duidelijkheid nodig over de toekomst van de BOR. Hoe lopen de gesprekken met de Europese Commissie? Is er sprake van staatssteun? En als u daar nog niks over kan zeggen, wanneer komt die duidelijkheid?"

Ik snap de behoefte aan duidelijkheid over de toekomst van de BOR. Dit kabinet heeft geen plannen om de BOR verder te wijzigen na de aanpassingen in het belastingpakket van 2024 en 2025. Ook zonder de uitbreiding is de BOR van groot belang voor onder andere familiebedrijven. Zo is het budgettaire belang van de huidige BOR circa 700 miljoen. Dan kom ik graag op de gesprekken met de Europese Commissie. Het eerste informele overleg heeft zeer recent plaatsgevonden. Ik beraad me nu op het vervolg. Ik kom daar echt zo spoedig mogelijk op terug.

Met "zeer recent" bedoel ik dat ik vanochtend heb gehoord dat ze me daarover willen gaan bijpraten. Dat is dus echt heel recent. Ik kom erop terug. Wanneer komt die duidelijkheid dan? Spoedig. Binnenkort is er vast wel een brief waarin we dat opnemen. Ik kan daar zo meteen misschien nog wel een datum bij geven.

Een vraag van mevrouw Van Eijk: "In het buitenland zijn er diverse regelingen die vergelijkbaar zijn met de BOR. Blijkbaar zijn die goedgekeurd voor staatssteun. Ik zou daar graag meer inzicht in willen hebben." Voor staatssteun is het nationale belastingstelsel, het zogenaamde referentiestelsel, van belang, en de vraag of hier ten gunste van bepaalde ondernemingen van wordt afgeweken. Het hangt dus erg af van het nationale belastingstelsel in andere landen of een maatregel staatssteun is of niet.

Overigens is ons niet bekend of die regelingen als staatssteun door de Europese Commissie zijn goedgekeurd. Want lang niet alles is aan haar voorgelegd. Dat het door de Commissie niet is goedgekeurd omdat het niet aan haar is voorgelegd, wil niet zeggen dat het goed is. Wat je vaak ziet, is dat wijzigingen van regelingen wellicht kunnen leiden tot de staatssteunproblematiek. Om de ellende van een eventuele naheffing te voorkomen, wil je dat netjes en goed hebben afgestemd. Dat is hoe het loopt.

De heer Stoffer, mevrouw Van Eijk en de heer Grinwis hebben gevraagd wat de staatssecretaris concreet gaat doen om de hoge marginale druk te verlagen. Ik denk dat ik daar al het een en ander over gezegd heb. Het probleem van de marginale druk is ons bekend. Voor 80% van de werkenden — 84% om precies te zijn — is de marginale druk lager dan 60%. Ik zou bijna zeggen: dan is die goed. De marginale druk kan nooit lager zijn dan de laagste schijf, want in principe wordt elke euro die je extra verdient, belast conform de laatste schijf. Een percentage van boven de 50% is in een belastingstelsel op zich niet gek. Vaak wordt in gesprekken gezegd dat een marginale druk tussen de 60% en de 70% à 75% een nette marginale druk zou zijn. Heb je belastingtarieven in een orde van grootte van 36% tot 50% — 49,5% — en daarna een inkomensafhankelijke afbouw, dan zit je al heel snel op een marginale druk die ruim boven de 50% ligt. Dat is ook het probleem. Je ziet het ook: die lijnt golft een beetje zo, wordt dan vlak en ligt dan uiteindelijk tot in lengte van dagen precies op 49,5%.

Soms is de marginale druk zéér hoog. Dat komt dus door de stapeling van de belastingtarieven, de afbouw van de heffingskorting en de afbouw van toeslagen. Overigens komt dat echt maar weinig voor. In één op de twintig gevallen is de marginale druk hoger dan 70%. Een marginale druk boven de 100% komt echt heel beperkt voor, misschien in een enkel geval. Een oplossing is overigens niet eenvoudig. Dat blijkt wel uit de genoemde brief.

Maatregelen om de marginale druk in het huidige stelsel aanzienlijk te verlagen zonder toeslagen minder steil af te bouwen, hebben het nadeel dat ze ongericht worden. Dat heeft aanzienlijke gevolgen voor de inkomensverdeling én voor de overheidsfinanciën. Er is echt een stelselherziening nodig om de pieken in de marginale druk omlaag te krijgen. Dat is dus ook één van de doelen van de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel, naast vereenvoudiging en meer zekerheid voor mensen.

Net heb ik al het een en ander gezegd over Taxsolver. Daar wou ik het even bij laten, want volgens mij zijn we ons goed bewust van het feit dat dit de problematiek is. De vraag is wat wij concreet kunnen doen om de marginale druk te verlagen. Ja, vooral zorgen dat je in principe geen toeslagen met een steilere afbouw introduceert.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

In dit rapport over de marginale druk stond nog een andere interessante suggestie. In voetnoot 4 wordt namelijk gezegd dat als je echt wilt dat werken gaat lonen, je moet kijken naar een belastingschuif naar werkelijk kapitaal. Is dat nog iets wat de staatssecretaris op zijn lijstje heeft voor de komende weken of maanden voor het nieuwe belastingplan? Want dat is iets wat je kan doen zonder jaren te hoeven wachten.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Op de agenda voor de komende weken staat in ieder geval dat we het met elkaar gaan hebben over het Belastingplan en box 3, over het belasten van vermogen. Daarbij denk ik niet aan een schuif, maar bij elke Miljoenennota wegen we de koopkracht. Uiteindelijk maak je een afweging: verander je iets in de belastingmix? Staat dat de komende weken op de planning? Nou ja, over vier maanden is het weer miljoenennotatijd.

De voorzitter:

Ik dacht dat ik de heer Grinwis zijn vinger zag opsteken. Klopt dat?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, voorzitter. Wij hebben eerder een uitgebreide brief gekregen over de bovennorm. Die is nog van staatssecretaris Van Rij. Toen wij de desbetreffende motie indienden, werd in veel partijprogramma's — ik weet dat het in ieder geval stond in het programma van het CDA en van ons — een bovennorm genoemd van maximaal 60%. Dat was toch wel ongeveer de max. De staatssecretaris schudt hier een beetje uit zijn mouw dat 70% tot 75% ook wel normaal is. Ja, ik weet dat het voorkomt, maar wat mij betreft is dat een beetje te veel.

De extremen van 94%, 95% of 96% treffen inderdaad maar een heel klein deel van de populatie. Dat is inderdaad waar, maar voor die groep is dat natuurlijk niet goed. En het kan niet zo zijn dat je van je euro maar 4 cent overhoudt. Ik weet dat er in 2017, toen Rutte II begon, zelfs een extreme van 161% was. Dat hebben we gelukkig weggewerkt. Mijn vraag is of de staatssecretaris toch wel echt een bovennorm van max 60% — het liefst zie ik die nog wat lager, maar ik denk dat dat niet reëel is — wil hanteren als hij met een nieuw stelsel aan de slag gaat. Laten wij de motie-Grinwis/Omtzigt uit 2023 gelijk maar eens met een concreet getal navolgen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Begrijp me niet verkeerd: de marginale druk schommelt nu een beetje tussen de 60% en 75%. Wat vind ik zelf een goede marginale druk? Ik heb zelf ook met Taxsolver zitten spelen. Ik heb 60% tot 65% geprobeerd. Taxsolver kwam inderdaad met oplossingen. Als je de marginale druk onder de 60% ging zetten, ging het heel snel mis. En "mis" is dan mis in die zin dat heel gekke andere effecten optreden. Ik wil geen politiek nieuws maken door te zeggen dat het kabinet staat voor een marginale druk van 60%. Dat gaan we dus niet doen, maar het is wel goed om je dat te realiseren. Nou, laat die 60% even op je inwerken: bij een marginale druk van 60% houd je aan €1 extra verdienen 40 cent over, en dat is nog steeds matig. Tegelijkertijd is het gewoon echt listig zolang je met een inkomensafhankelijke afbouw zit. Daarom herhaal ik nog even — daar mag je ook politiek nieuws van maken — dat we voor het tackelen van dit probleem echt moeten overgaan tot een andere inrichting van ons stelsel.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan concludeer ik dit toch even af. De staatssecretaris wil het niet heel hard zeggen als nieuws. Maar ik concludeer dan toch dat hij er wel wat voor voelt om, als we een nieuw stelsel inrichten en daarbij beter letten op de marginale druk dan we dat in de afgelopen 20, 30 jaar hebben gedaan, 60% te zien als een maximum waar je het liefst niet boven gaat. Dat is een beetje de common ground. We concluderen namelijk ook dat 60% belasting betalen op een extra verdiende euro nog steeds vrij fors is gelet op onze huidige belastingtarieven.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Zolang het met woorden als "het liefst" en "grotendeels"... Het zou prachtig zijn als de marginale druk zo laag mogelijk is. Door ons belastingstelsel is er wel een soort technisch optimum, en dat ligt rond de 60%. Het is moeilijk om dat lager te krijgen. Er waren nog een paar andere dingen te noemen. Bij een herziening van het belastingstelsel ga je ook andere effecten krijgen. Het is vloeken in de kerk, maar misschien zijn er dan ook wel mensen die erop achteruitgaan. Dat is natuurlijk iets wat je wil voorkomen. Het is toch ook wel fijn als mensen er in alle voorstellen die je doet, niet meer dan een paar procent op achteruitgaan.

Je ziet het ook altijd in de koopkrachtplaatjes van het CPB. Je ziet een prachtig plaatje waarin de werkenden er 1,1% op vooruitgaan. Kijk je dan wat verder naar het puntenwolkje, dan zie je dat er toch een paar mensen tussen zitten die er wel 5% en soms zelf meer op achteruitgaan. Dat is het listige van het belastingstelsel en de knoppen die we nu hebben. Het is heel goed om erover na te denken hoe we dat kunnen versimpelen, opdat de punten in die wolk uiteindelijk waarschijnlijk dichter bij elkaar liggen.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik probeer 'm ook even af te concluderen, maar misschien doe ik dat net iets anders dan de heer Grinwis; dat weet ik niet zeker. Ik begrijp dat in het huidige stelsel, met alle kortingen en toeslagen die we hebben, 60% zo'n beetje het meest realistische scenario is en dat het heel moeilijk is om voor heel grote groepen te sturen op een lager percentage. Maar wij zouden er bij een nieuw stelsel, waarvoor nog allerlei keuzes te maken zijn, wel degelijk voor kunnen kiezen om te sturen op max 50%. Of de neveneffecten dan wel of niet acceptabel zijn, is natuurlijk ook een politieke afweging. Volgens mij ligt in die zin nog ontzettend veel open.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Als u afconcludeert dat er nog heel veel open is, dan ben ik het helemaal met u eens. Maar zolang er ook maar iets inkomensafhankelijks in zit, is het hoogste percentage per definitie een minimum, en dat is nu 49,5%. Dus als er ook maar één regeling is die 5% afbouwt, dan zit je al met een groep die op 54,5% zit. Mij er nu op vastpinnen dat die voor iedereen altijd onder de 60% zit … Dat heeft ook te maken met je kijk op een inkomensafhankelijke afbouw in een toekomstig stelsel. Om het even aan te geven: werk je in een systeem met meerdere schijven, een hoger minimumloon en een geleidelijke, progressieve opbouw, dan heb je misschien wel iets in handen waarbij je heel weinig inkomensafhankelijke afbouw kan hebben.

Ik hoor net buiten de microfoon om dat we allemaal moeten gaan kijken naar het verkiezingsprogramma van 'n partij — ik zeg niet welke — maar het zijn precies deze discussie en deze afruil die dit een interessante en soms ook leuke discussie maken. Dat geldt zeker voor de techneuten onder ons. Maar je op voorhand vastpinnen op een uitkomst is gewoon heel lastig. Er speelt veel meer mee dan alleen marginale druk: armoedecijfers, toename van werkeloosheid. Nou ja, goed. Uiteindelijk moet er ook nog eens een bestendig belastingstelsel zijn.

Overigens hebben we niet echt tientallen miljarden die we nu via een belastingverlaging terug kunnen geven. Dat betekent dus ook dat een stelselherziening ergens in de buurt van budgetneutraal moet zijn, give or take een paar miljard. Ik zie meneer Vijlbrief daar non-verbaal zijn mening over geven. Ja, dat is inderdaad heel moeilijk. Daar gaan we dus met elkaar het gesprek over aan.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Vijlbrief u wil interrumperen.

De heer Vijlbrief (D66):

Het begint een soort seminar nieuw belastingstelsel te worden. Ik denk dat de laatste woorden die de staatssecretaris sprak, wel juist zijn. Je hebt veel tijd, veel geld en veel beslissingskracht nodig, en alle drie deze dingen zijn niet aanwezig.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Ik vond het afconcluderen van mevrouw Van Eijk beter.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dan ga ik door naar een vraag van de heer Stultiens over het lage tarief in de vennootschapsbelasting. "De doelstelling is niet concreet en niet onderbouwd. Wat gaat het kabinet op basis van deze kritische evaluatie van het laag tarief van de vennootschapsbelasting doen? Kunnen we niet iets bedenken waardoor het geld terechtkomt bij de mensen die we willen helpen?" Ook mevrouw Van Dijk had een vraag in die richting. "Minder dan de helft van de opbrengsten wordt naar de juiste doelgroep overgeheveld. Kan wellicht in overleg met EZK en de branche worden nagegaan hoe dit anders kan worden vormgegeven en hoe het mkb meer kan worden gestimuleerd?"

Nou, allereerst: het kabinet heeft kennisgenomen van de evaluatie van het lage vpb-tarief. De resultaten worden as we speak gewogen. Daarover is dus ook contact met de minister van Economische Zaken en met andere departementen. Het is wel een heel grote, negatief geëvalueerde regeling.

Ik wil even één klein puntje uit de wereld helpen. We hebben niet afgesproken dat die per definitie wordt afgeschaft, versoberd of opnieuw wordt gericht, maar we voeren met elkaar het gesprek over hoe we het beter kunnen maken. Dat is volgens mij ongeveer de basislijn die we hierbij hebben afgesproken. Dat lijkt mij een heel goed gesprek. Op dit moment zijn we bezig met een kabinetsappreciatie.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk heeft nog een vraag.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ja, nou goed: bezig met een kabinetsappreciatie. Misschien is het dan ook goed om aan te geven wanneer de Kamer die kan verwachten.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

We gaan eventjes de planning van alle brieven ophalen, zodat we kunnen kijken in welke brief we dit kunnen gaan plotten, want er staan natuurlijk nog te schrijven brieven op de planning. Daar kom ik nog even op terug.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

De heer Stultiens vraagt waarom het kabinet nog niks heeft gedaan met het ambtelijk rapport Structureel Verlieslatende Bedrijven, van eind 2023. Uit dit rapport blijkt dat verliezen soms samenhangen met ongewenste fiscale constructies. Het meeste geld van deze bv's gaat om in doorstroomvennootschappen. Ook worden bv's gebruikt om van te lenen voor privéuitgaven. Het rapport laat in ieder geval nog een keer zien waarom het zo belangrijk is dat Nederland de afgelopen jaren al veel maatregelen tegen belastingontwijking heeft genomen, zowel internationaal als nationaal.

Dit heeft overigens ook effect gesorteerd op doorstroomvennootschappen en de financiële stromen naar belastingparadijzen. Deze financiële stromen zijn aanzienlijk afgenomen, van 37 miljard in 2019 naar zo'n 7 miljard in 2023. Dit is de stroom dividenden, renten en royalty's. Dit liet ik ook zien in de monitoringsbrief over belastingontwijking die afgelopen december naar uw Kamer is gestuurd. Deze aanpak blijkt dus een behoorlijk effect te sorteren. Vanaf 2024 komt daar het effect van de bronbelasting op dividenden nog bovenop. Dat meten we aankomend najaar voor het eerst.

Overigens krijgen we ook internationaal erkenning voor deze aanpak. De Europese Commissie doet sinds 2022 aan Nederland geen landspecifieke aanbeveling meer op dit terrein. Ook het IMF geeft aan dat Nederland de goede maatregelen heeft genomen.

Ik pak even een paar specifieke zaken. Lenen van de eigen bv. Door het vorige kabinet is onderkend dat belastingbetaling langdurig wordt uitgesteld door te lenen van de eigen bv. Daarnaast was er sprake van excessief lenen zonder dat er een relatie was met reële bedrijfsactiviteiten. Daarom is voor het lenen van de eigen bv de grens van €500.000 ingevoerd. Alles daarboven wordt beschouwd als excessief lenen en in box 2 als dividenduitkering belast. In 2026 gaan we de effecten van de Wet excessief lenen evalueren. Dat staat ook in de Strategische Evaluatie Agenda.

Waarom doen we dat pas in 2026? Nou ja, vanwege het feit dat we dan pas een volledig beeld hebben van de aangifte vennootschapsbelasting als gevolg van de maatregelen die we getroffen hebben. In de evaluatie wordt gekeken naar het effect van de wet op de omvang van het lenen van de eigen bv en op de mate van winstinhouding.

Doorstroomvennootschappen worden gebruikt in internationale structuren. Bij de aanpak van internationale belastingontwijking focust het kabinet op een internationaal gecoördineerde aanpak. Daarmee kan internationale belastingontwijking het meest effectief worden aangepakt. Bij de aanpak van doorstroomvennootschappen heeft de Europese aanpak bijvoorbeeld de voorkeur. Dat zegt ook de Commissie Doorstroomvennootschappen in haar advies uit 2021. Het kabinet zet daarom in op het EU-richtlijnvoorstel Unshell om misbruik van doorstroomvennootschappen aan te pakken. Het kabinet hanteert aansluiten bij internationale afspraken daarbij als uitgangspunt. Overgaan tot unilaterale maatregelen ziet het kabinet als niet wenselijk. Juist gelet op het internationale karakter van deze doorstroomvennootschappen is het echt goed om aan te sluiten bij internationale initiatieven.

De voorzitter:

De heer Stultiens. Dit is eigenlijk ook meteen uw laatste interruptie.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ja, mijn laatste, hè? Daarom moet die heel goed zijn. Het lijstje van dingen die allemaal al gebeurd zijn, kan ik inmiddels dromen, want die hebben we hier van de voorgangers van de staatssecretaris ook al heel vaak gehoord. Daar ben ik ook blij mee. Maar het probleem is juist dat in het rapport staat dat het nog steeds onvoldoende is. De Wet excessief lenen wordt genoemd, maar het rapport zegt: die moet je aanscherpen. Over de bronbelasting op dividend zegt het rapport: dat geldt alleen voor uitstromend dividend, maar niet voor inkomend dividend. Er worden dus opties genoemd. Het aanscherpen van de save harbour in de antimisbruikbepaling werd ook genoemd door de Commissie Doorstroomvennootschappen en de commissie-Ter Haar.

Ik weet wat er allemaal gebeurd is. Daar ben ik hartstikke blij mee; het is alleen niet genoeg. Waarom worden die adviezen uit dit rapport door dit kabinet niet overgenomen als we dit soort doorstroomdingen echt willen aanpakken? Dat begrijp ik dan niet.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Zoals ik net aangaf: we zijn nog niet klaar, we zijn er nog mee bezig, alles wordt gewogen. Ik denk dat het belangrijkste is dat het laaghangend fruit is geplukt. Daardoor worden we in ieder geval niet meer gezien als een tax haven en daardoor zijn we ook van de lijstjes af van het IMF en de Europese Commissie. Dat is stap één. De rest is een stuk complexer en kan ook raken aan het ondernemingsklimaat en het ongewenste effect hebben dat kapitaal naar andere landen gaat. Om een lang verhaal kort te maken: dit hebben we op de radar staan en we zijn nog steeds bezig om stappen te zetten in dit dossier. Ik ga nu niet op voorhand zeggen dat we alle maatregelen gaan nemen.

Daarentegen heb ik hier nog een derde punt staan over het lenen van de eigen bv. Ik gaf net twee voorbeelden, en dit is het derde. U herinnert zich mogelijk nog de discussie rond de grens van de Wet excessief lenen. Eerst was die vijf ton, toen zeven ton en toen weer vijf ton. De uiteindelijke grens is ook een politiek compromis. De Wet excessief lenen was in elk geval een grote stap in de aanpak van belastinguitstel en belastingontwijking. Dit kabinet kiest ervoor om die grens in stand te houden en niet opnieuw politiek te wegen.

Zoals ik al zei, gaan we de effecten van deze wet evalueren. Eventuele beleidsaanbevelingen uit die evaluatie zal ik serieus bekijken, maar die gaan dus niet in het Belastingplan 2026 terechtkomen, want die evaluatie houden we pas in 2026. Maar als een politieke meerderheid iets wil doen met excessief lenen — de grens van vijf ton verhogen naar zeven ton of verlagen naar drie ton, of weet ik veel — dan ben ik als staatssecretaris absoluut geneigd om daarnaar te kijken. Maar volgens mij hebben we deze discussie net gevoerd en is die uiteindelijk geland op het initiële voorstel van vijf ton.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

De heer Vijlbrief vraagt of ik de conclusie deel dat de landbouwvrijstelling niet doelmatig en niet doeltreffend is en of ik kan bevestigen dat ik mij dit voorjaar zal inzetten voor het afschaffen van de landbouwvrijstelling. Dat zijn concrete vragen en daar wil hij een concreet antwoord op hebben. Ik deel de conclusie dat de landbouwvrijstelling negatief scoort op doeltreffendheid en doelmatigheid. Dat is zijn eerste vraag. Tegelijkertijd zal door het afschaffen van de landbouwvrijstelling voor een deel van de agrariërs mogelijk een lastenverzwaring optreden. Zoals eerder aangekondigd is in een Kamerbrief van mijn voorganger, zal ik hierover in het voorjaar met de minister van LVVN in gesprek gaan. Daar wil ik niet op vooruitlopen.

Mevrouw Van Eijk vraagt of de onbelaste reiskostenvergoeding kan worden geïndexeerd en/of verhoogd. De evaluatie is nu gepland voor 2028. Zij vraagt of die kan worden vervroegd en of hiervoor een fiche kan worden uitgewerkt. In 2023 is de evaluatie van de reiskostenvergoeding met de Kamer gedeeld en in 2024 is daarop een uitgebreide kabinetsreactie gekomen. Uit die evaluatie blijkt dat de onbelaste reiskostenvergoeding van 23 cent per kilometer voldoende kostendekkend is voor de kosten van woon-werkverkeer waarbij gebruik wordt gemaakt van een middenklasse auto. Het kabinet ziet daarom op dit moment geen aanleiding om de onbelaste kilometervergoeding te verhogen.

De onbelaste kilometervergoeding is onlangs nog geëvalueerd. Het kabinet zal gehoor geven aan de aanbeveling uit die evaluatie door periodiek de hoogte van de kilometervergoeding te beschouwen. Het kabinet is geen voorstander van een jaarlijkse indexatie, omdat de kilometervergoeding niet alleen afhankelijk is van een algemeen prijsindexcijfer. Daarin zitten namelijk elementen die los van het indexcijfer óf heel erg omhoog óf heel erg omlaag kunnen gaan.

Er is nog een vraag van mevrouw Van Eijk over de reiskostenvergoeding: kan een reiskostenvergoeding gegeven worden als er sprake is van carpooling, en welke mogelijkheden zijn er voor versoepeling? Het antwoord daarop is heel simpel. Een onbelaste reiskostenvergoeding voor carpoolende werknemers is al mogelijk indien de werknemers het carpoolen zelf organiseren.

Wanneer volgt een evaluatie van de werkkostenregeling? Dat heb ik net gezegd. O, nee, dat heb ik niet gezegd, want dat ging over de reiskostenregeling. Mevrouw Van Eijk vraagt of de staatssecretaris voornemens is om dingen aan te passen. De evaluatie van de werkkostenregeling zal dit voorjaar, van 2025, met de Kamer worden gedeeld. Het kabinet wenst de uitkomsten van de evaluatie af te wachten alvorens uitspraken te doen over eventuele aanpassingen.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik begin langzaamaan wel benieuwd te worden hoelang dat voorjaar bij deze staatssecretaris duurt. Duurt dat inderdaad tot aanvang zomer? Ik probeer echt iets meer richting te krijgen — wat komt wanneer? — want nu wordt het allemaal op de hoop van het voorjaar gegooid.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dat eerste kan ik heel feitelijk beantwoorden. Dat werd ook al gedaan door de heer Grinwis, denk ik. Ik hoorde het net half: dat duurt tot 21 juni 2025. Flauw? Er gebeurt veel in het voorjaar. Dat heeft ook te maken met het feit dat het een belangrijk, besluitvormend kwartaal wordt, en het voorjaar is net begonnen. Ik denk dat het handig is om de agenda waarop staat wanneer alles precies is gepland, even te delen met de commissie, zodat daar in een pv aandacht aan gegeven kan worden. Ik zou bijna zeggen: als er iets is wat per se tot een debat moet leiden, dan kan altijd worden verzocht of wij dat een paar weken kunnen vervroegen en de planning wellicht op elementen kunnen aanpassen als dat mogelijk is. Dat kan ik natuurlijk altijd doen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dan een vraag van mevrouw Van Eijk: "Voor start-ups en scale-ups is de nood het hoogst. Start-ups krijgen meer fiscale ruimte hiervoor. Kan de staatssecretaris hier meer over vertellen?" Zij doelt op het nieuwsbericht dat hierover kwam. In de motie-Van Eijk wordt gevraagd om het fiche uit de Bouwstenen nader uit te werken en de Kamer daarover voor 1 juli te informeren. Conform deze motie zullen wij de Kamer hierover informeren. Het klopt dat wij werken aan een regeling. Dat is onderwerp van politieke besluitvorming bij de Voorjaarsnota. Dat is ook weer het voorjaar. De Voorjaarsnota kent een theoretisch besluitvorming in de eerste helft van april. Daarna wordt dat via de normale cadans duidelijker.

De heer Vermeer stelde een vraag over stichtingen en verenigingen die ondernemen. "De grens voor vrijstelling is €15.000. Dezelfde stichtingen en verenigingen krijgen voorlopige aanslagen, maar zijn niet vpb-plichtig. Hierover hoor ik graag meer van de staatssecretaris." Er zijn verschillende mogelijkheden waardoor er toch sprake kan zijn van belastingplicht en de vrijstelling niet van toepassing is. Eén daarvan is: zeer variërende winsten, waardoor over een periode van vijf jaar meer dan €75.000 winst wordt gemaakt. Het kan dus zijn dat je een jaar wat lager zit, maar wij kijken naar een langere periode. Een andere mogelijkheid is dat de stichting juist voor belastingheffing heeft geopteerd. Ook dat is mogelijk. Wat kan ik daarover zeggen? De heer Vermeer is er nu niet. Mocht hij dit teruglezen of terugluisteren: hij kan hier altijd via de parlementair coördinator op terugkomen en dan kunnen we alle vragen beantwoorden.

Dan kom ik bij een vraag van de heer Stultiens en mevrouw Van Dijk.

Door de heer Stultiens is een aantal vragen gesteld over de fiscale regelingen, over de evaluaties die er liggen en over de taakstelling van 250 miljoen. Er waren vier vragen. Je kunt een hoop vragen stellen in een paar minuten spreektijd. Meer precies zei hij het als volgt. "Waarom doet het kabinet zo weinig met deze negatieve evaluaties? Het kabinet zou ondoelmatige regelingen schrappen ter waarde van 250 miljoen. Een veel te lage ambitie wat mij betreft. Hoe gaat het kabinet deze 250 miljoen verzamelen? Hoe staat het met de motie-Maatoug over het toevoegen van een horizonbepaling in fiscale regelingen? Hoeveel fiscale regelingen hebben inmiddels een horizonbepaling en hoeveel niet? En wat gaat het kabinet doen op basis van de crisisevaluatie van het lage tarief in de vennootschapsbelasting?"

De laatste vraag heb ik al beantwoord. De fiscaliteit is in de afgelopen decennia steeds meer ingezet als secundair beleidsinstrument om maatschappelijke doelen te bereiken. Het gaat dan bijvoorbeeld om vrijstelling, verlaagde tarieven en aftrekposten. Dat is begrijpelijk, maar dat maakt het stelsel complex. Bovendien zijn een hoop van deze regelingen niet bewezen effectief, ongericht of ingehaald door de tijd. Verschillende evaluaties laten dit zien. Daarover zijn we het eens.

Dit kabinet wil komen tot een minder complex en doelmatiger belastingstelsel. Dit kabinet schaft de salderingsregeling in de energiebelasting af en het verlaagt het btw-tarief op logies. Ook vorige kabinetten hebben de afgelopen jaren een flink aantal regelingen afgeschaft of aangepast. Denk aan de schenkingsvrijstelling inzake de eigen woning, de jubelton, aan de middelingsregeling en meerdere uitzonderingen in de bpm en de mrb.

Het aanpakken van regelingen die negatief geëvalueerd zijn, vind ik wenselijk bezien vanuit maatschappelijk perspectief, maar dat blijkt vaak niet eenvoudig te zijn. Er is altijd wel een reden geweest om de fiscale regeling in het leven te roepen. Het schrappen of aanpassen daarvan kan gevolgen hebben voor die specifieke groepen. In de Kamerbrief evaluaties fiscale regelingen van 17 oktober jongstleden staat de toezegging om voor fiscale regelingen een breed scala aan beleidsopties uit te werken. Naar aanleiding van die toezegging is een interdepartementaal traject gestart om dit voorjaar met een ambtelijk rapport te kunnen komen met daarin beleidsopties voor negatief beoordeelde fiscale regelingen: wat ga je doen als je deze afschaft, versobert of verandert? U ziet dat we niet stilzitten en de uitkomsten van evaluaties ter harte nemen. Ondoelmatige fiscale regelingen kunnen op basis van dit rapport geschrapt of verbeterd worden. Het is niet zo dat we hebben afgesproken dat die allemaal worden afgeschaft.

De taakstelling van 250 miljoen heeft betrekking op fiscale regelingen én belastingconstructies. Dat is onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming. Daar zal ik niet op vooruitlopen, want dit is echt iets wat in de komende weken tot keuzes moet leiden. Maar het is wel goed om te noemen dat niet alleen gaat om fiscale regelingen, maar ook om belastingconstructies. Eén daarvan is al genoemd. Een tipje van de sluier: een vleugje zuivel. Dat is precies het type constructies waar we wat van vinden.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van Dijk een vraag wil stellen. Of was u nog een zin aan het afronden in dit blok, over dit onderwerp?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Eh … Nee.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik zie uit naar die brief. In mijn inbreng heb ik het punt gemaakt van de doelstelling, die van belang is. Zijn de sectoren die dit raakt, hierbij betrokken, of is het echt een interdepartementaal verhaal zonder dat uit de praktijk is gehoord waar zij behoefte aan zouden hebben?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

U heeft mij in een ander debat gevraagd of ik bijvoorbeeld over box 3 met sectoren spreek. Toen kon ik even niet direct reproduceren wie dat waren. Buiten het debat om heeft u mij een lijstje gestuurd van mensen. Toen ik daar ambtelijk mee kwam, zeiden ze: ja, daar spreken we allemaal mee. Er is heel veel contact, sowieso ambtelijk, met zo ongeveer alle belangengroepen die ook baat hebben bij al die fiscale regelingen. Ik spreek ook persoonlijk met groepen en de vertegenwoordigers daarvan, maar niet met allemaal, want het zijn er honderden. Maar juist als er grote zaken spelen, dan is dat zeker iets wat ook ik doe. In die combinatie proberen wij op Financiën alle stakeholders erbij te betrekken. Wat kan ik erover zeggen? Ja, ook voor die fiscale regelingen geldt dat het er heel veel zijn. Er zijn echt wel heel veel belanghebbenden. Mijn beeld is dat we goed met hen in contact zijn. Als belangengroepen zich niet gehoord voelen: leg contact via stas@minfin.nl. Dan kunnen we altijd ambtelijk met hen in contact treden.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ga gewoon even afwachten wat er komt. Dan komen er vast wel reacties uit de praktijk waaruit blijkt of zij zijn aangehaakt of gehoord. Dat wil niet zeggen dat je altijd je zin moet krijgen, maar we vinden het wel belangrijk dat het perspectief van de praktijk hierin goed wordt meegenomen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Nog even in aanvulling hierop: dat is misschien ook wel de reden dat we nu ook kijken naar beleidsvoorstellen en direct met beleidsopties komen voor verbetering, zodat het niet in eerste instantie als afpakken voelt als je iets aan een regeling wil veranderen. Soms is het helemaal niet erg om gewoon met een regeling te stoppen. Niet elke regeling is even in het oog springend. Sommige zijn juist heel erg pittig. Laat ik het zo zeggen: het mkb heeft een flink voordeel. Dat was ook in het rapport te lezen. Het mkb hecht veel belang aan de lage vpb, om maar een dwarsstraat te noemen. Tegelijkertijd zien we dat deze regeling niet doelmatig is, omdat 1,5 of 2 miljard terechtkomt op plekken waarvoor het niet direct bedoeld is.

Ik kom nog even op de vraag over de horizonbepaling. De motie van mevrouw Maatoug over het geleidelijk toevoegen van een horizonbepaling is afgedaan in bijlage 9 van de Miljoennota 2024. Bij enkele fiscale regelingen is reeds sprake van een horizonbepaling, zoals bij de Energie-investeringsaftrek en de vrijstellingen voor nulemissievoertuigen. In totaal is echter in slechts enkele fiscale regelingen een horizonbepaling opgenomen.

Bij nieuwe fiscale regelingen moet conform het toetsingskader fiscale regelingen het opnemen van een horizonbepaling worden overwogen. Dit is bijvoorbeeld in het Belastingplan 2023 gebeurd met de vrijstelling van mineraalwater van de belasting op alcoholvrije dranken. Bij reeds bestaande fiscale regelingen wordt een geleidelijke implementatie van horizonbepalingen beoogd. Voor bestaande fiscale regelingen wordt na een evaluatie en verzending van de kabinetsreactie het opnemen van een horizonbepaling meegenomen in het eerstvolgende relevante wetgevingstraject. Enkel indien goed onderbouwd kan worden dat een horizonbepaling niet bij een bepaalde fiscale regeling past, kan van opname van een horizonbepaling worden afgezien.

Daarbij speelt onder andere of een nationale beleidsruimte ten aanzien van de fiscale regeling bestaat, of deze enkel ziet op het vergemakkelijken van de uitvoering, de mate waarin de fiscale regeling een stelselmatig karakter heeft, en of het aflopen daarvan disproportionele gevolgen zou hebben. Bij deze laatste categorie fiscale regelingen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan pensioenpremies en heffingskortingen.

Tot slot kom ik nog even op uw vraag over de evaluatie van het lage vpb-tarief. Ik moest even wat drinken; ik word er emotioneel van. Het lage vpb-tarief heb ik volgens mij net al helemaal besproken. Dat laat ik dus even voor wat het is. Dan zijn we volgens mij rond.

De voorzitter:

Dan kijk ik heel even of er nog collega's zijn die een interruptie willen plegen of iets gemist hebben. De heer Stultiens.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ja, toch een korte, voorzitter. De motie-Maatoug sprak inderdaad over zowel nieuwe als bestaande regelingen. Die motie is al bijna tweeënhalf jaar geleden aangenomen, en dan vind ik het lijstje met bepalingen dat we na die jaren hebben, toch best beperkt. Ik snap dat het soms tijd kost en dat het niet allemaal binnen één maand gelukt kan zijn, maar als ik er nu naar kijk, vraag ik me af of echt alles is gedaan wat kan om die aan de bestaande regelingen toe te voegen. Want dan zou ik verwachten dat de teller na twee jaar tijd een stukje hoger staat dan nu.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

U geeft zelf een kwalificatie over het verleden. Die laat ik aan u. Voor de toekomst doen we er alles aan.

De voorzitter:

Volgens mij had mevrouw Van Eijk ook nog een vraag.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik denk dat ik een antwoord heb gemist op de vraag over de motie over de fiscale behandeling van de bijzondere invaliditeitsverhoging, of die vraag is niet beantwoord. Het was een motie van het Kamerlid Van Oostenbruggen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Yes! Dat was een heel goede motie van Kamerlid Van Oostenbruggen. Het waren er uiteindelijk twaalf. En toen hebben we ook nog onderzoekers uitgekozen die op vakantie waren. Ik heb nieuws! Het rapport van deze onderzoekers is deze week opgeleverd, althans bij mij gekomen. We zijn nu bezig met de reactie daarop. Punt. Ja, jongens, ik zie het voorbijkomen. Ik weet dat we de stukken hebben. Dat moet gedeeld worden. Daar komt, denk ik, een brief over. Dat wordt ergens … Dat nemen we mee in het overzicht. Maar er gebeurt veel. Deze heb ik al gezien, dus dit duurt niet tot 21 juni.

De voorzitter:

Zag ik nou een handje van de heer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja. De staatssecretaris zegt dat hij aan het eind is gekomen en dat hij al mijn vragen heeft beantwoord. Dat zal vast. Een deel van de vergadering was ik afwezig, dus ik neem dat de vragen over de anbistatus allemaal netjes zijn beantwoord.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Als eerste!

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Heel goed, dank. Dat gaan we dan terugluisteren.

Ik had een vraag over de drempels in het belastingstelsel. Is die beantwoord? Ik heb samen met collega Stoffer een motie ingediend over drempels, notches, in het belastingstelsel. De vraag die ik daarover heb gesteld, is: wat is deze staatssecretaris hiermee van plan? De vorige staatssecretaris heeft gezegd dat het aan een toekomstig kabinet is om te bepalen of deze drempels heroverweging verdienen. Volgens mij heb ik daar geen antwoord op gehoord.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de staatssecretaris het antwoord in zijn stapeltje gevonden. Wellicht is het een herhaling, maar ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

U heeft mij net inderdaad twee, drie pagina's opzij zien schuiven zonder dat ik daarop inging. Daar zat-ie tussen. Het waren overigens pagina's die gingen over alles wat met het nieuwe belastingstelsel te maken heeft. In reactie op de motie van de heren Stoffer en Grinwis over drempels in het belastingstelsel heb ik een lijvige brief gestuurd. De heer Grinwis vraagt wat de staatssecretaris hiermee van plan is. Het kabinet heeft kennisgenomen van het onderzoek.

Er zijn drempels in fiscale regelingen die mogelijk negatieve neveneffecten hebben, maar uit de inventarisatie blijkt ook dat veel drempels een doel dienen. In de evaluaties van fiscale regelingen wordt daarom ook gekeken naar de effecten van eventuele drempels. Een voorbeeld is het onderzoek naar de kamerverhuurvrijstelling. Op deze wijze wordt een vervolg gegeven aan de resultaten van het onderzoek. Maar volgens mij was dit een wat breder onderwerp dat betrekking heeft op allerlei verschillende regelingen. Dat is dus niet met één satéprikker door te prikken, zo van "alles moet afgeschaft worden" of "alles moet op die manier", maar het heeft onze aandacht. Dat is vast geen goed antwoord, maar u gaat mij daar vast over interrumperen. Ik kan u nog wel een tip geven: als u contact legt met de parlementair coördinator dan kan ik u in contact brengen met de specialist die hierover gaat.

De voorzitter:

Dan wil ik nu overgaan naar de tweede termijn. U heeft twee minuten spreektijd. De heer Grinwis mag beginnen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, daar overvalt u mij mee.

De voorzitter:

Ik wil u ook wel iets later het woord geven.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Neenee, ik associeer me er wel doorheen. Gisteren zat ik bij een debat over wolven. Dat stond bol van de associaties. Dat moet dus nu ook wel lukken.

Voorzitter. We zitten midden in het voorjaar. Het is net begonnen, begreep ik van de staatssecretaris. Het gaat dus nog wel een tijdje duren, maar de stapel die bij de Voorjaarsnota klaarligt, is immens. Het lijkt wel een traditie om de stapel met problemen en vooral wensen ieder jaar groter te maken. Ik wens de staatssecretaris en zijn team dus heel veel wijsheid toe, want eigenlijk is dit debat in die zin een hinderlijke onderbreking van alle besluitvorming rondom de Voorjaarsnota. Ik hoop maar dat mijn vragen over de anbistatus naar tevredenheid zijn beantwoord en dat de inspecteur zich inderdaad hoedt voor willekeur. Dat begint natuurlijk met vertrouwen in de inspecteur. Mijn ontzag voor inspecteurs is groot. Enerzijds vind ik dat zij veel professionele beslisruimte moeten hebben, maar anderzijds zijn de verhalen te veelvuldig om dit zomaar met een formeel antwoord te laten passeren.

Dan de andere onderwerpen.

Over de suikerbelasting ga ik het gewoon even met mijn collega's hebben om te achterhalen of daar de goede antwoorden op zijn gekomen.

Het deel over de autobelasting heb ik gemist. Ik heb er eerder een motie over ingediend. Er zit een probleem tussen IenW en Financiën als het gaat over de grondslagerosie. Uiteindelijk torst de laatste fossiele rijder in Nederland de hele last van alle belastingen. Daarom moesten we overgaan tot beprijzing. Dat is door dit kabinet naar achteren geschoven. Lang verhaal kort: er is vorig jaar een motie van mij aangenomen waarin staat dat er bij deze Voorjaarsnota een pakket moet liggen voor een hervorming van de autobelastingen. Minister Madlener zei van de week: dat komt er, hoor, dit voorjaar. Ik ben heel erg benieuwd of het inderdaad lukt en of het ook lukt om het zodanig in te richten dat doelen voor bijvoorbeeld CO2, die dit kabinet heeft gesteld en niet heeft losgelaten, daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden.

Hier laat ik het even bij voor deze tweede termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Uw tijd is ook ruimschoots klaar.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

En ik vraag, nu ik toch als eerste mag, een tweeminutendebat aan.

De voorzitter:

Dat kan. De heer Vijlbrief heeft nog een vraag voor u.

De heer Vijlbrief (D66):

Mag ik een interruptie plegen? Misschien kan ik de heer Grinwis helpen. De staatssecretaris gaf aan dat hij nu naar de autobelasting kijkt, maar ook in het licht van een verkenning op wat langere termijn, die voor de lente komt. Mijn vraag aan de heer Grinwis zou zijn: is dat voor u voldoende?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Als het alleen maar een verkenning is van "dit zou kunnen en dat zou kunnen", is het onvoldoende. Dit kabinet, of deze coalitie, is in staat gebleken om in het hoofdlijnenakkoord de keuze te maken om bepaalde maatregelen af te schaffen. Dan verwacht ik ook dat het nu in staat is om de keuze te maken hoe het dan wel moet. Als het alleen maar een verkenning is van "dit zou kunnen en dat zou kunnen" maar als ze dan uiteindelijk geen beslissing nemen omdat het allemaal supergevoelig is — of deze staatssecretaris vindt het niet leuk, of de minister die jarenlang lid is geweest van de PVV-fractie vindt het niet leuk — is dat niet voldoende. Als het dus alleen maar een verkenning is, hadden meneer Vijlbrief en ik die tussen eerste en tweede kerstdag kunnen schrijven.

De voorzitter:

De heer Stultiens voor zijn tweede termijn.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Er zijn met kerst ook andere dingen.

Ik geef een opsomming van het debat. Ik denk, één, dat het fijn is dat de staatssecretaris zegt dat hij blijft staan voor de klimaatdoelen. Dat is winst. Ik mag hopen dat het voor het hele kabinet geldt, maar dat gaan we de komende weken zien.

Twee. Ik ben blij dat hij heeft aangekondigd dat er een wetsvoorstel komt over private-equitybonussen, want dat is hard nodig. Ik snap dat het zorgvuldig moet en dat we geen nieuwe loopholes willen, maar laten zoals het nu is, is voor ons in elk geval echt een no-go en gelukkig voor een meerderheid van de Kamer ook.

Ik ben blij om te zien dat de staatssecretaris zeer gemotiveerd is om te gaan kijken naar de grote miljardenstichtingen die nu onbelast zijn. Ik snap dat het even werk kost, want er zijn een paar nuances te plaatsen, maar ik denk wel dat we hier als Kamer iets mee moeten, want de data die we nu hebben, roepen een heleboel vragen op.

Op het dossier van de verlieslatende bedrijven vind ik de ambitie helaas te beperkt. Er wordt te makkelijk gewezen naar Europa en men wacht het af, terwijl er juist hele duidelijke aanbevelingen bestaan op het gebied van antimisbruik en op het gebied van het aanscherpen van de open normen. Daar zal ik dus met een motie over komen in het tweeminutendebat dat aangevraagd is door collega Grinwis.

Verder dank ik voor de uitgebreide beantwoording en dank ik alle ambtenaren die hard aan het werk zijn voor dit debat dat over alles aan de inkomstenkant gaat. Het is altijd een leuk, maar ook een moeilijk debat, met 50 rapporten. Ik dank voor de goede beantwoording.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijk.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik ga het heel kort houden. Ik wil de staatssecretaris heel erg bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording, maar ook voor zijn open houding om het debat op een hele prettige manier met deze Kamer te voeren. Dat is echt zeer gewaardeerd.

Ik kijk uit naar het vroege en het late voorjaar, dus ik hoop dat er ergens nog een onderscheid gemaakt wordt tussen wat een beetje april, mei is en wat vervolgens juni is. Er komen ontzettend veel brieven aan. Dat is volgens mij heel veel werk voor deze Kamer. Laten we onszelf aanmoedigen om het debat niet weer anderhalf jaar op zich te laten wachten, want volgens mij doen we onszelf daar ook iets mee aan. Daar wou ik het dus bij laten.

De voorzitter:

De heer Vijlbrief.

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter, dank. Heel veel dank aan de staatssecretaris en de ambtenaren voor de beantwoording. Ook ik vond het een goed debat. Excuus dat ik even weg moest, maar dat was voor een plenair debat. Het enige wat ik zou willen zeggen over de aankomende weken, is dat het kabinet mij toch heel erg doet denken aan iemand die alle spullen in een kast gooit en op een gegeven moment de kast moet opruimen. Dat hoorde ik nu ook weer. Er komt heel veel in het voorjaar, wederom. Dan doe je de kast open en dan valt alles eruit. Ik begin mij dus echt af te vragen waar we naar zitten te kijken. Dat zal de komende weken duidelijk worden.

Ik hoop wel dat we van de staatssecretaris een aantal dingen die hij heeft beloofd om in het voorjaar te leveren zodanig op tijd krijgen dat we daar in ieder geval nog een debat over kunnen voeren, zodat het invloed heeft op het Belastingplan. Dat geldt voor de auto's, maar dat geldt ook voor een aantal andere dingen. Ik neem aan dat dat de bedoeling van de staatssecretaris is. Daar kunnen we anders in het tweeminutendebat ook nog bij helpen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Van Dijk van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Inderdaad, er komt veel aan richting de Voorjaarsnota. Ik heb de energiebelasting gehoord, maar ook de btw, accijnzen en fiscale regelingen en constructies. Het worden dus gewoon spannende weken. Ook wij kijken toch wel met enige vrees naar wat er op ons afkomt. We bekijken ook hoe we dat op korte termijn met elkaar op een goede manier kunnen verwerken, zodat we ook recht doen aan de kwaliteit.

Ik wil de staatssecretaris danken voor zijn houding met betrekking tot de vraag rond de giftenaftrek van de heer Stoffer. Dat wordt erg gewaardeerd.

Dan de familiestichtingen. De staatssecretaris geeft zelf aan dat dit een blinde vlek is geweest van 30 miljard. Ik ben benieuwd naar de brief in het najaar. Ik hoop niet dat we nog meer van dit soort blinde vlekken hebben, want dit is natuurlijk echt wel significant.

Hopelijk gaan we ook snel het debat over het belastingstelsel voeren. Je ziet gewoon dat iedereen staat te popelen. Je hoeft het onderwerp maar op te gooien en je ziet meteen dat we aangaan. Dat is ook mooi, want dat is betrokkenheid. Dat tekent deze commissie ook wel.

Dank je wel voor de beantwoording. Dank ook aan alle ambtenaren. Ik weet dat ze meekijken en dat ze ons helpen.

De voorzitter:

Dan geef ik het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Van Dijk.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar de staatssecretaris. Kan hij gelijk door of heeft hij een momentje nodig?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dank. Ik heb even meegeschreven. Allereerst zeg ik iets richting de heer Grinwis: nee, we hebben geen belasting op wolven. Volgens mij was dat niet de context van uw opmerking, maar goed. Ik heb dat debat in ieder geval gemist.

Dank voor de gelukwensen en het toewensen van wijsheid. Dat wordt zeker niet als hinderlijk ervaren.

Willekeur van ambtenaren is natuurlijk nooit goed. Ik zal dit punt dus meenemen en daar intern nog eens vragen over stellen.

We hebben het net uitgebreid over grondslagerosie gehad. Ik ben blij om te horen dat de heer Madlener ook supergemotiveerd is wat dit betreft, net als mevrouw Hermans. We hebben hier gesprekken over. Ik denk dat we hier al twee keer gesprekken over hebben gehad. Ons voornemen is volgens mij om gewoon met een pakket te komen. Overigens is dat, aangezien het over de komende vijftien jaar gaat, niet een pakket van slikken of stikken. Dat wordt heus wel een pakket waar we met elkaar het gesprek over zullen aangaan. We willen daar natuurlijk de Kamer bij betrekken, maar ik ben gemotiveerd om ook dat onderdeel van het regeerprogramma uit te voeren.

Om dan maar even door te gaan met de heer Stultiens. Hij had het over klimaatdoelen. Hij hoopte dat mijn woorden voor het hele kabinet geldt. Nou, dat is prachtig, want het kabinet spreekt uiteindelijk met één mond: als ik iets zeg, zegt het hele kabinet het. Het hele kabinet staat — zo staat in het hoofdlijnenakkoord — voor de klimaatdoelen en voor nog een hele hoop doelen. Ik herken overigens wel dat er zo nu en dan wat spanning zit wat betreft de ambities van dit kabinet. Maar goed, wij zijn ervoor om daar slimme oplossingen voor te vinden.

Ja, ik ben gemotiveerd om ontwijking op het gebied van belastingheffing aan te pakken. Dat kan zich voordoen bij stichtingen, private equity, internationale bewegingen van kapitaalstromen en verlieslatende bedrijven. Wat betreft die motie: ik ben benieuwd. Ook zonder motie stopt dat werk niet. Die motie zal vast ook niet betekenen dat dat werk moet stoppen. Volgens mij verstaan we elkaar hierin dus goed.

Mevrouw Van Eijk heeft het over het vroege en het late voorjaar. Ik dacht gelijk aan A Midsummer Night's Dream: wij hebben ook zoiets als een "midspring night's dream". Het punt is dat we inzage zullen geven in datgene wat wij doen. Ik snap dat daar spanning op zit aan de kant van de Kamer met betrekking tot het inplannen en verwerken. Nou goed, dat kan ik ook niet helpen. Volgens mij moeten we gewoon ons best doen.

Dan de kast. Sommige mensen zeggen: als de kast vol is, moet je verhuizen. Zo zit ik niet in de wedstrijd; wij willen die kast netjes opruimen. Ik ben een vrij opgeruimd type.

Dan ga ik door naar de vraag van mevrouw Van Dijk om één ding toe te voegen die zij niet noemde in de tweede termijn. Als we elkaar niet goed verstaan wat betreft de parlementair coördinator kunnen we daar grappen over maken, maar we kunnen het ook even bespreken; dan gaan we zo meteen even kijken wat daarin de behoefte is.

Dan de giftenaftrek. Daar staan we voor.

Dan de familiestichtingen: ik hecht eraan te benadrukken dat het niet alleen gaat om familiestichtingen. Het gaat ook om anbi's en om andere stichtingen die niet in handen zijn van families.

Dan de jacht op blinde vlekken. "Jacht" klinkt misschien wat heftig. Ik heb in eerdere debatten bijvoorbeeld al iets gezegd over bitcoin. Dat is iets wat nu in de aangiftes moet worden opgenomen. Daar wordt aandacht aan gegeven. Ik merk ook dat de media dat oppakken. Ik vind het ook heel belangrijk dat men dat doet en dat men dit aangeeft.

Dan btw. Wij zijn altijd bezig met het onderzoeken en dichten van het btw-gat. We staan er als Nederland redelijk goed op. Tegelijkertijd hebben we ook gewoon gesprekken met andere landen om ons heen over wat zij zien en waar bij hen het btw-gat zit. Iets anders is dat ik afgelopen week ook in Brussel ben geweest. Daar zat ik bij het panelgesprek op het EU Tax Symposium. Daar heb ik ook een opmerking gemaakt over de EU Code of Conduct Group, die op dit dossier goed werk gedaan heeft met betrekking tot belastingontwijking voor bedrijven. De inzet van Nederland, ook richting de EU Code of Conduct Group, is wat mij betreft dat die zijn mandaat uitbreidt naar individuen. Grensoverschrijdende ontwijkingen gaan namelijk vaak hand in hand met ontwijkgedrag van rijke individuen. Volgens mij is dat ook de manier om dingen internationaal aan te pakken. Als er nog grote blinde vlekken zijn waar u mij niet over hoort, dan staat mijn deur in ieder geval altijd open. Laten we gewoon zorgen dat we een eerlijk, netjes, rechtvaardig en betrouwbaar belastingstelsel hebben, voor nu en in de toekomst.

De voorzitter:

Dank. We hebben een heel aantal toezeggingen, maar een heel aantal daarvan landen waarschijnlijk in die integrale planningsbrief, laat ik die zo maar noemen. Ik ga ze dus wel gewoon voorlezen, maar ik ga ervan uit dat heel veel toezeggingen dadelijk samengevoegd gaan worden in één brief.

  • Aan de hele commissie: de staatssecretaris zal ten aanzien van scenario's voor belasting op voedsel met toegevoegde suikers in het komende halfjaar mogelijke voorstellen naar de Kamer sturen.

Richting de heer Grinwis zou ik willen zeggen dat ik ervan uitga dat dat in de planningsbrief nader gespecificeerd zal worden. Dat is namelijk toegezegd. Daar zit even ons dilemma. We hebben eigenlijk alle planningsvragen samengevat als toezeggingen, maar de staatssecretaris heeft aangegeven dat hij één brief gaat maken.

  • Aan het lid Vijlbrief: de staatssecretaris zal ten aanzien van het belasten van elektrisch rijden de kabinetsvisie tot 2040 in het voorjaar — dat is in juni — naar de Kamer sturen.
  • Aan het lid Stultiens: de staatssecretaris zal ten aanzien van alternatieven van de lucratiefbelangregeling de Kamer op korte termijn een voorstel toesturen.
  • Aan het lid Stultiens: de staatssecretaris zal de Kamer in het najaar informeren over de belastingplicht van stichtingen en in het bijzonder over de vpb-verplichtingen.
  • Aan de hele commissie: de staatssecretaris zal voor de zomer de kabinetsreactie ten aanzien van het onderzoek naar anbi's aan de Kamer sturen.
  • Aan de hele commissie: de staatssecretaris zal de Kamer in het voorjaar nader informeren ten aanzien van de meerurenbonus in de werkkostenregeling.
  • Aan de hele commissie: de staatssecretaris zal ten aanzien van de bedrijfsopvolgingsregeling de Kamer op korte termijn nader informeren over het overleg met de Europese Commissie over staatssteun.
  • Aan het lid Stultiens: de staatssecretaris zal ten aanzien van de evaluatie van het lage tarief in de vennootschapsbelasting op korte termijn een kabinetsappreciatie naar de Kamer sturen.
  • Aan het lid Van Eijk: de staatssecretaris zal in het voorjaar de evaluatie ten aanzien van de onbelaste reiskostenvergoeding met de Kamer delen.
  • Aan de hele commissie: de staatssecretaris zal in het voorjaar van dit jaar de commissie een overzicht geven van de planning van de aan de Kamer toe te zenden stukken.
  • Aan de leden Stultiens en Van Dijk: de staatssecretaris zal in het voorjaar de beleidsopties ten aanzien van de herziening van fiscale regelingen aan de Kamer sturen.

Aan de heer Grinwis zou ik de vraag willen stellen op welke termijn hij het tweeminutendebat ingepland zou willen hebben.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het heeft geen haast. Het is wel prettig om het voor het meireces gehad te hebben en om ook voor het meireces te kunnen stemmen, zodat eventuele punten nog in de voorjaarsbesluitvorming meegenomen kunnen worden. Die krijgen in het meireces namelijk pas de apotheose.

De voorzitter:

Dank voor die duidelijkheid.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

We zullen ook zorgen dat we voor het tweeminutendebat die brief met de planning sturen. Dan kun je namelijk ook eventjes kijken of we nog wat missen. Het lijkt mij ook goed als er even contact is met de griffie om zo meteen die toezeggingen, het debat en de brieven eventjes over elkaar heen te leggen, voordat we dit definitief vastleggen.

De voorzitter:

Dank aan de collega's voor het debat. Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden. Dank aan het publiek. Tot de volgende!

Sluiting