Leefomgeving
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 24 april 2025 overleg gevoerd met de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over Leefomgeving.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat,
Peter de Groot
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat,
Schukkink
Voorzitter: Veltman
Griffier: Meedendorp
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Buijsse, Gabriëls, Kostić, Pierik, Stoffer, Veltman en Wingelaar,
en de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 13.06 uur.
Leefomgeving
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 9 september 2024 inzake RIVM-rapporten over knelpuntenanalyse hergebruik grond en bagger en over evaluatie secundaire bouwstoffen (30015, nr. 125);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 7 oktober 2024 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Stichting Natuurlijk Schoon Spijk van 5 september 2024 met betrekking tot een verzoek om inzicht in en handhaving tegen staalslakken in Spijk (Gelderland) (30015, nr. 126);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 12 november 2024 inzake verzamelbrief bodem en ondergrond (30015, nr. 127);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 26 november 2024 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Leefomgeving van 11 september 2024, over de planning aanscherping geurnormen veehouderij (29383, nr. 419);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 december 2024 inzake eerste beleidsreactie op onderzoek Universiteit Utrecht "Naar een robuuste implementatie van het Verdrag van Aarhus?" (28663, nr. 83);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 20 december 2024 inzake verzamelbrief luchtkwaliteit (30175, nr. 470);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 10 januari 2025 inzake beleidsreactie op de signaalrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) "Afweging belang inzetbaarheid Defensie en gevolgen voor leefomgeving nodig" (29383, nr. 423);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 12 maart 2025 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op brief van de Stichting Tegengif over oproep tot dringende actie tegen pfas-vervuiling (35334, nr. 355);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 17 maart 2025 inzake geluidbeleid en openstelling Centrale Voorziening Geluidgegevens (29383, nr. 424);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 13 maart 2025 inzake handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met pfas (30015, nr. 129);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 25 maart 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Nederlandse Vereniging voor Weerbedrijven (NVWB) over afspraken inzake situatie weermarkt (33802, nr. 26);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 15 april 2025 inzake rapport Landelijke impactanalyse aanpassing geurnormen veehouderijen (29383, nr. 425);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 17 april 2025 inzake verzamelbrief bodem en ondergrond (30015, nr. 130);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 7 april 2025 inzake rapport van de Europese Rekenkamer over stedelijke verontreiniging in de EU (30175, nr. 473).
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Ik wil graag starten met het commissiedebat Leefomgeving. Het is iets later vanwege een plenair debat dat iets uitliep, maar het is fijn dat we er allemaal zijn. Welkom aan de staatssecretaris, aan de mensen op de publieke tribune, aan de mensen die eventueel thuis kijken en aan de leden van de Tweede Kamer: de heer Bamenga van D66, de heer Buijsse van de VVD, de heer Boutkan van de PVV, mevrouw Wingelaar van NSC, de heer Gabriëls van GroenLinks-PvdA en de heer Pierik van de BBB. We hebben drie uur, dus ik wil voorstellen om meteen te starten en drie interrupties per persoon toe te laten. Het woord is aan de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week lazen we al dat hobbyeieren zo vervuild zijn met pfas dat ze te giftig zijn voor mensen om te eten. Dat was al schokkend, maar het nieuws van vanochtend over de fabriek in Helmond is weer een nieuw hoofdstuk in een reeks pfas-schandalen. Kan de staatssecretaris reageren op het nieuws van Zembla over de pfas-lozingen van Chemours? Wat gaat hij doen om Chemours verantwoordelijk te houden voor de vervuiling en de vergiftiging die het bedrijf heeft aangericht? Een medewerker heeft pfas-waarden in zijn bloed die 1.000 keer boven de RIVM-norm liggen. Het bedrijf heeft gigantische hoeveelheden pfas direct in het riool geloosd. De wethouder spreekt van crimineel gedrag. Dit raakt onze veiligheid en gezondheid. Er is een aangenomen motie die ervoor pleit om alle giflozingen in kaart te brengen. Dit kabinet wil daar nog zeven jaar mee wachten. Voelt het kabinet in het licht van al deze schandalen niet de urgentie om dit zo snel mogelijk in kaart te brengen? Hoeveel waarschuwingen zijn er nog nodig voordat het kabinet ingrijpt en werk maakt van een pfas-verbod?
De gezondheid van mensen staat op het spel, en wat doet ons land? We vragen mensen met hobbykippen hun eieren weg te gooien omdat ze te giftig zijn, terwijl vervuilende fabrieken als Chemours en Custom Powders naar elkaar wijzen over wie er nou wel of niet schuldig is aan het lozen van kankerverwekkende stoffen. Ondertussen komt deze staatssecretaris maar niet in actie. Daarom heb ik een aantal vragen aan de staatssecretaris, en hopelijk komt hij nu wel in actie. Kan hij toezeggen het voorbeeld van Denemarken en Frankrijk te volgen en pfas te verbieden in onder andere kleren, schoenen, beddengoed en waterafstotende materialen? Kan hij toezeggen het actieplan van Denemarken over te nemen met onder andere een saneringsplan om ons drinkwater en onze bodem schoon te maken, onze bevolking beter te informeren, bijvoorbeeld door middel van universele waarschuwingslabels op producten met pfas, en zich keihard te blijven inzetten voor een zo ambitieus mogelijk Europees verbod met daarin de landbouw?
Voorzitter. Dan gaan we naar lucht. De afgelopen jaren zien we een verbetering, maar luchtvervuiling is na roken alsnog de grootste boosdoener als het om gezondheidsschade gaat. We wisten al dat we de WHO-advieswaarden op luchtkwaliteit niet halen, maar nu reserveert dit kabinet vanaf 2026 ook geen budget voor het Schone Lucht Akkoord. We zien te weinig concrete maatregelen. Een meerderheid van de Nederlandse gemeenten is nog steeds niet aangesloten bij dit akkoord en maatregelen zijn vrijwillig, terwijl de gemeenten en provincies zelf voor ambitieuze en bindende maatregelen pleiten. Waarom reserveert de staatssecretaris geen geld voor het Schone Lucht Akkoord, terwijl een nieuwe EU-richtlijn luchtkwaliteit geïmplementeerd moet worden? Kunt u toezeggen dit wel te gaan doen? Hoe worden de resultaten van projecten zoals Samen Meten betrokken bij het beleid? Hoe is de staatssecretaris van plan om gemeenten en provincies te ondersteunen bij de implementatie van de Europese richtlijn? Er zijn gigantische gezondheidswinsten mogelijk. Laten we die kansen pakken.
Ten slotte, voorzitter, moeten we het weer hebben over Tata. Los van het nieuws dat de schoorstenen van links tot rechts giftige stoffen lekken door slecht onderhoud, wil ik het hebben over de gezondheidseffectrapportage, de GER. Vorige week hebben experts zoals de GGD, het RIVM, de omgevingsdienst en de expertgroep hun inzichten gedeeld. Helaas kon ik niet aanwezig zijn door een ander debat, maar ik heb het teruggekeken en daarom heb ik een aantal vragen. Kan de staatssecretaris toezeggen de punten van de experts over te nemen? Geef de GER een plaats in de besluitvorming. Borg die in de maatwerkafspraken. Zorg dat die juridisch gewaarborgd is. Baseer de GER op betrouwbare en door derden gecontroleerde data. Betrek omwonenden. En zorg ondanks deze eisen voor snelheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Ondertussen is lid Kostić binnengekomen. Welkom. Het woord is nu aan de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Wij zijn trots op ons land. We zijn een van de meest welvarende en vrije landen van de wereld. Tegelijkertijd leggen we veel druk op onze leefomgeving om ons land welvarend en vrij te houden. We moeten daar verstandig mee omgaan. Daar kunnen we heel veel onderwerpen bij halen, maar in dit debat wil ik drie zaken aanstippen.
Het eerste punt is: geef Defensie de ruimte. De signaalrapportage van de ILT geeft een beeld van achterstallig onderhoud van de vergunningen van Defensie. Dit moet wat de VVD betreft zo snel mogelijk worden ingehaald. Wat is de status hiervan, is de vraag aan de staatssecretaris. In de signaalrapportage staat ook dat er politieke keuzes moeten worden gemaakt. Welke keuzes betreft dit op het IenW-terrein? Hoe wil de staatssecretaris dit aanvliegen? Wat de VVD betreft mag niets het op orde brengen van de benodigde ruimte voor Defensie in de weg staan. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Dan het tweede punt: houd de weermarkt open. Voor de VVD is het goed dat er een Wet op het KNMI is, die regelt dat er een nationaal instituut is dat meteorologische data en aarddata genereert en adviserend is in noodsituaties. Veel van deze data worden verstrekt aan commerciële bedrijven, die hiermee commerciële diensten verlenen aan inwoners en bedrijven. Het is op dit moment wat de VVD betreft goed geregeld. Het moet echter niet zo zijn dat dit instituut door ingrijpen van de staatssecretaris op kosten van de belastingbetaler gaat concurreren met die bestaande bedrijven. Dit gaat veel te ver, want bedrijven kunnen dan niet meer investeren in innovaties, en verliezen daardoor ook hun concurrentiepositie. Het risico bestaat zelfs dat het KNMI op de langere termijn monopolist wordt. Wat de VVD betreft is dat onacceptabel. Kan de staatssecretaris uitleggen wat hier op dit moment precies speelt en hoe hij in overleg is met de weermarkt? Ik overweeg …
De voorzitter:
Meneer Buijsse, een klein momentje. Lid Kostić heeft een interruptie voor u.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik breng het even terug naar Defensie, want mij collega zei dat niets in de weg mag staan van Defensie. Dat is best wel vergaand. We hebben net een ILT-rapportage binnen die zegt dat er geen afspraken worden nageleefd en dat vergunningen verouderd en niet op orde zijn. Is de VVD het met ons eens dat juist als je het draagvlak voor Defensie wil behouden of vergroten, dit soort dingen wel op orde moeten zijn?
De heer Buijsse (VVD):
Nee, niets mag het op orde brengen van de benodigde ruimte voor Defensie in de weg staan; dat heb ik precies gezegd. Dat is volgens mij ook precies het antwoord op uw vraag. Kunt u anders de vraag herhalen voor mij?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, als het niet een extra interruptie kost.
De voorzitter:
Dat is wel een extra interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan doe ik het niet.
De heer Buijsse (VVD):
Ik was gebleven bij de weermarkt. Ik wou eigenlijk de zin afronden door te stellen dat ik een motie overweeg om de staatssecretaris te beperken in zijn mogelijkheden op dit onderwerp.
Tot slot, voorzitter, mijn derde aandachtspunt: los het probleem met de lachgascilinders op. Wat de VVD betreft zijn er twee problemen als het gaat om de lachgascilinders. Allereerst worden lachgascilinders te pas en te onpas teruggevonden in de natuur, parken of andere plekken waar die niet thuishoren. Heeft de staatssecretaris een beeld van dit probleem? Daarnaast is er een probleem met het opruimen van deze explosiegevoelige objecten. Enerzijds verloopt het opruimen via gemeentes, die zelf de cilinders in de natuur opruimen en afvoeren. Anderzijds belanden de cilinders via reguliere afvalstromen bij afvalverbrandingsinstallaties. Ik heb twee vragen. Kan de staatssecretaris cijfers aanleveren die horen bij deze opruimkosten? Werkt hij aan oplossingen op dit vlak?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Buijsse, er zijn twee interrupties voor u. Die kwamen tegelijk. U vecht het samen uit. Ik begrijp dat de heer Boutkan als eerste mag.
De heer Boutkan (PVV):
De lachgascilinders zijn inderdaad een probleem. Dat hebben we al eerder in commissiedebatten benoemd. Zowel de heer Gabriëls als ondergetekende hebben dat aangekaart. Maar het was uitgerekend de VVD die daarvoor een blokkade opwierp en zei: als we hier een regeling voor gaan treffen, dan gaan we slecht bedrag belonen en krijgen we hetzelfde als bij de coffeeshops, namelijk bij de voordeur erin en bij de achterdeur eruit, of andersom. De vraag aan de VVD is: gaat u nu wel met ons instemmen met een financiële regeling om dat toch op te gaan lossen voor de gemeentes? Wij zullen niet ontkennen dat daar risico's aan verbonden zijn. Dat is de vraag aan de VVD.
De heer Buijsse (VVD):
Dat is een te verwachten vraag van collega Boutkan. De VVD is geen voorstander van een statiegeldsysteem voor lachgascilinders. U heeft namelijk gelijk: dat legitimeert het gebruik ervan. Dat is precies de reden waarom wij dit niet willen. Gebruikers zouden dan bij wijze van spreken zoals bij het statiegeldsysteem aanvankelijk een bedrag betalen en dat dan weer terugontvangen zodra de cilinders op plekken ingeleverd zouden worden. Er is een uitvoerige lobby geweest vanuit partijen om tot zo'n systeem te komen. Maar dat is wat de VVD betreft niet de oplossing. Het is ook door een grote groep experts bij een rondetafelgesprek besproken. Daar is toen ook naar gevraagd, onder anderen door collega Veltman. Zij was destijds woordvoerder Milieu namens de VVD. Maar ook experts, waaronder de politie en andere partijen, geven aan dat een dergelijk systeem als waarvoor gepleit is gewoon niet de route is waarvoor we moeten kiezen. Ik stel heel bewust een open vraag aan de staatssecretaris. Ik heb ideeën over hoe je verder zou kunnen komen in de lachgasproblematiek, maar ik wil de staatssecretaris eerst de gelegenheid bieden om een actuele stand van zaken aan de Kamer aan te bieden over waar het kabinet mee bezig is en welke cijfers daaronder liggen. Vervolgens ben ik zeer bereid om na te denken over het oplossen van deze problematiek.
De voorzitter:
Ook de heer Gabriëls heeft een interruptie.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Via de inbreng van de heer Buijsse negeert de VVD de grote onderwerpen die geagendeerd zijn voor dit debat over de leefomgeving, te weten pfas, Tata Steel, staalslakken en al die zaken die met gezondheid en milieu te maken hebben. De VVD kiest er dan voor om weer te spreken over een klimaatmarkt en de concurrentie van het KNMI met commerciële bedrijven. Ik heb een vraag aan de VVD. Wat vindt de VVD van een pfas-lozingsverbod?
De heer Buijsse (VVD):
Het is inderdaad een bewuste keuze van mij en van de VVD om dit debat te gebruiken voor twee wellicht wat atypische onderwerpen, namelijk de vergunningen voor Defensie en de weermarkt. In andere debatten in deze samenstelling komen we eigenlijk steeds weer terug op de onderwerpen pfas, Tata Steel en staalslakken. Ik wilde de gelegenheid graag gebruiken om ook andere belangrijke zaken aan te stippen.
Desgevraagd ons standpunt over pfas. Als VVD-fractie zien wij de problemen met pfas. Sterker nog, we hebben een staatssecretaris die zich in Europa sterk maakt voor een verbod op pfas. Dat verbod gaat wat ons betreft zo ver dat er sprake is van een onderscheid tussen pfas-toepassingen voor niet-essentiële producten en een aantal essentiële toepassingen, zoals militaire toepassingen, toepassingen voor gezondheid en noem maar op. Maar een verbod is dus voor meer reguliere producten, zoals regenjassen of andere producten.
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Buijsse?
De heer Buijsse (VVD):
Oké. Ja. We realiseren ons ook zeer dat de pfas-discussie een internationale discussie is. We kunnen geen dammen in de Maas of de Rijn leggen. We moeten dat dus internationaal aanpakken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een vervolgvraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Omdat de VVD al die leefomgevingthema's van milieu en gezondheid dus niet benoemt, heb ik nog een vraag. Hoe denkt de VVD over de korting op de gelden van het Schone Lucht Akkoord?
De heer Buijsse (VVD):
De korting op het Schone Lucht Akkoord. In het algemeen zien we een continue verbetering van de luchtkwaliteit in de laatste decennia. Daar zijn we in een technische briefing ook over geïnformeerd. Het luchtakkoord is een instrument dat we gebruikt hebben — dat loopt nog een aantal jaar — om de luchtkwaliteit samen met bijvoorbeeld gemeentes te verbeteren. Wat ons betreft loopt dat goed. Het kabinet maakt keuzes in de financiering van allerlei zaken. Ik vind altijd dat het een verstandig proces is dat doorlopen wordt en dat er verstandige keuzes worden gemaakt. Dit is ook een voorbeeld van een keuze die gemaakt wordt door het kabinet.
De voorzitter:
Uw derde interruptie, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Omdat de VVD het heeft over lachgascilinders, het KNMI en Defensie in een commissiedebat Leefomgeving, ben ik ook heel benieuwd hoe de VVD denkt over het randvoorwaardelijk maken van de gezondheidseffectrapportage bij Tata Steel.
De heer Buijsse (VVD):
Een interessant onderwerp, de gezondheidseffectrapportage. Ik heb verschillende technische briefings over dit onderwerp mee mogen maken. De grote vraag is natuurlijk als volgt. De gezondheid is natuurlijk enorm belangrijk voor iedereen, zeker voor omwonenden van Tata Steel; laat me dat wel gezegd hebben. Ik merk op dat er gezocht wordt naar een juridische borging van die gezondheidseffecten en uiteraard een beperking van die gezondheidseffecten. Ik zie dat partijen daar hard mee bezig zijn. Ik noem bijvoorbeeld de omgevingsdienst; ik zie in de provincie Noord-Holland allerlei bewegingen, evenals vanuit Tata Steel zelf. Dit traject is onderweg, en ik vind dat wij als Kamer goed worden geïnformeerd. Ik heb daar ook geen opmerkingen over. Het is natuurlijk straks aan het kabinet om wijze dingen te doen voor wat betreft de juridische borging van de GER. Ik wil daarbij wel gezegd hebben dat een juridische borging via een vergunning mij een heel moeilijke weg lijkt te worden. Als het gaat om een juridische borging via maatwerkafspraken, dan laat ik het aan het kabinet om daarin keuzes te maken.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou, fijn om te horen dat de VVD in ieder geval via maatwerkafspraken de borging van de gezondheidseffectrapportage wil regelen. Terug naar mijn oorspronkelijke vraag over Defensie, want de VVD dook een beetje. We hebben een ILT-rapportage, waarin staat: Defensie houdt zich niet aan de afspraken, de vergunningen zijn verouderd en dat gaat ten koste van leefomgeving en mensen. Dus mijn concrete vraag is: vindt de VVD dit acceptabel? Of vinden zij net als de Partij voor de Dieren dat hierop actie moet worden ondernomen door de staatssecretaris?
De voorzitter:
Een reactie van de heer Buijsse. Graag niet al te lang.
De heer Buijsse (VVD):
Het is een enorm dilemma, zeg ik richting de Partij voor de Dieren. De huidige situatie bij Defensie is zwaar afgeschaald. In die situatie zitten we nu nog, maar er is een enorme groei van Defensieactiviteiten in het land te verwachten. De vergunningverlening is nu al beperkt. Er is straks een enorme toename van personeel bij Defensie en een internationaal belang om te mogen oefenen. Het is dus echt wel heel belangrijk dat we het goed geregeld hebben. Daar staan wij voor. In de signaalrapportage staat dat er politieke keuzes gemaakt moeten worden. Ik wil hier benadrukken dat het belangrijk is dat de vergunningverlening op orde is, maar we moeten wel aan de bak. Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De VVD blijft een beetje duiken en dat begrijp ik niet helemaal. Volgens mij kan de VVD gewoon uitspreken: ja, ik vind dat het achterstallige onderhoud aan vergunningen en afspraken gewoon moet worden geregeld. Ik zie de woordvoerder van de VVD knikken. Nou, dat is fijn. Mijn vervolgvraag is dan of de VVD het met mij eens is dat het draagvlak voor uitbreiding van Defensie tot waar nodig, wat de VVD dus wil, cruciaal is en dat je dat draagvlak voor de toekomst alleen maar kunt behouden als je netjes opereert, mensen daarin meeneemt en de grenzen voor gezondheid en milieu respecteert.
De heer Buijsse (VVD):
Ik denk dat we in die zin eigenlijk niet zo ... Ik duik helemaal niet. Ik wil juist iets aanstippen wat u volgens mij ook wilt aanstippen. Het is niet op orde, je wilt in de samenleving draagvlak behouden voor Defensie, en om dat draagvlak te behouden heb je een goed stelsel van vergunningverlening nodig. Maar ik wil in dit debat wel een dilemma op tafel leggen, namelijk dat de activiteiten van Defensie de komende jaren fors gaan uitbreiden. Het kan wat ons betreft niet zo zijn dat Defensie in een internationaal en geopolitiek speelveld zoals dat vandaag de dag bestaat, beperkt wordt, bijvoorbeeld door vergunningen en door een missend draagvlak. Er moet dus echt iets gebeuren op dit terrein, anders gaan mensen bezwaar maken en handhavingsverzoeken indienen. Dan krijg je een ongelijk speelveld, en dat willen we niet. Het moet dus gewoon goed geregeld worden.
De voorzitter:
Oké. Het woord is aan ... O, u heeft nog een interruptie van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoop dat het antwoord op mijn vraag kort is, want dan kan ik het nog meekrijgen voor ik moet gaan. Ik was eigenlijk niet van plan te interrumperen, maar toen hoorde ik ineens de heer Buijsse zeggen dat pfas een Europees vraagstuk is. Dat triggerde mij, juist door het artikel van vanochtend, waarin staat: "fabriek in Helmond loosde jarenlang pfas in riool". Dat heeft een enorme impact op zowel de mensen die daar wonen als op Nederland. Vindt de VVD, vindt de heer Buijsse, inderdaad dat dit probleem niet op nationaal niveau aangepakt moet worden, maar enkel Europees?
De heer Buijsse (VVD):
Het is natuurlijk niet zo dat Nederland niks doet. In eerdere debatten heeft de staatssecretaris uitvoerig stilgestaan bij de acties die nationaal ondernomen worden, meneer Bamenga. Een voorbeeldje daarvan is dat pfas tegenwoordig een ZZS is, een zeer zorgwekkende stof. Daar rust een minimalisatieplicht op. Bedrijven die pfas hanteren, moeten dus al richting minimalisatie van lozingen gaan. Ik denk dat het een heel goed besluit is. We zien ook wel dat het toezicht en de handhaving gewoon strakker zijn dan in het langere verleden. Ik doel bijvoorbeeld op Chemours; daar zitten we bovenop. Daar zorgt deze staatssecretaris ook voor. Wat dat betreft vind ik dat, nationaal gezien, goed beleid. We moeten ons oriënteren en focussen op Europees beleid, zodat daar verder stappen ondernomen worden.
De heer Bamenga (D66):
Fijn om te horen dat er iemand hier aan tafel blij is met de wat mij betreft non-actie van de staatssecretaris hierin. Je ziet dat bijvoorbeeld Frankrijk en Denemarken veel verder gaan met pfas. Die gaan gewoon naar een nationaal verbod toe. Die komen met actieplannen. Vindt de VVD niet ook dat wij zover moeten gaan, om juist de veiligheid en gezondheid van mensen, bijvoorbeeld die in Helmond uit het bericht van vanochtend, te waarborgen?
De voorzitter:
De vraag is aan de heer Buijsse gesteld.
De heer Buijsse (VVD):
Ik vind de landelijke aanpak van de staatssecretaris op dit moment voldoende. Wij staan dus niet achter het standpunt van de D66 om naar een landelijk verbod toe te gaan.
De voorzitter:
Het woord is aan de volgende spreker, de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik eerst even beginnen met de rondetafelgesprekken die we de afgelopen weken hebben gehad — de heer Bamenga verwees er net al naar — over Tata Steel. Daar kwam toch wel iets naar voren wat ik onder de aandacht wil brengen bij de staatssecretaris, namelijk de regierol. Tijdens de bespreking bleek gewoon dat men eigenlijk naar elkaar zat te kijken met de vraag wie de regierol gaat oppakken bij de gezondheidseffectrapportage. Dat is jammer, want er zaten bij die bijeenkomst bekwame mensen aan tafel. Daarom is mijn vraag aan de staatssecretaris: is hij bereid om dit op te pakken en te kijken wie hij kan aanwijzen voor de regierol? Of kan hij misschien zelf de leiding nemen in de regie via zijn ministerie? Graag helderheid hierover. Dat was mijn eerste vraag aan de staatssecretaris.
Voorzitter. Dan ga ik verder met geurhinder. Geurhinder is voor ieder mens verschillend. Wat de een lekker vindt ruiken, vindt de ander stinken. De geurbelasting wordt berekend met een verspreidingsmodel. We hebben eerder gezien dat modellen niet de daadwerkelijke waarden weergeven. De PVV is van mening en heeft ook al eerder gezegd: meten is weten. Stel niet in plaats daarvan vanachter een bureau met een natte vinger waarden vast. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om het principe "meten is weten" in het veld uit te laten voeren? Gaat hij ook het principe "haalbaar, betaalbaar en realistisch" toepassen?
De Europese Raad heeft een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit aangenomen, waardoor vanaf 2030 strengere eisen zullen gaan gelden voor fijnstof en stikstofdioxide. Ik vraag aan de staatssecretaris: houdt hij rekening met deze datum bij de implementatie van Nederlandse wet- en regelgeving?
Voorzitter. Nederland is een postzegel op de wereldkaart, waar het, gezien alle activiteiten die er zijn, bijna onmogelijk is om geen geluid te horen. Nederland is een van de dichtst bevolkte landen ter wereld. Dat zal niet verminderen. Geluid bepaalt vaak hoe fijn of juist hoe vervelend we een plek vinden, maar hoe we die geluiden ervaren, is voor iedereen anders. Geluidshinder is een gevoelswaarde. Wat hinderlijk en belastend kan uitpakken voor de een, is voor de ander geen probleem.
In zijn brief benoemt de staatssecretaris een aantal grote lawaaimakers, waaronder windturbines. Het voornemen is om een goed onderbouwd normenkader vast te stellen dat goed aansluit bij de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Maar in Nederland wordt een andere geluidsnorm voor windturbines toegepast dan in de rest van Europa. Nederland hanteert als toegestaan geluidsniveau het gemiddelde over een jaar, in tegenstelling tot de ons omringende landen, waar sprake is van grenswaarden voor geluid, die op geen enkel moment mogen worden overschreden. Doordat windturbines regelmatig stilstaan als het niet voldoende waait of stilgezet worden als er te veel wind is, zal de gemiddelde waarde niet zo gauw overschreden worden. Maar dat beschermt omwonenden in het geheel niet tegen de veel hogere geluidsoverlast. Bovendien is het door de turbine geproduceerde geluid een berekende waarde. De fabrikant maakt met computerprogramma's een berekening van het geluid dat de betreffende turbine zal produceren onder theoretische omstandigheden. Hoe valt die te controleren en door wie?
Mochten er toch nieuwe windturbines geplaatst gaan worden, dan is de oproep aan de staatssecretaris om rekening te houden met de nieuwste wetenschappelijke inzichten over gezondheidsrisico's en afstandsnormen. We praten momenteel in andere dossiers veel over gezondheidseffectrapportages, dus waarom niet bij windturbines? Graag een reflectie van de staatssecretaris. Wordt dit meegenomen in de nieuwe regelgeving, waardoor voor inwoners een betere rechtspositie wordt gewaarborgd?
Voorzitter. De PVV heeft meermaals aandacht gevraagd voor pfas en een verbod daarop. Ondertussen zien wij een andere wind waaien in Brussel, onder andere door het rapport van Draghi. In buurland Duitsland is men ondertussen expliciet tegen een totaalverbod op pfas. Als er alternatieven beschikbaar zijn, moeten de pfas-producten wel worden vervangen. Ook pleit Duitsland voor een evenwichtig Europees regelgevingskader, met een op risico gebaseerde aanpak in het chemicaliënbeleid binnen REACH. De vraag aan de staatssecretaris is met welke insteek hij nu het gesprek over dit onderwerp aangaat in Brussel.
Voorzitter. De staatssecretaris heeft eerder toegezegd in gesprek te gaan met de maritieme sector over het gebruik van producten met pfas waar geen alternatieven voor beschikbaar zijn.
De voorzitter:
Meneer Boutkan, u zit ruim over uw spreektijd heen. Wilt u afronden?
De heer Boutkan (PVV):
Mag ik deze vraag nog even afronden?
De voorzitter:
Als hij niet langer dan tien seconden duurt.
De heer Boutkan (PVV):
Binnen welke termijn gaat de staatssecretaris uitvoering geven aan deze toezegging?
De voorzitter:
Ik wou "keurig" zeggen, maar dat is het ook weer niet. Maar hartelijk dank. Er is een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
U zegt iets over geurhinder en over geluidshinder, specifiek geluidshinder door windmolens. Maar hoe kijkt de PVV aan tegen geurhinder in het algemeen? U zegt namelijk: de een vindt het vies ruiken, de ander niet. En wat betreft geluidshinder wilt u, als ik het goed begrepen heb, wel strengere eisen rondom een windmolen. Maar hoe kijkt u daar dan in het algemeen naar? Mensen kunnen namelijk ook ziek worden van geluidshinder door andere oorzaken, bijvoorbeeld de autosnelweg. Ik noem maar dingen. Ik vond het wel interessant dat u nu eens vraagt naar strengere regels. Ik had daar dus graag wat meer uitleg bij.
De voorzitter:
Dat is een vraag aan de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Laat ik eerst zeggen dat ik zeer blij ben dat mevrouw Wingelaar het goed vindt dat ik dit zo aan de orde stelde. Ik hoor weleens wat anders, namelijk. Ik kaart dit nu zo aan omdat de staatssecretaris in de brief die bij de stukken zat een aantal lawaaimakers benoemt, waaronder dus ook windturbines, en schrijft dat het kabinet daarmee bezig is. Maar ja, het kabinet zou voor 1 juli komen met nieuw beleid over windmolens. Dat heeft het voor zich uit geschoven. Als dat niet zo is, krijg ik dadelijk wel een correctie van de staatssecretaris, denk ik. Mij gaat het erom dat er regelmatig zaken naar voren komen bij het plaatsen van windmolens. Daarbij spelen kortere afstanden, laagfrequent geluid, slagschaduw enzovoort enzovoort een rol. Het lijkt dus wel — laat ik heel voorzichtig zijn in dezen — alsof we de gezondheidseffecten voor omwonenden op een ander niveau inschatten dan het mogelijk maken van het plaatsen van. Dat verbaast ons.
Dan de koppeling met geur. Het klinkt misschien raar, maar zal anderen misschien ook heel prettig in de oren klinken: ik vind de geur van mest erbij horen als ik door het Nederlandse landschap fiets, wandel of met de auto rijd. Sommigen zullen die geur vreselijk vinden, maar ik vind hem prima. Geurnormen zijn ook individueel bepaald. Maar we hebben nu eenmaal normen vastgesteld. Alleen, als je een norm gaat bepalen aan de hand van een computermodel ... We hebben het gezien met het stikstofmodel. Jongens, laten we toch even realistisch worden. Zorg ervoor dat je gewoon kan zeggen: het komt daarvandaan en het mag niet verder dan dit.
De voorzitter:
Graag afronden, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik kan er wel uren over praten.
De voorzitter:
Ik merk het, maar dat gaan we niet doen. Het woord is aan de heer Pierik voor een interruptie.
De heer Pierik (BBB):
Dan geef ik de heer Boutkan toch nog iets meer spreektijd. Hij geeft terecht aan dat geurhinder heel subjectief is. De een vindt mest fantastisch ruiken en de ander krijgt er hoofdpijn van, bij wijze van spreken. De PVV is altijd de partij van: meten is weten. Hoe denkt de PVV de geurhinder te kunnen meten op basis van een objectief criterium?
De heer Boutkan (PVV):
Ik zal mijn best doen om het kort te houden. Ik heb in de stukken gelezen dat de staatssecretaris verwijst naar het verspreidingsmodel. Dat is afgekort "V-Stacks". O, ik word door iemand alweer gecorrigeerd op het Engels! Ik denk dan: dat is weer een computermodel. Maar volgens mij zijn er tegenwoordig wel technieken die geur kunnen gaan bepalen. Maar ik ben er heel eerlijk in: daar heb ik, vermoed ik, minder verstand van dan de heer Pierik. Die is daar meer in thuis.
De voorzitter:
In dat geval geven wij het woord aan mevrouw Wingelaar als volgende spreker.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het stelsel dat we in Nederland hebben om de leefomgeving te beschermen doet op dit moment niet wat het zou moeten doen. Daarom is het goed dat er gewerkt wordt aan het versterken van het VTH-stelsel en dat onze omgevingsdiensten versterkt worden. In een eerder debat heb ik hier enkele oplossingen voor aangedragen. Ik ben blij om te zien dat het verschuiven van plustaken naar basistaken van omgevingsdiensten meegenomen gaat worden in het uitwerken van oplossingen voor het halen van de robuustheidscriteria. Nu is het belangrijk om voortvarend aan de slag te gaan met het wetsvoorstel.
Wel hebben we vragen bij het tijdspad. De omgevingsdiensten moeten op 1 april 2026 aan de robuustheidscriteria voldoen. Maar de wet die daarbij moet gaan helpen, gaat pas in op 1 juli 2026. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit wetsvoorstel op tijd gaat helpen om aan de criteria te voldoen?
Onlangs kwam het onderzoek van het RIVM over de uitstoot van schadelijke stoffen rondom Chemelot naar buiten. Dit onderzoek leidt tot heel veel zorgen. Met een nieuwe methode, de zogenaamde "Hazard-Indexmethode" of "HI-methode", is gekeken naar drie specifieke kankerverwekkende stoffen. Hoewel deze stoffen afzonderlijk voldoen aan de huidige milieuregels, blijkt dat de optelsom van deze drie zeer zorgwekkende stoffen toch een hoger risico op kanker oplevert. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft is kijken naar het gezamenlijke risico van meerdere stoffen in de lucht, dus niet per stof afzonderlijk, een goede zaak. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het gebruik van de Hazard Index verder toegepast gaat worden? Ziet de staatssecretaris kans om deze methodiek te verankeren in het vergunningenbeleid?
Ik ga verder, voorzitter. Ik zit nog niet zo heel lang in de Tweede Kamer, maar wel lang genoeg om ongeduldig te worden. Mijn eerste motie heb ik in september samen met collega Gabriëls ingediend. Daarin vroeg ik om te bezien of bodemregelgeving aangescherpt moet worden ten aanzien van het gebruik van Beaumix. Dat is iets waar men zich in Zuid-Limburg, bij de verbreding van de A2, grote zorgen om maakt. Dat onderzoek loopt — dat weet ik — maar ik wil weten wanneer het is afgerond en de resultaten met de Kamer gedeeld kunnen worden.
Voorzitter. Dit valt ook te bekijken als onderdeel van een bredere trend, namelijk dat we er in Nederland steeds te laat achter komen hoe schadelijk bepaalde stoffen voor onze leefomgeving zijn. Vervolgens hebben we nog langer nodig om iets te verbieden of terug te dringen. Pas als na jarenlang onderzoek blijkt dat een stof schadelijk is, worden er stappen genomen. Is de staatssecretaris het met me eens dat dat beter moet kunnen? Op deze manier kunnen stoffen jarenlang toegepast worden en grijpen we veel te laat in. Hoe kijkt de staatssecretaris naar het omkeren van de bewijslast, bijvoorbeeld voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen of voor de toepassing van nieuwe bouwmaterialen die gebaseerd zijn op industriële afvalstromen, zoals Beaumix en staalslakken? Hiermee bedoel ik: we passen het pas toe als aangetoond is dat het niet schadelijk is voor gezondheid en milieu.
Ik sluit af met het bericht in de krant van vanmorgen over Custom Powders in Helmond. Dat deed mijn collega ook al. Zeker vijftien jaar lang loosde deze fabriek pfas rechtstreeks in het riool. De verantwoordelijke wethouder daar noemt het "crimineel". Dat is het ook. De gemeente zit ook nog eens met hoge saneringskosten, terwijl de fabriek inmiddels failliet is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat kan de staatssecretaris doen om deze gemeente te ondersteunen om de claim neer te leggen bij Chemours? Het is namelijk een feit dat destijds DuPont op de hoogte was van deze praktijken. Terwijl ik deze vraag stel, weet ik al bijna wat het antwoord gaat zijn.
Ten slotte, voorzitter. Voelt de staatssecretaris door weer een incident niet meer urgentie voor regels en betere vergunningen, toezicht en handhaving?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Het woord is aan de volgende spreker, de heer Gabriëls. O, sorry. Er is een interruptie van de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik heb toch een vraag aan mevrouw Wingelaar. Zij stelde een vraag aan de staatssecretaris met betrekking tot de omgevingsdiensten en de wet. Maar ja, de omgevingsdiensten hebben jaren geleden al te horen gekregen dat ze moeten gaan toewerken naar die robuustheid. Het had de omgevingsdiensten dan ook gesierd als ze, vooruitlopend op de wet, robuust waren op 1 april 2026, zoals gevraagd. Deelt NSC deze mening? Tegelijkertijd, dat met de omgevingsdiensten toont ook aan ... Wat er nu in Limburg is gebeurd, is natuurlijk niet goed. Het is fout. Maar daarachter had de vraag moeten zitten waarom het niet eerder is geconstateerd door de toezichthoudende instanties. Dat heeft eigenlijk te maken met dezelfde vraag over de omgevingsdiensten en de robuustheid.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Helmond ligt trouwens niet in Limburg, maar in Brabant. Dat is het eerste.
De heer Boutkan (PVV):
Nou ja, Brabant dan. Ik versta ze niet!
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Wij hebben de vorige keer volgens mij goed meegedacht om, inderdaad, die robuustheidscriteria makkelijker te laten bereiken door de omgevingsdiensten. Dat was bijvoorbeeld door het verplaatsen van de basistaken. Ik vind dat omgevingsdiensten dat ook moeten zijn per 1 april 2026. Dat hebben we met elkaar afgesproken. Ik zit misschien wat minder streng dan u in de wedstrijd op het volgende punt. Als het doel in zicht is, vind ik dat belangrijker dan dat je welke maatregelen dan ook meteen gaat inzetten. Dus dat. Uw tweede vraag ben ik heel even kwijt.
De voorzitter:
O jee. Meneer Boutkan, wat was uw tweede vraag?
De heer Boutkan (PVV):
Heel kort. Mevrouw Wingelaar schetste de situatie met betrekking tot de illegale lozing die al jarenlang plaatsvond. Ik had de vraag of dat niet aantoont dat de toezichthouder, en daarmee de omgevingsdiensten, eigenlijk onvoldoende robuust waren om dat te kunnen constateren.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Nou, meneer Boutkan, deze omgevingsdienst heeft dat wél geconstateerd. Ze heeft zelfs een claim uitgeschreven. Daardoor is het bedrijf failliet gegaan. Ik kan de conclusie dat deze omgevingsdienst op dat gebied gefaald heeft, nu dus niet met u delen.
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie van de heer Buijsse voor mevrouw Wingelaar.
De heer Buijsse (VVD):
Een korte vraag voor mevrouw Wingelaar. Hoe kijkt mevrouw Wingelaar aan tegen het gedwongen behalen van de robuustheidscriteria door de omgevingsdiensten, oftewel dat als omgevingsdiensten nu bijvoorbeeld te klein zijn in schaal, er gedwongen gefuseerd moet worden?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dat moet geen verrassing voor de heer Buijsse zijn. Ik heb er de vorige keer namelijk een motie over ingediend dat wij tegen het gedwongen fuseren van omgevingsdiensten zijn.
De voorzitter:
Goed. Nu zie ik geen interrupties meer. Dan is de volgende spreker de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. "Eet geen groente uit eigen tuin." "Laat je kind niet spelen in zeeschuim." "Hier niet zwemmen." Afgelopen week, met Pasen, kwam er het advies: "Eet geen eitjes van hobbykippen." Pfas zitten overal. Ze gaan nooit meer weg. Ze zitten in ons voedsel, ons vruchtwater, onze moedermelk en ons bloed. Ze zijn slecht voor onze gezondheid. Het echte advies moet zijn: verbied die shit. Dat roept GroenLinks-Partij van de Arbeid al jaren.
Voorzitter. Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wat is de stand van zaken ten aanzien van de motie van GroenLinks-Partij van de Arbeid die oproept om voor de zomer een verbod op het lozen van pfas uit te werken? Hoe staat het met de pfas-restrictie in Europa? Zet de staatssecretaris zich scherp in om zo min mogelijk uitzonderingen door te laten en verder uitstel te voorkomen? Wat is het tijdspad? Is de staatssecretaris het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens dat er heel snel een verbod moet komen op pfas-houdende producten waar al alternatieven voor zijn? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij alvast pfas-houdende kleding gaat verbieden, zoals Frankrijk en Denemarken al hebben gedaan?
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, u heeft een interruptie van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
GroenLinks-Partij van de Arbeid is altijd heel stevig tegen pfas. Ik snap dat wel, want het is natuurlijk een heel vervelend goedje. Maar er zijn altijd toepassingen van pfas waar echt geen alternatieven voor zijn. Het wordt gebruikt in kunstmatige hartkleppen, in producten die levensreddend kunnen zijn. Is zo'n algeheel pfas-verbod niet killing voor een aantal mensen?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. Ik stel letterlijk de vraag aan de staatssecretaris of hij het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens is dat er heel snel een verbod moet komen op pfas-houdende producten waar al alternatieven voor zijn. Als er geen alternatieven voor zijn, zullen we als de wiedeweerga samen met de industrie innovaties moeten aangaan en zo snel mogelijk naar alternatieven moeten zoeken. Het alternatief is immers dat pfas, zoals blijkt uit de dagelijkse berichten, zich ophoopt in het bloed, in het lichaam, en dat kan niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid. Het is ook aangetoond dat het dat niet is. Wij zijn dus voor onderzoek naar alternatieve, pfas-loze innovaties. Maar over bullshitproducten zoals regenjassen of bepaald textiel zeggen wij: verbied die shit.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Pierik. Ik zou u allemaal willen vragen om iets korter in uw vragen en antwoorden te zijn.
De heer Pierik (BBB):
Dat ga ik zeker doen; ik ben altijd van de korte vragen. Dus zolang er geen alternatieven zijn voor sommige producten, wil ook GroenLinks-Partij van de Arbeid een soort gedoogbeleid voor het gebruik van pfas?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Als het om levensbedreigende, zeer belangrijke toepassingen gaat, begrijpen wij dat er naar alternatieven gezocht moet worden en dat tot die tijd die productgroepjes — het gaat om een klein percentage — niet kunnen worden uitgezonderd. Maar over alle andere materialen, de frivoliteiten waarvoor producenten pfas gebruiken, zeggen wij, nogmaals: verbied die shit.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Het kan niet zo zijn dat onafbreekbare schadelijke chemicaliën zich ophopen in onze lichamen omdat producenten vinden dat er pfas moet zitten in bepaalde bullshitproducten. Verbieden die hap!
Dan Tata Steel. Bijna 100 van de 108 ovens van Kooks- en Gasfabriek 2 lekken gif. En dan is er nog nieuws van het RIVM dat er veel te veel kankerverwekkende paks in de IJmond zijn. Er moet snel iets gebeuren. Exact een jaar geleden diende ik een motie in om per direct te starten met een gezondheidseffectrapportage. De methodiek daarvoor is inmiddels af; dank aan het RIVM. Kan de staatssecretaris nog voor het meireces een onafhankelijke verantwoordelijke aanwijzen, zoals de heer Boutkan het noemde, die deze GER zo snel mogelijk uitvoert? Geen geborgde gezondheidswinst, geen maatwerkafspraken.
De voorzitter:
De heer Gabriëls heeft een interruptie van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Over de GER gesproken: het klinkt heel eenvoudig wat de heer Gabriëls hier stelt. Maak een GER, maak 'm onderdeel van de maatwerkafspraken en alles is geregeld. Maar zo simpel is de praktijk natuurlijk niet. We hebben vorige week een technische briefing gehad over de GER, met verschillende experts. Bij mij zijn twee dingen blijven hangen. Enerzijds heb je de juridische borging die gevraagd is. Anderzijds heb je de snelheid waarmee je de juridische borging zou willen regelen. Dit komt steevast niet terug in het verhaal van GroenLinks-PvdA. Ik vraag de heer Gabriëls om een duiding te geven: wat is nou belangrijker, snelheid of juridische borging?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ten eerste: wij benoemen gezondheid in ieder geval. De VVD heeft het over lachgascilinders en over de concurrentie van het KNMI met weerbedrijven. Dat ten eerste. Ten tweede. Die gezondheidseffectrapportage en de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond moeten zo snel mogelijk worden meegenomen in de maatwerkafspraken. Wij vinden ook dat er heel snel maatwerkafspraken moeten plaatsvinden. Daarom zetten wij druk — dat zult u dadelijk ook horen — op het aanwijzen van een verantwoordelijke, op een gezondheidseffectrapportage, op het in kaart brengen van gezondheidswinst en natuurlijk op juridische borging. Ik zou het heel fijn vinden als de heer Buijsse van de VVD samen met ons zorgt voor die juridische borging, zodat de omwonenden van Tata Steel in ieder geval een gezondere toekomst tegemoet kunnen zien.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Een GER is niet verkeerd; laat ik dat vooropstellen. Natuurlijk moeten we aan gezondheid werken. Voor mij was heel lang het beeld dat GroenLinks-PvdA twee onverenigbare zaken met elkaar wilde verenigen, namelijk: we willen de GER borgen in de vergunningsverlening en het moet nu gebeuren. Dat gaat dus gewoon niet. Wij willen best wel samenwerken. Ik wil graag de verbinding leggen om daar stappen in te zetten, maar de illusie dat je via een vergunning de GER juridisch geregeld gaat krijgen … Dat gaat wat ons betreft gewoon niet gebeuren. Mijn vraag aan de heer Gabriëls is hoe hij dat bekijkt.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Fijn dat de VVD een stap wil zetten op gezondheid op dit vlak. Dank u wel, ook voor de uitgestoken hand om daarin meer samen te werken. Ik zou het fijn vinden om de VVD in het gezondheidskamp te trekken.
Ten aanzien van de juridische borging: als het niet via de vergunningssituatie kan, moet het via een joint letter of intent of wat dan ook. Maar hoe dan ook zal Tata gewoon juridisch gehouden moeten worden aan gezondheidswinst voor omwonenden, want het kan zo niet langer. Dat kan via een joint letter of intent. Het liefst gaat het via een vergunning, maar de heer Buijsse heeft aangegeven dat dat niet kan. Wij willen dat het hoe dan ook juridisch geborgd wordt. Wij willen in ieder geval dat Tata concreet aanspreekbaar wordt om gezondheidswinst af te dwingen.
De voorzitter:
Tot slot de heer Buijsse, voor zijn laatste interruptie. O, toch niet. Meneer Gabriëls, de rest van uw betoog alstublieft. O, excuus. Ik zie nu dat het lid Kostić ook een vraag heeft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Volgens mij waren we beiden bij de briefing over de gezondheidseffectrapportage. Daarbij zei de gezondheidsexpertgroep: we hebben een jurist voor de doorvoering van de GER in de vergunningen, en die heeft goede ideeën over hoe je dat zou kunnen regelen. Is GroenLinks-PvdA het met ons eens dat we de staatssecretaris moeten vragen om in gesprek te gaan met die jurist, om te bekijken of we daarvan iets kunnen leren en meenemen?
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Wij zijn dat biljoentriljard procent eens met het lid Kostić. Bij dezen vraag ik de staatssecretaris om op die vraag te reageren. Dan hoeft het lid Kostić dat niet meer te doen.
De voorzitter:
U kunt verder met uw betoog.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Er is een andere motie die we exact een jaar geleden hebben ingediend, over de GER als generiek instrument in vergunningverlening. Dat betreft datgene waarom de heer Buijsse vraagt, namelijk: hoe gaan wij gezondheid verankeren in vergunningverlening van de toekomst, in plaats van nu alleen maar te sturen op normen? Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij al bezig is met dat traject. Wat mij betreft hoeft hij niet te wachten op het Tata-traject. Graag een reactie daarop.
Dan het vuurwerkverbod. De aangenomen motie-Bikker/Boswijk heeft de staatssecretaris gevraagd de AMvB voor de ontheffingsbevoegdheid zo spoedig mogelijk uit te werken, zodat het verbod niet wordt vertraagd. Is de staatssecretaris al begonnen met de uitwerkingen? Zijn de relevante betrokkenen, zoals gemeenten en politie, al betrokken? Is de analyse voor een veilige komende jaarwisseling al gestart? Wij verwachten een drama komend jaar. Hoe gaat het met de ontwikkelingen in de vuurwerkvoorraden? Zijn de gesprekken hierover met de betrokkenen al gestart? En wanneer kunnen we de analyse voor een veilige jaarwisseling in 2025 verwachten?
Dan staalslakken. Afgelopen dinsdag heeft de Kamer een oproep gedaan om op korte termijn een meldplicht voor toepassing van staalslakken in te voeren. Deze restproducten van staalproductie zorgen op sommige plekken voor milieuschade en dus gezondheidsschade. Graag wil ik zo snel mogelijk een brief over hoe en in welk tijdpad de staatssecretaris deze motie gaat uitvoeren. Kan de staatssecretaris hier alvast een reactie op geven?
Voorzitter. Dit alles gaat over zorgen en over het voorkomen van zorgen over de gezondheid van mens en dier, en dus ook over het voorzorgsprincipe. Afgelopen week kregen we de resultaten van een juridisch onderzoek naar aanleiding van een motie van GroenLinks-Partij van de Arbeid om het voorzorgsprincipe beter te verankeren in de wet. De conclusie van dat onderzoek was: de informatiepositie van het bevoegd gezag moet versterkt worden, zodat ze het voorzorgsprincipe beter kunnen toepassen. Het beste kan dat door parallel in te zetten op onderzoeken, zoals het Impulsprogramma Chemische Stoffen, en door het concreter beschrijven van de informatiepositie in de wet. Denk bijvoorbeeld aan een rapportageverplichting voor bedrijven. Kan de staatssecretaris toezeggen dit te gaan doen?
Voorzitter. Het is daarbuiten een teringzooi op het gebied van milieu. We hebben bijna nooit echt tijd om uitgebreid hierover te spreken, want dan gaat de VVD het over lachgascilinders en het KNMI hebben, maar het is me gelukkig gelukt om deze onderwerpen binnen de tijd te benoemen.
De voorzitter:
Ik wou zeggen "het woord is aan de heer Pierik", maar ik begrijp dat de heer Buijsse een persoonlijk feit wil maken.
De heer Buijsse (VVD):
Een persoonlijk feit. De VVD wordt er meermaals van beticht dat wij buiten de inhoud van het commissiedebat Leefomgeving gaan, maar alle punten die ik aan heb gehaald in mijn bijdrage aan het debat, betreffen stukken die gewoon op de agenda staan. Dat wil ik toch eventjes gezegd hebben.
Ik wil ook een punt maken van het taalgebruik van de heer Gabriëls. Meermaals gaan het woord "shit" en allemaal andere woorden over tafel die niet thuishoren in een debat. Ik stoor me daaraan.
De voorzitter:
Waarvan akte, meneer Buijsse. Een korte reactie van de heer Gabriëls, maar ik wil eigenlijk graag door naar de volgende spreker. Dus heel kort!
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De VVD kiest zelf de belangrijke onderwerpen ten aanzien van milieu die de VVD hier wil bespreken. Wij kiezen ook zelf hoe we daarop reageren. De belangrijke zaken ten aanzien van milieu en gezondheid worden op geen enkele wijze benoemd. En daarom benoem ik het telkens zo. Ik vind dat zeer spijtig voor een partij die zegt het wel belangrijk te vinden, maar er vervolgens op geen enkele wijze in dit soort debatten aandacht aan schenkt.
Met betrekking tot het taalgebruik denk ik: als u normeert naar mij, kunt u het ook naar heel veel anderen doen, inclusief naar uzelf, want volgens mij heb ik geen hele rare woorden gezegd.
De voorzitter:
Het kan zijn dat daar de meningen over verdeeld zijn, maar ieder lid gaat inderdaad over zijn eigen woorden. Ik geef graag het woord aan de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Het recente geuronderzoek, uitgezet door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, roept bij BBB niet alleen vragen op, maar ook verbazing en onbegrip. Wat hier niet gebeurt, is eerlijk en objectief onderzoek uitvoeren. Er is onderzoek uitgezet dat boeren in een kwaad daglicht stelt en dat de schijn van vooringenomenheid nauwelijks weet te vermijden.
Laten we eerst op basis van onze onvolprezen wetenschappelijke instituten vaststellen wat de belangrijkste bronnen van geurhinder zijn. Ik citeer uit het rapport van het RIVM, Onderzoek Beleving Woonomgeving. In dit rapport staan de glasheldere feiten: buren, barbecues, vuurkorven, open haarden en allesbranders veroorzaken meer ernstige geurhinder dan de landbouw. Bij eerstgenoemde geurbronnen ervaart ruim 5% van de omwonenden ernstige geuroverlast en bij agrarische bedrijven en bij het uitrijden van mest is dat 2,5% van de omwonenden. Bovendien zien we dat de geurhinder veroorzaakt door stallen de laatste jaren juist afneemt, aldus het RIVM.
Voorzitter. Laten we duidelijk zijn: geurhinder kan een serieus probleem zijn. Mensen die naast een boerderij wonen, verdienen het dat hun zorgen serieus worden genomen, maar bij beleid hoort ook eerlijk zijn en een wetenschappelijke onderbouwing. Dit betekent dat alle belangrijke geurbronnen die voor hinder kunnen zorgen, moeten worden meegenomen in een onderzoek.
In het recente geuronderzoek van IenW zien we bijvoorbeeld een vraag als: heeft de geur van de stallen van veehouderijen in uw woonomgeving weleens invloed op uw sociale leven, bijvoorbeeld doordat u minder vaak bezoek wilt ontvangen of minder buitenactiviteiten onderneemt? Wat is dit? Is dit een serieuze onderzoeksvraag of is dit suggestieve stemmingmakerij? Ik vraag de staatssecretaris hoe hij dat ziet. Een vraag als deze duwt mensen bewust in een negatieve richting. Mensen gaan situaties zoeken waarin ze keer op keer last hebben gehad van geuroverlast.
Is de staatssecretaris het met ons eens dat dit soort vragen de objectiviteit van het onderzoek ondermijnt? En is er überhaupt gecontroleerd of de vragen neutraal geformuleerd zijn? En wie heeft de vragen opgesteld? Wat was het doel van het onderzoek? Waren er ook vertegenwoordigers van de agrarische sector bij betrokken? Waar was het onderzoek voor bedoeld? En de allerbelangrijkste vraag is natuurlijk: wat wordt er gedaan met de onderzoeksresultaten?
Dan de zogenaamde motivatieprikkel, een verloting van VVV-bonnen onder de deelnemers. Wat is het doel hiervan? Wordt hiermee werkelijk beoogd om betrouwbare en genuanceerde antwoorden te verzamelen of is het de respons afkopen? Of is dit in werkelijkheid een recept voor gekleurde reacties, waarbij mensen uit eigen belang of nieuwsgierigheid meedoen zonder een eerlijke weergave van de persoonlijke ervaringen? Kan de staatssecretaris garanderen dat deze financiële prikkel geen invloed heeft op de objectiviteit van de uitkomsten?
Voorzitter. Geurbeleving is subjectief. Wat de één …
De voorzitter:
Meneer Pierik, u heeft een interruptie van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik ben even stil, omdat ik niet goed weet hoe ik dit moet gaan formuleren. Wat is volgens u dan wel een objectief onderzoek?
De heer Pierik (BBB):
Ik heb gerefereerd aan het onderzoek van het RIVM waarin geurhinder landsbreed wordt onderzocht en waarbij niet alleen gekeken wordt naar de geurhinder rondom boerderijen, maar naar geurhinder in heel Nederland. Dan kom je tot een veel breder beeld van wat voor ernstige geurhinder mensen ervaren. Dan kom je tot de conclusie dat vuurkorven, barbecues, open haarden en allesbranders — ik heb het al opgesomd — veel meer mensen, veel meer omwonenden, meer pijn en hinder opleveren dan de hinder die mensen rondom een boerderij ervaren. Ik denk dat we die kennisinstituten tekortdoen als we daar geen lering uit trekken.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar u vindt het betrekken van omwonenden en het bevragen van omwonenden over dit thema niet relevant?
De heer Pierik (BBB):
Dat vind ik zeker relevant, maar dat is dan wel gedaan door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Zij weten hoe je een doelgroep moet stratificeren, hoe je een onderzoek moet opzetten en hoe je vragen moet stellen. Ik ben me echt helemaal kapotgeschrokken van een vraag die ik net voorlas, namelijk: "Heeft de geur van stallen van veehouderijen in uw woonomgeving weleens invloed gehad op uw sociale leven, bijvoorbeeld doordat u bezoek niet wilde ontvangen of minder buitenactiviteiten ondernam?" Dat zijn vragen die er bij het vragenlaboratorium van het CBS, waar ik 34 jaar gewerkt heb, in ieder geval nooit in gekomen zouden zijn.
De voorzitter:
Meneer Pierik, u kunt uw betoog vervolgen.
De heer Pierik (BBB):
Ik ga nog even verder.
Voorzitter. Geurbeleving is subjectief; dat blijkt uit alles. Wat de één storend vindt, merkt de ander niet eens op. Toch kiest het ministerie ervoor om vooral te leunen op individuele beleving in plaats van te investeren in objectieve metingen van geurbelasting. Waarom? Waar blijft de wetenschappelijke aanpak gebaseerd op feiten in plaats van subjectieve cijfers over geurbeleving? Daarom stellen we de staatssecretaris vandaag een aantal concrete en kritische vragen. Gaat de staatssecretaris ook extra onderzoek doen naar de geurbronnen die omwonenden veel meer ernstige geurhinder opleveren dan de landbouw? Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat de stem van veehouders even zwaar weegt in dergelijke onderzoeken? Kan de staatssecretaris garanderen dat deze onderzoeken niet alleen maar een verzameling van klachten gaan worden? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de subjectieve uitkomsten van deze belevingsenquête niet gaan leiden tot aanscherping van de geurnormen? En is de staatssecretaris bereid om dit onderzoek direct te stoppen en een wetenschappelijk instituut te betrekken bij dergelijke onderzoeken?
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Pierik?
De heer Pierik (BBB):
Voorzitter. BBB staat pal achter onze boeren. De BBB gelooft in eerlijke besluitvorming en respect voor onze boeren. Wij vragen aan de staatssecretaris: trek aan de noodrem en voorkom dat dit onderzoek dadelijk als politiek wapen wordt ingezet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. De ILT signaleert dat Defensie zich niet houdt aan afspraken. Vergunningen zijn verouderd of niet op orde. Is de staatssecretaris het met ons eens dat dit onacceptabel is en het draagvlak voor Defensie schaadt? Kan de staatssecretaris voor de zomer een brief naar de Kamer sturen waarin hij uitlegt hoe hij ervoor gaat zorgen dat de ILT-signalen worden opgepakt en de vergunningen van Defensie worden aangepakt, zodat mens en milieu voldoende worden beschermd?
Dan aanslagreinigers met het gif DDAC en een lekker zoet smaakje. Katten krijgen er brandwonden van en het is heel schadelijk voor de leefomgeving. Kan de minister toezegging het gif in groeneaanslagreinigers te verbieden? Hij had daar vorig jaar de kans toe, met een wet die er kant-en-klaar lag, maar die heeft hij van tafel geveegd. Komt hij dit jaar nog met die wet?
Dan iets over de andere bronnen van schade aan de gezondheid. Bijna driekwart van de Nederlanders maakt zich zorgen over zijn gezondheid door de uitstoot van schadelijke stoffen. We voldoen nergens aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Luchtvervuiling is na roken de grootste veroorzaker van gezondheidsschade in Nederland. Dat kost dit kabinet ook miljarden. Wil de staatssecretaris zich inzetten om te voorkomen dat er vanaf 2026 minder geld voor schone lucht komt? Kan hij de Kamer hierover vóór Prinsjesdag berichten? Op welke termijn verwacht de staatssecretaris de nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit te implementeren in het Nederlandse beleid? Welk bedrag hoort daarbij? Mensen hebben een staatssecretaris nodig die naast ze staat en actie toont in plaats van blijft hangen in onderzoeken.
Uit een conservatieve schatting van Natuur & Milieu blijkt dat er nu jaarlijks 7 miljard aan schade wordt toegebracht aan de leefomgeving van mens en dier door de uitstoot van industrie. Slechts 2% van de bedrijven veroorzaakt 75% van de schade. Met stip op één staat daarbij natuurlijk Tata Steel. Kan de staatssecretaris toezeggen voor de zomer met een brief te komen waarin hij uitlegt hoe hij de kennis over deze maatschappelijke kosten expliciet meeneemt in keuzes in de begroting en in beleidsafwegingen?
Voorzitter. Omwonenden van Tata Steel hebben jarenlang moeten vechten om erkenning te krijgen dat Tata ze ziek maakt en hun leefomgeving vervuilt. Tata heeft dat altijd ontkent. De overheid heeft jarenlang niet ingegrepen. Het is dankzij burgers zoals Dirk dat er een paar jaar geleden eindelijk wat handhaving kwam. Maar Dirk zit nu thuis met kanker. Hij appte me hoe pijnlijk hij het vond dat de staatssecretaris, tijdens het laatste vragenuur over de vervuiling en misleiding door Tata, Tata verdedigde en nul sympathie toonde richting de omwonenden. De overheid heeft ongelofelijk veel goed te maken bij de burgers. De staatssecretaris moet nu dus echt in actie komen.
De toezichthouder noemt Tata calculerend en opportunistisch en signaleert dat het bedrijf regels overtreedt en decennia oude onderdelen die kankerverwekkende stoffen lekken, blijft gebruiken. De toezichthouder heeft er geen vertrouwen in dat dit verbetert. De eerdere beloftes van Tata worden niet nagekomen. De Reclame Code Commissie heeft Tata ook al betrapt op een leugen bij zijn beweringen over vermindering van kankerverwekkende stoffen. Dan is het minste wat de staatssecretaris richting omwonenden kan doen, toch Tata veroordelen? Is hij daartoe bereid? Kan de staatssecretaris afspraken maken met een bedrijf dat dit gedrag laat zien en keer op keer mensen en de overheid aantoonbaar misleidt? Ik wil daar echt een uitgebreide reflectie op. Dit is namelijk geen incident meer, maar een structureel probleem. Omwonenden worden erdoor kapotgemaakt.
Voorzitter. Dan een andere grote bron van gezondheidsschade: de vee-industrie. Veehouderijen mogen nog altijd meer stank veroorzaken dan andere bedrijven. Omwonenden van veehouderijen worden ziek. De GGD roept al jaren om actie. De staatssecretaris is bezig met het aanpassen van de wetgeving. Recent stuurde hij allerlei onderzoeken over de gevolgen van aangescherpte normen voor de veehouders naar de Kamer. Dat is prima. Maar dit mag er niet toe leiden dat de uitspraak van de rechter wordt genegeerd en dat de winst van de agro-industrie weer boven de gezondheid van burgers wordt geplaatst. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de gezondheid van omwonenden centraal staat bij het aanscherpen van de normen straks?
Dan de staalslakken. ILT heeft geconcludeerd dat de huidige regelgeving het milieu en de gezondheid onvoldoende beschermt. Nu laat ze zien dat in bijna alle onderzochte gevallen, zelfs bij goed gebruik van de staalslakken volgens de regels, het milieu te veel wordt geschaad. Hoe rijmt de staatssecretaris dit met zijn stelling dat overheden voldoende juridische armslag hebben om op te treden tegen het gebruik van staalslakken? Hoe kunnen overheden optreden als er zelfs bij gebruik volgens de regels milieu- en gezondheidsschade kan optreden? Wil de staatssecretaris op basis van inzichten van ILT kijken wat er nodig is om de risico's voor mens en milieu wél wettelijk af te dekken? Kan hij ons daar voor de zomer over informeren? Is de staatssecretaris het met de Partij voor de Dieren eens dat er, gezien alle ontwikkelingen ...
De voorzitter:
Lid Kostić, ik wil u vragen om nu af te ronden, alstublieft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, dat ga ik doen. Is de staatssecretaris het met de Partij voor de Dieren eens dat er, gezien alle ontwikkelingen, niet meer gesproken kan worden van een veilige toepassing van de staalslak? Zo nee, kan de staatssecretaris vijf voorbeelden geven waarin staalslakken wél goed ingepakt zijn en geen schade berokkenen?
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Zoals ik het richting de heer Gabriëls gevraagd heb, vraag ik het ook aan het lid Kostić. Het gaat over de GER voor Tata Steel. We hebben het daar tijdens de briefing uitgebreid over gehad. Ik hoorde zojuist van de heer Gabriëls dat het voor hem voldoende is als er voor wat betreft de GER een compromis gevonden wordt, dus als het in de joint letter of intent komt en niet in de vergunningverlening. Staat u daar hetzelfde in als de heer Gabriëls?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb het woordje "compromis" niet gehoord in de woorden van GroenLinks-PvdA, maar goed. Het zijn in ieder geval niet mijn woorden. Het gaat erom dat we er nu eindelijk voor zorgen dat de omwonenden ons weer kunnen vertrouwen. Ik heb net, en in meerdere debatten, uitgebreid geschetst dat Tata de boel gewoon bedondert. Meerdere malen heeft het ons voorgelogen. Als er een soort conceptmaatwerkafspraken worden gemaakt, wil je dat keihard wordt vastgesteld wat het plan van Tata zal behelzen en welke maatregelen het moet nemen. Maar voordat dat wordt vastgesteld in die maatwerkafspraken, wil je het toetsen op gezondheidseffecten. Dus: welke gezondheidseffecten behalen we hiermee? Dat wil je eerst in kaart gebracht hebben, voordat wij als Kamer definitief beoordelen of die maatwerkafspraken goed genoeg zijn. Daar gaat die gezondheidseffectrapportage in eerste instantie over. In tweede instantie gaat het erover het uiteindelijk te borgen in maatwerkafspraken, voor de langere termijn. Daarvoor heb ik net een suggestie gedaan richting de staatssecretaris. Ik hoop dat de VVD die wil omarmen, als ze gezondheid serieus neemt. Die suggestie is namelijk om in gesprek te gaan met de jurist van de Expertgroep Gezondheid IJmond.
De voorzitter:
Wilt u afronden, alstublieft?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja. Daarna moet hij kijken hoe dat in de vergunningen zou kunnen worden verwerkt.
De voorzitter:
Ondertussen is de heer Stoffer van de SGP binnengekomen. Welkom in dit debat. De heer Boutkan heeft een interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
De heer Gabriëls was eerst.
De voorzitter:
De heer Gabriëls heeft geen interrupties meer om te gebruiken.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar ik werd wel genoemd. Er werden mij woorden in de mond gelegd door de heer Buijsse. Die wil ik rectificeren, als dat kan.
De voorzitter:
Een punt van orde dus, wat u betreft.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja. We hebben niet gezegd dat de juridische borging zomaar in de joint letter of intent kan. Ik heb het volgende gezegd. Ik heb sowieso beaamd wat het lid Kostić gezegd heeft over het spreken met de juridisch adviseur. Maar het maakt ons niet uit. Het liefst komt het in de vergunning of in de joint letter of intent, als het maar keihard juridisch geborgd wordt. Zo kunnen omwonenden en de omgevingsdienst Tata aanspreken op zijn gezondheidsfalen.
De voorzitter:
U heeft dat bij dezen nog even toegelicht. De heer Boutkan heeft een interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
De gezondheidseffectrapportage is natuurlijk heel actueel. Wat de PVV betreft moet het gelijk oplopen. Volgens mij zaten het lid Kostić en ondergetekende bij hetzelfde rondetafelgesprek. Laat ik het maar even zo zeggen: op ons kwam het als volgt over. "Laat het implementeren van de gezondheidseffectrapportage nou niet de blokkade zijn om te komen tot verbeteringen bij Tata Steel." De vraag aan het lid Kostić is als volgt. We moeten toch met z'n allen werken aan een betere omgeving, ook voor de omwonenden. Hoe kijkt het lid Kostić dan tegen deze situatie aan? We hebben de directeur van de omgevingsdienst gehoord. Die heeft gezegd: ik zit ook gebonden aan de MER. Hoe ziet het lid Kostić het dan voor zich dat de gezondheid tóch geborgd wordt, zonder vertraging?
De voorzitter:
Het woord is aan het lid Kostić. Graag een korte reactie, zeg ik met nadruk.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een terechte vraag, maar die blijft wel steeds terugkomen. Wat iedereen hier volgens mij vergeet, is dat we het doen voor de gezondheid. Ik kan dat niet vaak genoeg benadrukken. Je kan hier als Kamer dus helemaal geen maatwerkafspraken neerleggen om de zogenaamde snelheid, voordat je in kaart brengt wat het effect op de gezondheid is en of dat voldoende is. Ik blijf het dus herhalen: de Kamer heeft de verantwoordelijkheid om dat eerst goed te borgen. Dat heeft de Kamer, inclusief de PVV, trouwens ook uitgesproken. Dat wil ik hier dus gewoon geborgd zien. Dan kunnen we verder met het definitief tekenen van maatwerkafspraken. Maar dát moet eerst geborgd worden.
De voorzitter:
Goed. Dan is nu het woord aan de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Excuses voor mijn late binnenkomst. Af en toe heb je, zo net voor een reces, dat niet alles lukt. Maar ik ben blij dat jullie, collega's, zo lang gesproken hebben dat ik mijn eerste termijn toch nog kan doen. Dank daarvoor.
Voorzitter. Onlangs werden we opgeschrikt door het RIVM-advies om geen eieren van hobbykippen meer te eten. Dit vanwege verhoogde pfas-concentraties verspreid door het land. Het advies riep bij de SGP vragen op. Het gaf kippenhouders geen handelingsperspectief. We wachten de antwoorden op onze Kamervragen hierover af. Ik benoem het omdat het onderstreept wat de enorme impact van de pfas-problematiek is.
Het verspreiden van schadelijke pfas moet aan de voorkant gestopt worden. Hoe kan het dat België veel beter in beeld heeft welke bedrijven pfas lozen? Hoever zijn wij daarmee, is mijn vraag aan de staatssecretaris.
Ook aan de achterkant ligt een grote opgave. Pfas komt namelijk overal voor. Het werkveld geeft aan dat middelen niet doelmatig besteed worden. Enerzijds gaat het saneren van risicolocaties veel meer kosten dan we aan middelen hebben. Anderzijds wordt er bij nieuwe projecten, vanwege de strakke kaders, voor miljoenen euro's geïnvesteerd in het verwijderen van kleine hoeveelheden pfas. Kunnen we dit niet anders organiseren, zodat middelen ingezet worden op die plaatsen waar de meeste risico's zijn?
Voorzitter. Dan de staalslakken. Ook LD-staalslakken zorgen namelijk voor milieurisico's. De kern van het probleem is volgens mij dat het nu niet vereist is om staalslakken zo te isoleren dat ze niet in contact kunnen komen met regen en grondwater. ILT noemt het opvallend dat er bij een project waar bovenwettelijk afdekfolie was toegepast, juist geen milieuprobleem was geconstateerd. Het kan dus wel, mits voor voldoende afdekking wordt gezorgd. Het is prima om naar alternatieve toepassingsmogelijkheden te kijken, maar kijkt de staatssecretaris ook naar aanscherping van de toepassingseisen, is daarbij mijn vraag. We horen graag hoe de staatssecretaris de motie voor een meldplicht bij toepassing van staalslakken gaat uitvoeren.
De staatssecretaris gaat in zijn brief voorbij aan bestaande situaties met milieuproblemen. Dan gaat het soms om grote hoeveelheden staalslakken die er nog steeds liggen en waar zware metalen uit spoelen. Mijn vraag is hoe we die bestaande situaties gaan aanpakken.
Na de overstromingen in Zuid-Limburg voltrok zich een stille ramp. Via riooloverstorten kwam allerlei viezigheid, waaronder grote hoeveelheden zware metalen, op weilanden terecht. Boeren verloren tientallen koeien aan vergiftiging, blijkt nu. Gemeenten en waterschappen wijzen naar elkaar. Riooloverstorten, maar ook door verkeerde aansluitingen lekkende riolen, zorgen voor vervuiling, en niet alleen in extreme omstandigheden. Je wilt toch niet dat dit vieze water op weilanden of in waterspeeltuinen terechtkomt? Mijn vraag is hoe hierop wordt toegezien en hoe er verantwoordelijkheid wordt genomen.
Voorzitter. Dan de geurnormen. Het is lastig om grip te krijgen op geurhinder. Het hoort tot op zekere hoogte bij het leven op het platteland. Veel omwonenden van stallen, ook dichtbij, geven aan dat ze er geen last van hebben, terwijl er ook mensen zijn op meer dan een halve of zelfs een hele kilometer van stallen die zich ernstig gehinderd voelen. De SGP pleit daarom voor terughoudendheid met rigide geurnormen voor bestaande stallen.
Houdt de staatssecretaris er rekening mee dat via de saneringsregelingen in de stikstofaanpak honderden veehouderijen opgekocht worden? Maakt de staatssecretaris verschil tussen woningen die in het verleden gekoppeld worden aan een veehouderijbedrijf en andere woningen? In het eerste geval had je kunnen weten waar je terechtkwam. Daar moeten we wat ons betreft dan niet moeilijk over gaan doen.
Voorzitter. Tot slot de geluidsregels voor windparken. Waar blijft de aanscherping van de geluids- en afstandsnormering voor windparken? De huidige geluidsnormen zijn gebaseerd op gemiddelden. Die doen geen recht aan de geluidshinder en gaan voorbij aan de problemen door laag frequent geluid. De Raad van State heeft een streep gezet door deze normen. De voorgenomen verlenging van de overbruggingsregeling is een zwaktebod. Wanneer komt het kabinet met een serieuze aanscherping van de geluidsnormering en een duidelijke afstandsnorm?
Voorzitter. Kortom, er is genoeg werk aan de winkel om onze leefomgeving schoner en veiliger te maken. Het is minder vanzelfsprekend dan de samenleving misschien denkt. Daarom vraagt het om waakzaamheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. We zijn toegekomen aan het einde van de eerste termijn. We gaan het debat even schorsen. Ik wil vragen of 20 minuten …
Staatssecretaris Jansen:
Er zijn best veel vragen gesteld, voorzitter. Dat is heel mooi, maar ik heb er dan wel ruim 40 minuten voor nodig, denk ik.
De voorzitter:
40 minuten is echt te lang. Er zit ook veel overlap in. Ik zou u dan willen vragen …
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter, ik heb vier pagina's vol met vragen. Een fractie heeft volgens mij 27 vragen gesteld.
De voorzitter:
Ik wil u vragen om 30 minuten in acht te nemen, alstublieft. Kijk wat u doen kunt binnen die tijd.
Staatssecretaris Jansen:
We zijn ook later begonnen, voorzitter. Dus ...
De voorzitter:
Jazeker. Maar het loopt in die zin ook wel een beetje door. Kijk wat u kunt doen in 30 minuten. We schorsen tot 14.50 uur. Dat is 33 minuten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, mag ik als een soort punt van orde alleen opmerken dat ik het vooral belangrijk vind dat de staatssecretaris zorgvuldig kan beantwoorden? Ik zou hem die ruimte wel willen geven.
De voorzitter:
Ik begrijp dat, maar er zijn ook nog een tweede termijn en de rest van de procedure in een vergadering. We hebben nu tot 14.50 uur. We zien elkaar zo weer terug.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik wil deze vergadering weer openen. Welkom terug iedereen. We zitten best wat krap in de tijd gezien de hoeveelheid vragen. En ik ken deze leden: ze willen ook graag antwoorden en doorvragen. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat hij een aantal blokjes heeft. Ik zou willen voorstellen om per blokje eventuele interrupties te doen en drie interrupties in totaal aan te houden. Dan kijken we of het lukt om toe te komen aan een tweede termijn. Als we ons allemaal inhouden en kort en bondig zijn, gaat het lukken, anders niet. Ik kijk even naar de staatssecretaris om te vragen welke blokjes hij heeft. Laten we daarmee aftrappen.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Ik heb de blokken pfas, luchtkwaliteit, Tata Steel, staalslakken, geur en geluid, en overig, maar ik begin met een korte algemene tekst.
De voorzitter:
Prima. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank aan de commissie voor de inbreng in de eerste termijn. Dank ook aan de Kamer dat we dit gesprek over de leefomgeving nu met elkaar kunnen voeren. Dat heb ik de afgelopen maanden ook heel duidelijk gemerkt. Op 12 februari heb ik het Schone Lucht Jaarcongres bezocht in het provinciehuis van Noord-Brabant. Ik was op 24 januari in gesprek met de inwoners van de IJmondregio. 13 december ben ik in gesprek geweest met de omwonenden van Chemours en met Chemours zelf. Wat dat betreft snap ik de urgentie vanuit de Kamer. Vanuit mijzelf en vanuit IenW zijn we hier ook heel adequaat en scherp op.
Het mooie is dat we elkaar allemaal vinden in het gemeenschappelijke belang. Ongeacht onze politieke kleur staan wij, alle aanwezigen hier vandaag, achter dezelfde doelstelling, namelijk een schone, gezonde en veilige leefomgeving voor iedereen in Nederland, een omgeving waar mensen schone lucht inademen, waar het water en de bodem gezond en veilig zijn, en waar hinder van geur en geluidsoverlast zo veel mogelijk zijn beperkt. Daar werken we met z'n allen aan. Dat doen we samen en voor iedereen.
In 2030 gaan de nieuwe Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit in. Deze Europese afspraken over het schoner en gezonder maken van het milieu zijn belangrijk, omdat vervuilende stoffen zich niet houden aan landsgrenzen. Dat geldt zeker voor vervuilende stoffen in de lucht. Doordat alle lidstaten er gezamenlijk de schouders onder blijven zetten, dragen deze bij aan een gelijk speelveld voor de bedrijven. Het belangrijkste blijft natuurlijk dat nieuwe Europese grenswaarden zullen leiden tot een betere luchtkwaliteit, minder gezondheidsschade, lagere maatschappelijk kosten en een gezondere leefomgeving in 2030 en daarna.
Daarnaast steun ik het voorstel voor de Richtlijn bodemmonitoring. Gezonde bodems zijn essentieel voor onder meer voedselzekerheid, klimaatadaptatie, koolstofopname en verbetering van de biodiversiteit. Mijn focus ligt op het vinden van een goede balans tussen de economie en de leefomgeving van mensen, om zo te werken aan een toekomstbestendig Nederland en daarbij samen te werken met de Kamer.
Voorzitter. Dan ga ik naar het blok pfas. Allereerst heb ik een vraag van de heer Bamenga van D66. Wil ik mij keihard blijven inzetten voor een ambitieus verbod wat betreft pfas? Ja. Daar kan ik gewoon heel bondig over zijn. Ik blijf me daar keihard voor inzetten.
De heer Boutkan heeft een vraag over het verbod op alle pfas. In Brussel waait een andere wind door Draghi. De vraag van de heer Boutkan was eigenlijk met welke vraag ik naar Brussel ga. Op dit moment wordt het pfas-restrictievoorstel beoordeeld door het Europees Agentschap voor chemische stoffen. Naast naar verboden wordt daarbij ook gekeken naar alternatieve opties om emissies van pfas naar het milieu te voorkomen anders dan via een verbod. Mijn inzet is dat de emissies naar het milieu op EU-niveau moeten worden teruggedrongen via een verbod of via andere maatregelen die de emissies naar het milieu zo ver mogelijk beperken, dus langs twee sporen.
De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid had eigenlijk een vraag met dezelfde strekking over de pfas-restrictie in Europa. Waar staan we nu, zet ik mij er scherp voor in om zo min mogelijk uitzonderingen te laten voorkomen, en wat is het tijdspad? Zoals ik net al zei, werkt het EU-agentschap op dit moment aan het opstellen van de adviezen. Hierbij zijn de betreffende comités onafhankelijk. Beïnvloeding in deze fase is dus niet mogelijk. Zo gauw de adviezen zijn afgerond, zal ik bij de Commissie aandringen op spoedige behandeling en stemming daarover.
Een vraag van zowel de heer Bamenga als de heer Gabriëls: wanneer komt er nu eindelijk een nationaal pfas-verbod? Met de motie-Gabriëls heeft de Kamer de minister van IenW verzocht om een verbod op het lozen van pfas uit te werken. Daarnaast heb ik toegezegd om de mogelijkheden van een nationaal pfas-verbod te verkennen. Wij informeren u hier binnen afzienbare tijd per brief over. Dat gebeurt nog dit voorjaar; dat loopt tot 21 juni, heb ik me net laten vertellen.
De heer Bamenga van D66 vroeg of ik kan toezeggen het actieplan van Denemarken over te nemen, met onder andere een saneringsplan om drinkwater en bodem schoon te maken. We krijgen de locaties met de pfas-verontreiniging die aangepakt moeten worden steeds beter in beeld. Hiervoor ondersteun ik de andere overheden ook financieel. Hoe we de locaties aanpakken die we in beeld krijgen, bespreken we de komende maanden met gemeenten, provincies en waterschappen. Goede voorbeelden uit het buitenland neem ik daar natuurlijk in mee, zeg ik richting de heer Bamenga.
Dan een vraag van de heer Gabriëls. Hij vroeg of ik het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens ben dat er heel snel een verbod moet komen op pfas-houdende producten waar al alternatieven voor zijn. Hij vroeg of ik kan toezeggen dat ik pfas-houdende kleding ga verbieden, zoals Frankrijk en Denemarken al gedaan hebben. Vorig najaar heeft de minister van IenW aan de Kamer toegezegd om een verkenning uit te voeren naar een lozingsverbod voor pfas en een nationaal verbod voor het op de markt brengen van pfas-houdende producten. Binnenkort zal de Kamer hierover per brief worden geïnformeerd. Daarna is het moment om hierover met u van gedachten te wisselen. Dus ik kan dat nu nog niet toezeggen. Ik kan nu nog geen tijdsindicatie geven, maar het komt heel snel.
Dan een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC. Pas als na jarenlang onderzoek blijkt dat een stof schadelijk is, worden er stappen ondernomen. Zij vraagt of ik het met NSC eens ben dat dit beter zou moeten kunnen. Ik deel de mening dat procedures sneller moeten, ook al is zorgvuldigheid natuurlijk ook wel vereist. Tijdens de REACH-revisie dit jaar wil ik wel inzetten op het versimpelen en versnellen van procedures om risico's te beheersen.
De heer Gabriëls vroeg: wat gaat het kabinet doen met de uitkomsten van het juridisch onderzoek? Gaat het de informatiepositie van het bevoegd gezag vastleggen in de wet? Gedeeltelijk loopt het versterken van de informatiebehoefte van de bevoegde gezagen al onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Tevens kijken we naar verdere vervolgstappen op basis van de uitkomsten van het juridisch onderzoek, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 14 april jongstleden. Centraal hierin staat een routekaart voor het beter toepassen van het voorzorgsbeginsel bij chemische stoffen. Die wordt naar verwachting dit najaar naar de Kamer gestuurd. Daarnaast werken we aan een betere informatiepositie voor het bevoegd gezag aan de recent opgezette tafel uitvoering zeer zorgwekkende stoffen. Ik zeg richting de heer Gabriëls dat wij op dit moment nog geen noodzaak zien om de wetgeving aan te passen. Maar er loopt een aantal trajecten.
De heer Bamenga vroeg wat ik ga doen om Chemours verantwoordelijk te houden, met name naar aanleiding van de berichtgeving over Helmond. Wij kijken natuurlijk naar de mogelijkheden, naar in hoeverre we Chemours hierop kunnen aanspreken. Maar in het belang van de Staat kan ik hier op dit moment niet verder op ingaan, zeg ik heel eerlijk richting de heer Bamenga.
Mevrouw Wingelaar van NSC vroeg of ik de gemeente Helmond ga bijstaan in de juridische strijd tegen Chemours. Of en in hoeverre Chemours aansprakelijk is, is uiteindelijk aan de rechter. Om medeoverheden te ondersteunen in de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering hebben we de speciale regeling, de SPUK Bodem, beschikbaar. De kosten voor het verhalen van de aansprakelijkheid zijn onderdeel van aanpak en invulling van het principe "de vervuiler betaalt". Wanneer juridische kosten buitenproportioneel van aard zijn, kunnen die hier dus ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en de inzet van het kostenverhaal.
Mevrouw Wingelaar vroeg of ik kan aangeven hoe het gebruik van de Hazard Index verder toegepast gaat worden en of ik kans zie om deze te verankeren in het vergunningenbeleid? Dit is slechts een deelrapport waarin de Hazard-Indexmethodiek is onderzocht. Het RIVM onderzoekt ook andere methoden. Eind 2025 verwacht ik een definitief rapport van het RIVM, waarin het de voor- en nadelen van alle methoden op een rijtje zet. Begin 2026 zal ik de Kamer daarover verder informeren. Daarbij wil ik opmerken dat deze problematiek niet alleen in Nederland speelt. Europa verricht hier ook onderzoek naar. Een Europese aanpak zou dus voor de hand kunnen liggen, maar we zijn er ook zelf mee bezig.
Dan een vraag van de heer Stoffer van de SGP. Hoe kan het dat België veel beter in beeld heeft welke bedrijven pfas lozen? Welke slag gaat Nederland hierin maken? Nederland heeft een overzicht van de huidige vergunde pfas-lozers. Dit is met de Kamer gedeeld op 25 januari vorig jaar, 25 januari 2024. Dit overzicht wordt geactualiseerd tijdens de huidige bezien- en herzienactie. België en Nederland registreren pfas-lozers overigens op verschillende manieren. België heeft een landelijk registratiesysteem, terwijl in Nederland alle bevoegde gezagen zelf verantwoordelijk zijn voor het registreren van de pfas-lozers in hun eigen systeem. Dat is dus het verschil tussen België en Nederland.
Nog een vraag van de heer Stoffer: "Ik hoor uit het werkveld dat middelen voor pfas-sanering niet doelmatig worden besteed. Kunnen we dit niet anders organiseren, zodat middelen worden ingezet voor sanering op die plaatsen waar de meeste risico's zijn?" Provincies en gemeenten zijn het bevoegd gezag en bepalen per locatie of en tot hoever er moet worden gesaneerd. Voor pfas geldt het principe dat de vervuiler betaalt, zoals ik net ook al aangaf. Is er geen aansprakelijke partij, dan is er sprake van een onaanvaardbaar risico en ondersteunt het Rijk de provincie en de gemeenten financieel door middel van de genoemde SPUK Bodem. Het afgelopen jaar was het budget voldoende voor de aanvragen van provincies en andere overheden. Maar we zien ook dat de locaties met pfas-verontreinigingen steeds beter in beeld komen, waarmee de druk op het budget toeneemt. Inderdaad moeten locaties met het meeste risico het eerst worden aangepakt. Over de inrichting daarvan spreken we de komende maanden met gemeenten, provincies en waterschappen.
Een vraag van de heer Boutkan: op welke termijn gaat de staatssecretaris de toezegging uitvoeren om in gesprek te gaan met de maritieme maakindustrie? Ik heb volgens mij eerder aangegeven dat ik het bredere gesprek over pfas ga voeren nadat de Europese Commissie met een voorstel voor restrictie is gekomen. Los daarvan ga ik op werkbezoek bij de maritieme sector. Er wordt nu gekeken naar een datum in mijn agenda. Ik heb de afspraak nog niet zien staan voor de komende maand mei, maar mogelijk vinden we alsnog een gaatje.
Dan de laatste vraag, over pfas in eieren, van de heer Bamenga. Het is natuurlijk heel vervelend dat je geen eieren kunt eten. Dat heb ik eerder al richting de Kamer gecommuniceerd. Maar pfas is wel een heel groot en complex probleem. Dat is ook de reden waarom ik nauw samenwerk met collega's van bijvoorbeeld LVVN en VWS als het gaat om voedselveiligheid en gezondheid. Zo zijn we ook samen opdrachtgever voor een meerjarig onderzoeksprogramma van het RIVM. Pfas in eieren gaat om voedselveiligheid. Voor hobbykippen ligt dit dus eigenlijk bij mijn collega van VWS. Op 27 mei vindt er een schriftelijk overleg plaats met VWS. U zou de vragen ook daar kunnen stellen. Maar nogmaals, we kijken hier met drie bewindspersonen wel actief naar.
De voorzitter:
Dank. Dat was het eerste blokje, pfas. Ik kijk even naar links. De heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de beantwoording van de vragen. Volgens mij heeft de staatssecretaris een aantal keren gezegd dat hij bepaalde dingen beter in beeld gaat brengen. Om heel specifiek te zijn: ik heb verwezen naar het feit dat er een aangenomen motie is om daar waar geloosd is een en ander beter in beeld te krijgen. Dat zou pas over zeven jaar gebeuren. Ik hoor de staatssecretaris nu zeggen: we gaan dat beter in beeld krijgen en de komende tijd bespreken we met gemeenten, provincies en waterschappen hoe we dat zo snel mogelijk kunnen doen. Wanneer kan de Kamer een brief verwachten over de uitkomst? Dan kunnen wij ons voordeel daarmee doen.
De voorzitter:
De staatssecretaris overlegt nog even. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Daar kom ik zo meteen op terug. Dit is eigenlijk het dossier van de minister, dus vind ik het lastig om een datum te noemen. Ik kom er in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Dan een vervolgvraag van de heer Bamenga. Toch niet, dan ga ik naar de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
In dit blokje kwam ook een vraag aan de orde over het voorzorgsprincipe, namelijk over het verankeren in de wet van de informatiepositie. Overigens dank voor de antwoorden over pfas. Wat mij betreft waren die bevredigend. De vraag over de informatiepositie is als volgt. U zegt: wij zien geen aanleiding om de wet aan te passen. Maar de omgevingsdiensten en heel veel mensen met praktijkervaring zeggen: nee, het is belangrijk om de wet wél aan te passen op het punt van de informatiepositie, zodat de informatiepositie van de omgevingsdiensten beter kan worden toegepast en daarmee ook het voorzorgsprincipe. Kunt u beter uitleggen waarom u geen aanleiding ziet om die wet aan te passen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik schetste net met welke stappen wij bezig zijn. Vanwege de stappen die we aan het zetten zijn en de overleggen die we hebben met medeoverheden, met gemeenten, provincies en waterschappen, zien wij op dit moment geen aanleiding om de wet al aan te scherpen. Dat wil niet zeggen dat naar aanleiding van de gesprekken er niet alsnog een andere afweging kan worden gemaakt. Het is volgordelijk.
De voorzitter:
Oké. De heer Bamenga waagt er toch een tweede interruptie aan.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb eigenlijk geen antwoord gekregen op de vraag of de staatssecretaris zou willen reageren op de berichten van vanochtend. Ik denk dat veel mensen toch wel geschrokken zijn door de berichten over de pfas-lozingen in Helmond.
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik heel duidelijk zijn. Ook ik ben geschrokken van die berichten. Ik heb inmiddels ook nagevraagd hoe dit precies tot stand is gekomen. Eigenlijk ontdekte men dit doordat men op een andere locatie onverklaarbare stoffen tegenkwam die niet gelinkt werden aan, in dit geval, een bedrijf dat daar vlak bij zit. Ze zijn de Maas terug gaan volgen naar de oorsprong. Toen kwamen ze uit bij Helmond. Ik ben er ook van geschrokken. Wat daar is gebeurd, kwam dus pas elders langs de Maas tot uiting.
De voorzitter:
Zo te zien kunt u door naar het volgende blokje.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is gelukkig een stuk dunner, voorzitter. Dat gaat over luchtkwaliteit. Een vraag van de heer Bamenga en het lid Kostić: waarom reserveer ik geen geld voor het Schone Lucht Akkoord terwijl de nieuwe EU-richtlijn wordt ingevoerd? Kan ik toezeggen om geld te reserveren voor dit Schone Lucht Akkoord? Laat ik vooropstellen dat het Schone Lucht Akkoord gewoon doorloopt tot 2030. Ik blijf mij samen met de aangesloten decentrale overheden inzetten voor een gezonde leefomgeving. Ik kan echter nog niet vooruitlopen op de financiële keuzes die het kabinet zal moeten maken bij de implementatie van de nieuwe richtlijn. Het RIVM komt rond de zomer met een analyse van de opgave die Nederland vanaf 2030 kan verwachten als gevolg van de nieuwe richtlijn. Op basis van deze analyse zal ik bekijken in hoeverre nieuwe maatregelen nodig zijn, waar die nodig zijn en wie die zal moeten nemen. Op dat moment kan ik ook meer zeggen over de budgetten die daarbij horen. Maar nogmaals, het Schone Lucht Akkoord loopt door tot 2030.
Een vraag van de heer Bamenga: hoe worden projecten als Samen Meten betrokken bij het beleid? De uitkomsten worden meegenomen in de modellering van de luchtkwaliteit door het RIVM. Dat is even een heel korte samenvatting.
Een vraag van de heer Boutkan en het lid Kostić: houdt de staatssecretaris rekening met deadline van 2030 bij de implementatie in de Nederlandse wet- en regelgeving? Volgens mij ben ik daar net op ingegaan met betrekking tot het Schone Lucht Akkoord. Ja, we houden daar rekening mee. De deadline voor de omzetting van de Richtlijn luchtkwaliteit in Nederlandse wet- en regelgeving is eind 2026. Er wordt heel hard gewerkt om deze deadline te halen. Vervolgens moet Nederland eind 2028 een plan met maatregelen indienen. Daar horen ook budgetten bij. Pas na de analyse van het RIVM waar ik het net over had en die deze zomer komt, kan ik daar meer over zeggen.
De laatste vraag is van de heer Bamenga: hoe ga ik de gemeenten ondersteunen bij de implementatie van de Europese richtlijn? Op dit moment zijn we aan het kijken … Ik ben hierover ook in gesprek met het IPO en de VNG. Voor het einde van dit jaar zal ik de Kamer informeren over mijn aanpak voor de implementatie.
De voorzitter:
Dank voor deze antwoorden. Ik kijk even rond. Ik dacht dat het lid Kostić hierover een vraag had.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja. Mijn vraag was: wil de staatssecretaris erop inzetten dat wordt voorkomen dat vanaf 2026 minder geld beschikbaar is voor het Schone Lucht Akkoord en de Kamer hierover informeren voor Prinsjesdag? Dat was mijn concrete vraag. Die stond even los van de EU-richtlijn. Zoals het nu in de begroting staat, is er vanaf 2026 sprake van een sterke afschaling en is er volgens mij bijna geen geld meer voor het Schone Lucht Akkoord. Ik wil graag van de staatssecretaris horen of hij zich er in ieder geval voor inzet dat er geen bezuinigingen komen.
Staatssecretaris Jansen:
Ik dacht dat ik dat net had aangegeven. Het kabinet moet hierin nog een afweging maken. Op dit moment heeft het lid Kostić gelijk; de middelen zijn nog niet gereserveerd voor de periode daarna.
De voorzitter:
Ik zie verder geen vragen of interrupties, dus misschien wilt u vervolgen met het volgende blokje. We houden de vaart er behoorlijk in.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Het volgende blokje is het mapje Tata, industrie en omwonenden. Een vraag van de heer Bamenga: kan ik toezeggen de punten mee te nemen die de experts in de rondetafel over de gezondheidseffectrapportage hebben meegegeven? We nemen de punten waar mogelijk mee, maar ze staan wel op gespannen voet met elkaar. Ik heb, zeg ik heel eerlijk, met veel belangstelling het rondetafelgesprek gevolgd. Ik ken de verschillende posities van de experts. Mijn ambitie is dat de gezondheidseffectrapportage is afgerond voordat de maatwerkafspraak ter goedkeuring aan de Kamer wordt aangeboden. De door de experts genoemde punten nemen we mee. Tegelijkertijd, in het kader van verwachtingenmanagement: sommige punten staan zoals gezegd wel op gespannen voet met elkaar. Neem volledig gecontroleerde data versus snelheid. Dat was ook een discussie die net onderling werd gevoerd door de leden. Hier zullen we de komende tijd keuzes in maken. Het is een lastig dilemma, maar hierin moeten uiteindelijk afwegingen worden gemaakt.
Een vraag van de heer Boutkan: kan ik ervoor zorgen dat iemand de regie houdt wat betreft de GER en vervolgens de MER inzake het Tata-dossier? Ja, daar zijn we heel druk mee bezig. Onlangs heb ik de Kamer de methodiek voor de gezondheidseffectrapportage aangeboden, opgesteld door het RIVM. Naar aanleiding hiervan is er een rondetafelgesprek over het onderwerp geweest; u refereerde er zelf ook aan. Hieruit blijkt dat de GER een complex onderwerp is, heel lastig om in te richten. Op dit moment is het onze prioriteit om de uitvoering snel van de grond te krijgen. We zullen snel een partij aanstellen die de regie voert. Dat kan ik u toezeggen. Zo houden we namelijk de vaart erin. Een gezondheidseffectrapportage voor Tata kan daarmee hopelijk in de tweede helft van dit jaar worden afgerond.
Een vraag van de heer Gabriëls: kan ik nog voor het meireces een onafhankelijke verantwoordelijke aanwijzen? Volgens mij heb ik net aangegeven dat ik snel een partij ga aanstellen. Voor het meireces lukt niet, want dat begint al morgen. Maar ik laat de Kamer wel voor de zomer weten of het gelukt is.
Een vraag van zowel het lid Kostić … O nee, dit was het onderonsje tussen het lid Kostić en de heer Gabriëls over de expertgroep IJmond. Daarin zit een jurist die iets weet over het meenemen van de GER in vergunningen. Kan ik met de expert in gesprek gaan om eventueel dit te leren mee te nemen, is de vraag. De ideeën van de jurist zijn mij al bekend, want die zijn ook opgenomen in de adviezen van de expertgroep. Ik denk dus niet dat een gesprek nu iets toevoegt. Ik heb overigens al twee keer met de omwonenden een gesprek gehad. De informatie die we daar krijgen, nemen we iedere keer serieus mee. Overigens, in reactie op de opmerking van de Partij voor de Dieren: ik herken mij zeker niet in het beeld dat we niet empathisch zijn. Wij hebben twee keer het gesprek gevoerd, aan de eettafel. Wij hebben aangegeven dat eenieder zijn eigen positie heeft en dat wij heel goed snappen dat de omwonenden heel graag actie willen. Maar het beeld dat daar geen empathie zou zijn getoond, herken ik niet, zeg ik heel eerlijk. Overigens, het meenemen van de adviezen in de vergunningverlening ligt bij het bevoegd gezag, oftewel de provincie Noord-Holland.
Een vraag van de heer Gabriëls: hoe gaan we gezondheid verankeren in de vergunningverlening van de toekomst in plaats van alleen maar te sturen op normen? Ik heb in de Actieagenda Industrie en Omwonenden aangegeven op zoek te zijn naar de juiste oplossingen om een goede balans te creëren tussen gezondheid, veiligheid en economie. In de actieagenda besteden we daar aandacht aan. Dit doe ik door middel van betrokkenheid van GGD'en bij vergunningverlening en onderzoek naar hoe de mogelijkheden van de Omgevingswet ten aanzien van de bescherming van gezondheid maximaal kunnen worden benut. Wat betreft de GER als onderdeel van de oplossingen: de GER voor Tata is een pilot. We kijken naar de voor- en nadelen om de GER als los instrument onderdeel te maken van de oplossingen waar we nu naar zoeken. We moeten kijken of dit instrument in de uitvoering meer voor- dan nadelen heeft. Maar goed, Tata is hierin de pilot.
Nog twee vragen, voorzitter. Een vraag van het lid Kostić: kan de staatssecretaris toezeggen om voor de zomer met een brief te komen waarin hij uitlegt hoe de kennis over deze maatschappelijke kosten expliciet wordt meegenomen in keuzes in de begroting en in beleidsafwegingen? Ik ben bereid om het lid Kostić toe te zeggen dat ik in het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden schriftelijk terugkom op hoe ik maatschappelijk kosten meeneem in de keuzes in de begroting en in beleidsafwegingen. Zo doen we in het kader van de actieagenda ook onderzoek naar de methode om zorgkosten te berekenen nabij zwaardere industrie. De resultaten van deze onderzoeken komen pas eind 2025. Dat is ook aangegeven in de brief van 14 april. Ik zal het lid Kostić hier dus iets later over kunnen informeren.
De laatste vraag, ook van het lid Kostić: "Kan de staatssecretaris het gedrag van Tata Steel kan veroordelen? Kan de overheid wel afspraken maken met een onbetrouwbaar bedrijf? Graag een reflectie." Ik denk — dat heb ik volgens mij al weleens eerder geuit — dat er in het verleden heel veel zaken fout zijn gegaan. Wij zijn nu juist aan het kijken hoe we met maatwerk een goede balans kunnen vinden om te voorkomen dat die misstanden blijven plaatsvinden. Die hebben de omwonenden natuurlijk ontzettend geraakt. De Kamer is daar ook behoorlijk van onder de indruk. Ik ben dat zelf natuurlijk ook. Met het maatwerktraject zijn we nou juist bezig om dit in goede banen te leiden. We werken toe naar de reductie van schadelijke emissies, naar verbetering van de gezondheid van omwonenden en werknemers en naar het toekomstperspectief voor het bedrijf. Zowel de huidige als de toekomstige installaties van Tata Steel zullen moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Dit staat los van de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. Daarbij merk ik overigens op dat niet alles onder die afspraak kan vallen, afhankelijk van of daar wel of niet langs een andere weg al een oplossing voor gevonden kan worden.
De voorzitter:
Goed. Dat was het blokje Tata Steel. Ik kijk naar mijn linkerzijde. Ik zie in ieder geval de heer Boutkan met een interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
Heel kort. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris inderdaad aan de slag gaat om die regierol toe te wijzen. Ik wil toch even oproepen om vooral ook het vertrouwen een rol te laten spelen in de keuzemogelijkheden als hij tot een besluit komt. Dat moet toch worden teruggewonnen bij de omgeving. Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij dat doet?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij is het vrij essentieel om het vertrouwen terug te winnen. Dat is ook de reden waarom ik twee keer op gesprek ben gegaan. Ik kan dat zeker meenemen in de afweging die wij daarin maken.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ten eerste dank voor de toezegging om de bevindingen uit het rapport van Natuur & Milieu over de maatschappelijke kosten mee te nemen in een brief over hoe die worden meegenomen in het beleid en de begrotingen. Maar even terug naar Tata. De staatssecretaris kan zich er niet in herkennen dat mensen thuis teleurgesteld zijn, maar dat is gewoon wat ik hoor. Dat wil ik even meegeven aan de staatssecretaris. Over Tata alleen maar zeggen dat er in het verleden iets verkeerd is gegaan, is gewoon te zacht. Het gaat nu nog steeds verkeerd. Dat is wat ik zeg. Dat is wat in het vragenuur is aangekaart. Tata blijft gewoon liegen over de uitstoot, blijft slecht onderhoud plegen en blijft lekkende, verouderde fabrieken gewoon jarenlang openhouden. Dat zijn allemaal structurele misstanden. Die houding van Tata is op zijn zachtst gezegd onwenselijk. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: veroordeelt hij dat gedrag? Hoe verwacht hij dan afspraken te maken met zo'n bedrijf, dat elke mogelijke kans benut om te misleiden?
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb dit meerdere keren met het lid Kostić en met andere Kamerleden besproken. Wij zien toekomst voor groen staal in Nederland. Dat is ook essentieel. Kijk alleen al naar de dreiging. Defensie is ook gebaat bij groen staal in Nederland. Tegelijkertijd kijken we ook naar de effecten op de omgeving. Het bedrijf zelf is er ook zeer van doordrongen dat het niet helpt als het bevoegd gezag met een last onder dwangsom of andere maatregelen komt. Daar is het ook niet bij gebaat. Het feit is dat wij met het bedrijf in gesprek zijn om juist te voorkomen dat de misstanden uit het verleden blijven bestaan. Er zijn inderdaad ook recente voorbeelden van dat het bevoegd gezag weer heeft ingegrepen. Maar juist om te voorkomen dat dit door blijft gaan, zijn wij bezig met die maatwerkafspraak. Daarbij kijken we naar de belangen van zowel het bedrijf als de omwonenden. Als we namelijk uiteindelijk helemaal niet meer met het bedrijf in gesprek gaan, heb je een veel groter probleem. Dan heb je namelijk helemaal geen zicht meer op verbeteringen voor de omgeving. Dat is iets wat we helemaal niet willen. Wij denken dus nog steeds dat de aanpak met een maatwerkafspraak de juiste is.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris zegt dat het zijn ambitie is dat de gezondheidseffectrapportage voor Tata af is voordat de maatwerkafspraken naar de Kamer komen. Hij geeft aan dat de gezondheidseffectrapportage in de tweede helft van dit jaar af zou zijn. Betekent dat dan ook dat pas daarna de maatwerkafspraken komen? Kunt u dat toezeggen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb aangegeven dat het mijn ambitie is, maar als wij tot een maatwerkafspraak kunnen komen waarin de gezondheidsaspecten wel zijn meegenomen, zou het misschien niet slim zijn om daarop te wachten. Dat is de discussie die net ook werd gevoerd: kiezen we voor snel of gedegen? Ik denk dat het goed is om daar de afweging in te maken. Ik kan op dit moment niet zeggen dat ik daar per definitie op wacht, want dat zou de afspraak misschien kunnen schaden. Uiteindelijk is de afspraak ook van belang.
De voorzitter:
Ik kijk nog even rond. O, er is toch een nabrander. De heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb nog een vraag in het verlengde van de gestelde vragen over Tata Steel. In de eerste termijn van het debat zat ik een beetje door te vragen vanwege de deadlines die Tata Steel zelf ook heeft. Het bedrijf moet voor 2030 ook doelen halen; laat ik het zo zeggen. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan, ook gezien het belang van de doelen die Tata Steel zelf heeft en waar wij ook met het bedrijf over in gesprek zijn?
Staatssecretaris Jansen:
Ik ben blij met deze vraag. Ook Tata Steel zal rondom de maatwerkafspraken inderdaad financieel flink meedoen; laten we het zo maar zeggen. Dat staat los van het geld dat wij vanuit de Nederlandse Staat, van de belastingbetaler, daarin investeren. Dat is voor ons ook de motivatie om te zeggen dat Tata Steel ook bezig is met haar toekomst. Dat betreft voor hen ook heel duidelijk een groene toekomst voor staal binnen Nederland.
De voorzitter:
Goed. Dan kunt u nu vervolgen met uw volgende blokje, alstublieft.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Dat is het blokje staalslakken. Ik heb een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC. Naar aanleiding van de motie over Beaumix vroeg zij wanneer het onderzoek afgerond is en of de resultaten met de Kamer kunnen worden gedeeld. Het is onderdeel van de herijking van de bodemregelgeving. De resultaten zullen voor de zomer beschikbaar zijn. Dan zullen wij de Kamer ook informeren. Die komen dus voor de zomer.
Ik heb nog een vraag van mevrouw Wingelaar: hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het omkeren van de bewijslast, bijvoorbeeld voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen, zoals Beaumix of staalslakken? In het commissiedebat Externe veiligheid van 11 oktober 2023 is naar aanleiding van vragen van het lid De Graaf over de omkering van de bewijslast door mijn voorganger aangegeven dat een volledige omkering van de bewijslast niet mogelijk is, omdat er altijd een gemotiveerd besluit moet blijven vanuit bevoegd bezag. Mede naar aanleiding van de vragen die bij dat debat zijn gesteld, hebben we het juridisch onderzoek Omgaan met vergunningen en onzekere risico's laten uitvoeren. Dat heeft uw Kamer op 14 april ontvangen. Wel wil ik om de bevoegde gezagen te ondersteunen hun informatiepositie versterken. Ter ondersteuning van de toepassing van het voorzorgsbeginsel komt er dit najaar een routekaart voor het beter toepassen van het voorzorgsbeginsel bij emissies van chemische stoffen.
Dan heb ik een vraag van het lid Kostić over staalslakken: hoe rijmt de staatssecretaris het ILT-signaal over onvoldoende bescherming met zijn stelling dat overheden kunnen ingrijpen? Nou, de regels voor het toepassen van bouwstoffen, dus ook staalslakken, bestaan uit algemene regels en de zorgplicht. Samen bieden deze voldoende juridisch kader voor een veilige toepassing en toezicht. Zoals ILT ook aangeeft, is het lastig om invulling te geven aan die zorgplicht. Daarom onderzoeken we in de herijking van de bodemregelgeving ook hoe dat kan worden verbeterd. Ook onderzoeken we of uitsluiting van het toepassen van staalslakken als zandvervanger bij grootschalige toepassingen effectief en mogelijk is. Hierover wordt u voor de zomer geïnformeerd. We zijn het aan het onderzoeken en we willen er niet op vooruitlopen.
Een vraag van zowel de heer Gabriëls als de heer Stoffer. Zij vroegen hoe en per wanneer ik de motie voor de meldplicht van staalslakken ga uitvoeren. Ik werk op dit moment aan een verzamelbesluit, een algemene maatregel van bestuur. Daarin staat nu nog dat er een informatieplicht is wat betreft staalslakken. Maar gedurende de voorhangprocedure zal ik de informatieplicht omzetten naar een meldplicht. In de versie van de voorhang zult u dus nog een informatieplicht zien staan, maar die gaan we omzetten. Dit is volgens ons de snelste manier. Het streven is nog steeds gericht op de inwerkingtreding in het eerste kwartaal van 2026. U ontvangt binnenkort ook antwoorden op de Kamervragen van de heer Gabriëls, de heer Bamenga, mevrouw Koekkoek, het lid Kostić en de heer Van Kent. Hier zal ook nader op worden ingegaan.
Dan een vraag van het lid Kostić: wil de staatssecretaris op basis van de inzichten van ILT kijken wat er nodig is om de risico's wel wettelijk af te dekken? Zij vraagt of ik de Kamer daar dan eventueel voor de zomer over kan informeren. Naast wat ik al doe en heb aangekondigd in het kader van de herijking, onderzoek ik op basis van de inzichten van ILT in zijn totaliteit drie dingen: uitsluiting van het toepassen van staalslakken als zandvervanger bij grootschalige toepassingen als het effectief en mogelijk is, of er prikkels zijn die een negatieve invloed hebben op het toepassen van te veel staalslakken en welke maatregelen dan passend zouden kunnen zijn, en hoe ik ondersteuning kan bieden aan omgevingsdiensten als het gaat om versterking op het gebied van kennis en kunde. Zoals aangegeven, wordt u hier voor de zomer over geïnformeerd.
Nog drie, voorzitter. Wederom een vraag van het lid Kostić. Ben ik het met het lid Kostić eens dat er, gezien alle ontwikkelingen, niet meer gesproken kan worden van de veilige toepassing van staalslakken? Zo nee, kan ik vijf voorbeelden geven waarin staalslakken wél goed ingepakt zijn en geen schade berokkenen? Onze stelling is nog steeds: als aan regelgeving wordt voldaan, is verantwoorde toepassing mogelijk. Voor staalslakken die worden gebruikt als zandvervanger bekijk ik of het mogelijk en nodig is deze niet meer toe te staan voor deze toepassing. Staalslakken worden in heel veel verschillende vormen en producten toegepast. Zo is er veelvuldig onderzoek gedaan naar de toepassing in de Ooster- en de Westerschelde. Recent is er ook onderzoek gedaan naar de toepassing van Duomix. Uit deze onderzoeken blijkt dat deze toepassing van staalslakken nog steeds verantwoord is. Er zijn legio projecten waar dit heeft plaatsgevonden. Ik zal voor de tweede termijn een aantal voorbeelden voor het lid Kostić zoeken, maar er zijn heel veel plaatsen waar ze zijn toegepast.
De heer Stoffer van de SGP had een vraag naar aanleiding van de signaalrapportage, waarin staat dat in één project, waar het goed ging, afdekfolie was gebruikt. Kijk ik naar de toepassingseisen voor staalslakken? Sinds 1 januari 2024 is het al verplicht dat een producent of leverancier in de milieuverklaring bodemkwaliteit aangeeft waar een toepasser rekening mee moet houden, bijvoorbeeld het vermijden van contact met water. Ook bekijken we in het kader van de herijking van de bodemregelgeving wat er nog meer nodig is voor een veilige toepassing en hoe we die beter kunnen borgen. Het opnemen van toepassingseisen in de regelgeving is daarbij een van de opties. Voor de zomer wordt u daarover geïnformeerd.
De laatste vraag is wederom van de heer Stoffer. Hoe gaan de bestaande situaties waarbij staalslakken verkeerd zijn toegepast, aangepakt worden? Het principe is heel simpel: de vervuiler betaalt. Wanneer staalslakken verkeerd worden toegepast, zijn de aansprakelijke partijen verantwoordelijk voor het oplossen van het probleem. Hoe die verantwoordelijkheid moet worden ingevuld, is aan het bevoegd gezag. Het is wel belangrijk dat we voor elke specifieke situatie een zorgvuldige analyse maken van de mogelijk aansprakelijke partijen en een passende aanpak, omdat de veroorzaker soms ook eigenlijk niet meer bestaat.
De voorzitter:
O, dat was het blokje al. Ik kijk even naar links. Mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik begrijp wat u zegt over het omkeren van de bewijslast, maar ik hoop dat u mijn frustratie begrijpt dat wij iedere keer te laat achter negatieve gevolgen komen. Ik hoor dat ook bij staalslakken: "als ze goed worden toegepast". Ze worden misschien op bepaalde plekken goed toegepast, maar ze zijn ook op bepaalde plekken helemaal niet goed toegepast en hebben daar gewoon heel veel schade veroorzaakt. Ik moet nou dus van september tot juni wachten op dat onderzoek over Beaumix. Kunt u wel garanderen dat we daar dadelijk geen kilo's van onder de A2 hebben liggen voordat we weten dat het veilig toegepast kan worden?
Staatssecretaris Jansen:
Laten we heel duidelijk zijn: veel van de voorbeelden van waar het fout is gegaan, zijn voorbeelden uit het verleden. Daar moeten we ook een oplossing voor vinden. Maar in recentere gevallen wordt het, conform de informatie die wij hebben, mits het op de juiste wijze wordt toegepast en het van tevoren wordt aangegeven, wél goed gebruikt. Kan ik een honderprocentgarantie geven? Dat kan ik nooit. Maar ik ga er wel van uit dat wij op dit moment, conform de huidige regelgeving en voorschriften, op de juiste wijze hiermee omgaan. We weten met elkaar precies waar het wel en niet op welke wijze kan worden ingezet.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja, want dit was geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of u kunt garanderen dat in ieder geval Beaumix nog niet onder de A2 komt voordat we weten of dat veilig kan.
Staatssecretaris Jansen:
Ik kom daar in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Oké. Ik zag dat de heer Stoffer ook een vraag had.
De heer Stoffer (SGP):
Ik kom terug op de laatste vraag die de staatssecretaris beantwoordde, namelijk hoe we bestaande situaties gaan aanpakken. Het is goed dat de staatssecretaris hierop terugkomt, in tegenstelling tot in zijn brief, waarin hij eraan voorbijging. Mijn vraag is wel: gaan dan álle situaties aangepakt worden? Ik snap wat de staatssecretaris aangeeft: je kijkt natuurlijk naar waar de risico's en de aansprakelijkheid liggen. Maar gaan ze allemaal aangepakt worden? Zit daar ook een deadline op van wanneer het afgerond moet zijn? Ik kan het me best voorstellen als het dan met de laatste net niet gelukt is. Maar heeft de staatssecretaris een planning? Dat is eigenlijk mijn vraag.
De voorzitter:
Een planning en een deadline, staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik deze vraag eerder gehad vanuit de commissie. Toen heb ik aangegeven dat we de plekken met de meeste urgentie als eerst zullen aanpakken, in overleg met de lokale gezagen. Zo gaan we eigenlijk van de meest vervuilde, urgente plekken naar steeds minder urgent en minder vervuild. Dat is de aanpak die wij voorstellen met elkaar.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Op zich kan ik me die aanpak goed voorstellen, maar dat kan natuurlijk tot in de volgende eeuw duren. Kan de staatssecretaris aangeven — ik zet hem niet op het laatste project klemvast — wat voor planning er binnen het ministerie is? Ik doel op een planning waarvan wordt gedacht: dat is een gerede termijn waarop we het opgelost zouden kunnen hebben. Ik hang hem er niet aan op — dat is heel helder — maar ik vraag dit om een beeld te krijgen van waarnaartoe gekoerst wordt.
Staatssecretaris Jansen:
De vraag is heel logisch, maar tegelijkertijd lastig, omdat er af en toe locaties bij komen. Als ik nu zeg dat wij klaar zijn in 2029 — ik noem maar wat — en er weer 30 nieuwe locaties bij komen, dan kan ik het niet nakomen. Wij kijken gewoon naar de meest urgente gevallen. Wij krijgen iedere keer meer zicht op de plekken waar hier dan wel sprake van is. Die pakken we dan aan in de volgorde die ik net aangaf. Maar om nu aan te geven wanneer we helemaal klaar zijn … Ik kan daarover geen serieus antwoord geven aan de heer Stoffer, omdat ik daarmee valse verwachtingen wek.
De heer Stoffer (SGP):
Ik snap heel goed wat de staatssecretaris zegt. Ik maak even een parallel. Ik heb thuis al zo'n tien jaar het idee om de garage op te ruimen. Tot nu toe schuift dat telkens weg, want er komt altijd iets anders bij. Dat is hierbij ook een beetje het geval: als je niet uitkijkt, ga je andere dingen doen. Ik zei al heel bewust: ik hang de staatssecretaris er niet aan op. Het gaat mij er dus niet om of de laatste is opgelost of dat er weer wat bij komt. Ik heb het over wat nu bekend is. Is het idee dat het met twee jaar, vijf jaar of tien jaar is opgelost? Wat is een redelijke termijn? Dat er nog een paar dingen achteraankomen die heel ingewikkeld zijn, snap ik. Dat er nog wat nieuws bij komt, snap ik ook. Maar ik heb het over een termijn waarvan je denkt: de nadrukkelijke wens is dat we het dan klaar zouden willen hebben.
De voorzitter:
Het gaat over de planning, over wat u nu weet.
Staatssecretaris Jansen:
Ik gaf net heel duidelijk aan dat er een zorgvuldige analyse wordt gemaakt. Tegelijkertijd — dan kom je terug bij de basis van het verhaal — voorkom je dat er meer nieuwe locaties bij komen als je de bron aanpakt. Dan kun je de bestaande locaties dus langzaam uitfaseren. Dat is hoe wij er op dit moment in zitten. Ik kan nu echt niet met een serieus gezicht een datum noemen. We proberen om zo snel mogelijk de plekken waarop het fout is gegaan, in beeld te krijgen en aan te pakken. Maar als ik nu een datum noem, kan ik die niet hardmaken. Ik moet het antwoord dus schuldig blijven.
De voorzitter:
U heeft maar drie interrupties, meneer Stoffer, dus u bent er nu doorheen. De heer Boutkan heeft nog een vraag.
De heer Boutkan (PVV):
Misschien kan ik de heer Stoffer helpen met deze vraag: ligt er op het ministerie überhaupt een planning voor deze casus, die de heer Stoffer al een aantal malen heeft benoemd?
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb die planning niet gezien. Ik weet niet of we daarmee bezig zijn. Daar zal ik schriftelijk op terug moeten komen.
De voorzitter:
Ik zie dat het lid Kostić nog een vraag heeft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn vraag is tweeledig. Ten eerste vraag ik de staatssecretaris om duidelijk te zijn. Conform ILT-advies, en eigenlijk ook conform de stappen die de staatssecretaris voor de zomer zelf wil nemen rondom staalslakken, blijkt dat er zelfs milieu- en gezondheidsschade ontstaat bij het volgens de regels toepassen van staalslakken. Het is dus niet: als je het goed toepast, gaat het wel goed.
Het tweede deel van de vraag is dat het saneren van onder andere staalslakken echt gigantische kosten en risico's voor het milieu met zich meebrengt. Wat NSC net voorstelde, om de bewijslast om te draaien, is logisch, ook als we kijken naar het voorzorgsbeginsel. Kan de staatssecretaris op z'n minst toezeggen dat hij zal onderzoeken hoe dit gedaan zal kunnen worden en hierover bijvoorbeeld in Q3 rapporteren? Dat het ingewikkeld is, kan best zo zijn, maar ik wil heel graag van de staatssecretaris horen dat hij dit gaat onderzoeken en dat hij dan zo snel mogelijk rapporteert aan de Kamer.
Staatssecretaris Jansen:
Op grond van de tweede vraag is mijn antwoord: nee. Ik verwijs naar het antwoord dat ik net heb gegeven aan mevrouw Wingelaar van NSC. Kunt u uw eerste vraag heel even herhalen?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Er zit een discrepantie tussen de dingen die de staatssecretaris steeds zegt. ILT zegt: zelfs als je je houdt aan wet- en regelgeving, worden het milieu en de gezondheid geschaad door staalslakken. Er moet dus iets veranderen in de wet- en regelgeving. De staatssecretaris zei in een brief, maar net ook in het debat: als je staalslakken goed toepast, netjes volgens de wet- en regelgeving, gaat het wel goed. Dat moet, denk ik, even gecorrigeerd worden door de staatssecretaris, want dat is dus niet zo.
Staatssecretaris Jansen:
De ILT heeft dat geconcludeerd. Tegelijkertijd ben ik daar heel duidelijk in geweest, niet alleen in debatten maar ook in mijn brief: mits goed toegepast, is het te gebruiken als secundaire bouwstof. Dat wil niet zeggen dat wij niet kijken naar of dit nog steeds houdbaar is. Dat heb ik net ook betoogd in reactie op een aantal andere vragen. Wij bekijken wel degelijk of het in een bepaalde toepassing alsnog vermeden kan worden. Maar dat wil niet zeggen dat we op dit moment al zeggen: conform de toepassingen en de richtlijnen die wij er nu aan verbinden, is het nog steeds houdbaar.
De voorzitter:
Ik kijk naar links. Ik vraag u om uw volgende blokje beet te pakken. Volgens mij is dat het blokje geur en geluid.
Staatssecretaris Jansen:
Dat klopt, voorzitter. De heer Boutkan vroeg welke mogelijkheden ik zie voor het meten van geur op een andere manier dan via een model. De bestaande modellen voor geur worden bijgehouden volgens de laatste stand van de techniek. Momenteel wordt in opdracht van het ministerie door Wageningen Universiteit onderzoek gedaan naar het meten van geur. Ook financieren we samen met het ministerie van LVVN een pilot van de brancheorganisatie voor varkenshouderijen, met praktijkonderzoek voor het meten van geur. Dit verkeert echter nog wel in een vrij pril stadium. Op korte termijn is er dus nog geen andere methodiek mogelijk. Volledig overstappen op het meten van geur is in het kader van haalbaarheid en betaalbaarheid nog niet realistisch, nog niet toepasbaar.
Dan de vragen van de heer Pierik. Dat waren eigenlijk een heleboel vragen, dus dat gaat wat langer duren. Die gingen over de enquête, over de burgers, over de geurhinder en over veehouderijen, waar ik overigens schriftelijke vragen over heb gekregen, die ik heb beantwoord. U heeft uitgebreid aandacht gevraagd voor uw zorgen met betrekking tot de recente enquête. Het ligt gevoelig, zowel bij veehouders als bij omwonenden en andere belanghebbenden. In de recente beantwoording van de Kamervragen — die is op 2 april verstuurd aan de Kamer — ben ik eigenlijk ingegaan op alle vragen die u nu stelt. De enquête is onderdeel van een aangekondigd participatietraject voor de wijziging van de regelgeving rondom geur van stallen en veehouderijen. Het horen en betrekken van alle belanghebbenden via een participatietraject behoort bij een zorgvuldig beleidsproces. Gezien de evaluaties en de uitspraak van het gerechtshof over geurhinder staan we voor de opgave om de balans weer te herstellen. In de toelichting van de enquête wordt uitgelegd dat er een breed participatietraject plaatsvindt met alle betrokken partijen, dus ook met de veehouderijsector zelf. Voor een zorgvuldige formulering van de vragen in de enquête voor omwonenden hebben we een extern bureau ingeschakeld.
Het beschikbaar stellen van VVV-bonnen is bij enquêtes zeer gebruikelijk en kan helpen om een compleet en genuanceerd beeld te genereren. Alle belangen die ermee gemoeid zijn, worden zorgvuldig gehoord en meegewogen. Dat draagt bij aan mijn streven naar een goede balans bij de uiteindelijke besluitvorming. Door alle belanghebbenden actief te betrekken bij de totstandkoming van nieuw beleid, wordt informatie verzameld die een evenwichtig beeld geeft en uiteindelijk dus ook een betere besluitvorming tot gevolg zal hebben. De resultaten van het brede participatietraject worden in het derde kwartaal van dit jaar met u gedeeld. Maar het is dus niet zo dat wij sturend wilden zijn bij het uitzetten van de enquête of dat we de veehouderijsector niet hebben meegenomen. Die hebben we namelijk juist wel meegenomen. Er was zeker geen sprake van sturing. Nogmaals, belonen met bonnen gebeurt heel vaak bij enquêtes, omdat je daarmee een grotere respons krijgt. Dat wil overigens niet zeggen dat niet iedereen kans kan maken op die bonnen.
U stelde nog een vraag. U vond een vraag over de geur van stallen van veehouderijen in de woonomgeving — heeft die weleens invloed op uw sociale leven? — suggestief. Die vraag maakt onderdeel uit van de enquête in het kader van een uitvoerige, zorgvuldige participatie. Die vragen gaan ook over de beleving van geur. Dat was net ook onderdeel van een discussie in de Kamer onderling. Geur wordt door iedereen op een andere wijze beleefd. Voor een zorgvuldige formulering van de vragen hebben we juist dat externe bureau gevraagd. Ook hierbij was er zeker geen sprake van negatieve beïnvloeding door middel van de vraagstelling. De vraag is gewoon objectief bedoeld. We proberen dat op die manier weer te geven.
Dan een vraag van het lid Kostić: kan de staatssecretaris toezeggen dat gezondheid centraal staat met betrekking tot geur? Vanuit zorgvuldigheid is het nodig dat er een brede belangenafweging wordt gemaakt. Met het participatietraject brengen we de belangen breed in beeld, waarbij gezondheid een serieuze rol speelt. We raadplegen de GGD, maar ook het RIVM. Ik streef ernaar om geurhinder te verminderen, voor een schonere en gezondere leefomgeving, maar wel met een toekomstperspectief voor de veehouders.
Dan een vraag van de heer Stoffer, SGP: houdt de staatssecretaris er rekening mee dat via de saneringsregelingen in de stikstofaanpak honderden veehouderijen opgekocht zouden kunnen worden? De saneringsregelingen in de stikstofaanpak zullen inderdaad ook bijdragen aan de aanpak van geurhinder. Dit is echter niet voldoende om alle geurhinder op te lossen. Een deel van de veehouderijbedrijven die mogelijk stoppen via de saneringsregelingen in de stikstofaanpak, veroorzaakt niet altijd geurbelasting. Dus ook met de saneringsregelingen blijft mijn inzet dat het aanpassen van de regelgeving rondom geur noodzakelijk blijft.
Dan was er nog een vraag van de heer Stoffer: maakt de staatssecretaris een verschil tussen woningen die in het verleden gekoppeld waren aan veehouderijbedrijven en andere woningen? In de huidige regelgeving wordt onderscheid gemaakt in de functie van een woning, bijvoorbeeld als het gaat om een bedrijfswoning of een voormalige bedrijfswoning. Bij de aanpassing van de regelgeving gaan we ook de mogelijkheid onderzoeken om onderscheid te blijven maken. Dit zullen we nader moeten bezien.
Dan heb ik twee vragen van de heer Boutkan, over windturbinegeluid. Wat ik daar vooraf over wil opmerken, is het volgende. U vroeg: hoever zijn we nu eigenlijk met de windturbines en met hetgeen naar de Kamer zal worden gestuurd? Een politiek besluit betreft de inhoud van het Ontwerpbesluit windturbines leefomgeving, de afstandsnorm. Die gaan we voor de zomer aanbieden aan de Kamer; dat is toegezegd. Daarnaast zal de behandeling daarvan plaatsvinden in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Denk ook aan het advies richting de Raad van State. Dat is het traject waar we mee bezig zijn.
De concrete vraag was: kan de staatssecretaris reflecteren op het normenkader voor windturbines, op de berekende gemiddelde waardes en op hoe het geluidsniveau gecontroleerd kan worden? Een jaargemiddelde geluidsmaat wordt internationaal gebruikt voor de beoordeling van effecten van geluid, dus ook door de WHO. Niet in alle landen wordt een dergelijk jaargemiddelde gehanteerd; dat gaf de heer Boutkan zelf ook aan. Door de WHO wordt deze wijze van normering echter wel gezien als de juiste wijze om een goed beeld van effecten mee te kunnen geven. Geluidniveaus worden berekend op basis van het bronvermogen van de windturbine, zoals aangegeven door fabrikanten. Het bronvermogen is eenvoudig te controleren door het bevoegd gezag aan de hand van gestandaardiseerde metingen waarop gehandhaafd kan worden. Windturbines die op basis van die gegevens voldoen aan een jaarnorm, kunnen niet ineens veel hogere piekniveaus voortbrengen. Op die wijze geven wij dit dus vorm.
Dan nog een tweede vraag van de heer Boutkan: hoe wordt bij het plaatsen van windturbines rekening gehouden met deze nieuwe inzichten? IenW werkt momenteel aan de nieuwe regelgeving voor windturbines, zoals u net al aangaf. Dat was trouwens nodig, omdat volgens het Europese Hof een milieubeoordeling had moeten plaatsvinden. We zetten in op een goede bescherming van omwonenden met milieunormen, naast een afstandsnorm die duidelijkheid en zekerheid biedt. We kijken opnieuw naar de milieunormen voor windturbines op basis van de plan-milieueffectrapportage, de planMER. De conclusies uit het milieueffectrapport spelen een belangrijke rol bij keuzes over de toekomstige normering. Maar ik kan hier op dit moment niet op vooruitlopen. Wij komen voor de zomer naar u toe.
Ik heb nog twee vragen, voorzitter. De eerste is ook van de heer Boutkan: waarom wordt de GER niet toegepast bij windturbines? Bij het opstellen van de nieuwe milieunormen baseren we ons op de plan-milieueffectrapportage, de planMER. Die brengt voldoende in kaart wat de gezondheidseffecten zijn van windturbines. In essentie is het antwoord dus: nee.
De laatste vraag is van de heer Stoffer van de SGP: waar blijft de aanscherping van geluids- en afstandsnormering? Daar ben ik volgens mij net op ingegaan. Wanneer komt het kabinet met een serieuze aanscherping? Volgens mij ben ik daar ook op ingegaan. O nee, sorry, er was nog één component, die er ook bij stond. Het was de bedoeling dat deze nieuwe regels vanaf 1 juli 2025 in zouden gaan. Dat gaat helaas niet meer lukken, omdat een aantal procedurele stappen gezet moet worden. Dat zal dus iets later worden dan 1 juli 2025.
De voorzitter:
De heer Pierik heeft een vraag.
De heer Pierik (BBB):
Natuurlijk heb ik de antwoorden op de schriftelijke vragen bestudeerd, die op 2 april binnengekomen zijn. Een aantal van die antwoorden snap ik wel. Het gaat om een breed participatietraject, dat natuurlijk meer is dan alleen een enquête. Maar als ik inzoom op die enquête, word ik echt heel treurig van de vraagstelling. De staatssecretaris geeft aan dat het objectieve vragen zijn. Volgens mij zijn het vragen in de trant van: als er een vliegtuig overvliegt, heeft u dan weleens last van geluidsoverlast? Dat is geen objectieve vraag. Ik zou de staatssecretaris twee dingen willen vragen. Wie heeft die vragen bedacht? Dat zal waarschijnlijk dat externe bureau zijn. En waarom wordt er een extern bureau ingehuurd voor zulk soort onderzoeken, terwijl we ook kennisinstituten hebben die dat heel goed kunnen, die dat met gestandaardiseerde methodes volgens mij veel beter kunnen?
Staatssecretaris Jansen:
We hebben gewoon een uitvraag gedaan en dit externe bureau kwam als beste uit de bus. Ik snap absoluut de opmerking van de heer Pierik. Laat ik die als suggestie meenemen. Natuurlijk kijken wij of wij misschien nog neutraler kunnen opereren bij vraagstellingen in enquêtes, maar dat was in onze optiek duidelijk het geval. De vragen zijn inderdaad door het expertbureau bedacht.
De heer Pierik (BBB):
Beluister ik dan goed dat de staatssecretaris het objectief vindt als er bijvoorbeeld staat: u wilt minder vaak bezoek ontvangen of onderneemt minder buitenactiviteiten? Is dat een voorbeeld van een objectieve vraag?
Staatssecretaris Jansen:
Iedereen heeft zijn eigen beleving daarbij. Wij stellen die vraag op die manier. Het is niet zo dat wij vragen: klopt het dat u door deze omgevingsfactoren minder bezoek heeft ontvangen? Dat is namelijk suggestief. Het is een objectieve, open vraag.
De voorzitter:
Het lid Kostić heeft een vraag. Nee, excuus, u bent door uw interrupties heen. Dan kijk ik naar de staatssecretaris, voor zijn volgende blokje.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is de laatste map, voorzitter. Ik begin met de heer Buijsse van de VVD: wat is de status rond de achterstallige vergunningen van Defensie? Er is door Defensie inmiddels een versnelling ingezet. De eerste resultaten van de taskforce zijn zichtbaar. Een exacte planning kunnen we niet geven, want Defensievergunningen zijn complex, maar er zit wat ons betreft wel verbetering in. De complexiteit komt onder andere door de diversiteit in activiteiten, maar ook door het benodigde maatwerk. Vaak moeten diverse onderzoeken worden uitgevoerd, bijvoorbeeld voor het bepalen van geluidsproductieplafonds op vliegvelden. Denk ook aan het uitvoeren van risicoanalyses voor munitieopslag bij schietbanen. Ik kan wel zeggen dat wij voor toekomstige ontwikkelingen rondom Defensie hebben gevraagd om aan de voorkant heel goed rekening te houden met alle zaken rondom vergunningen, om te voorkomen dat je achteraf moet corrigeren.
"Welke politieke keuzes zijn er voor het IenW-domein? Hoe wil de staatssecretaris deze aanvliegen?" Defensie moet zich in principe net als iedereen natuurlijk houden aan de geldende wet- en regelgeving. Denk hierbij aan geluid en externe veiligheid. De overheid heeft hier volgens ons een voorbeeldfunctie in. Mijn prioriteit is dat omwonenden worden beschermd en dat Nederland gezond en veilig blijft, op meerdere terreinen. IenW bekijkt samen met ILT en Defensie hoe ze kunnen bijdragen aan het versnellen van het actualiseren van het vergunningenbestand. Denk aan een gezamenlijke pilot in Woensdrecht voor de uitwerking van nieuwe geluidsregels die gelden onder de Omgevingswet. Dat doen we samen met ILT, het IenW-beleid en het lokale bevoegde gezag. We zoeken dus echt naar goede oplossingen, om dat op een adequate manier op te pakken.
Wederom een vraag van de heer Buijsse: hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat Defensie niet gehinderd wordt door een extra ruimteclaim? De bescherming van Nationaal Programma Ruimte voor Defensie is een apart traject. IenW is hierover al meerdere keren constructief met Defensie in gesprek geweest. De ruimteclaim van Defensie wordt dit jaar in de Kamer besproken, in samenhang met de Nota Ruimte. Zodra locaties bekend zijn, voert Defensie voor de toegewezen ruimteclaim de reguliere procedures via de milieuvergunningen.
Dan het lid Kostić: kan de staatssecretaris voor de zomer een brief aan de Kamer sturen over het oppakken van het signaal van de ILT? Die komt natuurlijk pas bij afronding van de taskforce, dus eind 2025. Naar aanleiding van het signaal is een beleidsreactie opgesteld. Daarin hebben we aangegeven dat de vergunningen op orde moeten zijn. We zijn wel met ILT en Defensie in gesprek over de maatregelen. Maar dat zal dus bij de afronding van de taskforce zijn, eind 2025.
Een vraag van de heer Buijsse: kan de staatssecretaris uitleggen wat er op dit moment speelt? Dat ging over de weerpartijen, de weermarkt. De vraag was of ik kan uitleggen wat er op dit moment speelt en hoe ik in overleg ben met de weermarkt. Zoals u allemaal weet, wordt de Regeling taken meteorologie en seismologie, de RTMS, herzien. Nederlandse Vereniging van Weerbedrijven, de NVWB, heeft zorgen over de te wijzigen regeling en de ruimte die er is voor hun commerciële dienstverlening. Die hebben ze ook meegegeven in een internetconsultatie. Ik ben met hen in gesprek geweest, ik geloof vier weken geleden, op een maandag in Utrecht. Ik heb afgesproken dat de NVWB en het KNMI in overleg gaan over de samenwerking, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Ik heb hedenochtend een appje van hem gekregen waarin hij zegt dat hij gisteren een twee uur durend gesprek heeft gehad met de NVWB en dat die bereid zijn — het KNMI was daartoe al bereid — om met elkaar aan tafel te gaan onder zijn leiding, om te kijken of ze eruit kunnen komen.
Nog een vraag van de heer Buijsse: "Kan de staatssecretaris cijfers aanleveren die horen bij de opruimkosten van gedumpte lachgascilinders? Werkt hij aan oplossingen op dit vlak?" Het probleem van lachgascilinders is bekend, ook wat betreft recreatief gebruik. Het kabinet heeft meerdere brieven over dit onderwerp gestuurd aan de Kamer. Gemeenten en inzamelaars schatten in dat zij in 2023 landelijk bijna 375.000 cilinders in de openbare ruimte hebben aangetroffen dan wel hebben ontvangen bij milieustraten. De kosten voor het verwijderen ervan worden geschat op 17 miljoen euro. Deze cijfers kan ik echter niet onafhankelijk bevestigen. Nogmaals, het zijn de cijfers van gemeenten en inzamelaars. Het kabinet zet primair in op het voorkomen van het gebruik van lachgas en op handhaving. Daarnaast zijn we met een pilot bezig voor het aanbesteden van detectie van lachgascilinders met innovatieve technieken, om te voorkomen dat men er achteraf achter komt. Het gaat dus om detectie aan de voorkant. Bij het commissiedebat over circulaire economie heb ik overigens aan de heer Bamenga toegezegd de Kamer voor 1 oktober een update te sturen over deze pilot.
Dan een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC, over de herziening van het VTH-stelsel, over het wetsvoorstel: hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de omgevingsdiensten aan de robuustheidscriteria kunnen gaan voldoen? Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten om samen te voldoen aan de robuustheidscriteria. Dat is nu ook al een bestuurlijke afspraak. We werken aan het wetsvoorstel om die afspraak wettelijk te borgen. We hebben recent nog aan de Kamer aangegeven hoe de situatie op dit moment is, met de kleurtjes groen, oranje en rood. We hopen natuurlijk dat uiteindelijk alle omgevingsdiensten op groen terechtkomen. Mocht dat niet zo zijn, dan zullen we bekijken in hoeverre we dat op een andere manier moeten regelen; dat heb ik volgens mij al eerder aangegeven richting de Kamer. Wij hebben ook aangegeven dat wij misschien overwegen om omgevingsdiensten samen te laten optrekken op het moment dat zij zelfstandig niet tot het juiste niveau kunnen komen.
Dan nog een vraag voor mevrouw Wingelaar: hoe gaat de staatssecretaris inzetten op de versterking van het stelsel vergunningverlening, toezicht en handhaving? Volgens mij heeft het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel bouwstenen opgeleverd om het stelsel te versterken. Dat hebben we afgesproken in de samenwerkingsafspraken voor de versterking van het VTH-stelsel. Gemeenten en provincies hebben de vrijheid om de bouwstenen wel of niet te gebruiken. Het advies is natuurlijk om dat wel te doen, maar dat kunnen we niet afdwingen. We kunnen het wel stimuleren. Daarvoor stellen we forse subsidies beschikbaar, zowel aan IPO als aan VNG en aan Omgevingsdienst NL. Zo kunnen zij hun achterban hierbij ondersteunen. Ook zullen we partijen natuurlijk in het bestuurlijk overleg blijven aanspreken op deze afspraak, maar uiteindelijk is het wel een keuze die zij zelf kunnen maken.
De heer Gabriëls vroeg: wanneer komt de analyse met betrekking tot aankomende jaarwisseling en het vuurwerk? De Kamer vroeg tijdens het tweeminutendebat van 9 april om een analyse. Ik heb toen aangegeven dat ik voor de zomer de Kamer zou informeren. Daarbij nemen we verschillende aspecten mee, zoals geldende regelgeving en handhaving. Daarbij is ook van belang dat de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk is voor de handhaving. We werken aan een handhavingsplan, zoals ook gevraagd door de Kamer.
Nog een vraag van de heer Gabriëls: is de staatssecretaris al begonnen met de uitwerking van de Wet veilige jaarwisseling en de algemene maatregel van bestuur? Formeel moet de Wet veilige jaarwisseling eerst nog worden aangenomen door de Eerste Kamer. Omdat de motie van de leden Bikker en Boswijk is aangenomen en die de regering verzoekt zo spoedig mogelijk ervoor te zorgen dat de AMvB met het volledige pakket aan voorwaarden wordt uitgewerkt, zijn er binnen mijn ministerie ook al voorbereidende werkzaamheden gestart. We zijn hierover in gesprek met VNG, JenV, politie en andere belanghebbenden. We zijn er dus mee aan de gang gegaan, conform het verzoek in de motie.
Dan een vraag van het lid Kostić, Partij voor de Dieren: wanneer dient de staatssecretaris het wetsvoorstel Wet gewasmiddelenbescherming en biociden in? Wij willen natuurlijk wel een zorgvuldige voorbereiding hiervoor. De mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel worden getoetst. De Raad van State wordt ook om advies gevraagd. Ik ben daarmee aan de gang gegaan. Na de zomer van 2025 zullen we 'm opnieuw indienen.
Nog een vraag van het lid Kostić, over aanslagreinigers met DDAC: "Katten krijgen er brandwonden van en het is milieuvervuilend. Komt de staatssecretaris met een wet die giftige stoffen gaat verbieden?" De middelen voldaan aan de eisen die wij in Europa hebben afgesproken om toegelaten te kunnen worden op de markt. Het Ctgb schrijft met betrekking tot deze middelen de waarschuwingszin "houd huisdieren weg van behandelde plekken, zolang deze nog vochtig zijn". Het is van belang dat gebruikers de gebruiksvoorschriften opvolgen. Ik wil ook graag dat mensen de minst schadelijke methode kiezen om ongewenste organismen te bestrijden. Milieu Centraal informeert burgers over milieuvriendelijke alternatieven voor het voorkomen en beheersen. Dat zijn de stappen die wij daarin zetten.
Voorzitter. De laatste vraag is van de heer Stoffer: hoe wordt er op het riool en het daarbij behorende overstort toegezien? Heel eerlijk: ik ken deze specifieke situatie niet. Ik begrijp wel dat dit nare situaties zijn, die je zo veel mogelijk wil voorkomen. Gemeenten hebben sinds 2003 al op veel plekken problematische riooloverstort aangepakt. Zij geven prioriteit aan overstorten die overlast geven. Het waterschap ziet toe op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ik ga ervan uit dat het hier ook gebeurt. Maar nogmaals, ik ken de specifieke situatie die de heer Stoffer schetst, niet.
De voorzitter:
Dank. Er is een vraag van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb nog twee vragen aan de staatssecretaris naar aanleiding van de beantwoording. Allereerst heb ik een vraag over Defensie, de ruimte en de vergunningen. Kunt u de Kamer na de zomer, richting het nieuwe jaar informeren over de stappen die u neemt? Ik snap dat er op dit moment hard gewerkt wordt. Ik ben er ook bijzonder geïnteresseerd in of u ervaart dat u voldoende instrumentarium hebt, zoals onderliggende wetgeving. Misschien moeten dingen versneld worden, maar is de ruimte er niet. Ik wil u vragen of u dat wettelijk instrumentarium ook mee kunt nemen in de brief die er wellicht komt en die u hopelijk toezegt.
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik richting de heer Buijsse zeggen dat ik daar in het najaar op terugkom. Dat is afhankelijk van andere zaken die eerst moeten worden besloten en waarover uw Kamer wordt geïnformeerd. Dan zal ik dat daarin meenemen. Dan kan ik aangeven of we voldoende wet- en regelgeving hebben of dat we daar mogelijk een uitbreiding in nodig hebben.
De voorzitter:
Uw tweede vraag, meneer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Ik ga ervan uit dat het mijn laatste vraag zal zijn. Die gaat uiteraard over de weerbedrijven. Het is heel goed om te horen dat er gesprekken plaatsvinden met de onafhankelijke voorzitter en tussen het KNMI en de weerbedrijven. Ik zou, als dat kan, graag een toezegging willen over de uitkomst van deze gesprekken. Ik zou u ook willen vragen om geen onomkeerbare besluiten te nemen voordat die gesprekken zijn afgerond en de Kamer is geïnformeerd.
Staatssecretaris Jansen:
Zodra er nieuws te melden is, zal ik natuurlijk naar de Kamer gaan, zeker als het positief nieuws is. Ik ben ervan overtuigd dat ze daar onderling op een goede manier uitkomen. Voordat ik de Kamer heb geïnformeerd, zal ik daar geen besluiten in nemen. Ik vind het wel zo netjes om het op die manier te doen.
De voorzitter:
Nog één vraag van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik vond het wel grappig, want de staatssecretaris gaf antwoorden op vragen die ik hem niet gesteld had, maar hij gaf geen antwoord op de vraag die ik wel gesteld had. De omgevingsdiensten moeten per 1 april 2026 robuust zijn. Het wetsvoorstel dat daarbij moet helpen, gaat pas in op 1 juli 2026. Dat vinden wij bijzonder. Dat was ook de vraag: hoe beziet u dat?
Staatssecretaris Jansen:
Daar kom ik graag op terug in de tweede termijn.
De voorzitter:
Ik zie nog twee vragen. Ik kan daarmee alvast aankondigen dat er geen tweede termijn gaat komen, met de tijd die we hebben. Ik zag allereerst een hand omhoog van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij is mijn vraag over een toezegging niet beantwoord. Onze bevolking wil graag beter geïnformeerd worden in het kader van pfas. Kan de staatssecretaris toezeggen om bijvoorbeeld met een universeel waarschuwingslabel op producten te komen? Volgens mij heb ik het antwoord op die vraag niet gehoord.
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan me die vraag eerlijk gezegd niet herinneren, maar ik kom er in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Er was nog een vraag, van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Afhankelijk van of we wel of geen tweede termijn krijgen, wil ik daar nu eigenlijk gewoon iets over zeggen. Ik vind een tweede termijn heel gewenst. Volgens mij kunnen we wel tien minuutjes uitlopen. De vraag die ik wilde stellen, gaat over het vuurwerk. U bent in gesprek met VNG en politie om de AMvB conform de motie-Bikker/Boswijk alvast parallel, voordat het in de Eerste Kamer behandeld is, uit te voeren. Dat is het punt. Bent u nu al in gesprek? Want dat is wat de motie vraagt.
Staatssecretaris Jansen:
We zijn wel in gesprek, maar het gaat niet lukken, want dan stagneert het.
De voorzitter:
Dit was uw laatste interruptie, meneer Gabriëls. Ik kijk verder nog even rond. Dank voor de antwoorden, staatssecretaris. We moeten straks de zaal uit. Het is te krap. We hebben een aantal opties. Tijdens de procedurevergadering zou voorgesteld kunnen worden om nog een aparte tweede termijn in te plannen. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweeminutendebat. De heer Bamenga wil een tweeminutendebat. Ook dan kunnen er vragen gesteld worden. De staatssecretaris heeft over een aantal zaken gezegd dat hij daarop terugkomt in een tweede termijn. Dan zou ik hem willen vragen of hij schriftelijk wil terugkomen op de dingen die hij zo heeft aangekondigd. De staatssecretaris wil nog wat vragen.
Staatssecretaris Jansen:
Dat was ook mijn voorstel: dat ik op de vragen die nu nog gesteld worden, plus de openstaande vragen, schriftelijk mag terugkomen.
De voorzitter:
Ik denk dat het niet anders kan. Een korte vraag nog van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
U heeft drie opties gegeven. Ik zou willen voorstellen — ik zie mensen knikken — om bij de pv te regelen dat er een tweede termijn komt, zodat we het gewoon fatsoenlijk uit kunnen debatteren, en een tweeminutendebat.
De voorzitter:
Het tweeminutendebat is sowieso aangekondigd door de heer Bamenga. De andere optie die ik gaf, besluit u niet hier, maar in de procedurevergadering. Dat was een voorstel. Dat is een optie die u kunt verzilveren tijdens de procedurevergadering. Daarmee hebben we een aantal dingen afgesproken.
Er is nog een aantal toezeggingen, tenzij u die niet meer wilt horen. Maar dat zou ik nou juist willen horen, als ik u was. De toezeggingen zijn als volgt. Of toch niet, meneer Boutkan? Jawel? Zal ik ze dan even voorlezen?
- Nog dit voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden voor een nationaal pfas-verbod. Dat is een toezegging aan de commissie.
- Eind 2025 ontvangt de Kamer het rapport van het RIVM met daarin de voor- en nadelen van verschillende methoden om cumulatie van zeer zorgwekkende stoffen in kaart te brengen. Dat is een toezegging aan mevrouw Wingelaar.
- Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop gemeenten en provincies zullen worden ondersteund bij de implementatie van de nieuwe luchtkwaliteitsrichtlijn. Dat is een toezegging aan de commissie.
- Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de regierol wordt belegd ten aanzien van het opstellen van de gezondheidseffectenrapportage. Dat is een toezegging aan de commissie.
- Begin 2026 wordt de Kamer geïnformeerd in de Actieagenda Industrie en Omwonenden over de wijze waarop maatschappelijke kosten van Tata Steel en andere industrie worden meegenomen in het beleid en de begroting. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.
- Voor de zomer zullen de onderzoeksresultaten over Beaumix met de Kamer worden gedeeld. Dat is een toezegging aan mevrouw Wingelaar.
- Voor de zomer wordt de Kamer nader geïnformeerd over de staalslakken. Dat is een toezegging aan de commissie.
- De Kamer wordt geïnformeerd over de vraag of er een planning is voor de aanpak van alle locaties waar staalslakken niet goed zijn toegepast. Dat is een toezegging aan de heren Stoffer en Boutkan.
- In het derde kwartaal worden de resultaten van het brede participatietraject ten aanzien van geurhinder van veehouderijen met de Kamer gedeeld. Dat is een toezegging aan het lid Pierik.
- De Kamer wordt eind 2025 geïnformeerd, na de afronding van de taskforce over de achterstallige vergunningen bij Defensie. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.
- Na de zomer ontvangt de Kamer de herziene Wet gewasbeschermingsmiddelen. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.
- In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de stappen die de staatssecretaris gaat zetten om ruimte te creëren voor de vergunningen bij Defensie en over de vraag of hiervoor voldoende wettelijk instrumentarium is. Dat is een toezegging aan de heer Buijsse.
Ik zie een verduidelijkende vraag van de heer Buijsse. En ik zie de heer Bamenga. Eerst de heer Buijsse, over de toezeggingen.
De heer Buijsse (VVD):
Ik mis een toezegging over de weerbedrijven, over de uitkomsten van het gesprek tussen de KNMI en de andere bedrijven.
Staatssecretaris Jansen:
Dat wordt dan wel een samenvatting nadat we een aantal gesprekken hebben, voordat we een onomkeerbare stap zetten.
De voorzitter:
Daar komt de staatssecretaris inderdaad dus nog op terug. Die voegen we toe. Ik kijk nog naar de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij heeft de staatssecretaris ook een toezegging gedaan over dat hij de komende tijd in gesprek gaat met gemeenten, provincies en waterschappen over op welke locaties pfas geloosd wordt. Daar zou de staatssecretaris nog op terugkomen.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij was dat geen toezegging, maar heb ik aangegeven dat we dat op dit moment al doen.
De voorzitter:
Oké. Dat is een lopende actie. Die heeft u dus al in de pocket zonder dat het een toezegging is. Ik kijk ook even naar de staatssecretaris aan mijn rechterzijde. Zijn die toezeggingen op deze manier goed begrepen?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij wel. De toezegging aan de heer Boutkan hadden wij iets anders geïnterpreteerd, maar wij konden leven met uw samenvatting daarvan.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over de toezegging over het pfas-lozingsverbod. Het is natuurlijk logisch dat die voor de zomer zou komen. Dat begrijp ik. Maar daarin werd ook gezegd dat in die brief iets komt te staan over het verbod op textiel á la Denemarken en Frankrijk — dat gaat om een vraag van Bamenga en mijzelf — en het verbod op producten waar al alternatieven voor zijn. Dat zou ook in de brief worden behandeld. Dat is in de eerste termijn toegezegd.
Staatssecretaris Jansen:
Wij hebben toegezegd dat we dat zouden terugkoppelen met het onderzoek, dus niet dat het er al is, maar dat we zouden onderzoeken wat de mogelijkheden zouden zijn. Dat zouden we terugkoppelen.
De voorzitter:
Er nog een vraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Eigenlijk is bijna alles goed, maar die ene toezegging over de maatschappelijke kosten van de uitstoot van de industrie meenemen in begrotings- en beleidsafwegingen is nu gespecifieerd op Tata, terwijl die ging over de bredere industrie, onder andere naar aanleiding van natuur- en milieurapporten. Dat wil ik even zeggen.
De voorzitter:
Dat is helder.
Ik ben trots op u allen. We hebben hard gewerkt, volgens mij. Dank dat het zo is gegaan. Jammer van de tweede termijn, maar dat gaat nog besproken worden. Ik wil iedereen bedanken voor de aandacht: de staatssecretaris en zijn gevolg, de Kamerleden, de mensen op de tribune, de mensen thuis en de mensen die weer zo ontzettend goed voor ons gezorgd hebben. Ik sluit de vergadering. Dank u wel.