Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024
Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024
Jaarverslag
Nummer: 2025D19999, datum: 2025-05-21, bijgewerkt: 2025-05-28 15:12, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36740-XVII-1).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36740 XVII-1 Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024.
Onderdeel van zaak 2025Z08707:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- : Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-05-22 14:14: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-28 13:00: Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-06-16 14:00: Jaarverantwoording 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024–2025 |
36 740XVII | Jaarverslag en Slotwet voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024 |
Nr. 1 |
Ontvangen 21 mei 2025 |
Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten
Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x EUR 1 mln.). Totaal EUR 3.985,8
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x EUR 1 mln.). Totaal EUR 75,6
A. Algemeen
1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2024 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking decharge te verlenen over het in het jaar 2024 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
- het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
- de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
- de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
- de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
- de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
- het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2024
- het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
- het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
- de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2024 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2024, alsmede over de saldibalans over 2024 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Reinette Klever
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Tweede Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Eerste Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. Leeswijzer
Inleiding
In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) toegelicht. In die gevallen waarin afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften voorkomen, wordt dit beschreven. Het jaarverslag 2024 vormt in principe een spiegel van de memorie van toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2023 aan de Kamer is aangeboden.
Bij het aantreden van het Kabinet Schoof 2 juli 2024 is de naam van de portefeuille veranderd naar Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO). In de wetstekst wordt om formele redenen nog de naam BHOS gehanteerd. In de lopende tekst wordt echter systematisch de nieuwe benaming gebruikt.
De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.
Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingshulp.
Focusonderwerp
De Tweede Kamer heeft als focusonderwerp van de Algemene Rekenkamer voor het Jaarverslag 2024 aangewezen «Prioriteren van beleid met aandacht voor de uitvoering en arbeidsmarkt».
BHO maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting op onderuitputting binnen de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de focusonderwerpparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van BZ.
Beleidsverslag
Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met de realisatie van de periodieke rapportages en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2024, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister voor BHO en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2024 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de periodieke rapportages.
Rapportage over resultaten
In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2016 nam de Tweede Kamer de motie Smaling c.s. (Kamerstukken 34 475-XVII,nr. 8) aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Tweede Kamer op 15 september 2016 een brief (Kamerstuk TK 2015–2016, 34 300-XVII, nr. 70) gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.
In de begroting voor 2024 zijn voor de achtste keer indicatoren en streefwaarden opgenomen. Deze indicatoren zijn te vinden in bijlage 4 van dit jaarverslag (departement-specifieke bijlage), waarin een nadere toelichting en analyse per indicator is opgenomen. De behaalde resultaten zijn conform de toezegging in de genoemde brief van 15 september 2017 in dit jaarverslag opgenomen. Dit is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften (model 3.22b verwijst naar model 1.33b Rol en verantwoordelijkheid).
Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en (waar van toepassing) streefwaarden voor deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn zoveel mogelijk SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. Voor de indicatoren zijn methodologische notities opgesteld.
De streefwaarden en indicatoren zijn mede afgeleid van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's), die internationaal zijn afgesproken tijdens de top van de Verenigde Naties (VN/UN) daarover in september 2015. Deze doelen worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabellen zijn verwijzingen opgenomen naar de corresponderende SDG.
Naast de SDG's vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten bijdragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten.
Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en te aggregeren zijn, dienen de twintig indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.
Inspanningen in ontwikkelingshulp zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Daarom wordt de horizon van 2030 van de internationale ontwikkelingsdoelen gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHO-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede periode van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen, voorlichting over hygiëne en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDG's.
De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in het specifieke jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).
Het kost de uitvoerders van de programma’s in de diverse landen tijd om de benodigde informatie te verzamelen en daarover te rapporteren. Dit kan oplopen tot zes maanden na afloop van een kalenderjaar. Daarom is gekozen voor een methode waarbij de resultaten in het jaarverslag voortkomen uit de rapportages van de uitvoerders die zijn ontvangen en goedgekeurd in de periode van 1 oktober 2023 tot 30 september 2024. Dit geeft ook voldoende tijd om de gegevens te analyseren. Gevolg is dat de gerapporteerde resultaten gedeeltelijk behaald zijn in 2024 en voor het overige voornamelijk in 2023. Deze methode zal ook in de toekomst worden gehanteerd.
Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de verschillen tussen de begroting en de realisatie 2024 opgenomen. Voor de uitgaven worden ondergrenzen gehanteerd zoals vermeld in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2025: EUR 2 miljoen voor beleidsmatige mutaties en EUR 4 miljoen voor technische mutaties bij een begrotingsartikel met een omvang tussen EUR 50 miljoen en EUR 200 miljoen, en resp. EUR 5 miljoen en EUR 10 miljoen bij een begrotingsartikel met een omvang tussen EUR 200 miljoen en EUR 1.000 miljoen. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht. Waar nodig, is verwezen naar de Eerste suppletoire begroting, de September suppletoire begroting of de Tweede suppletoire begroting.
In de budgettaire tabellen in het jaarverslag is geen onderscheid gemaakt tussen decommitteringen op oude en nieuwe verplichtingen. Alle decommitteringen worden ten gunste van de begroting gebracht.
In lijn met de toezegging aan de Kamer over het jaarverslag en de Slotwet 2012 is in het BHO-jaarverslag (onder het beleidsartikel) opgenomen of de geplande uitgaven aan een landenprogramma voor een thema lager of hoger uitvallen. Alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen zijn toegelicht. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2024.
Departementale verantwoordingsstaat en saldibalans
Verschillen in de totalen tussen de verantwoordingsstaat en de saldibalans zijn het gevolg van afrondingen.
Overige onderdelen van het jaarverslag
Na de beleidsprioriteiten en beleidsartikelen volgt de bedrijfsvoeringparagraaf waarin de belangrijkste tekortkomingen en risico’s in het begrotingsjaar worden benoemd. Ten slotte volgt de jaarrekening van BHO en zes bijlagen:
- Moties en toezeggingen
- Afgerond evaluatie- en overig onderzoek
- Sanctiebeleid en malversaties
- Toelichting op de streefwaarden en indicatoren
- Budgettair overzicht Oekraïne
- Toezichtrelaties zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak
Voor de externe inhuur en het overzicht WNT-verantwoording 2024 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.
Bedrijfsvoeringsparagraaf
In de bedrijfsvoeringparagraaf worden de belangrijkste tekortkomingen en risico’s in het begrotingsjaar benoemd. In de uitvoering van het beleid op het terrein van BHO wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma’s in het kader van ontwikkelingshulp wordt uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen. Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel- en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.
Groeiparagraaf
Zoals toegezegd in de beantwoording op de Kamervragen naar aanleiding van de Tweede suppletoire begroting 2023 is een tabel opgenomen met de mutaties op hoofdlijnen op artikelonderdeel 5.4, ook wel het verdeelartikel of bufferartikel genoemd opgenomen (zie onderdeel E bij beleidsartikel 5).
HGIS-jaarverslag
De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid. Samen met de jaarverslagen van BZ en BHO, wordt het HGIS-jaarverslag 2024 aangeboden aan het parlement.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2025. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast. Verder werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld. Ontvangsten worden verantwoord op de ontvangsten artikelonderdelen van beleidsartikel 5 met uitzondering van de ontvangsten op risicoregelingen van beleidsartikel 1.
Controleverklaring en auditrapport
In het kader van de wettelijke controletaak voert de Auditdienst Rijk jaarlijks onderzoek uit naar: a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016; b. de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016.
Daarnaast voert de Auditdienst Rijk onderzoek uit naar het begrotingsbeheer, het financieel beheer, de materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk.
Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR-verslag uit in het jaarlijkse auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII zijn opgenomen.
B. Beleidsverslag
3. Beleidsprioriteiten
2024 was een jaar van uitersten: het aantal gewapende conflicten wereldwijd bereikte een record sinds 1946. Terwijl in Oekraïne onverminderd werd gestreden, sloeg in het Midden-Oosten het geweld van de oorlog tussen Israël en Hamas over naar Libanon. Ondertussen telt Soedan de meeste ontheemden ter wereld en lijden er bijna dertig miljoen mensen honger. 2024 was ook het dodelijkste jaar voor hulpverleners en journalisten en meer mensen kregen te maken met extreme weersomstandigheden, droogte en overstromingen. Dit raakt ontwikkelingslanden en dit raakt Nederland. Ook in 2024 namen wereldwijde handelsspanningen toe. Onder andere door een assertieve houding van China op het wereldtoneel, maar bijvoorbeeld ook door de verkiezing van Trump als president van de Verenigde Staten. Wij hebben voor handel en grip op migratie baat bij een stabiel buitenland.
In 2024 is dan ook Nederlandse kennis en kunde ingezet voor het structureel uitbannen van voedselschaarste en het versterken van voedselsystemen, bijvoorbeeld door het ondersteunen van kleinschalig producerende boer(inn)en. Door Nederlandse steun kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot een verbeterde waterbron en 6,4 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. 4,1 miljoen mensen plukten de vruchten van langetermijninvesteringen in waterzekerheid en weerbaarheid tegen droogte en overstromingen, zoals de Blue Deal met Nederlandse Waterschappen en programma’s met de Asian Development Bank (AsDB) en de Wereldbank. Ook heeft het kabinet Nederlandse bedrijven betrokken bij investeringen in groene projecten in ontwikkelingslanden. Nederland verhoogde daarnaast de financiële bijdragen aan noodhulpprogramma’s met EUR 90 miljoen en zette zich in voor de bescherming van hulpverleners. Hierdoor konden burgers in Soedan, Gaza, Libanon en Oekraïne geholpen worden. Ook is bijgedragen aan air drops boven Gaza. Verder heeft Nederland zich ingezet om migratie hoog op de Europese agenda te houden en bilaterale relaties met prioritaire partnerlanden verder verdiept, om irreguliere migratie te beperkten, terugkeer te bevorderen bij onrechtmatig verblijf en om migranten te beschermen. Middels het ‘opvang in de regio’-beleid is de toegang tot onderwijs, werk, bescherming en basisvoorzieningen verbeterd voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in de Hoorn van Afrika, de Syrië- en Afghanistan-regio, Armenië en Moldavië. De uitbraak van het mpox-virus benadrukte het belang van investeren in mondiale gezondheid en toegang tot zorg voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen. Nederland droeg EUR 3 miljoen bij aan het responsplan van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om te voorkomen dat het virus zich verder verspreidde. Ook doneerde Nederland EUR 10 miljoen aan een Team Europe initiatief dat in samenwerking met bedrijven lokale productie van vaccins en geneesmiddelen in Afrika stimuleert. Hiermee is bijgedragen aan de wereldwijde pandemieparaatheid.
Middels politieke en hoogambtelijke bezoeken aan Afrikaanse landen werd daarnaast uitvoering gegeven aan de Rijksbrede Afrikastrategie (2023-2032). Zo bezocht de vorige minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Schreinemacher, Nigeria, Ghana en Ivoorkust en reisde minister Klever afgelopen najaar naar Oeganda. Ook bracht minister Veldkamp in november een bezoek aan Egypte. Daarnaast werd de president van Nigeria in april ontvangen in Nederland. De Kamer heeft motie Boswijk (Kamerstuk 21 501-02 nr. 2962 C.S) aangenomen, waarin wordt verzocht de Kamer te informeren over consequenties van beleidskeuzes en bezuinigingen voor de actieagenda van de Afrikastrategie. Tevens zijn er verkennende gesprekken gevoerd met kennisinstellingen over de aanpak van de monitoring van de strategie, conform de toezegging aan de leden Thijssen en Bisschop. Rijksbreed is er, op basis van het actieplan Beleidscoherentie voor ontwikkeling, verder gewerkt aan het verkleinen van de Nederlandse voetafdruk ten aanzien van water, land en klimaat, het terugdringen van onwettige en ongewenste geldstromen, en het vergroten van gezondheids- en vaccingelijkheid. Dankzij Nederlandse inzet is de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) afgerond en vastgesteld, conform de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Oekraïne Nederland is een belangrijke bondgenoot van Oekraïne sinds de grootschalige Russische invasie in 2022. Nederland steunt Oekraïne actief en onverminderd: politiek, militair, financieel en moreel, ook op het gebied van herstel- en wederopbouw. De niet-militaire steun vanuit de BHO-begroting bedroeg in 2024 ca. EUR 250 miljoen uit reeds gereserveerde generale middelen voor wederopbouw in Oekraïne. De nadruk van de Nederlandse steun lag vooral op het herstel van kritieke energie- en waterinfrastructuur, humanitaire hulp, ontmijning van landbouw- en woongebieden en mentale gezondheid. Ook de positionering en ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven ten behoeve van de wederopbouw van Oekraïne speelde een grote rol. Nederland opende zoal een exportkredietverzekering voor Oekraïne, een Oekraïne Partnerschapsfaciliteit en investeert via onder meer de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en Triple Jump in het Oekraïense mkb. Nederland heeft ook middelen vrijgemaakt voor energiesteun via diverse kanalen zoals de Wereldbank, het Ukraine Energy Support Fund, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en in-kind leveringen. Deze steun werd aangekondigd door minister-president Schoof tijdens zijn bezoek aan Oekraïne in september 2024. Ook sloot Nederland zich hier aan bij drie internationale allianties: de SME Resilience Alliance, Alliance for Gender-Responsive and Inclusive Recovery en Skills Alliance for Ukraine. In 2024 trad de nieuwe Speciaal Gezant Oekraïne aan die zowel de inzet van het bedrijfsleven en wederopbouw faciliteert, als de versterking van politieke samenwerking en donorcoördinatie stimuleert. De Speciaal Gezant nam in november onder meer deel aan de Rebuild Ukraine conferentie in Warschau met 40 Nederlandse bedrijven in de (circulaire) bouw, water en energiesector. Onder het vorige kabinet is Nederland tevens begin 2024 toegetreden tot het Ukraine Donor Platform (voorheen Multi-Agency Donor Coordination Platform), het G7+ platform van de belangrijkste donoren dat ten doel heeft de internationale steun aan de financiële noden en de wederopbouw van Oekraïne te coördineren. |
De hogere kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit landen die door de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp (ODA) hadden effect op het beschikbare budget voor ontwikkelingshulp op de 2024 BHO-begroting. Daartegenover raamde het Centraal Plan Bureau (CPB) in het voorjaar van 2024 een groei van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) (Centraal Economisch Plan, CEP), waardoor het ODA-budget in 2024 en verder opwaarts werd bijgesteld. In verband met groeiende crises wereldwijd, onder andere in Gaza en Soedan, werd vanuit deze opwaartse bijstelling budget beschikbaar gesteld voor noodhulp. In juli 2024 trad een nieuw kabinet aan dat nieuwe accenten zet. In het hoofdlijnenakkoord «Hoop, lef en trots» zijn grootschalige bezuinigingen aangekondigd voor ontwikkelingshulp. Zoals vastgelegd in het Regeerprogramma blijven water, voedselzekerheid, gezondheid en humanitaire hulp prioriteit. Dit zijn sectoren waar Nederland zijn expertise en bedrijfsleven goed kan inzetten.
Met het aantreden van het nieuwe kabinet in de zomer van 2024 werd het Hoofdlijnenakkoord verwerkt in de budgetten, voor zowel 2024 en de jaren daarna. Met dit aantreden zijn de prioriteiten van het kabinet veranderd. Het kabinet besloot, naar aanleiding van de zomerraming (Meerjarige Economische Verkenning, MEV) van het CPB, het ODA-budget niet te actualiseren met de groei van het BNI. Het kabinet verhoogde daarmee niet het ODA-budget met EUR 287 miljoen. Ook voor latere jaren is het ODA-budget niet geactualiseerd. Wegens het niet actualiseren van het ODA-budget en de aangekondigde bezuinigingen in het Hoofdlijnenakkoord, is er in het tweede half jaar van 2024 terughoudendheid geweest met het aangaan van nieuwe verplichtingen. Ondanks de aangekondigde bezuinigingen zijn geen contracten opengebroken en zijn juridische verplichtingen nagekomen. In het najaar van 2024 ontstond ruimte op de BHO-begroting doordat de asieluitgaven lager uitvielen dan eerder geraamd. Deze ruimte werd ingezet voor uitgaven voor humanitaire hulp en voedselzekerheid.
De begroting 2024 vormt het vertrekpunt voor dit verslag, waarbij aanpassingen in deze begroting gedurende het lopende jaar zijn beschreven.
Focusgebieden handels- en investeringsagenda
Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem
Tegen de achtergrond van toegenomen internationale handelsspanningen is in 2024 verder gewerkt aan het ondersteunen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met onder meer oog voor een gelijk speelveld, open strategische autonomie, en economische weerbaarheid en veiligheid. Ondanks de constructieve inzet van het kabinet en de EU leverde de 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in februari 2024 op de belangrijkste onderwerpen (geschillenbeslechting, industriebeleid, landbouw) geen resultaat op. In WTO-verband werd verder gewerkt aan een gelijk speelveld voor industriële sectoren en aan plurilaterale akkoorden aangaande e-commerce en investeringsfacilitatie. De Nederlandse steun aan verschillende handelsfaciliterende initiatieven werd voortgezet, waaronder de Standards and Trade Development Facility van de WTO.
Op EU-niveau waren er in 2024 veel stemmingen over antidumping- en antisubsidiezaken, veelal gericht op China. De stemming over extra invoertarieven op Chinese elektrische auto’s stuitte op veel weerstand in China. Het daarop volgende onderzoek van China tegen de invoer van EU-varkensvlees en zuivel raakt meerdere Nederlandse bedrijven. Minister Klever is hierover in gesprek gegaan met de bedrijven die dit raakt. Ook volgde het kabinet nauwgezet het eerste onderzoek onder het internationaal aanbestedingsinstrument (International Procurement Instrument, IPI) naar de Chinese aanbestedingsmarkt voor medische apparatuur. Nederland was actief op het gebied van de hervorming van het multilaterale investeringsbeschermingssysteem bij de United Nations Commission on International Trade Law (UNCITRAL) en de OESO. Een concreet resultaat in 2024 was de aanname van de statuten van het adviescentrum inzake investeringsgeschillen. Naast investeringsbevordering was er in 2024 veel aandacht voor de toetsing van uitgaande en inkomende investeringen in de EU. Nederland was nauw betrokken bij de onderhandelingen over Europese wetgeving hierover.
Bilaterale (handels)akkoorden en investeringsbeschermingsovereenkomsten
Het kabinet was actief betrokken bij de ambitieuze handelsagenda van de Europese Commissie, resulterend in akkoorden in 2024 met Nieuw-Zeeland, Chili en Kenia. Daarnaast werd verder onderhandeld met Mexico en Australië, en werd een onderhandelaarsakkoord met de Mercosur-landen bereikt. Naar verwachting wordt het EU-Mercosur akkoord rond de zomerperiode 2025 aan de Raad voorgelegd ter besluitvorming. In het kader van betere benutting, handhaving en implementatie van bestaande handelsakkoorden werd op 18 september 2024 in Den Haag een Market Access Day georganiseerd, met de Chief Trade Enforcement Officer van de Europese Commissie als voornaamste aanwezige. In 2024 vonden drie fysieke onderhandelingsrondes plaats tussen Nederland en Nigeria inzake een vernieuwde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst (IBO). Met Ghana zijn geen gesprekken gevoerd; wel is verder gewerkt aan de vereiste autorisatie door de EU Commissie. Nederland heeft een actieve bijdrage geleverd aan de gesprekken van de Europese Commissie met de VS, onder andere in het kader van de Trade & Technology Council.
Bevorderen economische weerbaarheid, inclusief mitigeren risicovolle strategische afhankelijkheden
Nederland heeft op bilateraal niveau strategische economische veiligheidsdialogen gevoerd met de partnerlanden Verenigd Koninkrijk, Zuid-Korea en Australië. De Taskforce Strategische Afhankelijkheden (TFSA), mede gecoördineerd door BZ, heeft verschillende risicoanalyses van strategische afhankelijkheden afgerond en de Kamer hierover vertrouwelijk geïnformeerd. Ook is in de TFSA gewerkt aan strategieën voor de mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden. In mei 2024 is de EU-verordening kritieke grondstoffen (Critical Raw Materials Act, CRMA) in werking getreden. De CRMA heeft als doel een veilige en duurzame aanvoer van kritieke grondstoffen voor de Europese industrie te verzekeren door de binnenlandse winning-, verwerkings- en recyclingcapaciteit te versterken en tegelijkertijd de aanvoer te diversifiëren door middel van strategische partnerschappen. Ook heeft Nederland de mogelijkheden verkend voor het sluiten en ontwikkelen van bilaterale grondstoffenpartnerschappen en strategische projecten met derde landen. TNO is in opdracht van het kabinet gestart met een pilot voor internationale kennissamenwerking op het gebied van kritieke grondstoffen. In het kader van verduurzaming van grondstoffenketens heeft BHO de bijdrage aan de Wereldbank voor klimaatslimme mijnbouw en lokale waardetoevoeging geïntensiveerd. Tevens zijn er zes nieuwe projecten gestart onder het European Partnership for Responsible Minerals. Om talentontwikkeling voor de halfgeleiderindustrie te versterken, is in 2024 in de eerste online Semicon School tussen Nederland en India georganiseerd, in samenwerking met de TU Eindhoven.
Energiediplomatie
In 2024 is de inzet op energiediplomatie verder uitgebouwd, met handelsbevordering, open strategische autonomie en leveringszekerheid als belangrijkste pijlers. Dit heeft geleid tot 9 Partners in International Business-projecten op het gebied van wind op zee en waterstof (VS, Chili, Polen, Ierland, Baltische staten, Finland, Japan, Golf-regio en Australië), en een economische missie naar Zweden met een focus op innovatieve energieoplossingen als waterstof en batterijen. Nederland heeft samen met het Havenbedrijf Rotterdam, Gasunie en Invest International een gezamenlijke strategie voor samenwerking op waterstof gepresenteerd aan de Namibische overheid, die positief is ontvangen. Tijdens de World Hydrogen Summit & Exhibition in Rotterdam in mei 2024, heeft Nederland zich, met meer dan 100 inkomende delegaties, opnieuw geprofileerd als vooraanstaande speler in de energietransitie. Tijdens een werkbezoek van Zijne Majesteit de Koning aan Denemarken en Noorwegen in november 2024 zijn 10 Memoranda of Understanding (MoU's) gesloten tussen overheden en bedrijven op het gebied van waterstof, havenontwikkeling, importcorridors, energieopslag, innovatie en kennisuitwisseling.
Beleid en uitvoering exportcontrole strategische goederen
Op alle onderdelen van het exportcontrolebeleid zijn in 2024 substantiële stappen gezet door het kabinet. Allereerst zijn de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen aangepast. De wijzigingen dienen onder meer ter versterking van de handhaving. Ook is de Regeling geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders geactualiseerd naar aanleiding van de laatste technologische inzichten en is er een nieuwe nationale exportcontrolemaatregel ingevoerd voor bepaalde hoogwaardige en gevoelige goederen en technologieën (Staatscourant 2024, 2900 en Kamerstuk 30821, nr. 242). Ongecontroleerde uitvoer van deze goederen en technologieën zou namelijk risico’s opleveren voor de openbare veiligheid. Om de effectiviteit van deze maatregelen en een gelijk speelveld te bevorderen heeft het kabinet zich parallel aan de nationale wetgeving sterk gemaakt voor meer centrale coördinatie in de EU binnen de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen Europese Raad en Europese Commissie, onder andere in de vorm van een non-paper hierover (Kamerstuk 21501-02, nr. 199). Het kabinet heeft in 2024 een actieve rol vervuld in de praktische uitwerking van het instrumentarium bij de Europese Economische Veiligheidsstrategie, onder andere in de vorm van de kabinetsappreciatie van het Commissie witboek over exportcontrole (Kamerstuk 22112, nr. 3902). Hierin laat het kabinet zich constructief uit over betere Europese handelingsopties om sensitieve technologieën tijdig onder controle te brengen.
Exportcontrole maakt onderdeel uit van de «whole of government approach» op kennisveiligheid (Kamerstuk 22112, nr. 3906). Om bij te dragen aan de juiste balans tussen internationale onderzoekssamenwerking, innovatie en bewustwording van de risico’s rondom technologieën voor tweeërlei gebruik, heeft het kabinet in 2024 een Exportcontroleseminar voor Kennisinstellingen georganiseerd. Dit vond plaats naast het jaarlijks Exportcontroleseminar voor bedrijven. De implementatie van de Dual-use Verordening (zoals herzien in 2021) heeft verder vorm gekregen. De Europese Commissie heeft de langverwachte richtsnoeren voor de export van goederen voor cybersurveillance gepubliceerd. De ontwikkeling van sancties – met name tegen Rusland en Iran – is in volle vaart doorgegaan in 2024. Het kabinet voert op de exportbeperkende maatregelen binnen opeenvolgende EU-sanctiepakketten een vooruitstrevende rol, in het bijzonder waar het common high priority goederen betreft. Conform de wens van uw Kamer blijft het kabinet zich ambitieus inzetten tegen de omzeiling van sancties. (o.a. Kamerstuk 36410-V, nr. 85; Kamerstuk 36600-V, nr. 5; en Kamerstuk 21501-02, nr. 2979). Via het herzieningsproces van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport en de inzet toe te treden tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein, waarbij momenteel Frankrijk, Duitsland en Spanje zijn aangesloten, werkte het kabinet versterkt aan convergentie van het Europees wapenexportbeleid en een gelijker speelveld voor de Nederlandse industrie. Dit versterkt de mogelijkheid van deelname van de Nederlandse industrie aan Europese defensieprojecten en dient de bredere Europese veiligheidsbelangen. Het kabinet gebruikt de verschillende diplomatieke en politieke kanalen om het belang van de Nederlandse toetreding bij de verdragspartijen onder de aandacht te brengen. Na een formele instemming van de drie verdragspartijen zal Nederland een formele uitnodiging tot toetreding ontvangen waarna het kabinet het parlementaire goedkeuringstraject zal starten.
Verdienvermogen en kracht van Nederland: nu en in de toekomst
Missies
De inzet van economische diplomatie en het bedrijfsleveninstrumentarium werd in 2024 gericht op de 25 prioritaire markten, 2 prioritaire regio’s (ASEAN-5 en de Golf) en 14 combinatielanden. In 2024 zijn 6 economische missies uitgevoerd; naar Polen, Vietnam, België, de Verenigde Staten, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Vanwege wisseling van de politieke leiding konden gedurende een aantal maanden geen economische missies worden gepland. Het streven van 12 economische missies kon daardoor niet worden behaald. Er zijn stappen gezet om de economische missies nog beter te laten aansluiten op de wensen van het bedrijfsleven, onder meer door een nauwere samenwerking met VNO-NCW bij de planning en voorbereiding ervan.
RVO-cijfers KPI's over 2024
Gedurende de kabinetsperiode zal het kabinet aan de hand van specifiek
meetbare doelen onderzoeken of het handelsinstrumentarium ondernemers
voldoende op weg helpt, of dat er aanpassingen nodig zijn. De
beleidsdoelen waaraan het handelsbevorderende RVO-instrumentarium
getoetst is (cijfers zijn over heel 2024), zijn de volgende:
- Bereik onder de beoogde doelgroepen via dienstverlening: 29.584, waarvan 11.869 unieke ondernemers
Digitaal bereik:
- Aantal social media gebruikers: 130.932
- Aantal overige platformgebruikers: 247.011
- Aantal unieke paginaweergaven: 1.123.091
- Klanttevredenheid: 8,2/10
- Overheidsondersteuning: 84% van de ondernemers ervaart de overheidsondersteuning als een nuttige bijdrage voor exportgerichte vervolgstappen.
- Kennisgroei: 65% van de ondernemers verwacht een toename in relevante kennis en informatie.
- Netwerkuitbreiding: 59% van de ondernemers ervaart een toename van zakelijke contacten en/of netwerken.
- Zakelijke stap: 78% van de ondernemers verwacht een zakelijke stap richting export, import of investeringen.
SIB
Met de subsidieregeling Support International Business (SIB) zijn individuele en collectieve missie-, coaching- en kennissubsidies aangeboden aan (startende) mkb-ondernemingen die de stap willen maken naar buitenlandse markten. Met een optopping van EUR 500.000 uit middelen die vrijkwamen vanuit de Uitvoeringsrapportage, hebben meer ondernemers gebruik kunnen maken van de subsidieregeling.
Ondersteuning MKB en specifieke doelgroepen
In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, RVO en het postennetwerk (o.a. via de Startup Liaison Officers) zijn startups en scale-ups met informatievoorziening en speciale missies (o.a. naar CES Las Vegas, WebSummit Lissabon, Slush Helsinki en tijdens de Next Web in Amsterdam) geëquipeerd om de eerste stappen over de grens te zetten. In samenwerking met RVO en het postennetwerk, inclusief de NBSO’s, werd een missie naar Los Angeles georganiseerd, specifiek gericht op vrouwelijke ondernemers. Ook is geïnvesteerd in het verkrijgen van meer inzicht in de man/vrouwbalans bij het gebruik van het handelsinstrumentarium, door het verbeteren van de meetbaarheid van instrumenten en het verzamelen van interne data. Ook werd sectorgericht gewerkt, in samenwerking met verschillende organisaties, om impactvolle activiteiten voor vrouwelijke ondernemers te organiseren (o.a. tijdens de World Hydrogen Summit).
Publiek-Private Samenwerking (PPS)
Met VNO-NCW, het Ministerie van Economische Zaken (EZ) en RVO is binnen het PPS-Regieteam verder gewerkt aan het versterken van het verdienvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven door PPS. Onderdeel daarvan is een betere afstemming van het innovatie-, industrie- en handelsbeleid. Er zijn middelen toegewezen voor de uitwerking van internationale strategieën via publiek-private meerjarige programmering en er is ondersteuning gegeven aan de uitvoering van de innovatiepacten met Duitsland en Frankrijk. In samenwerking met EZ en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn de internationale activiteiten van de ROM’s meer in lijn gebracht met de kabinetsprioriteiten op het gebied van handel en innovatie. Meerdere ROM’s van het Trade & Innovate-netwerk zijn betrokken bij de publiek-private meerjarige programmeringen.
Vergroening handelsinstrumentarium en financieringsregelingen
Atradius Dutch State Business (ADSB) verstrekte in 2024 68 Exportkredietverzekering (EKV) polissen aan bedrijven voor transacties die als groen zijn geclassificeerd. Dit is wederom een stijging ten opzichte van voorgaande jaren (55 polissen in 2023, 46 polissen in 2022, 27 polissen in 2021). Aanvragen van bedrijven voor projecten in de fossiele energiesector komen sinds 2024 niet meer in aanmerking voor een exportkredietverzekering, behoudens beperkte uitzonderingen. In 2024 heeft een evaluatie plaatsgevonden van het COP26 beleid, waarover de Kamer per brief is geïnformeerd (Kamerstuk 26 485, nr.438).
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
In juli 2024 is de CSDDD in werking getreden, die mede dankzij de Nederlandse inzet, in overeenstemming is met de OESO-richtlijnen. Er is een conceptwetsvoorstel ter implementatie opgesteld en een internetconsultatie uitgevoerd. Conform staand kabinetsbeleid wordt de richtlijn zuiver en lastenluw geïmplementeerd zonder nationale koppen. Sinds 13 december 2024 is ook de anti-dwangarbeidverordening van kracht. De verplichtingen voor bedrijven gaan gelden vanaf december 2027. In het najaar van 2024 kondigde de Europese Commissie een zogenaamd ‘omnibusvoorstel’ aan dat bedoeld is om de regeldruk van verschillende Europese wetten in samenhang terug te dringen. Over dit geplande voorstel zijn nog weinig details bekend maar het wordt onder meer in verband gebracht met de CSDDD. Het kabinet onderschrijft het doel van regeldrukvermindering, zoals ook opgenomen in het regeerprogramma. Het kabinet wil daarbij in ieder geval inzetten op het terugdringen van dubbele en onnodig complexe rapportageverplichtingen in de gedelegeerde handelingen onder de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de CSDDD. Het kabinet zal aanvullende voorstellen op hun merites beoordelen en houdt daarbij ook de rechtszekerheid voor bedrijven in het oog. Het subsidiekader voor sectorale samenwerking, bedoeld om bedrijven te ondersteunen bij het naleven van de Europese wetgeving, is gepubliceerd in de Staatscourant. De subsidiebeschikking aan de SER, die zorg draagt voor de totstandkoming en uitvoering van de IMVO-sectorovereenkomsten, is op 18 juli jl. verlengd tot 2030. In 2024 is ook op de andere onderdelen van de doordachte mix van IMVO-maatregelen voortgang geboekt. De zichtbaarheid en dienstverlening van het MVO-steunpunt zijn versterkt. Daarnaast dragen het bedrijfsleveninstrumentarium en Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) in het Rijksinkoopbeleid eraan bij, dat meer bedrijven IMVO gaan toepassen. In 2024 zijn de bestekteksten, onderdeel van het ISV-beleidskader, in lijn gebracht met de OESO-richtlijnen. Dit zorgt voor coherentie en duidelijkheid richting bedrijven.
Focusgebied: combinatiebeleid
Inzet voor publiek-private samenwerking via «combitracks»
In 2024 zijn in «combinatielanden» (acht opkomende markten in Afrika, vier in Azië, plus Colombia en Oekraïne) een twintigtal zogeheten «combitracks» verder ontwikkeld. Ook de plannen van aanpak (interventiestrategieën) zijn voor het merendeel afgerond. De combitracks zijn gericht op het creëren van synergie tussen handel, investeringen en ontwikkeling. Tot nu toe zijn er meer dan honderd bedrijven betrokken bij deze meerjarige trajecten die Nederlandse oplossingen voor vergroening en/of digitalisering opschalen in deze markten. Hiermee volgt het kabinet een win-win-benadering, die gericht is op een versterkt en toekomstbestendig verdienvermogen van zowel het betreffende (combinatie)land als Nederland en op het bevorderen van goede arbeidsomstandigheden en eerlijke lonen. Nederland en landen zoals Nigeria, Kenia en Vietnam hebben elkaar veel te bieden in sectoren als agrifood/voedselzekerheid, water, circulair/afval, hernieuwbare energie (onder meer groene waterstof) en gezondheidszorg. Zo wordt in Nigeria de verkoop van Nederlandse zonne-energiesystemen opgeschaald, terwijl de opleiding van Nigeriaanse installateurs en lokale wetgeving verbetert. Vietnamese vis- en garnalenkwekers worden passende Nederlandse oplossingen aangeboden, waardoor de productie beter kan aansluiten bij de eisen van de Europese markt. In Kenia staan digitale oplossingen voor verbeterde gezondheidszorg centraal. Ook Invest International speelt een actieve rol in het aanjagen van private en publieke investeringen in deze landen. Zo werkte de organisatie aan de opzet van zogeheten Dutch Desks voor Nederlandse bedrijven bij lokale banken in enkele combinatielanden.
Verduurzamen waardeketens en handelsfacilitatie
Nederland heeft zich ingezet voor een open, schoon en eerlijk internationaal handelssysteem, dat voor zowel Nederland als ontwikkelingslanden werkt. Multistakeholderdialoog en partnerschappen met producenten en landen waren hierbij het uitgangspunt. Zo steunde het kabinet het Initiatief Duurzame Handel (IDH) dat Nederlandse bedrijven en hun leveranciers in productielanden in meerdere ketens en sectoren helpt om te voldoen aan Europese IMVO-wet- en regelgeving. De vraag van het bedrijfsleven naar ondersteuning door het Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen (SPVO) nam ook toe. Dit fonds ondersteunt Nederlandse bedrijven bij het onderzoeken en adresseren van sociale risico’s en misstanden in hun waardeketens, conform internationale IMVO-normen. In 2024 zijn 20 nieuwe projecten gestart, waarmee er in totaal nu 27 projecten in uitvoering zijn. Het Dutch Initiative on Sustainable Cocoa (DISCO), een multistakeholder initiatief waar bedrijfsleven, ngo’s en de Nederlandse overheid lid van zijn, bracht in juli baanbrekende richtlijnen uit voor duurzaam inkopen. Via deze richtlijnen committeerden de DISCO-leden zich aan het betalen van adequate prijzen voor cacao, zodat cacaoteelt met respect voor mens en milieu winstgevend kan zijn en het cacaoboeren in staat stelt een leefbaar inkomen te verdienen.
In maart 2024 nam Nederland het voortouw in onderhandelingen over een internationale definitie van ‘leefbaar loon’ bij de International Labour Organisation (ILO). Deze definitie is belangrijk voor Nederlandse bedrijven, hun toeleveranciers en ketenpartners om internationale waardeketens te versterken en zo te voldoen aan Europese IMVO wet- en regelgeving. Met steun van Nederland adviseerde UNCTAD, de VN-Conferentie inzake Handel en Ontwikkeling, aan ontwikkelingslanden over verbetering van hun investeringsbeleid en digitale handel, met extra steun voor vrouwelijke ondernemers. Ook werkte Nederland aan de versterking van regionale markten voor meer en efficiëntere handel. Zowel grote bedrijven als kleine handelaren profiteren hiervan. Het werk van TradeMark Africa leidde in diverse landen tot een afname van wachttijden met dertig procent bij grensovergangen en modernisering van havens. In Oost-Afrika werkte Nederland samen met de EU, Nederlandse en lokale partijen verder aan de ontwikkeling van logistieke koelketens gericht op langere houdbaarheid van versproducten, gereduceerde transporttijd en -kosten en een lagere klimaatvoetafdruk.
Focusgebieden Ontwikkelingshulp
Private sector ontwikkeling
In 2024 zijn er wederom belangrijke bijdragen geleverd aan het creëren van een sterke private sector in ontwikkelingslanden. Nederland heeft lokale en Nederlandse (mkb-)bedrijven, vrouwelijke en jonge ondernemers en innovaties uit ontwikkelingslanden ondersteund door het versterken van het ondernemingsklimaat, handel voor ontwikkeling en verbeterde toegang tot financiële diensten. Om de samenwerking met bedrijven voor ontwikkelingshulp verder te versterken heeft de ambassadeur voor Bedrijfsleven en Ontwikkeling in Nederland de dialoog met bedrijven, werkgevers- en brancheorganisaties, investeerders en pensioenfondsen geïntensiveerd. Ook heeft hij bezoeken gebracht aan diverse landen en multilaterale instellingen. Op het gebied van publieke infrastructuur, in het bijzonder in de water- en gezondheidssector, zijn in 2024 onder meer een waterzuiveringsproject in Dakar, een watervoorzieningsproject in Jordanië, een ziekenhuisproject in Mozambique en een diagnostisch gezondheidsproject in Tanzania gerealiseerd. Voor projectontwikkeling werden met Senegal, Ivoorkust en Benin MoU's afgesloten, waarbij samenwerking met Nederlandse partners wordt gestimuleerd. Om te bevorderen dat Nederlandse bedrijven projecten kunnen uitvoeren, en hun kennis en ervaring inzetten, is nadruk gelegd op kwaliteitseisen in tenders. Het vinden van financiering blijft voor Nederlandse en lokale ondernemers een belangrijk obstakel om activiteiten te ontplooien in ontwikkelingslanden. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) werkt al lange tijd aan oplossingen voor dit vraagstuk. DGGF-spoor 2 (het lokale mkb-loket) heeft in de afgelopen tien jaar bijvoorbeeld meer dan 11 duizend mkb’s ondersteund en bijgedragen aan de creatie van meer dan 50 duizend banen. Na succesvolle afronding van de eerste fase van het Ventures Programma van FMO, waarbij startende ondernemers in ‘agri-tech’, ‘fin-tech’ en ‘energy/clean-tech’ zijn gesteund, werd in 2024 de tweede fase gelanceerd. Om de zorgsector beter financierbaar te maken, zette het kabinet ook in op innovatie en gebruik van digitale technologie. Zo verstrekte het Medical Credit Fund met steun van het kabinet 1774 (digitale) leningen aan zorgondernemers.
Mobilisatie van private financiering en innovatieve financiering
Het kabinet ging daarnaast door met het mobiliseren van private financiering voor de klimaat- en ontwikkelingsdoelen in ontwikkelingslanden. Tijdens de COP29 liet Nederland met het Nederlandse Impact Loan Exchange Fund (ILX) zien dat schaalbare private financiering mogelijk is. ILX, dat co-investeringen in projecten van ontwikkelingsbanken mogelijk maakt, kondigde aan op te schalen naar USD 1,7 miljard aan investeringen van institutionele partijen.
Nederland en Europese ontwikkelingshulp
In het kader van de EU Global Gateway-strategie, waarbij de krachten van diplomatie, handel en ontwikkelingshulp worden gecombineerd, heeft Nederland samen met private partijen en Invest International, en in overleg met de Europese Commissie, een aantal voorstellen voor grootschalige projecten ontwikkeld. De nadruk ligt op terreinen waar Nederland meerwaarde heeft en waar EU-belangen en die van partnerlanden samenkomen, zoals op agrologistiek en hernieuwbare energie. De EU heeft daarnaast EUR 53 miljoen aan nieuwe EU-middelen ter beschikking gesteld (delegated cooperation), die Nederland aanwent als hefboom voor het Nederlandse ontwikkelingshulp- en buitenlandbeleid. Het totaal aan delegated cooperation middelen (middels BZ, RVO en NUFFIC) komt daarmee op EUR 111,3 miljoen. FMO werkt daarnaast al jaren samen met de Europese Commissie en heeft tot op heden EUR 660 miljoen aan garanties ontvangen. Tevens is Invest International in 2024 gestart met een traject om door de Europese Commissie geaccrediteerd te worden als uitvoeringspartner (het zogeheten pillar assessment), waarmee de financieringsmogelijkheden voor internationaal opererende Nederlandse bedrijven, ook in het kader van de Global Gateway-strategie, worden vergroot. Het streven is om de pillar assessment in 2025 af te ronden.
Investeren in jongeren, onderwijs en werkgelegenheid
In 2024 werkte Nederland via de Youth at Heart-strategie aan betere toekomstperspectieven voor jongeren. De ambassadeur Jongeren, Onderwijs en Werk bezocht twintig landen, waar onder meer lokale jongerenadviescommissies werden opgericht, Orange Corners hubs zijn geopend, en relaties met jongeren en beleidsmakers werden versterkt. Dit leidde tot nauwe samenwerking met de Wereldbank, de EU en de Afrikaanse Unie (AU). Op onderwijsgebied werden 48.000 leraren getraind via het Global Partnership for Education. Generation Unlimited verbeterde werkvaardigheden in Afrika en deed onderzoek naar de gevolgen van AI voor werkgelegenheid. KNVB World Coaches trainde bijna duizend coaches, die 15.000 jongeren bereikten. In migratiecontexten kregen 250.000 jongeren training en maatschappelijke kansen in hun regio via het PROSPECTS-programma. Voor werkgelegenheid breidde het Orange Corners-programma uit naar drie landen. Het Innovatie Fonds verstrekte EUR 4 miljoen aan leningen en het Challenge Fund for Youth Employment creëerde 100.000 banen en ondersteunde 500 bedrijven. Programma’s zoals LEAD droegen bij aan sectorspecifieke werkgelegenheid en vaardigheden.
Voedselzekerheid
Het beleid van het kabinet was in 2024 gericht op een directe respons op voedselschaarste, op het structureel uitbannen van ondervoeding en op het vergroten van de weerbaarheid van voedselsystemen (Kamerstuk 33 625, nr. 341). In 2024 zijn meerdere activiteiten langs deze lijnen ingezet, zoals programma’s op het gebied van bodemvruchtbaarheid, verdere versterking van boerenorganisaties, ondersteuning van landbouwkundig onderzoek en grotere inzet van Nederlandse kennis en kunde voor ondervoede mensen en kleinschalig producerende boer(inn)en. In zowel het Hoofdlijnenakkoord als het Regeerprogramma is bepaald dat voedselzekerheid prioriteit krijgt in de ontwikkelingshulp voor de komende jaren. Met het oog daarop zijn eind 2024 consultaties gehouden met de Nederlandse agrifoodsector. Nederland streeft naar een aanpak van voedselzekerheid die alle onderdelen van voedselsystemen omvat en werkt hiervoor samen met VN-organisaties wanneer de VN de beste route is om de beleidsdoelstelling op het gebied van voedsel te behalen. Daarbij ondersteunde Nederland, in het kader van de follow-up van de UN Food System Summit, een initiatief om nationale plannen op klimaat en voedsel op elkaar afstemmen. Ook werd Nederland lid van de G20 Global Alliance Against Hunger and Poverty.
Water
Water is een prioriteit in zowel het Hoofdlijnenakkoord als het Regeerprogramma. Nederland bleef in 2024 ontwikkelingslanden ondersteunen bij uitdagingen op het gebied van water, wat onze internationale reputatie als kennisland op dit gebied bestendigde. Als voormalig medeorganisator van de VN-waterconferentie (2023) was Nederland ook betrokken bij het formuleren van het mandaat voor de volgende VN-waterconferentie in 2026 en de VN System-wide Strategy on Water and Sanitation. Ook werd Nederland uitgenodigd deel te nemen aan de G20-werkgroep voor drinkwater- en sanitaire voorzieningen en hygiëne. Hierdoor krijgt waterbeheer en de toenemende wateroverlast en watertekorten internationaal meer aandacht en blijft Nederland zichtbaar als belangrijke partner in deze sector.In 2024 lag de nadruk op het versterken van lopende programma's, mede naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer (AR). Daarnaast werd gewerkt aan nieuwe manieren om investeringen in ontwikkelingshulp effectiever te maken. Programma’s als Aqua4All, Financial Inclusion Improves Sanitation & Health (FINISH) en het Water Sector Trustfund bij de Europese Investeringsbank droegen hieraan bij. In zowel het Hoofdlijnenakkoord als het Regeerprogramma is bepaald dat in het nieuwe beleid voor ontwikkelingshulp ‘water’ een prioriteit wordt. In dit licht zijn er consultaties gehouden met de Nederlandse watersector. De aanbevelingen van de door Nederland bijeengebrachte Global Commission on the Economics of Water (GCEW), die eind 2024 haar eindrapport publiceerde, zullen mede richting geven aan waterbeleid wereldwijd, zoals bijvoorbeeld de EU Water Resilience Strategy en de waterstrategie van de Wereldbank.
Klimaat
Tijdens COP29, de Klimaatconferentie van de VN, in november 2024, stond klimaatfinanciering centraal. Mede door de inzet van Nederland en de EU omvat het nieuwe collectieve klimaatfinancieringsdoel voor 2035 een brede financieringsbasis, met zowel internationale publieke financiering van een bredere groep landen als klimaatinvesteringen van bedrijven. Conform de motie-Kröger (Kamerstuk 37461, nr. 1087) heeft het kabinet innovatieve financieringsoplossingen internationaal onder de aandacht gebracht. Ook bleef het kabinet Nederlandse bedrijven betrekken bij groene investeringen in ontwikkelingslanden, zoals in Nigeria en Indonesië. Door het uitstellen van de toepassing van de EU-verordening ontbossingsvrije producten (EUDR) naar 30 december 2025, is er meer tijd voor de implementatie hiervan. Nederland informeert en voert een dialoog met bedrijven om de toepassing van de verordening zorgvuldig voor te bereiden. Daarnaast steunt Nederland programma’s die landen en kleinschalige boeren helpen om aan de eisen te voldoen. Met het oog op het bewerkstelligen van een gelijk speelveld, zet Nederland erop in dat andere markten die de onder de verordening vallende producten afnemen, vergelijkbare maatregelen treffen. In lijn met de motie-Kamminga (Kamerstuk 36550-XVII, nr. 16) heeft Nederland, samen met een aantal Europese partners, een EU delegated cooperation-programma ontwikkeld dat zich richt op de toegang tot hernieuwbare energie voor schoon koken in West-Afrika. RVO is hoofduitvoerder van dit programma. Hiermee draagt Nederland bij aan het verbeteren van voedselzekerheid, gezondheid en gelijkheid voor vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden.
Mondiale Gezondheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)
In 2024 heeft Nederland de mondiale gezondheidsstrategie 2023-2030 verder geïmplementeerd. Mede dankzij Nederlandse steun zetten Gavi, de WHO en het Global Fund (het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria) daarnaast stappen in de strijd tegen malaria: in zeventien Afrikaanse landen werd het nieuwe malariavaccin geïntroduceerd. Hiermee werd onder meer kindersterfte met dertien procent teruggedrongen. Het kabinet investeerde EUR 10 miljoen om samen met EU-partners en het bedrijfsleven lokale productie van vaccins en geneesmiddelen in Afrika mogelijk te maken. Op die manier wordt een stevig fundament gelegd voor internationale pandemische paraatheid. Ook toegang tot basisgezondheid en SRGR voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen blijft daarvoor essentieel. Samen met Denemarken en Benin bracht Nederland 400 jongeren uit 130 landen samen om te spreken over internationale afspraken daarover. Nederland investeerde tevens extra in programma’s om partnerlanden, zoals Benin, te ondersteunen in hun streven om moedersterfte tegen te gaan. Ook het bedrijfsleven speelde een steeds belangrijkere rol in het vergroten van toegang tot zorg van vrouwen en meisjes. Het Global Fund bestelde bijvoorbeeld 200 röntgenrugzakken bij het Nederlandse bedrijfsleven in de strijd tegen tuberculose in Nigeria. In opvolging van de aanbevelingen van IOB-evaluatie over het Nederlandse SRGR-beleid is het programmabeheer, inclusief monitoren, evaluatie en leren versterkt. Aanhakend hierop werd in 2024 extra aandacht gegeven aan monitoring en leren binnen de SRGR-partnerschappen, op basis van uitkomsten van de mid-term reviews van deze programma’s.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid
In 2024 is verdere invulling gegeven aan het door het vorige kabinet ingevoerde Feministisch Buitenland Beleid (FBB). Nederland investeerde, onder meer via het SDG5-fonds, in lokaal vrouwelijk leiderschap, economische zeggenschap, het bestrijden van geweld tegen vrouwen en meisjes en de rol van vrouwen in conflictoplossing en vredesopbouw. Deze inzet droeg bij aan belangrijke stappen naar verscherpte wetgeving ter bestrijding van geweld tegen vrouwen in onder meer Colombia, Somalië en Zuid-Soedan. Met steun van het Leading from the South-programma boekten lokale vrouwenorganisaties resultaten in het verbeteren van landbezit voor vrouwen en steun aan vrouwelijke boeren in onder meer Mali en Nigeria. Via UN Women bleven vrouwenrechtenorganisaties in Syrië zich inzetten voor betekenisvolle deelname van vrouwen in vredes- en dialoogprocessen. Dit droeg bijvoorbeeld bij aan meer aandacht voor vrouwelijke slachtoffers en families van slachtoffers in onderzoek naar vermiste personen in Syrië. Daarnaast organiseerde Nederland, samen met de Speciaal Vertegenwoordiger voor Seksueel Geweld in Conflict van de Verenigde Naties, de eerste conferentie voor openbare aanklagers over vervolging van daders van conflictgerelateerd seksueel geweld. Dit draagt bij aan de strijd tegen straffeloosheid van ernstige misdaden van seksueel geweld: een mensenrechtenprioriteit voor Nederland. Ook was Nederland, samen met Frankrijk en Duitsland, initiatiefnemer van het derde EU-sanctiepakket tegen daders van seksueel en gendergerelateerd geweld in Democratische Volksrepubliek Korea, Syrië, Russische Federatie en Haïti. In multilateraal verband leidde Nederland onder het vorige kabinet de onderhandelingen en aanname van de slotverklaring van de VN-Commission on the Status of Women (CSW) met als thema genderongelijkheid, armoede en financiële instanties. Ook heeft Nederland, samen met Frankrijk, de aanname van de AVVN-resolutie (Algemene Vergadering van de VN) inzake geweld tegen vrouwen en meisjes geleid, specifiek op de bestrijding van online gendergerelateerd geweld.
Maatschappelijk middenveld
De Nederlandse inzet op het versterken van maatschappelijke organisaties werd voortgezet via 42 partnerschappen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, vier regionale fondsmanagers in het Leading from the South-programma, het Civic Space Fund voor ambassades en het Voice-programma. Het Voice-programma werd in 2024 afgerond. Er is een start gemaakt met de ontwikkeling van het nieuwe beleidskader over samenwerking met maatschappelijke organisaties. Onder het kader vallen verschillende instrumenten, zoveel mogelijk toegespitst op de beleidsthema’s. En er komt een instrument om particuliere ontwikkelingsinitiatieven te ondersteunen. Binnen het kader zullen lokale organisaties directer ondersteund worden, zal er meer ruimte zijn voor dienstverlening en zal er een rol blijven voor Nederlandse ngo's.
Humanitaire hulp
In 2024 waren de humanitaire noden in de wereld opnieuw hoog. Daarom verhoogde Nederland haar financiële inspanningen op het gebied van noodhulp. Om burgers in Soedan, Gaza, Libanon en Oekraïne te voorzien van noodhulp werden additionele middelen verstrekt aan het World Food Programme (WFP), UN Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA), UNICEF, het Internationale Comité voor het Rode Kruis (ICRC) en de Dutch Relief Alliance (DRA). In totaal werden hiermee, in 2024, 116 miljoen mensen met noodhulp bereikt. Een andere trend die zichtbaar is, is de onveiligheid voor hulpverleners. 2024 was het dodelijkste jaar voor hen. Tevens hebben hulpverleners met allerlei vormen van obstructie te maken. Nederland sponsorde in 2024 een VN-resolutie over de bescherming van humanitair personeel en ondertekende een Rode Kruis resolutie om het humanitair oorlogsrecht te versterken. Verder was Nederland, net als in 2023, samen met het Nederlandse Rode Kruis covoorzitter van de IFRC Donor Advice Group (DAG). Veel aandacht ging uit naar de essentiële rol van lokale partners bij het reageren op een crisis voor, tijdens en na een (natuur)ramp.
Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking
Nederland heeft in 2024 onverminderd geïnvesteerd in opvang in de regio. Dit beleid draagt bij aan waardige opvang van vluchtelingen in hun regio van herkomst en daarmee aan het verminderen van de aanleidingen tot doorreis naar Europa. Zo heeft Nederland, naast diplomatieke inzet, EUR 232 miljoen bijgedragen aan verbeterde toegang voor vluchtelingen en gastgemeenschappen tot onderwijs, werk, bescherming en basisvoorzieningen in de Hoorn van Afrika, de Syrië- en Afghanistan-regio, Armenië en Moldavië. Hierbij is onder andere voortgebouwd op het PROSPECTS-partnerschap en de inzet via de Global Concessional Financing Facility (GCFF): een vehikel dat leningen met gunstige voorwaarden verstrekt aan middeninkomenslanden die veel vluchtelingen opvangen. Tot slot heeft Nederland in 2024 haar ambities op het gebied van lokalisering kracht bijgezet door het aangaan van verdere samenwerking met lokale organisaties die opvang in de regio ondersteunen.
Op het gebied van migratiesamenwerking is in 2024 de start van de interdepartementale taskforce Internationale Migratie voorbereid: een samenwerking tussen betrokken ministeries en agentschappen binnen de Rijksoverheid met als doel het verbeteren van de coördinatie van het internationaal migratiebeleid. Daarnaast heeft het kabinet de bilaterale relaties met prioritaire partnerlanden verder verdiept, om irreguliere migratie te beperkten, terugkeer te bevorderen bij onrechtmatig verblijf en om migranten te beschermen. Nederland zag in 2024 een toename van 16,5 procent van gedwongen terugkeer, tot 2750 duizend personen, met name dankzij verbeterde medewerking van migratiepartnerlanden aan terugkeer. In EU-verband heeft Nederland zich ingezet om migratie hoog op de agenda te houden en invloed te hebben op de EU strategische migratiepartnerschappen met derde landen. Zowel bilateraal als binnen de EU neemt Nederland het voortouw bij het ontwikkelen van innovatieve oplossingen om migratie tegen te gaan. Binnen deze ambitie past de eerste stap die in 2024 is gezet om de mogelijkheden tot intensievere samenwerking met Oeganda te verkennen. Daarnaast heeft Nederland haar diplomatieke inzet met multilaterale migratiedialogen verhoogd door in 2024 lid te worden van het Rome-proces, een door Italië geleid regionaal migratie-verband. Tot slot is de tweede fase van het COMPASS-partnerschap met IOM (2024-2027) gelanceerd voor EUR 100 miljoen, en werkt Nederland sinds dit jaar ook directer samen met lokale partners op het gebied van migratiesamenwerking.
Veiligheid en rechtsstaatontwikkeling
Het kabinet heeft, in lijn met het IOB-advies uit 2023, een langdurig en conflictsensitief programma opgezet ter bescherming van mensen en gemeenschappen in een aantal fragiele landen. Ook is, aan de hand van e-justice-programma’s, de toegang tot kennis over rechten en directe rechtshulp verbeterd in onze partnerlanden, waaronder voor jongeren en vrouwen. Zo worden in Tunesië door de Wereldbank en UNDP, het VN-Ontwikkelingsprogramma, 800.000 kwetsbare huishoudens bewust gemaakt van de rechten die zij hebben op het gebied van bescherming en juridische hulp (‘access to justice’). In Algerije is met de Europees geld (delegated cooperation) een programma gestart voor de versterking van het lokaal bestuur. Dankzij door Nederland gefinancierde hulp van UNODC, het VN-Bureau voor Drugs en Criminaliteit, is de situatie in Oeganda op het gebied van witwassen verbeterd. Dit vergroot het vertrouwen van burgers in hun regering en verbetert het ondernemingsklimaat van het land. Nederland heeft in 2024 ook bijgedragen aan het openen van een landroute om de toegang tot humanitaire hulp in Gaza te vergroten. In Oekraïne is wederom ingezet op ontmijning in de delen van het land waar dit mogelijk is. Daarnaast is een nieuwe subsidietender gepubliceerd voor continuering van onze meerjarige steun aan ontmijning in verschillende landen, waaronder Syrië, ten laste van het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting). Dit is een belangrijke voorwaarde voor wederopbouw en de eventuele terugkeer van ontheemden. Ten slotte is Nederland, dankzij een jarenlange inzet op vredesopbouw, verkozen tot lid van de Peacebuilding Commission van de VN.
Multilaterale inzet
Nederland zet zich, conform het Beleidskader Mondiaal Multilateralisme, in voor de bescherming van de fundamentele principes van het multilaterale systeem, het versterken van de positie van Nederland, de EU en gelijkgezinde landen daarbinnen en het hervormen van het systeem zodat het effectief en representatief blijft. In VN-verband werd daarnaast het Pact for the Future met brede consensus aangenomen, inclusief de door Nederland en Jamaica geleide Declaration on Future Generations. Het Pact omvat voorstellen voor de versterking van multilaterale samenwerking op thema’s als ontwikkeling en veiligheid. De door Nederland ontwikkelde Generatietoets, een instrument om in beleidsvorming rekening te houden met de effecten ‘over generaties heen’, is als best practice internationaal gedeeld. Zowel het Pact als de bijbehorende twee annexen zijn collectieve inspanningsverplichtingen en geen juridisch bindende documenten. Ten behoeve van een goed werkend multilateraal ontwikkelingssysteem is Nederland als een van de drie westerse landen toegetreden tot de werkgroep om bestuur, toezicht en effectiviteit van VN-organisaties in New York (UNDP/UNFPA/UNOPS/UNICEF/UN Women) te versterken. Om betrouwbaar donorschap te stimuleren, betaalt Nederland de kernbijdragen zo vroeg mogelijk in het jaar. Daardoor behouden VN-instellingen flexibiliteit en slagkracht om vroegtijdig in te spelen op bijvoorbeeld rampen en conflict. In 2024 werd via de multilaterale ontwikkelingsbanken bijgedragen middels middelenaanvullingen, kapitaalaanvullingen en, in het geval van de Afrikaanse ontwikkelingsbank, een garantstelling waarmee deze bank tegen gunstige voorwaarden financiering kan verstrekken aan Afrikaanse landen. Hiermee houden landen toegang tot betaalbare financiering en wordt voorkomen dat ze noodgedwongen leningen tegen veel slechtere voorwaarden aangaan of van noodzakelijke investeringen in ontwikkeling of klimaatadaptatie afzien.
Realisatie periodieke rapportages
Beleidsdoorlichtingen en Periodieke Rapportages voor Buitenlandse Zaken worden uitgevoerd door de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB. Tot 2019 zijn beleidsdoorlichtingen uitgevoerd per beleidsthema. In de periode 2019-2022 zijn beleidsdoorlichtingen uitgevoerd per begrotingsartikel. Sinds 2023 worden periodieke rapportages uitgevoerd per beleidsthema conform de Strategische Evaluatie Agenda.
Voor het meest recente overzicht van de programmering van periodieke rapportages/beleidsdoorlichtingen, zie het overzicht ingepland en uitgevoerd onderzoek op evaluaties.rijksfinancien.nl.
Voor de realisatie van deze en andere grote (evaluatie)onderzoeken, zie Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.
Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen | 1.1, 1.2, 1.3 | X | 34124-25 | ||||||
Voedselzekerheid | 2.1 | X | 34 124-15 | ||||||
Water | 2.2 | X | 34 124-16 | ||||||
Internationaal klimaatbeleid | 2 | X | 31793-267 | ||||||
Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden | 2 | X | 36180-131 | ||||||
Multilaterale samenwerking en overige inzet | 5.1 | X | 31 271-29 | ||||||
Periodieke Rapportage Internationaal klimaatbeleid – conclusies & aanbevelingen:
Conclusies:
- De strategie voor diplomatie, waarbij Nederland andere landen aanspoorde om hogere ambities te stellen voor het terugdringen van broeikasgasuitstoot, was goed. De beleidsdirectie zette ambassades en andere spelers in. De samenwerking met bedrijven, experts, organisaties en landen die dezelfde doelen nastreven, was effectief en hielp hogere klimaatambities te bevorderen.
- In de meeste jaren zijn vier grote doelen en streefcijfers van het beleid gehaald.
- Arme en kwetsbare groepen worden te weinig betrokken en bereikt.
- Investeringen uit de private sector kunnen waarde toevoegen. Door met publiek geld in te zetten op extra investeringen vanuit de private sector komen extra middelen voor klimaatactie vrij. Het is soms onduidelijk of de activiteiten die door de private fondsen ondersteund worden, echt iets toevoegen aan ontwikkeling. Ook is vaak niet duidelijk of de publieke fondsen de private investeerder iets bieden wat niet al door de financiële markt geboden wordt.
Aanbevelingen:
Besteed aandacht aan doelgroepen: kwetsbare en arme mensen:
- Baseer programma’s altijd op een analyse van de klimaatrisico's en van de kwetsbaarheid van achtergestelde groepen in de lokale context. Verbeter ook de monitoring tijdens de uitvoering en de evaluaties achteraf.
- Bevorder gerichte klimaatfinanciering voor arme en kwetsbare landen en groepen en een ‘rechtvaardige transitie’.
Ontwikkel langetermijnstrategieën voor coherent beleid:
- Ontwikkel of steun langetermijnstrategieën in de watersector en op het gebied van voedselzekerheid, die rekening houden met alle relevante sectoren, zoals landbouw, waterbeheer, klimaat en energie.
Bevorder gemengde publiek-private investeringen en de toegevoegde waarde van deze investeringen:
- Private investeringen kunnen veel extra geld opleveren en daarom is het belangrijk deze te bevorderen. Verzeker je er daarbij echter van dat de gemengd publiek-private programma’s additioneel zijn, zodat het publieke geld goed wordt besteed.
Voor meer informatie, zie Resultaten Periodieke Rapportage Internationaal klimaatbeleid.
Periodieke Rapportage Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat:
Hoofdbevindingen:
- Beleidscoherentie draagt positief bij aan het behalen van voedselzekerheid, water en klimaatdoelstellingen.
- Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid heeft bijgedragen aan voedselzekerheid, water en klimaatdoelen in ontwikkelingslanden. Deze resultaten zijn positief beïnvloed door beleidscoherentie. Externe coherentie tussen het werk van Nederland en partnerlanden had het grootste positieve effect, vooral bij projecten die passen in bredere langetermijnstrategieën.
- Ander Nederlands beleid – beleid voor goederenimport en waardeketenverduurzaming, en landbouwbeleid – bleek in eerdere jaren niet coherent te zijn met het ontwikkelingsbeleid. De afgelopen jaren zijn de negatieve effecten verminderd door interventies voor waardeketenverduurzaming en duurzame productie. Toch blijft er enige incoherentie bestaan, door het ontbreken van Nederlands beleid om duurzame productie te koppelen aan duurzame consumptie in Nederland.
Aanbevelingen:
- Ondersteun nationale langetermijnstrategieën van partnerlanden
- Zet beleidsdialoog voort en ondersteun de institutionele capaciteit van partnerlanden
- Maak langetermijnafspraken voor programma’s
- Werk vanuit een geïntegreerde systeembenadering aan een gedifferentieerde aanpak
- Vergroot de rol van ambassades
- Verschuif de nadruk bij monitoring en evaluatie van project- naar programmaniveau.
Voor meer informatie, zie Resultaten – Periodieke rapportage van de coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat.
Openbaarheidsparagraaf
Het ministerie voor BHO maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van BZ. Derhalve heeft BZ de verantwoordelijkheid voor openbaarmaking van informatie.
Sinds 1 november 2023 is formeel het Wet openbare overheid (Woo)-proces belegd bij de nieuwe Directie Open Overheid (DOO). DOO heeft tot doel om vanuit BZ en in het belang van het democratisch proces bij te dragen aan een open en transparante overheid. Het moet voor burgers en de samenleving duidelijk zijn welke besluiten genomen worden en welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen. De directie DOO was in 2024 succesvol in het centraal coördineren en afhandelen van Woo- en andere informatieverzoeken, evenals het leveren van informatie aan de Tweede Kamercommissie Parlementaire Enquête Corona (PECO). De organisatie ervaart een positieve rol en ondersteuning door DOO.
Passieve openbaarmaking
In 2024 zijn 155 Woo-verzoeken in behandeling genomen. Dit is een stijging ten opzichte van de voorgaande jaren. Om de doorlooptijd van Woo-verzoeken verder te verkorten is in 2024 de procesbeschrijving verbeterd. Ook besteedde DOO meer dan voorheen aandacht aan de verzoeker om de informatievraag te specificeren en is energie gestoken in de ontwikkeling van een Woo Verzoek Volgsysteem (WVV), de eigen informatiehuishouding en registratie van verzoeken. Door de verbeterde registratie kon DOO makkelijker en sneller dan eerder cijfers aan ministerie van BZK aanleveren voor het Rijksdashboard Woo-in-cijfers. Tot slot is ook een start gemaakt met het nemen van meer deelbesluiten om het proces te versnellen.
Actieve openbaarmaking
In 2024 is de verplichting behaald om de eerste vijf Woo-informatiecategorieën per 1 november 2024 actief te openbaren. Daarnaast is geïnventariseerd welke processen en informatie relevant zijn voor verdere actieve openbaarmaking in 2025 bij de andere informatiecategorieën.
Onderuitputting
De begroting van BHO kende geen onderuitputting in 2024.
Overzicht risicoregelingen
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen
DGGF
Het DGGF is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHO beperkt is.
Daarnaast is de fondsbeheerder in de gelegenheid gesteld om het toegekende budget volledig in te kunnen zetten en is bepaald dat de fondsbeheerder voor een hoger bedrag dan het beschikbare budget aan contracten/committeringen kan aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier om een overcommitteringsruimte, in de vorm van een garantie van BHO aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen. Eventuele verliezen zullen ten laste van het investeringskapitaal worden gebracht, waardoor er geen extra begrotingsrisico voor BHO is.
Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2025.
Per saldo is in 2024 voor EUR 108,2 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt. In 2024 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 5,3 miljoen toegenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 9,6 miljoen en een onttrekking van EUR 4,3 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2024 op EUR 48,9 miljoen. Voor het DGGF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DGGF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 675 miljoen. De hoogte van het garantieplafond is in de beleidsevaluatie DGGF in 2020 geëvalueerd.
FOM
Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2016 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Door deze herziening is – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld op veranderende marktomstandigheden en financie ringsbehoeftes.
De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL-bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrijkomen uit de bestaande begrotingsreserve voor de FOM worden ingezet voor DTIF. In 2024 is de portefeuille volledig afgebouwd.
DTIF
Het DTIF is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld. Er is besloten een initiële storting van EUR 5,0 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.
Per saldo is in 2024 voor EUR 10,5 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt. In 2024 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 10,1 miljoen toegenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 12,2 miljoen en een onttrekking van EUR 2,1 miljoen. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2024 op EUR 29,99 miljoen. De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2025. Voor het DTIF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DTIF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 140 miljoen.
DRIVE
Met DRIVE faciliteert de minister voor BHO investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of à fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden. Bij de herziening van het toetsingskader risicoregelingen is in 2022 besloten de hefboom voor nieuwe transacties aan te passen naar de verhouding 1:3. Bij de start van DRIVE is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er is in 2019 een garantie verstrekt vanuit DRIVE. Deze garantie is in 2024 geherwaardeerd tot een bedrag van EUR 45,66 miljoen. Er is in 2024 geen premie ontvangen of een schade uitgekeerd. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2024 op EUR 18,4 miljoen.
Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet
African Development Bank
De African Development Bank Group (AfDB) heeft als centrale doelstelling het bestrijden van armoede in Afrika door het bevorderen van duurzame economische groei en sociale ontwikkeling. De Bank verstrekt daartoe financiering, beleidsadvies en technische ondersteuning aan Afrikaanse landen. De focus ligt hierbij op grote infrastructuurprojecten. De AfDB is een belangrijke partner voor Nederland op het Afrikaans continent die grote legitimiteit geniet bij de Afrikaanse overheden vanwege het sterke Afrikaanse eigenaarschap (de Afrikaanse landen bezitten samen 60% van de aandelen van de AfDB). De focus van de Bank is in lijn met de Nederlandse prioriteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, vooral op het gebied van voedselzekerheid en private sectorontwikkeling. Aandeelhouderschap van de AfDB verschaft Nederland daarnaast toegang tot een groot aantal aanbestedingen op het Afrikaans continent. Hier hebben Nederlandse bedrijven al veelvuldig baat bij gehad.
Net zoals bij andere ontwikkelingsbanken bestaat het aandelenkapitaal van de AfDB uit twee delen; een volgestort deel: het ‘ingelegde kapitaal’ (paid-in capital) en een niet volgestort deel: het ‘garantiekapitaal’ (callable capital). In 2024 heeft Nederland het garantiekapitaal bij de AfDB verhoogd met EUR 915 miljoen om een afwaardering van de AAA-kredietstatus van de AfDB te voorkomen. De verhoging van het garantiekapitaal door Nederland speelde een belangrijke rol aangezien Nederland één van de slechts zeven aandeelhouders in de Bank is met een AAA kredietbeoordeling. Dit stelt de AfDB in staat om aantrekkelijk geprijsde leningen te verstrekken aan Afrikaanse lidstaten van de AfDB ten behoeve van hun economische ontwikkeling. Het garantiekapitaal vormt geen uitgave en zal alleen in een zeer uitzonderlijke situatie, zoals het faillissement van de AfDB, leiden tot financiële consequenties. Dit risico is echter minuscuul. Zo heeft nog nooit een uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling in de bestaansgeschiedenis van multilaterale ontwikkelingsbanken. Dit komt doordat de Banken beschikken over een preferred creditor status, zeer prudent beleid voeren waar aandeelhouders op toezien, en over een scala van mitigatiemaatregelen beschikken die eerst worden ingezet voordat het garantiekapitaal zou worden ingeroepen. De kans dat de garantstelling leidt tot een financiële verplichting voor de Nederlandse staat is verwaarloosbaar. Door het verhogen van het garantiekapitaal in lijn met het aandeel van Nederland in de Bank is het stemrecht van Nederland op peil gebleven. Het toetsingskader risicoregelingen Afrikaanse Ontwikkelingsbank is met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk II, 2023/24, 29237 nr. 204).
Asian Development Bank
De AsDB heeft een kernmandaat gericht op armoedebestrijding en het verbeteren van leefomstandigheden in Azië en de Pacific. De meerwaarde van de AsDB ligt onder meer in haar focus op grootschalige infrastructuurprojecten, regionale integratie en nauwe partnerschappen met de klantlanden. In 2023 heeft de bank USD 23,5 miljard gecommitteerd aan projecten en technische assistentie. De focus van de Bank sluit aan bij de Nederlandse prioriteiten op het gebied van water, voedselzekerheid en private sectorontwikkeling. Daarnaast zijn beleidseisen die horen bij ADB-leningen goed voor het economische- en ondernemingsklimaat en daarmee voor Nederlandse handel en bedrijven. Onze participatie in de AsDB stelt hun tenders open voor inschrijvingen van het Nederlandse bedrijfsleven, waar in het verleden al meerdere water-gerelateerde bedrijven van hebben geprofiteerd. Nederland ervaart goede samenwerking met de AsDB en ziet de Bank als een belangrijke partner op het Aziatische continent.
Net zoals bij andere ontwikkelingsbanken bestaat het aandelenkapitaal van de AsDB uit twee delen; een volgestort deel: het ‘ingelegde kapitaal’ (paid-in capital) en een niet volgestort deel: het ‘garantiekapitaal’ (callable capital). Het garantiekapitaal van Nederland bij de AsDB bedraagt EUR 1.252 miljoen. Het garantie kapitaal kan ingeroepen worden mocht een ontwikkelingsbank grootschalige, plotselinge problemen ondervinden bij terugbetalingen van leningen van klantlanden. Dit risico is echter minuscuul. Zo heeft nog nooit een uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling in de bestaansgeschiedenis van multilaterale ontwikkelingsbanken. Dit komt doordat de Banken beschikken over een preferred creditor status, zeer prudent beleid voeren waar aandeelhouders op toezien, en over een scala van mitigatiemaatregelen beschikken die eerst worden ingezet voordat het garantiekapitaal zou worden ingeroepen. De kans dat de garantstelling leidt tot een financiële verplichting voor de Nederlandse staat is verwaarloosbaar.
Inter-American Development Bank
De Inter-American Development Bank (IDB) is de grootste ontwikkelingsbank voor Latijns-Amerika en het Caribisch (LAC) gebied. Door middel van financiële en technische steun draagt de bank bij aan het bestrijden van armoede en ongelijkheid in de regio en helpt het bij het verbeteren van de gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur. Een van de sterke punten van de IDB is de hoge mate van regionaal eigenaarschap: de landen uit de LAC-regio beschikken over meer dan 50% van het stemaandeel van de bank. De IDB is onderdeel van de IDB Group, waar ook de private sector tak ‘IDB Invest’ en het innovatieplatform ‘IDB Lab’ onder vallen. In 2023 heeft de IDB Group voor in totaal USD 24,3 miljard gefinancierd in de LAC-regio. De IDB is een belangrijke partner voor Nederland in de LAC-regio vanwege het sterke regionale eigenaarschap. Ook weet de Nederlandse financiële sector (Rabobank, ILX en FMO) onderdelen van de bank, zoals IDB Invest, goed te vinden. De bank is actief in vele sectoren en heeft zodoende projecten die bijdragen aan alle 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen. De bank is met name actief op het gebied van eerlijk werk en economische groei (#8), industrie, innovatie en infrastructuur (#9), ongelijkheid verminderen (#10) en klimaatactie (#13).
Net zoals bij andere ontwikkelingsbanken bestaat het aandelenkapitaal van de IDB uit twee delen; een volgestort deel: het ‘ingelegde kapitaal’ (paid-in capital) en een niet volgestort deel: het ‘garantiekapitaal’ (callable capital). In 2010 keurde de Raad van Gouverneurs de negende, en meest recente, middelenaanvulling van de IDB goed. Het ging in totaal om USD 70 miljard aan volgestort en niet volgestort kapitaal dat werd toegevoegd aan de bestaande kapitaalbasis van USD 100 miljard. Nederland heeft hiervoor een USD-garantie verstrekt waarvan het uitstaande garantiekapitaal per 31 december 2024 EUR 291,4 miljoen bedraagt. Dit kapitaal kan ingeroepen worden mocht een ontwikkelingsbank grootschalige, plotselinge problemen ondervinden bij terugbetalingen van leningen van klantlanden. Dit risico is echter minuscuul. Zo heeft nog nooit een uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling in de bestaansgeschiedenis van multilaterale ontwikkelingsbanken. Dit komt doordat de Banken beschikken over een preferred creditor status, zeer prudent beleid voeren waar aandeelhouders op toezien, en over een scala van mitigatiemaatregelen beschikken die eerst worden ingezet voordat het garantiekapitaal zou worden ingeroepen. De kans dat de garantstelling leidt tot een financiële verplichting voor de Nederlandse staat is verwaarloosbaar.
Artikel 1 Duurzame handel en investering | Garantie FOM | 1.594 | 0 | 1.594 | 0 | 0 | 0 | 16.422 |
Artikel 1 Duurzame handel en investering | Garantie DTIF | 10.816 | 10.158 | 10.463 | 10.511 | 140.000 | 29.993 | |
Artikel 1 Duurzame handel en investering | Garantie DRIVE | 43.773 | 1.890 | 0 | 45.663 | 55.000 | 18.368 | |
Artikel 1 Duurzame handel en investering | Garantie DGGF | 100.955 | 19.872 | 12.611 | 108.216 | 675.000 | 48.999 | |
Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet | Garantie Inter American Development Bank (IDB) | 301.217 | 9.769 | 291.448 | 291.448 | |||
Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet | Garantie African Development Bank (AfDB) | 1.478.853 | 914.997 | 38.924 | 2.354.926 | 2.354.926 | ||
Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet | Garantie Asian Development Bank (AsDB) | 1.272.275 | 20.687 | 1.251.588 | 1.251.588 | |||
Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet | Garantie IS-NIO | 70.867 | 6.921 | 63.946 | 63.946 | 37.512 | ||
Totaal | 3.280.350 | 946.917 | 100.969 | 4.126.298 | 55.000 | 4.776.908 | 151.294 |
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen | Garantie FOM | 1.331 | 0 | ‒ 1.331 | 0 | 0 | 0 |
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen | Garantie DTIF | 11.514 | 8.417 | ‒ 3.097 | ‒ 2.077 | 12.171 | 10.094 |
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen | Garantie DRIVE | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Artikel 1 Duurzame handel en investeringen | Garantie DGGF | 14.491 | 11.099 | ‒ 3.392 | ‒ 4.360 | 9.637 | 5.277 |
Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet | Garantie IS-NIO | 5.582 | 1.406 | ‒ 4.176 | 0 | 1.581 | 1.581 |
Totaal | 32.918 | 20.922 | ‒ 11.996 | ‒ 6.437 | 23.389 | 16.952 |
[1] De omvang van het fonds betreft de waarderingsgrondslag zoals die bij de uitvoerder in de balans wordt gerapporteerd volgens de meest recente beschikbare gegevens. Voor enkele fondsen (DGGF, DTIF, GAFSP, PIDG) zijn de (meest recente) gegevens per 31 december 2023 opgenomen.
Overzicht revolverende fondsen
Revolverende fondsen zijn belangrijk voor BHO. Met ingang van het jaarverslag 2019 geeft BHO meer inzicht in de revolverende fondsen door de beschikbare informatie aangaande deze fondsen op een meer overzichtelijke manier te presenteren. Het betreft de fondsen die in het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn onderzocht in 2019 en de nieuwe fondsen Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), FarmFit, One Acre Fund en AGRI3.
1.2 | DTIF (onderdeel 1) | Invest International | 56,8 | 66,2: 79,0 | 100% nominaal | 2025; uitgevoerd in 2021 | 2016 – Onbepaald |
Dutch Trade & Investment Fund | |||||||
1.3 | DGGF | Invest International | 150,5 | 182,2; 280,0 | 100% nominaal | Evaluatie uitgevoerd in 2020; uitgevoerd in 2021 | 2014 – Onbepaald |
Dutch Good Growth Fund onderdeel 1 | |||||||
1.3 | DGGF | Triple Jump/PWC | 284,7 | 355,0; 409,0 | 100% nominaal | Evaluatie uitgevoerd in 2020; uitgevoerd 2021 | 2014 –Onbepaald |
Dutch Good Growth Fund onderdeel 2 | |||||||
1.3 | Massif | FMO | 457,6 | 334,4; 414,0 | n.v.t. | Evaluatie uitgevoerd in 2020; uitgevoerd in 2021 | 2006-2036 |
1.3 | Building Prospects (IDF) | FMO | 397,2 | 424,5; 472,0 | 100% | 2023; uitgevoerd in 2021 | 2001-2028 |
1.3 | PIDG | PIDG | 942,4 (USD 1.053,0) | 10,0 en 170,1 (10,0 en USD 190,0); 10,0 en 198,7 (10,0 en USD 222,0) | n.v.t. | n.v.t.; uitgevoerd in 2021 | 2002 - Onbepaald |
Private Infrastructure Development Group | |||||||
1.3 | One Acre Fund | One Acre Fund | 14,9 (USD 16,7) | 26,9 (USD 30,0); 26,9 (USD 30,0) | 100% | n.v.t.; uitgevoerd in 2021 | 2018–2032 |
1.3 | Farm Fit | IDH | 26,7 | 26,7; 50,0 | 100% | n.v.t.; uitgevoerd in 2021 | 2019–2034 |
2.1 | GAFSP | IFC | 139,3 (USD 155,6) | 86,7 (USD 96,9 Investment); 108,7 (USD 121,4 investment) | 100% nominaal | Mid-term evaluatie 2018, geen afspraken over volgende evaluatie | Tot 2026 |
Global Agricultural and Food Security Programme | |||||||
2.3 | AGRI3 Fund | Stichting Title Holder Agri3 | 55,5 (USD 62) | 31,3 (USD 35,0 Finance Fund); 31,3 (USD 35,0 Finance Fund) | Finance Fund 100% | 2022 (uitgevoerd); 2025 | 2020-2039 |
2.3 | AEF | FMO | 142,9 | 138,2; 190,0 | EUR 190 mln. is 75% ‒ 100% revolveerbaar | Iedere 5 jaar, in 2024 is een evaluatie uitgevoerd. Impact evaluatie 2029/2030 | 2006-2030 |
Access to Energy Fund | |||||||
2.3 | CIO / AEF II Climate Investor One | FMO | 28,0 | 49,8 (USD 55,6); 49,8 (USD 55,6) | 75% ‒ 100% | Iedere 5 jaar. De evaluatie over de periode 2017-2021 is uitgevoerd in 2023 | 2012-2037 |
2.3 | DFCD | FMO | 114,4 | 168,9; 200,0 | Maximaal 200,0 (= 100%) | Iedere 5 jaar. De eerste heeft plaatsgevonden eind 2023. Het rapport is ontvangen begin 2024 | 2019-2037 |
Dutch Fund for Climate and Development |
[1] De omvang van het fonds betreft de waarderingsgrondslag zoals die bij de uitvoerder in de balans wordt gerapporteerd volgens de meest recente beschikbare gegevens. Voor enkele fondsen (DGGF, DTIF, GAFSP, PIDG, One Acre Fund, DFCD) zijn de (meest recente) gegevens per 31 december 2023 opgenomen.
Toelichting op overzicht revolverende fondsen
Revolverende fondsen hebben als kenmerk dat investeringen na enige tijd worden terugontvangen waarna deze middelen ingezet kunnen worden voor nieuwe investeringen passend binnen het doel van het fonds. Fondsbeheerders is benadrukt dat, waar mogelijk en verantwoord, bij nieuwe investeringen de nadruk op de focusregio’s ligt.
DTIF
Dutch Trade & Investment Fund richt zich op het ondersteunen van Nederlandse bedrijven die zaken willen doen met niet-ontwikkelingslanden en niet terecht kunnen bij reguliere banken.
DGGF
Dutch Good Growth Fund onderdeel 1 en 2. Onderdeel 1 en 2 van DGGF richt zich op het bevorderen van ondernemerschap in ontwikkelingslanden. De begunstigde van het DGGF zijn ondernemers.
MASSIF
MASSIF is gericht op het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.
Building Prospects
Het Building Prospects Fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund en richt zich op het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingsland
PIDG
De Private Infrastructure Development Group is gericht op het ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.
One Acre Fund
Het One Acre Fund ondersteunt kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa.
Farmfit Fund
Het Farmfit Fund dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.
GAFSP
Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen.
AGRI3 Fund
Het AGRI3 Fund heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatieve landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd.
AEF
Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».
CIO / AEF II
Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energieprojecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.
DFCD
Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.
4. Beleidsartikelen
Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
A. Algemene doelstelling
Artikel 1 beoogt twee, met elkaar samenhangende, doelen ter bevordering van duurzame inclusieve groei wereldwijd, waarbij wordt ingespeeld op mondiale transities.
Enerzijds wordt ingezet op een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland, nu en in de toekomst. Hiervoor werkt Nederland, ook met het oog op het grote aantal banen dat hierbij relevant is, aan een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem dat gebaseerd is op hoge standaarden en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), aan vergroening van het handelsinstrumentarium, uitvoering van exportcontrole en het ontwikkelen en het uitvoeren en houden van toezicht op sancties op technologie en goederen.
Anderzijds wordt ingezet op verminderde armoede en maatschappelijke ongelijkheid. Door versterking van het ondernemingsklimaat, handel voor ontwikkeling en financiële sector ontwikkeling, met een focus op vrouwelijke en jonge ondernemers, wordt de economische weerbaarheid en de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden versterkt.
B. Rol en verantwoordelijkheid
Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De minister voor BHO werkt hiertoe in het bijzonder samen met de minister van Financiën, de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de minister van Economische Zaken, de minister van Klimaat en Groene Groei, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister en staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit, en Natuur, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister voor Rechtsbescherming, de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de AIVD en MIVD.
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
- Het financieren van de jaarlijkse verdragscontributie van het Koninkrijk aan de WTO en de OESO en daarnaast enkele programma’s binnen de WTO gericht op een betere integratie van ontwikkelingslanden.
- Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven en het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang.
- In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering en banengroei in Nederland.
- Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan wereldwijde maatschappelijke vraagstukken en de Nederlandse economie.
- Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, inclusief ketenverduurzaming in deze landen, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.
- Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.
- Het financieren van de opzet van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, van een nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking op het gebied van IMVO, en van aanloopkosten voor IMVO-wetgeving die in de EU en nationaal wordt uitgewerkt.
Stimuleren
- Het bevorderen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door het Nederlandse bedrijfsleven met een doordachte mix van verplichtende en vrijwillige maatregelen, waaronder (de ontwikkeling van) Europese en nationale IMVO-wetgeving, het opzetten van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, het stimuleren van sectorale samenwerking en het stellen van IMVO-voorwaarden in het kader van het BHO-bedrijfsleveninstrumentarium en het inkoopbeleid van de overheid.
- Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.
- Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden. Het versterken en monitoren van de impact van IMVO-beleid.
- Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en in ontwikkelingslanden, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder de SDG’s van de VN.
- Het bevorderen van handel in gevestigde en opkomende markten en het wereldwijd faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (inclusief financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups/scaleups, vrouwelijke ondernemers en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
- Mede via samenwerking op EU-niveau, in geselecteerde landen circulaire migratie bevorderen die zich richt op zowel professionalisering van de arbeidsmarkt als het wederzijds bevorderen van handel/economie.
- Bijdragen aan het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland via economische diplomatie, ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.
- Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.
- Het stimuleren van de kennis en expertise bij bedrijven op het terrein van exportcontrole via voorlichtingsactiviteiten.
Regisseren
- Een actieve bijdrage leveren aan het ondersteunen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor het gelijke speelveld, open markten, open strategische autonomie, economische weerbaarheid en veiligheid en de thema’s digitalisering en verduurzaming, onder meer via de WTO, OESO en G20.
- Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.
- Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO en EU.
- Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde economische reisagenda van het kabinet.
- Het bevorderen en optimaliseren van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen.
- Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.
- Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de minister van Financiën.
- Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.
- Het inzetten nationaal en in internationale exportcontroleregimes op het controleren en waar nodig beheersen van sensitieve technologieën. Versterken van de adviesrol ten aanzien van andere departementen op het gebied van exportcontrole, bijvoorbeeld op het thema kennisveiligheid.
Uitvoeren
- Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland, onder andere over oneerlijke concurrentie.
- Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.
- Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties op goederen en technologie.
- Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sectorontwikkeling; het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO; en het direct aansturen van de regelingentaak van Invest International en de beleidsmatige aansturing op afstand van de investeringstaak van Invest International.
- Het aansturen van Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de minister van Economische Zaken (EZ).
- Het doen uitvoeren van het toezicht op de naleving van de Conflictmineralenverordening.
C. Beleidsconclusies
Combinatiebeleid
De resultaten van het combinatiebeleid zijn conform de verwachtingen zoals opgenomen in de begroting. De betrokken bedrijven en partners zijn positief over de Nederlandse inzet om, in de vorm van zogeheten combitracks, de synergie tussen de inzet voor ontwikkeling en Nederlands verdienvermogen te verbeteren in opkomende markten. Enkele bedrijven zijn er reeds in geslaagd eerste orders en investeringen te realiseren. Voor het behalen van duurzame resultaten, die bijdragen aan het toekomstbestendig verdienvermogen van Nederland en het versterken van economische groei en werkgelegenheid in de combinatielanden, is echter een lange adem nodig. Komend jaar zal het kabinet de investeringen in deze beloftevolle samenwerking dan ook voortzetten.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Art. | Verplichtingen | 467.946 | 499.364 | 663.825 | 826.341 | 449.774 | 411.111 | 38.663 |
Uitgaven | 569.149 | 549.655 | 579.628 | 639.144 | 644.580 | 601.497 | 43.083 | |
1.1 | Duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief MVO | 24.590 | 28.939 | 28.056 | 28.571 | 31.927 | 35.114 | ‒ 3.187 |
Subsidies (regelingen) | 12.013 | 13.578 | 16.658 | 12.823 | 11.683 | 19.729 | ‒ 8.046 | |
MVO en beleidsondersteuning (ODA) | 11.685 | 12.908 | 15.946 | 12.287 | 9.422 | 15.506 | ‒ 6.084 | |
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) | 328 | 670 | 712 | 536 | 2.261 | 4.223 | ‒ 1.962 | |
Opdrachten | 1.619 | 1.932 | 1.613 | 2.425 | 1.192 | 2.281 | ‒ 1.089 | |
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) | 1.619 | 1.932 | 1.613 | 2.425 | 1.192 | 2.281 | ‒ 1.089 | |
Bijdrage aan agentschappen | 1.227 | 1.498 | 2.652 | 2.563 | 2.681 | 1.909 | 772 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 1.227 | 1.498 | 2.652 | 2.563 | 2.681 | 1.909 | 772 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 9.731 | 11.931 | 7.133 | 10.760 | 16.371 | 11.195 | 5.176 | |
MVO en beleidsondersteuning (ODA) | 4.439 | 6.563 | 1.768 | 4.750 | 10.508 | 5.000 | 5.508 | |
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) | 5.292 | 5.368 | 5.365 | 6.010 | 5.863 | 6.195 | ‒ 332 | |
1.2 | Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie | 127.922 | 105.214 | 100.284 | 127.480 | 113.250 | 98.273 | 14.977 |
Subsidies (regelingen) | 34.584 | 30.242 | 20.307 | 39.743 | 21.030 | 30.781 | ‒ 9.751 | |
Programma's internationaal ondernemen | 16.100 | 15.732 | 9.107 | 7.744 | 7.203 | 10.000 | ‒ 2.797 | |
Versterking concurrentiepositie Nederland | 5.000 | 6.950 | 4.000 | 6.000 | 2.000 | 6.502 | ‒ 4.502 | |
Invest Internationaal | 275 | 60 | 7.200 | 8.999 | 6.827 | 9.780 | ‒ 2.953 | |
Dutch Trade and Investment Fund | 13.209 | 7.500 | 0 | 17.000 | 5.000 | 4.499 | 501 | |
Garanties | 28.217 | 15.238 | 15.007 | 21.263 | 14.505 | 1.500 | 13.005 | |
Dutch Trade and Investment Fund | 28.217 | 15.238 | 15.007 | 21.263 | 14.505 | 1.500 | 13.005 | |
Opdrachten | 15.836 | 15.976 | 18.228 | 19.345 | 20.703 | 20.752 | ‒ 49 | |
Programma's internationaal ondernemen | 11.697 | 10.972 | 13.214 | 15.467 | 12.761 | 10.566 | 2.195 | |
Dutch Trade and Investment Fund | 814 | 1.022 | 1.014 | 544 | 586 | 4.186 | ‒ 3.600 | |
Wereldtentoonstelling Dubai | 3.325 | 3.982 | 4.000 | 7 | 0 | 0 | 0 | |
Wereldtentoonstelling | 0 | 0 | 0 | 3.327 | 7.356 | 6.000 | 1.356 | |
Bijdrage aan agentschappen | 48.137 | 43.716 | 46.742 | 47.095 | 56.945 | 45.240 | 11.705 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 48.137 | 43.716 | 46.742 | 47.095 | 56.945 | 45.240 | 11.705 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 1.148 | 42 | 0 | 34 | 67 | 0 | 67 | |
Programma's internationaal ondernemen | 1.148 | 42 | 0 | 34 | 67 | 0 | 67 | |
1.3 | Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden | 416.637 | 415.502 | 451.288 | 483.093 | 499.403 | 468.110 | 31.293 |
Subsidies (regelingen) | 164.726 | 162.025 | 156.591 | 189.798 | 206.648 | 169.690 | 36.958 | |
Marktontwikkeling en markttoegang | 11.834 | 32.572 | 5.659 | 26.327 | 29.800 | 15.450 | 14.350 | |
Economic governance and institutions | 36.089 | 28.834 | 16.992 | 9.856 | 32.868 | 19.900 | 12.968 | |
Financiële sector ontwikkeling | 12.824 | 34.561 | 35.563 | 51.633 | 48.923 | 36.105 | 12.818 | |
Infrastructuurontwikkeling | 30.254 | 15.607 | 33.583 | 23.866 | 48.107 | 32.300 | 15.807 | |
Duurzame productie en handel | 52.214 | 39.010 | 47.726 | 62.130 | 31.850 | 44.890 | ‒ 13.040 | |
(Jeugd)werkgelegenheid | 9.735 | 8.341 | 10.704 | 4.365 | 775 | 9.000 | ‒ 8.225 | |
Dutch Good Growth Fund | 11.776 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nexus onderwijs en werk | 0 | 3.100 | 4.741 | 5.788 | 1.894 | 7.065 | ‒ 5.171 | |
Lokale private sector ontwikkeling | 0 | 0 | 1.623 | 5.833 | 12.431 | 4.980 | 7.451 | |
Leningen | 39.560 | 14.530 | 81.825 | 49.200 | 40.800 | 38.873 | 1.927 | |
Infrastructuurontwikkeling | 12.460 | 11.830 | 27.525 | 15.200 | 14.800 | 8.873 | 5.927 | |
Dutch Good Growth Fund | 27.100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Financiële sector ontwikkeling | 0 | 2.700 | 54.300 | 34.000 | 26.000 | 30.000 | ‒ 4.000 | |
Garanties | 7.257 | 20.594 | 22.342 | 25.590 | 13.997 | 10.000 | 3.997 | |
Dutch Good Growth Fund | 7.257 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Financiële sector ontwikkeling | 0 | 20.594 | 16.474 | 25.590 | 13.997 | 10.000 | 3.997 | |
Infrastructuurontwikkeling | 0 | 0 | 5.868 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 43.350 | 40.570 | 59.320 | 84.531 | 57.921 | 58.000 | ‒ 79 | |
Marktontwikkeling en markttoegang | 9.625 | 9.018 | 9.015 | 12.184 | 7.526 | 12.000 | ‒ 4.474 | |
Economic governance and institutions | 19.038 | 15.971 | 17.635 | 23.740 | 7.948 | 17.000 | ‒ 9.052 | |
Financiële sector ontwikkeling | 13.470 | 4.549 | 5.752 | 7.878 | 3.279 | 1.000 | 2.279 | |
Infrastructuurontwikkeling | 0 | 2.354 | 9.213 | 11.270 | 11.911 | 1.750 | 10.161 | |
(Jeugd)werkgelegenheid | 0 | 8.678 | 17.705 | 29.459 | 27.257 | 26.250 | 1.007 | |
Dutch Good Growth Fund | 1.217 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan agentschappen | 33.259 | 31.282 | 25.434 | 27.512 | 35.579 | 24.000 | 11.579 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 33.259 | 31.282 | 25.434 | 27.512 | 35.579 | 24.000 | 11.579 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 128.485 | 146.501 | 105.776 | 106.462 | 144.458 | 167.547 | ‒ 23.089 | |
International Labour Organisation | 4.925 | 4.994 | 4.551 | 4.979 | 5.768 | 5.700 | 68 | |
Lokale private sector ontwikkeling | 20.531 | 27.130 | 27.968 | 30.168 | 37.403 | 39.341 | ‒ 1.938 | |
Marktontwikkeling en markttoegang | 24.776 | 17.515 | 8.837 | 10.216 | 10.729 | 15.767 | ‒ 5.038 | |
Partnershipprogramma ILO | 5.028 | 4.901 | 4.218 | 6.500 | 6.450 | 6.500 | ‒ 50 | |
Economic governance and institutions | 2.901 | 5.944 | 1.462 | 4.910 | 12.874 | 6.000 | 6.874 | |
Financiële sector ontwikkeling | 11.078 | 25.639 | 11.396 | 3.551 | 21.103 | 16.000 | 5.103 | |
Infrastructuurontwikkeling | 49.831 | 45.838 | 29.204 | 32.875 | 42.852 | 68.499 | ‒ 25.647 | |
(Jeugd)werkgelegenheid | 3.560 | 3.380 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nexus onderwijs en werk | 5.855 | 11.160 | 16.360 | 12.028 | 7.279 | 9.740 | ‒ 2.461 | |
Duurzame productie en handel | 0 | 0 | 1.780 | 1.235 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten | 33.025 | 19.230 | 38.583 | 59.153 | 29.089 | 14.000 | 15.089 | |
Art. | Ontvangsten | 33.025 | 19.230 | 38.583 | 59.153 | 29.089 | 14.000 | 15.089 |
1.10 | Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen | 25.767 | 10.176 | 16.326 | 33.598 | 15.092 | 7.000 | 8.092 |
Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen | 25.767 | 10.176 | 16.326 | 33.598 | 15.092 | 7.000 | 8.092 | |
Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen | 25.767 | 10.176 | 16.326 | 33.598 | 15.092 | 7.000 | 8.092 | |
1.30 | Ontvangsten DGGF | 7.258 | 9.054 | 22.257 | 25.555 | 13.997 | 7.000 | 6.997 |
Ontvangsten DGGF | 7.258 | 9.054 | 22.257 | 25.555 | 13.997 | 7.000 | 6.997 | |
Ontvangsten DGGF | 7.258 | 9.054 | 22.257 | 25.555 | 13.997 | 7.000 | 6.997 |
Verplichtingen | 467 946 | 499 364 | 663 825 | 826 341 | 449 774 | 411 111 | 38 663 | |
garantieverplichtingen | ‒ 29 747 | 9 168 | ‒ 13 367 | 21 681 | 35 752 | 100 000 | ‒ 64 248 | |
overige verplichtingen | 497 693 | 490 196 | 677 192 | 804 660 | 414 022 | 311 111 | 102 911 |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De verplichtingenrealisatie op artikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 38,7 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2) is een stijging van EUR 36,8 miljoen toegelicht vanwege het uitvoeren van het toezicht op de IMVO-wetgeving (CSDDD richtlijn) en voor nieuwe programma's bij de ambassades. Een aanvullende stijging van EUR 42,5 miljoen is toegelicht in de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2), voor de Ukraine Partnership Facility (UPF) en ondersteuning van de Oekraïense private sector. In de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) is vervolgens een verhoging toegelicht van EUR 7 miljoen voor bijdrage RVO ten behoeve van Private Sector Development (PSD). Het verplichtingenbudget is uiteindelijk EUR 47,6 miljoen lager uitgevallen dan voorzien in de Tweede suppletoire begroting. Deze daling wordt veroorzaakt door de lagere realisatie van de in 2024 aangegane verplichtingen voor programma’s die door RVO en Invest International worden uitgevoerd.
Uitgaven
De uitgaven op beleidsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting hoger uitgevallen. Dit heeft te maken met verschillende mutaties die lopende het jaar hebben plaatsgevonden en waarover het parlement is geïnformeerd middels de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2), de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2), de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) en de Decemberbrief BHO (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 53).
Artikelonderdeel 1.1
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief MVO valt ten opzichte van de vastgestelde begroting 2024 EUR 3,2 miljoen lager uit. In de Tweede suppletoire begroting is een verlaging gemeld doordat binnen het programma voor Sectorale Samenwerking voor de IMVO convenanten minder subsidieaanvragen bij RVO zijn ingediend dan verwacht. Daarnaast vallen de uitgaven voor de overige beleidsondersteunende IMVO-activiteiten dit jaar lager uit dan gepland.
Artikelonderdeel 1.2
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie valt ten opzichte van de vastgestelde begroting 2024 EUR 15 miljoen hoger uit. Deze stijging is onder anderen toe te schrijven aan hogere uitgaven voor het DTIF garanties door de verrekeningen met de begrotingsreserve en voor de DTIF subsidies. Tevens is de bijdrage aan RVO voor de uitvoeringskosten hoger uitgevallen dan begroot.
Artikelonderdeel 1.3
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden valt ten opzichte van de vastgestelde begroting 2024 EUR 31,3 miljoen hoger uit. In de Tweede suppletoire begroting is een verhoging van het budget op artikel 1.3 vermeld. Bij de Eerste suppletoire begroting 2024 was EUR 20 miljoen gereserveerd op artikel 5.2 voor wederopbouw voor o.a. Gaza. Dit bedrag is in 2024 niet tot besteding gekomen en is bij Tweede suppletoire begroting overgeheveld naar artikel 1.3 ten behoeve van reeds geplande uitgaven voor Private Sector Development (PSD) die in 2024 zijn gedaan in plaats van in 2025. Verder zijn er diverse andere mutaties. Zo vallen de uitgaven aan RVO ook hoger uit. Ook vallen de uitgaven aan programma’s voor infrastructurele ontwikkeling subsidies dit jaar hoger uit dan gepland, bijvoorbeeld voor DRIVE.
Ontvangsten
De ontvangstenrealisatie op artikel 1 valt ten opzichte van de vastgestelde begroting 2024 EUR 15 miljoen hoger uit, vanwege de onttrekkingen aan de begrotingsreserves DGGF en DTIF ten behoeve van de uitgekeerde wisselfinancieringen.
Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
A. Algemene doelstelling
Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.
B. Rol en verantwoordelijkheid
Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHO nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken, de minister van Klimaat en Groene Groei, de minister en staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur, de minister van Financiën en de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
- De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op groene economische ontwikkeling en armoedebestrijding ,voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en –mitigatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze en andere mondiale uitdagingen, zoals biodiversiteitsverlies, bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder FCDO, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.
- De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.
Stimuleren
- Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.
- Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
- Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
- Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie, klimaatmitigatie en biodiversiteit met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.
- Het stimuleren van ambities, acties en aandacht voor klimaat, water en voedselzekerheid.
Regisseren
- Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
- Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van EZ, IenW, LVVN, en FIN, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid
C. Beleidsconclusies
Voedselzekerheid
In 2024 werden 18 miljoen mensen (vooral kinderen en hun moeders) bereikt met activiteiten ter verbetering van hun voedingssituatie. Dit resultaat ligt onder de jaarlijkse streefwaarde van 22 miljoen, maar ruim boven het resultaat van verleden jaar (3 miljoen). Drie grote voedingsprogramma’s (UNICEF, GAIN, CARE) die tijdens het vorige verslagjaar werden opgestart, zijn namelijk inmiddels in uitvoering, waarmee het tekort van vorig jaar grotendeels is weggewerkt. Ook het aantal ondersteunde kleinschalig producerende boer(inn)en ligt dit jaar, met 8,8 miljoen, onder de streefwaarde van 11 miljoen. Dit is het gevolg van een herziene toerekeningsfactor van het Nederlands aandeel in het totaalresultaat van het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD). Verder werd duurzaam landgebruik gepromoot op 1,2 miljoen hectare landbouwgrond: een evenaring van het resultaat van vorig jaar en dicht bij de streefwaarde van 1,5 miljoen. Al met al zijn de resultaten op peil en ruim voldoende met het oog op de doelstellingen van het voedselzekerheidsbeleid.
Klimaat
Het kabinet heeft in kaart laten brengen dat de huidige Nederlandse klimaatfinanciering zal leiden tot een reductie van de wereldwijde emissies van 25 miljoen ton CO2 in 2030.1Wereldwijd blijft het mobiliseren van private klimaatrelevante investeringen op terrein van landgebruik achter. Door steun aan het Mobilising Finance for Forest-programma (MFF) van FMO werd de private sector nauwer betrokken bij de versnelling en uitbreiding van investeringen gericht op het tegengaan van ontbossing in ontwikkelingslanden.
De vernieuwing van de subsidieregeling SDG7 Results is vanwege financiële en beleidsmatige onzekerheid niet doorgegaan. Nederland heeft in 2024 startfinanciering verleend aan een consortium van drie humanitaire organisaties om in vluchtelingenkampen en gastgemeenschappen in Oeganda de toegang tot hernieuwbare energie te vergroten via een marktgerichte aanpak.
Het kabinet stimuleert internationale activiteiten van het Nederland bedrijfsleven in toekomstbestendige investeringen en draagt hiermee bij aan het versnellen van de transitie naar netto nul emissies in onder meer India, Vietnam, Indonesië, Kenia, Nigeria, Marokko, Egypte, Zuid-Afrika en Namibië.
Water
In de verslagperiode kregen 3,6 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang tot een verbeterde waterbron, en 6,4 miljoen mensen kregen toegang tot sanitaire voorzieningen. Deze resultaten zijn hoger dan de streefwaarden van 2,2 miljoen en 3,8 miljoen. Nederland ligt daarmee op schema om de meerjarige doelen voor drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH) te behalen. Langetermijninvesteringen in waterzekerheid en weerbaarheid tegen droogte en overstromingen, zoals de Blue Deal met Nederlandse Waterschappen en programma’s met de AsDB en de Wereldbank, leverden dit jaar ook belangrijke resultaten op. Het aantal mensen dat voordeel ondervond van Nederlandse inspanningen op geïntegreerd waterbeheer lag met 4,1 miljoen mensen boven de streefwaarde van 3 miljoen.
De hogere resultaten in 2024, zowel ten opzichte van de streefwaarden als eerdere jaren, zijn mede te danken aan de aanscherping van het waterresultatenraamwerk. Dit gebeurde in samenwerking met ambassades en uitvoeringspartners, op basis van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.2 Hierdoor rapporteren partners op een meer uniforme wijze over hun resultaten. Verder zorgden programma’s van Aqua4All, FINISH Mondial en het Water Sector Fonds bij de Europese Investeringsbank met ODA-middelen voor een veelvoud aan private investeringen in de watersector. Al met al was het resultaat van het waterprogramma positief en voldoende met het oog op de doelstellingen van het waterbeleid.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Art. | Verplichtingen | 901.818 | 749.142 | 916.727 | 1.375.688 | 817.073 | 753.948 | 63.125 |
Uitgaven | 749.997 | 757.490 | 816.870 | 897.149 | 960.406 | 905.844 | 54.562 | |
2.1 | Voedselzekerheid | 342.282 | 328.812 | 340.180 | 388.412 | 422.406 | 392.345 | 30.061 |
Subsidies (regelingen) | 71.417 | 83.743 | 118.409 | 145.867 | 176.348 | 97.202 | 79.146 | |
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 10.748 | 14.695 | 10.793 | 15.388 | 22.557 | 13.000 | 9.557 | |
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 43.510 | 37.642 | 31.301 | 27.661 | 37.611 | 10.000 | 27.611 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 1.101 | 2.138 | 1.862 | 4.964 | 5.636 | 3.000 | 2.636 | |
Uitbannen huidige honger en voeding | 16.058 | 24.007 | 31.515 | 18.913 | 33.844 | 19.000 | 14.844 | |
Voedselzekerheid | 0 | 5.261 | 42.938 | 78.941 | 76.700 | 52.202 | 24.498 | |
Opdrachten | 31.511 | 22.577 | 17.494 | 10.920 | 2.944 | 23.000 | ‒ 20.056 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 23.130 | 20.930 | 13.422 | 10.632 | 2.444 | 13.000 | ‒ 10.556 | |
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 8.381 | 1.647 | 1.549 | 0 | 0 | 10.000 | ‒ 10.000 | |
Voedselzekerheid | 0 | 0 | 2.523 | 288 | 500 | 0 | 500 | |
Bijdrage aan agentschappen | 2.204 | 1.995 | 1.973 | 2.939 | 2.804 | 3.132 | ‒ 328 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 2.204 | 1.995 | 1.973 | 2.939 | 2.804 | 3.132 | ‒ 328 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 237.150 | 220.497 | 202.304 | 228.686 | 240.310 | 269.011 | ‒ 28.701 | |
Voedselzekerheid | 169.573 | 126.653 | 127.195 | 105.040 | 128.762 | 131.854 | ‒ 3.092 | |
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 6.730 | 19.243 | 0 | 15.560 | 0 | 24.000 | ‒ 24.000 | |
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 20.152 | 17.563 | 41.974 | 42.369 | 69.725 | 40.500 | 29.225 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 27.256 | 42.250 | 13.415 | 43.819 | 35.348 | 26.000 | 9.348 | |
Uitbannen huidige honger en voeding | 13.439 | 14.788 | 19.720 | 21.898 | 6.475 | 46.657 | ‒ 40.182 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2.2 | Water | 196.249 | 189.997 | 186.866 | 201.682 | 191.209 | 194.164 | ‒ 2.955 |
Subsidies (regelingen) | 56.061 | 52.425 | 56.517 | 68.582 | 69.208 | 55.158 | 14.050 | |
Waterbeheer | 12.908 | 16.923 | 27.530 | 32.646 | 35.060 | 27.119 | 7.941 | |
Drinkwater en sanitatie | 43.153 | 35.502 | 28.987 | 35.936 | 34.148 | 28.039 | 6.109 | |
Opdrachten | 0 | 0 | 3.114 | 1.792 | 1.361 | 5.250 | ‒ 3.889 | |
Waterbeheer | 0 | 0 | 3.114 | 1.792 | 1.361 | 5.250 | ‒ 3.889 | |
Bijdrage aan agentschappen | 2.676 | 6.085 | 4.113 | 3.155 | 4.354 | 2.000 | 2.354 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 2.676 | 6.085 | 4.113 | 3.155 | 4.354 | 2.000 | 2.354 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 137.512 | 131.487 | 123.122 | 128.153 | 116.286 | 131.756 | ‒ 15.470 | |
Waterbeheer | 79.329 | 63.240 | 81.914 | 69.770 | 73.100 | 89.656 | ‒ 16.556 | |
Drinkwater en sanitatie | 58.183 | 68.247 | 41.208 | 58.383 | 43.186 | 42.100 | 1.086 | |
2.3 | Klimaat | 211.466 | 238.681 | 289.824 | 307.055 | 346.791 | 319.335 | 27.456 |
Subsidies (regelingen) | 70.452 | 96.150 | 98.698 | 131.749 | 118.560 | 98.882 | 19.678 | |
Klimaat algemeen | 35.903 | 32.557 | 29.099 | 66.856 | 50.813 | 32.882 | 17.931 | |
Hernieuwbare energie | 27.549 | 28.593 | 16.599 | 39.779 | 33.544 | 26.000 | 7.544 | |
Dutch Fund for Climate and Development | 7.000 | 35.000 | 53.000 | 25.114 | 8.958 | 40.000 | ‒ 31.042 | |
Bosbehoud | 0 | 0 | 0 | 0 | 25.245 | 0 | 25.245 | |
Opdrachten | 298 | 614 | 845 | 1.072 | 1.882 | 0 | 1.882 | |
Klimaat algemeen | 298 | 614 | 845 | 1.072 | 1.882 | 0 | 1.882 | |
Bijdrage aan agentschappen | 3.472 | 3.077 | 4.858 | 4.696 | 9.501 | 3.400 | 6.101 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 3.472 | 3.077 | 4.858 | 4.696 | 9.501 | 3.400 | 6.101 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 137.244 | 138.840 | 185.423 | 169.538 | 216.848 | 217.053 | ‒ 205 | |
Contributie IZA/IZT | 305 | 276 | 334 | 351 | 365 | 357 | 8 | |
Klimaatprogramma's (non-ODA) | 1.108 | 1.279 | 1.138 | 1.410 | 1.990 | 1.595 | 395 | |
Klimaat algemeen | 110.904 | 113.578 | 157.085 | 123.876 | 14.554 | 150.459 | ‒ 135.905 | |
Hernieuwbare energie | 17.785 | 16.565 | 19.724 | 35.259 | 45.820 | 56.000 | ‒ 10.180 | |
UNEP | 7.142 | 7.142 | 7.142 | 8.642 | 8.642 | 8.642 | 0 | |
Bosbehoud | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.924 | 0 | 3.924 | |
Multilaterale klimaatfondsen | 0 | 0 | 0 | 0 | 107.044 | 0 | 107.044 | |
Resilience and Sustainability Trust | 0 | 0 | 0 | 0 | 34.509 | 0 | 34.509 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen op artikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 63,1 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2) is een stijging van EUR 524,5 miljoen toegelicht vanwege het aangaan van verplichtingen voor met name programma’s op gebied van voedselzekerheid. Aanvullend is bij de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2) een stijging van EUR 73,6 toegelicht vanwege het aangaan van nieuwe verplichtingen voor het Green Climate Fund. In de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) is vervolgens een verlaging toegelicht van EUR 214 miljoen doordat er in afwachting van de precieze invulling van de bezuinigingen in 2025 en verder minder verplichtingen zijn aangegaan. Het verplichtingenbudget is uiteindelijk EUR 321 miljoen lager uitgevallen dan voorzien in de Tweede suppletoire begroting om dezelfde reden.
Uitgaven
De uitgaven op artikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 54,6 miljoen hoger uitgevallen. Dit heeft te maken met verschillende mutaties die lopende het jaar hebben plaatsgevonden en waarover de Kamer is geïnformeerd middels de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2), de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2) en de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2).
Artikelonderdeel 2.1
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 2.1 valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 30,1 miljoen hoger uit. De toename wordt met name verklaard door een stijging van EUR 31,5 miljoen toegelicht in de Tweede suppletoire begroting. Deze stijging hangt samen met een aanvullende bijdrage aan UNICEF No Time to Waste programma om de hongersnood in Soedan te verlichten en een betaling voor International Fund for Agricultural Development (IFAD) die al in 2024 werd gedaan vanwege ruimte ontstaan door de aangepaste raming voor de asieluitgaven.
Artikelonderdeel 2.2
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 2.2 valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 3 miljoen lager uit. Bij de Eerste suppletoire begroting vond een neerwaartse bijstelling plaats van per saldo EUR 2,1 miljoen. Bij de Tweede suppletoire begroting zijn de uitgaven per saldo met EUR 0,5 miljoen verlaagd als gevolg van een overheveling naar begrotingsartikel 3 binnen de BHO-begroting.
Artikelonderdeel 2.3
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 2.3 valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 27,5 miljoen hoger uit. De toename wordt met name verklaard door een stijging van EUR 31 miljoen toegelicht in de Eerste suppletoire begroting. Deze stijging hangt met name samen met het doorlenen van trekkingsrechten aan het Resilience and Sustainability Trust van het IMF. In Suppletoire begroting september zijn de uitgaven ook iets naar boven bijgesteld. Het uitgavenbudget bedraagt bij Tweede suppletoire begroting EUR 350,7 miljoen. De uiteindelijke realisatie is EUR 3,9 miljoen lager dan voorzien in de Tweede suppletoire begroting. Dit wordt met name veroorzaakt door lagere uitgaven op klimaat.
Artikel 3: Sociale vooruitgang
A. Algemene doelstelling
Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:
- het bijdragen aan mondiale gezondheid en SRGR voor iedereen;
- het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid;
- versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;
- versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;
- vergroting van kansen en perspectieven voor jongeren; en
- een toename van het aantal goed opgeleide professionals en versterking van beroeps- en hoger onderwijs.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
- Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meeste perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van mondiale gezondheid en SRGR, vrouwenrechten en gender gelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.
- Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.
- Het steunen van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via het Global Partnership for Education en het financieren van programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma’s die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.
- De versterking van beroeps- en hogeronderwijsinstellingen en versterking van kennis en vaardigheden van jongeren en mid career professionals via het Orange Knowledge Programma (OKP) en kennisplatforms.
Stimuleren
- Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen, invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve duurzame ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen, waaronder vrouwen, meisjes en LHBTIQ+.
- De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.
- Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het onder steunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
- De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de interna tionale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
- Het bevorderen van toegang tot beroeps- en hoger onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden de nodige kennis, vaardigheden en competenties te laten ontwikkelen en hen perspectief te bieden op een inkomen.
C. Beleidsconclusies
Vrouwenrechten en gendergelijkheid
Het beleid dat in 2024 werd ontwikkeld en uitgevoerd, evenals de bijbehorende resultaten, voldeden aan de verwachtingen uit de begroting. Voor effectief beleid is het meenemen van de rechten van vrouwen en meisjes en gemarginaliseerde groepen belangrijk. Wereldwijd staan vrouwenrechten en SRGR echter in toenemende mate onder druk. Daarom is er, ondanks het feit dat eraan de verwachtingen van de begroting werd voldaan, minder vooruitgang geboekt dan gehoopt.
Maatschappelijk middenveld
Het uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren conform de verwachtingen zoals opgenomen in de begroting. Het kabinet heeft zich ingezet voor het versterken van het maatschappelijk middenveld wereldwijd ten gunste van weerbare en stabiele samenlevingen. Binnen de 42 partnerschappen en het Power of Voices-programma werkte Nederland samen met 3842 organisaties in verschillende sectoren om wetten en normen te beïnvloeden en om meer aandacht te vragen voor mensen wiens behoeften niet altijd worden gehoord en gezien. Tevens is ingezet op het toegankelijker maken van dienstverlening, waaronder voor mensen met een beperking. Alle partnerschapsprogramma’s zijn tussentijds geëvalueerd en hebben waardevolle lessen opgeleverd die soms tot bijstellingen hebben geleid. Een van de geleerde lessen is dat er succesvolle modellen van lokaal leiderschap bestaan, waarbij lokale partners actief betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen die vormgeven aan activiteiten, maar minder bij budgetbeslissingen. Een andere les is dat de krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties invloed heeft op interventies. Dit zal naar verwachting ook gelden voor de toekomst. De activiteiten van het Power of Voices-programma, gestart in 2017, zijn in 2024 afgerond. Dit programma werkte met meer dan 750 organisaties om hun capaciteiten en activiteiten te versterken.
Binnen het huidige beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, zijn er het afgelopen rapportagejaar in drie verschillende landen uitwisselingen georganiseerd. Hier leerden meer dan vijftig organisaties van elkaar over verschillende methodes om gedrag en wet- en regelgeving te beïnvloeden en verschillende manieren om de rol van maatschappelijke organisaties te versterken op zowel lokaal als nationaal en internationaal niveau. Ook zette het kabinet zich in, via partnerorganisaties, OESO/DAC, EU en de VN, voor het beschermen van de maatschappelijke ruimte in landen waar die onder druk staat.
Jongeren, onderwijs en werkgelegenheid
De vooruitstrevende Nederlandse aanpak met betrekking tot jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap is succesvol, net als de inzet op jongeren in de context van migratie en ontheemding. De Nederlandse jongerenagenda (Youth at Heart) kent dan ook wereldwijd steeds meer navolging. Met oog op de bezuinigingen is het beroeps- en hogeronderwijs programma niet van start gegaan waardoor resultaten deels afweken van hetgeen werd begroot. Het programma beoogde via beurzen (lokaal, regionaal en in Nederland) en capaciteitsversterking van lokale beroeps- en hoger onderwijssystemen, het gebrek aan kennis en goed opgeleid personeel te verhelpen in voor Nederland relevante sectoren.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Art. | Verplichtingen | 1.781.617 | 687.598 | 782.314 | 527.161 | 280.562 | 309.676 | ‒ 29.114 |
Uitgaven | 747.424 | 825.433 | 901.132 | 830.675 | 835.421 | 802.998 | 32.423 | |
3.1 | Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten | 423.151 | 533.472 | 579.156 | 515.235 | 542.914 | 508.537 | 34.377 |
Subsidies (regelingen) | 134.768 | 98.256 | 191.449 | 215.733 | 198.609 | 201.576 | ‒ 2.967 | |
Mondiale gezondheid en SRGR | 134.489 | 98.256 | 139.449 | 215.733 | 198.609 | 201.576 | ‒ 2.967 | |
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis | 279 | 0 | 52.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 10.497 | 20.961 | 9.280 | 8.351 | 14.555 | 17.825 | ‒ 3.270 | |
Mondiale gezondheid en SRGR | 10.497 | 20.961 | 9.280 | 8.351 | 14.555 | 17.825 | ‒ 3.270 | |
Bijdrage aan agentschappen | 92 | 94 | 78 | 323 | 93 | 139 | ‒ 46 | |
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 92 | 94 | 78 | 323 | 93 | 139 | ‒ 46 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 277.794 | 414.161 | 378.349 | 290.828 | 329.657 | 288.997 | 40.660 | |
WHO/PAHO | 6.237 | 5.938 | 5.638 | 6.790 | 15.007 | 6.713 | 8.294 | |
Mondiale gezondheid en SRGR | 109.573 | 211.468 | 188.464 | 203.937 | 196.378 | 184.882 | 11.496 | |
UNFPA | 45.510 | 66.317 | 72.995 | 46.342 | 57.463 | 60.000 | ‒ 2.537 | |
UNAIDS | 30.000 | 20.000 | 23.000 | 23.000 | 46.000 | 23.000 | 23.000 | |
Partnershipprogramma WHO | 11.360 | 15.835 | 15.773 | 10.759 | 10.309 | 14.402 | ‒ 4.093 | |
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis | 42.000 | 52.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
UNICEF | 7.000 | 7.000 | 9.000 | 0 | 4.500 | 0 | 4.500 | |
Vrouwenrechten en keuzevrijheid | 26.114 | 35.603 | 63.479 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3.2 | Vrouwenrechten en gendergelijkheid | 49.239 | 52.077 | 51.675 | 51.930 | 48.618 | 47.609 | 1.009 |
Subsidies (regelingen) | 35.081 | 39.787 | 39.526 | 39.441 | 34.758 | 34.109 | 649 | |
Vrouwenrechten | 35.081 | 39.787 | 39.526 | 39.441 | 34.758 | 34.109 | 649 | |
Opdrachten | 15 | 107 | 188 | 136 | 77 | 0 | 77 | |
Vrouwenrechten | 15 | 107 | 188 | 136 | 77 | 0 | 77 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 14.143 | 12.183 | 11.961 | 12.353 | 13.783 | 13.500 | 283 | |
Vrouwenrechten | 8.096 | 6.183 | 5.483 | 6.104 | 7.783 | 7.500 | 283 | |
UNWOMEN | 6.047 | 6.000 | 6.478 | 6.249 | 6.000 | 6.000 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3.3 | Maatschappelijk middenveld | 195.272 | 165.842 | 200.486 | 206.413 | 227.162 | 182.859 | 44.303 |
Subsidies (regelingen) | 179.622 | 143.464 | 179.828 | 183.116 | 205.984 | 167.592 | 38.392 | |
Twinningsfaciliteit Suriname | 1.150 | 0 | 60 | 659 | 0 | 0 | 0 | |
Versterking maatschappelijk middenveld | 178.472 | 143.464 | 179.768 | 182.457 | 205.984 | 167.592 | 38.392 | |
Opdrachten | 10.459 | 13.987 | 10.822 | 12.858 | 11.533 | 7.282 | 4.251 | |
Versterking maatschappelijk middenveld | 10.459 | 13.987 | 10.720 | 12.692 | 11.247 | 6.000 | 5.247 | |
Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds | 0 | 0 | 102 | 166 | 286 | 1.282 | ‒ 996 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 5.191 | 8.391 | 9.836 | 10.439 | 9.645 | 7.985 | 1.660 | |
Versterking maatschappelijk middenveld | 5.191 | 8.391 | 9.836 | 10.439 | 9.645 | 7.985 | 1.660 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3.4 | Onderwijs | 79.762 | 74.042 | 69.815 | 57.097 | 16.727 | 63.993 | ‒ 47.266 |
Subsidies (regelingen) | 1.425 | 1.425 | 1.425 | 1.426 | 1.500 | 1.500 | 0 | |
Onderzoeksprogramma's | 1.425 | 1.425 | 1.425 | 1.426 | 1.500 | 1.500 | 0 | |
Opdrachten | 34.970 | 59.799 | 32.261 | 41.372 | 14.987 | 60.140 | ‒ 45.153 | |
Onderwijs | 658 | 120 | 77 | 176 | 0 | 200 | ‒ 200 | |
Onderzoeksprogramma's | 29 | 0 | 0 | 2.000 | 2.000 | 2.000 | 0 | |
Hoger Onderwijs | 34.283 | 59.679 | 32.184 | 39.196 | 12.987 | 57.940 | ‒ 44.953 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 43.367 | 12.818 | 36.129 | 14.299 | 240 | 2.353 | ‒ 2.113 | |
Onderwijs | 2.911 | 2.818 | 2.879 | 2.579 | 240 | 2.353 | ‒ 2.113 | |
Global partnership for education | 40.456 | 10.000 | 33.250 | 11.720 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De verplichtingen op beleidsartikel 3 Sociale Vooruitgang vielen per saldo lager uit ten opzichte van de vastgestelde begroting. Deze verlaging kwam met name doordat er voor het Hoger Onderwijs programma verdere uitwerking moet volgen en committeringen verschuiven naar latere jaren.
Uitgaven
De uitgaven op beleidsartikel 3 Sociale Vooruitgang zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting hoger uitgevallen. Dit heeft te maken met verschillende mutaties die lopende het jaar hebben plaatsgevonden en waarover het parlement is geïnformeerd middels de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2), de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2), de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) en de Decemberbrief BHO (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 53).
Artikelonderdeel 3.1
De uitgaven op artikelonderdeel 3.1 waren EUR 34,4 miljoen hoger dan verwacht ten opzichte van de vastgestelde begroting 2024. Deze hogere realisatie is met name toe te schrijven aan het naar voren halen van betalingen van onder andere contributies aan de WHO/PAHO (zie Tweede suppletoire begroting) en UNAIDS (zie Decemberbrief BHO). Met het naar voren halen van o.a. deze betalingen wordt er ruimte gecreëerd om betere invulling te kunnen geven aan de bezuinigingen op ontwikkelingshulp in 2025.
Er is tevens een eenmalige bijdrage van EUR 3 miljoen aan de WHO gedaan om het mpox-virus in Afrikaanse landen te bestrijden, zoals aan de Tweede Kamer gecommuniceerd tijdens het tweeminutendebat over de mondiale gezondheidsstrategie op 4 oktober 2024.
Artikelonderdeel 3.3
Zoals gemeld in de Eerste suppletoire begroting, is er bijgestuurd op het uitgavenbudget van artikelonderdeel 3.3 ter voorkoming dat contracten met partnerorganisaties onder het VMM-subsidiekader Power of Voices zouden moeten worden opengebroken na het initieel verwerken van de ODA-ombuigingen uit 2023 en verder vanwege de forse asieltegenvaller bij voorjaarsnota 2023.
Ook zijn er betalingen naar voren gehaald om ruimte te creëren zodat er betere invulling gegeven kan worden aan de bezuinigingen op ontwikkelingshulp in 2025.
Artikelonderdeel 3.4
De uitgaven op artikelonderdeel 3.4 waren EUR 47,3 miljoen lager dan verwacht ten opzichte van de vastgestelde begroting 2024. Dit kwam met name doordat het vervolgprogamma van Hoger Onderwijs nog verdere uitwerking vergt. Middelen die hiervoor bestemd waren zijn gebruikt om lopende verplichtingen te dekken onder artikelonderdelen 3.1 en 3.4.
Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
A. Algemene doelstelling
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtsstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
- Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesopbouw, conflictbemiddeling en inclusief bestuur met nadruk op de focus regio’s (Sahel, MENA, Hoorn van Afrika en de Grote Meren regio). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.
- Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance).
- Programma’s gericht op de ontwikkeling van een effectiever en efficiënter humanitair systeem, o.a. gericht op innovatie, data-ontwikkeling, psychosociale zorg en naleving van oorlogsrecht.
- Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.
- Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan betere migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding van mensen smokkel/handel en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.
Stimuleren
- Programma’s gericht op Veiligheid en Rechtsorde in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA, Hoorn van Afrika en in de Grote Meren regio. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en clustermunitie programma’s.
- De nadruk ligt daarbij steeds meer op het bereiken van resultaten onder Sustainable Development Goal 16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.
- Innovatie richt zich vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema’s en programma’s binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende Nederlandse partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijenversterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.
- Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.
- Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.
- Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.
- De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan door tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding van mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.
- Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/ EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.
- Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschappen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.
Regisseren
- Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.
- Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
- Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen VN organisaties onderling en met de Internationale Financiële Instellingen, waaronder tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPO en via de strategische dialoog van het VN Peacebuilding Fund.
- Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het ‘Comprehensie Approach Action Plan’, het ‘EU wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.
- Bevordering van aandacht voor conflictpreventie en een inclusieve en mensgerichte benadering van vredesopbouw o.a. via de New Agenda for Peace van de VN.
- Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen, inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.
C. Beleidsconclusies
Humanitaire hulp
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 4.1 (Humanitaire hulp) valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 74,2 miljoen hoger uit. Om burgers in Soedan, Gaza, Libanon en Oekraïne te voorzien van noodhulp werden additionele middelen verstrekt aan het International Committee of the Red Cross (ICRC) (EUR 3 miljoen voor Gaza, EUR 15,5 miljoen voor Oekraïne), UNICEF (EUR 3 miljoen Gaza), WHO (EUR 3 miljoen Gaza), WFP (EUR 10 miljoen Soedan), Dutch Relief Alliance (EUR 4 miljoen Libanon) en is bijgedragen aan de air drops boven Gaza.
Tevens is EUR 10 miljoen ingezet voor een aanvullende bijdrage aan het Central Emergency Response Fund (CERF) van de Verenigde Naties (VN), waarmee VN-organisaties snel kunnen inspringen op acute noden (in 2024 onder meer in Soedan, Tsjaad, Libanon en Syrië). Tevens is EUR 7 miljoen overgeheveld naar het Stabiliteitsfonds op de begroting van Buitenlandse Zaken (artikel 2.4) ten behoeve van de ondersteuning van de VN-gezant voor wederopbouw voor Gaza, een bijdrage aan scanners en een project gericht op vredesopbouw. Daarnaast is EUR 1,5 miljoen overgeheveld naar artikel 2.2 Water omwille van het RVO-programma Dutch Disaster Risk Reduction & Surge Support (DRRS).
Het restant is ingezet om een deel van de geplande bijdragen voor 2025 aan landenspecifieke fondsen van de VN (Country Based Pooled Funds) en aan CERF reeds in 2024 te doen.
Veiligheid en rechtsstaatbescherming
Het ontwikkelde en uitgevoerde beleid is grotendeels uitgevoerd conform de begroting. Het aantal mensen dat toegang heeft gekregen tot recht is toegenomen tot boven de streefwaarde, onder meer door het toegenomen gebruik van e-justice-mechanismen. Het aantal vierkante meter met mijnen vervuild land dat is opgeschoond, is lager dan verwacht omdat er in 2023 geen bijdrage is geleverd aan UN Mine Action Service (UNMAS). Ondanks de soms zeer moeilijke omstandigheden kon in de meeste fragiele landen conform de planning worden gewerkt. Alleen in Niger zijn bepaalde activiteiten uitgesteld vanwege ontwikkelingen ter plaatse. Daar staat tegenover dat in Soedan beperkte programmering weer mogelijk was, onder meer op het terrein van democratisering en conflictbemiddeling.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Art. | Verplichtingen | 487.737 | 527.479 | 1.631.883 | 1.761.552 | 725.357 | 546.190 | 179.167 |
Uitgaven | 837.332 | 784.522 | 943.326 | 1.113.608 | 1.100.606 | 1.027.165 | 73.441 | |
4.1 | Humanitaire Hulp | 470.807 | 431.360 | 520.229 | 637.858 | 609.255 | 535.017 | 74.238 |
Subsidies (regelingen) | 112.262 | 93.174 | 123.442 | 151.331 | 129.700 | 117.000 | 12.700 | |
Noodhulpprogramma's | 112.262 | 93.174 | 123.442 | 151.331 | 129.700 | 117.000 | 12.700 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 358.545 | 338.186 | 396.787 | 486.527 | 479.555 | 418.017 | 61.538 | |
Noodhulpprogramma's | 261.650 | 246.744 | 269.786 | 341.110 | 365.550 | 303.000 | 62.550 | |
Noodhulpprogramma's non-ODA | 1.895 | 3.442 | 1 | 417 | 5 | 1.017 | ‒ 1.012 | |
UNHCR | 33.000 | 33.000 | 33.000 | 35.000 | 35.000 | 35.000 | 0 | |
UNRWA | 19.000 | 19.000 | 19.000 | 37.000 | 19.000 | 19.000 | 0 | |
Wereldvoedselprogramma | 43.000 | 36.000 | 75.000 | 73.000 | 60.000 | 60.000 | 0 | |
4.2 | Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking | 157.560 | 174.060 | 218.578 | 266.912 | 290.931 | 291.295 | ‒ 364 |
Subsidies (regelingen) | 16.476 | 9.335 | 5.274 | 5.197 | 9.639 | 5.000 | 4.639 | |
Opvang in de regio | 16.476 | 9.335 | 5.274 | 5.197 | 8.786 | 5.000 | 3.786 | |
Migratie en ontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 0 | 853 | 0 | 853 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 141.084 | 164.725 | 213.304 | 261.715 | 281.292 | 286.295 | ‒ 5.003 | |
Opvang in de regio | 111.592 | 131.061 | 179.513 | 201.286 | 220.840 | 227.295 | ‒ 6.455 | |
Migratie en ontwikkeling | 29.492 | 33.664 | 33.791 | 60.429 | 60.452 | 59.000 | 1.452 | |
4.3 | Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling | 208.965 | 179.102 | 204.519 | 208.838 | 200.420 | 200.853 | ‒ 433 |
Subsidies (regelingen) | 53.930 | 53.575 | 55.059 | 57.433 | 71.256 | 57.653 | 13.603 | |
Legitieme stabiliteit | 7.013 | 6.787 | 6.070 | 6.426 | 10.619 | 7.000 | 3.619 | |
Inclusieve vredes- en politieke processen | 24.835 | 24.470 | 14.750 | 8.674 | 22.135 | 15.500 | 6.635 | |
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen | 10.867 | 5.007 | 2.229 | 818 | 0 | 0 | 0 | |
Functionerende rechtsorde | 11.215 | 17.311 | 32.010 | 41.515 | 38.502 | 35.153 | 3.349 | |
Opdrachten | 0 | 0 | 1.427 | 0 | 2.979 | 1.500 | 1.479 | |
Inclusieve vredes- en politieke processen | 0 | 0 | 1.427 | 0 | 2.979 | 1.500 | 1.479 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 155.035 | 125.527 | 148.033 | 151.405 | 126.185 | 141.700 | ‒ 15.515 | |
Legitieme stabiliteit | 5.561 | 10.404 | 3.100 | 4.000 | 0 | 4.000 | ‒ 4.000 | |
Functionerende rechtsorde | 108.329 | 93.159 | 102.499 | 94.739 | 101.639 | 101.200 | 439 | |
Inclusieve vredes- en politieke processen | 41.145 | 21.964 | 42.434 | 52.666 | 24.546 | 36.500 | ‒ 11.954 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De verplichtingenrealisatie op artikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling valt ten opzichte van de begroting EUR 179 miljoen hoger uit. In de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2) is een stijging van EUR 531,6 miljoen toegelicht vanwege het aangaan van verplichtingen voor het Prospects-programma, de subsidietender Contributing to Peaceful and Safe Societies en de subsidietender Migration and Displacement gezien de verschuiving van het moment van toekennen van 2023 naar 2024. Een aanvullende stijging van EUR 15 miljoen is toegelicht in de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2), samenhangend met een bijdrage voor humanitaire hulp in Oekraïne. In de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) is vervolgens een verlaging toegelicht van EUR 152 miljoen doordat er als gevolg van de bezuinigingen in 2025 en verder minder verplichtingen worden aangegaan, met name voor Opvang in de regio en Migratie en Veiligheid en Rechtsstaatontwikkeling. Het verplichtingenbudget is uiteindelijk EUR 215 miljoen lager uitgevallen dan voorzien in de Tweede suppletoire begroting. Dit komt doordat de eerder ingeboekte verlaging als gevolg van de bezuinigingen in 2025 en verder minder verplichtingen worden aangegaan te laag was ingeschat. Er is uiteindelijk meer terughoudendheid betracht.
Uitgaven
De uitgaven op beleidsartikel 4 Vrede, Veiligheid en Duurzame ontwikkeling zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting hoger uitgevallen. Dit heeft te maken met verschillende mutaties die lopende het jaar hebben plaatsgevonden en waarover het parlement is geïnformeerd middels de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2), de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2), de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) en de Decemberbrief BHO (Kamerstuk 36 600-XVII, nr. 53).
Artikelonderdeel 4.1
De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 4.1 Humanitaire hulp valt ten opzichte van de vastgestelde begroting EUR 74,2 miljoen hoger uit. Een initiële toename van EUR 44 miljoen in verband met acute crises wereldwijd (o.a. Gaza en Soedan) is toegelicht in de Eerste suppletoire begroting. Een aanvullende stijging van EUR 15 miljoen is toegelicht in de Suppletoire begroting september, vanwege een bijdrage aan ICRC voor humanitaire hulp in Oekraïne. Tot slot is een stijging van EUR 15,7 miljoen toegelicht in de Tweede suppletoire begroting. Deze stijging hangt samen met bijdragen aan landenspecifieke fondsen van de VN (Country Based Pooled Funds) en CERF die al in 2024 werden gedaan vanwege een meevaller door de aangepaste raming voor de asieluitgaven.
Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet
A. Algemene doelstelling
Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
- Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
- Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.
- Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse deskundigen als deskundigen uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.
- Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
- Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
- Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling, zoals KNVBWorldCoaches.
Stimuleren
- Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.
- Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
- Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
- Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
- Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.
- In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
- Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
- Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.
- Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDG’s.
Regisseren
- De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
- De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG-afspraken.
C. Beleidsconclusies
Mondiaal multilateralisme
Nederland droeg met kernbijdragen en meerjarige, flexibele financiering bij aan de effectiviteit van VN-organisaties, inclusief tijdige steun aan UNRWA. Met onder meer het WFP en UNFPA werd gewerkt aan betere zichtbaarheid van resultaten met op maat gemaakte communicatiestrategieën. Op die voorbeelden wordt in 2025 voortgebouwd.
In aanloop naar de herziening van de wereldwijde afspraken voor de financiering van ontwikkeling in 2025, heeft Nederland in 2024 samen met (EU-)partners actief bijgedragen aan VN-onderhandelingen voor slotverklaringen bij onder meer het Pact for the Future. Nederland zet dit voort door als mede-onderhandelaar namens de EU in de VN op te treden.
Multilaterale financiële instellingen
Nederland droeg bij aan de succesvolle 21ste middelenaanvulling van de International Development Association (IDA, looptijd: 2025-2027) van de Wereldbank met een totale waarde van meer dan 100 miljard dollar.3Ook is het IDA21-beleidspakket zoveel mogelijk in lijn gebracht met Nederlandse prioriteiten en belangen, met name op het gebied van schuldbeheer, belastinginning, fragiliteit/stabiliteit en de nexus tussen water, voedsel en klimaat(adaptatie). IDA is het onderdeel van de Wereldbank dat ontwikkelingsactiviteiten van lage-inkomenslanden financiert via schenkingen en zachte leningen.
Om een afwaardering van de AAA-kredietstatus van de AfDB te voorkomen, heeft Nederland het garantiekapitaal bij de AfDB verhoogd met EUR 915 miljoen.4Dit stelt de AfDB in staat om betaalbare leningen te verstrekken aan Afrikaanse lidstaten ten behoeve van hun economische ontwikkeling, wat in lijn is met de Nederlandse Afrikastrategie 2023-2032. Ter versterking van een betere representatie is, mede met Nederlandse steun, een extra stoel voor Afrikaanse lidstaten in de Raad van Bewindvoerders bij het IMF tot stand gekomen.
Bij de AsDB is eind 2024 een nieuw safeguard-beleid (met betrekking tot mens en milieu) aangenomen. Nederland heeft tijdens de herziening van het beleid actief ingezet op het versterken van de bescherming van mensenrechten, biodiversiteit, klimaat en IMVO. Ook bij de EBRD heeft Nederland actief bijgedragen aan de herziening van het safeguard-beleid.
Met een kapitaalverhoging van EUR 15 miljoen helpt Nederland de Inter-American Development Bank (Invest) om de private sector in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied beter te ondersteunen. Dit richt zich op het aanpakken van klimaatverandering en ontbossing en op het bevorderen van de overgang naar hernieuwbare energie en duurzame economische groei in de regio.
Verdragsmiddelen Suriname
In 2024 is vanuit Suriname een projectvoorstel ontvangen voor EUR 5 miljoen voor een bijdrage aan het Productie Krediet Fond (PKF) ter bevordering van de productiesector in Suriname door kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. Tevens werd een wijzigingsvoorstel ontvangen voor de besteding van de EUR 5 miljoen voor de oprichting van een Zorgautoriteit. Nederland en Suriname werken aan de opvolging van de voorstellen. De Verdragsmiddelen blijven conform het Verdrag beschikbaar.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Art. | Verplichtingen | 1.110.681 | 61.837 | 532.027 | 476.609 | 1.062.763 | 131.954 | 930.809 |
Uitgaven | 282.519 | 271.230 | 417.023 | 423.147 | 444.793 | 382.214 | 62.579 | |
5.1 | Multilaterale samenwerking | 214.821 | 178.163 | 348.175 | 341.316 | 364.334 | 280.595 | 83.739 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 214.821 | 178.163 | 348.175 | 341.316 | 364.334 | 280.595 | 83.739 | |
UNIDO | 1.308 | 1.531 | 1.367 | 1.531 | 1.779 | 1.950 | ‒ 171 | |
UNDP | 20.000 | 30.000 | 30.000 | 30.000 | 39.000 | 39.000 | 0 | |
UNICEF | 33.000 | 33.000 | 33.000 | 33.000 | 44.000 | 44.000 | 0 | |
Speciale multilaterale activiteiten | 22.936 | 8.521 | 8.151 | 8.847 | 8.844 | 14.587 | ‒ 5.743 | |
Assistent deskundigenprogramma | 11.343 | 9.035 | 10.092 | 7.981 | 9.113 | 9.000 | 113 | |
Internationale Financiële Instellingen | 35.714 | 30.530 | 29.633 | 6.516 | 19.306 | 14.158 | 5.148 | |
Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen | 80.113 | 58.894 | 67.280 | 79.789 | 84.039 | 87.789 | ‒ 3.750 | |
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken | 10.407 | 6.652 | 6.652 | 6.652 | 8.753 | 8.111 | 642 | |
Bijdrage aan IFI's voor steun Oekraïne | 0 | 0 | 162.000 | 167.000 | 149.500 | 62.000 | 87.500 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
5.2 | Overig armoedebeleid | 67.698 | 93.067 | 68.848 | 81.831 | 80.459 | 94.376 | ‒ 13.917 |
Subsidies (regelingen) | 5.326 | 7.053 | 8.022 | 7.791 | 10.121 | 9.948 | 173 | |
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling | 5.326 | 6.293 | 7.522 | 7.211 | 9.361 | 9.298 | 63 | |
Nationale SDG implementatie | 0 | 760 | 500 | 580 | 760 | 650 | 110 | |
Opdrachten | 0 | 0 | 0 | 731 | 54 | 2.200 | ‒ 2.146 | |
Nationale SDG implementatie | 0 | 0 | 0 | 88 | 54 | 200 | ‒ 146 | |
Programmamiddelen Oekraïne - In-kind steun | 0 | 0 | 0 | 643 | 0 | 2.000 | ‒ 2.000 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 62.372 | 86.014 | 60.826 | 73.309 | 70.284 | 82.228 | ‒ 11.944 | |
UNESCO | 4.010 | 3.895 | 4.083 | 4.336 | 4.346 | 4.400 | ‒ 54 | |
Diverse ondersteunende activiteiten | 3.367 | 17.942 | 2.321 | 519 | 9.024 | 8.993 | 31 | |
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling | 1.134 | 2.036 | 2.121 | 2.322 | 2.096 | 300 | 1.796 | |
Schuldverlichting | 53.190 | 62.069 | 52.220 | 62.341 | 54.739 | 68.285 | ‒ 13.546 | |
Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking | 671 | 72 | 81 | 81 | 79 | 250 | ‒ 171 | |
Verdragsmiddelen Suriname | 0 | 0 | 0 | 3.710 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Nog te verdelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
5.4 | Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 7.243 | ‒ 7.243 |
Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 7.243 | ‒ 7.243 | |
Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 7.243 | ‒ 7.243 | |
Ontvangsten | 75.823 | 42.770 | 62.344 | 76.256 | 46.502 | 43.815 | 2.687 | |
Art. | Ontvangsten | 75.823 | 42.770 | 62.344 | 76.256 | 46.502 | 43.815 | 2.687 |
5.20 | Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen | 33.824 | 25.019 | 23.146 | 18.748 | 14.658 | 17.659 | ‒ 3.001 |
Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen | 33.824 | 25.019 | 23.146 | 18.748 | 14.658 | 17.659 | ‒ 3.001 | |
Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen | 33.824 | 25.019 | 23.146 | 18.748 | 14.658 | 17.659 | ‒ 3.001 | |
5.21 | Ontvangsten OS | 18.344 | 16.028 | 37.438 | 29.453 | 29.958 | 24.426 | 5.532 |
Ontvangsten OS | 18.344 | 16.028 | 37.438 | 29.453 | 29.958 | 24.426 | 5.532 | |
Ontvangsten OS | 18.344 | 16.028 | 37.438 | 29.453 | 29.958 | 24.426 | 5.532 | |
5.22 | Koerverschillen OS | 23.655 | 0 | 0 | 25.739 | 0 | 0 | 0 |
Koerverschillen OS | 23.655 | 0 | 0 | 25.739 | 0 | 0 | 0 | |
Koerverschillen OS | 23.655 | 0 | 0 | 25.739 | 0 | 0 | 0 | |
5.23 | Diverse ontvangsten non-ODA | 0 | 1.723 | 1.760 | 2.316 | 1.886 | 1.730 | 156 |
Diverse ontvangsten non-ODA | 0 | 1.723 | 1.760 | 2.316 | 1.886 | 1.730 | 156 | |
Diverse ontvangsten non-ODA | 0 | 1.723 | 1.760 | 2.316 | 1.886 | 1.730 | 156 |
Verplichtingen | 1 110 681 | 61 837 | 532 027 | 476 609 | 1 062 763 | 131 954 | 930 809 |
garantieverplichtingen | 723 472 | 10 558 | 246 017 | ‒ 174 576 | 838 699 | 838 699 | |
overige verplichtingen | 387 209 | 51 279 | 286 010 | 651 185 | 224 064 | 131 954 | 92 110 |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen ligt hoger dan is vastgesteld bij de begroting. Oorzaak hiervan is met name dat bij de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2) het verplichtingenbudget naar boven is bijgesteld met EUR 915 miljoen ten behoeve van de garantie aan de African Development Bank. Ook is bij de Eerste suppletoire begroting het verplichtingenbudget verhoogd vanwege additionele middelen ten behoeve van steun aan Oekraïne. Bij de Suppletoire begroting September is het verplichtingenbudget verlaagd, met name als gevolg van een aantal overhevelingen naar andere begrotingsartikelen binnen de BHO-begroting in het kader van Oekraïne (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2). Bij de Tweede suppletoire begroting werd het verplichtingenbudget verder verlaagd met per saldo EUR 36,2 miljoen (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2). Deze mutatie wordt met name verklaard door een budgetoverheveling van beleidsartikel 5.2 naar beleidsartikel 1.2.
Uitgaven
De uitgaven op beleidsartikel 5 Multilaterale Samenwerking en Overige Inzet zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting hoger uitgevallen. Dit heeft te maken met verschillende mutaties die lopende het jaar hebben plaatsgevonden en waarover het parlement is geïnformeerd middels de Eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 36 550- XVII, nr. 2), de Suppletoire begroting September (Kamerstuk 36 613 XVII, nr. 2), de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 36 625 XVII, nr. 2) en de Decemberbrief BHO (Kamerstuk 36 600-XVII, nr. 53).
Artikelonderdeel 5.1
De uitgaven op artikelonderdeel 5.1 nemen per saldo EUR 83,7 miljoen toe. De toename wordt met name verklaard door de mutatie bij de Suppletoire begroting September van per saldo EUR 87,5 miljoen ten behoeve van Oekraïne. Deze verhoging betrof EUR 58 miljoen via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank voor herstelprojecten ten behoeve van het elektriciteitsnet, wegen, bruggen, onderdak, scholen en ziekenhuizen in Oekraïne, EUR 20 miljoen via de EBRD voor financiële ondersteuning van de Oekraïense netbeheerder Ukrenergo, beiden besloten door het vorige kabinet, en EUR 9,5 miljoen voor de levering van tweedehands gasturbines via de EBRD. De bijdragen van EUR 58 miljoen (URTF) en EUR 20 miljoen (EBRD) zijn besloten door het vorige kabinet.
Artikelonderdeel 5.2
De uitgaven op artikelonderdeel 5.2 nemen per saldo af. Bij de Eerste suppletoire begroting vond nog een opwaartse bijstelling plaats van per saldo EUR 163 miljoen in verband met het beschikbaar stellen van additionele middelen voor niet-militaire steun aan Oekraïne. Bij de Suppletoire begroting September werd het budget op artikelonderdeel 5.2 verlaagd met EUR 147 miljoen vanwege onder andere verschillende overhevelingen naar andere begrotingsartikelen binnen de BHO-begroting in het kader van Oekraïne. Ook bij de Tweede suppletoire begroting daalde het budget met EUR 28,9 miljoen. Dat kwam met name doordat het bedrag van EUR 20 miljoen dat bij de Eerste suppletoire begroting 2024 gereserveerd was voor wederopbouw voor o.a. Gaza in 2024 niet tot besteding kwam. Dit bedrag is overgeheveld naar artikelonderdeel 1.3 ten behoeve van uitgaven voor Private Sector Development (PSD) die in 2024 gedaan zullen worden in plaats van in 2025. De ruimte van EUR 20 miljoen die daardoor ontstaat in 2025 zal gereserveerd worden voor wederopbouw voor o.a. Gaza. Ten slotte is in de Decemberbrief aangekondigd dat een betaling van circa EUR 7 miljoen in het kader van de Arrears Clearance van International Development Association (IDA20) niet via de BHO-begroting zou worden voldaan. In plaats daarvan wordt de betaling via de begroting van het Ministerie van Financiën voldaan. Daardoor is een onderschrijding ontstaan op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daartegenover staat een overschrijding op de begroting van Financiën.
Zoals ook opgenomen in het Jaarverslag 2023 wordt hiernavolgend een tabel opgenomen met de mutaties op hoofdlijnen op artikelonderdeel 5.4, ook wel het verdeelartikel of bufferartikel genoemd. De invulling van de overprogrammering bestaat zoals gebruikelijk uit twee onderdelen: onderschrijding op ODA-budgetten elders op de (Rijks)begroting en een compensatie binnen de budgettaire systematiek van de HGIS over de jaren 2024-2026.
Beginstand | 7.243 | |
Mutaties 1e suppletoire begroting | Totaal | ‒ 59.272 |
wv. | Macro-economische bijstelling CEP | 68.182 |
Overboekingen binnen BHO | ‒ 130.822 | |
Desaldering | 11.991 | |
Aanpassing asielraming | 20.271 | |
HGIS besluitvorming | ‒ 41.476 | |
Overig | 12.582 | |
Mutaties Suppletoire begroting September | Totaal | ‒ 2.318 |
ODA LPB bijdrage aan OCW | ‒ 2.318 | |
Mutaties 2e suppletoire begroting | Totaal | 6.444 |
wv. | Overboekingen binnen BHO | 6.444 |
Aanpassing asielraming | 44.188 | |
Middelenaanvulling IFAD-13 | ‒ 25.000 | |
Humanitaire hulp | ‒ 19.188 | |
Mutaties slotwet | 47.903 | |
Eindstand | 0 |
Ontvangsten
Ontvangsten worden verantwoord op de ontvangsten van artikelonderdelen van beleidsartikel 5, met uitzondering van de ontvangsten op risicoregelingen van beleidsartikel 1.
De ontvangsten stegen per saldo met circa EUR 3 miljoen. Zoals toegelicht bij de Eerste suppletoire begroting stegen de ontvangsten met EUR 12 miljoen in 2024 vanwege een teruggave van de Europese Investeringsbank (EIB). De ontvangsten daalden daarentegen later in het jaar. Dat heeft als oorzaak dat de ontvangstenrealisatie op artikelonderdeel 5.21 (Ontvangsten OS) circa EUR 5,5 miljoen lager is uitgevallen. Dit betreffen ontvangsten van (afgeronde) activiteiten waarvan inkomstenramingen een hoge onzekerheidsmarge kennen. Ook zijn de ontvangsten op de uitstaande begrotingsleningen van de NIO circa EUR 3 miljoen lager uitgevallen dan verwacht.
5. Bedrijfsvoeringsparagraaf
In de uitvoering van de begroting van BHO wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het ministerie van BZ. Om deze reden wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, misbruik en oneigenlijk gebruik en activiteitenbeheer.
Rechtmatigheid
Totaalniveau artikelen verplichtingen | 3.335.529 | 66.711 | ‒ | 87.490 | 87.490 | 2,6% |
Totaalniveau artikelen uitgaven/ontvangsten | 4.061.397 | 81.228 | 3.544 | 111.449 | 114.993 | 2,8% |
Artikel 1 verplichtingen | 449.774 | 25.000 | ‒ | 82.728 | 82.728 | 18,4% |
Artikel 1 uitgaven/ontvangsten | 673.669 | 33.683 | 3.286 | 111.449 | 114.735 | 17,0% |
Ten aanzien van de uitgaven en verplichtingen is op artikel 1 een overschrijding van de rechtmatigheid geconstateerd. Deze overschrijdingen worden hieronder toegelicht.
Artikel 1 verplichtingen
De onrechtmatigheid voor de verplichtingen betreffen de verplichtingen aan IIPP. In het controleprotocol voor IIPP is rechtmatigheid van de verplichtingen onvoldoende afgedekt vanuit comptabel perspectief. Dit wordt in 2025 hersteld.
Artikel 1 uitgaven/ontvangsten
De uitgaven onder artikel 1 betreffen de uitvoering van een aantal regelingen (DGGF, DTIF, ORIO, D2B en DRIVE) door Invest International Public Programmes B.V (IIPP), een 100% dochter van staatsdeelneming Invest International.
Er zijn geen afspraken gemaakt tussen BZ en IIPP over het kunnen aantonen van de rechtmatigheid. BHO heeft geen assurance over de rechtmatigheid van de uitgaven op deze regelingen over 2024 kunnen verkrijgen. Ten behoeve van de verantwoording over 2025 wordt daarom gewerkt aan herijking van de verantwoordingskaders zodat ook rechtmatigheidsaspecten worden afgedekt. Er zijn bij BHO geen signalen binnen gekomen dat er zich in 2024 daadwerkelijk onrechtmatigheden hebben voor gedaan of dat middelen onjuist zijn besteed.
Verder zijn in 2024 ontvangsten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en IIPP voor een belangrijk deel ten onrechte in mindering van de uitgaven gebracht (in mindering van bezwaar). Hierdoor wordt de realisatie van de uitgaven en de ontvangsten in de verantwoording te laag weergegeven. Omdat het precieze bedrag niet bekend is, leidt dit met name op artikelen 17.1 en 17.2 tot niet-kwantificeerbare begrotingsonrechtmatigheden.
In 2024 is er door de accountant van IIPP een controleverklaring afgegeven over de getrouwheid van de administratie van de regelingen over 2023. Over 2024 wordt de verklaring van IIPP verwacht in mei 2025. Vooruitlopend daarop is door aanvullende werkzaamheden van de Auditdienst Rijk het risico op getrouwheidsfouten voor 2024 voldoende gemitigeerd. BHO zal met IIPP in 2025 afspraken maken over tijdige aanlevering van voorlopige cijfers en gecontroleerde cijfers.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering
Er is over 2024 een getrouw beeld fout geconstateerd ten aanzien van de uitgaven en ontvangsten die groter is dan is toegestaan, vanwege de hiervoor genoemde onzekerheid m.b.t. IIPP. Dit heeft geleid tot een verklaring met beperking. De onderliggende oorzaken van de geconstateerde onzekerheid worden planmatig in 2025 opgepakt.
BHO maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting op Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken. IIPP is een uitvoeringspartner die onder mandaat van de minister regelingen uit hoofdstuk 17 uitvoert en is daarom hier wel benoemd.
Misbruik en oneigenlijk gebruik (externe fraude)
In deze rapportage wordt misbruik en oneigenlijk gebruik (hierna: externe fraude) beschouwd als het opzettelijk handelen van externe partijen in de activiteitencyclus, waarbij gebruik wordt gemaakt van misleiding om een onrechtmatig of onwettig voordeel te verkrijgen.
Vermoedens van externe fraude en corruptie binnen de activiteitencyclus worden gemeld bij het Expertisecentrum Malversaties (ECM) van het ministerie. In 2024 zijn 184 vermoedens van externe fraude en corruptie rond BHO-projecten en -programma’s gemeld bij ECM. Meer gedetailleerde informatie hierover is opgenomen in de bijlage ‘sanctiebeleid en misbruik en oneigenlijk gebruik’.
Sinds het eerste kwartaal van 2024 is een meldpagina online die toegankelijk is via de Rijksoverheidspagina van Buitenlandse Zaken. Via het e-mailadres dat vermeld staat op deze pagina kan een vermoeden eenvoudig (anoniem) worden gemeld door externe melders.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Versterking BZ in control
Managementinformatie
In 2024 zijn stappen gezet om de beschikbare data uit het bedrijfsvoering systeem SAP en het systeem ten aanzien van de activiteitencyclus IMPACT, middels het Managementinformatiesysteem (MI-BZ), op eenvoudige en eenduidige wijze te ontsluiten. Deze systemen moeten de kwaliteit van het beheer van de activiteitencyclus op een hoger niveau tillen en bijdragen aan meer efficiëntie. Verdere verbeteringen in het eenvoudiger ontsluiten van bepaalde financiële data zijn nog nodig, onder andere via extra koppelingen tussen systemen, en worden in 2025 verder opgepakt. In de bedrijfsvoering paragraaf voor hoofdstuk V wordt verder ingegaan op SAP, IMPACT en MIBZ.
Informatiebeveiliging
Informatiebeveiliging valt onder de minister van Buitenlandse Zaken en is toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf van Hoofdstuk V.
Voorschottenbeheer
In 2024 is een stelstelwijziging doorgevoerd met betrekking tot voorschottenbeheer. Besloten is om niet meer na ontvangst van jaarlijkse verantwoordingen af te boeken, maar alleen nog op basis van de eindrapportage. De voorschottenstand zal hierdoor de komende jaren oplopen. Nieuwe KPI’s om de voorschottenstand actueel te houden worden ontwikkeld.
Risico-afweging
In de huidige systematiek ten behoeve van de interne beheersing worden er op operationeel niveau risicoanalyses opgesteld per budgethouder. In 2024 is een eerste verkenning geweest om de risico-afweging meer op verantwoordingsniveau in te steken, op land, thema of uitvoerder. Dit is enerzijds ingegeven door de komende taakstelling en de behoefte om tot een meer overkoepelende risicoanalyse te komen en anderzijds om beter aan te sluiten op de werkwijze van de Auditdienst Rijk. Dit traject zal in 2025 verder worden opgepakt.
Specialistische kennis
Afgelopen jaren is het nodig geweest om voor een aantal kritische functies een beroep te doen op inhuurkrachten omdat de benodigde expertise binnen BZ niet vrij beschikbaar was. Dat is kwetsbaar en inefficiënt. In 2025 zal verbreding van de aanwezigheid van specialistische kennis met voorrang opgepakt worden.
Fraude- en corruptierisico's (intern)
Interne fraude valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken en is toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf van Hoofdstuk V.
Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
BHO maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van Hoofdstuk V.
Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
BHO maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting op de belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van Hoofdstuk V.
C. Jaarrekening
6. Verantwoordingsstaat
Totaal | 2.152.879 | 3.719.718 | 57.815 | 3.335.529 | 3.985.806 | 75.591 | 1.182.650 | 266.088 | 17.776 | |
Beleidsartikelen | ||||||||||
1 | Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen | 411.111 | 601.497 | 14.000 | 449.774 | 644.580 | 29.089 | 38.663 | 43.083 | 15.089 |
2 | Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat | 753.948 | 905.844 | 0 | 817.073 | 960.406 | 0 | 63.125 | 54.562 | 0 |
3 | Sociale vooruitgang | 309.676 | 802.998 | 0 | 280.562 | 835.421 | 0 | ‒ 29.114 | 32.423 | 0 |
4 | Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling | 546.190 | 1.027.165 | 0 | 725.357 | 1.100.606 | 0 | 179.167 | 73.441 | 0 |
5 | Multilaterale samenwerking en overige inzet | 131.954 | 382.214 | 43.815 | 1.062.763 | 444.793 | 46.502 | 930.809 | 62.579 | 2.687 |
De verplichtingen opgenomen in de bovenstaande tabel vormen een weergave van alle aangegane verplichtingen en bijstellingen daarop. Voor een overzicht van realisaties op garantieverplichtingen en verschillen met de garantieverplichtingen zoals opgenomen in de BHO-begroting wordt verwezen naar het Overzicht risicoregelingen.
7. Saldibalans per 31 december 2024 en toelichting begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII)
Intra-comptabele posten | ||||||||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting | 3.985.798 | 3.903.715 | 2 | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 75.588 | 135.406 | |
3 | Liquide middelen | 0 | 0 | |||||
4 | Rekening-courant RHB | 0 | 0 | 4a | Rekening-courant RHB | 3.910.210 | 3.768.309 | |
5 | Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 113.783 | 98.412 | 5a | Begrotingsreserves | 113.783 | 98.412 | |
6 | Vorderingen buiten begrotingsverband | 0 | 0 | 7 | Schulden buiten begrotingsverband | 0 | 0 | |
8 | Kas-transverschillen | 0 | 0 | |||||
Subtotaal intra-comptabel | 4.099.581 | 4.002.127 | Subtotaal intra-comptabel | 4.099.581 | 4.002.127 | |||
Extra-comptabele posten | ||||||||
9 | Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 | |
10 | Vorderingen | 2.452.453 | 2.342.412 | 10a | Tegenrekening vorderingen | 2.452.453 | 2.342.412 | |
11a | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11 | Schulden | 0 | 0 | |
12 | Voorschotten | 5.976.386 | 4.429.032 | 12a | Tegenrekening voorschotten | 5.976.386 | 4.429.032 | |
13a | Tegenrekening garantieverplichtingen | 4.126.301 | 3.280.351 | 13 | Garantieverplichtingen | 4.126.301 | 3.280.351 | |
14a | Tegenrekening andere verplichtingen | 7.482.678 | 8.897.275 | 14 | Andere verplichtingen | 7.482.678 | 8.897.275 | |
15 | Deelnemingen | 174.983 | 169.359 | 15a | Tegenrekening deelnemingen | 174.983 | 169.359 | |
Subtotaal extra-comptabel | 20.212.801 | 19.118.429 | Subtotaal extra-comptabel | 20.212.801 | 19.118.429 | |||
Totaal | 24.312.382 | 23.120.556 | Totaal | 24.312.382 | 23.120.556 |
Inleiding
1. Algemeen
De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van BHO worden verantwoord.
Het intra-comptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2024, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHO-begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening-courant RHB voor BHO. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).
Met uitzondering van de RHB Rekening BHO worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.
Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intra-comptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.
Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHO in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.
2. Waarderingsgrondslagen
Uitgaven, ontvangsten, verplichtingen en mutaties op balansrekening in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste verrekenkoers (de corporate rate) omgerekend naar EUR. De coorporate rate 2024 van de US Dollar (USD) was per 1 januari 2024 vastgesteld op 1 USD = 0,925 EUR. Voor 2025 is deze vastgesteld op 0,895 EUR.
Alle ODA ontvangsten (zowel op de BHO als de BZ begroting) worden verantwoord op artikel 5.21 ‘ontvangsten OS’ van de BHO begroting. NON-ODA ontvangsten worden waar van toepassing verantwoord op respectievelijk artikel 2.4 ‘Restituties programma’s op de BZ begroting’ dan wel op artikel 5.23 ‘Diverse ontvangsten NON-ODA op de BHO begroting.
De extracomptabele balansstanden voor geconditioneerde vorderingen, voorschotten, deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgend boekjaar. Ook de balansstand extracomptabele verplichtingen is gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgend boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de verplichtingenrealisatie van het verantwoordingsjaar. Revolvende fondsen worden in de saldibalans gepresenteerd als een geconditioneerde vordering tegen nominale waarde.
Extracomptabele vorderingen zijn de per balansdatum bestaande rechten om geldmiddelen te ontvangen van een wederpartij die niet tot het Rijk behoort. Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de nominale waarde. De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestort kapitaal. De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Toelichting op de saldibalans per 31 december 2024
1. Uitgaven ten lasten van de begroting
Uitgaven ten laste van de begroting | 3.985.798 | 3.903.715 |
Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHO in het jaar 2024 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.
2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Ontvangsten ten gunste van de begroting | 75.588 | 135.406 |
Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2024 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.
4a. Rekening-courant RHB
Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven met betrekking tot BHO achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHO te verrekenen.
Rekening-courant RHB BHO | 3.934.767 | 3.770.116 |
Te verrekenen tussen BZ en BHO | ‒ 24.557 | ‒ 1.807 |
Totaal | 3.910.210 | 3.768.309 |
Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BHO en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHO. De verrekening van dit bedrag zal bij de RHB plaatsvinden met verrekenstukken in het komende jaar.
5. Rekening-courant RHB (begrotingsreserve)
Begrotingsreserve DGGF | 48.999 | 43.722 |
Begrotingsreserve FOM | 16.422 | 16.422 |
Begrotingsreserve DRIVE | 18.368 | 18.368 |
Begrotingsreserve DTIF | 29.994 | 19.900 |
Totaal | 113.783 | 98.412 |
5a. Begrotingsreserve
Begrotingsreserve DGGF | 43.722 | 9.637 | ‒ 4.360 | 48.999 | 1.3 |
Begrotingsreserve FOM | 16.422 | 0 | 0 | 16.422 | 1.2 |
Begrotingsreserve DRIVE | 18.368 | 0 | 0 | 18.368 | 1.3 |
Begrotingsreserve DTIF | 19.900 | 12.171 | ‒ 2.077 | 29.994 | 1.2 |
Totaal | 98.412 | 21.808 | ‒ 6.437 | 113.783 |
In 2016 is besloten het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten ten gunste van het DTIF. Ter dekking van eventuele schades dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. De regeling in 2024 volledig afgewikkeld. De eindafrekening van EUR 2,023 miljoen is in de DTIF begrotingsreserve gestort. Conform het DTIF toetsingskader risicoregelingen blijven de resterende middelen in de FOM begrotingsreserve beschikbaar voor DTIF.
Ter dekking van eventuele schades uit het DGGF onderdeel 1 (Invest International) dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties aangehouden te worden in de begrotingsreserve. Ter dekking van eventuele schades uit het DGGF onderdeel 3 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen en tegen hefboom 1:3 voor de garanties een begrotingsreserve te worden aangehouden.
In 2024 zijn door Invest International en Atradius DSB ontvangen premies van EUR 9,637 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 4,360 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.
De totaalstand van de garantieverplichtingen DGGF bedraagt per ultimo 2024 EUR 108,216 miljoen. De begrotingsreserve is hoger dan op basis van de uitstaande garanties minimaal vereist is. In 2025 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.
Voor het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) is in 2015 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades dient tegen een hefboom van 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. In 2022 is de verstrekte garantie omgezet in een polis. Bij de herziening van het toetsingskader risicoregelingen is in 2022 besloten de hefboom voor nieuwe transacties aan te passen naar de verhouding 1:3. In 2024 zijn geen premies ontvangen of schades uitgekeerd. Het saldo in de reserve van EUR 18,368 miljoen betreft het saldo van de bodemstorting uit 2015 en de storting van de ontvangen premie in 2022. De afgegeven garantie is in 2024 is geherwaardeerd met een bedrag van EUR 1,890 tot een bedrag van EUR 45,663 miljoen. In 2025 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.
Voor het DTIF is in 2016 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 1 (Invest International) dient tegen hefboom 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties in de begrotingsreserve te worden aangehouden.
Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 2 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de verstrekte wisselfinancieringen een begrotingsreserve te worden aangehouden.
De begrotingsreserve bevat een bodemstorting van EUR 5,0 miljoen. In 2024 zijn door Invest International en Atradius DSB ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen van EUR12,171 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 2,077 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.
De totaalstand van de garantieverplichtingen DTIF bedraagt per ultimo 2024 EUR 10,511 miljoen. De begrotingsreserve is hoger dan op basis van de uitstaande garanties minimaal vereist is. In 2025 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.
10. Vorderingen
Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.
Op termijn opeisbare leningen NIO | 98.712 | 109.990 |
Verrichte garantiebetalingen NIO | 37.513 | 39.093 |
Buiteninvordering gestelde vorderingen | 90 | 101 |
Diverse extra-comptabele vorderingen | 2.316.138 | 2.193.228 |
Totaal | 2.452.453 | 2.342.412 |
De begrotingsleningen zijn door de NIO in het verleden afgesloten met OS-landen. De laatste lening is in 2001 verstrekt. De laatste aflossing staat voor 2040 gepland.
Direct opeisbaar garantiebetalingen NIO | 37.513 | ‒ 790 | 11.305 | 0 | 26.998 |
Direct opeisbaar overige vorderingen | 36.904 | 32.058 | 37 | 3.619 | 1.190 |
Totaal direct opeisbare vorderingen | 74.417 | 31.268 | 11.342 | 3.619 | 28.188 |
Op termijn opeisbare leningen NIO | 98.712 | ||||
Geconditioneerde vorderingen | 2.279.324 | ||||
Totaal | 2.452.453 |
Te ontvangen boete rente (NIO) | 13.625 | 12.751 | ||
TCX Currency Exchange Fund | 59.756 | 60.083 | ||
IFC-GAFSP | 86.740 | 89.648 | ||
AEF Fund | 187.962 | 180.530 | ||
PIDG lening | 180.050 | 170.950 | ||
DTIF | 66.230 | 61.231 | ||
AFAWA Guarantee Program | 35.800 | 37.000 | ||
DFCD | 168.900 | 160.000 | ||
AGRI3 Fund | 31.325 | 31.866 | ||
Aceli Africa | 4.028 | 4.163 | ||
Massif Fund | 334.375 | 334.375 | ||
Building Prospects (voorheen IDF/MOL) | 424.516 | 414.516 | ||
DGGF Fonds | 537.138 | 493.138 | ||
Prospects Blended Finance Trust Fund van IFC | 33.562 | 0 | ||
Overige vorderingen | 152.131 | 142.977 | ||
Totaal | 2.316.138 | 2.193.228 |
Extracomptabele vorderingen waarop in 2024 belangrijke wijzigingen hebben plaats gevonden, worden toegelicht.
De vordering op het Access to Energy Fund (AEF Fund) is in 2006 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om armoede te verminderen door de toegang tot energiediensten te verbeteren. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHO voor wat betreft het AEF Fund per 31 december 2024 is vastgesteld op EUR 170,9 miljoen. De door BHO totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2024 bedroegen EUR 188 miljoen.
De vordering op het Dutch Fund for Climate Development (DFCD) is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma vloeit voort uit de opdracht zoals gedefinieerd in het regeerakkoord en heeft als doel om klimaatrelevante projecten in ontwikkelingslanden te financieren ten behoeve van een klimaatbestendige economische groei. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHO voor wat betreft het DFCD per 31 december 2023 is vastgesteld op EUR 114,4 miljoen. Betreft de cijfers ultimo 2023, de recente gegevens per eind boekjaar 2024 zijn nog niet beschikbaar. De door BHO totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2024 bedroegen EUR 168,9 miljoen.
De vordering op het AGRI3 Fund is in 2020 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij Stichting Title Holder AGRI3 en betreft een revolverend fonds. Het programma heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatie landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd. De assetwaarde van het AGRI3 Fund bedraagt per 31 december 2023 USD 62 miljoen. Betreft de cijfers ultimo 2023, de recente gegevens per eind boekjaar 2024 zijn nog niet beschikbaar. De door BHO totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2024 bedroegen USD 35 miljoen.
De extracomptabele vorderingen met betrekking tot het Massif fonds en het Building Prospects (BP) (voorheen IDF en voorheen MOL fonds) staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde Massif-fondsen en BP-fondsen staan respectievelijk per 31 december 2036 en 31 december 2028 ter beschikking van de minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen op de balans.
Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHO voor wat betreft het Massif fonds per 31 december 2024 is vastgesteld op EUR 457,6 miljoen. De door BHO totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2023 bedroegen EUR 334,375 miljoen.
De asset waarde van het BP bedraagt per 31 december 2024 EUR 397,2 miljoen. De door BHO totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2024 bedroegen EUR 424,516 miljoen. In 2024 is een aanvullende financiering verstrekt van EUR 10 miljoen ten behoeve van activiteiten in Oekraïne.
De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve cijfers blijken uit de jaarrekening 2024 van FMO.
Voor het DGGF zijn leningen verstrekt aan Invest International B.V. en PwC/TJ, gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan Invest Internatonal B.V. is een lening verstrekt van EUR 182,2 miljoen. Aan PwC/TJ is een lening verstrekt van EUR 355,0 miljoen.
Voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een lening verstrekt voor het realiseren van infrastructurele projecten in lage inkomenslanden en fragiele staten. In 2024 is een extra lening verstrekt van USD 16,0 miljoen.
Voor het DTIF is een lening verstrekt aan Invest Internatonal B.V. gericht op het midden en kleinbedrijf voor risicodragende investeringen en exporttransacties. Aan Invest Internatonal B.V. is een lening verstrekt van EUR 66,2 miljoen.
De vordering op het Prospects Blended Finance Trust Fund van het IFC bestaat uit bijdragen die sinds 2021 aan het IFC zijn verstrekt. Onder het Prospects programma dat in 2019 van start is gegaan zijn met het IFC afspraken gemaakt over een separaat Trust Fund voor Blended Finance activiteiten. IFC gebruikt hierbij een mix van verschillende soorten financiering om risico’s te verminderen en financiële levensvatbaarheid te vergroten van private projecten in investeringen in Prospects landen (Hoorn van Afrika en MENA-regio) die een positieve impact op gedwongen ontheemden en hun gastgemeenschappen hebben en die niet van de grond zouden komen zonder steun van het IFC. Voortschrijdend inzicht in 2024 heeft ertoe geleid alle bijdragen met terugwerkende kracht als extracomptabele vordering te registreren. De door BHO totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2024 bedroegen USD 37,5 miljoen.
12. Voorschotten
Het saldo van de post Voorschotten omvat zowel de voorschotten die binnen als buiten begrotingsverband zijn geboekt. De afwikkeling vindt plaats op basis van de eindvaststelling.
De buiten begrotingsverband verstrekte voorschotten betreffen middelen die zijn ontvangen in het kader van de Delegated Coorperation van de Europese Commissie en silent partners.
Voorschotten | 5.596.569 | 4.123.202 | |
Voorschotten RVO | 277.016 | 237.733 | |
Voorschotten Invest | 102.801 | 68.097 | |
Totaal | 5.976.386 | 4.429.032 |
Verstrekt in 2017 en ouder | 102.869 | 130.749 | |
Verstrekt in 2018 | 25.049 | 92.955 | |
Verstrekt in 2019 | 75.263 | 118.924 | |
Verstrekt in 2020 | 169.105 | 209.639 | |
Verstrekt in 2021 | 491.549 | 618.837 | |
Verstrekt in 2022 | 1.218.047 | 1.378.982 | |
Verstrekt in 2023 | 1.904.813 | 1.878.947 | |
Verstrekt in 2024 | 1.989.691 | 0 | |
Totaal | 5.976.386 | 4.429.033 |
Openingsbalans | 4.123.202 | 3.910.562 | |
Bij: Correctie beginstand | 288.298 | 0 | |
Bij: Verstrekte voorschotten | 2.016.914 | 1.945.502 | |
Af: Verantwoorde voorschotten | 383.351 | 1.683.173 | |
Af/Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate | ‒ 68.677 | ‒ 49.689 | |
Eindbalans | 5.976.386 | 4.123.202 |
In de beginstand is een correctiebedrag van EUR 288,298 mln verwerkt. Dit correctiebedrag is ontstaan uit drie soorten correcties. De eerste correctie betreft voorschotten die als voorschot waren aangemerkt en in verslagjaar 2024 zijn gecorrigeerd naar lumpsum, en omgekeerd. Het totaalbedrag van deze correctie bedraag ‒EUR 29,628 miljoen. De tweede correctie heeft betrekking op de voorschotten voor Delegated Coorperation projecten. Het totaalbedrag van deze correctie bedraagt +EUR 13,011 miljoen. De derde correctie komt doordat het verloopoverzicht voorschotten in 2024 voor het eerst is uitgebreid met de openstaande voorschotten van RVO en Invest International. Het totaalbedrag van deze correctie bedraagt +EUR 304,915 miljoen.
Tot en met 2023 kende BZ een systeem van tussentijds verantwoorden van voorschotten op basis van monitoringsinformatie van de contractpartij. Deze informatie bestaat uit inhoudelijke en financiële informatie. Afhankelijk van de financiële omvang wordt deze informatie aangevuld met een accountantsrapportage. Per 1 januari 2024 heeft een systeemwijziging plaatsgevonden. Met de systeemwijziging is het systeem van tussentijdse verantwoorden komen te vervallen. Het effect van de systeemwijziging is dat de financiële omvang van de openstaande voorschotten is toegenomen.
13. Garantieverplichtingen
Specificatie x 1.000 EUR | 31 december 2024 | 31 december 2023 |
Openingsbalans | 3.280.351 | 3.478.544 |
Bij: Aangegane verplichtingen | 929.823 | 41.175 |
Af: Tot betaling gekomen verplichtingen | 16.330 | 38.435 |
Af: Negatieve bijstellingen | 13.040 | 13.857 |
Af: Herwaardering | 54.503 | 187.076 |
Eindbalans | 4.126.301 | 3.280.351 |
Asian Development Bank (AsDB) | 1.251.588 | 1.272.275 | |
Inter-American Development Bank (IADB) | 291.449 | 301.217 | |
African Development Bank (AfDB) | 2.354.929 | 1.478.854 | |
Fonds Opkomende Markten (FOM) | 0 | 1.594 | |
Dutch Good Growth Fund (DGGF) | 108.215 | 100.955 | |
Dutch Trade Investment Fund (DTIF) | 10.511 | 10.816 | |
Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) | 45.663 | 43.773 | |
NIO | 63.946 | 70.867 | |
Totaal | 4.126.301 | 3.280.351 |
De garantieverplichting in het kader van het FOM is in 2024 volledig afgewikkeld.
De garantieverplichting in het kader van het DGGF heeft betrekking op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 100,955 miljoen naar EUR 108,216 miljoen komt door een stijging van afgegeven garanties door Atradius DSB en de garantieverplichting voor PwC/TJ. Het saldo van de afgegeven garanties door Invest International is afgenomen. Verstrekte dekkingsadviezen zijn niet opgenomen als garantieverplichting.
Fondsbeheerder PwC/TJ is in 2019 in de gelegenheid gesteld om voor maximaal EUR 100 miljoen boven het beschikbare investeringsbudget aan contracten/committeringen aan te gaan met intermediaire fondsen in de vorm van een garantie van BHO. De garantieverplichting is per ultimo 2024 vastgesteld op EUR 7,830 miljoen.
De garantieverplichting in het kader van het DTIF betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De daling van EUR 10,816 miljoen naar EUR 10,511 miljoen komt met door een afname van verstrekte wisselfinancieringenwisselfinancieringen door Atradius DSB.
De garantieverplichting in het kader van DRIVE heeft betrekking op investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. In 2019 is door Atradius DSB een garantie afgegeven, deze garantie is in 2024 geherwaardeerd met een bedrag van EUR 1,890 tot een EUR 45,663 miljoen.
Voor deze vier garantieregelingen is een begrotingsreserve gevormd.
14. Andere verplichtingen
Het saldo van de post Andere Verplichtingen omvat zowel de openstaande verplichtingen die binnen als buiten begrotingsverband zijn geboekt. De verplichtingen buiten begrotingsverband betreffen verplichtingen die wordt gefinancierd door de Europese Commissie en silent partners in het kader van Delegated Cooperation.
Specificatie x 1.000 EUR | 31 december 2024 | 31 december 2023 | |
Openingsbalans | 8.897.275 | 7.672.215 | |
Bij: Correctie beginstand | 64.718 | 0 | |
Bij: Correctie eindstand conversie | 0 | 1.675 | |
Bij: Aangegane verplichtingen | 2.503.126 | 5.127.099 | |
Af: Tot betaling gekomen verplichtingen | 3.982.441 | 3.903.714 | |
Af: Negatieve bijstellingen | 0 | 0 | |
Eindbalans | 7.482.678 | 8.897.275 |
In de beginstand is een correctiebedrag van EUR 64,7 mln verwerkt. Dit correctiebedrag is ontstaan uit twee soorten correcties. De eerste correctie betreft een rekenfout in de openstaande verplichtingen die abusievelijk in het jaarverslag 2023 was opgenomen. Het totaalbedrag van deze correctie bedraagt EUR 38,435 miljoen. De tweede correctie heeft betrekking op de verplichting voor Delegated Coorperation projecten. Het totaalbedrag van deze correctie bedraagt EUR 26,283 miljoen.
Er hebben geen omvangrijke negatieve bijstellingen op verplichtingen boven de EUR 25 miljoen uit voorgaande boekjaren plaatsgevonden in 2024.
Af te dragen vennootschapsbelasting
Op basis van de oordelen van de Belastingdienst en de door het ministerie ingenomen standpunten heeft het ministerie de aangifte vennootschapsbelasting 2022 voorbereid. Het ministerie is voornemens de aangifte in 2025 in te dienen. Voor deze aangifte is van enkele financieringsregelingen getoetst of deze vallen onder de reikwijdte van de vennootschapsbelasting gegeven de verlieslatende resultaten de afgelopen jaren. Hierover is het ministerie in vooroverleg getreden met de Belastingdienst. De aangiften over de jaren 2016 t/m 2020 zijn definitief vastgesteld en de aangifte 2021 is ingediend. Voor 2023 is begroot dat de fiscale winsten lager liggen dan de verrekenbare verliezen. Per saldo is er meer betaald aan de Belastingdienst dan de belastingschuld bedraagt over de periode 2016 t/m 2023. Om deze reden is geen saldo als af te dragen vennootschapsbelasting opgenomen in de saldibalans.
15. Deelnemingen
De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen. Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantieverplichtingen is opgenomen.
De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2024. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.
Asian Development Bank | 65.885 | 66.974 | 1,113 | |
African Development Bank | 82.628 | 77.453 | 0,865 | |
Inter-American Development Bank | 13.096 | 13.535 | 0,200 | |
Inter-American Investment Corp. | 12.955 | 10.978 | 0,600 | |
Instex Deelneming | 419 | 419 | 4,210 | |
Totaal | 174.983 | 169.359 |
Begin 2020 is Nederland formeel toegetreden als aandeelhouder van INSTEX in het kader van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) met Iran. INSTEX was een special purpose vehicle om bij te dragen aan het faciliteren van het betalingsverkeer tussen Europese en Iraanse bedrijven. Op 9 maart 2023 is unaniem door de aandeelhouders (Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken, Finland, Noorwegen, Spanje, Zweden en Nederland) het besluit genomen tot de ontmanteling van INSTEX aangezien er om verschillende redenen geen enkele basis was voor voortzetting. Een curator is aangesteld om INSTEX volledig te ontmantelen. De afronding van de ontmanteling is voorzien in 2025.
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Uitvoeringskosten RVO (artikel 1)
Op 19 december 2024 is de offerte van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland goedgekeurd voor de uitvoeringskosten voor diverse subsidieregelingen en opdrachten op het gebied van internationale handel. Dit leidt tot een bestuurlijke verplichting van EUR 133,5 miljoen in 2025.
PROSPECTS (artikel 4)
Nederland heeft zich gecommitteerd aan de tweede fase van het PROSPECTS partnerschap voor een bedrag van EUR 800 miljoen. Hiervan blijkt per 31 december 2024 een bedrag van EUR 204 miljoen nog niet uit de saldibalans. Het PROSPECTS partnerschap wordt gefinancierd uit artikel 4.2 van de begroting (opvang en bescherming in de regio).
Steunpakket Oekraïne (artikel 5)
De minister voor BHO heeft op 2 september 2024 aanvullende steun aan Oekraïne voor 2025 aangekondigd aan de Kamer (Kamerstuk 36 045 nr. 185). Dit betrof onder andere EUR 55 miljoen ten behoeve van reparaties van energie-infrastructuur via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank, leveringen van onder meer onderdelen voor reparaties, gasturbines en brandstof via het Ukraine Energy Support Fund (UESF) ter waarde van EUR 45 miljoen en EUR 25 miljoen voor de voortzetting van humanitaire bijstand, geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun.
Niet uit de saldibalans blijkende financiële risico's voortkomend uit lopende juridische procedures
Op dit moment zijn op het beleidsterrein van BHO geen rechtszaken aanhangig bij het ministerie van BZ met een substantieel geclaimd bedrag van EUR 25 miljoen of hoger.
D. Bijlagen
Bijlage 1: Moties en toezeggingen
Motie 21 501-20, nr. 2010 - Van Baarle en Dassen over spoedig aanvullende middelen vrijmaken voor noodhulp aan de burgerbevolking in Gaza en de bezette Palestijnse gebieden | Nota-overleg Europese Raad van 1 februari 2024, d.d. 25 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97 |
Motie 36 410-XVII, nr. 43 - Van Baarle c.s. over proactief internationaal draagvlak zoeken voor een internationaal herstelprogramma voor herstel en wederopbouw van Gaza | Begrotingsbehandeling BHOS, d.d. 31 januari 2024 | In behandeling |
Motie 36 410-XVII, nr. 21 - Ram en Kamminga over het opbouwen van een gelijkwaardige handelsrelatie tussen Nederland en India | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 7 mei 2024, Kamerstuk 36410-XVII nr. 55 |
Motie 36 410-XVII, nr. 33 - Boswijk en Ceder over het benutten van de mogelijkheden van voedsel- en hulppakketten voor de Afghaanse bevolking | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97 |
Motie 36 410-XVII, nr. 35 - Ceder c.s. over bij allocatie van humanitaire middelen prioriteit geven aan hulp via lokaal gewortelde organisaties | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97 |
Motie 36 410-XVII, nr. 31 - Boswijk c.s. over de mogelijkheden onderzoeken voor het met Oekraïne delen van kennis en licenties ten aanzien van door Nederland geleverde middelen | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Motie overgenomen door Defensie |
Motie 36 410-XVII, nr. 27 - Hirsch c.s. over onderzoeken hoe meer klimaatfinanciering ten goede kan komen aan lokale maatschappelijke organisaties en boerenorganisaties | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 3 juni 2024, Kamerstuk 36 410-XVII nr. 56 |
Motie 36 410-XVII, nr. 26 - Hirsch en Teunissen over binnen UPOV pleiten voor een uitzonderingspositie van kleinschalige en zelfvoorzienende boeren | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Motie overgenomen door LVVN |
Motie 36 410-XVII, nr. 30 - Zeedijk c.s. over een kwantitatieve vergelijking van de publieke innovatiesubsidies per sector in de VS en Azië | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Motie overgenomen door EZK |
Motie 36 410-XVII, nr. 32 - Boswijk over bij het sluiten van handelsverdragen kijken naar de kwetsbare positie van boeren in fragiele regio's | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 22 mei 2024, Kamerstuk 31 787 nr. 17 |
Motie 36 410-XVII, nr. 20 - Ram over overleg met het bedrijfsleven en alle regio's over het bevorderen van de buitenlandse handel | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | In behandeling |
Motie 36 410-XVII, nr. 44 - Teunissen c.s. over direct stoppen met exportkredietverzekeringen voor projecten met lagere dierenwelzijnsstandaarden dan de Nederlandse | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief door Financiën d.d. 22 november 2024, Kamerstuk 26 485 nr. 441 |
Motie 36 410-XVII, nr. 24 - Kamminga c.s. over onderzoek naar de effecten van invoering van het Mercosur-verdrag op de Nederlandse landbouwsector | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | In behandeling |
Motie 36 410-XVII, nr. 29 - Bamenga over een bilateraal akkoord met de VS voor liberalisering van handel die bijdraagt aan de energietransitie | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 31 januari 2024 | In behandeling |
Motie 36 410-XIV, nr. 67 - Ouwehand en Grinwis over bij de Europese Commissie en in de Raad duidelijk maken dat Nederland een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen zal blokkeren | Begrotingsbehandeling Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 1 februari 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-02, nr. 2831 - Tuinman over afzien van een voor Nederland visserijbeperkende inbreng | Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel, d.d. 15 februari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 12 maart 2024, Kamerstuk 25 074 nr. 199 |
Motie 21 501-02, nr. 2832 - Tuinman over in de gesprekken over de groene handelsagenda inzetten op ‘goede handel’, waarbij strategische autonomie, voedselzekerheid, en lokaal eigenaarschap leidend zijn | Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel, d.d. 15 februari 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-20, nr. 2029 - Piri c.s. over steun van het kabinet aan maatschappelijke initiatieven voor levensreddende steun en de wederopbouw in Oekraïne | Debat staat van oorlog in Europa, d.d. 14 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 7 juni 2024, Kamerstuk 36 045 nr. 183 |
Motie 21 501-20, nr. 2036 - Brekelmans c.s. over inventariseren welke maatregelen mogelijk zijn om Nederlandse bedrijven te stimuleren om activiteiten te ontplooien in Oekraïne, ondanks het huidige rode reisadvies | Debat staat van oorlog in Europa, d.d. 14 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 4 juni 2024, Kamerstuk 21501-02 nr. 2911 |
Motie 22 054, nr. 414 – Kahraman en Hirsch over richtlijnen vastleggen in het Verdrag van Aken over het intrekken of tegenhouden van exportvergunningen bij meningsverschillen tussen landen | Tweeminutendebat wapenexportbeleid, d.d. 13 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 29 mei 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 418 |
Motie 22 054, nr. 415 – Dobbe en Van Baarle over de Kamer informeren in geval van doorvoer van Nederlandse wapens of wapenonderdelen vanuit verdragslanden | Tweeminutendebat wapenexportbeleid, d.d. 13 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 29 mei 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 418 |
Motie 21 501-20, nr. 2026 – Piri en Boswijk over onderzoeken hoe het bilaterale veiligheidsarrangement met Oekraïne verder kan worden bestendigd | Debat staat van oorlog in Europa, d.d. 14 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 13 augustus 2024, Kamerstuk 28 676 nr. 465 |
Motie 21 501-20, nr. 2034 – Brekelmans c.s. over een voortrekkersrol nemen voor een plan om bevroren Russische tegoeden in te zetten als onderpand voor financiële steun aan Oekraïne | Debat staat van oorlog in Europa, d.d. 14 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 1 juli 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2917 |
Motie 22 054 , nr. 407 – Tuinman over vestigingsklimaat, werkgelegenheid en nationale veiligheid meewegen bij het beoordelen van exportvergunningsaanvragen | Tweeminutendebat wapenexportbeleid, d.d. 13 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 29 mei 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 418 |
Motie 21 501-20, nr. 2028 – Piri c.s. over steun voor verlenging van de tijdelijke handelsliberalisering met Oekraïne | Debat staat van oorlog in Europa, d.d. 14 maart 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 24 mei 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2909 |
Motie 21 501-20, nr. 2027 – Piri c.s. over sanctieomzeiling via de Euraziatische Economische Unie steviger aanpakken | Debat staat van oorlog in Europa, d.d. 14 maart 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-20, nr. 2075 - Van Campen en Boswijk over de Oekraïense landbouwsector maximaal ondersteunen en Russische ondermijning daarvan tegengaan | Debat buitengewone Europese Top van 17 en 18 april 2024, d.d. 16 april 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 26 april 2024, Kamerstuk 21 501-20 nr. 2086 |
Motie 21 501-02 nr. 2886 - Dobbe c.s. over via alle mogelijke kanalen hulpgoederen aan de bevolking van Soedan leveren zolang dat niet voldoende via land kan | Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2024, d.d. 18 april 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 8 oktober 2024, Kamerstuk 29 237 nr. 206 |
Motie 23 432, nr. 529 - De Roon over onderzoeken hoe de rekening voor humanitaire hulp aan Gaza verhaald kan worden op de steenrijke Hamasmiljardairs | Debat over de situatie in Gaza, d.d. 16 mei 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 1 juli 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2917 |
Motie 36 476, nr. 3 - Klaver c.s. over in Europees verband pleiten voor beperkende maatregelen wat betreft import uit Rusland in het nucleair domein en van LNG | Debat over de Staat van de Europese Unie , d.d. 16 mei 2024 | In behandeling |
Motie 36 550-XVII nr 16 - Kamminga over onderzoeken hoe Nederland meer gebruik kan maken van delegated cooperation | Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024, d.d. 19 juni 2024 | In behandeling |
Motie 36 550-XVII nr 10 - Hirsch c.s over zich inspannen voor daadkrachtige en effectieve toegang tot hulp voor de burgers in Gaza om een einde te maken aan de hongersnood | Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024, d.d. 19 juni 2024 | In behandeling |
Motie 36 550-XVII nr 11 - Van Baarle c.s over een uitvoeringsplan om de gereserveerde middelen zo spoedig mogelijk te kunnen benutten voor de wederopbouw van Gaza | Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024, d.d. 19 juni 2024 | In behandeling |
Motie 32 735 nr 389 - Dobbe over bij de EU pleiten voor het aan banden leggen van wapenleveranties aan landen die doorleveren aan strijdende partijen in Sudan | Nota-overleg Mensenrechtenbeleid, d.d. 17 juni 2024 | In behandeling |
Motie 36 550-XVII nr 18 - Ram over onderzoeken of het mogelijk is exportvergunningen voor levering en onderhoud van defensieproducten voor de gehele contractduur te verstrekken | Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024, d.d. 19 juni 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-20 nr. 2102 - Van Baarle over in alle EU-Raden consequent het belang van massieve humanitaire hulp voor Gaza en een realistisch perspectief op zelfbeschikking voor de Palestijnen aan de orde stellen | Debat over de Europese top van 27 en 28 juni 2024, d.d. 25 juni 2024 | In behandeling |
Motie 22 054 nr 431 - Ceder en Kamminga over juridische kader voor wapenexportvergunningen | 30-ledendebat wapenexportvergunningen, d.d. 26 september 2024 | In behandeling |
Motie 36 180, nr. 107 - Dobbe c.s. over investeren in het maatschappelijk middenveld en dat betrekken bij de implementatie van de mondiale gezondheidsstrategie | Tweeminutendebat Mondiale Gezondheidsstrategie, d.d. 3 oktober 2024 | In behandeling |
Motie 36 180, nr. 111 - Kamminga over binnen de financiële kaders van het regeerprogramma voldoende middelen reserveren voor SRGR, vrouwenrechten en de rechten van kwetsbare groepen | Tweeminutendebat Mondiale Gezondheidsstrategie, d.d. 3 oktober 2024 | In behandeling |
Motie 36 180, nr. 113 - Hirsch en Dobbe over met beleid komen voor onderzoek naar vrouwspecifieke aandoeningen en onvervulde medische behoeften | Tweeminutendebat Mondiale Gezondheidsstrategie, d.d. 3 oktober 2024 | In behandeling |
Motie 36 180, nr. 122 - Dobbe c.s. over een leidende rol voor Nederland bij de bescherming van hulpverleners | Tweeminutendebat Humanitaire Hulp, d.d. 14 november 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-02, nr. 2970 - Paternotte - Kamminga over met een positieve grondhouding aan nieuwe handelsverdragen werken en deze op hun merites beoordelen | Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel, d.d. 14 november 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-02, nr. 2971- Paternotte c.s. over pleiten voor officiële onderhandelingen over een investeringsovereenkomst tussen Taiwan en een kopgroep van Europese landen | Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel, d.d. 14 november 2024 | In behandeling |
Motie 21 501-02, nr. 2973 - Hirsch en Kamminga over een visie op de veranderingen in de handelsverhoudingen als gevolg van de protectionistische handelspolitiek van de aantredende president Trump en de assertieve houding van China | Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel, d.d. 14 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 35 - Van Baarle over sabotage van Nederlandse hulpprojecten op de Westelijke Jordaanoever krachtig veroordelen, alle sabotagegevallen registreren en schade verhalen | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 9 december 2024, Kamerstuk 23 432 nr. 544 |
Motie 36 600-XVII, nr. 24 - Paternotte c.s. over in EU-verband inzetten op nieuwe afspraken met het Verenigd Koninkrijk die de handelsstromen en wederzijdse economische groei kunnen versterken | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600- XVII, nr. 43 - Bamenga c.s. over alle nodige maatregelen nemen om ongehinderde toegang van humanitaire hulp tot Gaza mogelijk te maken | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 26 - Kamminga over maatwerk toepassen voor organisaties die vanuit kennis en expertise hun meerwaarde kunnen leveren maar niet voldoen aan de 50%-norm | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 45 - Boswijk c.s. over nader onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het WPS-instrument voort te zetten na 2025 | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 41- Ceder over nationale en internationale maatschappelijke organisaties als mede-uitvoerder blijven betrekken bij de samenwerking met lokale maatschappelijke organisaties | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 28 - Boswijk c.s. over uiteenzetten wat de structurele impact van Nederlandse voedselexport is op de voedselzekerheid in fragiele landen in Afrika | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 39 - Ceder en Boswijk over binnen EU en WTO in het handelsbeleid oog hebben voor de economische ontwikkelingsambities van lage- en middeninkomenslanden op het gebied van lokale voedselproductie | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 25 - Kamminga en Van der Plas over met voorstellen op het gebied van handel en export komen om de regel- en verantwoordingsdruk te verminderen | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
Motie 36 600-XVII, nr. 36 - Teunissen c.s. over de Europese Commissie en de Europese Raad laten weten dat Nederland het EU-Mercosur-verdrag niet zal ondertekenen | Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, d.d. 20 november 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 16 december 2024, Kamerstuk 31 985, nr. 85 |
Motie 22 054, nr. 448 - Vermeer over in de toekomst openstaan voor government-to-governmentdeals op het gebied van defensiematerieel | Tweeminutendebat Wapenexportbeleid, d.d. 19 december 2024 | In behandeling |
Motie 26 485, nr. 446 - Aukje de Vries en Van der Lee over het voor Atradius mogelijk maken om ook Nederlandse bedrijven te ondersteunen in sleuteltechnologieën en strategische grondstoffen, zonder dat het ten koste gaat van reguliere exportkredietverzekeringen | Tweeminutendebat Exportdkredietverzekeringen, d.d. 19 december 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om de Kamer bij de memorie van toelichting bij de begroting door middel van factsheets te informeren over revolverende fondsen | TZ202402-028, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 17 september 2024, Kamerstuk 36600-XVII nr 2 |
De minister zegt toe om de Kamer te informeren wanneer de financiering aan UNRWA wordt vrijgegeven | TZ202402-031, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 25 september 2024, Kamerstuk 23 432 nr 539 |
De minister zegt toe om de Kamer in 2024 per brief te informeren over het nieuw programma voor het maatschappelijk middenveld na 2025 | TZ202402-032, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 11 novemberr 2024, Kamerstuk 36 600-XVII nr. 13 |
De minister zegt toe om de Kamer bij ieder begrotingsmoment een meerjarig overzicht van verplichtingen mee te sturen | TZ202402-026, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 18 april 2024, Kamerstuk 36 550-XVII nr. 2 |
De minister zegt toe om de Kamer te infomeren over evaluaties van langlopende revolverende fonden met het oog op eventuele heroverwegingen | TZ202402-029, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 24 juni 2024, Kamerstuk 31 865 nr. 256 |
De minister zegt toe om de Kamer binnen een maand te informeren hoe humanitaire hulp afkomstig uit Nederland meer zichtbaar kan worden gemaakt | TZ202402-033, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97 |
De minister zegt toe om te onderzoeken of er Nederlandse projecten in het buitenland zijn die inzetten op geboortebeperking en de Kamer daarover binnen zes weken te informeren | TZ202402-034, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 8 april 2024, Kamerstuk 33 625 nr. 352 |
De minister zegt toe om binnen zijn begroting op zoek te gaan naar middelen om een substantiële bijdrage te doen aan de wederopbouw van Gaza en de grondoorzaken van armoede en de Kamer hier zo snel mogelijk over te informeren | TZ202402-071, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 18 april 2024, Kamerstuk 36 550-XVII nr. 2 |
De minister zegt toe om te onderzoeken wat de mogelijke risico’s maar ook kansen zijn van het verplichten van 50% eigen bijdrage voor subsidie ontvangende organisaties en de Kamer daarover te informeren | TZ202402-035, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | In behandeling - Deels aan voldaan per brief d.d. 11 november 2024, Kamerstuk 36 600-XVII nr. 13 |
De minister zegt toe om de negatieve effecten van handelsverdragen en hoe deze kunnen worden gedempt in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren | TZ202402-030, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 31 januari 2024 | In behandeling - Deels voldaan d.d. 22 mei 2024, Kamerstuk 31 787 nr. 17 |
De minister zegt toe om in de jaarlijkse EU-OS-rapportage in mei uitgebreider in te gaan op de EU Global Gateway en de wijze waarop Nederland in dit verband inzet op een geïntegreerde benadering van derde landen | TZ202402-115, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord 1e termijn d.d. 14 februari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 1 juli 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 104 |
De minister zegt toe om de Kamer te informeren zodra er ontwikkelingen zijn in de onderhandelingen over het Mercosur-verdrag | TZ202402-102, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari d.d. 15 februari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 16 december 2024, Kamerstuk 31 985 nr. 385 |
De minister zegt toe om de beperking van de landenlijst voor het Social Sutainability Fund te heroverwegen, de Kamer daarover in het verslag van de RBZ/Handel te informeren | TZ202402-103, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari d.d. 15 februari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 12 maart 2024, Kamerstuk 25 074 nr. 199 |
De minister zegt toe om te overleggen met de minister van EZK of en zo ja, hoe de Kamer nader geïnformeerd kan worden over een Plan B voor eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld op het gebied van industriële subsidies | TZ202402-104, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari d.d. 15 februari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 2 april 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2864 |
De minister zegt toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de Trade and Technology Council tussen de EU en de VS | TZ202402-105, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari d.d. 15 februari 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 24 mei 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2909 |
De minister zegt toe een vertrouwelijke technische briefing over exportbeperkende maatregelen op het gebied van halfgeleidertechnologie en de afweging tussen nationale veiligheid en economie daarbij | TZ202402-164, Commissiedebat Wapenexportbeleid d.d. 29 februari 2024 | Aan voldaan d.d. 24 april 2024 |
De minister zegt toe om de Kamer in de jaarrapportage beleidscoherentie voor ontwikkeling te informeren over de relatie tussen de Nederlandse voetafdruk en de mondiale gezondheidsstrategie | TZ202404-031, Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie d.d. 4 april 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 15 mei 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 98 |
De minister zegt toe een besloten technische briefing over steun aan activisten | TZ202404-034, Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie d.d. 4 april 2024 | Aan voldaan d.d. 20 juni 2024 |
De minister zegt toe om de Kamer voor het einde van het jaar een voortgangsrapportage te sturen over de voortgang van uitvoering van de mondiale gezondheidsstrategie | TZ202404-032, Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie d.d. 4 april 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om de Kamer te informeren over de export van dual use-goederen naar Israël | TZ202405-048, Debat over de situatie in Gaza d.d. 16 mei 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 5 november 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 434 |
De minister zegt toe om de Kamer via de GAs van de RBZ Handel te informeren over de voortgang van de implementatie van de CSDDD | TZ202406-004, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 28 mei 2024 | In behandeling - Deels Aan voldaan per brief d.d. 8 november 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2957 |
De minister zegt toe om de zorgen omtrent de mogelijke indirecte export van wapens naar Sudan te bespreken | TZ202406-005, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 28 mei 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om de Kamer zo snel mogelijk, voor BB 2025, te informeren over de Nederlandse inzet op het maatschappelijk middenveld | TZ202410-081, Tweeminutendebat Mondiale Gezondheidsstrategie d.d. 3 oktober 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 11 november 2024, Kamerstuk 36 600-XVII nr 13 |
De minister zegt toe om de Kamer in de beleidsbrief, begin 2025, te informeren over de uitvoering van mondiale gezondheidsstrategie | TZ202410-080, Tweeminutendebat Mondiale Gezondheidsstrategie d.d. 3 oktober 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om de antwoorden op vragen die niet in de eerste termijn zijn beantwoord, te sturen voor het nog te plannen 2MD Humanitaire hulp | TZ202410-058, Commissiedebat Humanitaire Hulp d.d. 9 oktober 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 8 november 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 117 |
De minister zegt toe om de Kamer, in de beleidsnota die begin 2025 aan de Kamer wordt gezonden, ook te informeren over de financiering aan lokale organisaties | TZ202410-057, Commissiedebat Humanitaire Hulp d.d. 9 oktober 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om terug te komen op de vragen over het extra beschermen van de staalindustrie in EU-verband in verslag RBZ Handel | TZ202411-052, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 12 november 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 27 november 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2981 |
De minister zegt toe om vragen over voorkomen dubbele belasting tussen Nederland en Taiwan te beantwoorden voor voortzetting van de begrotingsbehandeling BHO 2025 | TZ202411-051, Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 12 november 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 19 november 2024, Kamerstuk 2024Z18822 |
De minister zegt toe om het onderzoek naar structurele effecten van Nederlandse voedselexport te delen met de Kamer | TZ202501-001, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om te kijken hoe de Kamer toch jaarlijks geïnformeerd kan worden over de inzet voor mensen met een beperking | TZ202501-002, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om in de beleidsbrief de Kamer nader te informeren over de Nederlandse inzet op water en voedselzekerheid | TZ202501-003, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om in de beleidsbrief nader in te gaan op de te verwachten effecten van de verschillende bezuinigingen | TZ202501-004, Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 november 2024 | In behandeling |
De minister zegt toe om de Kamer binnen twee weken te informeren over waarom de Kamer niet versneld geinformeerd hoefde te worden over de verleende vergunningen | TZ202411-116, Commissiedebat Wapenexportbeleid d.d. 26 november 2024 | Aan voldaan per brief d.d. 18 december 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 440 |
Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek
Beleidsartikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen | Beleidsartikel 1 | Beleidsdoorlichting Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen | Beleidsdoorlichting | 2022 | Afgerond | Resultaten — Beleidsdoorlichting artikel 1 van de BHOS-begroting | 1.1, 1.2, 1.3 | Rapport - Beleidsdoorlichting artikel 1 BHOS |
Beleidsdoelstelling 1.1. Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO | Beleidsevaluatie Dutch RBC Agreements 2014-2020 | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.1 | Evaluation of the Dutch RBC Agreements 2014-2020 | ||
Beleidsevaluatie Samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 1.1 | Samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied | |||
Effectenonderzoek: Evaluatie hulp, handel en investeringsbeleid in drie partnerlanden: Bangladesh, Ethiopie en Kenia | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 1.1 | Evaluatie hulp, handel en investeringsbeleid in drie partnerlanden: Bangladesh, Ethiopië en Kenia | |||
Beleidsevaluatie Nederlands handels- en investeringsbeleid inclusief effecten van EPA’s | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | Resultaten — Evaluatie handels- en investeringsbeleid | 1.1 | Rapport - Evaluatie handels- en investeringsbeleid | ||
Beleidsevaluatie BHOS-beleid gericht op bijdragen van Nederlandse bedrijven aan duurzame ontwikkeling (PiO) | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | Resultaten – Evaluatie BHOS-activiteiten Partners in ontwikkeling | 1.1, 1.3 | Rapport - Evaluatie partners in ontwikkeling | ||
Beleidsdoelstelling 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie | Beleidsevaluatie van de NFIA 2010-2018 | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.2 | Evaluatie van de NFIA 2010-2018 | ||
Beleidsdoelstelling 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelings-landen | Effectenonderzoek: ORIO | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.3 | Beleidsreactie evaluaties & toekomst bilaterale infrastructuurprogramma’s - ORIO | ||
Effectenonderzoek: Develop2Build (D2B) | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.3 | Beleidsreactie evaluaties & toekomst bilaterale infrastructuurprogramma’s - Develop2Build (D2B) | |||
Effectenonderzoek: Final Evaluation Transition Facility | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.3 | Final Evaluation Transition Facility | |||
Effectenonderzoek: Evaluation Agriterra Farmers Common Sense in Business Programme 2016-2020 | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.3 | Evaluation Agriterra Farmers Common Sense in Business Programme 2016-2020 | |||
Effectenonderzoek: Dutch Good Growth Fund (DGGF) | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.3 | Dutch Good Growth Fund (DGGF) | |||
Effectenonderzoek: FMO MASSIF en Capacity Development | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 1.3 | FMO MASSIF en Capacity Development | |||
Effectenonderzoek: Trademark East Africa | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 1.3 | Evaluation TradeMark East Africa | |||
Effectenonderzoek: FMO | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 1.3 | FMO | |||
Effectenonderzoek: PPP Rabo Partnerships | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 1.3 | PPP Rabo Partnerships | |||
Effectenonderzoek: PUM 2017-2020 | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 1.3 | PUM 2017-2020 | |||
Mid term review of IDH 2021-2025: navigating systematic market transformation | Mid term review | 2024 | Afgerond | 1.3 | Mid term review of IDH 2021-2025: navigating systematic market transformation | |||
Evaluatie National Initiatives for Sustainable and Climate-Smart Oil Palm Smallholders (NI-SCOPS) | ex post evaluatie | 2024 | Afgerond | 1.3 | nog niet gepubliceerd | |||
SEA-thema: Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelings-landen | Klimaatfinanciering | Beleidsevaluatie klimaatfinanciering 2016-2019 | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | Resultaten klimaatfinanciering voor ontwikkeling | 2 | Deelstudie — Financiële toezeggingen in transitie |
Klimaatadaptatie | Literatuurstudie en synthese van evaluaties naar effectiviteit van adaptatie in waterbeheer en voedselzekerheid | ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | Resultaten - integratie van klimaatadaptatie in door NL gesteunde water- en voedselzekerheidsprogramma's | Vooral BHOS art. 2 | Rapport – Evaluatie van de integratie van klimaatadaptatie in door Nederland gesteunde water- en voedselzekerheidsprogramma’s | |
Klimaatdiplomatie | Analyse van de effectiviteit van de Nederlandse klimaatdiplomatie, vooral de Klimaatcampagne en NDC partnership | ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | Resultaten - effectiviteit van de NL klimaatdiplomatie | BHOS art. 2 + deel EZK | Rapport – Evaluatie van de Nederlandse klimaatdiplomatie 2018-2021 | |
Klimaat | Periodieke Rapportage Internationaal Klimaatbeleid | Periodieke Rapportage | 2024 | Afgerond | Resultaten - Periodieke Rapportage Internationaal Klimaatbeleid | 2 | Rapport - Periodieke Rapportage Internationaal Klimaatbeleid | |
SEA-thema: Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op
voedselzeker-heid, water en klimaat in ontwikkelings-landen |
Interne coherentie NL en EU beleid | Literatuurstudie mogelijkheden tot coherentie in (NL, EU) beleid voor de doelstellingen van BHOS art. 2 | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | Breed NL beleid, effecten op BHOS art 2 | The effects of major economies’ policies on climate action, food security and water in developing countries - ECDPM | |
Inventarisatie lange termijn strategieën | Deskstudie van strategieën in case studie landen | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | BHOS art. 2 + internationaal klimaatbeleid | Rapport wordt in Q1 2024 online geplaatst | ||
Coherentie NL beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat | Periodieke Rapportage coherentie voedselzekerheid, water, klimaat | Periodieke Rapportage | 2024 | Afgerond | Resultaten - Periodieke Rapportage Coherentie voedselzekerheid, water, klimaat | 2 | Rapport - Periodieke Rapportage Coherentie voedselzekerheid, water, klimaat | |
SEA-thema: Sociale Vooruitgang | Seksuele reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS | Beleidsevaluatie: Onderzoek naar de effectiviteit van de beleidsuitvoering SRGR |
ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | Resultaten - Evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten | 3.1 | Rapport – Evaluatie Nederlandse bijdrage aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten |
Effectenonderzoek Regionaal HIV/AIDS en SRGR programma Zuidelijk Afrika | ex post evaluatie | 2020 | Afgerond | 3.1 | Regionaal HIV/AIDS en SRGR programma Zuidelijk Afrika | |||
Effectenonderzoek: Evaluatie Nederlandse steun PRODESS III, Mali | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 3.1 | Evaluatie Nederlandse steun PRODESS III, Mali | |||
Effectenonderzoek: Eindevaluatie SRGR programma Debbo Alafia I, Mali | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 3.1 | Eindevaluatie SRGR programma Debbo Alafia I, Mali | |||
Effectenonderzoek: Fonds Product Development Partnerships | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 3.2 | Fonds Product Development Partnerships | |||
Vrouwenrechten en gendergelijkheid | Effectenonderzoek: Eindevaluatie van het FLOW programma | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | 3.2 | Final Evaluation of Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW 2) 2016–2020 | ||
Effectenonderzoek: NAP 1325 | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | 3.2 | Final Report: External evaluation of the Netherlands WPS 2016-2019 and WPS 2020 programmes | |||
Effectenonderzoek Regionaal vrouwenfonds ‘Leading from the South’ | ex post evaluatie | 2022 | Afgerond | 3.2 | End evaluation of the policy framework Leading from the South (2017-2020) | |||
Literatuurstudie mainstreaming gender-beleid | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | Resultaten - gender mainstreaming | 3.2 | Rapport - Mainstreaming genderbeleid | ||
Maatschappelijk middenveld | Beleidsevaluatie: Onderzoek naar de resultaten die bereikt zijn via de strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties |
ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | 3.3 en 3.1 | Rapport - Effectiviteit van ondersteuning aan beleidsbeïnvloeding — Een beoordeling van evaluatiemethoden | ||
Baseline, Monitoring & Mid-Term Review (MTR) van het beleidskader versterking maatschappelijk middenveld | baseline en mid term review | 2024 | Afgerond | 3.1, 3.2, 3.3 | Rapporten - Strengthening Civil Society Policy Framework 2021-2025 | |||
Onderwijs | Syntheseonderzoek Onderwijs | ex post evaluatie | wordt tegelijk met Periodieke Rapportage BHO art. 3 gepubliceerd | 3.4 | ||||
SEA-thema: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling | Periodieke Rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (BHOS art. 4) | Periodieke Rapportage | 2024 | oplevering voorzien voor 2025 | 4.1, 4.2, 4.3 | |||
Humanitaire hulp | Literatuurstudie: Gevolgen van lokalisering op humanitaire hulp | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 4.1, 4.3 | Deelstudie – Literatuurstudie naar de bevordering van lokaliseren in humanitaire hulp | ||
Effectiviteit van humanitaire partners en financieringsrelaties | deelstudie met case studies | 2022 | Afgerond | 4.1 | Deelstudie - Casestudies naar de effectiviteit van partners en financieringsrelaties | |||
Beleidsevaluatie: Nederlandse Humanitaire Hulp | ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | Resultaten - NL humanitaire hulp | 4.1 | Rapport - NL humanitaire hulp | ||
Migratie en ontwikkeling | Effectenonderzoek: Opvang in de regio / RDPP | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | Executive Summary RDPP effect evaluation | 4.2 | RDPP - Effects Evaluation - report | |
Syntheseonderzoek Adressing Root Causes / grondoorzaken migratie | ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | 4.2 | Deelstudie — Synthesestudie van het Addressing Root Causesprogramma (ARC) | |||
Effectenonderzoek naar de inzet op opvang in de regio Syrie | ex post evaluatie | 2024 | Afgerond | 4.2 | Rapport - Effectenonderzoek naar de inzet op opvang in de regio Syrie | |||
Veiligheid en rechtsorde | Effectenonderzoek: Global Halo Trust Mine Action Projects | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 4.3 | Global Halo Trust Mine Action Projects with Multiple Spheres of Change | ||
Effectenonderzoek: Evaluation of DCA Humanitarian Mine Action & Cluster Munition 2016-2020 Programme | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 4.3 | Evaluation of DCA Humanitarian Mine Action & Cluster Munition 2016-2020 Programme | |||
Effectenonderzoek: NIMD | ex post evaluatie | 2021 | Afgerond | 4.3 | NIMD | |||
Beleidsevaluatie Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele context (met BZ art 2.5) | ex post evaluatie | 2023 | Afgerond | Resultaten – Nederlandse bijdrage aan stabiliteit, veiligheid en rechtsorde in fragiele contexten | 4.3, BZ 2.5 | Rapport - Nederlandse bijdrage aan stabiliteit, veiligheid en rechstorde in fragiele contexten |
Tot 2019 zijn beleidsdoorlichtingen uitgevoerd per beleidsthema. In de periode 2019-2022 zijn beleidsdoorlichtingen uitgevoerd per begrotingsartikel. Vanaf 2023 worden periodieke rapportages uitgevoerd per beleidsthema volgens de indeling uit de Strategische Evaluatie Agenda.
Voor het begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen zijn geen subthema's geïdentificeerd, maar is de indeling van beleidsdoelstellingen aangehouden.
De Periodieke rapportage voor het thema Sociale ontwikkeling is uitgesteld tot 2025. Belangrijke synthese onderzoeken voor de respectievelijke sub-thema's zullen zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld worden, zodat de Kamer adequaat geïnformeerd is over de voortgang van de beleidsuitvoering (Kamerbrief 35925-XVII-8).
Zie ook de interactieve database met de beleidsdoorlichtingen en periodieke rapportages op rijksfinancien.nl.
Bijlage 3: Sanctiebeleid en Misbruik en oneigenlijk gebruik
In deze bijlage wordt informatie gegeven over meldingen van externe fraude ten aanzien van activiteiten gefinancierd vanuit begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (hierna: BHO-activiteiten).
Meer informatie ten aanzien van meldingen van externe fraude rond activiteiten gefinancierd vanuit begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken (hierna: BZ-activiteiten) staat in bijlage 5 van het jaarverslag van begrotingshoofdstuk V.
2024 | 34 | 52 | 98 | 184 |
2023 | 57 | 45 | 25 | 127 |
2022 | 64 | 47 | 10 | 121 |
2021 | 59 | 50 | 6 | 115 |
2020 | 44 | 26 | 4 | 74 |
2019 | 51 | 22 | 1 | 74 |
2018 | 38 | 28 | 2 | 68 |
Meldingen van externe fraude 2024
In 2024 zijn 184 vermoedens van externe fraude t.a.v. BHO- en BZ-activiteiten gemeld bij het Expertisecentrum Malversaties (ECM) van het ministerie, in 2023 waren er in totaal 127 meldingen van (mogelijke) externe fraude. De stijging van het aantal meldingen is in lijn met de trend die contractpartners in recente jaren ervaren. Het ECM schrijft dit, evenals net genoemde organisaties, primair toe aan het algeheel toegenomen (fraude)bewustzijn en de toegenomen meldingsbereidheid die daar veelal mee gepaard gaat en zodoende niet aan een toename van fraudegevallen. De totale, en ook relatieve, omvang van de gegrond verklaarde fraudemeldingen (die beide een dalende trend vertonen) bevestigen dit beeld.
2024 | € 0,25 mln | € 5,29 mld | 0,01% |
2023 | € 1,15 mln | € 5,22 mld | 0,02% |
2022 | € 1,31 mln | € 4,99 mld | 0,05% |
2021 | € 0,88 mln | € 3,70 mld | 0,03% |
2020 | € 1,89 mln | € 3,68 mld | 0,05% |
2019 | € 4,85 mln | € 3,55 mld | 0,14% |
Gemiddelde over 2019-2022**: | 0,06% | ||
* De financiële omvang is berekend op basis van het Nederlands aandeel van een gegrond verklaarde malversatie, waarbij dit aandeel is toegekend aan het jaar waarin de melding is geregistreerd door het ministerie. (Toekomstige) succesvolle terugvorderingen en verrekeningen zijn niet meegenomen in de berekening. | |||
** Aangezien een significant aantal meldingen uit 2023 en 2024 nog in onderzoek is, zijn deze jaren niet meegenomen in de berekening van het gemiddelde. |
Proces en preventie
Het ministerie voert een zero-tolerance for inaction beleid ten aanzien van (vermoedens van) externe fraude. Dit houdt in dat het ministerie verwacht dat ieder gefundeerd vermoeden van externe fraude wordt onderzocht, dat het ministerie hierover geïnformeerd wordt en passende maatregelen genomen worden.
Meldingen van (vermoedens van) externe fraude worden door ECM geregistreerd en afhankelijk van de ernst en inhoud van de meldingen worden vervolgstappen bepaald. Vervolgstappen zijn bijvoorbeeld het instellen van een (accountants)onderzoek, een gesprek met de betrokken organisatie en/of melder, en het opschorten van lopende betalingen.
Wanneer, op basis van (forensisch- of accountants-) onderzoek een externe fraudezaak als gegrond wordt aangemerkt, worden stappen genomen om de financiële schade niet ten laste te laten komen van de begroting van het ministerie. Dit kan onder andere door het in gang zetten van een terugvorderingsprocedure, of door het lager vaststellen van een subsidie.
Conform de Nota Beheer en Toezicht (1998) publiceert het ministerie jaarlijks de gegrond verklaarde externe fraudezaken met Nederlandse financiële impact in het departementaal jaarverslag. Tussentijds wordt de Tweede Kamer middels een brief geïnformeerd over gegrond verklaarde externe fraudezaken met een Nederlandse financiële omvang van EUR 100.000 of meer, zoals vastgelegd tijdens de Begrotingsbehandeling BHOS 2021.
Met ‘financiële omvang’ wordt hier bedoeld: het Nederlands (i.e. ten laste van het ministerie) aandeel van een gegrond verklaarde externe fraudezaak. Hierbij is dit aandeel toegekend aan het jaar waarin de externe fraudezaak door het ministerie is geregistreerd. (Toekomstige) succesvolle terugvorderingen en verrekeningen (dan wel door het ministerie, dan wel door de contractpartner) zijn niet meegenomen. Zodoende wordt niet gesproken van ‘financiële schade’. In de meeste gevallen slaagt het ministerie erin om de financiële schade niet lastens het budget van het ministerie te laten vallen.
Preventie van externe fraude
Een deel van de door het ministerie gefinancierde activiteiten vindt plaats in fragiele en volatiele regio’s en omstandigheden, waarbinnen het risico op externe fraude per definitie groter is.
Daarom zet het ministerie zich permanent in op de toepassing en doorontwikkeling van risicomanagement om de kans op succesvolle en efficiënte projectimplementatie te vergroten, de kans op onregelmatigheden en afwijkingen te verkleinen en na te gaan waar beheerst risico’s kunnen worden genomen. Het ministerie speelt hier voornamelijk op in door het uitvoeren van een organisational risk and integrity assessment voor contracten boven EUR 1,5 miljoen, en het opstellen van een zogeheten risicoparagraaf voor alle nieuwe activiteiten.
Bij de risicoparagraaf worden risico’s op context-, programma- en organisatieniveau ingeschat, alsmede mitigerende maatregelen geformuleerd om de kans en impact van dergelijke risico’s te minimaliseren of bewust te nemen.
In het geval van een gegronde externe fraudezaak sluit het ministerie de betreffende organisatie dan wel uit van vervolgfinanciering, dan wel wordt er toegezien op implementatie van geleerde lessen en verbeterde controle- en monitoringsmechanismen om de kans op herhaling te minimaliseren. Evengoed scherpt het ministerie haar eigen procedures en monitoring aan op basis van geleerde lessen.
Gegrond verklaarde externe fraude BHO-activiteiten 2024
Hieronder volgt een overzicht van in 2024 gegrond verklaarde externe fraudezaken die betrekking hebben op door het ministerie gefinancierde BHO-activiteiten, en tevens een financiële impact hebben van minimaal EUR 10.000. Het totale Nederlands aandeel van deze 8 externe fraudezaken tezamen bedroeg EUR 895.956. Meldingen die in 2024 gegrond zijn verklaard, kunnen ook in eerdere jaren gemeld zijn aan BZ.
In 2024 zijn 66 externe fraudezaken gegrond verklaard waarvan de omvang van het Nederlands aandeel lager dan EUR 10.000 was. De totale financiële impact hiervan bedroeg EUR 105.707. De gemiddelde financiële omvang van deze 66 externe fraudezaken komt hiermee uit op EUR 1.602.
Schadebedragen als gevolg van gegrond verklaarde fraude kunnen - in principe - niet bij het ministerie in rekening gebracht worden en dienen zodoende verhaald of gedekt te worden door de betrokken contract- en/of uitvoeringspartner(s). Hierdoor is de daadwerkelijke financiële schade lager dan de berekende financiële impact
REF: | 23-052 |
Land | Mozambique |
Organisatie | Lokale Organisatie |
Ontdekt | Doormiddel van een accountsonderzoek bij de uitvoerende organisatie is de fraude ontdekt. Nadat onze contractpartner financiële middelen had overgemaakt naar de uitvoerende organisatie zijn deze direct overgemaakt op andere bankrekeningen, dit druist in tegen de contractuele afspraken. |
Omvang | EUR 13.014 |
Nederlands aandeel | EUR 13.014 |
Actie | Na verschillende gesprekken tussen beide organisaties is er een
actieplan opgesteld met mitigerende maatregelen om protocollen verder te
verbeteren. De financiële middelen zijn terug gestort waardoor er geen middelen verloren zijn gegaan. Het contract is met de uitvoerende organisatie ontbonden daar de organisatie geen opvolging heeft gegeven aan het actieplan. |
REF: | 23-076 |
Land | Mali |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | Via een interne reguliere review bij onze contractpartner zijn er
vermoedens van fraude ontstaan, hierop is door een onafhankelijke
accountant een forensisch onderzoek gestart. Het onderzoek heeft aangetoond dat een medewerker stelselmatig cheques heeft verzilverd en zichzelf heeft verrijk met de opbrengsten . |
Omvang | EUR 633.004 |
Nederlands aandeel | EUR 633.004 |
Actie | Naast het forensisch accountantsonderzoek is door een externe organisatie een uitgebreide risicoanalyse gemaakt. De internationale organisatie heeft een verbeterplan opgesteld en controle mechanisme verstrekt. Daarnaast vangt de betreffende organisatie de financiële schade uit eigen middelen op, er is zodoende geen financiële schade voor het ministerie. |
REF: | 23-084 |
Land | Irak |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | Tijdens reguliere controlewerkzaamheden zijn door de contractpartner onregelmatigheden ontdekt bij een lokale uitvoerende partner. Een onderzoek heeft uitgewezen dat bij twee projecten fraude is geconstateerd, onder meer bij het uitbetalen van salarissen en het toerekenen van salariskosten. |
Omvang | EUR 139.699 |
Nederlands aandeel | EUR 20.256 |
Actie | De partner blijft uitgesloten van verdere financiering door de contractpartner. De contractpartner heeft een vordering ingesteld voor het gefraudeerde bedrag. |
REF: | 23-085 |
Land | Botswana |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | Uit onderzoek bleek dat er twee medewerkers betrokken waren en dat de fraude breed heeft plaatsgevonden binnen de organisatie (cheques zonder benodigde documentatie, valse overmakingen en afromen van tarieven). |
Omvang | EUR 593.976 |
Nederlands aandeel | EUR 11.001 |
Actie | Er heeft een formeel en fact-finding onderzoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van uitkomsten zijn verbetermaatregelen geformuleerd. Het fraudebedrag zal worden gedekt door de organisatie. Andere partnerschappen waar de organisatie bij betrokken is, zijn over de zaak geïnformeerd. |
REF: | 23-086 |
Land | Zuid-Soedan |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | Een medewerker van de lokale uitvoerende organisatie heeft een melding gemaakt bij een externe consultant, welke het mid-term review uitvoerde. Uit onderzoek blijkt dat bij de lokale uitvoeringsorganisatie loonfraude en vervalsing van handtekening heeft plaatsgevonden. In de periode van november 2022 tot juni 2023 zijn salarissen van medewerkers niet volledig uitbetaald. Handtekening van medewerkers werden vervalst om de administratie op orde te doen lijken. |
Omvang | EUR 24.519 |
Nederlands aandeel | EUR 24.519 |
Actie | Er heeft een formeel en fact-finding onderzoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van uitkomsten zijn verbetermaatregelen geformuleerd. Het fraudebedrag zal worden gedekt door de organisatie. Andere partnerschappen waar de organisatie bij betrokken is, zijn over de zaak geïnformeerd. |
REF: | 24-022 |
Land | Niger |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | De rapportages van een lokale NGO in Niger lieten inconsistenties zien. Onderzoek heeft uitgewezen dat van de uitgaven door deze organisatie in de periode november 2021 – december 2022 niet kon worden verantwoord. |
Omvang | EUR 27.733 |
Nederlands aandeel | EUR 27.733 |
Actie | De samenwerking met de organisatie is formeel beëindigd en staat op de zwarte lijst. Tevens is gesommeerd de fraudebedragen en de onverantwoorde uitgaven terug te betalen. De internationale NGO verzorgt bewustwordingssessies en trainingen voor partnerorganisaties, gericht op het voorkomen van fraude, het versterken van controlemechanismen en capaciteitsopbouw op het gebied van financieel beheer. |
REF: | 24-042 |
Land | Ethiopië |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | Naar aanleiding van communicatie vanuit de lokale organisatie over het uitblijven van de eerste betaling werd duidelijk dat medewerkers van de contractpartij waren misleid. De betaling is naar een kwaadwillende partij overgemaakt. |
Omvang | EUR 152.794 |
Nederlands aandeel | EUR 152.794 |
Actie | De contractpartij heeft uitgebreid onderzoek gedaan en de interne controle procedures verder aangescherpt. Daarnaast heeft men aangifte gedaan bij het OM. Het gefraudeerde bedrag wordt verrekend, zodoende is er geen financiële schade voor het ministerie. |
REF: | 24-085 |
Land | Zuid-Soedan |
Organisatie | Internationale Organisatie |
Ontdekt | Naar aanleiding van uitblijvende betalingen, is het hoofdkantoor van de uitvoerende organisatie een onderzoek gestart. Uiteindelijk bleek een medewerker verantwoordelijk voor het verdwijnen van fondsen. |
Omvang | EUR 70.268 |
Nederlands aandeel | EUR 14.741 |
Actie | De betrokkene is ontslagen, de organisatie zal aangifte doen en daarnaast zijn verscheidene maatregelen genomen om het financieel managementproces te verbeteren. Vanuit de contractpartner is ook een panel opgezet om de implementatie van de verbetermaatregelen te kunnen volgen. Het gefraudeerde bedrag zal buiten de financiële verantwoording worden gelaten. |
Sancties
Het onderstaande overzicht biedt informatie over lopende sanctiemaatregelen omtrent gegrond verklaarde externe fraudezaken aangaande BHO-activiteiten.
Het sanctiebeleid is erop gericht externe fraude bedragen terug te vorderen en, wanneer dit niet mogelijk blijkt, andere passende maatregelen te treffen.
REF: 20-54 | |
Land | Kenia |
Organisatie | Lokale organisatie |
Vordering | EUR 889.821 |
Stand van zaken | Het ministerie wil het gefraudeerde bedrag terugvorderen van de contractpartner. Het ministerie is op dit moment bezig om de vordering in te stellen en zal zich inspannen om het gefraudeerde bedrag terug te krijgen. |
REF: 22-86 | |
Land | Rwanda |
Organisatie | Lokale organisatie |
Vordering | EUR 342.382 |
Stand van zaken | Het ministerie wil het gefraudeerde bedrag terugvorderen van de contractpartner. Het ministerie is op dit moment bezig om de vordering in te stellen en zal zich inspannen om het gefraudeerde bedrag terug te krijgen. |
Bijlage 4: Toelichting op de streefwaarden en indicatoren
Zoals vermeld in de leeswijzer is uitvoering gegeven aan motie-Smaling c.s., waarbij doelen en resultaten in dit jaarverslag inzichtelijker worden gepresenteerd. In de begroting voor 2024 zijn drie buitenlandse handel- en zeventien ontwikkelingshulpindicatoren en -streefwaarden opgenomen.
De resultaten voor deze twintig indicatoren staan niet op zichzelf. Ze zijn gekoppeld aan thematische Theories of Change en worden aangevuld met thematische indicatoren in de resultatenrapportage. De online resultatenrapportage is te vinden op www.NLontwikkelingshulp.nl.
Thema | Resultaatgebied | Indicator | Streefwaarde 2024 | Realisatie 2024 | Streefwaarde 2021-2025 | SDG |
Buitenlandse Handel Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen |
Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven | Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. |
N.v.t. | 41% in 2023 | 90% in 2023 | SDG 8 Inclusieve en duurzame groei en SDG 12 Duurzame consumptie en productie |
Bevorderen van internationaal ondernemerschap | Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt | N.v.t. | 1137 van 5456 | N.v.t. | SDG 8 Inclusieve en duurzame groei SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur | |
De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven | N.v.t. | 273,7 mln EUR | N.v.t. |
Private sector ontwikkeling (PSD) | Bedrijfsontwikkeling | Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie) | 292.000 | 2024: 518.946 2023: 317.000 2022: 314.000 |
297.000 (streefwaarde in 2025, hier wordt jaarlijks naar toe gegroeid) | SDG 8 Inclusieve en duurzame groei |
Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening | 17.000 | 2024: 18.224 2023: 15.500 2022: 21.000 |
18.000 (streefwaarde in 2025, hier wordt jaarlijks naar toe gegroeid) | |||
Voedselzekerheid | Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding | Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel | 22.000.000 | 2024: 17.974.224 2023: 2.800.000 2022: 23.300.000 |
24.000.000 per jaar | SDG 2 Einde maken aan honger |
Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector | Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen | 11.000.000 | 2024: 8.786.826 2023: 12.500.000 2022: 10.600.000 |
12.000.000 per jaar | ||
Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen | Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik | 1.500.000 | 2024: 1.224.750 2023: 1.100.000 2022: 700.000 |
2.000.000 per jaar | ||
Water | Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne | Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron | 2.200.000 | 2024: 3.663.236 2023: 2.518.005 2022: 5.055.515 |
1.900.000 per jaar (30 miljoen cumulatief in 2030) | SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water |
Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden | 3.800.000 | 2024: 6.490.907 2023: 4.053.676 2022: 3.974.608 |
3.400.000 per jaar (50 miljoen cumulatief in 2030) | |||
Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s | Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s | 3.000.000 | 2024: 4.117.044 2023: 1.665.203 2022: 902.083 |
2.500.000 per jaar | ||
Klimaat | Hernieuwbare energie | Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie | 7.500.000 | 2024: 4.750.818 2023: 4.000.000 2022: 3.400.000 |
26.000.000 (100 miljoen, cumulatief in 2030) | SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie |
Vrouwenrechten en gendergelijkheid | Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwen-rechten en gender gelijkheid | Aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid | 500 | 2024: 2824 2023: 647 2022: 428 |
2.500 | SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen |
Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties | Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid | 300 | 2024: 1.514 2023: 2.420 2022: 1.212 |
1.500 | ||
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV | Toegang tot family planning | Aantal van de 20 geselecteerde landen met jaarlijkse toename van modern Contraceptive Prevalence Rate (mCPR) | 20 | 2024: 19 2023: 19 2022: 18 |
n.v.t. | SDG 3 Goede gezondheid en welzijn SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen |
Rechten | Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten | 350 | 2024: 734 2023: 685 2022: 306 |
1.212 | ||
Veiligheid & Rechtsorde | Rechtstaat ontwikkeling | Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, | 350.000 | 2024: 676.830 2023: 558,203 2022: 728.657 |
1.500.000 cumulatief | SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving |
Menselijke Veiligheid | Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden | 4.500.000 m2 | 2024: 10.383.867 2023: 22.614.440 2022: 14.111.835 |
60.000.000 m2 | ||
Migratie en Ontwikkeling | Opvang en bescherming in de regio | Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt | 400.000 personen | 2024: 751.984 2023: 696.651 2022: 395.715 |
2.000.000 personen | SDG 4 Kwaliteitsonderwijs |
Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten | 30.000 personen | 2024: 117.320 2023: 61.073 2022: 8.085 |
180.000 personen | SDG 8 Inclusieve en duurzame groei | ||
[1] Streefwaarden in deze kolom zijn de optelsom over de komende vijfjaar periode voor rapportage met betrekking tot de SDG's. Voor indicatoren waar cumulatieve waarden worden gemeten is dit vermeld. Impact van de Coronapandemie op resultaten zijn lastig in te schatten. Om die reden zullen streefwaardes mogelijk worden aangepast in de loop van deze vijf jaar periode. |
Toelichting
Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het
aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor
multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader
voor hun internationale activiteiten
Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor
multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader
voor hun internationale activiteiten. In 2013 is de doelstelling
geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland de
OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft
als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Bij het in
2023 uitgevoerde monitoringsonderzoek lag dit percentage op 41%. Dit was
tevens de laatste keer dat de voortgang op de 90% doelstelling op deze
wijze gemonitord is (Kamerstuk 26
485 nr. 430). In 2024 heeft er geen monitoring plaatsgevonden.
Het vooruitzicht van IMVO-wetgeving is aanleiding geweest om de opzet
van het montoringsonderzoek aan te passen. In dit aangepaste
monitoringsonderzoek is in 2023, voor de groep Nederlandse bedrijven die
onder Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vallen,
inzichtelijk gemaakt in hoeverre de zes stappen van gepaste
zorgvuldigheid toegepast worden door deze bedrijven. Momenteel wordt
geïnventariseerd hoe een nieuwe IMVO-indicator kan worden gedefinieerd,
die de voortgang van bedrijven op de toepassing van de stappen van
gepaste zorgvuldigheid inzichtelijk maakt.
Indicator bevorderen internationaal ondernemerschap
In het referentiejaar 2020 hebben 5456 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit 5 geselecteerde regelingen binnen het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 1137 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2021 ‒ 2023 EUR 273,7 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het gemiddelde van de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2021–2023 vergeleken met de gemiddelde hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2018–2019). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de Rijksoverheid.
Indicatoren Private Sector Ontwikkeling – inleiding
Private sector ontwikkeling richt zich op het behalen van de doelstellingen van SDG8: waardig werk en economische groei in lage- en middeninkomenslanden. Nederland richt zich daarbij op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), wat bijdraagt aan waardig werk en aan duurzame economische groei. Nederland doet dat door te werken aan een versterkt ondernemings-, handels- en financieringsklimaat. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden voor ondernemerschap. Tegelijkertijd richt Nederland zich op het direct versterken van het lokale en het Nederlandse MKB in lage- en middeninkomenslanden. Hierdoor kunnen productiviteit, werkgelegenheid en lonen groeien in deze landen.
Duurzame economische ontwikkeling in deze landen creëert niet alleen kansen voor het lokale bedrijfsleven, maar kan ook bijdragen aan het oplossen van oorzaken die ten grondslag liggen aan o.a. conflict en irreguliere migratie. Tevens kunnen er door duurzame economische ontwikkeling potentiële handels- en investeringskansen voor het Nederlandse bedrijfsleven ontstaan.
Het bereik van directe steun aan het MKB wordt inzichtelijk gemaakt via twee PSD-indicatoren: het aantal ondersteunde banen en het aantal ondersteunde bedrijven met een plan voor handel, investering of dienstverlening. Voor beide indicatoren wordt een stijging van de resultaten gerapporteerd in de afgelopen verslagperiode. Deze stijgingen zijn aan elkaar gerelateerd. Als partners meer bedrijven ondersteunen, dan kunnen ze vaak ook meer banen ondersteunen. We lichten beide indicatoren toe en geven hiermee meer inzicht in de afzonderlijke stijgingen.
Indicator: Aantal banen ondersteund door PSO-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)
Nederland ondersteunt het Nederlandse en lokale MKB via haar uitvoerende partners op verschillende manieren, bijvoorbeeld door te werken aan het vergroten van handelskansen of door te ondersteunen bij het verkrijgen van financiering. Als bedrijven direct ondersteuning ontvangen van onze partners, dan worden de banen bij deze bedrijven ook ondersteund. Het aantal ondersteunde banen geeft inzicht in het bereik van onze partners.
In de verslagperiode werden 518.000 banen in lage- en middeninkomenslanden ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is behoorlijke toename van het aantal banen ten opzichte van het aantal dat in de vorige verslagperiode is ondersteund (317.000), en meer dan de voor deze periode gestelde streefwaarde van 292.000 banen.5 De stijging heeft verschillende oorzaken, die hieronder worden beschreven.
Allereerst kon een aantal partners meer en grotere MKB-bedrijven ondersteunen en konden MKB-bedrijven uitbreiden.6 Deze ontwikkeling is logisch, gezien de (gevorderde) fase van de uitvoering van de programma’s. Hierdoor konden er meer banen gerapporteerd worden. Voor bijvoorbeeld PUM geldt dat ze nu vrijwel net zoveel bedrijven en banen ondersteunen als in de periode voor COVID-19. Doordat de reismogelijkheden in de afgelopen jaren zijn toegenomen en ook steeds meer online advisering plaatsvindt, was het mogelijk om de ondersteuning van bedrijven verder uit te bouwen. In 2024 verstrekte het Medical Credit Fund met steun van het kabinet ruim 1774 (digitale) leningen aan zorgondernemers.
Er is ook een stijging te zien bij de programma’s die worden uitgevoerd door FMO.7 Zij beheert vier staatsfondsen en, bij drie van deze fondsen werden meer banen ondersteund dan in de vorige verslaperiode. FMO breidde haar portfolio uit en kon zo meer klanten bedienen. Daarnaast breiden bestaande klanten hun bedrijf uit. Zo werden er uiteindelijk meer bedrijven en banen ondersteund. Bij één van deze fondsen is een verbeterslag gemaakt op het meten van banen. Zo konden er banen gerapporteerd worden die in de vorige verslagperiode niet werden geteld maar al wel ondersteund werden.
Ook diverse jeugdwerkgelegenheidsprogramma’s8 rapporteren een stijging op het aantal ondersteunde bedrijven en banen. Een belangrijke verklaring ligt in de aanpak van het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE). De afgelopen jaren hebben zij fors geïnvesteerd in een groot aantal bedrijven waardoor vanaf dit rapportagejaar en de komende jaren het aantal banen dat ze bij deze bedrijven kunnen ondersteunen toeneemt. Het CFYE ondersteunt voornamelijk banen in groene en digitale (toekomstbestendige) sectoren. De stijging bij LEAD komt onder andere omdat in projecten in Egypte wordt gewerkt met grotere bedrijven, die open staan om te werken met nieuwe circulaire initiatieven in hun bedrijfsvoering, en die vanwege hun omvang meer banen creëren.
Voor enkele PSD-programma’s geldt dat er minder banen worden gerapporteerd, omdat deze zich in toenemende mate richten op uitdagingen waarvan de resultaten pas op de middellange termijn waarneembaar zijn. Voor die uitdagingen werkt het soms beter om met een kleinere groep lokale koplopers te werken, waardoor er per saldo minder directe banen worden ondersteund op de korte termijn.
Het resultaat van de afgelopen periode valt hoger uit dan de verwachting die in de vorige verslagperiode is beschreven bij deze indicator. Vanwege de voorgenomen bezuinigingen is echter de verwachting dat het aantal ondersteunde banen zal afnemen in de komende jaren.
Indicator: Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening
De voortgang van bedrijfsontwikkeling die door de Nederlandse inzet wordt ondersteund, wordt gemeten aan de hand van het aantal ondernemingen dat wordt ondersteund met een plan voor investering, handel of dienstverlening.
In de verslagperiode werden 18.200 bedrijfsplannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een toename van ruim een kwart ten opzichte van de vorige verslagperiode (15.500), en ruim boven de streefwaarde van 17.0009 plannen.
Er zijn verschillende oorzaken die de stijging ten opzichte van het vorige jaar verklaren. Allereerst kon een aantal partners meer bedrijven ondersteunen dan in het voorgaande jaar.10 Zo ondersteunde DGGF-spoor 2 in de verslagperiode veel meer MKB-bedrijven dan verwacht. Er kon meer geld geïnvesteerd worden in de financiële instellingen, zodat potentiële investeerders makkelijker kunnen investeren in deze instellingen. Op hun beurt konden de financiële instellingen meer MKB-bedrijven ondersteunen omdat er meer kapitaal beschikbaar kwam of omdat ze kleinere en dus meer leningen konden verstrekken.11
Daarnaast zijn er verschillende jeugdwerkgelegenheidsprogramma’s waarbij jongeren ondersteund worden om hun eigen bedrijf op te zetten of te verbeteren. Zo creëert het CFYE duurzame werkgelegenheid voor jongeren door bedrijven te ondersteunen met zowel financiële middelen als technische ondersteuning. CFYE werkt nauw samen met bedrijven om hen te helpen groeien, investeringsklaar te worden en waardige banen voor jongeren te creëren in toekomstbestendige sectoren zoals bijvoorbeeld de digitale gezondheidszorg en recycling. Jongeren in Burkina Faso konden via het Job Booster programma hun eigen bedrijf oprichten. Via het Job Booster programma worden de jongeren ondersteund door bijvoorbeeld te werken aan financiering van hun onderneming, coaching door ervaren ondernemers, en technische training voor het uitoefen van diverse ambachten.
Indicatoren voedselzekerheid – inleiding
Met de inzet op voedselzekerheid (‘Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet’, TK 2018-2019, 33625 nr. 280) heeft Nederland zich het volgende ten doel gesteld:
- Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen mensen (met name jonge kinderen) over de periode 2016-2030.
- Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016-2030; en daarbinnen tegelijkertijd:
- Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016-2030.
Direct en indirect bereik
De voedselzekerheid indicatoren geven een beeld van de voortgang op deze drie doelen in termen van bereik: resp. het globale aantal mensen, het aantal boer(inn)en en het aantal hectare land dat bereikt is met door Nederland ondersteunde activiteiten. Er wordt daarbij steeds onderscheid gemaakt tussen direct structureel, direct incidenteel en indirect bereik:
- Er is sprake van direct structureel bereik als, op grond van de betreffende Theory of Change, verwacht mag worden dat een interventie op termijn leidt tot duurzame (systeem)verandering (outcome), die meetbaar bijdraagt aan bovenstaande doelen van het voedselzekerheidsbeleid. Bijvoorbeeld: gerichte ondersteuning van individuele boeren met training, uitgangsmateriaal, infrastructuur en markttoegang, met het oog op verhoging van hun productiviteit en inkomen.
- Er is sprake van direct incidenteel bereik wanneer interventies eenmalig en/of gericht zijn op deelaspecten. Deze interventies hebben direct nut, maar beogen niet expliciet om bij te dragen aan een lange termijn (systeem)verandering. Bijvoorbeeld: vitamine A supplementen voor jonge kinderen, of het verspreiden van verbeterd zaaizaad onder boeren.
- Wanneer interventies niet gericht zijn op specifieke mensen/boeren/hectares spreken we van indirect bereik. Bijvoorbeeld: voorlichting aan grote groepen boeren via massamedia.
Indicator | Streefwaarde direct bereik | Direct bereik totaal | Direct structureel | Direct incidenteel | Indirect bereik |
Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel | 22 mln | 18 mln | 1 mln | 17 mln | 13,1 mln |
Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen | 11 mln | 8,8 mln | 4,9 mln | 3,9 mln | 7,1 mln |
Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik | 1,5 mln | 1,2 mln | 0,6 mln | 0,6 mln | 0,1 mln |
Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 1 miljoen mensen (vooral jonge kinderen en hun moeders) direct structureel bereikt met interventies gericht op het verbeteren van hun voeding. Het gaat hierbij om activiteiten die een duurzame verbetering van de voedselsituatie beogen, zoals advies en voorlichting over een gezond dieet, en bijdragen aan betere toegang tot divers en gezond voedsel voor arme huishoudens ten behoeve van een beter dieet. Bovendien werden over deze periode 17 miljoen mensen direct incidenteel bereikt, met activiteiten zoals gerichte voorlichting en voedingssupplementen. Daarnaast werden nog ruim 13 miljoen mensen indirect bereikt, waarvan het merendeel via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor een betere voedselinname, bijvoorbeeld door middel van grote radio- en theatercampagnes waarmee boodschappen over voedselbewustzijn werden verspreid.
Kijkend naar het totale directe bereik (zowel structureel als incidenteel) van in totaal 18 miljoen, benadert dit resultaat de jaarlijkse doelstelling van 22 miljoen. De flinke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar is toe te schrijven aan de drie grote voedingsprogramma’s die het voorgaande jaar in de op/doorstartfase zaten, en inmiddels goed lopen en duidelijke resultaten opleveren. De programma’s zijn tegen het eind van 2023 goed op gang gekomen. De verwachting is dat, met dit goede resultaat, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen ondervoede mensen in 2030 nog steeds haalbaar is.
Indicator voedselzekerheid: Aantal kleinschalige boer(inn)en bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 4,9 miljoen boeren direct structureel bereikt om hun productiviteit en/of inkomen duurzaam te verbeteren met, onder meer, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten, land(gebruiks)rechten en (digitaal) agronomisch advies. Bovendien werden 3,9 miljoen boeren direct incidenteel bereikt met interventies zoals het op de markt brengen van zaden en (kunst)mest. Daarnaast konden meer dan 7,1 miljoen boeren indirect profiteren van de Nederlandse inzet, via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor productiviteit en/of inkomen, zoals het verbeteren van marktwerking of het toegankelijk maken van weersinformatie.
Het totale direct bereik (zowel structureel als incidenteel) is in het verslagjaar, met 8,8 miljoen boeren, iets lager dan dat van 2023. Ondanks dat dit resultaat iets onder de streefwaarde van 11 miljoen ligt, is de verwachting dat de einddoelstelling, een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen kleinschalige voedselproducenten in 2030, haalbaar is.
Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werd dankzij de Nederlandse inzet 0,6 miljoen hectare landbouwgrond direct structureel bereikt met een pakket van duurzame landbouwpraktijken, zoals geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Bovendien werd ruim 0,6 miljoen hectare landbouwgrond direct incidenteel bereikt, bijvoorbeeld door (vaak eenmalige) promotie van specifieke verbeteringen in landgebruik zoals contourbewerking of gebruik van compost. Daarnaast werd nog 0,1 miljoen hectare landbouwgrond indirect bereikt via activiteiten gericht op algemene randvoorwaarden voor eco-efficiënt gebruik, bijvoorbeeld het voorkomen van plagen of het verschaffen van informatie over klimaatverandering en adaptatie.
Het totale direct bereik (zowel structureel als incidenteel) is in het verslagjaar, met 1,2 miljoen hectare, hoger dan dat van 2023. De streefwaarde van jaarlijks 1,5 miljoen direct bereikte hectare is echter niet gehaald. De verwachting is dat het behalen van de einddoelstelling, 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, met de huidige inzet haalbaar zal zijn, aangezien de ingezette intensiveringen al hebben geleid tot een stijgende trend.
Indicatoren water – inleiding
Nederland draagt bij aan duurzame toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen en hygiëne, en aan geïntegreerd waterbeheer. Nederland stelde zich voor de periode 2016-2030 ten doel om 30 miljoen mensen te voorzien van schoon en veilig drinkwater, om 50 miljoen mensen toegang te geven tot verbeterde sanitaire voorzieningen en hygiëne, en om 3 miljoen mensen per jaar te bereiken met verbeteringen op het gebied van geïntegreerd waterbeheer, zoals beheer van stroomgebieden, weerbaarheid tegen overstromingen en droogte, en het veiliger maken van delta’s. Er zijn in dit kader drie begrotingsindicatoren op water.
Indicator (1) drinkwater: aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron; en indicator (2) sanitatie en hygiëne: aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische omstandigheden
In de verslagperiode zijn 3,6 miljoen mensen bereikt met toegang tot een verbeterde waterbron en 6,4 miljoen mensen kregen toegang tot sanitaire voorzieningen. Hierdoor zijn de doelstellingen voor dit jaar meer dan bereikt. Dit resultaat is voornamelijk behaald via programma’s van Aqua for All, de Wereldbank (drinkwater) en het WASH SDG Consortium en FINISH Mondial (sanitatie).
De significante stijging van de resultaten in 2024, zowel ten opzichte van de streefwaarden als eerdere jaren, komt onder andere doordat programma’s van Aqua for All en FINISH Mondial met ODA-middelen een veelvoud aan private investeringen in de watersector mogelijk hebben gemaakt. Aangezien WASH SDG om de twee jaar rapporteert, zijn dit jaar resultaten over een periode van twee jaar meegenomen.
Indicator (3) geïntegreerd waterbeheer: aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s
In de verslagperiode hebben 4,1 miljoen mensen direct voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s in projecten die door Nederland zijn gefinancierd. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die weerbaarder zijn gemaakt tegen klimaatverandering door betere bescherming tegen overstromingen en verbeterde afvoersystemen. Ook zijn het mensen die toegang krijgen tot irrigatie waardoor ze beter kunnen omgaan met droogte.
De hogere resultaten in 2024, zowel ten opzichte van de streefwaarden als eerdere jaren, komen met name doordat goede resultaten zijn behaald in zowel centrale programma’s (Blue Deal) als decentrale programma’s. Het programma in Mozambique rapporteerde resultaten over de afgelopen 4 jaar. Ook is de indicator aangescherpt waarbij nu niet alleen de mensen die direct voordeel hebben als gevolg van de bouw van fysieke infrastructuur zoals een dam, dijk of irrigatiesysteem tellen, maar ook mensen die voordeel hebben van niet fysieke interventies op het gebied van waterbeheer, zoals verbeterde planning en regulering: deze factoren blijken minstens evenveel effect te hebben op waterveiligheid als fysieke infrastructuur.
Waterdiplomatie
Ook op het gebied van waterdiplomatie heeft Nederland aansprekende resultaten geboekt. Binnen het VN-systeem heeft Nederland met succes navolging gegeven aan de belangrijkste uitkomsten van de VN 2023 Waterconferentie met het aannemen van de VN System-wide Strategy on Water and Sanitation en de aanstelling van de VN Watergezant door de Secretaris-Generaal van de VN. Daarnaast ondersteunde Nederland het COP-voorzitterschap met de eerste UNFCCC-waterverklaring tijdens de COP29 en tekende de Minister voor BHO de ministeriële call to action van de G20 werkgroep voor drinkwater-, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH). Tot slot verscheen dit najaar het eindrapport van de – door Nederland in 2022 bijeengebrachte - Global Commission on the Economics of Water (GCEW). De aanbevelingen van de GCEW klinken door in de nieuwe water strategieën van de Wereldbank en Europese Commissie.
Indicator Klimaat: aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie
Zonder extra inspanningen hebben in 2030 naar schatting nog altijd 660 miljoen mensen geen elektriciteit en koken bijna 1,8 miljard mensen nog op een traditionele en vervuilende manier, het merendeel in sub-Sahara Afrika. Nederland werkt dan ook sinds 2015 met een doelstelling op het gebied van energietoegang, dat zowel elektriciteit als schoon koken omvat.12 In de verslagperiode kregen dankzij Nederlandse financiering ruim 4,75 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie. Hoewel er sprake is van een flinke toename ten opzichte van de 4 miljoen bereikte mensen in 2023, ligt dit resultaat beneden de streefwaarde voor deze periode. Er zijn verschillende oorzaken die het achterblijven op de streefwaarde verklaren. Zo blijkt dat de programma’s waarvan de bijdrage in 2023 is verhoogd meer tijd nodig hebben om daadwerkelijk meer mensen te bereiken. Daarnaast is in een enkel geval, vanwege onzekerheid over de juistheid van data, een deel van de resultaatscijfers buiten beschouwing gelaten. Indien mogelijk zullen deze resultaten volgend jaar alsnog worden gerapporteerd.
Het cumulatief aantal bereikte mensen sinds 2015 komt nu op 27,7 miljoen. Hiermee ligt het bereik iets achter op de planning. Hoewel de verwachting is dat het aantal bereikte mensen in 2025 opnieuw zal toenemen, is het onzeker of de doelstelling om 100 miljoen mensen te bereiken in 2030 nog haalbaar is. Zo is de voorgenomen vernieuwing van het door RVO uitgevoerde programma SDG7 Results, dat met bedrijven werkt op basis van resultaatgerichte financiering, niet doorgegaan vanwege de financiële en beleidsmatige onzekerheid. Het afgelopen jaar wist dit programma 1,5 miljoen mensen te bereiken.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid
Het beleidsthema vrouwenrechten en gendergelijkheid gaat over gelijke rechten en kansen voor iedereen. Dit is een fundamenteel mensenrecht en belangrijk voor economische groei en veiligheid. Ook in 2024 zette Nederland zich, samen met partners, in voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, o.a. via onze (multilaterale) diplomatie en programmering. Zo ondersteunde Nederland maatschappelijke organisaties en vrouwenfondsen, via o.a. het SDG5 fonds, die zich inzetten op het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Met steun van Nederland hebben deze organisaties tijdens de rapportage periode in totaal 2824 keer ruimte kunnen creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Dit werd bijvoorbeeld bereikt door dialoog met (lokale) beleidsmakers en bestuurders over verbetering van wet- en regelgeving tegen geweld tegen meisjes en vrouwen. De resultaten voor 2024 liggen ruim boven de doelstelling van 500. Dit is mogelijk te verklaren door het feit dat de meerjarenprogramma’s over de helft van de looptijd zijn.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid
Mede dankzij de door Nederland gefinancierde programma’s zijn 1.514 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit om vrouwenrechten en gendergelijkheid te bevorderen. Hiermee is de streefwaarde van 300 ruim behaald. De streefwaarden zijn destijds vastgesteld op basis van de streefwaarden in de baseline rapportages van de VMM strategische partnerschappen. Het is aannemelijk dat de targets destijds conservatief zijn opgesteld en de daadwerkelijke resultaten hoger uitvielen dan verwacht. De door Nederland gesteunde maatschappelijke organisaties zetten in op het versterken van politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid (SRGR): Aantal van de 20 geselecteerde landen met jaarlijkse toename van modern Contraceptive Prevalence Rate (mCPR).
De indicator mCPR staat voor het percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15-49 jaar) dat moderne voorbehoedsmiddelen gebruikt, of van wie de partner dat doet. Dit vormt een goede graadmeter voor de voortgang van programma’s op het gebied van SRGR omdat mCPR ook inzicht geeft in hoeverre resultaten zijn behaald inzake kennis over anticonceptie bij de doelgroep, toegang tot voorbehoedsmiddelen alsook de acceptatie en het gebruik ervan. Modern CPR is tevens een indicator van de overkoepelende capaciteit van een gezondheidssysteem om succesvol basisgezondheidsdiensten te leveren waar onder de bevolking vraag naar is. Voortgang wordt jaarlijks gemeten in 10 focuslanden waar Nederland een brede OS-relatie mee onderhoudt en waar SRGR één van de speerpunten is13, alsook in 10 andere landen14 die geen bilaterale ondersteuning krijgen van Nederland voor SRGR-programma’s, maar die door Nederland gefinancierde multilaterale kanalen ondersteuning ontvangen om SRGR te versterken.
In 19 van de 2015 geselecteerde landen was het percentage vrouwen (15-49 jaar) dat een modern anticonceptiemiddel gebruikt, of waarvan de partner dat doet, in 2023 hoger dan in 2022.16 Het positieve resultaat in 19 van de 20 landen laat zien dat met Nederlandse inspanningen op het terrein van SRGR zowel via bilaterale programma’s, strategische partnerschappen en multilaterale initiatieven, meer adolescenten en vrouwen bereikt kunnen worden, en dat ook gezondheidssystemen worden versterkt. Op deze manier draagt Nederland bij aan het bereiken van universele toegang tot SRGR zoals nagestreefd in SDG 3.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid (SRGR): Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten
Teneinde de toegang tot SRGR in partnerlanden te versterken, is het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2021 zeven strategische partnerschappen aangegaan met consortia van maatschappelijke organisaties. Deze consortia zijn actief in 30 landen, waar zij zich inzetten om jongeren beter in staat te stellen geïnformeerde beslissingen te nemen over hun SRGR, en om het respect voor de seksuele en reproductieve rechten van mensen aan wie deze rechten wordt onthouden te vergroten.
Jaarlijks wordt gemeten van hoeveel gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorging netwerken de capaciteit is versterkt inzake pleitbezorging en belangenbehartiging voor toegang tot SRGR. In het jaar 2023 is de capaciteit van 734 gemeenschappen, organisaties en netwerken versterkt. Dit is een toename t.o.v. vorig jaar, wat mogelijk te verklaren is doordat organisaties op verschillende niveaus werkzaam zijn; zowel lokaal, nationaal, regionaal als internationaal. Het netwerk is de afgelopen jaren bovendien gegroeid en versterkt, waardoor meer organisaties bereikt kunnen worden. De strategische partnerschappen zijn goed op dreef om het streven te behalen dat eind 2025 de capaciteit van ten minste 1.100 maatschappelijke organisaties, gemeenschappen en pleitbezorgingsnetwerken zijn versterkt.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten
Nederland ondersteunt mensen bij het verkrijgen van toegang tot recht. Hierdoor kunnen mensen hun juridische problemen oplossen, (commerciële) geschillen beslechten en hun recht halen. Om dit effectief te realiseren is het essentieel de behoeften en noden van mensen centraal te stellen. Op basis hiervan wordt bijvoorbeeld rechtshulp geboden of steun gegeven aan rechtsinstellingen op nationaal of lokaal niveau.
In 2024 hebben 676.830 mensen toegang tot recht verkregen dankzij Nederlandse hulp. Dit resultaat omvat hulp aan vrouwen en meisjes in zaken omtrent seksueel en gender gerelateerd geweld, begeleiding van slachtoffers en slachtoffergroepen bij de berechting van grove mensenrechtenschendingen, oplossen van commerciële geschillen voor midden- en kleinbedrijf, vaststellen van land(gebruiks)rechten voor kleine boeren, toegang tot land en basisvoorzieningen voor vluchtelingen en gastgemeenschappen en het oplossen van conflicten rondom land, erfenis en werk, wat de lokale vrede en cohesie tussen personen en gemeenschappen bevorderd. Doordat conflicten en juridische problemen worden opgelost, zijn mensen beter in staat om tijd, energie en middelen te investeren in de verbetering van hun levensonderhoud en in productieve economische activiteiten, wat goed is voor zowel samenleving als economie. Zo draagt Nederland niet alleen bij aan vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen (SDG16) maar ook aan de bredere ontwikkelingsagenda en -doelen.
Het 2024 resultaat ligt ver boven de streefwaarde van 350.000. Dit komt onder meer door bijgestelde meetmethodologieën van partners, verbeterde metingen over het gehele portfolio en een toegenomen inzet van e-justice mechanismen sinds de COVID-19 pandemie om rechtspraak via digitale middelen toegankelijker te maken. Met name uitvoerende organisaties als de United Nations Development Programme, Hague Institute for the Innovation of Law en de International Development Law Organisation hebben vanuit de centrale partnerschappen significante bijdragen geleverd aan het resultaat.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden
Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Veel landen zijn gestopt met het gebruiken en produceren van antipersoonsmijnen, maar 58 landen kampen nog steeds met problemen met antipersoonsmijnen of andere explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen die een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. In 2023 werden elke dag ongeveer 16 mensen gedood of gewond door antipersoonsmijnen. De overgrote meerderheid van de slachtoffers, 84 procent, zijn burgers, met 3 op de 10 kinderen. Na een daling ten opzichte van 2020 heeft het toegenomen gebruik van (geïmproviseerde) antipersoonsmijnen helaas geleid tot een toename van het aantal slachtoffers, voor een groot deel vanwege de situatie in Oekraïne.
Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling. De staten die partij zijn bij het Anti-Personnel Mine Ban Convention (APMBC) verdrag hebben gemeld dat ze in 2023 wereldwijd in totaal 281.500.000 m² besmette grond hebben ontmijnd, waarbij 160.566 antipersoonsmijnen zijn vernietigd. In 2023 bedroeg de wereldwijde steun voor humanitaire ontmijning in totaal USD 1,03 miljard. Dit is de eerste keer dat de jaarlijkse financiering voor humanitaire ontmijning de grens van een miljard overschrijdt, deels dankzij een toename van de financiering voor Oekraïne. Oekraïne is nog steeds het land met de meeste explosieve oorlogsresten en antipersoonsmijnen ter wereld, terwijl er ook nog dagelijks antipersoonsmijnen bijkomen.
Voor 2023 kon ruim ten minste 7.883.867 m2 worden vrijgegeven met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de vier ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions II 2020 ‒ 2025 (MACM II) programma. Het programma is actief geweest in 16 verschillende landen: Irak, Libanon, Zuid-Soedan, Libië, Afghanistan, Oekraïne, Somalië, Syrië, Laos, Nigeria, Zimbabwe, Jemen, Senegal, Guinee-Bissau, Soedan en Colombia. Daarnaast is er 2.500.000 m2 land vrijgegeven in Jemen met Nederlandse financiële bijdragen aan UNDP. In totaal is er in 2023 dus 10.383.867 m2 vrijgegeven. Dit resultaat is lager dan in het voorgaande jaar (22.000.000 m2) en tevens dan de streefwaarde (12.000.000 m2) doordat er in 2023 geen bijdrage is gedaan aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS).
Humanitaire ontmijning gaat niet uitsluitend over het ruimen van antipersoonsmijnen en ander explosief materiaal: van groot belang is ook het geven van voorlichting over de risico’s van explosieven, zodat mannen, vrouwen en kinderen die kunnen herkennen en weten dat ze ervan af moeten blijven. Ook op dat vlak heeft Nederland een belangrijke bijdrage kunnen leveren: in 2023 hebben ruim 160.000 mensen risicovoorlichting gekregen over de gevaren van antipersoonsmijnen. Ook heeft Nederland een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de mogelijkheid om slachtofferhulp te bieden aan slachtoffers van antipersoonsmijnen; in 2023 hebben ruim 4.000 mensen slachtofferhulp gekregen dankzij Nederlandse financiering. Daarnaast heeft Nederland met een bijdrage van EUR 10.000.000 bijgedragen aan het door meerdere donoren gefinancierde Mine Action Plan voor Oekraïne van UNDP, waarmee onder andere land is vrijgegeven, capaciteitsversterking van de nationale ontmijningsautoriteiten d.m.v. training en innovatie is geboden, en is geïnvesteerd in risico voorlichting en slachtofferhulp.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt
In lijn met SDG 4, geeft deze indicator inzicht in het aantal mensen dat door middel van Nederlandse financiering toegang tot (in) formeel onderwijs, en/of trainingen heeft verkregen. Onderwijs en training vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen verminderd of geen toegang tot onderwijs. Hierdoor bestaat het risico op verloren generaties. Door onderwijs krijgen deze mensen niet alleen weer toekomstperspectief, maar voorkomt Nederland ook dat ze de gevaarlijke reis naar Europa moeten maken.
Nederland draagt bij aan onderwijsprojecten in landen die een groot aantal vluchtelingen opvangen, waaronder Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda, Ethiopië, Pakistan en Moldavië. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, vakopleidingen, hoger onderwijs, en zogeheten catch-up classes, waarbij (vluchtelingen) kinderen en volwassenen in een korte tijd worden ondersteund bij het inhalen van lesstof die zij gemist hebben in de periode dat zij door conflict geen onderwijs konden volgen.
In de verslagperiode hebben door Nederlandse steun 751.984 personen toegang tot onderwijs gekregen. De resultaten overstijgen ruim de streefwaarde die is vastgesteld voor 2024, omdat bij het vaststellen van de streefwaarden nog onbekend was wat de exacte bijdrage zou zijn van PROSPECTS, het partnerschap voor opvang in de regio tussen Nederland, ILO, UNHCR, UNHCR, Wereldbank en IFC. De oplopende trend in resultaten komt vooral door het gestegen budget voor opvang in de regio in de afgelopen jaren. Hierdoor kon Nederland grotere bijdragen doen dan eerder voorzien aan belangrijke partners op het gebied van onderwijs, zoals UNICEF, UNHCR en de Wereldbank. Met hogere resultaten als gevolg.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten.
Deze indicator omvat de resultaten van programma`s die mensen ondersteunen bij het ontplooien van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHO-begroting wordt gebruikt. De meerderheid van de resultaten op deze indicator zijn behaald middels PROSPECTS, het partnerschap tussen verschillende VN-instellingen en internationale financiële instellingen, met als specifiek doel om (sociaaleconomisch) perspectief te creëren voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.
Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de verslagperiode hebben dankzij Nederlandse steun 117.320 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten.
Het behaalde resultaat in de huidige rapportageperiode valt aanzienlijk hoger uit dan de jaarlijkse streefwaarde van 30.000 op deze indicator. Ook zijn de resultaten gestegen ten opzichte van vorig jaar. Dit komt onder andere door een stijging van het budget van artikelonderdeel 4.2 in de afgelopen jaren, waarmee Nederland meer heeft kunnen inzetten op economisch perspectief voor gastgemeenschappen en vluchtelingen dan voorheen. Onder andere via partners zoals ILO en IFC is financiering verleend aan lokale ondernemers en advies gegeven over hoe je een bedrijf opstart. Daarnaast heeft Nederland onder andere via uitvoeringspartners actief eraan bijgedragen dat arbeidsintensieve projecten in landen van opvang ook vooral worden uitgevoerd door gastgemeenschappen en vluchtelingen die daar op dat moment verblijven, in plaats van door bijvoorbeeld internationale bedrijven. Tot slot hebben uitvoeringspartners hun methodes voor het meten van resultaten op deze indicator sterk verbeterd, waardoor resultaten van de Nederlandse inzet zichtbaarder zijn geworden dan voorheen.
Bijlage 5: Budgettair overzicht Oekraïne
1.3 | Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden | Steun aan bedrijfsleven door herstel infrastructuur en partnerschapsfaciliteit | 35.000 | 34.920 | Kamerstuk 36 045 nr. 183 |
2.2 | Water | Herstel drinkwatervoorziening via de Nederlandse publieke drinkwaterbedrijven | 0 | 1.016 | |
4.1 | Humanitaire hulp | Humanitaire hulp | 35.088 | 31.349 | Kamerstuk 36 045 nr. 172 |
Kamerstuk 36 045 nr. 183 | |||||
4.3 | Veiligheid en rechtstaatontwikkeling | Wederopbouwplannen Zuid-Oekraïne | 704 | 704 | |
5.1 | Multilaterale samenwerking | Steun via internationale financiële instellingen | 149.500 | 149.500 | Kamerstuk 36 045 nr. 172 |
Kamerstuk 36 045 nr. 183 | |||||
5.2 | Overig armoedebeleid | Steunen particulier initiatief | 2.648 | 2.648 | |
TOTAAL | 222.940 | 220.137 |
Artikelonderdeel 1.3
De uitgaven realisatie op artikel 1.3 betreft een subsidie voor de bouw van een cementfabriek in Oekraïne, evenals een investering in de partnerschapsfaciliteit voor bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties ter ondersteuning van het herstel en de wederopbouw van het land. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de versterking van de agrarische sector en infrastructuur in Oekraïne.
Artikelonderdeel 2.2
De uitgaven realisatie op artikel 2.2 betreft steun voor herstel van de drinkwatervoorziening via de Nederlandse publieke drinkwaterbedrijven. Eind september 2024 hadden door deze Nederlandse WaterWorx interventies 150.800 mensen weer toegang tot water en sanitaire voorzieningen en we verwachten dat eind maart 2025 een totaal van 320.000 mensen toegang zal hebben tot herstelde- en verbeterde voorzieningen.
Artikelonderdeel 4.1
Naast niet landgebonden meerjarige steun aan internationale humanitaire organisaties (zie artikel 4.1 algemeen) droeg Nederland in 2024 ook bij aan het landenspecifieke humanitaire VN-fonds (Ukraine Humanitarian Fund), dat vooral veel lokale organisaties financiert die noodhulp bieden (huisvesting, drinkwater, verwarming, gezondheidszorg, psychische steun, bescherming). Ook gaf Nederland extra bijdragen aan het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) dat een neutraal mandaat heeft en is gespecialiseerd in het werken in oorlogssituaties (traceren van vermiste personen, herenigen van families, identificeren van overledenen, bezoek aan krijgsvangenen en in verband met de oorlog gedetineerde burgers). Tenslotte financierde Nederland onderzoek en bewijsgaring door Global Rights Compliance over de inzet van honger als oorlogswapen.
Artikelonderdeel 4.3
In 2024 ondersteunde het SDLG Oekraïne-programma lokale overheden bij herstel en ontwikkeling na de grootschalige invasie, met focus op participatie, risicobeheersing en economische groei in 14 gemeenschappen. Gemeenten kregen hulp bij beleidsvorming, capaciteitsopbouw en burgerparticipatie, met trainingen, advies, uitwisselingen en subsidies voor herstelprojecten.
Artikelonderdeel 5.1
Vanaf artikelonderdeel 5.1 is een bijdrage geleverd aan het SPUR, onderdeel van de IDA van de Wereldbank. Hiermee wordt de regering van Oekraïne ondersteund bij het leveren van basisdiensten, het herstellen van kritieke infrastructuur en het zorgen voor hervormingen. Ook is er via het URTF van de Wereldbank financiële steun verleend om de regering van Oekraïne te helpen bij haar taken op ministerieel niveau (waaronder begrotingssteun). Via de EBRD is de aanschaf van tweedehands gasturbines en financiering van de energiedistributeur in Oekraïne mogelijk gemaakt om assistentie te bieden op het vlak van energienoden.
Artikelonderdeel 5.2
De uitgavenrealisatie op artikel 5.2 heeft betrekking op de ondersteuning van maatschappelijke organisaties in Oekraïne, onder andere #Bake4Ukraine, dat bakkerijen en NGO’s in door oorlog getroffen regio’s helpt met tweedehands bakkerijapparatuur en andere benodigdheden. Daarnaast richt een ander project zich op de re-integratie van Oekraïense veteranen, door ondersteuning te bieden bij hun sociale, economische en psychologische aanpassing na de militaire dienst.
Bijlage 6: Toezichtrelaties zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak
Bedrag | 11.911 | 15.721 | 0 | 0 | Nee |
[1] Gerealiseerde bijdrage is inclusief betaalde BTW over uitvoeringskosten DGGF en DTIF
__https://www.government.nl/documents/reports/2024/12/10/projected-emission-reductions-from-dutch-international-climate-finance.↩︎
__De financiële bijdrage aan IDA staat op de begroting van het Ministerie van Financiën.↩︎
__Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota), Kamerstuk 36 550 XVII nr. 3, 31 mei 2024↩︎
__Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 2.3 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Ontwerpbegroting Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 19 september 2023↩︎
__Centrum voor Bevordering Import, International Trade Centre, Dutch Good Growth Fundspoor 1, Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid, AFAWA, Energising Development↩︎
__Met name een stijging voor het Access to Energy Fund, Building Prospects en MASSIF, bij het Dutch Fund for Climate and Development is een daling waarneembaar.↩︎
__De programma’s Challenge Fund for Youth Employment, het Job Booster programma in Burkina Faso en het Local Employment in Africa for Development programma.↩︎
__Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 2.3 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Ontwerpbegroting Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 19 september 2023↩︎
__PSD Toolkit, Programma uitzending Managers, Health Insurance Fund en Dutch Good Growth Fund spoor 2.↩︎
__Dit geldt voor het Health Insurance Fund↩︎
__Het kabinet stelde zich in 2015 tot doel om per 2030 tenminste 50 miljoen mensen in ontwikkelingslanden bereikt te hebben met hernieuwbare energie. In 2022 werd dit doel opgehoogd tot 100 miljoen mensen.↩︎
__Focuslanden: Benin, Burkina Faso, Burundi, Ethiopië, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Oeganda.↩︎
__Overige landen: Democratische Republiek Congo, Egypte, Syrië, Zimbabwe, Afghanistan, Bangladesh, Ghana, Nigeria, Senegal, Zuid-Soedan↩︎