Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 36725-XIV)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26452, datum: 2025-06-05, bijgewerkt: 2025-06-05 18:31, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.P. Jansma, griffier
Onderdeel van zaak 2025Z11506:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 36725-XIV, nr. 1-3), ontvangen op 23 mei 2025.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
1 Klopt het dat deze 600 miljoen euro voor stikstof wordt uitgetrokken voor het ‘zoneringsbeleid’ rond gebieden als de Veluwe en de Peel?
Antwoord:
Het kabinet heeft inderdaad besloten om in de Voorjaarsnota € 600 mln. vrij te maken voor de start van een regionale maatwerkaanpak in de Veluwe en de Peel. Juist in deze gebieden zijn stevige inspanningen nodig om te komen tot een balans tussen economische bedrijvigheid, natuur en leefbaarheid, en meer perspectief op vergunningen, ten behoeve van heel Nederland. Er is inzet nodig op de aangekondigde stroken rond Veluwe en Peel, maar ook daarbuiten kunnen maatregelen aan de orde zijn. Momenteel ben ik in overleg met de provincies over maatregelen, om samen te bepalen hoe we het meeste resultaat halen. Vanuit regio en Rijk liggen er voor beide gebieden al veel voorstellen op tafel.
2 Wanneer wordt een verdere uitwerking van de zoneringsaanpak verwacht?
Antwoord:
Het kabinet is gestart met een aanpak voor de Peel en de Veluwe. Ondertussen wordt bekeken welke vervolgkeuzes er nog meer nodig zijn, mede met het oog op de augustusbesluitvorming.
3 Hoeveel emissie- en gemiddelde depositiereductie zou potentieel met het budget van 600 miljoen euro kunnen worden bereikt en op welke termijn?
Antwoord:
De exacte opbrengst is sterk afhankelijk van de precieze maatvoering en besteding van het gegeven budget. Niet elke maatregel leidt op alle locaties tot dezelfde opbrengst. De depositiereductie hangt daarbij ook af van de specifieke locaties van bedrijven die maatregelen nemen. Dit zal onderdeel zijn van verdere uitwerking, onder andere in samenwerking met provincies.
4 Hoeveel geld was oorspronkelijk geacht nodig te zijn voor dit zoneringsbeleid?
Antwoord:
Afhankelijk van het aantal gebieden, het maatwerk in de maatvoering van de zone en de maatregelen variëren de kosten van zonering. Het kabinet werkt momenteel in het kader van de MCEN verscheidene maatregelen uit en is voornemens om in de augustusbesluitvorming nader te besluiten.
5 Klopt het dat de 600 miljoen euro is gepresenteerd als ‘600 miljoen euro in 2025 en 2026’, maar dat er slechts 200 miljoen euro extra aan stikstof in 2025 wordt besteed, omdat er voor 2025 al 400 miljoen op de aanvullende post was gereserveerd voor stikstof, wat naar 2029 en 2030 is geschoven? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen? Voor wat voor maatregelen was de oorspronkelijke 400 miljoen euro in 2026 gereserveerd?
Antwoord:
Het kabinet heeft besloten om aanvullend € 600 mln. beschikbaar te stellen voor de stikstofaanpak, bovenop de € 5 mld. die in het Hoofdlijnenakkoord beschikbaar is gesteld. Deze middelen zijn toegevoegd aan de LVVN-begroting in de jaren 2025 en 2026. Daarnaast is er € 400 mln. op de Aanvullende Post geschoven naar 2029 en 2030. Ten slotte zijn er ook kasschuiven doorgevoerd in de Nota van Wijzigingen van 25 april jl. Het ritme van de € 600 mln. op de LVVN-begroting is nu als volgt:
2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|
€ 600 mln. | 111.112 | 110.932 | 377.956 |
6 Komt de 600 miljoen euro extra voor stikstof bovenop de 5 miljard euro die in het HLA voor de agrarische sector was gereserveerd?
Antwoord:
Dat klopt, het kabinet heeft besloten om aanvullend € 600 mln. beschikbaar te stellen voor de stikstofaanpak, bovenop de € 5 mld. die in het Hoofdlijnenakkoord beschikbaar is gesteld.
7 Kan er een overzicht worden gegeven van de kosten die zijn vrijgemaakt na de onderhandelingen in het hoofdlijnenakkoord (HLA) en nu bij de Voorjaarsnota (VJN) en voor welk doel de budgetten dienen?
Antwoord:
In het HLA is € 5 mld. beschikbaar gesteld voor een meerjarige investering in de agrarische sector en structureel € 500 mln. voor agrarisch natuurbeheer. In onderstaande tabellen is zichtbaar welke middelen bij de Voorjaarsnota en de Nota van Wijzigingen van 25 april jl. aan de LVVN-begroting zijn toegevoegd. Daarnaast is er in de Voorjaarsnota aanvullend € 600 mln. beschikbaar gesteld voor de stikstofaanpak in de landbouwsector.
Envelop € 5 mld. (bedragen * € 1 mln.) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | Cum. |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aerius vervanging | 0,0 | 3,2 | 3,8 | 4,1 | 0,0 | 0,0 | 11,2 |
Doelsturing | 0,0 | 61,5 | 78,5 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 200,0 |
Beleidsondersteunend onderzoek en kennisbasis | 0,0 | 4,0 | 7,0 | 7,0 | 8,0 | 9,0 | 35,0 |
Brede beëindigingsregeling | 0,0 | 150,0 | 450,0 | 150,0 | 0,0 | 0,0 | 750,0 |
Diergezondheid | 0,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 5,0 |
Dierwaardigheid | 0,0 | 8,1 | 7,6 | 9,2 | 12,7 | 12,7 | 50,3 |
Extensiveringsregeling melkveehouderijen | 209,0 | 165,0 | 110,0 | 110,0 | 33,0 | 0,0 | 627,0 |
Gewasbescherming | 0,0 | 5,0 | 5,0 | 5,0 | 5,0 | 5,0 | 25,0 |
Ketenaanpak | 0,0 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 3,8 |
Mestaanpak | 0,0 | 59,0 | 64,0 | 64,0 | 63,0 | 0,0 | 250,0 |
Mest | Renure + precisiebemesting | 0,0 | 10,0 | 30,0 | 30,0 | 40,0 | 15,0 | 125,0 |
Natuurherstel | 0,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 100,0 |
PAS-melders | 6,0 | 7,0 | 7,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 20,0 |
Producenten en brancheorganisaties | 0,0 | 0,1 | 0,5 | 0,5 | 0,0 | 0,0 | 1,1 |
Realiseren landsdekkend netwerk experimenteer-locaties en praktijkpilots boerenerf | 0,0 | 3,5 | 8,5 | 8,5 | 9,0 | 9,0 | 38,5 |
Robotisering en digitalisering | 0,0 | 5,0 | 12,5 | 17,5 | 20,0 | 20,0 | 75,0 |
Verdienvermogen (ecoregeling) | 0,0 | 50,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 50,0 |
Vernieuwen onderzoeksinfrastuctuur dierziekten & zoönose (HCU) | 0,0 | 0,0 | 2,0 | 3,0 | 30,0 | 0,0 | 35,0 |
Visserij | 0,0 | 5,0 | 10,2 | 10,1 | 5,1 | 19,6 | 50,0 |
Voedselbeleid | 0,0 | 2,0 | 2,0 | 2,0 | 2,0 | 2,0 | 10,0 |
Voedseleducatie en schoolfruit | 0,0 | 1,3 | 1,4 | 1,2 | 1,0 | 0,7 | 5,6 |
Envelop € 500 mln. (bedragen * € 1 mln.) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | Cum. |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ANB | 0,0 | 223,0 | 238,6 | 235,2 | 235,8 | 218,4 | 1.151,0 |
Meten staat van de natuur | 0,0 | 12,5 | 12,5 | 12,5 | 12,5 | 12,5 | 62,5 |
Aanpak exoten | 4,6 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 4,6 |
Landelijke aanpak wolf | 5,1 | 7,3 | 7,3 | 5,0 | 4,4 | 0,0 | 29,1 |
Subsidie behoud grasland | 52,4 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 52,4 |
Uitvoering GLB door RVO | 0,0 | 15,0 | 15,0 | 7,5 | 0,0 | 0,0 | 37,5 |
8 Hoeveel Lely Spheres zijn er in totaal aangeschaft met de Subsidie voor investeringen in verduurzaming voor veehouderijlocaties met piekbelasting (Sbv)?
Antwoord:
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 28 973, nr. 263) zijn er bij de openstelling van de Sbv-investeringsmodule gericht op veehouderijlocaties met piekbelasting 36 aanvragen ingediend, waarvan 12 voor melkvee. RVO heeft de beoordeling van de aanvragen inmiddels afgerond. Van de 12 aanvragen voor melkvee zijn twee aanvragen ingetrokken en tien aanvragen toegekend. Het is het kabinet nog niet bekend of aanvragers de Lely Sphere ook daadwerkelijk al hebben aangeschaft.
9 Hoeveel bedrijven zouden, op basis van dit budget, in aanmerking kunnen komen voor de Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging (MGB) vanwege de urgentie van vermindering van de stikstofemmissie?
Antwoord:
Het kabinet schat in dat 140 veehouderijlocaties geheel of gedeeltelijk kunnen worden beëindigd. Het gaat hierbij overigens nadrukkelijk om veehouderijlocaties en niet om andersoortige bedrijven.
10 Hoeveel emissie- en gemiddelde depositiereductie zou potentieel met budget uit de MGB kunnen worden bereikt?
Antwoord: De te beëindigen veehouderijlocaties moeten, onder meer, voldoen aan artikel 4.6, eerste en tweede lid, van de Omgevingswet. Daar gaat het om stikstofemissie met drempelwaarden voor de stikstofemissiereductie van een veehouderijlocatie. Op basis van dit artikel gelden verschillende drempelwaarden per situatie. Hierdoor is de totale reductie niet goed te calculeren.
11 Hoe is het budget uit de MGB verdeeld over de verschillende provincies?
Antwoord:
De verdeling van het beschikbare budget voor de MGB over de verschillende provincies is tot stand gekomen na uitvoering overleg met de provincies. De exacte verdeling is opgenomen in de regeling (Staatscourant 2024, 36641).
12 Wat was het oorspronkelijke bedrag wat voor de MGB was gereserveerd?
Antwoord:
Het budget voor de MGB was oorspronkelijk 250 miljoen euro. Hiervan is € 50 mln. ingezet voor de LBV kleine sectoren en € 50 mln. voor maatwerkoplossingen van piekbelasters. Daarmee resteert een bedrag van € 150 mln. voor de MGB.
13 Hoeveel bedrijven worden in totaal verplaatst met de verplaatsingsregeling, gezien het meer tijd blijkt te kosten om veehouderijlocaties te verplaatsen dan vooraf gedacht en daardoor budget uit 2025 voor deze regeling met 20 miljoen euro wordt verlaagd en budget in 2026 en 2027 beide met 10 miljoen euro verhoogd, zodat het budget beter aansluit op het verwachte uitgaveritme?
Antwoord: De Lvvp bestaat uit twee modules, een module voor het haalbaarheidsonderzoek en een module voor bedrijfsverplaatsing. Voor de module haalbaarheidsonderzoek geldt de sluitingsdatum van 30 mei 2025. Tot en met 21 mei zijn er 66 aanvragen voor subsidie voor dit haalbaarheidsverzoek gedaan en het aantal loopt nog op. Van dit aantal zijn reeds 46 aanvragen toegekend. De module die toeziet op de daadwerkelijke bedrijfsverplaatsing staat nog open tot 30 november 2027. Hiervoor zijn tot en met 21 mei 4 aanvragen ingediend. Over het uiteindelijk aantal bedrijven dat daadwerkelijk zal verplaatsen kan ik nog geen uitspraken doen aangezien de regeling nog geruime tijd openstaat.
De actuele stand van zaken kan gevolgd worden op de website van de RVO.1
14 Hoeveel gemiddelde depositiereductie zou potentieel met het verplaatsingsbudget kunnen worden bereikt?
Antwoord:
Het voornaamste doel van de verplaatsingsregeling is het bieden van perspectief aan toekomstgerichte veehouders die veel stikstofdepositie veroorzaken op N2000 gebieden. Door te verplaatsen naar een andere locatie in Nederland (of de EU) kunnen zij hun bedrijf voortzetten. Het is helaas niet mogelijk om een potentiële gemiddelde reductie van depositie te geven voor de verplaatsingsregeling. Dit gelet op de combinatie van vrijwilligheid, de beperkte doelgroep en de complexiteit van verplaatsing.
15 Welke mijlpaalbepalingen voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) worden bedoeld?
Antwoord:
Veehouders die op grond van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv) of Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) een positieve subsidiebeschikking hebben ontvangen moeten binnen in de regelingen vastgestelde maximale termijnen aan verschillende vereisten (mijlpalen), bijvoorbeeld het afvoeren van dieren en mest, voldoen om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen. Bij het vaststellen van de budgetreeksen zijn aannames gedaan over de tijd die veehouders gemiddeld nodig zullen hebben om aan deze vereisten te voldoen. In de praktijk blijkt dat meer veehouders dan verwacht de maximale termijn nodig hebben. Dit heeft tot gevolg dat in veel gevallen subsidieverstrekking (eerste voorschot, tweede voorschot en subsidievaststelling) op een later moment plaatsvindt dan op voorhand was ingeschat. Om die reden is een deel van het budget dat beschikbaar is voor de Lbv en Lbv-plus naar latere jaren doorgeschoven.
16 Waarom kost het verplaatsen meer tijd dan voorheen werd aangenomen?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de brief van 2 september 2024 (Kamerstuk 30252, nr. 171) betreffende de publicatie en openstelling van onder andere de Lvvp, is bedrijfsverplaatsing in zichzelf een complex proces met ingrijpende gevolgen voor de ondernemer, het gezin en de omgeving. Bedrijfsverplaatsing vraagt bovendien veel van de bevoegde gezagen op zowel de te verlaten locatie als de locatie waar de onderneming naartoe verhuist, de hervestigingslocatie. Mede daarom bestaat de Lvvp uit twee modules, waarbij een ondernemer met de module ‘haalbaarheidsonderzoek’ kan verkennen of een bedrijfsverplaatsing een wenselijke en haalbare optie is. De module die toeziet op de daadwerkelijke bedrijfsverplaatsing staat nog open tot 30 november 2027.
17 Is het mogelijk om dit resterende bedrag van 82 miljoen euro opnieuw
in te zetten voor de aanpak van de stikstofcrisis, nu de Lbv en de
Lbv-plus zijn gesloten?
Antwoord:
De terugontvangsten van de MGA zijn dit voorjaar ingezet om tegenvallers binnen de LVVN- begroting van dekking te voorzien. In de Voorjaarsnota is € 750 mln. beschikbaar gesteld voor een brede beëindigingsregeling om bij te dragen aan de reductie van stikstofemissies en – deposities.
18 Waarom is het gereserveerde budget voor Agrarisch Natuur Beheer (Anb) en de agrarische sector op de aanvullende post van 2026 en 2027 naar 2029 en 2030 verschoven?
Antwoord:
Met de middelen die naar de LVVN-begroting zijn overgeheveld vanaf de Aanvullende Post kan een start worden gemaakt met de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord voor de agrarische sector en het Agrarisch Natuurbeheer. De verwachting is dat de overige middelen in latere jaren tot besteding komen. Daarom is het kasritme hierop aangepast.
19 Hoeveel van de 213 miljoen euro structureel en de 375 miljoen euro incidenteel gaat daadwerkelijk naar het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)?
Antwoord:
Met het startpakket MCEN komen de eerste extra structurele middelen beschikbaar op de LVVN-begroting voor agrarisch natuurbeheer. Het gaat om een bedrag tot € 200 mln. per jaar vanaf 2035, waarvan afgerond €192 mln. per jaar extra is bestemd voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb), inclusief uitvoeringskosten. Daarnaast wordt structureel €13 mln. gereserveerd voor het versterken van natuurmonitoring. De incidentele middelen worden
ingezet voor het versterken van de inzet van het ANLb, door bijvoorbeeld extra middelen voor investeringen voor het inrichten van gebieden voor boerenlandvogels en het versterken van het landschap, de versterking van uitvoeringsorganisaties, zowel bij collectieven als de overheid, en kennisontwikkeling.
20 Wordt het tekort van 20 miljoen euro per jaar op het ANLb (door indexatie sinds 2022) structureel gedekt?
Antwoord:
Ja, met de extra middelen voor het ANLb worden zowel de bestaande vergoedingen, die onderdeel uitmaken van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, als de vergoedingen voor de extra hectares ANLb, geactualiseerd en zijn daarmee structureel gedekt.
21 Wat is de verwachte inzet in hectares en typen beheer bij dit ANLb-budget?
Antwoord:
Bij de eerste uitbreiding met 30.000ha in 2026 wordt nog gewerkt binnen de huidige kaders, zoals vastgelegd in het Natuurpact en Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Vanaf 2027-2030 voorziet het startpakket bij het ANLb in een groei van 15.000 ha/jaar. Over de inzet van deze extra hectares wil ik eind dit jaar afspraken maken met provincies. De aanpassing van het gemiddeld tarief geeft daarbij al in 2026 ruimte voor het actualiseren van vergoedingen en een groei van zwaardere vormen van beheer. De middelen zullen vooral ingezet gaan worden voor urgente internationale verplichtingen inclusief stikstof-overbelaste N2000-gebieden en de boerenlandvogels.
22 Hoeveel budget komt er (binnen het ANLb) beschikbaar als voorfinanciering voor de collectieven om hun werkorganisaties klaar te stomen voor uitbreiding?
Antwoord:
In de Voorjaarsnota is voor de periode 2026 tot en met 2030 in totaal €73 mln. gereserveerd voor het versterken van niet-overheidsorganisaties. Het grootste deel daarvan is bedoeld voor het versterken van BoerenNatuur en collectieven. Over deze ondersteuning vinden momenteel gesprekken plaats met BoerenNatuur. Deze middelen kunnen ook worden ingezet voor bijvoorbeeld het verbeteren van de ondersteuning van collectieven en landbouwers, door het versterken van kennisnetwerken en andere bij de uitvoering van het agrarisch natuurbeheer betrokken organisaties.
23 Blijft de ambitie om per 2032 280.000 hectare ANLb te realiseren overeind, mede in het licht van het feit dat in een ambtelijk voortgangsbericht wordt gesproken over het realiseren van 195.000 hectare ANLb in plaats van 280.000 hectare?
Antwoord:
Met de middelen uit de Voorjaarsnota kan een groei bij het ANLb worden gerealiseerd naar ongeveer 195.000 ha. Met dit startpakket kan vaart gemaakt worden met de uitbreiding. Over de overige middelen voor het agrarisch natuurbeheer heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. De middelen staan wel nog steeds gereserveerd op de Aanvullende Post.
24 Is het kabinet voornemens om in augustus het restant van de beloofde 500 miljoen euro per jaar alsnog vrij te maken? Kan het kabinet aangeven welk deel daarvan dan naar het ANLb gaat?
Antwoord: Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 23.
25 Kan de regering een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22 procent besparing op apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
Voor het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur geldt dat er een taakstelling is die van 5% in 2025 oploopt tot 22% in 2029 en vanaf dan structureel wordt doorgevoerd. In euro’s komt dit neer op een bedrag oplopend tot circa € 41 mln. in 2029.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | Struc. | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Taakstellingspercentages | 0% | 5% | 10% | 15% | 20% | 22% | 22% |
26 Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang voor 2025?
Antwoord:
De taakstelling is pas vanaf de begroting van 2025 doorgevoerd in de begroting. Het heeft daarmee geen effect op 2024. In het jaarverslag van 2025 wordt er verantwoord over de realisatie van de taakstelling voor datzelfde jaar.
27 Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord:
In lijn met Rijksbrede afspraken is een efficiencykorting opgelegd aan de uitvoeringsorganisaties die onder het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur vallen van 0,5% per jaar. Dit loopt op tot structureel 2,5% per jaar vanaf 2029. In euro’s komt dit neer op een bedrag oplopend tot structureel circa € 14,4 mln. per jaar vanaf 2029.
Het resterende deel van de taakstelling (oplopend tot circa € 26,6 mln. in 2029 en vanaf dan structureel) wordt ingevuld door te bezuinigen op de apparaatsgelden van het kerndepartement, hierbij wordt gekeken naar zowel personele als materiële middelen.
28 Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling op apparaatskosten?
Antwoord:
Het is nog niet bekend of en welke ICT- vernieuwingen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling op apparaatskosten. Dit wordt komende maanden verder uitgewerkt.
29 Welk deel van deze taakstelling valt neer bij uitvoeringsorganisaties en wat zijn hier de operationele gevolgen van?
Antwoord:
In lijn met Rijksbrede afspraken is een “efficiencykorting” opgelegd aan de uitvoeringsorganisaties van 0,5% per jaar. Dit loopt op tot structureel 2,5% per jaar vanaf 2029. In euro’s komt dit neer op een bedrag oplopend tot structureel circa € 14,4 mln. per jaar vanaf 2029.
In overleg met de uitvoeringsorganisaties kijk ik meerjarig hoe de taakstelling kan worden opgevangen, waarbij de voorkeur uitgaat naar niet-beleidsmaatregelen, maar herprioritering van werkzaamheden valt niet uit te sluiten. Op dit moment is nog niet te zeggen wat de operationele gevolgen zijn.
30 Welke kaders hanteert de regering voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
Het budgettair invullen van de resterende taakstelling is leidend. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is bezig met een reorganisatie. Hierin zullen gerichte keuzes worden gemaakt over welke taken het ministerie wel en niet kan blijven uitvoeren met de vanwege de taakstelling afnemende middelen. De komende periode worden de inhoudelijke kaders opgesteld waaraan de nieuwe organisatie moet voldoen. Welke inhoudelijke keuzes dat zijn, is nu nog niet bekend.
31 Kan de regering een overzicht geven in de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen vijf jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
Onderdeel van het jaarverslag van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is een bijlage inhuur externen. Het inhuurpercentage ten opzichte van de totale personeelskosten van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur kwam in 2024 uit op 9,2% (Kerndepartement en de NVWA). Zie hieronder de inhuurpercentages ten opzichte van de totale personeelskosten van het ministerie (Kerndepartement en NVWA) in de voorafgaande jaren.
2024: 9,2%
2023: 10,8%
2022: 9,5%.
2021: 9,0%
2020: 9,0%
Het doel van ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) is om onder de Rijksbrede norm voor externe inhuur (de zgn. Roemernorm) te blijven. Dit betekent dat niet meer dan 10% van de totale personele uitgaven aan externe inhuur wordt uitgegeven.
32 Is er een toename in externe inhuur als gevolg van de taakstelling in het kader van de 22 procent besparing op apparaatskosten?
Antwoord:
Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur stuurt ook in 2025 op de Roemernorm. Er is geen toename verwacht in externe inhuur als gevolg van de taakstelling in het kader van de 22 procent besparing op apparaatskosten.
33 Wat is de reden achter de bezuinigingen op Nationale Parken en welke gevolgen hebben die voor het pas vastgestelde beleid op de Nationale Parken (2024-2030)?
Antwoord:
Het kabinet staat voor grote opgaven en moet, ook in het kader van de taakstellingen, moeilijke keuzes maken. Het kabinet werkt aan een leefomgeving waar natuur en economische ontwikkeling elkaar versterken. Daarbij wordt ingezet op verbetering van de natuur waar dat het hardst nodig is. We werken op verschillende manieren aan het verbeteren van natuur en biodiversiteit, binnen de afgesproken kaders. Het kabinet wil tegelijkertijd de samenhang met andere maatschappelijke opgaven bewaken, zoals voedselzekerheid, woningbouw, defensie en energietransitie.
De bezuinigingen hebben tot gevolg dat de coördinatie van de educatie in de Nationale Parken door het IVN komt te vervallen vanaf 2026 en dat de ondersteuning van de afzonderlijke Nationale Parken vervalt vanaf 2027.
34 Waar in de begroting staan de bezuinigingen die plaats hebben gevonden op IVN Natuureducatie in de nationale parken?
Antwoord:
Het budget voor IVN Natuureducatie wordt op artikel 22 van de LVVN-begroting verantwoord onder het subsidiebudget Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit. Vanaf 2026 loopt het budget voor dit deel af.
35 Hoe zijn de bezuinigingen op nationale parken en IVN Natuureducatie tot stand gekomen? Welk besluitvormingsproces ging daaraan vooraf? Wie zijn er geraadpleegd en wanneer?
Antwoord:
In het licht van de budgettaire problematiek op de LVVN- begroting is de afweging gemaakt om een ombuiging door te voeren op het budget voor het Beleidsprogramma Nationale parken. Het kabinet heeft deze ombuiging vervolgens vastgesteld.
36 Betreft de bezuiniging op het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030 een incidentele of structurele bezuiniging?
Antwoord:
De bezuiniging op het budget voor het beleidsprogramma betreft een incidentele bezuiniging. Vanaf 2031 is er geen budget gereserveerd op de begroting. De bezuiniging op het budget voor educatie betreft een structurele bezuiniging.
37 Welke meevallers zijn er binnen de begroting van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondsheidsfonds (F)?
Antwoord:
In de verticale toelichting van LVVN in de Voorjaarsnota is een meevaller gemeld. Er was 60 miljoen euro beschikbaar voor de Subsidie voor investeringen in verduurzaming voor veehouderijlocaties met piekbelasting (Sbv). Omdat er voor € 16 mln. aanvragen gedaan zijn, is er een meevaller van € 44 mln. gerealiseerd.
38 Waarom wordt 694 miljoen euro van de Aanvullende Post voor agrarisch natuurbeheer en de agrarische sector uit 2026 en 2027 naar achteren (2028 en vooral 2029 en 2030) geschoven? Welke uitgaven vinden later plaats dan verwacht?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 18.
39 Hoeveel melkveehouderijen hebben gebruik gemaakt van de bedrijfsbeëindigingsregeling, welke kosten waren daar voor de overheid mee gemoeid, hoeveel kilogram stikstof wordt hierdoor minder uitgestoten en wat is de ratio bestede euro ten opzichte van de uitstootreductie van stikstof?
Antwoord:
De Lbv, Lbv-plus en Lbv kleinere sectoren zijn op dit moment nog volop in uitvoering. Veehouders die een positieve subsidiebeschikking hebben ontvangen kunnen aanspraak maken op subsidieverstrekking als binnen vastgestelde termijnen aan de vereisten uit de subsidieregeling wordt voldaan. Maar veehouders kunnen ook nog, op elk moment in het proces, besluiten af te zien van beëindiging. Eventueel reeds uitgekeerde voorschotten dienen in dat geval terugbetaald te worden. Hoeveel veehouders uiteindelijk hun veehouderijlocatie definitief en onherroepelijk zullen beëindigen is om die reden op dit moment nog niet te zeggen. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)1 is de actuele stand van zaken terug te vinden. Daar is onder andere te zien hoeveel bedrijven per sector een aanvraag hebben ingediend.
Per brief van 31 maart 2025 (Kamerstuk 35 334, nr. 358) is uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van een analyse naar de potentiële depositiereductie die met de Lbv, Lbv-plus en Lbv kleinere sectoren gerealiseerd kan worden. Uitgaand van 100% deelname door veehouders die op de peildatum van de analyse (11 maart 2025) nog een actieve subsidieaanvraag hadden is de potentiële depositiereductie 37,02 mol/ha/jaar.
Wat het uiteindelijk resultaat van de regelingen zal zijn, onder andere in termen van stikstof (reductie in ammoniakemissie en stikstofdepositie) en kosteneffectiviteit, kan pas worden vastgesteld als zekerheid bestaat over welke veehouderijlocaties definitief en onherroepelijk zijn beëindigd. Om de resultaten en effecten goed in beeld te krijgen is een uitvoerige evaluatie van de Lbv en Lbv-plus voorzien. Gezien de doorlooptijd van de Lbv en Lbv-plus zijn de eerste resultaten van deze evaluatie op zijn vroegst in de eerste helft van 2027 te verwachten.
40 Hoeveel pluimveehouderijen hebben gebruik gemaakt van de bedrijfsbeëindigingsregeling, welke kosten waren daar voor de overheid mee gemoeid, hoeveel kilogram stikstof wordt hierdoor minder uitgestoten en wat is de ratio bestede euro ten opzichte van de uitstootreductie van stikstof?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik uw Kamer naar het antwoord op vraag 39.
41 Hoeveel varkenshouderijen hebben gebruik gemaakt van de bedrijfsbeëindigingsregeling, welke kosten waren daar voor de overheid mee gemoeid, hoeveel kilogram stikstof wordt hierdoor minder uitgestoten en wat is de ratio bestede euro ten opzichte van de uitstootreductie van stikstof?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 39.
42 Hoeveel hectare grasland is, uitgesplitst per jaar, in de jaren 2020 tot en met 2024 omgezet in akkerbouwgrond?
Antwoord:
De ontwikkeling van de cultuurgrond2 in Nederland in de jaren 2020 tot en met 2024 is weergegeven in de volgende tabel3. Uit deze cijfers blijkt dat de totale hoeveelheid cultuurgrond in Nederland in deze periode is gedaald met 16.950 hectare (-0,9% ten opzichte van 2020). Ten opzichte van 2020 is ook de hoeveelheid grasland gedaald, met 15.400 hectare (-1,6% ten opzichte van 2020).
De hoeveelheid grond met akkerbouw is ten opzichte van 2020 gestegen met 3.810 ha (0,7% ten opzichte van 2020). Bij groenvoedergewassen is sprake van een daling ten opzichte van 2020 (-1,6%). Het totaal areaal akkerbouwgrond (akkerbouw en groenvoedergewassen) is licht gestegen ten opzichte van 2020 met 920 ha (0,1%).
Op basis van de CBS cijfers lijkt de afname van het areaal grasland voornamelijk veroorzaakt te worden door de omzetting van landbouwgrond naar grond voor ander gebruik.
Cultuurgrond in ha. | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2024 t.o.v. 2020 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Akkerbouw | 526.840 | 525.750 | 534.710 | 547.420 | 530.650 | 3.810 | 0,7% | |
Tuinbouw open grond | 93.130 | 94.810 | 95.410 | 92.410 | 91.700 | -1.430 | -1,5% | |
Tuinbouw onder glas | 10.080 | 10.550 | 10.640 | 10.150 | 10.040 | -40 | -0,4% | |
Groenvoedergewassen | 206.860 | 197.220 | 194.050 | 195.260 | 203.970 | -2.890 | -1,4% | |
Grasland | 977.540 | 983.580 | 969.570 | 957.760 | 962.140 | -15.400 | -1,6% | |
Totaal cultuurgrond | 1.814.450 | 1.811.910 | 1.804.370 | 1.803.000 | 1.798.500 | -15.950 | -0,9% |
Bron CBS (23 mei 2025)
43 Zijn er ramingen over het aantal hectares grasland dat wordt omgezet in akkerbouwgrond voor de komende jaren en zo ja, wat is de uitkomst daarvan?
Antwoord:
In 2024 heeft Wageningen Environmental Research in het kader van de
Klimaat en Energieverkenning 2024 een onderzoek uitgevoerd met daarin
een prognose van de ontwikkeling van de cultuurgrond en het areaal
grasland tot en met 2040, zoals weergegeven in onderstaande
tabel.4
Bron Wageningen Economic Research, 2024.5
44 Is of wordt er onderzoek gedaan naar (te verwachten) verschuiving in emissies van stikstof, CO2 en stoffen die invloed hebben op de biologische en chemische waterkwaliteit bij het omzetten van grasland in akkerbouwgrond? Zo ja, wat zijn de resultaten of wanneer worden de resultaten van lopende of nog te starten onderzoeken bekend? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, er wordt onderzoek gedaan naar wijzigingen in de te verwachten emissies als gevolg van veranderingen in de hectares grasland en bouwland in Nederland (zoals benoemd in het antwoord bij vraag 43). Ook heeft het kabinet in het kader van de te maken beleidskeuzes over grondgebondenheid een onderzoek uitgezet naar de bijeffecten van de invoering van een graslandnorm (Kamerstuk 30252 nr. 190). In dit onderzoek wordt het effect onderzocht van grasland ten opzichte van éénjarige akkerbouwmatige teelten op CO2-emissies, ammoniak, waterkwaliteit, waarbij ook het effect op bodemkwaliteit, waterverbruik en ondergrondse en bovengrondse biodiversiteit wordt meegenomen. Daarnaast wordt het effect van verschillende niveaus van een graslandnorm op het graslandareaal in Nederland (ruimtelijk effect) onderzocht. Conform de routekaart ‘Proces richting beleidskeuzes grondgebonden melkveehouderij’ (Kamerstuk 33 037, nr. 562 en 30252 nr. 190) worden de resultaten van deze onderzoeken samen met de beleidskeuze over grondgebondenheid uiterlijk 31 juli 2025 aan de Tweede Kamer gestuurd.
45 Hoeveel Wet Open Overheid (WOO)-verzoeken zijn, uitgesplitst per jaar, in de afgelopen vijf jaar ingediend bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en van hoeveel en van welke indieners zijn deze afkomstig?
Antwoord:
2024: 293 Woo-verzoeken
2023: 265 Woo-verzoeken
2022: 242 Woo-verzoeken
2021: 278 Woo-verzoeken
2020: 231 Woo-verzoeken
Wie de indieners zijn en hoeveel verschillende indieners het betreft, wordt niet apart geregistreerd.
46 Hoeveel natuurlijke personen hebben WOO-verzoeken, uitgesplitst per jaar, in de afgelopen vijf jaar ingediend bij de NVWA en hoeveel verzoeken zijn afkomstige van andere rechtspersonen?
Antwoord:
Dit wordt niet geregistreerd.
47 Hoeveel mensuren werk is, uitgesplitst per jaar, in de afgelopen vijf jaar gemoeid geweest met het afwikkelen van WOO-verzoeken bij de NVWA?
Antwoord:
2024 50.930 uren
2023 45.457 uren
2022 37.965 uren
2021 25.624 uren
2020 20.070 uren
Dit betreft uren van de afdeling Juridische Zaken. Uren die andere afdelingen maken voor het afhandelen van Woo-verzoeken zijn hier niet in meegenomen.
48 Wat zijn de totale apparaatskosten voor de NVWA, uitgesplitst per jaar, in de afgelopen vijf jaar geweest voor de behandeling van WOO-verzoeken?
Antwoord:
Deze informatie is niet exact herleidbaar op basis van de momenteel beschikbare informatie.
49 Zijn bij andere overheidsdiensten dan de NVWA mensuren ingezet en kosten gemaakt voor de behandeling van WOO-verzoeken ingediend bij de NVWA en zo ja, hoeveel mensuren en kosten?
Antwoord:
Er worden uren gemaakt wanneer de NVWA Woo-verzoeken doorstuurt of contact heeft met andere overheidsdiensten zoals RVO of LVVN, over een Woo-verzoek. Deze uren en kosten worden niet geregistreerd.
50 In hoeveel gevallen is de overbelasting van de geurnorm veroorzaakt door het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning?
Antwoord:
Er zijn geen specifieke aantallen beschikbaar over dit type gevallen. Het kan voorkomen dat de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning invloed heeft op overbelasting van de geurnormen die gelden voor veehouderijen. De regels voor geurhinder veehouderijen zijn vastgesteld in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) onder de Omgevingswet en vallen onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Milieu en Openbaar Vervoer.
Het bevoegd gezag, in dit geval gemeenten, is er conform deze regelgeving aan gehouden een zorgvuldige afweging te maken op inpassing van verschillende functies in ruimtelijke ordening, zo ook ten aanzien van de omzetting van een bedrijfswoning. Deze afweging is van belang voor zowel agrarische ondernemers als omwonenden om in een schone en gezonde leefomgeving te kunnen ondernemen en wonen.
51 In hoeveel gevallen is de overbelasting van de geurnorm veroorzaakt door het bouwen van woningen naast een veehouderij?
Antwoord:
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van geurregels in hun omgevingsplan en moeten rekening houden met de geurnormen in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Gemeenten kunnen afwijken van landelijke normen tot aan specifieke grenswaarden en een eigen geurbeleid hanteren. Hierbij dient de gemeente te onderbouwen wat in die specifieke situatie als evenwichtig wordt gezien. Bij het verlenen van een vergunning door het bevoegd gezag, in dit geval gemeenten, wordt de geurbelasting en daarvoor geldende normen meegenomen in de beoordeling van de mogelijkheden voor woningbouw. Het is daarom niet aannemelijk dat de bouw van woningen waarvoor een vergunning vereist is naast een veehouderij heeft geleid tot overschrijding van de geurnormen. Er is geen concrete informatie beschikbaar over hoeveel gevallen dit heeft plaatsgevonden, omdat er geen centraal overzicht is. Een zorgvuldige en integrale benadering bij ruimtelijke ontwikkelingen blijft van belang.
52 In hoeveel gevallen hebben gemeentes nieuwe woningbouw toegestaan terwijl bekend was dat op die plek, door bestaande aanwezigheid van veehouderijen, de geurnorm zou worden overschreden?
Antwoord:
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van geurregels in hun omgevingsplan en moeten rekening houden met de geurnormen in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Gemeenten kunnen afwijken van landelijke normen tot aan specifieke grenswaarden en een eigen geurbeleid hanteren. Hierbij dient de gemeente te onderbouwen wat in die specifieke situatie als evenwichtig wordt gezien. Gemeenten zijn gehouden aan hun omgevingsplan of passen dit onderbouwd aan. Het is daarom niet aannemelijk dat nieuwe woningbouw waarvoor een vergunning vereist is naast een veehouderij heeft geleid tot overschrijding van de geurnormen. Er is geen concrete informatie beschikbaar over hoeveel gevallen dit heeft plaatsgevonden, omdat er geen centraal overzicht is. Daarom is een zorgvuldige afweging bij vergunningverlening en keuzes die gemaakt worden in de ruimtelijke ordening van belang.
53 Hoe vaak heeft de NVWA een strike opgelegd aan roodvlees slachterijen waar permanent toezicht is tot 1 mei 2025, hoeveel daarvan waren een eerste, tweede of derde strike?
Antwoord:
Vanaf december 2023 is de «three strikes out» aanpak ingebed in het reguliere handhavingsbeleid van de NVWA. Dat houdt in dat als bij een ondernemer voor de 3de keer in 2 jaar een ernstige dierenwelzijnsovertreding wordt geconstateerd, het bedrijf «out» is en de erkenning van het bedrijf wordt geschorst. Tussen december 2023 en 1 mei 2025 ontvingen vier roodvleesslachthuizen met permanent toezicht ieder 1 strike.
Ook heeft de NVWA de mogelijkheid om een erkenning na 1 ernstige dierenwelzijnsovertreding te schorsen. Deze «one strike out» optie is in 2023 1 keer op een verzamelplaats en 1 keer op een slachthuis toegepast.
54 Wat zijn de geconstateerde bevindingen om een strike op te leggen in roodvlees slachterijen waar permanent toezicht is?
Antwoord:
Op dit moment wordt “three strikes out” toegepast bij het slachttoezicht in de roodvleessector. Concreet zijn er vijf overtredingen waarbij sprake is van ernstig lijden, die kunnen leiden tot een “strike” in het kader van “three strikes out”. Het betreft de volgende overtredingen:
1. Een varken in de broeibak met teken(en) van leven en/of bewustzijn;
2. Het fixeren van een dier ten behoeve van de bedwelming door erop te gaan staan of liggen;
3. Het met een voorwerp prikken in een oog of op de geslachtsdelen bij een levend (onbedwelmd) dier;
4. Het verslepen van een liggend dier dat bij bewustzijn is;
5. Het laten liggen van een dier met (acuut) ernstig lijden, zonder dit dier direct uit zijn lijden te verlossen, bijvoorbeeld bij een botbreuk.
55 Hoe vaak heeft de NVWA een waarschuwing opgelegd gedurende 2025 tot 1 mei 2025, voor een bevinding in het kader van dierenwelzijn in een roodvlees slachterij waar permanent toezicht is en hoe vaak was er sprake van een boete?
Antwoord:
Vraag nummer | Soort slachthuis | Soort toezicht | Jaar | Soort overtreding | Aantal |
---|---|---|---|---|---|
55 | Roodvlees | Permanent | 2025 | Waarschuwing | 7 |
55 | Roodvlees | Permanent | 2025 | Boete | 33 |
56 | Roodvlees | Permanent | 2024 | Waarschuwing | 16 |
56 | Roodvlees | Permanent | 2024 | Boete | 266 |
59 | Roodvlees | Niet Permanent | 2025 | Waarschuwing | 0 |
59 | Roodvlees | Niet Permanent | 2025 | Boete | 8 |
60 | Roodvlees | Niet Permanent | 2024 | Waarschuwing | 8 |
60 | Roodvlees | Niet Permanent | 2024 | Boete | 38 |
63 | Pluimvee | 2025 | Waarschuwing | 8 | |
63 | Pluimvee | 2025 | Boete | 137 | |
64 | Pluimvee | 2024 | Waarschuwing | 8 | |
64 | Pluimvee | 2024 | Boete | 452 | |
56 Hoe vaak heeft de NVWA een waarschuwing opgelegd gedurende geheel 2024, voor een bevinding in het kader van dierenwelzijn in een roodvlees slachterij waar permanent toezicht is en hoe vaak een boete?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 55.
57 Hoe vaak heeft de NVWA een strike opgelegd aan roodvlees slachterijen waar geen permanent toezicht is tot 1 mei 2025, hoeveel daarvan waren een eerste, tweede of derde strike?
Antwoord:
Tussen december 2023 en 1 mei 2025 ontvingen drie roodvleesslachthuizen waar geen permanent toezicht is ieder 1 eerste strike.
58 Wat zijn de geconstateerde bevindingen om een strike op te leggen in roodvlees slachterijen waar geen permanent toezicht is?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 54.
59 Hoe vaak heeft de NVWA een waarschuwing opgelegd gedurende 2025 tot 1 mei 2025, voor een bevinding in het kader van dierenwelzijn in een roodvlees slachterij waar geen permanent toezicht is en hoe vaak een boete?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 55.
60 Hoe vaak heeft de NVWA een waarschuwing opgelegd gedurende geheel 2024, voor een bevinding in het kader van dierenwelzijn in een roodvlees slachterij waar geen permanent toezicht is en hoe vaak een boete?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 55.
61 Hoe vaak heeft de NVWA een strike opgelegd aan pluimveeslachterijen tot 1 mei 2025, hoeveel daarvan waren een eerste, tweede of derde strike?
Antwoord:
Op dit moment wordt “three strikes out” alleen toegepast bij het slachttoezicht in de roodvleessector. Bij geconstateerde overtredingen op pluimvee slachthuizen zet de NVWA regulier handhavingsbeleid in om handhavend op te treden. Wel wordt binnen de pluimveesector onderzocht of er mogelijkheden zouden zijn om overtredingen te benoemen die als strike gelden.
62 Wat zijn de geconstateerde bevindingen om een strike op te leggen in pluimveeslachterijen?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 61.
63 Hoe vaak heeft de NVWA een waarschuwing opgelegd gedurende 2025 tot 1 mei 2025, voor een bevinding in het kader van dierenwelzijn in een pluimveeslachterij en hoe vaak een boete?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 55.
64 Hoe vaak heeft de NVWA een waarschuwing opgelegd gedurende geheel 2024, voor een bevinding in het kader van dierenwelzijn in een pluimveeslachterij en hoe vaak een boete?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 55.
65 Hoe staat het met de uitvoering motie-Bromet/Grinwis (Kamerstuk 36618, nr. 37) over het voorstel over hoe grondgebondenheid concreet wordt ingevuld?
Antwoord:
Met betrekking tot een voorstel voor grondgebondenheid volgt het kabinet het tijdpad in de hiervoor opgestelde routekaart (Kamerstuk 33037, nr. 562 en 30252 nr. 190).
66 Hoeveel hectare landbouwgrond is er in Nederland?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 42.
67 Hoeveel hectares landbouwgrond liggen in een cirkel van 1.000 meter om een Natura 2000-gebied?
Antwoord: 290.000 ha.
68 Hoeveel hectares landbouwgrond liggen in een Natura-2000 gebied?
Antwoord: 60.000 ha.
69 Hoeveel hectares landbouwgrond liggen binnen een cirkel van 5.000 meter om een Natura-2000 gebied?
Antwoord: 1.107.000 ha.
70 Hoeveel hectares landbouwgrond liggen binnen een cirkel van 10.000 meter om een Natura-2000 gebied?
Antwoord: 1.590.000 ha.
71 Hoeveel hectares landbouwgrond zijn veenweidegebied?
Antwoord:
Nederland heeft ca 277.000 ha grasland op organisch rijke veen- en moerige gronden. Daarvan ligt ca. 190.000 ha landbouwgrond als veenweidegebied in de lagere delen van Nederland (kustvlakteveen).
72 Maakt Nederland gebruik van de 'areas with natural constraints' regeling (ANC-regeling) in Europa? Hoeveel middelen komen daar vandaan?
Antwoord:
Nederland maakt momenteel geen gebruik deze mogelijkheid. Wel onderzoekt het kabinet of dit kan in het kader van de ANB-gelden. Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd met de contourenbrief ANB.
73 Hoe worden de Anb gelden in 2026, 2027, 2028 en 2029 verdeeld?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is een uitsplitsing opgenomen van de middelen die voor ANB zijn vrijgemaakt in de voorjaarsnota. Bedragen zijn in € mln.
Jaar | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | jaarlijks t/m 2035 | Structureel vanaf 2035 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ha ANLb, totaal areaal na uitbreiding | 135.000 ha | 150.000 ha | 165.000 ha | 180.000 ha | 195.000 ha | 195.000 ha | 195.000 ha |
1. Uitbreiding ANLb | 83 | 106 | 128 | 151 | 173 | 173 | 173 |
2. Investeringskosten tbv inrichting van gebied | 40 | 40 | 22 | 20 | 8 | 5 | 5 |
3. Grondfaciliteit (herwaardering & proceskosten ruilverkaveling) | 32 | 27 | 24 | 12 | 2 | - | - |
4. Versterking van uitvoerende organisaties, kennisontwikkeling & uitvoeringskosten | 36 | 31 | 31 | 23 | 15 | 8 | 3 |
5. Ontwikkel- en uitvoeringskostwen | 32 | 35 | 30 | 30 | 20 | 19 | 18 |
Totaal ANB | 223 | 239 | 235 | 236 | 218 | 206 | 200 |
74 Hoeveel budget haalt Nederland uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)? Hoeveel komt uit pijler 1 en hoeveel komt uit pijler 2?
Antwoord:
Nederland heeft de inzet van het EU budget voor het GLB in het Nationaal Strategisch Plan beschreven. Dit kom jaarlijks neer op ruim € 790 mln. EU budget (€ 717 mln. in pijler 1 en € 73 mln. in pijler 2 voor de overheveling). Nederland schuift ook in 2025 budget van de 1e pijler naar de 2e pijler. Na deze overheveling is er dit jaar € 761 mln. (€ 550 mln. in pijler 1 en € 211 mln. in pijler 2) beschikbaar, het restant komt dan beschikbaar in het volgende jaar. Dit is exclusief de nationale co-financiering en de aanvullende nationale financiering.
75 Hoe groot is het budget van de eco-regeling? Kan dat budget omhoog?
Antwoord:
In 2025 is dit budget € 152 mln. Nationale middelen toevoegen aan deze 1e pijler is niet mogelijk. In 2026 is voorzien dat door toevoeging van nationaal budget aan de 2e pijler, er een lagere overheveling naar de 2e pijler noodzakelijk is. Hierdoor blijft er meer budget beschikbaar voor de eerste pijler, wat wordt ingezet voor een hoger budget voor de eco-regeling. Daardoor komt het budget dat jaar uit op ruim € 197 mln.
76 Hoeveel geld ontvangt de staat door het verpachten van grond?
Antwoord:
De Staat ontvangt inkomsten uit het verpachten van gronden die in eigendom zijn van de Rijksoverheid. Dit gebeurt hoofdzakelijk via het Rijksvastgoedbedrijf. In 2024 bedroegen de totale pachtinkomsten van het Rijksvastgoedbedrijf circa € 45,5 mln.
Daarnaast heeft ook Staatsbosbeheer als zelfstandig bestuursorgaan in 2024 inkomsten ontvangen uit de verpachting van gronden, ter waarde van ongeveer € 7,3 mln.
Tot slot ontvangt het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zelf via de Grondbank inkomsten uit pacht. Dit betreft een relatief beperkt bedrag van ongeveer € 50.000 per jaar.
77 Wat is de verwachtte krimp van de veestapel?
Antwoord:
Zoals het hoofdlijnenakkoord ook aangeeft wordt er niet gestuurd op gedwongen krimp van de veestapel. Het afnemen van het aantal dieren in de veehouderij is dus geen doel op zichzelf.
Wel zijn er verschillende regelingen die leiden tot een reductie van de veestapel, zoals de LBV-regelingen en de provinciale regelingen voor de Maatregel gebiedsgerichte beëindiging (MGB). Door het vrijwillige karakter van deze regelingen kan nu nog niet aangegeven worden, wat dit zal betekenen voor de omvang van het aantal dieren in de veehouderij.
78 Wat is de huidige Grootvee-eenheid (GVE) per hectare in Nederland voor de melkveesector? Wat is de huidige GVE per hectare voor de gehele veehouderij?
Antwoord:
Er is niet slechts één manier om een GVE verhouding in de landbouw te bepalen. Het antwoord hangt af van 1) de categorieën dieren die in de verhouding worden betrokken, 2) de omrekenfactor van die dieren naar een grootvee-eenheid en 3) het type grond. De keuze binnen deze elementen is afhankelijk van het doel van de berekening. Hierbij komen u de bij het kabinet beschikbare gegevens van deze elementen toe.
Voor de omrekenfactor is in de Regeling fosfaatreductieplan 2017 een omrekenfactor vastgelegd: melkkoe = 1 GVE; jongvee 0-1 jaar = 0,23 GVE/dier; jongvee > 1 jaar = 0,53 GVE/dier. Het CBS gebruikt een iets andere omrekenfactor. Daarnaast zijn op de website van NVWA en RVO omrekenfactoren vermeld voor andere dieren in de veehouderij. Met betrekking tot de categorieën dieren wordt in onderzoeken in relatie tot een vorm van grondgebondenheid vaak gerekend met melkvee, zie bijvoorbeeld de voorbeelden die zijn genoemd in het onderzoek Verkenning varianten van een graslandnorm (bijlage bij Kamerstuk 30252 nr. 190). Het type grond dat wordt betrokken in een berekening van een GVE verhouding kan variëren van bijvoorbeeld alle cultuurgrond (zonder onderscheid naar gewas), alleen het areaal grasland, alle eiwit-teelten, wel of niet met een specificatie naar type bedrijf. In het voornoemde onderzoek is gemeld dat in 2021 de veebezetting op melkveebedrijven gemiddeld 0,379 ha grasland per GVE melkvee was.
Er zijn dus meerdere keuzemogelijkheden die invloed hebben op een berekening
van een GVE verhouding, deze worden geïllustreerd door de volgende twee tabellen. Allereerst een tabel met het grondgebruik voor de verschillende bedrijfstypen in de veehouderij (een specificatie van de tabel bij vraag 42). Vervolgens een tabel met het aantal dieren binnen de bedrijfstypen van de veehouderij. Voor bijvoorbeeld rundvee is een nadere specificatie naar bijvoorbeeld kalveren, of jongvee mogelijk.
Grondgebruik in ha per bedrijfstype veehouderij 2024 | Melkvee-bedrijven | Vlees-kalveren-bedrijven | Overige rundvee-bedrijven | Schapen-bedrijven | Geiten-bedrijven | Paard- en pony-bedrijven | Graasdier-bedr. met vooral voeder-gewassen | Overige graasdier-bedrijven |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Akkerbouw | 25.308 | 3.521 | 3.924 | 447 | 763 | 399 | 417 | 568 |
Tuinbouw open grond | 1.244 | 145 | 108 | 29 | 46 | 12 | 1 | 15 |
Grasland en groenvoeder-gewassen | 782.292 | 13.990 | 98.104 | 29.265 | 7.989 | 19.621 | 11.036 | 15.064 |
Cultuurgrond, totaal | 808.844 | 17.657 | 102.135 | 29.741 | 8.798 | 20.032 | 11.454 | 15.647 |
Bron CBS (23 mei 2025)
Aantal dieren per bedrijfstype veehouderij 2024 | Melkvee-bedrijven | Vlees-kalveren-bedrijven | Overige rundvee-bedrijven | Schapen-bedrijven | Geiten-bedrijven | Paard- en pony-bedrijven | Graas-dier-bedr. met vooral voeder-gewassen | Overige graas-dier-bedrijven |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Graasdieren| Rundvee, | 2.324.448 | 918.730 | 270.461 | 3.895 | 3.624 | 611 | 754 | 22.489 |
Graasdieren| Schapen | 90.650 | 6.706 | 30.826 | 447.632 | 1.794 | 2.961 | 2.554 | 73.003 |
Graasdieren| Geiten | 4.140 | 1.738 | 1.699 | 3.263 | 598.874 | 670 | 506 | 14.960 |
Graasdieren| Paarden en pony's | 9.882 | 1.066 | 4.291 | 1.850 | 192 | 64.157 | 1.124 | 7.538 |
Hokdieren| Varkens | 42.665 | 10.465 | 735 | 178 | 2.041 | 52 | 13 | 370 |
Hokdieren| Kippen | 156.267 | 92.161 | - | - | 22.920 | - | - | - |
Hokdieren| Kalkoenen | - | - | - | - | - | - | - | - |
Hokdieren| Slachteenden | - | 11.028 | - | - | - | - | - | - |
Hokdieren| Overig pluimvee | - | - | - | - | - | - | 50 | - |
Hokdieren| Konijnen | - | 5.729 | - | - | - | - | - | - |
Bron CBS (23 mei 2025)
79 Hoeveel hectare landbouwgrond heeft Nederland die droge zandgrond is?
Antwoord: Het grondbeleid van LVVN gaat vooral beleidsmatig in op het grondgebruik van Nederland. Daarbij wordt gekeken naar het instrumentarium dat nodig of gewenst is om in te zetten om als overheden te kunnen sturen op grondgebruik. LVVN kijkt niet zelf naar hoe het grondgebruik in Nederland er daadwerkelijk uitziet. Er zijn wel uitvoeringsorganisaties die dat doen. De RVO verzamelt en beheert gegevens over agrarisch grondgebruik, het kadaster verzamelt en beheert geodata en het CBS rapporteert o.a. ook met enige regelmaat over grondgebruik.
Zo heeft het CBS met de gegevens van 2022 inzicht gegeven over het grondgebruik op landelijk en provinciaal niveau. De rapportage is openbaar.2
Ook over de relatie tussen grondgebruik en bodemcategorie beheert LVVN niet zelf informatie. Het kadaster geeft via de eveneens openbare digitale datafaciliteit inzicht in geografische informatie over het landelijk gebied.3
Soort grond | Bodemsoort | Oppervlakte in hectares |
---|---|---|
Landbouw- en Natuurgrond | ZAND | 809.395 |
80 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Zeeland?
Antwoord:
Het grondbeleid van LVVN gaat vooral beleidsmatig in op het grondgebruik van Nederland. Daarbij wordt gekeken naar het instrumentarium dat nodig of gewenst is om in te zetten om als overheden te kunnen sturen op grondgebruik. LVVN kijkt niet zelf naar hoe het grondgebruik in Nederland er daadwerkelijk uitziet. Er zijn wel uitvoeringsorganisaties die dat doen. De RVO verzamelt en beheert gegevens over agrarisch grondgebruik, het kadaster verzamelt en beheert geodata en het CBS rapporteert o.a. ook met enige regelmaat over grondgebruik.
Zo heeft het CBS met de gegevens van 2022 inzicht gegeven over het grondgebruik op landelijk en provinciaal niveau. De rapportage is openbaar en via deze link in te zien.4
Op basis van actuele gegevens (2025) die zijn opgevraagd bij het RVO komen we tot het volgende overzicht, waarbij natuurgrond is gedefinieerd als landbouwgrond binnen N2000 of NNN :
Provincie | Landbouwgrond [Ha] | Natuurgrond [Ha] | Totaal [Ha] |
---|---|---|---|
Flevoland | 88.766 | 25 | 88.791 |
Utrecht | 68.609 | 2.731 | 101.306 |
Overijssel | 188.172 | 8.391 | 196.563 |
Limburg | 98.575 | 1.578 | 70.187 |
Gelderland | 219.436 | 14.930 | 234.366 |
Noord-Brabant | 235.169 | 3.481 | 238.651 |
Zeeland | 118.943 | 2.859 | 121.803 |
Zuid-Holland | 107.216 | 4.635 | 111.851 |
Noord-Holland | 119.445 | 7.120 | 126.565 |
Drenthe | 152.649 | 3.432 | 156.081 |
Groningen | 162.288 | 3.067 | 165.356 |
Fryslân | 218.113 | 7.838 | 225.952 |
81 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Noord-Brabant?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
82 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Limburg?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
83 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Gelderland?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
84 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Utrecht?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
85 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Zuid-Holland?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
86 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Noord-Holland?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
87 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Friesland?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
88 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Groningen?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
89 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Drenthe?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
90 Hoeveel hectare landbouwgrond en hoeveel hectare natuurgrond heeft Overijssel?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 80.
91 Wat is de exacte stand van zaken met betrekking tot de investeringen die moeten worden gedaan voor natuurbrandpreventie en -mitigatie? Wanneer worden welke uitgaven gedaan?
Antwoord:
Om bij te dragen aan het versterken van de weerbaarheid van de samenleving, is er op de begroting van LVVN voor de periode van 2024 tot en met 2029 €70 mln. beschikbaar gesteld voor natuurbrandpreventie en -mitigatie (Kamerstuk 30821, nr. 229). Dit budget wordt uitgegeven aan de hand van het kasritme waarin de middelen beschikbaar zijn, als opgenomen in de Voorjaarsnota 2024 (Kamerstuk 36550, nr. 1).
Met de huidige aanhoudende droogte en het grote aantal natuurbranden dit jaar is het belang van investeren in het voorkomen en beperken van natuurbranden nogmaals bevestigd. Er wordt dan ook voortvarend geïnvesteerd in het versterken van natuurbrandbeheersing. Afgelopen jaar (2024) is er, in overleg met de twaalf colleges van Gedeputeerde Staten, €11,5 mln. geïnvesteerd in urgente maatregelen die bijdragen aan robuuste natuur en de risicobewuste inrichting van de fysieke leefomgeving (Kamerstuk 30.821, nr. 240). Hiermee is een belangrijk eerste stap gezet om vuur op een beheersbare manier onderdeel te laten zijn van het landschap.
Er wordt ook gewerkt aan de juridische borging van het thema in de vorm van het nationaal convenant natuurbrandbeheersing. Het opstellen van integrale natuurbrandbeheersingsplannen door provincies en gemeenten in samenwerking met terreinbeherende organisaties en veiligheidsregio’s staat daarbij centraal. In deze plannen zullen er onder andere maatregelen worden opgenomen die uitgevoerd zullen worden door terreinbeherende organisaties. Voor het financieel tegemoetkomen van de provincies en gemeenten is er nog €18 mln. gereserveerd en voor de terreinbeherende organisaties €30 mln. Over de exacte besteding van deze middelen wordt actief gesprek gevoerd tussen LVVN en de genoemde partijen. Dit najaar zal er inzicht zijn hoe de besteding zal verlopen en zal de Kamer hiervan op de hoogte worden gebracht.
Om Nederland voor te bereiden op de toekomst is ook het bevorderen van kennis, expertise en innovatie op het gebied van natuurbrandbeheersing zeer belangrijk. Dit moet primair vorm krijgen in het op te richten nationaal expertisecentrum voor natuurbrandbeheersing. Hiervoor is €10 mln. gereserveerd. In afstemming met onder andere kennisinstituten wordt er sinds vorig jaar gekeken hoe het expertisecentrum opgericht kan worden.
92 Wat is de exacte stand van zaken met betrekking tot het oprichten van het nationaal expertisecentrum voor natuurbrandbeheersing? Welke partijen zitten hierbij aan tafel en vanaf wanneer zal dit expertisecentrum volledig in bedrijf zijn?
Antwoord:
LVVN is samen met JenV sinds vorig jaar in gesprek met vertegenwoordigers van de WUR, het NIPV, Deltares, het KNMI, de provincies, de veiligheidsregio’s en de terreinbeherende organisaties over de oprichting van het expertisecentrum. De kennis en ervaring van desbetreffende vertegenwoordigers is waardevol om te zorgen dat het expertisecentrum binnen afzienbare tijd van start kan gaan met het effectief en efficiënt bevorderen van kennis, expertise en innovatie op het gebied van natuurbrandbeheersing.
Als eerder aangekondigd (Kamerstuk 30.821, nr. 240), is er het afgelopen half jaar een onderzoek uitgevoerd naar hoe een nationaal expertisecentrum voor natuurbrandbeheersing ingericht zou kunnen worden. Dit onderzoek is de afgelopen maand afgerond. Streven is dat het expertisecentrum in 2026 van start gaat. De Kamer zal op de hoogte gehouden worden van de oprichting van het centrum.
93 Welke exacte uitdagingen, zowel financieel als anderszins, zijn er met betrekking tot het tekort aan toezichthouders? Waarom vormt dit een probleem of uitdaging en kan dit niet worden opgelost? (AD, 20 mei 2025, 'Tweeënhalve boswachter moeten toezicht houden op dit kwetsbare natuurgebied dat dagelijks duizenden recreanten trekt: 'Komen handen tekort'' (https://www.ad.nl/altena/tweeenhalve-boswachter-moeten-toezicht-houden-op-dit-kwetsbare-natuurgebied-dat-dagelijks-duizenden-recreanten-trekt-komen-handen-tekort~abb7f725/))
Antwoord:
Publieke en particuliere werkgevers zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zetten toezichthouders en groene boa’s in die toezicht houden en/of handhaven op onder andere toegangsregels en natuurwetgeving in het buitengebied. Wanneer de terreineigenaren en/of -beheerders in gesprek zijn met LVVN dan wordt met toezichthouders vaak de groene boa’s bedoeld, dit was ook het geval tijdens het werkbezoek dat besproken wordt in het media-artikel. Voor de rest van dit antwoord is toezichthouders dan ook geïnterpreteerd als de groene boa’s.
De groene boa’s zijn de oren en ogen in het veld en staan aan de frontlinie van natuurbescherming en de handhaving van de openbare orde in het buitengebied. Groene boa’s zijn er in eerste instantie voor de bescherming van de natuur, maar vervangen en/of ondersteunen ook de politie bij verschillende werkzaamheden, vanwege hun specifieke gebiedskennis, geschikte voertuigen/vaartuigen en/of kennis van de specialistische wetgeving. Het aantal groene boa’s is een klein deel van het aantal boa’s in domein II van het boa-bestel. Naar schatting zijn er ongeveer 400 groene boa’s in dienst bij terreineigenaren en/of -beheerders. Hoeveel toezichthouders zonder boa-status zij in dienst hebben is onbekend. Vaak zijn groene boa’s boswachters die een speciale training/opleiding hebben gehad, maar ook jachtopzieners kunnen groene boa zijn.
Het in dienst nemen van een groene boa brengt kosten met zich mee die de terreineigenaar/-beheerder zelf moet zien te dekken. Dat is voor de ene eigenaar/beheerder makkelijker dan voor de andere. Bijvoorbeeld, door de beperkte grootte van het gebied en beperkte middelen kan een kleine terreineigenaar genoodzaakt zijn / ervoor kiezen om samen met andere terreineigenaren een groene boa in te huren. Ook kan het zijn dat de terreineigenaar in dat geval ervoor kiest om ervan af te zien om een groene boa aan te stellen voor zijn terrein.
De terreinbeheerders, met in het bijzonder Staatsbosbeheer, hebben aangegeven het aantal groene boa’s te willen laten groeien door toegenomen uitdagingen in het buitengebied. In verband met financiële krapte is dit niet mogelijk. Daarnaast, is Staatsbosbeheer op dit moment genoodzaakt om het aantal groene boa’s in verband met financiële uitdagingen te laten dalen door een tekort van €2 mln. Zowel LVVN en JenV hebben verkend of er oplossingen mogelijk waren, maar momenteel zijn er, onde andere door noodzakelijke inzet op andere dossiers, echter geen middelen die vrijgemaakt kunnen worden. Dit geldt zowel voor het tekort van Staatsbosbeheer als voor het tegemoetkomen van de terreinbeheerders in het algemeen bij het laten groeien van het aantal groene boa’s. Afgezien van de financiële problematiek zijn er geen andere factoren (bijvoorbeeld arbeidsmarktproblematiek) bekend waardoor het tekort aan toezichthouders (met of zonder boa-status) zou kunnen worden verklaard.
94 Waarom wordt 694 miljoen euro van de Aanvullende Post voor agrarisch natuurbeheer en de agrarische sector uit 2026 en 2027 naar achteren (2028 en vooral 2029 en 2030) geschoven? Welke uitgaven vinden later plaats dan verwacht?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 18.
95 Hoe staat het met de uitvoering om tot een landbouw- en voedselvisie te komen, conform verscheidene moties?
Antwoord:
Voedselzekerheid is minder vanzelfsprekend dan we lang gedacht hebben. Dit vraagt om een nationale voedselstrategie met maatregelen om de uitdagingen waar we voor staan het hoofd te bieden, waarbij de sterktes van Nederland als voedselproducent niet uit het oog verloren worden. In de nationale voedselstrategie zal uitgewerkt worden wat er nodig is om ons voedselsysteem te versterken en daarmee de voedselzekerheid in de toekomst te borgen. Daarbij zal het niet alleen gaan om wat de rijksoverheid moet doen, maar ook waar (organisaties van) boeren, tuinders en vissers, ketenpartijen, financiers, andere belanghebbenden, consumenten en andere overheden alleen of mede voor aan zet zijn. Vertegenwoordigers van deze partijen zullen de komende maanden dan ook betrokken worden bij het uitwerken van de nationale voedselstrategie. Dat vraagt tijd en om die reden verwacht het kabinet tegen het einde van dit jaar de voedselstrategie te presenteren.
96 Hoeveel krachtvoer gebruikt de agrarische sector? Hoeveel gebruiken specifiek de varkens-, pluimvee en melkveehouderij individueel per sector?
Antwoord:
Het ministerie van LVVN beschikt niet zelf over een dataset waaruit de afzet van krachtvoer in Nederland blijkt. Wel is onderstaande tabel openbaar beschikbaar op de website van Nevedi (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie).
Afzet in Nederland (x 1.000 ton)
Soort mengvoer | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rundveevoeders | 3.901 | 4.232 | 4.319 | 4.172 | 4.140 | 4.137 | 4.013 | 4.124 | 4.074 |
Varkensvoeders | 4.960 | 4.627 | 4.710 | 4.420 | 4.327 | 4.190 | 4.076 | 4.033 | 3.820 |
Pluimveevoeders | 3.156 | 2.992 | 3.079 | 3.133 | 3.026 | 3.007 | 3.022 | 2.965 | 2.880 |
Overige mengvoeders | 417 | 450 | 447 | 414 | 424 | 416 | 412 | 404 | 392 |
Totaal afzet mengvoeders | 12.433 | 12.301 | 12.555 | 12.140 | 11.917 | 11.750 | 11.523 | 11.526 | 11.166 |
Tabel 1 Afzet in Nederland (x 1000 ton)
97 Hoe staat het met Renure?
Antwoord:
Veel lidstaten en de Europese Commissie zien de toegevoegde waarde van RENURE. Er blijven echter nog steeds enkele lidstaten die nog geen positie hebben ingenomen. Zodra een gekwalificeerde meerderheid voor een stemming in beeld is, is het de verwachting dat de Europese Commissie het voorstel voor stemming gaat voorleggen. Het eerstvolgende Nitraatcomité is in september aanstaande.
Nederland blijft zich uiteraard inzetten voor de toelating van RENURE en de lidstaten die nog vragen hebben zoveel mogelijk voorzien van informatie en argumenten.
98 Hoeveel middelen zijn er in totaal vrijgemaakt in de Voorjaarsnota voor het bevorderen van de digitale soevereiniteit van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de relevante zelfstandige bestuursorganen (zbo's) en agentschappen?
Antwoord:
Bij de Voorjaarsnota zijn geen aanvullende middelen vrijgemaakt voor het bevorderen van de digitale soevereiniteit van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de relevante zelfstandige bestuursorganen (zbo's) en agentschappen.
Er lopen wel voorbereidende onderzoeken en er wordt een marktverkenning gedaan, dit wordt gedekt uit bestaande middelen.
99 Wanneer wordt de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) dierwaardige veehouderij voorgehangen bij de Kamers?
Antwoord:
Het kabinet streeft ernaar om de AMvB zo spoedig mogelijk voor te hangen bij de Kamer. Het gaat om een complexe en veelomvattende AMvB voor vier veehouderijsectoren en dat vergt een zorgvuldige voorbereiding. Het parlement wordt medio juni geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
100 Wat is de stand van zaken met betrekking tot het convenant dierwaardige veehouderij?
Antwoord:
De besprekingen met convenantpartijen over het convenant dierwaardige
veehouderij zijn ver gevorderd. Wij streven ernaar om medio juni 2025
over te gaan tot ondertekening van het convenant en uw Kamer zal hier op
korte termijn nader over geïnformeerd worden.
101 Wat is de stand van zaken met betrekking tot de AMvB dierwaardige veehouderij?
Antwoord:
Conform de wettelijke opdracht werkt het ministerie van LVVN aan een Algemene Maatregel van Bestuur dierwaardige veehouderij 2040 voor melkvee, kalveren, pluimvee (alleen kippen) en varkens. Het gaat om een complexe en veelomvattende AMvB voor vier veehouderijsectoren en dat vergt een zorgvuldige voorbereiding. Het kabinet streeft ernaar om de AMvB zo spoedig mogelijk voor te hangen bij de Kamer en zal u daar medio juni 2025 over informeren.
102 Hoeveel vleeskuikens, legkippen, eenden en kalkoenen zijn er in 2024 bedwelmd met het elektrisch waterbad, uitgesplitst per diersoort?
Antwoord:
In 2024 zijn ruim 62,7 miljoen vleeskuikens, ruim 4,6 miljoen eenden en bijna 4000 kalkoenen geslacht bij slachthuizen die permanent gebruik maken van een elektrisch waterbad als bedwelmingsmethode. Er zijn in 2024 geen legkippen geslacht bij slachthuizen die permanent gebruik maken van het elektrisch waterbad. De NVWA houdt geen cijfers bij van het aantal dieren dat met het waterbadsysteem als bedwelmingsmethode is geslacht op slachthuizen die dit systeem alleen als back-up gebruiken.
103 Hoeveel vleeskuikens, legkippen, eenden en kalkoenen zijn er in 2024 bedwelmd middels CO2-bedwelming?
Antwoord:
In 2024 zijn er ca. 483 miljoen kippen bedwelmd met gas. Dit betrof ca 463 miljoen vleeskuikens en 20 miljoen leghennen. Gasbedwelming wordt niet gebruikt bij eenden en kalkoenen.
104 Hoeveel pluimveeslachthuizen bedwelmen de dieren voorafgaand aan het kantelen?
Antwoord:
Op twee pluimveeslachthuizen worden de dieren bedwelmd voorafgaand aan het kantelen.
105 Hoeveel pluimveeslachthuizen kantelen de dieren uit kratten zonder dat ze zijn bedwelmd?
Antwoord:
Op zeven pluimveeslachthuizen worden de dieren niet bedwelmd voorafgaand aan het kantelen.
106 Welk deel van het geslachte pluimvee wordt onbedwelmd mechanisch uit kratten gekanteld?
Antwoord: In 2024 is 46% van het in Nederland geslachte pluimvee onbedwelmd gekanteld.
107 Hoeveel slachthuizen maken gebruik van het elektrisch waterbad als standaard bedwelmingsmethode?
Antwoord:
In 2024 gebruikten 3 grote pluimveeslachterijen en 2 kleine tot middelgrote pluimveeslachterijen het waterbad als bedwelmingsmethode.
108 Hoeveel slachthuizen gebruiken het elektrisch waterbad als back-up methode?
Antwoord:
In 2024 maakten 6 pluimveeslachthuizen gebruik van het elektrisch waterbad als back-up methode.
109 Hoeveel slachthuizen in Nederland slachten pluimvee?
Antwoord:
Uw vragen worden beantwoord door per diersoort aan te geven op hoeveel slachthuizen deze geslacht wordt. Sommige slachthuizen hebben dubbele erkenningen en kunnen dus meerdere diergroepen slachten. De informatie over de soort erkenning per bedrijf is openbaar, en te vinden via onderstaande link. 7
Op peildatum 21 mei 2025 waren er 23 bedrijven met een actieve erkenning slachthuis voor vlees van pluimvee en konijnen en 120 met de erkenning slachthuis voor vlees van gedomesticeerde hoefdieren (waaronder varkens).
110 Hoeveel slachthuizen maken gebruik van CO2-bedwelming voor het bedwelmen van varkens?
Antwoord:
Het aantal slachthuizen dat gebruik maakt van CO2-bedwelming wordt niet geregistreerd. De NVWA houdt niet per roodvleesslachthuis bij welke standaardbedwelmingsmethode wordt gebruikt. Het aantal slachthuizen dat gebruik maakt van CO2-bedwelming wordt niet geregistreerd.
111 Hoeveel slachthuizen in Nederland slachten varkens?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 109.
112 Hoeveel varkens zijn in 2024 met CO2 bedwelmd?
Antwoord:
Het aantal varkens dat in 2024 geslacht is op slachthuizen waar CO2 als standaardbedwelmingsmethode wordt gebruikt is ruim 10,5 miljoen.
113 Hoeveel slachthuizen maken gebruik van gasbedwelming voor het bedwelmen van pluimvee?
Antwoord:
In 2024 werd bij 13 pluimveeslachthuizen gebruik gemaakt van CO2-bedwelming als standaard bedwelmingsmethode.
114 Hoeveel kippen, eenden en kalkoenen zijn in 2024 in slachthuizen bedwelmd met gas?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 103.
115 Hoeveel varkensslachthuizen maken gebruik van elektrische bedwelming?
Antwoord:
Het aantal varkensslachthuizen dat gebruik maakt van elektrische bedwelming wordt niet geregistreerd.
116 Wat is de stand van zaken omtrent de 'experimentele setting' waarin kalfjes elektrisch worden bedwelmd?
Antwoord:
In Nederland wordt niet geëxperimenteerd met het elektrisch bedwelmen van kalveren.
117 Hoeveel kalfjes zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, middels elektrische bedwelming bedwelmd? Wat waren de bevindingen?
Antwoord:
In Nederland worden er geen kalveren elektrisch bedwelmd.
118 Hoeveel dieren zijn er in 2024 onbedwelmd geslacht volgens religieuze riten?
Antwoord:
In 2024 zijn 2.034 runderen/kalveren en 23.861 schapen/geiten onbedwelmd geslacht volgens religieuze riten.
119 Waarom wordt in de eerste suppletoire begroting voor het jaar 2025 400 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de stikstofaanpak in 2026 en wordt op de Aanvullende Post datzelfde bedrag van 2026 naar 2029 en 2030 verschoven? Klopt het dat daarmee in 2025 en 2026 niet 600 miljoen euro extra beschikbaar is voor de stikstofaanpak, maar 200 miljoen euro? Welk meetbaar effect wordt in 2025 en 2026 gerealiseerd met het beperkte bedrag dat daadwerkelijk wordt uitgegeven?
Antwoord:
Het kabinet heeft besloten om aanvullend € 600 mln. beschikbaar te stellen voor de stikstofaanpak, bovenop de € 5 mld. die in het Hoofdlijnenakkoord beschikbaar is gesteld. Deze middelen zijn toegevoegd aan de LVVN-begroting in de jaren 2025 en 2026. Daarnaast is er € 400 mln. op de Aanvullende Post geschoven naar 2029 en 2030. Ten slotte zijn er ook kasschuiven doorgevoerd in de Nota van Wijzigingen van 25 april jl. Het ritme van de € 600 mln. op de LVVN-begroting is nu als volgt:
2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|
€ 600 mln. | 111.112 | 110.932 | 377.956 |
Uw Kamer wordt nog geïnformeerd over de definitieve inzet van de € 600 mln.
120 Waarom wordt in de eerste suppletoire begroting van LVVN voor het jaar 2025 400 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanpak stikstof in 2026 en wordt op de Aanvullende Post datzelfde bedrag van 2026 naar 2029 en 2030 verschoven? Klopt het dat daarmee in 2025-2026 in totaal feitelijk 200 miljoen euro extra beschikbaar is voor de aanpak van de stikstofproblematiek?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
121 Waarom heeft de regering geen kader Beleidskeuzes uitgelegd aangekondigd voor het beleidsvoorstel stikstofaanpak landbouw? Is de regering voornemens dat alsnog naar de Kamer te sturen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er wordt momenteel gewerkt aan de kaders behorende bij het startpakket Nederland van het slot. Het voornemen bestaat om de kaders voor de stemming over de eerste suppletoire begroting aan de Kamer te sturen.
122 Waarom voegt de regering alleen voor 2025 middelen voor de aanpak van invasieve exoten toe aan de LVVN-begroting? Waaraan gaat zij deze middelen dit jaar nog besteden en hoeveel geld verwacht zij hiervoor de komende jaren nodig te hebben?
Antwoord:
Voor de aanpak van invasieve exoten wordt een totaalbedrag van 9,2 mln. aan de LVVN-begroting toegevoegd, te weten € 4,6 mln. voor het jaar 2025 en € 4,6 mln. voor 2026. Deze middelen worden verantwoord onder het opdrachtenbudget van Natuur en Biodiversiteit op Land op Artikel 22 van de LVVN-begroting. In de Voorjaarsbesluitvorming zijn deze middelen beschikbaar gesteld voor het Landelijk Aanvalsplan Invasieve Exoten. De inzet van aanvullende middelen maakt onderdeel uit van de verdere besluitvorming in de MCEN.
Met een deel van de beschikbare middelen zal het ministerie van LVVN (praktijkgericht) onderzoek financieren in het kader van het programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak Uitheemse Rivierkreeften (OBUR) en meer inzet gaan plegen op preventie zoals aangekondigd in de Contouren van het landelijk aanvalsplan invasieve exoten (Kamerstuk 26407, nr. 154). De preventiestrategie wordt verder uitgewerkt en dit wordt binnen het beschikbare budget in gang gezet. Voor het overige wordt een substantieel deel van het budget aan de provincies overgedragen voor vroege detectie en verwijdering uit het milieu van invasieve exoten waarvoor een eliminatiedoelstelling geldt.
123 Hoe verhoudt het toekennen van een aanvullende eindejaarsmarge zich tot de begrotingsregel die de eindejaarsmarge begrenst op maximaal één procent van de begroting? Op grond van welke criteria is deze aanvullende marge toegekend?
Antwoord:
Voor een tweetal dossiers is, als uitzondering op de genoemde begrotingsregel, aanvullende eindejaarsmarge toegekend. Dit betreft de beëindigingsregelingen (Lbv, Lbv-plus) en de vestigingssteun jonge landbouwers. Bij deze subsidieregelingen werden betalingen verwacht in 2024 die toch in 2025 plaatsvinden. Hierdoor zijn vorig jaar veel middelen onbesteed gebleven, en dreigde het budget van 2025 tekort te schieten. Daarom heeft het kabinet besloten hiervoor extra eindejaarsmarge te verlenen. Hierbij speelt ook mee dat deze regelingen nieuw zijn en lastig te ramen bleken. Er wordt bekeken hoe deze onderuitputting in de toekomst kan worden voorkomen of zoveel mogelijk beperkt.
124 Kan de regering het kader Beleidskeuzes uitgelegd voor het beleidsvoorstel Subsidieregeling grasland ruim voor de stemming over de eerste suppletoire begroting van LVVN voor het jaar 2025 aan de Kamer sturen, zodat de Kamer daar desgewenst nog vragen over kan stellen?
Antwoord:
Het kader beleidskeuzes uitgelegd voor de subsidieregeling grasland is in 2024 naar de Kamer gestuurd als bijlage bij de Kamerbrief over de routekaart plan van aanpak mestmarkt (Kamerstuk 33037, nr. 542).
125 Kan de regering de Kamer een overzicht sturen van de middelen die na de voorgestelde begrotingswijzigingen (eerste suppletoire begroting van LVVN voor het jaar 2025 en Nota van Wijziging) resteren op de Aanvullende Post, uitgesplitst naar middelen voor de agrarische sector en middelen voor Anb?
Antwoord:
In onderstaande tabellen is zichtbaar welke middelen er resteren op de Aanvullende Post (AP). De bedragen zijn in € miljoen.
2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | cumulatief | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Resterend op AP – Agrarische sector | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 101,6 | 1.194,7 | 1.335,0 | 2.631,3 |
2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | structureel | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Resterend op AP – Anb | 0,0 | 0,0 | 112,1 | 366,2 | 332,9 | 354,7 | 288,4 |
126 Waarom voegt de regering alleen voor 2026 middelen voor de eco-regeling toe aan de LVVN-begroting? Is zij voornemens de premies de komende jaren te verlagen, zodat dan geen ophoging van het budget nodig is?
Antwoord:
Voor 2026 is met voorjaarsnota budget beschikbaar gekomen dat toegevoegd kan worden aan het NSP zodat de eco-regeling premies op de huidige streefwaarden gehouden kunnen worden. Er wordt op dit moment onderzocht welke opties er voor 2027 zijn.
127 Kan de regering toelichten waarom het budget voor de Subsidie Warmte-infrastructuur Glastuinbouw pas in 2029 en 2030 kan worden uitgegeven? Kan zij de ervaringen die in 2024 zijn opgedaan met de openstelling van deze regeling die nopen tot deze kasschuiven met de Kamer delen? Wat zijn de gevolgen van deze kasschuiven voor de aanleg van warmtenetten voor de glastuinbouw?
Antwoord:
In 2024 is de eerste openstelling van de SWIG geweest. De SWIG subsidieert de aanleg van warmtenetten voor de glastuinbouw. Dit is cruciaal voor het verminderen van de CO2-emissie, middels duurzame warmtebronnen en restwarmte. Bij de nieuwe openstelling in 2025 is op basis van de ervaringen met de 1e openstelling, het verlengen van de Financial Investment Decision (FID) naar 1,5 jaar en de inzichten uit de openstellingen van de WIS (een vergelijkbare regeling voor de gebouwde omgeving) het eerder geraamde kasritme fors aangepast. Het zwaartepunt van de kasbetalingen wordt nu geraamd voor het tweede tot en met vierde jaar in plaats van voor het eerste tot en met derde jaar. Dit verklaart de gedeeltelijke verschuiving naar 2029 en 2030. De regeling is daarna verbeterd en is in 2025 met succes weer open gesteld. Per jaar wordt er gekeken hoeveel aanvragen er vanuit de sector worden verwacht. Het openstellingsbudget voor dat jaar wordt hierop aangepast. Daarbij is het doel om zoveel als mogelijk te versnellen, en tegelijk realistisch te zijn over wanneer uitgaven daadwerkelijk worden gedaan
128 Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de onderuitputting op de Sbv? Welke gevolgen heeft dat voor de realisatie van de met deze regeling nagestreefde doelen? Welke lessen trekt de minister daaruit voor eventuele toekomstige regelingen?
Antwoord:
De Sbv kent twee modules: de innovatiemodule en de investeringsmodule.
Specifiek ten aanzien van de investeringsmodule geldt dat, bij de
recente openstelling gericht op veehouderijlocaties met piekbelasting,
er 36 aanvragen zijn ingediend. RVO heeft de beoordeling inmiddels
afgerond. Er zijn 28 aanvragen toegekend voor een bedrag van circa € 12
mln.. Voor deze openstelling was € 60 mln. gereserveerd.
Het lag in de lijn der verwachting dat de deelname bij deze openstelling relatief laag zou zijn. Er zijn namelijk strenge eisen gesteld voor deelname aan de regeling. Zo was de regeling alleen beschikbaar voor een selecte groep bedrijven met een locatie met piekbelasting (dit betrof minder dan 3000 bedrijven) en enkel bedoeld voor melkvee-, varkens- en vleeskalvenhouders binnen deze doelgroep. Daarnaast was de keuzemogelijkheid voor investeringen in technieken beperkt gezien de eisen ten aanzien van betrouwbaarheid en hoogte van de emissiereductie van ammoniak. Verder is als voorwaarde opgenomen dat veehouders die deelnemen voor een periode van vijf jaar niet mogen uitbreiden op dieraantallen. Daarnaast speelt de onzekerheid over het verkrijgen van de natuurvergunning die nodig is om emissiearme stalsystemen of technieken toe te mogen passen ook een rol. Eventuele toekomstige openstellingen van een subsidieregeling ten behoeve van ondersteuning bij enerzijds onderzoek en ontwikkeling van technische en managementmaatregelen gericht op emissiereductie en anderzijds ter ondersteuning bij investeringen in bewezen technische en managementmaatregelen hangen samen met de nadere uitwerking van het startpakket van de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (Kamerstuk 35 334, nr. 362) en besluitvorming daarover. De inzet is, onder andere met het programma vernieuwing stalbeoordeling en via het Regieorgaan ‘Versnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderij’, dat er meer technieken beschikbaar komen die onderdeel kunnen worden van een dergelijke regeling. Er zijn nu al veelbelovende technieken in verschillende stadia van ontwikkeling. Bij een nieuwe openstelling worden ook de resultaten van de beleidsevaluatie van de huidige Sbv-regeling betrokken die binnenkort separaat aan de Kamer zal worden verstuurd.
129 Hoeveel kinderen kunnen niet meer deelnemen aan het het programma Vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit door de bezuiniging op de volledige financiering op IVN Natuureducatie?
Antwoord:
Het IVN biedt natuurbeleving aan kinderen en jongeren in en in de omgeving van Nationale Parken. Naar schatting volgen jaarlijks ca. 25.000 kinderen een programma in een nationaal park.
130 Kan de regering toelichten waarom de middelen die in 2025 waren gereserveerd voor het programma Natuurversterking Noordzee, de maatregelen in de veenweidegebieden, vestigingssteun aan jonge boeren, natuurcompensatie Voordelta en de inhuur zaakbegeleiders pas later tot besteding kunnen komen? Welke gevolgen heeft dat voor de realisatie van de beleidsdoelen?
Antwoord:
De middelen zijn naar latere jaren geschoven omdat de verwachting is dat deze niet in 2025 zullen worden uitgegeven, maar wel in een ander jaar nodig zijn. Een toelichting per beleidsonderwerp:
Programma natuurversterking Noordzee: de voorbereiding en uitvoering zijn vertraagd. Het ecosysteem van de Noordzee is complex en tegelijkertijd is er relatief weinig over bekend. Het programma wil met kleinschalig experimenteren starten. De opschaling van concrete maatregelen volgt in de komende jaren, de financiering is daarom aangepast.
Maatregelen veenweidegebieden: door vertraging in de uitvoering van watermaatregelen en door het overschrijden van de subsidietermijn voor extensivering van melkveehouderijbedrijven zijn verschillende kasschuiven voor veenweidegebieden op de begroting verwerkt.
Vestigingssteun jonge boeren: de verwachting is dat aanvragen voor vestigingssteun in een ander ritme zullen plaatsvinden dan eerder verwacht. Daarom worden de middelen geschoven.
Natuurcompensatie Voordelta: De Commissie zal voor de zomer een voorstel ontvangen voor de invulling van de Natuurcompensatie Voordelta, waarbij de motie Flach (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 88) in acht wordt genomen. Dit voorstel moet de Commissie beoordelen, dat gebeurt naar verwachting dit najaar. Naar verwachting zullen in 2025 daarom nog geen flankerende maatregelen genomen worden.
Inhuur zaakbegeleiders: door vertraging in de besluitvorming blijft de vraag naar zaakbegeleiders dit jaar achter. Om de inzet van zaakbegeleiders weer gelijk te laten lopen met deze besluitvorming en voor komende jaren inhuur van zaakbegeleiders mogelijk te maken wordt een deel van de middelen naar volgende jaren geschoven.
131 Waarom heeft de regering besloten te bezuinigen op het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030? Welke afwegingen zijn hierbij gemaakt? Welke gevolgen heeft dat naar verwachting voor de staat van de natuur in de Nationale Parken en voor de andere activiteiten die de Nationale Parken verrichten? Welke gevolgen heeft dit voor alle bestedingen die nog wel kunnen worden gedaan en hangt het besluit om te bezuinigen hiermee samen? Hoe reflecteert de regering op het feit dat dit besluit kort na het tekenen van het Manifest Nationale Parken is genomen?
Antwoord:
Het kabinet staat voor grote opgaven en moet, ook in het kader van de taakstellingen, moeilijke keuzes maken. Het kabinet werkt aan een leefomgeving waar natuur en economische ontwikkeling elkaar versterken. Daarbij wordt ingezet op verbetering van de natuur waar dat het hardst nodig is. We werken op verschillende manieren aan het verbeteren van natuur en biodiversiteit, binnen de afgesproken kaders. Het kabinet wil tegelijkertijd de samenhang met andere maatschappelijke opgaven bewaken, zoals voedselzekerheid, woningbouw, defensie en energietransitie.
De ombuiging heeft geen effect op de staat van de natuur, omdat daarvoor (met name Natura2000 en het Natuurnetwerk Nederland) afspraken zijn gemaakt met de provincies. Met deze ombuiging vallen voor de Nationale Parken middelen voor educatie en communicatie, voorzieningen, bezoekersmanagement en vrijwilligersbeleid weg.
De gelden voor de ondersteuning van de nationale parken worden in 2025 en 2026 met een Decentrale Uitkering via de provincies overgedragen aan de parken. Dit op verzoek van zowel parken als provincies. Vanaf 2027 is er alleen nog geld beschikbaar voor het landelijke Nationale Parken Bureau die het Beleidsprogramma Nationale Parken ondersteunt. Het ministerie van LVVN voert overleg over de inhoud van de werkzaamheden in het licht van de ombuiging.
Met de ondertekening van het Manifest Nationale Parken heeft het landelijk netwerk zich uitgesproken om de krachten te bundelen en samen te werken aan de toekomst van de nationale parken. Het kabinet heeft, gezien de grote opgaven waar het aan werkt, moeten besluiten tot een ombuiging op het budget voor het Beleidsprogramma Nationale Parken.
132 Waarom wordt ruim 532 miljoen euro aan oorspronkelijk voor 2025 gereserveerde middelen doorgeschoven naar latere jaren?
Antwoord:
De middelen zijn naar latere jaren geschoven omdat de verwachting is dat deze niet in 2025 zullen worden uitgegeven, maar wel in een ander jaar nodig zijn. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door vertraging in de uitvoering, (in)groei van het aantal aanvragen bij nieuwe regelingen of doordat op regelingen op een later moment dan verwacht een beroep wordt gedaan.
133 Hoe zijn de ANLb-gelden verdeeld?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 73.
134 In de VJN staat 213 miljoen euro structureel en 375 miljoen euro incidenteel tot 2030 begroot, maar wat is er dan gebeurd met de overige 287 miljoen euro van de originele 500 miljoen euro bestemd voor het ANLb?
Antwoord:
Met dit startpakket kan vaart gemaakt worden met de uitbreiding van het agrarisch natuurbeheer. Over de overige middelen voor het agrarisch natuurbeheer heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. DIt maakt onderdeel uit van verdere besluitvorming in de MCEN. De middelen staan nog op de Aanvullende Post gereserveerd.
135 Aan welke doelen zijn de structurele gelden voor het Anb gekoppeld?
Antwoord:
Bij de besteding van de middelen voor het agrarisch natuurbeheer ligt prioriteit bij maatregelen voor natuur, water en klimaat, waarbij geprioriteerd zal worden op urgente internationale verplichtingen inclusief stikstof-overbelaste N2000-gebieden en de boerenlandvogels, met name de grutto. Deze doelen worden gekoppeld aan een realistisch verdienvermogen voor agrarische ondernemers, waardoor landbouwers beter beloond worden voor de inzet die zij plegen.
136 Hoeveel geld is er structureel beschikbaar voor Anb?
Antwoord: Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 19.
137 Hoeveel van het budget wordt rechtstreeks ingezet voor de maatregelen in het kader van de inbreukprocedure weidevogels?
Antwoord:
Bij de besteding van de middelen uit het startpakket voor het agrarisch natuurbeheer ligt prioriteit bij urgente internationale verplichtingen, zoals natuurherstel rond stikstof-overbelaste N2000-gebieden en boerenlandvogels, waaronder weidevogels en met name de grutto. Deze doelen worden gekoppeld aan een realistisch verdienvermogen voor agrarische ondernemers. Met deze middelen kan vaart worden gemaakt met het uitbreiden van het beheer voor de grutto, en kan in lijn met de ecologische evaluatie van het ANLb, het beheer worden verzwaard. Vaak is er bij beheer voor weidevogels sprake van functiecombinaties, zoals bijvoorbeeld met het verhogen van waterpeil in veenweidegebieden voor klimaatdoeleinden. Provincies en collectieven werken momenteel uit hoe de extra middelen uit het startpakket effectief ingezet kunnen worden, zodat in 2026 een grote stap gemaakt kan worden. In de Kamerbrief over de uitwerking van het Agrarisch natuurbeheer, die uw Kamer voor het zomerreces is toegezegd, zal verder ingaan worden op de verdeling van middelen over urgente internationale verplichtingen.
138 Hoe staat het met de private bijdrage aan de extensiveringsregeling melkvee? Welke afspraken heeft de regering daar al over gemaakt met de zuivelindustrie en de banken en aan welke afspraken werkt zij nog?
Antwoord:
De G7-partijen (LTO, NAJK, NMV, DDB, De Natuurweide, Agractie en Netwerk Grondig) hebben op 19 mei jl. de stand van zaken over de uitwerking van de private bijdrage met het ministerie van LVVN gedeeld. Daarin hebben zij aangegeven dat ze de zuivelsector (NZO) en de Rabobank hebben verzocht aan de extensiveringsregeling deelnemende melkveehouders toegang te geven tot gunstige kredietfaciliteiten waarmee zij kunnen investeren in de doorontwikkeling van hun bedrijf. Daarnaast is de zuivelsector verzocht hier financieel aan bij te dragen. Dit is een eerste stap. Voor 1 juli wordt een voorstel verwacht. Het kabinet wacht het uitgewerkte voorstel met belangstelling af.
139 Waarom wordt in de eerste suppletoire begroting van LVVN voor het jaar 2025 400 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanpak stikstof in 2026 en wordt op de Aanvullende Post datzelfde bedrag van 2026 naar 2029 en 2030 verschoven? Klopt het dat daarmee in 2025-2026 in totaal feitelijk 200 miljoen euro extra beschikbaar is voor de aanpak van de stikstofproblematiek?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 5.
140 Waarom zijn geen kaders Beleidskeuzes uitgelegd aangekondigd voor de beleidsvoorstellen inzake extensivering melkvee, agrarisch natuurbeheer, vrijwillige beëindiging, natuurherstel en doelsturing? Is de regering voornemens die alsnog naar de Kamer te sturen? Zo ja, kan zij het kader inzake extensivering melkvee ruim voor de stemming over de eerste suppletoire begroting aan de Kamer sturen en wanneer mag de Kamer de andere kaders tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er wordt momenteel gewerkt aan de kaders behorende bij het startpakket Nederland van het slot. Het kabinet is voornemens om de kaders voor de behandeling van de eerste suppletoire begroting aan de Kamer te sturen.
141 Waarom ontbreekt het verplichte kader Beleidskeuzes uitgelegd voor grote uitgaven zoals de stikstofaanpak landbouw (200 miljoen euro), extensivering melkvee (627 miljoen euro), en agrarisch natuurbeheer (2,18 miljard euro)? Worden deze alsnog geleverd vóór de stemming over de suppletoire begroting, zoals voorgeschreven in de Comptabiliteitswet?
Antwoord:
Er wordt momenteel gewerkt aan de kaders behorende bij het startpakket Nederland van het slot. Het kabinet is voornemens om de kaders voor de behandeling van de eerste suppletoire begroting aan de Kamer te sturen.
142 Welke concrete afspraken zijn er al met banken en zuivelindustrie over hun “substantiële bijdrage”? Wat is het risico voor de sector als dit niet wordt gerealiseerd?
Antwoord:
Op dit moment zijn nog geen concrete afspraken gemaakt met de banken en zuivelindustrie over de private bijdrage. Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 139, werken de partijen de komende weken het voorstel verder uit.
Voor haalbaarheidsonderzoek: https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/lvvp-haalbaarheidsonderzoek; voor bedrijfsverplaatsing: https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/lvvp-bedrijfsverplaatsing#lvvp-actueel.↩︎
https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2024/18/minder-natuur-en-bosgebied-in-nederland.↩︎
https://www.datalandelijkgebied.nl/.↩︎
https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2024/18/minder-natuur-en-bosgebied-in-nederland.↩︎