Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2024 (Kamerstuk 36740-XIV-1)
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26979, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-10 17:06, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.P. Jansma, griffier
Onderdeel van zaak 2025Z11768:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-06-18 11:15: Extra procedurevergadering commissie LVVN (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over Jaarverslag ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2024 (36740-XIV, nr. 1), ingezonden 28 mei 2025.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
[36740-XIV-1]
1
Kunt u toelichten hoe u ervoor zorgt dat RVO het 'recht op vergissen' adequaat doorvoert in de bedrijfsvoering en handelswijze richting agrarische ondernemers?
Antwoord
LVVN heeft bij het openstellen van subsidieregelingen in een vroeg stadium overleg met RVO over de invulling en voorwaarden van een regeling. RVO ondersteunt agrarische ondernemers actief bij het voorkomen van fouten in het aanvraagproces. In de Gecombineerde opgave worden waar mogelijk gegevens vooraf ingevuld, en ondernemers ontvangen automatische meldingen bij ontbrekende of afwijkende informatie. Daarnaast onderzoekt RVO hoe agrarische ondernemers gestimuleerd kunnen worden om hun aanvraag tijdig in te dienen.
Voor het toepassen van het ‘recht op vergissen’ zijn daarnaast verschillende instrumenten beschikbaar. RVO geeft, binnen de kaders van wet- en regelgeving en met oog voor de positie van agrarische ondernemers, invulling aan dit principe. Fouten die duidelijk als vergissing herkenbaar zijn en te goeder trouw zijn gemaakt, worden aangemerkt als kennelijke fout en kunnen worden hersteld.
Ook in situaties van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, zoals een overlijden of brand, biedt de regelgeving ruimte voor herstel. In bijzondere gevallen kan bovendien een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule, of wordt getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Verdere invulling van ‘het recht op vergissen’ wordt momenteel uitgewerkt op basis van de motie Grinwis (Kamerstukken II, 2024-2025, 302525, nr. 183).
2
Waar is het onderwerp natuurbrandbeheersing terug te vinden in het jaarverslag van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)?
Antwoord
Het onderwerp natuurbrandbeheersing was in 2024 bij LVVN, zowel financieel als beleidsmatig, nog sterk in ontwikkeling. In het Jaarverslag 2024 is het onderwerp daarom niet opgenomen. In het jaarverslag LVVN 2025 zullen de relevante ontwikkelingen wel worden opgenomen.
3
Op welke wijze geeft u invulling aan de coördinerende rol van het ministerie van LVVN op het gebied van natuurbrandbeheersing?
Antwoord
LVVN heeft in het voorjaar van 2024 op rijksniveau de coördinerende rol opgepakt voor de versterking van natuurbrandbeheersing, met in het bijzonder een verantwoordelijk voor het stelsel van natuurbrandpreventie en -mitigatie. Dit gebeurde op verzoek van het Veiligheidsberaad en in afstemming met JenV. De coördinerende rol betekent dat LVVN ervoor zorgt dat relevante partijen bij elkaar worden gebracht en dat er afstemming plaatsvindt over natuurbrandbeheersing tussen de betrokken ministeries. Onder coördinatie van LVVN wordt er ook samengewerkt met provincies, gemeenten, natuurorganisaties, veiligheidsregio’s, kennisinstellingen en overige partijen aan onder andere het investeren in preventieve maatregelen in de natuurterreinen, het oprichten van een nationaal expertisecentrum en de juridische borging van natuurbrandbeheersing.
4
Kunt u aangeven welke activiteiten u in dit kader de komende jaren gaat uitvoeren?
Antwoord
Het beschermen van mens en natuur tegen natuurbranden is uitermate belangrijk. Vorig jaar is in afstemming met de colleges van Gedeputeerde Staten, veiligheidsregio’s en terreinbeherende organisaties besloten te investeren in urgente maatregelen, kennisontwikkeling en samenwerking die daaraan bijdraagt (Kamerstuk 30821, nr. 240).
Op dit moment lopen er in de context van de versterking van natuurbrandbeheersing primair drie trajecten. Ten eerste, wordt er hard gewerkt aan het opstellen van een nationaal convenant ten behoeve van de juridische borging van natuurbrandbeheersing. Het opstellen van integrale natuurbrandbeheersingsplannen door provincies en gemeenten in samenwerking met terreinbeherende organisaties en veiligheidsregio’s staat daarbij centraal. Streven is om dit convenant in 2026 te ondertekenen. In relatie hiermee wordt er nu gekeken met de betrokken partijen hoe de middelen die voor de uitvoering van het convenant de komende jaren op de begroting van LVVN staan het best geïnvesteerd kunnen worden. De Kamer zal hierover op de hoogte gehouden worden.
Ten tweede, is recent een onderzoek afgerond naar hoe een nationaal expertisecentrum voor natuurbrandbeheersing opgericht zou kunnen worden. Gezamenlijk met onder andere de betrokken kennisinstellingen en partijen uit het veld wordt er het komende half jaar gekeken naar hoe de oprichting zo snel als mogelijk bewerkstelligd kan worden. Streven is om het expertisecentrum in 2026 operationeel te hebben.
Ten derde, de afgelopen maand heeft de Kamer het Landelijk Crisisplan Natuurbranden ontvangen (Kamerstuk 30821, nr. 277, bijlage). Dit crisisplan is een overkoepelend crisisplan voor de samenwerking tussen crisispartners bij (dreigende) natuurbrand en is kaderstellend voor operationele plannen en draaiboeken van de afzonderlijke betrokken crisispartners. Het crisisplan fungeert als kapstok waar andere (monodisciplinaire) plannen op aanhaken en mee in lijn zijn. Betrokken actoren en organisaties moeten dergelijke plannen en draaiboeken waar relevant in overeenstemming brengen met het landelijke crisisplan. Enkele partijen zijn hier al mee begonnen en de komende jaren zullen er meer bijkomen. LVVN zal daarbij toezien op de betrokkenheid van de terreinbeherende organisaties.
5
Welke rol heeft uw ministerie gespeeld bij de totstandkoming van het Landelijk Crisisplan Natuurbranden en welke acties heeft u genomen om deze rol ten tijde van een crisis als gevolg van natuurbranden te kunnen invullen?
Antwoord
Als onderdeel van de ambities van het Rijk en de besturen van de veiligheidsregio’s ten aanzien van het versterken van de voorbereiding en paraatheid in het kader van de Landelijke Agenda Crisisbeheersing (Kamerstuk 29517, nr. 255) en ook de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden (Kamerstuk 30821, nr. 178, bijlage), is er gewerkt aan het Landelijk Crisisplan Natuurbranden (Kamerstuk 30821, nr. 277, bijlage).
Het ministerie van JenV is eigenaar van en verantwoordelijk voor het beheer en de actualisering van het landelijk crisisplan, in samenwerking met de besturen van de veiligheidsregio’s en betrokken crisispartners. In het belang van de samenwerking heeft LVVN dan ook meegewerkt aan de totstandkoming en vaststelling van het crisisplan, zowel inhoudelijk als bestuurlijk.
Daarnaast, zijn zowel de rol en acties die in het kader van het landelijk crisisplan behoren bij LVVN verder doorvertaald en geconcretiseerd naar een departementaal beleidsdraaiboek.
6
Op welke wijze is samenwerking met het ministerie van Justitie en Veiligheid georganiseerd en geborgd met betrekking tot het kunnen uitvoeren van het Landelijk crisisplan natuurbranden?
Antwoord
LVVN en JenV onderhouden nauw contact met elkaar op het gebied van natuurbrandbeheersing. In zowel het landelijk crisisplan zelf als in de verdere doorvertaling naar het departementale beleidsdraaibroek van LVVN zijn relevante afspraken opgenomen met betrekking tot de wijze waarop er wordt samengewerkt. Waar passend wordt er ook gekeken bij het opstellen van het nationaal convenant natuurbrandbeheersing welke afspraken over de samenwerking daarin kunnen landen.
7
Op welke wijze is de samenwerking en het overleg met terreinbeherende organisaties over natuurbrandbeheersing georganiseerd en geborgd?
Antwoord
Samenwerking op het gebied van natuurbrandbeheersing en de bijkomende overleggen gebeuren met voorkeur met alle betrokken ‘disciplines’, oftewel met onder andere de overheid, brandweer en terreinbeherende organisaties. Zowel op nationaal, regionaal en lokaal niveau praten de betrokken partijen met elkaar en werken zij gezamenlijk aan de versterking van natuurbrandbeheersing. Hier zijn vaak bestuurlijk afspraken over gemaakt. Door gezamenlijk te werken aan het nationaal convenant natuurbrandbeheersing wordt de samenwerking steeds beter georganiseerd. De borging hiervan zal via het convenant plaatsvinden.
8
Welke concrete stappen zijn inmiddels gezet voor het inrichten van een landelijk expertisecentrum natuurbranden? Wanneer wordt gestart met dit expertisecentrum?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
9
Kunt u aangeven welke activiteiten in 2024 zijn uitgevoerd in het kader van het Beleidsprogramma Nationale Parken?
Antwoord
In 2024 zijn de onderstaande activiteiten uitgevoerd:
De organisatie- en overlegstructuur met parken, maatschappelijke organisaties en andere overheden is geïmplementeerd, zoals opgenomen in het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030.
De Beleidsregel aanwijzing Nationale Parken 2024-2030) is gepubliceerd. Nieuwe statusaanvragen en verzoeken tot herbegrenzing worden aan de voorwaarden van deze regel getoetst.
In het najaar is het gebied Van Gogh in Noord-Brabant aangewezen als Nationaal Park.
De herbegrenzing en naamswijziging van Nationaal Park De Drentsche Aa is vastgesteld.
10
Wat zijn de meetbare effecten van het stikstofbeleid in 2024 op natuurherstel en hoe verhouden deze zich tot de economische schade die is toegebracht aan de agrarische sector, gezien het feit dat in het jaarverslag de voortgang van de stikstofaanpak wordt benoemd, maar er weinig onderbouwing is ten aanzien van de effectiviteit in verhouding tot de economische en maatschappelijke kosten?
Antwoord
De exacte effecten van het stikstofbeleid, bestaande uit diverse natuurmaatregelen en bronmaatregelen gericht op stikstofreductie, laten zich lastig kwantificeren omdat natuurhersteleffecten geregeld pas na een aantal jaar zichtbaar zijn. Daarnaast geldt dat diverse (bron)maatregelen nog in uitvoering zijn en de opbrengst deels nog gerealiseerd moet worden. Uit de meest recente ‘Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden’ blijkt een verwachte gemiddelde depositiedaling van 210 mol/ha/jaar tot en met 2030. Circa een kwart is toe te wijzen aan de recente maatregelen uit het Programma stikstofreductie en natuurverbetering en van de aanpak piekbelasting1. De overige daling is het gevolg van ander beleid en ontwikkelingen in het buitenland.
Ten aanzien van de gevolgen van deze maatregelen voor de agrarische sector geldt dat het kabinet juist daarom inzet op een breed pakket aan maatregelen, gericht op onder andere beëindiging, extensivering, innovatie en omschakeling, waarbij wordt ook voorzien in (financiële) ondersteuning opdat de lasten niet alleen bij de individuele agrarische ondernemers wordt gelegd.
11
Wat is de reden dat veel aanvragen in het kader van de subsidieregeling voor de vestiging van jonge landbouwers in 2024 niet aan de voorwaarden voldeden?
Antwoord
De eerste subsidieopenstelling voor de subsidie voor de vestiging van jonge landbouwers vond plaats van maandag 3 juni 2024 tot vrijdag 2 augustus 2024. Tijdens deze subsidieopenstelling hebben 876 jonge landbouwers een subsidieaanvraag bij de RVO ingediend. Een deel van de subsidieaanvragen zijn afgewezen omdat zij niet aan de subsidievoorwaarden voldeden. De meest voorkomende afwijsredenen voor de subsidie waren dat de jonge landbouwer het bedrijf niet voor meer dan 50% hadden overgenomen, dat de standaardverdiencapaciteit (SVC) van het bedrijf lager was dan € 15.000 en dat het bedrijf vóór 1 januari 2023 was gevestigd.
12
Waarom heeft RVO niet alle aanvragen in het kader van Vestigingssteun jonge landbouwers kunnen behandelen?
Antwoord
De eerste subsidieopenstelling voor de vestiging van jonge landbouwers vond plaats van 3 juni 2024 tot en met 2 augustus 2024. De aanmeldprocedure verliep zonder al te veel problemen, waarbij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) weinig technische klachten ontvingen. Gedurende de openstellingsperiode ontving de RVO echter veel vragen, onder andere van adviesbureaus, over de subsidieregeling en de specifieke bijbehorende voorwaarden.
De meeste vragen betroffen de subsidieaanvraag, het subsidieplafond, de opleidingsvereisten, en de voorwaarden voor het artikel rondom doorslaggevende zeggenschap. Mede door de vele vragen heeft de RVO relatief laat kunnen beginnen met de subsidieafhandeling. Om deze reden heeft de RVO een uitstelbrief gestuurd naar de subsidieaanvragers, waarin werd aangegeven dat er meer tijd nodig is voor de afhandeling van hun subsidieaanvragen. De RVO heeft op 14 februari 2025 alle subsidieaanvragen voor het aanvraagjaar 2024 afgehandeld.
13
Hoe kon het gebeuren dat veel van de aanvragen voor de subsidieregeling Vestigingssteun jonge landbouwers 2024 niet voldeden aan de voorwaarden? Welke lessen trekt u daaruit voor de toekomst?
Antwoord
De eerste subsidieopenstelling voor de subsidie voor de vestiging van jonge landbouwers vond plaats van maandag 3 juni 2024 tot vrijdag 2 augustus 2024. Tijdens deze subsidieopenstelling hebben 876 jonge landbouwers een subsidieaanvraag bij de RVO ingediend. Een deel van de subsidieaanvragen is afgewezen omdat zij niet aan de subsidievoorwaarden voldeed. De meest voorkomende afwijsredenen voor de subsidie waren dat de jonge landbouwer het bedrijf niet voor meer dan 50% had overgenomen, dat de standaardverdiencapaciteit (SVC) van het bedrijf lager was dan € 15.000 en dat het bedrijf vóór 1 januari 2023 was gevestigd.
Na de eerste openstelling heeft LVVN ontvangen signalen en opgedane ervaringen geëvalueerd met RVO, het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en de Vereniging van Accountants- en Belastingadviesbureaus (VLB). Uit deze evaluatie bleek dat de regeling niet complex is, maar ook dat een aantal subsidievoorwaarden niet goed aansluit op de praktijk rondom bedrijfsovername of dat de subsidievoorwaarden niet altijd goed waren begrepen.
Naar aanleiding van de evaluatie zijn voor het aanvraagjaar 2025 een aantal zaken aangepast. De evaluatie gaf onder andere aan dat de communicatie over de vereiste overnamedocumenten en de voorwaarden voor (doorslaggevende) zeggenschap verbeterd moet worden. RVO heeft hier bij de huidige openstelling (28 april tot en met 27 juni 2025) extra aandacht aan besteed. Verder is de definitie van gedeeltelijke overname aangepast zodat deze beter aansluit bij de boerenpraktijk. Ook is het mogelijk dat startende bedrijven die in 2024 nog niet voldeden aan de SVC, maar in 2025 wel alsnog bij de huidige openstelling een subsidieaanvraag kunnen indienen.
14
Kunt u toelichten hoe u de komende jaren invulling beoogt te geven aan de taakstelling op het apparaat van het kerndepartement?
Antwoord
Binnen het ministerie van LVVN is besloten om de taakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord in te vullen door middel van een korting op het apparaatsbudget van het kerndepartement en - in lijn met Rijksbrede afspraken - een efficiencykorting opgelegd aan alle dienstonderdelen van LVVN (waaronder de NVWA) van 0,5% per jaar. Dit loopt op tot structureel 2,5% vanaf 2029. Ook het kerndepartement LVVN vult een deel van de taakstelling op met efficiencymaatregelen. De resterende taakstelling en de efficiencykorting op het kerndepartement tellen op tot een totale taakstelling voor het kerndepartement van 3,2% van het apparaatsbudget in 2025, oplopend tot 13,4% structureel vanaf 2029. Hierboven op is ook nog de motie Bontenbal (een extra taakstelling oplopend tot 0,8% structureel vanaf 2029) van toepassing op het apparaat van LVVN.
De taakstellingen zijn niet alleen in te vullen door efficiënter te gaan werken. Het ministerie is daarnaast bezig met een reorganisatie, deels als gevolg van een bestaande wens om de organisatie efficiënter in te richten. Hierbij wordt ingezet op het creëren van een duurzame organisatie, gebaseerd op de kerntaken van het ministerie. Er zullen gerichte keuzes worden gemaakt over welke taken het ministerie wel en niet kan blijven uitvoeren met de afnemende capaciteit. De komende maanden worden de inhoudelijke kaders opgesteld waaraan de nieuwe organisatie moet voldoen. Welke inhoudelijke keuzes dat zijn is nu nog niet bekend. Op een aantal apparaatsbudgetten (zoals dat voor extern vergaderen en buitenlandse reizen) is in 2025 al gekort, dit wordt meerjarig doorgezet.
15
Kunt u toelichten welke prioriteiten bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij nieuwe taken zijn gesteld en hoe die prioritering tot stand is gekomen?
Antwoord
LVVN prioriteert nieuwe opdrachten met behulp van portfoliomanagement, waarbij besluitvorming plaatsvindt op de zogenaamde portfoliotafel. Hierbij wordt door LVVN in samenspraak met RVO gewogen in hoeverre nieuwe taken aansluiten bij de doelstellingen van het ministerie en uitvoerbaar zijn voor de RVO.
16
Kunt u aangeven welke vacatures bij het kerndepartement en bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) vanwege krapte op de arbeidsmarkt moeilijk zijn te vervullen? Welke gevolgen heeft dat voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid?
Antwoord
Voor het kerndepartment geldt dat voornamelijk op het gebied van specialistische functies, zoals financiële functies en ICT-functies, krapte op de arbeidsmarkt reden is om in te huren. De krapte op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat deze vacatures niet altijd (op korte termijn) kunnen worden ingevuld. Externe inhuur draagt gedeeltelijk bij aan het invullen van de ontstane hiaten, maar ook daar geldt dat door de krapte op de arbeidsmarkt niet elke vacature snel en adequaat kan worden ingevuld. Daardoor kan vertraging ontstaan bij de implementatie en uitvoering van beleid.
De NVWA kan met extra inzet op arbeidsmarktcommunicatie en sourcing over het algemeen vacatures goed vervullen. Bij het vervullen van vacatures voor dierenartsen en sommige specifieke technische functies is de opgave het grootst.
17
Hoeveel levende eenden zijn er in 2024 en 2025 uit het buitenland geïmporteerd (en uit welke landen) voor de slacht?
Antwoord
In 2024 en in 2025 zijn geen levende eenden vanuit landen buiten de EU geïmporteerd bestemd voor de slacht. Voor verplaatsing van eendenvlees binnen de EU worden door NVWA geen gegevens bijgehouden.
18
Hoeveel overtredingen zijn er sinds 1 januari 2024 geconstateerd met betrekking tot vangletsel bij eenden, met welke interventies (mededeling, waarschuwing of boete) zijn deze opgevolgd en hoe vaak is hiertegen in bezwaar gegaan?
Antwoord
Sinds 1 januari 2024 zijn 2 overtredingen geconstateerd met betrekking tot vangletsel bij eenden waarvoor een boete is opgelegd. Tegen 1 boete is bezwaar ingediend.
19
Hoe vaak is er in 2024 en 2025 gecontroleerd op de verplichting dat stallen die afhankelijk zijn van kunstmatige ventilatie voortaan een noodaggregaat moeten hebben? Wat waren de uitkomsten van die controles?
Antwoord
Het voorschrift dat een noodsysteem als bedoeld in artikel 2.5, vijfde lid, van het Besluit houders van dieren een noodstroomaggregaat moet bevatten is per 1 juli 2024 in werking getreden. De inspecteurs van de NVWA controleren deze verplichting vanaf deze datum. Bij een welzijnsinspectie wordt gecontroleerd of de gezondheid en het welzijn van de dieren afhankelijk zijn van een kunstmatig ventilatiesysteem. Als dit het geval is, wordt gekeken of een noodstroomaggregaat op het bedrijf aanwezig is, dat voldoet aan de specificaties en op de juiste wijze wordt getest. Dit betekent dat dit voorschrift bij alle welzijnsinspecties van dieren in stallen wordt meegenomen.
In de periode vanaf 1 juli 2024 tot heden zijn er 121 inspecties uitgevoerd bij pluimveebedrijven en 124 inspecties bij varkensbedrijven. Bij 2 van de inspecties op pluimveebedrijven zijn afwijkingen geconstateerd in het kader van het noodstroomaggregaat. Dit ging over het niet maandelijks belast en jaarlijks onbelast testen van het noodsysteem. Hoeveel inspecties bij grazers in stallen hebben plaatsgevonden is niet nader te specificeren. Bij bedrijven met grazers zijn in deze periode geen afwijkingen geconstateerd in het kader van het noodstroomaggregaat.
20
Hoe vaak is in de afgelopen jaren hetgeen hier geciteerd wordt voorgekomen: “Enkel in uitzonderlijke situaties, wanneer er bijvoorbeeld snel onderzoek moet worden ingezet voor uitbraken van ernstige infectieziekten zoals SARS en Ebola en het BPRC niet aan deze vraag kan voldoen, zullen de onderzoeksinstellingen de dieren betrekken van andere gekwalificeerde leveranciers” (Kamerstuk 2024D32574)?
Antwoord
Voor onderzoek met non-humane primaten is er in Nederland tussen onderzoeksinstellingen een principeafspraak gemaakt dat zij primair dieren uit de kolonie van het BPRC gebruiken. Het aantal onderzoeksinstellingen dat onderzoek met NHPs doet is zeer minimaal, in de afgelopen jaren zijn er geen signalen geweest dat van deze principeafspraak is afgeweken.
21
Wat is de stand van zaken met de uitkoop van nertsenfokkerijen en de afhandeling daarvan?
Antwoord
De Wet verbod pelsdierhouderij (hierna: de wet) is in januari 2013 in werking getreden en voorzag oorspronkelijk in een overgangstermijn van 11 jaar (2024). Als gevolg van SARS-CoV-2 besmettingen bij nertsen is het verbod bij een wetswijziging vervroegd met drie jaar; sinds 8 januari 2021 is de pelsdierhouderij verboden.
In totaal 147 pelsdierhouders zijn middels een nadeelcompensatieregeling gecompenseerd voor het drie jaar niet in gebruik kunnen nemen van de beschikbare productiecapaciteit. Naast de overgangstermijn en de nadeelcompensatie worden pelsdierhouders gecompenseerd door middel van flankerend beleid. Dit bestaat uit: 1. een subsidie voor sloop- en ombouwkosten om nertsenstallen af te breken of om te bouwen naar andersoortige gebouwen. 2. een Sociaal Economisch Plan, een subsidieregeling waarmee ex-pelsdierhouders met financiële steun nieuwe wegen kunnen inslaan (bijvoorbeeld opleidingen volgen en vergunningen aanvragen); 3. een compensatie van pensioenschade.
Een aanzienlijke groep ex-nertsenhouders heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de nadeelcompensatie. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) behandelt deze zomer 53 beroepszaken van ex-pelsdierhouders die beroep hebben aangetekend tegen de beslissing op het door hen gemaakte bezwaar.
22
Welke ruimingen hebben er in 2024 en 2025 plaatsgevonden? Vanwege welke ziektes? Hoeveel dieren van welke soort/doel werden er geruimd?
Antwoord
In de onderstaande tabel zijn de ruimingen weergegeven over 2024 en 2025 met daarbij de ziektes en diersoorten.
DGF ruimingen 2024
Dierziekte | Datum besmetting | Dieren | Producten |
---|---|---|---|
Salmonella Enteritidis | 14-feb-24 | 18.360 niet-ingelegde broedeieren | |
Salmonella Enteritidis | 14-feb-24 | 26.431 vleeskuikenouderdieren | 64.800 niet-ingelegde broedeieren |
Salmonella Enteritidis | 23-apr-24 | 14.580 niet-ingelegde broedeieren | |
Salmonella Enteritidis | 23-apr-24 | 25.173 vleeskuikenouderdieren | 51.840 niet-ingelegde broedeieren |
Salmonella Enteritidis | 23-apr-24 | 43.500 ingelegde broedeieren | |
Brucella Abortus | 10-apr-24 | 1 rund (maatregel o.b.v. verdenking, geen besmetting) | |
Newcastle Disease | 8-mei-24 | 23 duiven | |
Salmonella Enteritidis | 6-aug-24 | 56.316 ingelegde broedeieren | |
Salmonella Enteritidis | 6-aug-24 | 6.559 vleeskuikenouderdieren | 14.681 niet-ingelegde broedeieren |
Brucella Abortus | 17-okt-24 | 1 rund (maatregel o.b.v. verdenking, geen besmetting) | |
HPAI | 18-nov-24 | 22.718 leghennen biologisch | 92.880 consumptie-eieren |
HPAI | 8-dec-24 | 62.930 vleeskuikens |
DGF ruimingen 2025 (t/m 22 mei 2025)
Dierziekte | Datum besmetting | Dieren | Producten |
---|---|---|---|
Salmonella Enteritidis | 6-jan-25 | 28.405 vleeskuikenouderdieren | |
HPAI | 30-jan-25 | 4.352 leghennen scharrel bruin 21.156 leghennen scharrel wit |
10.800 consumptie-eieren 81.000 consumptie-eieren |
HPAI | 17-feb-25 | 37.721 leghennen scharrel wit | 34.374 1e keus consumptie-eieren 2.010 2e keus consumptie-eieren |
Salmonella Typhimurium | 7 maart 2025 10 maart 2025 |
19.882 vleeskuikenouderdieren 20.562 vleeskuikenouderdieren |
48.436 niet-ingelegde broedeieren 38.770 niet-ingelegde broedeieren |
HPAI | 19-feb-25 | 47 hobbydieren (verschillende soorten pluimvee) | |
HPAI | 19-mrt-25 | 24.645 vleeskalkoenen | |
Salmonella Enteritidis | 17-mrt-25 | 13.245 vleeskuikenouderdieren | 120.168 niet-ingelegde broedeieren |
23
Hoeveel van de gemeten en/of uitgekeerde gewasschade in 2024 en 2025 in euro en procent was schade aan gewassen die direct bestemd waren voor menselijke consumptie en hoeveel van de schade was aan voor diervoeder bestemde gewassen?
Antwoord
De Rijksoverheid beschikt niet over registratiegegevens van gemeten en/of uitgekeerde gewasschades, ook niet van de verzekerde gewasschades vanuit de gesubsidieerde Brede weersverzekering die door marktpartijen wordt aangeboden.
24
Hoeveel katten werden in 2023, 2024 en 2025 afgeschoten?
Antwoord
LVVN beschikt niet over deze gegevens omdat het faunabeleid is gedecentraliseerd naar de provincies. Voor deze informatie kunt u terecht bij de desbetreffende faunabeheereenheid van de provincie. Faunabeheereenheden publiceren jaarlijks hun jaarverslagen waarin onder andere afschotgegevens zijn opgenomen.
25
Hoeveel kangoeroevlees werd er in 2024 en 2025 geïmporteerd? Hoeveel bleef daarvan in Nederland? Waar werd de rest naar geëxporteerd?
Antwoord
In 2024 zijn 12 zendingen met in totaal 189 ton kangoeroevlees geïmporteerd. Hiervan waren 11 zendingen bestemd voor Nederland. 1 zending was bestemd voor Frankrijk. In 2025 zijn 3 zendingen met in totaal 53 ton kangoeroevlees geïmporteerd. Hiervan waren alle drie zendingen bestemd voor Nederland.
26
Hoeveel foie gras, angora, levend geplukt dons en levende kreeften en krabben werden er in 2024 en 2025 in Nederland geïmporteerd en waar vandaan?
Antwoord
In 2024 en 2025 is geen foie gras geïmporteerd. Angora wordt niet als zodanig geregistreerd in importstatistieken. Hierover zijn geen gegevens bekend.
In 2024 zijn er drie zendingen met in totaal 10 ton dons geïmporteerd. In 2025 zijn er tot 1 mei drie zendingen met in totaal zes ton dons geïmporteerd. Alle dons is afkomstig uit China. Het is niet bekend of dit levend geplukt dons betreft.
Er werden in 2024 244 zendingen met in totaal ongeveer 50.000 krabben geïmporteerd uit derde landen, niet bestemd voor consumptie. Er werden in 2025 tot 1 mei 47 zendingen met in totaal ongeveer 9.500 krabben geïmporteerd uit derde landen, niet bestemd voor consumptie. Deze krabben zijn voornamelijk afkomstig uit de Filipijnen, Indonesië en Singapore. Daarnaast zijn in 2024 twee zendingen levende krabben geïmporteerd voor de consumptie (0,6 ton).
Er werden in 2024 114 zendingen met in totaal ongeveer 38.000 kreeften geïmporteerd uit derde landen, niet bestemd voor consumptie. Er werden in 2025 tot 1 mei 23 zendingen met in totaal ongeveer 12.000 kreeften geïmporteerd uit derde landen, niet bestemd voor consumptie. Deze kreeften zijn voornamelijk afkomstig uit de Filipijnen en Indonesië. Daarnaast zijn in 2024 49 zendingen levende kreeften geïmporteerd voor de consumptie (66 ton) uit Canada. In 2025 zijn er tot 1 mei in totaal 9 zendingen (6 ton) levende kreeften geïmporteerd uit o.a. Canada en de USA.
27
Hoeveel dieren werden in 2023, 2024 en 2025 hoogzwanger aangevoerd voor de slacht, uitgesplitst naar soort?
Antwoord
De NVWA houdt niet bij hoeveel hoogdrachtige dieren worden aangevoerd voor de slacht uitgesplitst naar soort. De NVWA heeft in 2023, 2024 en in Q1 van 2025 in slachthuizen respectievelijk 114, 121 en 46 bevindingen gedaan van dieren die vermoedelijk > 90% drachtig waren. Dit betreft vrijwel uitsluitend runderen.
28
Hoeveel pluimvee, uitgesplitst naar soort, zijn er in 2024 en 2025 ante mortem en post mortem afgekeurd voor menselijke consumptie? Hoeveel is dat van het totaal? Wat waren de redenen? Hoeveel pluimvee, uitgesplitst naar soort was 'dead on arrival' (DOA )in 2024 en 2025?
Antwoord
De NVWA houdt geen gegevens bij van het pluimvee dat bij de ante mortem keuring is afgekeurd voor menselijke consumptie. De NVWA houdt wel gegevens bij van het aantal dood aangevoerde dieren en de bij de post mortem keuring voor menselijke consumptie afgekeurde dieren. Alleen de afkeuringen bij de post mortem keuring worden uitgesplitst naar diersoort bijgehouden.
In 2024 zijn volgens gegevens van de NVWA in totaal 508,5 miljoen
dieren op de pluimveeslachthuizen aangevoerd, waarvan 491.136 dieren
(0,1%) dood werden aangevoerd en niet voor verdere verwerking in
aanmerking kwamen.
Van de 508 miljoen levend aangevoerde dieren werden 4,6 miljoen dieren
(0,9%) afgekeurd voor menselijke consumptie bij de post mortem keuring.
Redenen voor afkeuring zijn o.a. afwijkende geur / kleur / consistentie
of huidafwijkingen.
In 2025 zijn tot 1 mei volgens gegevens van de NVWA in totaal
ongeveer 174 miljoen dieren op de pluimveeslachthuizen aangevoerd,
waarvan 171.174 dieren (0,1%) dood werden aangevoerd en niet voor
verdere verwerking in aanmerking kwamen.
Van de ongeveer 174 miljoen levend aangevoerde dieren werden ongeveer
1,5 miljoen dieren (0,9%) afgekeurd voor menselijke consumptie bij de
post mortem keuring. Redenen voor afkeuring zijn o.a. afwijkende geur /
kleur / consistentie of huidafwijkingen.
29
Hoeveel struisvogels worden er jaarlijks in Nederland gehouden/geslacht in 2024 en 2025? In hoeveel slachthuizen?
Antwoord
In 2024 zijn 53 loopvogels geslacht en t/m 1 mei 2025 zijn dat er 14. Deze loopvogels zijn geslacht in twee slachthuizen. Er zijn bij RVO 2 houders van struisvogels die gecombineerde Opgave hebben gedaan met in totaal 28 struisvogels.
30
Hoeveel parelhoenders, kwartels en fazanten worden er jaarlijks in Nederland gehouden of geslacht in 2024 en 2025? In hoeveel slachthuizen?
Antwoord
In 2024 en tot 1 mei 2025 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland geen parelhoenders, kwartels of fazanten geslacht in erkende slachthuizen. Uit de gecombineerde Opgave 2025 zijn er 6 houders van fazanten bekend met in totaal 1511 dieren. En 1 houder van helmparelhoenders met 10 dieren.
31
Hoeveel illegale slachthuizen of slachtplaatsen zijn er in 2024 en 2025 ontdekt? Hoe is daar tegen opgetreden?
Antwoord
In 2024 zijn tijdens het offerfeest twee illegale slachterijen ontdekt. In het ene geval is een bestuurlijke boete opgemaakt en in het andere geval is een proces-verbaal opgemaakt. In 2025 werden op 23 mei2 en op 6 juni3 illegale slachterijen ontdekt. De onderzoeken lopen nog.
32
Hoeveel landbouwdieren werden in 2024 en 2025 als luchtvracht vervoerd uitgesplitst naar soort?
Antwoord
In 2024 zijn voor export naar landen buiten de Europese Unie ruim 11,5 miljoen eendagskuikens per luchtvracht vervoerd. In 2025 zijn voor export naar landen buiten de Europese Unie ruim 3,5 miljoen eendagskuikens en 200 fok- en gebruiksrunderen als luchtvracht vervoerd.
33
Hoeveel dieren kwamen in 2024 en 2025 om het leven bij het begeven van stalvloeren? Hoeveel van dergelijke ongelukken waren er in die jaren in totaal?
Antwoord
Uit navraag bij Brandweer Nederland en het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) blijkt dat op dit moment geen landelijke registratie plaatsvindt van het aantal dierlijke slachtoffers als gevolg van gevaarlijke mestgassen, mestexplosies en het bezwijken van een stalvloer. Omdat de constructieve veiligheid van stalvloeren is geregeld in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving, ben ik samen met mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) in overleg met Brandweer Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), NIPV en de NVWA om te verkennen hoe er landelijk meer inzicht kan komen in dit soort incidenten.
34
Hoe verhoudt het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij zich tot medisch gebruik voor mensen en huisdieren (in kilo’s en percentage van totaal antibiotica gebruik in Nederland)?
Antwoord
De Autoriteit Diergeneemiddelen (SDa) monitort de gebruikte en verkochte hoeveelheid antibiotica bij dieren. In 2023 werd 116.542 kg aan massa actieve stof antibiotica verkocht in Nederland (SDa rapportage 2024).
Gezelschapsdieren worden nog niet jaarlijks gemonitord. Vanaf 2030 is monitoring op het gebruik bij gezelschapsdieren verplicht volgens de Europese diergeneesmiddelenverordening (EU 2019/6).
In de humane gezondheidszorg wordt het antibioticagebruik bijgehouden met behulp van de zogenaamde DDD (Defined Daily Dose – gemiddelde dagelijks dosis per 1000 inwoners per dag), waardoor een directe vergelijking op basis van massa (in kilo’s) tussen het humaan en veterinair gebruik niet mogelijk is.
35
Hoeveel ééndagshaantjes worden er jaarlijks in Nederland gedood? Hoeveel daarvan voor de export van leghenkuikens?
Antwoord
Het doden van ééndagskuikens wordt niet geregistreerd.
36
Hoeveel vleeseenden hadden in 2025 toegang tot zwemwater? Hoe staat het met de pilot ‘poetswater’?
Antwoord
Bij de registratie van vleeseendbedrijven vindt er geen registratie plaats van hoe de dieren worden gehouden. De pilot ‘poetswater’ is bij LVVN onbekend. Zoals gemeld in de brief aan de Kamer van 7 februari 2025 (Kamerstuk 28286, nr. 1380) is de sector geïnformeerd dat alle eendenhouderijen in Nederland verplicht zijn om uiterlijk in 2030 poetswater te verstrekken.
37
Hoeveel koloniekooi bedrijven zijn er nog in Nederland? Hoeveel leghennen verblijven er nog in kooien? Hoeveel vleeskuikens?
Antwoord
Bij de Gecombineerde Opgave van 2025 zijn er in totaal 53 bedrijven die een vorm van kooihuisvesting hebben.
Houderijvorm | Bedrijven | Gem. dieraantallen over 2024 |
---|---|---|
Koloniekooi | 36 | 4.033.059 |
Overige Kooi | 17 | 1.150.235 |
38
Welk aantal en percentage leghennen bevindt zich in scharrelschuur zonder uitloop?
Antwoord
Het totaal aantal scharrel leghennen zonder vrije uitloop is 20.757.697. Dit is 61% van de totale populatie leghennen.
39
Hoeveel kalkoenkuikens en eieren worden jaarlijks in Nederland geïmporteerd en waarvandaan?
Antwoord
In 2024 zijn vier zendingen met 212.800 kalkoeneieren geïmporteerd uit Canada en de VS en twee zendingen van 15.000 eieren zijn van landen binnen de EU naar Nederland verplaatst. Er zijn geen kalkoenkuikens geïmporteerd. In 2025 zijn tot 1 mei drie zendingen met 226.600 kalkoeneieren geïmporteerd uit Canada, en twee zendingen van 10.500 eieren zijn vanuit landen binnen de EU naar Nederland verplaatst. Er zijn geen kalkoenkuikens geïmporteerd.
40
Hoeveel eenden stierven er op transport naar een Nederlands slachthuis in 2024 en 2025?
Antwoord
Gegevens van overlijden van dieren tijdens transport worden niet geregistreerd. Wel wordt geregistreerd hoeveel dieren dood worden aangevoerd op een slachthuis (DOA - dead on arrival).
In 2024 zijn 8.131 eenden dood aangevoerd op slachthuizen. In 2025 zijn dat er tot 1 mei 2025 2.227. Hierbij kan geen onderscheid gemaakt worden in welke fase van het voorafgaande traject (vangen, laden transport, wachttijd in de aanvoerhal) dieren doodgegaan zijn.
41
Welk percentage en aantal hectare van de beschikbare landbouwgrond in Nederland wordt gebruikt voor begrazing door vee en verbouwing van gewassen voor veevoeder (afgezet tegen verbouwen van voedsel direct voor humane consumptie)?
Antwoord
Volgens het CBS werd in 2024 van de in totaal circa 1,8 miljoen hectare beschikbare landbouwgrond in Nederland ongeveer 1 166 duizend hectare, ofwel 65 procent, benut als grasland en voor de teelt van groenvoedergewassen die doorgaans worden gebruikt als vers veevoer. Het overige areaal van circa 633 duizend hectare, overeenkomend met 35 procent, werd aangewend voor akker- en tuinbouwgewassen. Hiervan is niet gespecificeerd of dit bedoeld is voor teelt van gewassen voor veevoer of voor humane consumptie.
42
Wat is de uitval van konijn, vleeskuikens, vleeskuikenouder, leghenouderdieren, leghen, eend, kalkoen, geit, schaap, kalveren op melkveebedrijf, kalveren op mesterij, vleesrunderen, melkkoeien, varkens in procenten en absolute aantallen over 2024? Hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren?
Antwoord
Van konijnen wordt alleen de locatie geregistreerd in het I&R register. In I&R wordt geen onderscheid gemaakt tussen melkvee en vleesvee bij runderen. RVO houdt de meldingen van alle dode runderen, varkens, schapen en geiten bij in I&R, maar geen uitvalcijfers van geboorte/ aanvoer tot aan de slachtleeftijd.
43
Wat is het aantal dieren dat is overleden tijdens transport, uitgesplitst naar soort, in de jaren 2024 en 2025?
Antwoord
Het aantal dieren dat tijdens transport overlijdt wordt niet geregistreerd.
44
Hoeveel kameelachtigen worden er in Nederland gehouden voor melk? Hoeveel geslacht?
Antwoord
In 2024 zijn er 2 kameelachtigen geslacht. Alleen inrichtingen waar kameelachtigen worden gehouden, worden per 1 januari 2025 geregistreerd.
45
Hoeveel vissen uitgesplitst per soort bevinden zich in aquacultuur in Nederland? Hoeveel bedrijven zijn er?
Antwoord
Het is onbekend om hoeveel vissen het precies gaat. In Nederland worden de volgende vissoorten gekweekt: forel, zalm, yellow tail, tarbot, meerval, paling, snoekbaars, steur, tilapia en claresse. Het gaat hierbij in totaal om circa 25 bedrijven die vis op land kweken in recirculatiesystemen. Daarnaast worden in de Nederlandse wateren ook schelpdieren gekweekt, te weten mosselen (bodemkweek en hangcultuur) en oesters door respectievelijk circa 100 mosselbedrijven en circa 40 oesterbedrijven.
46
Hoeveel dieren kwamen om door uitvallen van de ventilatie in stallen in 2024 en 2025?
Antwoord
Er is geen centrale registratie van dierlijke slachtoffers door uitval van ventilatiesystemen in stallen. Er is daarom geen betrouwbaar aantal bekend. Wel heeft mijn voorganger in 2021 veehouders opgeroepen om een melding te maken bij de NVWA als men duidelijke aanwijzingen heeft dat dieren door verstikking of door uitval van systemen om het leven zijn gekomen bij stallen die kunstmatige ventilatie gebruiken (Kamerstuk 28286, nr. 1210). Hier wordt ook aandacht voor gevraagd in het plan van aanpak hittestress (Kamerstuk 28286, nr. 1296). Momenteel inventariseert de NVWA hoeveel van deze meldingen de afgelopen jaren zijn gedaan bij de NVWA. Om systeemuitval zo veel mogelijk te voorkomen en snel actie te kunnen ondernemen wanneer het ventilatiesysteem onverhoopt uitvalt, zijn de open normen over nood- en alarmsystemen in stallen ingevuld (Kamerstuk 28286, nr. 1293). In stallen waarbij de gezondheid en het welzijn van het dier afhankelijk zijn van kunstmatige ventilatie is een alarmsysteem en alarmplan verplicht. Ook is sinds 1 juli 2024 een noodstroomaggregaat verplicht.
47
Hoeveel vis vingen Nederlandse rederijen in 2024 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere jaren?
Antwoord
Een uitsplitsing naar rederij is niet mogelijk. Rijksdienst van Ondernemend Nederland (RVO) beschikt over de gegevens van vissersvaartuigen die in het Nederlandse register van vissersvaartuigen zijn opgenomen. Nederlandse reders kunnen ook schepen onder buitenlandse vlag bezitten. Zie het antwoord op vraag 48 voor vangsten vanuit Nederlandse vissersschepen.
48
Hoeveel vis vingen Nederlandse vissersschepen in 2024 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere jaren?
Antwoord
Door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geregistreerde vangsten van de Nederlandse vissersvaartuigen in 2024 zijn per soort weergegeven in onderstaande tabel. Dit betreft de vangsten in tonnen, in aantallen wordt dit niet geregistreerd. In deze tabel zijn de verschillen ten opzichte van 2023 opgenomen. De categorie ‘overig’ betreft soorten waarvan in 2024 minder dan 1 ton werd gevangen. Door afronding op tonnen is bij sommige soorten bij eenzelfde hoeveelheid toch een procentuele af- of toename in vangsten vermeld.
2024 | verschil ten opzichte van 2023 | |||
soortnaam | vangst (ton) | hoeveelheid (ton) | percentage | |
Amerikaanse zwaardschede | 176 | |||
Ansjovis | 3 | -13 | -82% | |
Atlantische Braam | 17 | 11 | 179% | |
Atlantische horsmakreel | 11.826 | 1.298 | 12% | |
Blankvoorn | 1 | 0 | -12% | |
Blauwe haai | 1 | 1 | 122% | |
Blauwe wijting | 90.872 | 5.835 | 7% | |
Blauwvintonijn | 6 | 5 | 485% | |
Blonde rog | 199 | 50 | 34% | |
Bokvis | 2 | -1 | -26% | |
Bonito | 1.086 | 1.005 | 1.236% | |
Bot | 476 | -44 | -9% | |
Brasem | 1 | 0 | -21% | |
Ceratoscopelus maderensis | 5 | -29 | -86% | |
Chinese wolhandkrab | 33 | -13 | -29% | |
Congeraal | 12 | 2 | 17% | |
Degenvis | 83 | 62 | 292% | |
Diaphus effulgens | 1 | 1 | ||
Diklipharder | 5 | -6 | -54% | |
Doornhaai | 5 | 2 | 74% | |
Dunlipharder | 69 | -4 | -6% | |
Engelse poon | 121 | -15 | -11% | |
Europese heek | 113 | -51 | -31% | |
Europese sardine | 11.221 | 749 | 7% | |
Europese spinkrab | 59 | 45 | 328% | |
Evervis | 46 | -23 | -34% | |
Franse tong | 2 | 0 | -20% | |
Fregattonijn | 259 | 171 | 195% | |
Gaffelkabeljauw | 5 | 4 | 316% | |
Gaffelmakreel | 26 | 26 | ||
Geep | 12 | 11 | 1.146% | |
Gestreepte tonijn | 27 | -34 | -56% | |
Gevlekte gladde haai | 7 | 5 | 255% | |
Gevlekte rog | 96 | -4 | -4% | |
Gewone pijlinktvis | 2.317 | 123 | 6% | |
Gewone zeekat | 1.248 | 182 | 17% | |
Gladbek-zeemeerval | 6 | 6 | ||
Gladde haai | 105 | 7 | 7% | |
Gouden sardinella | 85 | -44 | -34% | |
Grauwe poon | 114 | -64 | -36% | |
Griet | 360 | 86 | 31% | |
Grootkopharder | 55 | 55 | ||
Grote gaffelmakreel | 338 | 329 | 3.578% | |
Grote pieterman | 148 | -26 | -15% | |
Grote pijlinktvis | 3 | 1 | 63% | |
Grote zilversmelt | 7.416 | 2.357 | 47% | |
Haring | 92.782 | 18.470 | 25% | |
Haringhaai | 2 | 2 | ||
Heilbot | 10 | 5 | 103% | |
Hondshaai | 177 | -58 | -25% | |
Japanse oester | 49 | 33 | 199% | |
Japanse tapijtschelp | 69 | 69 | ||
Kabeljauw | 800 | 108 | 16% | |
Kever | 6 | 3 | 112% | |
Kleine zwaardschede | 4.861 | -848 | -15% | |
Kokkel | 4.025 | 2.157 | 115% | |
Koolvis | 145 | -27 | -16% | |
Kreeft | 16 | -21 | -57% | |
Langoustine | 749 | -123 | -14% | |
Leng | 7 | 3 | 94% | |
Madeira-sardinella | 35 | -79 | -69% | |
Makreel | 18.379 | -2.420 | -12% | |
Mul | 1.553 | -215 | -12% | |
Noordzeegarnaal | 12.332 | 4.740 | 62% | |
Noordzeekrab | 476 | 20 | 4% | |
Paling | 2 | -1 | -46% | |
Pijlinktvisachtigen | 19 | -5 | -20% | |
Pomfret | 1 | 1 | ||
Reuzenhaai | 6 | 6 | ||
Rode pijlinktvis | 3 | 3 | ||
Rode poon | 1.209 | -316 | -21% | |
Ruwe haai | 1 | 0 | -24% | |
Schar | 837 | 106 | 14% | |
Scharretong | 1 | 0 | 3% | |
Schelvis | 998 | 516 | 107% | |
Schol | 6.502 | -1.775 | -21% | |
Scomber colias | 1.748 | -3.632 | -68% | |
Sint-Jacobsschelp | 24 | 1 | 4% | |
Snoekbaars | 10 | 7 | 251% | |
Spaanse makreel | 213 | -607 | -74% | |
Spaanse zeebrasem | 3 | -9 | -74% | |
Spiering | 99 | 92 | 1.292% | |
Spisula subtruncata | 3.975 | 939 | 31% | |
Sprot | 49 | 17 | 52% | |
Steenbolk | 314 | 42 | 15% | |
Stekelrog | 414 | 158 | 62% | |
Stevige strandschelp | 7.216 | 0 | 0% | |
Strandkrab | 67 | 2 | 3% | |
Tarbot | 870 | 27 | 3% | |
Tong | 2.986 | -216 | -7% | |
Tongschar | 102 | -6 | -5% | |
Venusschelp | 1 | 1 | ||
Wijting | 1.874 | 615 | 49% | |
Witje | 16 | 3 | 22% | |
Witte koolvis | 11 | 5 | 81% | |
Wulk | 298 | -31 | -9% | |
Zeebaars | 223 | -12 | -5% | |
Zeebrasem | 15 | 15 | ||
Zeeduivel | 212 | 74 | 54% | |
Zeekarper | 104 | -8 | -7% | |
Zeewolf | 29 | 16 | 124% | |
Zonnevis | 11 | 0 | 1% | |
Overig | 3 |
49
Hoeveel vis werd in Nederland aangeland in 2024 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere jaren?
Antwoord
In onderstaande tabel zijn de door RVO geregistreerde aanlandingen per soort weergegeven die in de Nederlandse havens in 2024 zijn gedaan. Dit betreft aanlandingen in tonnen, in aantallen wordt dit niet geregistreerd. Dit zijn zowel aanlandingen van Nederlandse vaartuigen als buitenlandse vaartuigen. In deze tabel zijn verschillen ten opzichte van 2023 opgenomen. De categorie ‘overig’ betreft soorten waarvan in 2024 minder dan 1 ton werd aangeland. Door afronding op tonnen is bij sommige soorten bij eenzelfde hoeveelheid toch een procentuele af- of toename in aanlandingen vermeld.
2024 | Verschil t.o.v. 2023 | ||
Soortnaam | Aanlanding (ton) | hoeveelheid (ton) | percentage |
Amerikaanse ponen | 19 | -9 | -33% |
Amerikaanse zwaardschede | 176 | 176 | |
Ansjovis | 3 | -13 | -82% |
Atlantische Braam | 3 | 0 | -3% |
Atlantische horsmakreel | 7.715 | 1.164 | 18% |
Blankvoorn | 1 | 0 | -10% |
Blauwbaars | 4 | 4 | |
Blauwe wijting | 177.409 | 1.848 | 1% |
Blauwe zeewolf | 1 | 1 | 803% |
Blonde rog | 185 | 49 | 36% |
Bonito | 617 | 617 | |
Bot | 492 | -35 | -7% |
Brasem | 1 | 0 | -26% |
Campogramma glaycos | 225 | 225 | |
Cephalopoda | 69 | -23 | -25% |
Ceratoscopelus maderensis | 5 | -29 | -86% |
Chileense horsmakreel | 3.906 | -5.238 | -57% |
Chinese wolhandkrab | 31 | -14 | -31% |
Congeraal | 10 | 3 | 42% |
Cubiceps caeruleus | 18 | 3 | 21% |
Degenvis | 60 | 60 | |
Diaphus effulgens | 1 | 1 | |
Diklipharder | 4 | -5 | -58% |
Doornhaai | 6 | 3 | 106% |
Draakvis | 1 | 0 | 44% |
Dunlipharder | 66 | -4 | -6% |
Engelse poon | 53 | -33 | -39% |
Europese heek | 63 | -86 | -58% |
Europese rivierkreeft | 2 | 2 | |
Europese sardine | 4.075 | 2.073 | 104% |
Europese spinkrab | 19 | 5 | 38% |
Evervis | 49 | -50 | -50% |
Franse tong | 2 | -2 | -55% |
Fregattonijn | 3 | 3 | |
Gaffelkabeljauw | 1 | 1 | 61% |
Geep | 6 | 5 | 567% |
Gestreepte tonijn | 3 | 3 | |
Gevlekte gladde haai | 7 | 2 | 30% |
Gevlekte rog | 119 | -11 | -8% |
Gewone pijlinktvis | 2.047 | -241 | -11% |
Gewone zeekat | 668 | 91 | 16% |
Gladde haai | 40 | -16 | -28% |
Gladde haaien | 1 | 1 | 669% |
Gouden sardinella | 17 | 17 | |
Grauwe poon | 115 | -81 | -41% |
Griet | 394 | 59 | 18% |
Grote pieterman | 94 | -38 | -29% |
Grote pijlinktvis | 1 | -1 | -43% |
Grote zilversmelt | 7.551 | 2.652 | 54% |
Harders | 3 | -2 | -41% |
Haring | 150.166 | 2.914 | 2% |
Heilbot | 7 | 2 | 56% |
Hondshaai | 126 | -88 | -41% |
Horsmakrelen | 154 | 39 | 33% |
Japanse oester | 49 | 33 | 199% |
Japanse tapijtschelp | 69 | 69 | |
Kabeljauw | 366 | 8 | 2% |
Kamschelp | 1 | 0 | 18% |
Kever | 12 | 6 | 105% |
Kleine tonijn | 1 | 1 | |
Kleine zwaardschede | 4.861 | -848 | -15% |
Kogeltonijn | 23 | 20 | 593% |
Kokkel | 4.014 | 2.161 | 117% |
Koolvis | 111 | -48 | -30% |
Kortvinpijlinktvis | 1 | 0 | 300% |
Kreeft | 31 | -9 | -23% |
Lampanyctus macdonaldi | 18 | 18 | |
Langoustine | 1.363 | -131 | -9% |
Leng | 7 | 4 | 142% |
Madeira-sardinella | 1 | 1 | |
Makreel | 40.981 | -10.801 | -21% |
Mul | 971 | -361 | -27% |
Noordzeegarnaal | 10.106 | 6.133 | 154% |
Noordzeekrab | 3.008 | -584 | -16% |
Pacifische bonito | 7 | -9 | -57% |
Paling | 2 | -1 | -45% |
Pijlinktvisachtigen | 67 | 23 | 51% |
Pijlinktvissen | 96 | 29 | 43% |
Ponen | 2 | -3 | -60% |
Reuzenpijlinktvis | 26 | -17 | -40% |
Rode pijlinktvis | 49 | 41 | 490% |
Rode poon | 1.230 | -322 | -21% |
Rogachtigen | 5 | 2 | 44% |
Schar | 672 | 60 | 10% |
Schelvis | 1.334 | 619 | 87% |
Schol | 7.251 | -3.139 | -30% |
Scomber colias | 95 | 95 | |
Sint-Jacobsschelp | 30 | -18 | -38% |
Snoekbaars | 10 | 7 | 253% |
Spaanse makreel | 667 | -2.022 | -75% |
Spaanse zeebrasem | 2 | 2 | |
Spiering | 99 | 92 | 1.292% |
Spisula subtruncata | 3.975 | 939 | 31% |
Sprot | 50 | 16 | 47% |
Steenbolk | 132 | -65 | -33% |
Stekelrog | 526 | 125 | 31% |
Stevige strandschelp | 7.216 | 27 | 0% |
Strandkrab | 67 | 2 | 3% |
Tarbot | 1.133 | 16 | 1% |
Tong | 3.372 | -149 | -4% |
Tongschar | 113 | -62 | -35% |
Venusschelp | 1 | 0 | 57% |
Wijting | 1.833 | 460 | 33% |
Witje | 20 | -31 | -61% |
Witte koolvis | 2 | 2 | 636% |
Witte zeemeerval | 3 | 3 | |
Wulk | 162 | -29 | -15% |
Zeebaars | 169 | -13 | -7% |
Zeebarbelen | 1 | 0 | 46% |
Zeeduivel | 57 | 12 | 27% |
Zeeduivels | 32 | -17 | -35% |
Zeekarper | 72 | -16 | -19% |
Zeekrabbensoorten | 5 | 5 | |
Zeewolf | 11 | 7 | 211% |
Zeewolven | 5 | 0 | 0% |
Zonnevis | 5 | -3 | -37% |
overig | 4 |
50
Hoeveel inspecties voerde de NVWA in 2024 uit in de visserijsector (op zee en in havens)? Hoe vaak werden daarbij overtredingen geconstateerd?
Antwoord
In 2024 zijn door de NVWA 1074 zeevisserij gerelateerde inspecties uitgevoerd. Bij 170 inspecties zijn overtredingen geconstateerd (15,8%). Bij het aanlanden van vis zijn 166 verificatie-aanlandinspecties uitgevoerd. Bij 31 inspecties zijn overtredingen geconstateerd (18,7%).
51
Hoeveel inspecties hebben er in 2024 en 2025 plaatsgevonden bij viskwekerijen, uitgesplitst naar diersoort, en wat waren de uitkomsten van deze inspecties?
Antwoord
In het kader van diergezondheid zijn in 2024 zeven inspecties uitgevoerd bij viskwekerijen:
Uitgesplitst per dierensoort:
- 3 inspecties bij schelpdieren hatcheries
- 1 inspectie bij een garnalenkwekerij
- 1 inspectie bij een forelkwekerij
- 1 inspectie bij een palingkwekerij
- 1 inspectie bij een beekridderkwekerij
5 van deze inspecties betreft een aanvraag erkenning aquacultuurinrichting en 2 zijn reguliere inspecties. Er zijn geen overtredingen geconstateerd. In 2025 is tot nu toe 1 inspectie uitgevoerd bij een kwekerij van Black Cod. Dit betreft een aanvraag aquacultuur erkenning.
52
Hoeveel kikkers bedoeld voor consumptie werden er in 2024 in Nederland ingevoerd?
Antwoord
In 2024 zijn vijf zendingen met in totaal 56 ton bevroren kikkerbillen ingevoerd.
53
Hoeveel ander ‘exotisch vlees’ (denk daarbij aan aap, huanaco, python, dolfijn, et cetera) werd er in 2024 en 2025 in Nederland ingevoerd, uitgesplitst naar diersoort?
Antwoord
In 2024 vlees is ingevoerd van de volgende diersoorten:
Fazant: 75 zendingen, in totaal 569 ton
Hert: 224 zendingen, in totaal 1936 ton
Zebra: 2 zendingen, in totaal 8 ton
Antilope: 1 zending, in totaal 4 ton
Konijn/haas: 2 zendingen, in totaal 1 ton
Rendier: 1 zending, 4 ton
In 2025 is tot 1 mei vlees ingevoerd van de volgende diersoorten:
Fazant: 16 zendingen, in totaal 179 ton
Hert: 52 zendingen, in totaal 468 ton
Krokodil: 1 zending, in totaal 10 ton
Konijn/haas: 1 zendingen, in totaal 25 ton
Kikkerbillen: 3 zendingen, in totaal 16 ton
54
Hoeveel haaienvinnen en andere haaiproducten werden er in 2024 en 2025 in Nederland ingevoerd?
Antwoord
In 2024 zijn zestien zendingen met in totaal 18.000 kilo haaienvlees ingevoerd van buiten de EU. Er wordt niet apart geregistreerd welk deel daarvan haaienvinnen zijn. In 2025 zijn tot 1 mei zeven zendingen met in totaal 8.000 kilo haaienvlees ingevoerd van buiten de EU. Er wordt niet apart geregistreerd welk deel daarvan haaienvinnen zijn.
55
Hoeveel Antarctische krill (Euphausia superba) en krillproducten werden er in 2024 en 2025 in Nederland ingevoerd?
Antwoord
Tussen 1 januari 2024 en 30 april 2025 zijn geen Antarctische krill en krillproducten ingevoerd.
56
Hoeveel aquariumvissen werden er in 2024 en 2025 in Nederland geïmporteerd?
Antwoord
In 2024 werden 19.132.537 aquariumvissen geïmporteerd en in 2025 werden tot 1 mei 3.042.375 aquariumvissen geïmporteerd.
57
Hoeveel buffelhouderijen zijn er op dit moment in Nederland en hoeveel buffels worden daar gehouden?
Antwoord
Elk jaar leggen ondernemers in het kader van de Gecombineerde Opgave (GO) diergegevens en locatiegegevens vast. Dit gebeurt elk jaar op 1 april. Op 1 april 2025 zijn door ondernemers in totaal 41 inrichtingen opgegeven waar in totaal 4.885 buffels werden gehouden.
58
Hoeveel dieren van welke soort zijn er in 2024 en 2025 gedood in de Oostvaardersplassen en hoeveel hiervan zijn gebruikt/waren geschikt voor menselijke consumptie?
Antwoord
In de tabel hieronder kunt u lezen hoeveel dieren er in 2024 en 2025 zijn gedood in de Oostvaardersplassen en hoeveel hiervan zijn gebruikt/waren geschikt voor menselijke consumptie:
Aantal gedode dieren in de Oostvaardersplassen | 2024 | Aangeboden voor consumptie | januari t/m april 2025 | Aangeboden voor consumptie |
---|---|---|---|---|
Edelhert | 430 | Er zijn 231 edelherten aangeboden voor menselijke consumptie. De overigen waren weliswaar geschikt voor consumptie, maar zijn in het veld achtergelaten als onderdeel van de voedselketen van in het wild levende dieren. | 553 | Er zijn 228 edelherten aangeboden voor consumptie. De overigen waren weliswaar geschikt voor consumptie, maar zijn in het veld achtergelaten als onderdeel van de voedselketen van in het wild levende dieren. |
Konikpaard | 80 | 68 zijn naar het slachthuis gegaan. 12 oudere hengsten waren niet geschikt voor consumptie vanwege risico op verhoogde dioxine-waarden. |
0 | 0 |
Heckrund | 12 | Heckrunderen uit de Oostvaardersplassen mogen niet voor menselijke consumptie worden aangeboden. | 74 | Heckrunderen uit de Oostvaardersplassen mogen niet voor menselijke consumptie worden aangeboden. |
59
Hoe staat het met de uitvoering van het aangenomen amendement van het lid Wassenberg (Kamerstuk 35892, nr. 22)?
Antwoord
Begin dit jaar zijn gesprekken gevoerd met o.a. hobbydierhouders, slangenhouders, dierentuinen, dierenartsen en ondernemers in de huisdierenbranche. Ook de NVWA, LID en politie zijn betrokken bij de eerste uitwerking. Op basis van alle input wordt nu gewerkt aan de concept-AMvB.
60
Hoeveel bedrijven houden in 2024 en 2025 kalkoenen voor de productie van vlees?
Antwoord
In 2024 een aantal van 23 bedrijven en in 2025 een aantal van 21 bedrijven.
61
Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2024 en 2025 plaatsgevonden in de kalkoenenhouderij?
Antwoord
In 2024 is één kalkoenbedrijf geïnspecteerd op basis van een melding. In het kader van een naleefmeting zijn in 2025 28 kalkoenbedrijven door de NVWA gecontroleerd.
62
Hoeveel kalkoenen werden er in 2024 en 2025 geslacht in Nederlandse slachthuizen?
Antwoord
In 2024 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland 4.192 kalkoenen geslacht. In 2025 zijn er tot 1 mei 2025 1.444 kalkoenen geslacht.
63
Welke fixatiemethoden worden er gebruikt in reguliere slachthuizen voor het slachten van runderen, geiten en schapen? Welke fixatiemethoden worden gebruikt in slachthuizen die dieren slachten volgens religieuze riten?
Antwoord
In reguliere slachthuizen worden verschillende fixatiemethoden gebruikt, waarbij een fixatietoestel gebruikt kan worden (dat is niet verplicht). Runderen in reguliere slachthuizen worden over het algemeen staand gefixeerd met behulp van een fixatiebox met of zonder kopfixatievoorziening. Schapen en geiten worden staand gefixeerd door beperking van de beschikbare ruimte of door gebruikmaking van een V-vormige transportband, of in rugligging in een fixatietoestel.
In slachthuizen die dieren slachten volgens religieuze riten is mechanische fixatie van runderen, schapen en geiten verplicht, waarbij geen menskracht mag worden gebruikt voor de fixatie zelf. Runderen worden in rugligging gefixeerd in een kantelkooi of staand gefixeerd in een fixatiebox met borst-/buiklift. Een kopfixatievoorziening is in beide situaties verplicht. Schapen en geiten worden in rugligging of zijligging gefixeerd in een fixatietoestel of staand gefixeerd door gebruikmaking van een V-vormige transportband.
64
Hoe vaak heeft de NVWA de afgelopen jaren op moeten treden bij ballooning bij de slacht volgens religieuze riten?
Antwoord
De NVWA registreert ballooning niet.
65
Hoeveel bedrijven houden in 2024 en 2025 konijnen voor de productie van konijnenvlees?
Antwoord
Op basis van gegevens die door ondernemers jaarlijks wordt aangeleverd in het kader van de Gecombineerde Opgave (GO) op 1 april van ieder jaar zijn de volgende getallen bekend. Op 1 april 2024 waren er 34 locaties waar konijnen werden gehouden voor de productie van konijnenvlees. Op 1 april 2025 waren er 32 locaties waar konijnen werden gehouden voor de productie van konijnenvlees.
66
Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2024 en 2025 plaatsgevonden in de konijnenhouderij?
Antwoord
In 2024 en 2025 hebben geen NVWA-controles plaatsgevonden bij konijnenhouderijen.
67
Hoeveel konijnen zijn in 2024 en 2025 geslacht in Nederlandse slachthuizen?
Antwoord
In 2024 en tot 1 mei 2025 zijn in Nederland geen konijnen geslacht in erkende slachthuizen.
68
Hoeveel schapen zijn er tot nu toe in 2025 geslacht? Hoeveel in totaal in 2024?
Antwoord
In 2024 zijn in Nederland 557.804 schapen geslacht en t/m 1 mei 2025 zijn dat er 155.883.
69
Hoeveel schapen zijn er in 2024 en 2025 gedood door honden? Hoeveel door vossen? Hoeveel door goudjakhals? Hoeveel door de wolf? Hoeveel daarvan stonden achter een bewezen wolfwerend raster?
Antwoord
In 2024 en 2025 (tot en met 26 mei) zijn door de wolf 2881 schapen gedood (1030 vastgestelde aanvallen). Bij 49 van deze aanvallen was sprake van een wolfwerend raster dat voldeed aan de adviesnorm. Het aantal aanvallen van honden, vossen of goudjakhalzen op schapen wordt niet structureel bijgehouden. BIJ12 houdt meldingen bij van vermoedelijke wolvenaanvallen. Er zijn daarom geen cijfers over het aantal schapen dat wordt gedood door honden, vossen of goudjakhalzen. Uit DNA-onderzoek blijkt dat er bij een klein aandeel van de gemelde gevallen van een wolvenaanval sprake is van een aanval door een hond, een vos of een goudjakhals. Het betreft in 2024 en 2025 (tot en met 26 mei) 64 door honden gedode schapen (in 50 vastgestelde aanvallen), 1 door een vos gedood schaap (1 aanval) en geen door de goudjakhals gedode schapen. Geen van de door de honden of vossen gedode schapen stond achter een wolfwerend raster.
70
Welke onderzoeken, inclusief titel en publicatiedatum zijn er bij u bekend over het verdoven van kreeften en krabben?
Antwoord
Het onderzoek naar verdoven van krabben en kreeften begint met begrijpen hoe het bewustzijn van deze dieren werkt. Voor dat laatste is er in 2024 een rapport (“Specificaties voor het elektrisch bedwelmen van de Noordzeekrab en Europese kreeft: een aanzet”, nr1490) gepubliceerd dat ook gedeeld is met de Kamer (Kamerstuk 21501-32, nr. 1673). Verder wordt dit jaar een tweede rapport verwacht op dit gebied en is het onderzoek naar het daadwerkelijk verdoven nu ook in gang gezet. Over dit hele proces is begin dit jaar gecommuniceerd met de Kamer (Kamerstuk 28286, nr. 1377).
71
Hoeveel kreeften en krabben worden jaarlijks in Nederland geconsumeerd?
Antwoord
Deze aantallen zijn niet bekend.
72
Hoeveel kreeften en krabben worden jaarlijks in Nederland geproduceerd?
Antwoord
In Nederland worden geen krabben en kreeften geproduceerd. Krabben en kreeften worden uitsluitend wild gevangen. Het gaat hierbij zowel om zeekreeft en krab, als om exotische rivierkreeften en wolhandkrabben uit de binnenwateren. In 2024 werd door Nederlandse vissersvaartuigen circa 16 ton kreeft en 634 ton krabben (diverse soorten, zie ook antwoord op vraag 48) gevangen.
73
Hoeveel kreeften en krabben worden jaarlijks geïmporteerd en geëxporteerd?
Antwoord
Voor de import van kreeften en krabben, zie het antwoord op vraag 26. In 2024 zijn certificaten van de NVWA voor ongeveer 2.112.000 kg kreeften en krabben afgegeven voor export naar derde landen.
74
Wat zijn de welzijnsproblemen bij kreeften en krabben?
Antwoord
Dit heeft met name betrekking op de situatie waarbij krabben en kreeften voor consumptie levend worden gekookt. In lijn met de motie hierover bent u eerder geïnformeerd dat een verbod hierop versneld zal worden ingevoerd. De voorbereidingen hiervoor lopen inmiddels. Over dit proces bent u begin dit jaar geïnformeerd (Kamerstuk 28286, nr. 1377).
75
Hoeveel mosselen worden jaarlijks in Nederland geconsumeerd?
Antwoord
Bij het ministerie van LVVN zijn er geen exacte cijfers over de consumptie van vis/schaal-/schelpdieren in Nederland. De schatting is evenwel dat de jaarlijkse consumptie van mosselen in Nederland circa 10% bedraagt van de jaarlijkse kweekproductie. Dit komt ongeveer overeen met circa 4 miljoen kilo per jaar.
76
Hoeveel mosselen worden jaarlijks in Nederland geproduceerd?
Antwoord
De productie van in Nederland gekweekte mosselen bedraagt jaarlijks circa 30 – 40 miljoen kilo. In seizoen 2023/2024 bedroeg de productie circa 32,5 miljoen kilo.
77
Hoeveel mosselen worden jaarlijks geïmporteerd en geëxporteerd?
Antwoord
In 2024 werden er 19 zendingen met in totaal 294 ton aan mosselen geïmporteerd. In 2025 werden er tot 1 mei negen zendingen met in totaal 181 ton aan mosselen geïmporteerd.
Voor export van mosselen naar derde landen wordt door NVWA geen gegevens bijgehouden.
78
Wat zijn de welzijnsproblemen bij gekweekte mosselen?
Antwoord
Er zijn geen welzijnsproblemen bekend bij het kweken van mosselen. Bij deze kweek wordt geen bemesting gebruikt en ook is geen zoet water nodig. Er worden geen pesticiden, antibiotica of andere additieven toegepast.
79
Hoeveel garnalen worden jaarlijks in Nederland geconsumeerd?
Antwoord
Volgens cijfers van het Nederlands Visbureau werd in 2022 in totaal 3,7 miljoen kilo Hollandse garnalen geconsumeerd. Gegevens over andere garnalen zijn ons niet bekend.
80
Hoeveel garnalen worden jaarlijks in Nederland geproduceerd?
Antwoord
Garnalen worden in Nederland niet geproduceerd, maar alleen wild gevangen. In 2024 werd door Nederlandse vissersvaartuigen circa 12.332 ton garnalen gevangen (zie ook antwoord op vraag 48).
81
Hoeveel garnalen worden jaarlijks geïmporteerd en geëxporteerd?
Antwoord
In 2024 werden er 2.950 zendingen met in totaal 51.582 ton aan garnalen geïmporteerd uit derde landen. In 2025 werden er tot 1 mei 706 zendingen met in totaal 11.666 ton aan garnalen geïmporteerd uit derde landen. Voor export van garnalen naar derde landen wordt door NVWA geen gegevens bijgehouden.
82
Wat zijn de welzijnsproblemen bij garnalen vanuit de visvangst en kweek?
Antwoord
Betreffende garnalenvangst: de sorteer- en verwerkingslijn aan boord is zo kort mogelijk, dit beperkt het risico op welzijnsproblemen. Betreffende garnalenkweek: er is in Nederland enkel op zeer kleine schaal sprake van garnalenkweek. Er zijn bij LVVN geen welzijnsproblemen bekend bij deze garnalenkweek.
83
Wat is de huidige bijdrage op het bruto nationaal product (bnp) vanuit de schaaldierensector?
Antwoord
Bij LVVN zijn geen cijfers over de omzet van de schaaldiersector bekend.
84
Hoeveel ondernemingen (in zoverre bekend) doden kreeften en krabben door ze levend te koken?
Antwoord
Precieze aantallen zijn niet bekend. Ik ben inmiddels in gesprek met Koninklijke Horeca Nederland (KHN) ter voorbereiding op het verbod op levend koken. KHN heeft daarbij aangegeven dat levend koken op dit moment nog maar beperkt wordt toegepast en dat veelal wordt gewerkt met een messnede voorafgaand aan het koken.
85
Welke onderzoeken, inclusief titel en publicatiedatum, zijn er in de laatste vijf jaar gedaan op het gebied van vissenwelzijn?
Antwoord
Er loopt een onderzoek naar het bedwelmen op zee aan boord van vissersschepen voor de soorten tarbot en schol. Hiervoor zijn eerst de kwalificaties vastgesteld waaraan elektrische bedwelming zou moeten voldoen (“Stunning of Captured Plaice and Turbot at Sea: Provisions to Ensure Improved Welfare”, 2022). Op dit moment loopt de tweede fase om te komen tot een systematiek die ook aan boord van vissersschepen kan worden toegepast. Voor krabben en kreeften is eveneens onderzocht welke kwalificaties nodig zijn voor elektrische verdoving van deze dieren. Hierover bent u eerder geïnformeerd met Kamerbrief (Kamerstuk 21501-32, nr. 1673).
86
Welke pilots zijn er de laatste vijf jaar uitgevoerd op het gebied van vissenwelzijn en met welke resultaten?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 85.
87
Wat is de Nederlandse inzet op het Europese Unie (EU)-beleidsdossier aquacultuur?
Antwoord
Voedselzekerheid en duurzame voedselvoorziening zijn belangrijke kernpunten, zowel voor Nederland als voor de EU. Aquacultuur kan een belangrijke bijdrage leveren aan duurzame voedselvoorziening. De inzet hierbij is het stimuleren van innovatie voor zowel de schelpdiersector als de viskweek op land. Ook is de inzet om offshore aquacultuur in windparken mogelijk te maken.
88
Wat is de verwachte tijdslijn van het EU visserij- en aquacultuurbeleid?
Antwoord
De Europese Commissie (EC) is exclusief bevoegd voor het EU visserij- en aquacultuurbeleid dat wordt gevormd door het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Momenteel wordt het GVB door de EC geëvalueerd. Naar verwachting zal de EC de evaluatie in de eerste helft van 2026 publiceren. Gezien de uitdagingen voor de visserijsector en het noodzakelijke toekomstperspectief voor vissers zet het kabinet in op een herziening van het GVB in de lijn met de inzet waarover de Tweede Kamer in de afgelopen periode meerdere keren is geïnformeerd (onder meer Kamerstukken 31501-32, nr. 1705 en 1701).
89
Wat is de krachtenanalyse op lidstaatniveau ten aanzien van het verhogen van EU-dierenwelzijnswetgeving?
Antwoord
In principe geven vrijwel alle lidstaten aan dierenwelzijn belangrijk te vinden. In relatie tot de houderij van landbouwhuisdieren wordt vooral door Zweden, Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, België, Slovenië en Nederland verbetering van het gemeenschappelijk EU-dierenwelzijnsniveau bepleit. De meeste andere, vooral Zuid- en Oost-Europese lidstaten tonen zich terughoudend. In relatie tot de EU-transportverordening voor levende dieren zijn eveneens de zgn. ‘Vughtgroep-lidstaten’ (NL, DK, DE, ZWE, AT en BE) voorstander van het aanscherpen van betreffende EU-regelgeving, evenals Slovenië. Een grote meerderheid van de lidstaten (PT, CY, FR, EL, HU, IE, LV, LT, RO, ES, IT, POL, BUL, CZ, FI) is kritisch ten aanzien van aanscherping van regelgeving voor transport.
90
Hoeveel gesprekken hebben er, zowel op ambtelijk niveau als op bewindspersoonniveau, sinds het aannemen van Amendement van het lid Vestering (Kamerstuk 35398, nr. 23) door de Tweede en Eerste Kamer, plaatsgevonden met de koepelorganisaties Plukon Food Group, EW Group, Agrifirm, VanDrie Group, PALI Group, Friesland Campina, Vreba Melkvee en Vion Food Group?
Antwoord
In mei 2021 is het amendement Vestering (Kamerstuk 35398, nr. 23) door de Eerste Kamer aangenomen. Vervolgens is door opeenvolgende bewindspersonen en ambtenaren intensief overleg geweest over de duiding van dit amendement, de verwachte implicaties en mogelijke oplossingen daarvoor. Uiteraard betrof dit zowel intern als extern overleg. Er is door het ministerie geen administratie bijgehouden van het aantal gesprekken en evenmin is vastgelegd met welke bedrijven of koepelorganisaties is gesproken. Het is gebruikelijk om met partijen waarop de voorgestelde wet- of regelgeving van toepassing is, in gesprek te gaan.
91
Welke wetenschappers zijn betrokken geweest in welke tijdsfase van de totstandkoming van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) inzake dierwaardige veehouderij?
Antwoord
Bij de totstandkoming van de AMvB Dierwaardige veehouderij zijn verschillende wetenschappers op verschillende momenten betrokken. Zo zijn bij het inzichtelijk krijgen van de gedragsbehoeftes per diersoort dierinhoudelijk experts van Wageningen University & Research (WUR) betrokken, eveneens hebben zij meegedacht bij de vormgeving van mogelijke maatregelen die invulling zouden kunnen geven aan deze gedragsbehoeftes. Daarnaast heeft WSER/CAF de economische impact van maatregelen in kaart gebracht en heeft Wageningen Livestock & Research expertinschattingen gedaan voor de mogelijke impact van verschillende maatregelen op emissies.
92
Wanneer wordt het houd- en handelsverbod voor kortsnuitige honden en katten naar de Kamer gestuurd?
Antwoord
Zoals aangegeven in de appreciatie van de Motie Graus en Kostić inzake een handel- en houdverbod voor dieren die niet mogen worden gefokt in Nederland (Kamerstuk 36600 XIV, nr. 36), moet een houdverbod goed onderbouwd en goed handhaafbaar zijn. Een houdverbod kan daarom alleen gelden voor kenmerken die bij elk individueel dier ernstig lijden veroorzaken en die bij ieder dier op iedere leeftijd betrouwbaar vast te stellen zijn (handhavingscriteria). Ik zie vooralsnog geen mogelijkheden om een houdverbod in te stellen voor kortsnuitige katten, aangezien hier geen handhavingscriteria voor zijn. Er zijn wel duidelijke handhavingscriteria voor het fokken met kortsnuitige honden. Zoals in de verzamelbrief dierenwelzijn gezelschapsdieren van 13 juli 2023 (Kamerstuk 28286, nr. 1303) staat uiteengezet kunnen deze echter niet worden gebruikt voor een houdverbod, onder andere doordat de criteria pas betrouwbaar vastgesteld kunnen worden bij een hond vanaf 1 jaar oud. Ik onderzoek daarom momenteel of er een kenmerk is dat wel betrouwbaar kan worden vastgesteld bij puppy’s en dat een goede voorspeller is van het al dan niet voldoen aan (een van) de handhavingscriteria op 1-jarige leeftijd. Zoals eerder geantwoord op een vraag van het lid Kostić tijdens het tweeminutendebat dieren buiten de veehouderij op 5 december 2024 (CD d.d. 23/10), zal ik de Kamer in het najaar van 2025 laten weten of ik mogelijkheden zie om een houdverbod voor extreem kortsnuitige honden in te stellen en hoe dat er dan uit zou komen te zien.
93
Welke (internationale, nationale en lokale) meet- en monitoringsinstrumenten voor gemeenten ten aanzien van het lokale voedselaanbod zijn op dit moment bekend?
Antwoord
Er is geen eenduidige definitie van wat beschouwd kan worden als lokaal voedselaanbod. Wel zijn er op nationaal niveau verschillende initiatieven van gemeentes en provincies om voor consumenten het lokaal voedselaanbod inzichtelijk te maken. Voorbeelden hiervan zijn de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving, Slow Food en Sittaslow. Soms is hier ook een monitoringsinstrument aan verbonden.
Er zijn bij ons weten geen internationale of nationale meet- en monitoringsinstrumenten voor het lokale voedselaanbod. Wel kan de landbouwproductie in Nederland afgeleid worden uit de resultaten van de landbouwtellingen en gecombineerde opgave.
94
Welke argumenten lagen ten grondslag op het verlenen van ontheffing voor het gebruik van zandvis, kwartel, muskuseend, zoetwaterkabeljauw en beekridder als productiedier en tot wanneer zijn deze ontheffingen verleend?
Antwoord
De ontheffingen voor het gebruik van zandvis, kwartel, muskuseend, zoetwaterkabeljauw en beekridder als productiedier zijn verleend op basis van een advies van een expert die gekeken heeft naar het risico voor de volksgezondheid, diergezondheid, de mogelijke impact op de inheemse flora en fauna en het welzijn van het dier.
Diersoort | Kenmerk | Geldig tot |
---|---|---|
zandvis | 1370028271810 | 25 juli 2029 |
kwartel | WDP/10/2018/003 | 6 januari 2026 |
muskuseend | WDP/10/2020/001 | 8 oktober 2025 |
Zoetwater-kabeljauw | 9990003987621 | 25 juni 2025 |
beekridder | WDP/10/2019/003 | 20 november 2024, verlenging 20 november 2029 |
Alle verleende ontheffingen staan op de website van de RVO4, inclusief de individuele beoordelingen en afwegingen die zijn gemaakt en de datum tot wanneer deze geldig zijn.
95
Wat is de lijst van diersoorten waar een aanvraag voor een ontheffing voor productie is ingediend maar nog niet is toegekend?
Antwoord
Bij RVO zijn 2 aanvragen voor ontheffing nog in beoordeling. Dit betreft de Arapaima en de Japanse kwartel. Tegen afwijzing van de ontheffingsverlening voor witte muggenlarven loopt een beroep.
96
Hoeveel varkens zijn er in 2024 vroegtijdig gestorven, onderverdeeld naar biggen, fokberen, slachtbiggen, slachtzeugen, vleesvarkens en zeugen/fokgelten?
Antwoord
Doodmeldingen van het aantallen dieren worden geregistreerd in het I&R systeem. Dit zijn de aantallen dieren die dood zijn gegaan; een deel ervan is natuurlijk doodgegaan van ouderdom of doodgeboren. Vroegtijdige sterfte kan niet uit deze gegevens gehaald worden.
Biggen | 3.508.731 | |
---|---|---|
Fokberen | 197 | |
Slachtzeug | 8.600 | |
Vleesvarken | 349.280 | |
Zeugen en fokgelten | 59.106 |
97
Hoeveel opfokberen, zowel niet-dekrijp als dekrijp, leven er in Nederland?
Antwoord
Varkens worden niet individueel geïdentificeerd en geregistreerd in I&R waardoor niet bekend is hoeveel opfokberen er zijn. Maar uit de gecombineerde opgave de volgende aantallen opgegeven met peildatum 1 april 2024:
Nog niet dekrijpe beren 50kg > | 1.115 |
---|---|
Dekrijpe fokberen | 4.910 |
Van de opfokberen tot 50 kg zijn geen cijfers bekend omdat deze aantallen worden meegenomen bij de aantallen opfokzeugen.
98
Wat was in 2024 het gemiddelde aantal biggen dat een zeug in de Nederlandse varkenshouderij per worp krijgt?
Antwoord
Er vindt geen individuele registratie van varkens plaats. Dit betekent dat er geen geboorten of leeftijden van varkens wordt vastgelegd.
99
Wat was in 2024 de gemiddelde verwachtte transporttijd van geëxporteerde Nederlandse varkens naar Spanje, inclusief eventuele rusttijd?
Antwoord
De gemiddelde verwachtte transporttijd voor Nederlandse varkens naar Spanje bedraagt ongeveer 22 uur (exclusief laden en lossen). Bij deze transporttijd is het aandoen van een rustplaats niet nodig voor varkens.
100
Wat was in 2024 de maximale verwachtte transporttijd van geëxporteerde Nederlandse varkens naar Spanje en Duitsland, inclusief eventuele rusttijd?
Antwoord
De maximale verwachtte transporttijd voor Nederlandse varkens naar Spanje bedraagt ongeveer 1 dag en 3 uur, met daarbij 24 uur rusten en laden en lossen maakt dat 2 dagen en 5 uur. Voor Duitsland zijn de meeste lange transporten net rond de 8 uur, de maximale tijd is 12 uur (exclusief laden en lossen).
101
Hoeveel varkens zijn geregistreerd als DOA in absolute aantallen in 2024 bij slachthuizen?
Antwoord
In 2024 zijn ongeveer 4.900 varkens geregistreerd als DOA bij slachthuizen.
102
Hoeveel kalveren zijn er in 2024 geïmporteerd, met welk doel, met welke verdeling in leeftijdscategorie, uitgesplitst naar land van herkomst?
Antwoord
In onderstaande tabel staat het aantal geïmporteerde kalveren in 2024.
Het gaat om het aantal kalveren onderverdeeld in de leeftijdscategorie 0-14, 14‑56, 56-180, 180-365 dagen en de landen van herkomst per categorie. In het Identificatie en Registratie (I&R) systeem wordt niet vastgelegd met welk doel runderen worden geïmporteerd.
JAAR | LANDNAAM | Import 0-14 dagen | Import 14-56 dagen | Import 56-180 dagen | Import 180-365 dagen |
---|---|---|---|---|---|
2024 | BELGIË | 3.105 | 44.408 | 2.064 | 5.125 |
2024 | DENEMARKEN | 10 | 43.016 | 353 | 52 |
2024 | DUITSLAND | 2 | 542.058 | 1.591 | 275 |
2024 | ESTLAND | 0 | 280 | 0 | 0 |
2024 | FRANKRIJK | 5 | 3.663 | 55 | 5.369 |
2024 | IERLAND | 5 | 76.653 | 1.760 | 574 |
2024 | ITALIË | 0 | 0 | 0 | 2 |
2024 | LETLAND | 0 | 1.297 | 12 | 92 |
2024 | LUXEMBURG | 4.934 | 18.391 | 22 | 478 |
2024 | OOSTENRIJK | 0 | 0 | 0 | 1 |
2024 | PORTUGAL | 0 | 0 | 0 | 3 |
2024 | ROEMENIË | 0 | 0 | 4 | 42 |
2024 | TSJECHIË | 0 | 196 | 77 | 423 |
2024 | ZWEDEN | 0 | 1 | 0 | 1 |
2024 | ZWITSERLAND | 0 | 0 | 0 | 1 |
103
Hoeveel kalveren zijn er geslacht in 2024?
Antwoord
In 2024 zijn er in Nederland ongeveer 1,49 miljoen kalveren geslacht.
104
Hoeveel kalveren zijn er in 2024 geëxporteerd, met welk doel, met welke verdeling in leeftijdscategorie, uitgesplitst naar land van bestemming?
Antwoord
In onderstaande tabel staat het aantal geëxporteerde kalveren in 2024.
Het gaat om het aantal kalveren onderverdeeld in de leeftijdscategorie 0-14, 14‑56, 56-180, 180-365 dagen. In het Identificatie en Registratie (I&R) systeem wordt niet vastgelegd met welk doel en naar welke landen runderen worden geëxporteerd.
Geëxporteerde kalveren | Leeftijd 0-14 dagen | Leeftijd 14-56 dagen | Leeftijd 56- 180 dagen | Leeftijd 180-365 dagen |
---|---|---|---|---|
2024 | 3 | 359 | 57.259 | 180.144 |
105
Wat is het aantal geboortemeldingen van alle typen rundveebedrijven in 2023 en 2024 en de kalversterfte, uitgesplitst naar het aantal doodgeboren kalveren, sterfte tot 14 dagen na geboorte, de sterfte tussen 14 en 56 dagen na geboorte, de sterfte tussen 56 en 180 dagen na geboorte en de sterfte tussen 180 en 365 dagen na geboorte?
Antwoord
In onderstaande tabel staan de aantallen geboorte en sterftecijfers per categorie van alle rundveehouders in Nederland voor 2023 en 2024.
2023 | 2024 | |
---|---|---|
Geboortemeldingen | 1.521.622 | 1.489.144 |
Doodgeboren kalveren | 107.742 | 115.020 |
Sterfte kalveren 0 tot 14 dagen | 45.214 | 51.151 |
Sterfte kalveren 14 tot 56 dagen | 39.849 | 41.920 |
Sterfte kalveren 56 tot 180 dagen | 38.382 | 37.946 |
Sterfte kalveren tussen 180 tot 365 dagen | 13.638 | 14.442 |
106
Hoeveel vleeskalveren zijn er in 2024 in Nederland opgezet?
Antwoord
In I&R wordt geen onderscheid gemaakt tussen melkvee en vleesvee. In I&R worden geen gegevens bijgehouden van opzetten van vleeskalveren of andere rundercategorieën.
107
Wat is de stand van zaken omtrent het landelijk meldpunt voor bijtincidenten en gevaarlijk gedrag voor honden (Kamerstuk 28286, nr. 1352)?
Antwoord
De laatste stand van zaken zal op korte termijn met de Kamer worden gedeeld in de verzamelbrief dieren buiten de veehouderij.
108
Wat is de stand van zaken omtrent de verplichte cursus om kennis bij hondeneigenaren te vergroten (Kamerstuk 28286, nr. 1363)?
Antwoord
De laatste stand van zaken zal op korte termijn met de Kamer worden gedeeld in de verzamelbrief dieren buiten de veehouderij.
109
Wat is de stand van zaken omtrent een landelijk geldende muilkorf- en aanlijnplicht voor honden die gevaarlijk gedrag vertonen (Kamerstuk 28286, nr. 1363)?
Antwoord
De laatste stand van zaken zal op korte termijn met de Kamer worden gedeeld in de verzamelbrief dieren buiten de veehouderij.
110
Wat is de stand van zaken omtrent het systeem identificatie en registratie (I&R) Kat?
Antwoord
De invoering van de chip- en registratieplicht voor katten heeft helaas vertraging opgelopen. De afstemming rondom de uitvoering van de chip- en registratieplicht door de RVO duurt langer dan verwacht. Hier wordt hard aan gewerkt. Zodra dit is afgerond kan de AMvB in consultatie gaan.
111
Wat is de stand van zaken omtrent het aangekondigde onderzoek naar kortsnuiten en impulsaankopen?
Antwoord
Dit onderzoek is afgerond en wordt op korte termijn met de Kamer gedeeld in de verzamelbrief dieren buiten de veehouderij.
112
Hoeveel overtredingen zijn er in 2024 geconstateerd met betrekking tot vangletsel bij pluimvee (totaal en per herkomstland), opgesplitst naar type pluimvee?
Antwoord
In 2024 zijn er 357 overtredingen met betrekking tot vangletsel geconstateerd. De gegevens uitgesplitst per land en diersoort zijn als volgt:
Nederland – totaal 61 overtredingen (vleeskuikens 60, eenden 1)
Duitsland - totaal 243 overtredingen (vleeskuikens: 240; moederdieren/leghennen: 3).
België - totaal 50 overtredingen (vleeskuikens: 48; moederdieren/leghennen: 2).
Frankrijk - totaal 2 overtredingen (vleeskuikens: 2).
Denemarken - totaal 1 overtreding (vleeskuikens: 1).
113
Met welke interventies (mededeling, waarschuwing, boete of corrigerende interventie) zijn de overtredingen van vangletsel bij pluimvee in 2024 opgevolgd? Kunt u dit uitsplitsen per type pluimvee, overtreding en type interventie?
Antwoord
Overtredingen voor vangletsel bij pluimvee (indien >1% vangletsel in een koppel) werden in 2024 volgens het Algemene Interventiebeleid afgedaan met een boete. Dit geldt alléén voor Nederlandse overtreders. In 2024 zijn er 60 boeterapporten opgesteld bij vleeskuikens en 1 boeterapport opgesteld bij eenden. Bij al deze overtredingen zijn zowel de pluimveehouder als de verantwoordelijke vangploeg beboet.
Voor buitenlandse overtreders wordt een melding via het National Contact Point Animal Welfare verstuurd naar de betreffende lidstaat. Aan de hand van de door de NVWA verstrekte gegevens kunnen de lidstaten verder actie ondernemen tegen de overtreders. In vraag 112 werden de meldingen uitgesplitst per lidstaat en diersoort al toegelicht.
Overigens heeft het College voor Bezwaar en Beroep in april 2025 geoordeeld dat met de methodiek die door de NVWA gehanteerd wordt voor het vaststellen van vangletsel niet bepaald kan worden op welke plek in de keten het vangletsel is ontstaan. Dit houdt in dat de NVWA voor alle overtredingen die zich nog in het juridische traject bevinden de opgelegde boete herroept en de procedure afbreekt. De NVWA beraadt zich op een alternatieve handhavingsmethode die ervoor moet zorgen dat het welzijn bij pluimvee geborgd blijft. Monitoring vindt nog steeds plaats, maar interventies blijven achterwege.
114
Hoe vaak is een vangploeg of houder in 2024 in bezwaar of beroep gegaan tegen een interventie naar aanleiding van een overtreding van vangletsel bij pluimvee? Kunt u dit uitsplitsen naar type pluimvee, type interventie, en naar vangploeg of houder?
Antwoord
De NVWA is medio 2024 overgegaan op een nieuw systeem van registreren van bezwaar en beroepszaken. Gelet op de aantallen zaken op het gebied van vangletsel is het op korte termijn niet mogelijk om exacte cijfers te geven over bezwaren en beroepen van vangploeg of houder op het gebied van vangletsel in 2024.
115
Hoeveel inspecties zijn er, uitgesplitst per jaar, van 2020 tot op heden gedaan door de NVWA waarbij de NH3-concentratie en CO2-concentratie zijn gemeten in een varkensstal?
Antwoord
Vanaf 2018 heeft de NVWA gewerkt met een handhavingsprotocol dat gebruikt wordt om te bepalen of stalklimaat schadelijk is. In dit protocol zijn indicatoren opgenomen die gebruikt kunnen worden om inzicht te krijgen in situaties waarbij het stalklimaat onvoldoende gewaarborgd is en er mogelijk sprake is van verminderd dierenwelzijn en verminderde diergezondheid. Bij inspecties waarbij het handhavingsprotocol is gebruikt, zijn de meetresultaten niet centraal vastgelegd. Het is daarom niet mogelijk om van iedere inspectie waarbij de ammoniak- en/of koolstofdioxide concentratie is gemeten, de resultaten te achterhalen. Echter, naar aanleiding van Wob- en Woo-verzoeken is informatie over stalklimaat in varkensstallen en welzijn van varkens over de periode 1 januari 2010 tot en met 2 maart 2021 en 1 januari tot en met 30 juni 2022 openbaar gemaakt.
Bij 51 inspecties (2 in 2023 afgerond, 47 in 2024 en 2 in 2025) die zijn uitgevoerd voor een naleefmeting van de welzijnsregels voor varkens, zijn tevens concentraties ammoniak en koolstofdioxide gemeten. Deze metingen zijn verricht om meer informatie te krijgen over de concentraties van deze gassen in de stallen. Bijvoorbeeld in hoeverre dit varieert tussen bedrijven of binnen een bedrijf. Deze metingen zijn voor dit doel wel centraal vastgelegd in het bedrijfssysteem van de NVWA. De metingen zijn opgenomen in de tabel onderaan het antwoord. Op één van de bedrijven heeft de meting in combinatie met het waarnemen van dierkenmerken bij de varkens geleid tot een officiële waarschuwing.
De praktijk heeft uitgewezen dat het handhavingsprotocol waarmee vanaf 2018 is gewerkt onvoldoende houvast biedt voor effectief toezicht. Daarom is door het ministerie van LNV in 2022, in overleg met de NVWA, aan Wageningen UR de opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om het huidige protocol aan te scherpen en te verduidelijken. Zodat NVWA-inspecteurs duidelijk kunnen vaststellen of het stalklimaat al dan niet schadelijk is. Dit onderzoek is eind december 2024 afgerond. De uitkomsten van dit onderzoek worden meegewogen in het traject om te komen tot een nog meer dierwaardige veehouderij.
JAAR | NH3 | CO2 |
---|---|---|
2023 | 5, 12, 7, 26, 8, 9, 7, 6 | 2100, 2300, 2800, 1600, 1900, 1400, 3600, 1900 |
2023 | 1, 3, 11, 6 | 4300, 2300, 1800, 1600 |
2024 | 12 | 900 |
2024 | A | A |
2024 | 5, 7, 6, 21, 12, 15 | 1200, 1400, 1900, 2100, 2900, 2300 |
2024 | 6, 10, 30, 26, 23, 17 | 1500, 1000, 3100, 2500, 2300, 1900 |
2024 | 2, 8, 5, 11, 15, 7 | 2600, 2800, 1500, 2300, 1500, 2300 |
2024 | 16, 18, 44, 15, 29, 15 | 3000, 3200, 3500, 1200, 2000, 2000 |
2024 | 21, 17, 23, 32, 37, 21 | 2300, 1500, 2000, 2100, 2600, 2100 |
2024 | 4, 2, 10, 6, 7, 8 | 4400, 3200, 3600, 3100, 2900, 2700 |
2024 | 9, 13, 16, 14, 11, 9 | 4300, 3300, 2300, 1100, 1500, 1500 |
2024 | 52, 45, 43, 18, 20, 21 | 3800, 3800, 3200, 2200, 2800, 2600 |
2024 | 6, 13, 13, 17, 25, 25 | 3500, 3200, 1800, 4500, 4200, 2800 |
2024 | 1, 2, 2, 2, 1, 3 | 1000, 700, 1400, 1500, 1200, 1500 |
2024 | 3, 11, 12, 20, 22, 23 | 1600, 2200, 3200, 2200, 2400, 2800 |
2024 | 15, 16, 47, 31, 23, 35 | 4300, 3000, 3700, 2100, 3200, 2900 |
2024 | 18, 23, 17, 15, 13, 13 | 3800, 2600, 1900, 1900, 2500, 2200 |
2024 | 4, 2, 9, 10, 11, 5 | 2600, 4700, 4000, 5100, 5700, 4000 |
2024 | 3, 9, 8, 17, 22, 14 | 2800, 3100, 2400, 2400, 1800, 1800 |
2024 | 15, 16, 15, 8, 62, 20, 25 | 3200, 2600, 1800, 1200, 4100, 2900, 3400 |
2024 | 12 | 1400 |
2024 | 1, 19, 10, 15 | 3600, 4400, 400, 3200 |
2024 | 31, 52, 29, 30, 16, 17 | 1000, 1100, 1200, 1500, 1800, 2700 |
2024 | 5, 5, 5, 5, 4, 5 | 1600, 1700, 1500, 1400, 1400, 1400 |
2024 | 7, 7, 19, 17, 11, 13 | 1100, 800, 2100, 1500, 1900, 1400 |
2024 | 3, 2, 1, 1, 1 | 1100, 900, 600, 1100, 600 |
2024 | 41, 45, 31, 31, 27, 68 | 2800, 2700, 2000, 1900, 2900, 2000 |
2024 | 10, 11, 13 | 2100, 2700, 3200 |
2024 | 3, 9, 4, 9 | 3400, 2000, 2100, 2900 |
2024 | 1, 5, 3, 5, 2, 2 | 2400, 2700, 1300, 1600, 1200, 2400 |
2024 | 14, 12, 11, 16, 17, 16 | 1100, 1500, 1400, 2300, 2700, 2400 |
2024 | 13, 23, 26, 29, 30, 25 | 2700, 2700, 2700, 3600, 3500, 3800 |
2024 | 2, 2, 3, 5, 5, 5 | 1200, 900, 1200, 1900, 1400, 1500 |
2024 | 6, 7, 6, 17, 9, 6 | 1800, 1300, 1700, 2600, 900, 900 |
2024 | 6, 13, 12, 14, 14, 19, 18, 16, 17, 18, 23, 21 | 4700, 2600, 3800, 2400, 3800, 2700, 2800, 2700, 2300, 1900, 2900, 1600 |
2024 | 3 | 900 |
2024 | 9, 24, 18, 10, 32, 17 | 600, 1300, 600, 700, 800, 1000 |
2024 | 25, 20, 11, 11, 11, 16 | 2700, 2700, 1600, 1700, 1400, 2300 |
2024 | 8, 6, 9, 4, 14, 20 | 700, 400, 600, 600, 600, 700 |
2024 | 3, 7, 9, 7, 11, 11 | 4500, 3600, 5300, 3500, 3300, 3300 |
2024 | 17, 40, 30, 34, 43, 29 | 3700, 5300, 3800, 3000, 2400, 2400 |
2024 | 19, 61, 43, 54, 45, 79 | 3300, 3800, 4800, 3000, 3000, 3000 |
2024 | 15, 24, 17, 53, 33, 45 | 3100, 2400, 2700, 2400, 2000, 3300 |
2024 | 2, 2, 4, 4, 3, 4 | 960, 400, 400, 200, 700, 400 |
2024 | 20, 33 | 2800, 3600 |
2024 | 28, 18, 23, 57, 63, 67, 68 | 3700, 3100, 3800, 3400, 2600, 2100, 2800 |
2024 | 16, 12, 9, 11, 13, 9 | 2010, 1700, 1750, 2010, 2010, 1950 |
2024 | 40, 27, 18, 15, 19, 13 | 4000, 1500, 1400, 1700, 2700, 900 |
2024 | 19, 22, 22, 25, 18, 18 | 1600, 1200, 2500, 2600, 3200, 2600 |
2025 | 25, 7, 51 | 4800, 4700, 4200 |
2025 | 23 | 2600 |
116
Wat was de NH3- en CO2-concentratie bij elk van de inspecties uitgevoerd door de NVWA in een varkensstal van 2020 tot op heden, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 115.
117
Bij hoeveel van de inspecties van 2020 tot op heden waarbij NH3- en CO2-concentraties zijn gemeten in een varkensstal is er, uitgesplitst naar overtreding van NH3- of CO2-concentratie, een overtreding van schadelijke stalklimaat (artikel 2.5 lid 4 Besluit houders van dieren (Bhd)) vastgesteld?
Antwoord
De hoogte van een gemeten NH3- en/of CO2-concentratie is op zichzelf niet doorslaggevend bij de vaststelling van een overtreding van artikel 2.5 lid 4 Besluit houders van dieren. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 115.
118
Met welke interventies zijn, uitgesplitst per type overtreding en type interventie, de overtredingen van een schadelijk stalklimaat (specifiek schadelijke NH3- en CO2-concentratie) opgevolgd van 2020 tot op heden?
Antwoord
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 115.
119
Hoeveel meervalkwekerijen waren er, uitgesplitst per jaar, van 2020 tot op heden actief in Nederland?
Antwoord
Dit wordt niet geregistreerd.
120
Hoeveel vissen (of ton) meerval werden er van 2020 tot op heden gekweekt per kwekerij per jaar, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
121
Hoeveel van de vissen of ton meerval zijn er van 2020 tot op heden in Nederland geslacht per jaar, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Deze gegevens worden niet geregistreerd.
122
Wat is, uitgesplitst per jaar, het percentage van vissen of ton meerval dat van 2020 tot op heden verdoofd is geslacht in Nederland?
Antwoord
Deze gegevens worden niet geregistreerd.
123
Wat is, uitgesplitst per jaar, het percentage van vissen of ton meerval dat van 2020 tot op heden verdoofd is geslacht in het buitenland?
Antwoord
Deze gegevens worden niet geregistreerd.
124
Hoeveel inspecties hebben in 2024 plaatsgevonden die toezagen op de naleving van artikel 1.6 lid 3 Bhd met betrekking tot schaduw en hitte bij kalfjes in iglo’s?
Antwoord
Hoeveel inspecties zijn uitgevoerd op naleving van artikel 1.6 lid 3 Bhvd specifiek met betrekking tot schaduw en hitte bij kalveren in iglo’s, wordt niet specifiek bijgehouden. In 2024 zijn in totaal 292 (her)inspecties op dierenwelzijn uitgevoerd op melkveebedrijven met kalveren, waarbij dit onderwerp indien van toepassing meegenomen is.
125
Bij hoeveel van de inspecties die toezagen op naleving van artikel 1.6 lid 3 Bhd bij hitte en schaduw voor kalfjes in iglo’s zijn er overtredingen geconstateerd, uitgesplitst naar type overtreding en type interventie?
Antwoord
In 2024 zijn drie overtredingen van artikel 1.6 lid 3 Bhvd geconstateerd bij kalveren op melkveebedrijven met betrekking tot hitte. In één geval is een officiële waarschuwing gegeven en in twee gevallen is een mondelinge mededeling gegeven.
126
Bij hoeveel van de interventies opgelegd bij een overtreding van artikel 1.6 lid 3 Bhd bij hitte en schaduw voor kalfjes in iglo’s is de houder in bezwaar of beroep gegaan?
Antwoord
In 2024 is er één bezwaarzaak geweest naar aanleiding van een afgewezen handhavingsverzoek wegens hittestress voor kalfjes in een iglo. Deze bezwaarzaak heeft geleid tot het opleggen van een schriftelijke waarschuwing aan een houder. Tegen deze waarschuwing is de indiener van het handhavingsverzoek in beroep gegaan.
127
Hoeveel overtredingen zijn er van 2020 tot en met heden vastgesteld voor de overschrijding van de maximum toegestane dichtheid van 42 kilogram per vierkante meter (kg/m2) (artikel 2.50 lid 4 Bhd) bij vleeskippen?
Antwoord
2020: 174
2021: 149
2022: 248
2023: 57
2024: 36
128
Met welke interventie zijn de overtredingen van artikel 2.50 lid 4 Bhd bij vleeskippen opgevolgd van 2020 tot op heden? Kunt u dit uitsplitsen per jaar en interventie?
Antwoord
Meerdere overtredingen van één bedrijf kunnen worden geclusterd binnen 1 interventie.
Jaar | Schriftelijke/Officiële Waarschuwingen | Rapport van Bevindingen |
---|---|---|
2020 | 22 | 29 |
2021 | 38 | 31 |
2022 | 23 | 16 |
2023 | 16 | 21 |
2024 | 14 | 17 |
129
Hoe vaak is in de tijdsperiode van 2020 tot op heden de houder in bezwaar of in beroep gegaan tegen de interventie opgelegd als gevolg van overtreding van artikel 2.50 lid 4 Bhd bij vleeskippen?
Antwoord
Het aantal bezwaar- en beroepzaken wordt niet op dat niveau geregistreerd. De NVWA registreert vanaf 2021 op dit niveau wel het aantal rechterlijke uitspraken en dat zijn er sindsdien twaalf.
130
Hoeveel vleeskippen zijn in 2024 in Nederland opgezet, uitgesplitst voor elke toegestane bezettingscategorie (minder dan 33 kg/m2; tussen 33 en 39 kg/m2 en tussen 39 en 42 kg /m2), en uitgesplitst per ras (inclusief een categorie ‘onbekend’)?
Antwoord
De onderstaande tabel is op basis van de per december 2024 geregistreerde bezettingscategorie per stal.
Categorie welzijn-vleeskuikens | RAS | RAS_OMSCHRIJVING | AANTAL_ TOT_AANVOER |
---|---|---|---|
AFK | Aviagen Fokproduct | 17.100 | |
AVI | Cobb Avian | 50.400 | |
CB5 | Cobb 500 | 4.300 | |
CBB | Cobb | 12.400 | |
CBY | Cobb bijproducten | 61.560 | |
DK | Kippen diverse rassen | 1.762 | |
HBJ | Hubbard JA57 | 2.790.429 | |
HBN | Hubbard JA87 | 13.100 | |
RBY | Ross Bijproducten | 852.227 | |
RSD | Ross 308 | 2.961.538 | |
1 - minder dan 33 kg/m2 | AVI | Cobb Avian | 218.350 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | CBB | Cobb | 328.843 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | DK | Kippen diverse rassen | 158.931 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | HBJ | Hubbard JA57 | 68.697.153 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | HBN | Hubbard JA87 | 362.715 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | HBY | Hubbard bijproducten | 21.510 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | RCL | Ranger Classic | 115.740 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | RGO | Ranger Gold | 2.387.910 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | ROW | Rowan Ranger | 109.710 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | RRA | Ross Ranger | 293.210 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | RSD | Ross 308 | 1.467.066 |
1 - minder dan 33 kg/m2 | RUG | Rowan Rustic Gold | 101.070 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | AVI | Cobb Avian | 29.790 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | CBB | Cobb | 356.657 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | HBJ | Hubbard JA57 | 7.712.991 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | HBN | Hubbard JA87 | 26.430 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | RBY | Ross Bijproducten | 300.712 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | RGO | Ranger Gold | 298.287 |
Categorie welzijn vleeskuikens | Ras | Ras omschrijving | Aantal-tot-Aanvoer |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | ROW | Rowan Ranger | 6.600 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | RSD | Ross 308 | 2.631.832 |
2 - meer dan 33 kg/m2 en minder dan 39 kg/m2 | RUG | Rowan Rustic Gold | 82.270 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | AFK | Aviagen Fokproduct | 98.240 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | AVI | Cobb Avian | 1.098.495 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | CBB | Cobb | 331.992 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | CBY | Cobb bijproducten | 307.460 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | DK | Kippen diverse rassen | 427.252 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | HBJ | Hubbard JA57 | 51.281.249 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | HBN | Hubbard JA87 | 868.948 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | HBY | Hubbard bijproducten | 272.900 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | HRB | Hubbard REDBRO | 22.950 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RBY | Ross Bijproducten | 10.857.540 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RCL | Ranger Classic | 56.870 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RGO | Ranger Gold | 1.517.050 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RRA | Ross Ranger | 249.282 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RSD | Ross 308 | 136.535.803 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RSZ | Ross 708 | 106.100 |
3 - meer dan 39 kg/m2 en minder dan 42 kg/m2 | RUG | Rowan Rustic Gold | 573.140 |
131
Hoeveel meldingen betreffende hitteproblematiek bij landbouwhuisdieren zijn er binnengekomen in de jaren 2020 tot op heden, opgesplitst per jaar?
Antwoord
In totaal heeft de NVWA 1799 meldingen ontvangen over boerderijdieren of het vervoer van dieren waarbij hitte is vermeld.
2020 | 468 |
---|---|
2021 | 40 |
2022 | 532 |
2023 | 542 |
2024 | 217 |
132
Hoeveel procent van de meldingen met betrekking tot hitteproblematiek is telefonisch afgehandeld, vanaf 2020, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Hoeveel procent van de meldingen over hitteproblematiek telefonisch wordt afgehandeld, wordt niet bijgehouden.
133
Van de meldingen met betrekking tot hitteproblematiek die fysiek zijn bezocht van 2020 tot op heden, hoeveel procent daarvan was akkoord en hoeveel procent was niet akkoord, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
De NVWA heeft naar aanleiding van meldingen over hitte bij het vervoer van dieren 9 inspecties uitgevoerd en alle 9 inspecties zijn akkoord bevonden.
2020 | 5 akkoord |
---|---|
2022 | 1 akkoord |
2023 | 3 akkoord |
Hieronder staat per jaartal aangegeven welk percentage van de hitte inspecties op het primaire bedrijf die naar aanleiding van meldingen zijn uitgevoerd akkoord en niet akkoord was.
Jaar | Fysieke controle n.a.v. melding | Akkoord | Niet akkoord |
---|---|---|---|
2020 | 119 | 89% | 11% |
2021 | 11 | 73% | 27% |
2022 | 98 | 88% | 12% |
2023 | 94 | 69% | 31% |
2024 | 47 | 72% | 28% |
134
Welke overtredingen zijn er vastgesteld bij de fysieke inspecties naar aanleiding van een melding met betrekking tot hitteproblematiek van 2020 tot op heden?
Antwoord
Op het primaire bedrijf gaat het meestal om het onvoldoende bieden van bescherming tegen slechte weersomstandigheden (artikel 1.6 lid 3 Bhvd), wanneer er overtredingen worden geconstateerd bij inspecties naar aanleiding van meldingen met betrekking tot hitte. Daarnaast kan geconstateerd worden dat er onvoldoende water voor de dieren aanwezig is (artikel 1.7 f Bhvd). Ook kunnen overtredingen geconstateerd worden die niet direct te maken hebben met hitteproblematiek.
135
Welke interventies zijn er van 2020 tot en met heden opgelegd naar aanleiding van een fysieke inspectie als gevolg van een melding met betrekking tot hitteproblematiek, uitgesplitst naar jaar en type interventie?
Antwoord
Jaar | Mondelinge mededeling | Officiële waarschuwing | Rapport van bevindingen | Proces verbaal |
---|---|---|---|---|
2020 | 2 | 9 | 2 | |
2021 | 3 | |||
2022 | 12 | |||
2023 | 20 | 8 | 1 | |
2024 | 7 | 6 |
136
Hoeveel procent van de hittemeldingen die telefonisch zijn afgehandeld van 2020 tot op heden, zijn steekproefsgewijs fysiek bezocht om na te gaan of telefonisch afhandelen de juiste keuze was, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
De NVWA voert geen steekproefsgewijze inspecties uit op meldingen die telefonisch zijn afgehandeld.
137
Bij hoeveel inspecties bij melkveehouderijen in 2024 is een overtreding geconstateerd van artikel 2.33 lid 2 Bhd?
Antwoord
In 2024 is één overtreding geconstateerd op artikel 2.33 lid 2 Bhvd tijdens dierenwelzijnsinspecties op melkveebedrijven.
138
Met welke interventie zijn de overtredingen van artikel 2.33 lid 2 Bhd in 2024 opgevolgd, uitgesplitst per type?
Antwoord
Deze overtreding, zoals genoemd in antwoord op vraag 137, is afgedaan met een mondelinge mededeling.
139
Hoeveel dieren zijn in de afgelopen vijf jaar in een mestput of mestkelder terechtgekomen? Kunt u dit uitsplitsen per jaar, per diersoort en afloop (of de dieren het hebben overleefd of niet)?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 33.
140
Als het aantal dieren dat in mestputten of -kelder belandt, niet landelijk geregistreerd wordt, waarom gebeurt dat niet? Zijn er plannen om dit wel te doen?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 33.
141
Hoe vaak in de afgelopen vijf jaar hebben er mestexplosies plaatsgevonden, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 33.
142
Hoeveel dieren zijn er in de afgelopen vijf jaar afgevoerd door Rendac nadat zij zijn overleden door giftige stoffen afkomstig uit mest? Kunt u dit uitsplitsen per jaar en doodsoorzaak (val in mestput of giftige stoffen in stal)?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 33.
143
Hoeveel melkveestallen hadden in Nederland in 2024 een mestput of gierkelder onder de stal waar de dieren bovenop staan?
Antwoord
Deze gegevens zijn niet bij mij bekend.
144
Is controle op corrosie op stalvloeren een standaard onderdeel van reguliere inspecties bij primaire bedrijven?
Antwoord
De NVWA heeft geen handhavingstaak op bouwtechnische zaken op primaire bedrijven. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 33, is de constructieve veiligheid van gebouwen geregeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit besluit is ook van toepassing op stallen en daarin toegepaste stalvloeren. Er gelden zowel eisen voor nieuwe als bestaande gebouwen. Bij nieuwbouw is de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen verantwoordelijk dat voldaan wordt aan het Bbl. De gemeente is daarbij bevoegd gezag en beoordeelt de vergunning en kan toezicht houden op de bouw. Bij bestaande bouw is de eigenaar verantwoordelijk dat de stalvloeren voldoen. Er geldt daartoe een algemene zorgplicht voor de eigenaar. Gemeenten hebben beleidsvrijheid hoe zij invulling geven aan toezicht en handhaving.
145
Hoe vaak vonden er in 2024 inspecties plaats waar de corrosie op stalvloeren door mestgassen is gecontroleerd?
Antwoord
Toezicht en handhaving op naleving van de bouwvoorschriften is belegd bij de gemeente. Er is geen landelijke registratie van deze inspecties.
146
Hoeveel onderzoek is er de afgelopen vijf jaar gedaan naar (de oorzaken, risico’s of het tegengaan van) gevaarlijke mestgassen, mestexplosies en het doorzakken van stalvloeren, waarbij dieren in de mest zakken en kunnen overlijden?
Antwoord
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 33 wordt momenteel samen met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) in overleg met Brandweer Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) en de NVWA verkend hoe landelijk meer zicht verkregen kan worden in dit soort incidenten. Onderdeel van deze gesprekken is ook het verkennen van de mogelijkheden voor onderzoek naar de oorzaken en risico’s van dit soort incidenten, en hoe deze voorkomen kunnen worden.
147
Hoeveel veehandelaren die handelen in melkkoeien waren er in 2024 in Nederland? Kunt u dit uitsplitsen per provincie?
Antwoord
Runderen staan in het centrale Identificatie en Registratie (I&R) register geregistreerd bij een dierhouder. Verplaatsingen tussen locaties en dierhouders worden geregistreerd met een aan- en afvoermelding. In I&R staan geen gegevens geregistreerd van eventuele handelaren.
148
Hoeveel inspecties zijn er de afgelopen vijf jaar gedaan bij veehandelaren of hoeveel onderzoeken zijn er gedaan naar veehandelaren die handelen in melkkoeien, hoeveel overtredingen zijn hier gevonden, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd? Kunt u dit uitsplitsen per jaar?
Antwoord
De NVWA heeft 521 inspecties uitgevoerd bij veehandelaren die handelen in melkkoeien.
Jaar | Totaal aantal inspecties | Officiële waarschuwing | Rapport van bevindingen | Proces-verbaal |
---|---|---|---|---|
2020 | 121 | 10 | 4 | 1 |
2021 | 186 | 5 | 2 | 2 |
2022 | 76 | 7 | 6 | |
2023 | 81 | 9 | 9 | 1 |
2024 | 57 | 8 | 6 |
149
Hoeveel inspecties dierenwelzijn zijn er in 2023 en 2024 geweest per jaar op bedrijven met melkkoeien, uitgesplitst naar fysieke en administratieve inspecties en onderverdeeld in inspecties op basis van regulier toezicht, naleefmetingen, herinspecties, onder andere verscherpt toezichtbedrijven) en naar aanleiding van meldingen?
Antwoord Dierenwelzijnsinspecties bij melkveehouderijen worden fysiek uitgevoerd. Hieronder staat per jaar aangegeven hoeveel inspecties bij bedrijven met melkvee zijn uitgevoerd, uitgesplitst per aanleiding van de inspectie. In 2023 zijn in totaal 22 (her)inspecties en in 2024 41 (her)inspecties bij bedrijven onder verscherpt toezicht met melkvee uitgevoerd. Deze hebben in het overzicht hieronder meestal de aanleiding herinspectie, maar kunnen ook plaats hebben gevonden naar aanleiding van bijvoorbeeld een melding. De NVWA voert bij de diverse doelgroepen onder haar toezicht voor dierenwelzijn, periodiek naleefmetingen uit (gemiddeld 1 keer per vijf jaar). Hierbij wordt de mate van naleving in de sector beoordeeld. Op basis van de resultaten, wordt in de jaren daarna bepaald hoe toezicht risico-gebaseerd wordt uitgevoerd. Bij de laatste naleefmeting voor melkvee, die in 2022-2023 werd uitgevoerd, bleek de naleving in de melkveesector hoog.
Melding | Naleefmeting | Overig | Herinspectie | |
---|---|---|---|---|
2023 | 277 | 124 | 48 | 131 |
2024 | 243 | 0 | 59 | 136 |
150
Hoeveel kalfjes zijn er geboren in 2023 en 2024, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Geboren kalveren | Aantal |
---|---|
2023 | 1.521.622 |
2024 | 1.489.144 |
151
Hoeveel kalfjes zijn er doodgeboren in 2023 en 2024, uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Doodgeboren kalveren | Aantal |
---|---|
2023 | 107.742 |
2024 | 115.020 |
152
Hoeveel doodgeboren kalfjes na een dracht van zeven maanden zijn er gemeld in 2023 en 2024 en hoeveel na een dracht van acht maanden?
Antwoord
RVO houdt de meldingen van dode runderen en doodgeboren kalveren bij in het centrale Identificatie en Registratie (I&R) register. De oorzaak van de dood of de duur van een dracht is niet bekend en wordt daarom niet apart geregistreerd.
153
Hoeveel kalfjes zijn er in 2023 en 2024 gestorven in de eerste 14 dagen?
Antwoord
In onderstaande tabel staat het aantal kalveren die in de leeftijd van 0-14 dagen dood zijn gegaan in 2023 en 2024. Het gaat om de aantallen van gemerkte <oormerken> kalveren.
Gestorven kalveren in de leeftijd 0-14 dagen | Aantal |
---|---|
2023 | 45.214 |
2024 | 51.151 |
154
Hoeveel kalfjes zijn er in 2023 en 2024 gestorven op een leeftijd tussen 15 en 28 dagen?
Antwoord
In onderstaande tabel staat het aantal kalveren die in de leeftijd van 14 tot 28 dagen dood zijn gegaan in 2023 en 2024.
Gestorven kalveren in de leeftijd 14 tot 28 dagen | Aantal |
---|---|
2023 | 19.238 |
2024 | 20.978 |
155
Klopt het dat de geboorte van een kalf nog dezelfde dag kan worden geregistreerd in I&R?
Antwoord
Voor I&R rund geldt een meldtermijn van 3 werkdagen. Op het moment dat het kalf geboren is kan de houder de geboortemelding registreren in het I&R register. I&R is 24 uur en 7 dagen in de week bereikbaar.
156
Hoeveel Nederlandse slachthuizen slachten op dit moment nog zeugen, uitgesplitst naar kleine, middelgrote en grote slachthuizen? Kunt u deze slachthuizen uitsplitsen per provincie?
Antwoord
Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie van mannelijke of vrouwelijke ouderdieren. In Nederland worden zeugen en/of beren geslacht in 2 grote slachthuizen, 6 middelgrote slachthuizen en 18 kleine slachthuizen. De grote slachthuizen liggen in de provincie Gelderland (2), de middelgrote in Noord‑Brabant (2), Overijssel (1), Groningen (1), Gelderland (1), Utrecht (1) en de kleine in Friesland (4), Drenthe (3), Overijssel (6), Noord-Brabant (2), Groningen (1), Gelderland (2).
157
Hoeveel Nederlandse slachthuizen slachten op dit moment nog afgemolken melkkoeien, uitgesplitst naar kleine, middelgrote en grote slachthuizen? Kunt u deze slachthuizen uitsplitsen per provincie?
Antwoord
Er wordt geregistreerd op runderen >20 maanden, niet specifiek op melkkoeien. In Nederland worden runderen >20 maanden leeftijd geslacht in 8 grote slachthuizen, 23 middelgrote slachthuizen en 34 kleine slachthuizen. De grote slachthuizen liggen in de provincies: Gelderland (3), Overijssel (2), Noord-Brabant (3), de middelgrote in Friesland (2), Gelderland (7), Groningen (1), Noord-Brabant (1), Noord-Holland (3), Overijssel (3), Utrecht (4), Zeeland (2) en de kleine in Drenthe (4), Friesland (9), Gelderland (5), Noord-Brabant (4), Groningen (2), Overijssel (7), Zuid-Holland (1), Noord-Holland (2).
158
Hoeveel Nederlandse slachthuizen slachten op dit moment nog vleeskuikenouderdieren, uitgesplitst naar kleine, middelgrote en grote slachthuizen? Kunt u deze slachthuizen uitsplitsen per provincie?
Antwoord
In Nederland worden vleeskuikenouderdieren geslacht in 1 groot slachthuis, 1 middelgroot slachthuis en 2 kleine slachthuizen. Het grote slachthuis ligt in de provincie Gelderland, de middelgrote in de provincie Noord-Brabant en de kleine in de provincie Noord-Brabant en Utrecht.
159
Hoeveel Nederlandse slachthuizen slachten op dit moment nog leghenouderdieren, uitgesplitst naar kleine, middelgrote en grote slachthuizen? Kunt u deze slachthuizen uitsplitsen per provincie?
Antwoord
De NVWA houdt geen gegevens bij over het type leghennen dat wordt geslacht en kan niet aangeven of in deze slachthuizen ook daadwerkelijk leghenouderdieren worden geslacht.
In Nederland worden leghennen in 2 grote slachthuizen geslacht. Deze slachthuizen liggen in Gelderland en Friesland. In Nederland worden leghennen in 1 middelgroot slachthuis geslacht en dit slachthuis ligt in Noord-Brabant. In Nederland worden leghennen in 2 kleine slachthuizen geslacht, deze slachthuizen liggen in Noord-Brabant en Utrecht.
160
Hoe vaak is door NVWA-inspecteurs van de afdeling Handhaven strafrecht toegepast bij dierenwelzijnsovertredingen in 2021, 2022, 2023 en 2024?
Antwoord
Jaar Totaal
2021 83
2022 105
2023 126
2024 120
161
Komt het bij het onbedwelmd slachten volgens religieuze riten nog voor dat bij grotere dieren, zoals vleesstieren, meer dan één snede wordt toegebracht, zoals wordt benoemd in de NVWA risicobeoordeling roodvleesketen 2024, hoofdstuk 10, Referentienummer 2024-010064695? Zo nee, hoe worden deze dieren dan onbedwelmd geslacht volgens religieuze riten, aangezien het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) opmerkt dat het bij deze dieren noodzakelijk is om meer dan één snede toe te passen? Zo ja, hoe verhoudt dit zich dan tot het verbod op het meerdere keren uitvoeren van een halssnede (Kamerstuk 2024D34356)?
Antwoord
Het kan voorkomen dat de halssnede bij het onbedwelmd slachten volgens religieuze riten niet goed wordt uitgevoerd, waardoor dieren onvoldoende snel verbloeden. Slachthuisexploitanten zijn verplicht deze dieren op dat moment direct te bedwelmen en daarna pas een tweede halssnede toe te brengen. De NVWA is permanent aanwezig bij het onbedwelmd slachten en houdt hier toezicht op.
162
Hoeveel procent van de runderen, geiten en schapen worden gefixeerd bij de onbedwelmde slacht volgens religieuze riten? Welk deel van deze fixatie wordt mechanisch en welk deel wordt handmatig uitgevoerd? Bij welk deel van de fixatie worden de dieren op de rug gekanteld?
Antwoord
100% van de runderen, geiten en schapen wordt gefixeerd bij de onbedwelmde slacht volgens religieuze riten. In slachthuizen die dieren slachten volgens religieuze riten is mechanische fixatie van runderen, schapen en geiten verplicht, waarbij geen menskracht mag worden gebruikt voor de fixatie zelf. De NVWA houdt geen gegevens bij over de fixatiemethode die slachthuizen toepassen. De NVWA houdt permanent toezicht op een correcte fixatie van dieren bij de onbedwelmde slacht volgens religieuze riten.
163
Waarom is het aangekondigde denkkader over stalbranden met een jaar vertraagd?
Antwoord
Het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) ontwikkelt momenteel een denkkader brandveiligheid voor stallen. Het NIPV heeft bij het aannemen van de opdracht een inschatting gemaakt van de benodigde tijd. Gedurende de uitvoering bleek dat er toch meer tijd nodig is om de opdracht zorgvuldig uit te voeren. Voor de ontwikkeling van het denkkader is veel afstemming met externe stakeholders en deskundigen op het gebied van brandveiligheid een veehouderij nodig, onder andere in de vorm van expertsessies en een klankbordgroep. Daarnaast wordt het denkkader door een aantal externe stakeholders, waaronder veehouders, getoetst in de praktijk. Deze stappen vergen de nodige tijd en inspanning, maar dragen bij aan de uiteindelijke volledigheid en praktische toepasbaarheid van het denkkader. Om deze reden zal het denkkader in december 2025 gereed zijn, zoals ik uw Kamer geïnformeerd heb op 3 april 2025 (Kamerstuk 36600-XIV, nr. 78).
164
Kan de minister aangeven hoeveel agrarische bedrijven in 2024 genoodzaakt waren te stoppen met hun activiteiten, mede als gevolg van de stikstofmaatregelen, en wat het effect hiervan was op de voedselzekerheid en de zelfvoorzieningsgraad van Nederland, gezien het feit dat het aantal agrarische bedrijven verder is gedaald, mede onder invloed van beleid en marktontwikkelingen?
Antwoord
In 2024 is, net als in voorgaande jaren, sprake van een verdere daling van het aantal agrarische bedrijven (van 50.634 tot 49.900). Dit past binnen de trend van schaalvergroting en afname van het aantal land- en tuinbouwbedrijven. Er zijn in 2024 geen aanwijzingen dat er sprake is geweest van een opvallend groter aantal stoppers dan in eerdere jaren. De gemiddelde bedrijfsgrootte in de land- en tuinbouw blijft toenemen, wat wijst op schaalvergroting en een zekere mate van bedrijfscontinuïteit bij blijvende bedrijven.
Een agrarisch ondernemer kan vanwege tal van mogelijke redenen besluiten te stoppen met diens bedrijf; deze kunnen economisch van aard zijn, maar ook vanwege gebrek aan opvolging, persoonlijke afwegingen, mogelijk vanwege stikstofmaatregelen, of een combinatie van eerdergenoemde of andere redenen. Er is geen centraal register waarin de motivatie achter het beëindigen van (agrarische) bedrijven wordt bijgehouden, derhalve is het zeer lastig zo niet onmogelijk om op individueel niveau exact het aantal stoppers te identificeren die vanwege stikstofmaatregelen overgingen tot beëindiging van hun bedrijf. Hoe dan ook kost het meerdere jaren om de impact van huidig beleid op de agrarische sector goed te kunnen evalueren en dit doen wij ook continu.
Als het gaat om de LBV+-regeling, welke heeft opengestaan van 3 juli 2023 tot en met 20 december 2024, betrof het 912 aanvragen, waarvan 842 reeds zijn toegekend. Ondernemers die een positieve subsidiebeschikking ontvangen zijn echter niet verplicht daadwerkelijk over te gaan tot beëindiging van hun bedrijf, maar kunnen aanspraak maken op subsidieverstrekking als aan de eisen van de regeling wordt voldaan. Het is om die reden nog niet mogelijk om, op basis van het aantal verstrekte positieve subsidiebeschikkingen, met zekerheid te bepalen hoeveel veehouderijlocaties daadwerkelijk beëindigd gaan worden.
165
Wat is de reden dat provincies een lagere beschikking hebben gekregen in het kader van de Subsidies Specifieke uitkeringen (SPUK)-regeling Programma Natuur 2e fase dan aanvankelijk toegewezen door uw ministerie, gezien het feit dat Zeeland zo een bedrag ontvangen dat 20 procent lager is dan aanvankelijk zou zijn toegekend?
Antwoord
Provincie Zeeland heeft een beschikking ontvangen voor het gehele maatregelpakket dat zij hebben aangevraagd in het kader van Programma Natuur fase 2. Er is een klein verschil tussen het aangevraagde bedrag en beschikte bedrag, omdat compensabele btw via het Btw-compensatiefonds zal worden ontvangen. Provincies zijn hiervan op de hoogte.
166
In hoeverre zijn de uitgaven in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 2024 gestuurd door Brusselse prioriteiten en wat was de ruimte voor nationaal maatwerk ter bescherming van de Nederlandse landbouwsector, gezien het feit een aanzienlijk deel van de landbouwsubsidies uit het GLB komt en de beleidsruimte voor nationale invulling beperkt lijkt?
Antwoord
Het Europese budget van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt uitgegeven volgens het Nationaal Strategisch Plan (NSP). In dit NSP kan Nederland binnen de Europese kaders zelf prioriteit geven aan maatregelen. Zo zijn er Europees verplichte maatregelen of minimum budgetten voor bepaalde doelen, daarnaast is er nationale keuze ruimte. In de voorbereiding voor het opstellen van het NSP is een Sterkte-Zwakte analyse gemaakt voor de Nederlandse landbouw. Op basis hiervan is het NSP verder uitgewerkt, waardoor het Europese budget binnen de kaders ingezet wordt op een manier die aansluit bij de Nederlandse situatie en behoeften.
167
Welk percentage van de Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)-begroting in 2024 is daadwerkelijk geïnvesteerd in technologische innovaties ter versterking van duurzame, productieve landbouw en hoe wordt de effectiviteit van deze innovaties geëvalueerd, gezien het feit dat innovatie als pijler wordt genoemd, maar het onduidelijk is welk deel van de investeringen structureel rendement oplevert in termen van voedselzekerheid en concurrentiekracht?
Antwoord
Op pagina 162, waarnaar verwezen werd in de vastgestelde lijst feitelijke vragen, gaat het niet over innovatie en technologische ontwikkelingen in de landbouw. Bij beantwoording van deze Kamervraag zijn we daarom uitgegaan dat verwezen wordt naar pagina 62 van het jaarverslag, de paragraaf waar het gaat over de Nationaal Groeifonds (NGF) voorstellen. Binnen Kennis en Innovatie (art. 23) wordt 4,9% geïnvesteerd aan NGF voorstellen. Dit percentage is berekend op basis van de totale begroting van de artikel 23 € 379,6 miljoen (kennis en innovatie).
De doeltreffendheid en doelmatigheid van het Nationaal Groeifonds als geheel zal iedere vijf jaar worden geëvalueerd. Zoals aangekondigd in Kamerbrief over de vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2025 (Kamerstuk 36 600 L) zal de eerste evaluatie zal plaatsvinden in 2026, conform de Strategische Evaluatieagenda. Vervolgevaluaties zullen vanaf 2031 worden uitgevoerd. Daarbij zullen, zoveel als mogelijk, de effecten van de individuele NGF-projecten in kaart worden gebracht om op basis daarvan een uitspraak te doen over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Nationaal Groeifonds als geheel.
168
Kunt u toelichten voor welke functies externe inhuur nodig is vanwege de krapte op de arbeidsmarkt? Zijn voor die functies voldoende externen met de benodigde kwaliteiten beschikbaar of heeft personeelsgebrek ook gevolgen voor de uitvoering van beleid? Zo ja, welke?
Antwoord
Voornamelijk op het gebied van specialistische functies, zoals financiële functies of ICT-functies is krapte op de arbeidsmarkt reden om in te huren. De krapte op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat deze vacatures niet altijd (op korte termijn) kunnen worden ingevuld. Externe inhuur draagt gedeeltelijk bij aan het invullen van de ontstane hiaten, maar ook daar geldt dat door de krapte op de arbeidsmarkt niet elke vacature snel en adequaat kan worden ingevuld. Daardoor kan vertraging ontstaan bij de implementatie en uitvoering van beleid.
169
Hoeveel dierproeven werden in 2024 uitgevoerd voor commerciële doeleinden, zoals geneesmiddelenontwikkeling, testen van huishoudelijke chemicaliën of voedseladditieven?
Antwoord
De jaarregistratie dierproeven, conform artikel 15 Wet op de Dierproeven (Wod), voorziet niet in deze specifieke vraag. In de ‘Zo Doende’ is wel op hoofd- en subdoelen een indeling gemaakt van aantallen uitgevoerde dierproeven, waaronder verschillende toxiciteitstesten en wettelijke verplicht onderzoek. De meest actuele gegevens staan in de ‘Zo Doende 2023’, deze is te vinden op de website van de NVWA5.
170
Hoeveel instellingen voeren op dit moment dierproeven uit op honden en katten?
Antwoord
Momenteel zijn 6 instellingen in het bezit van een instellingsvergunning conform artikel 2 Wet op de dierproeven (Wod), waarin het toegestaan is dierproeven met honden en/of katten uit te voeren.
171
Hoeveel dierproeven werden in 2024 gefinancierd door de overheid? Om welk bedrag ging het?
Antwoord
De dierproeven cijfers over 2024 zijn nog niet bekend.
172
Vanuit welke landen werden in de periode 2020-2025 honden geïmporteerd bedoeld voor dierproeven? Om hoeveel dieren ging het?
Antwoord
In de periode 2020-2025 werden alleen in 2021 29 honden geïmporteerd bedoeld voor dierproeven. Deze dieren waren afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk.
173
Vanuit welke landen werden er in de periode 2020-2025 apen geïmporteerd voor dierproeven? Om hoeveel dieren ging het?
Antwoord
In de periode 2020-2025 werden in 2022 en 2023 720 apen geïmporteerd bedoeld voor dierproeven, deze waren afkomstig uit Vietnam.
174
Worden er proeven gedaan met verouderde methodes (zoals bijvoorbeeld op de Replace Animal Tests (RAT) lijst) waarvoor alternatieven bestaan? Zo ja, waarom?
Antwoord
De RAT-list is mij bekend en ik heb het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) en de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) gevraagd de Nederlandse cijfers rondom de RAT-lijst inzichtelijk te maken. Dit is namelijk niet op te maken uit de jaarregistratie dierproeven conform artikel 15 Wod. Deze resultaten worden in het najaar verwacht en ik zal de Kamer er dan over informeren.
175
Hoeveel inspecties zijn er uitgevoerd door de NVWA op instellingen waar dierproeven plaatsvinden in 2024?
Antwoord
In 2024 heeft de NVWA 95 inspecties en 5 audits in het kader van de Wet op de dierproeven (Wod) uitgevoerd bij instellingen waar dierproeven plaatsvinden.
176
Hoeveel waarschuwingen werden er uitgedeeld, hoeveel sancties omwille van inbreuken op de dierenwelzijnswet of de Wet op de dierproeven (WOD) als gevolg van inspecties door de NVWA in 2024?
Antwoord
De NVWA heeft in het kader van de Wet op de dieproeven (Wod) bij 4 instellingen 5 middelzware overtredingen geconstateerd die afgedaan zijn met een officiële waarschuwing (OW). Bij 15 instellingen zijn 32 lichte overtredingen geconstateerd die zijn afgedaan met een schriftelijke terugkoppeling.
177
Hoe vaak werd er in de periode 2020-2025 in Nederlandse instellingen nog de 'forced swim'-test gebruikt?
Antwoord
In dit tijdvak is de ’Forced Swim’-Test drie keer vergund binnen de kaders van maximaal toegestaan ongerief. Of de test ook daadwerkelijk (al) is uitgevoerd is uit de beschikbare cijfers niet te herleiden.
178
Hoeveel dierproeven werden er in 2024 uitgevoerd ten behoeve van dierproeven voor het in stand houden van de veehouderij?
Antwoord
De jaarregistratie dierproeven, conform artikel 15 Wet op de Dierproeven (Wod), voorziet niet in deze specifieke vraag. In de ‘Zo Doende’ is wel op hoofd- en subdoelen een indeling gemaakt van aantallen uitgevoerde dierproeven, waaronder diergeneesmiddelen en diervoeding. De meest actuele gegevens staan in de ‘Zo Doende 2023’, deze is te vinden op de website van de NVWA
179
Hoeveel bedrijven voeren er in Nederland de Limulus Amebocyte Lysate-test (LAL-test), een test die gebruikmaakt van het bloed van degenkrabben, hoewel hiervoor op EU-niveau een alternatief is goedgekeurd, te weten de Monocyte Activation Test, uit?
Antwoord
Op dit moment is er in Nederland geen actieve projectvergunning waarop bloed bij degenkrabben of hoefijzerkrabben mag worden afgenomen voor welke toepassing dan ook. Een LAL-test zelf wordt niet aangemerkt als dierproef omdat hierbij gebruik gemaakt wordt van een dierlijk product (bloed), niet van het dier zelf. Dergelijke testen, die niet in Nederland worden geproduceerd, zijn commercieel verkrijgbaar het is daarmee niet bekend of en in welke mate deze gebruikt worden in Nederland.
180
Hoeveel dieren worden er gebruikt voor de productie van monoclonale antilichamen in Nederland, opgesplitst per diersoort?
Antwoord
In 2023 zijn 219 dierproeven uitgevoerd voor de productie van monoclonalen zonder ascites methode. Waarvan 69 dierproeven met schapen, 130 dierproeven met muizen, 10 dierproeven met ratten, 6 dierproeven met konijnen, 2 dierproeven met kippen en 2 dierproeven met lama’s.
181
Hoeveel inspecties werden er in 2024 uitgevoerd bij Hartelust door de NVWA?
Antwoord
In 2024 heeft de NVWA 2 inspecties uitgevoerd bij Hartenlust in het kader van de Wet op de dieproeven (Wod).
182
Hoeveel inspecties werden er in 2024 uitgevoerd bij Charles River door de NVWA?
Antwoord
In 2024 heeft de NVWA geen inspecties uitgevoerd bij Charles River in het kader van de Wet op de dieproeven (Wod).
183
Hoeveel inspecties werden er in 2024 uitgevoerd bij het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) door de NVWA?
Antwoord
In 2024 heeft de NVWA 2 inspecties uitgevoerd bij het BPRC in het kader van de Wet op de dieproeven (Wod).
184
Hoeveel (proef)apen werden in 2024 en 2025 in Nederland ingevoerd en vanuit welke landen (aantallen per land)? Hoeveel in diezelfde jaren geëxporteerd en naar welke landen (aantallen per land)?
Antwoord
In 2024 werden 3 apen en in 2025 tot 1 mei werden 2 apen ingevoerd met als bestemming een dierentuin. In 2024 en 2025 werden tot 1 mei werden geen proefapen ingevoerd.
185
Hoeveel macaca fascicularis zijn er in 2024 in Nederland ingevoerd? Hoeveel tot nu toe in 2025?
Antwoord
In 2024 werden geen apen van de soort Macaca fascicularis ingevoerd. In 2025 werden tot 1 mei geen apen van de soort Macaca fascicularis ingevoerd.
186
Hoeveel dierproeven gebeurden er in 2024 voor de productie van monoklonale antilichamen?
Antwoord
De gegevens voor 2024 zijn nog niet bekend. De meest recente gegevens staan in de Zo Doende 2023, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 180.
187
Hoeveel abortussen werden er in de periode 2020-2025 uitgevoerd bij het BPRC op niet-humane primaten?
Antwoord
Instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor fok- en koloniemanagement. De NVWA ziet hier vanuit de Wet op de Dierproeven op toe. BPRC geeft aan dat geen sprake is van abortussen bij NHPs en dat het uitvoeren hiervan ook in kader van onderzoek uitgesloten is. Van een abortus kan enkel in een zeer uitzonderlijke situatie sprake zijn wanneer het veterinaire medische noodzaak voor het moederdier betreft.
188
Kunt u verklaren waarom in 2024 aanzienlijk meer Wet open overheid (Woo)-verzoeken zijn binnengekomen bij uw departement dan in 2023? Wat zijn de belangrijkste terreinen waarop deze verzoeken betrekking hebben
Antwoord
Op basis van de Woo kan iedereen zonder opgaaf van redenen overheidsinformatie opvragen. De stijging van het aantal Woo-verzoeken van LVVN wordt in 2024 vooral veroorzaakt door een toename van het aantal Woo-verzoeken bij RVO en de NVWA. Relatief veel verzoeken van LVVN gaan over stikstof, mestbeleid en dierenwelzijn. Dit zijn dossiers die op brede maatschappelijke belangstelling kunnen rekenen.
De NVWA heeft de laatste jaren te maken met een stijging van circa 10% per jaar in het aantal ontvangen Woo-verzoeken. De Woo-verzoeken hebben vaak raakvlak met de actualiteit. In 2024 zijn er ten opzichte van 2023 meer Woo-verzoeken ontvangen over de domeinen Horeca en Ambachtelijke productie, Productveiligheid en over Tabaksontmoediging. Individuele verzoekers worden niet geregistreerd. Van de ontvangen Woo-verzoeken gaat jaarlijks circa 40% over het domein Dierenwelzijn. In 2024 had circa 15% van de Woo-verzoeken betrekking op Productveiligheid.
Betreffende de Woo-verzoeken op LVVN-terrein ontvangt RVO met name Woo-verzoeken op de volgende twee thema’s:
Emissiegegevens; Hieronder vallen Woo-verzoeken over aantallen dieren op een bepaalde locatie, mestboekhouding en gegevens uit de Gecombineerde opgave
Dierenwelzijn: Het betreft Woo-verzoeken over handhaving en in beslag genomen dieren, import en export van in- of uitheemse diersoorten, dierenwelzijn in dierentuinen en vragen over de totstandkoming van de Huis en Hobbydierenlijst.
De toename aan Woo-verzoeken ten opzichte van 2023 ziet op deze beide thema’s en houdt mogelijk verband met de versterkte aandacht vanuit de maatschappij en politiek op deze thema’s.
189
Kunt u toelichten waarom uw departement er, ondanks de stappen die al zijn gezet om de afhandeling van Woo-verzoeken te verbeteren , veelal niet in slaagt deze verzoeken binnen de wettelijke/afgesproken termijn te behandelen? Welke aanvullende stappen gaat u zetten om daar verbetering in aan te brengen?
Antwoord
Openbaarheid is een groot goed en een transparante overheid is belangrijk voor het vertrouwen in de overheid. Het afhandelen van Woo-verzoeken blijkt helaas lastig haalbaar binnen de wettelijke termijn van 6 weken. Uiteraard streeft het kabinet ernaar om Woo-verzoeken zo snel mogelijk te beantwoorden. Daarbij wordt gezocht naar een balans tussen snelheid en zorgvuldigheid. Ondanks alle inspanningen zoals het contact opnemen met verzoekers, zorgt de brede reikwijdte van de Woo ervoor dat Woo-verzoeken een aanzienlijke werklast met zich meebrengen die het lastiger maakt om de termijn te halen. Het aantal Woo verzoeken dat LVVN ontvangt (vorig jaar 661) speelt daarbij uiteraard ook een rol.
Voor het verbeteren van de passieve openbaarmaking zet LVVN in op procesverbeteringen, zoals het verbeteren van het contact met de verzoeker door het ophalen van ervaringen bij verzoekers en op basis daarvan beter inspelen op hun behoefte qua inhoud en proces, en het sneller afdoen van besluiten door het verbeteren van het proces van paraferen. Ook zal binnen LVVN worden gewerkt met nieuwe laktooling die de afhandeling van omvangrijke verzoeken vergemakkelijkt. Verder worden medewerkers opgeleid en getraind op het gebied van openbaarheid. LVVN zet ook een extern Woo-bureau in voor extra ondersteuning op de afhandeling van Woo-verzoeken en om zo best practices op te doen. Daarnaast werkt LVVN aan de implementatie van de resultaatsverplichting en de inspanningsverplichting voor actieve openbaarmaking onder de Woo. Zo maken we de verplichte informatiecategorieën openbaar, en werken we aan een aantal dossiers die we (op termijn) aanvullend actief openbaar maken. Tot slot wordt bezien hoe de activiteiten ten aanzien openbaarheid en Woo binnen het ministerie efficiënter kunnen worden ingericht. Het streven is hierbij gecentraliseerde afhandeling, wat leidt tot bundeling van kennis en expertise, en duidelijke regie.
Een belangrijke randvoorwaarde voor het verbeteren van openbaarheid is een goede informatiehuishouding. Hier wordt aan gewerkt door middel van het groeiplan Informatiehuishouding. Dit is een projectenportfolio waarmee binnen de kerndepartementen integraal wordt gestuurd om de groei op IHH te realiseren. Concrete voorbeelden van projecten zijn het opstellen van informatiebeheerplannen, opzetten kwaliteitssystemen en opstellen zoekprotocollen.
Ook de NVWA ziet een toename van omvangrijke en arbeidsintensieve Woo-verzoeken. De NVWA heeft inmiddels verbeterstappen in het Woo-proces gezet die leiden tot een afname van de doorlooptijden, een daling van het aantal openstaande verzoeken en een daling van het aantal verzoeken waarop niet tijdig wordt beslist. De NVWA blijft investeren in de informatiehuishouding en de efficiënte afhandeling van Woo-verzoeken, juist ook vanwege de stijging van het aantal binnenkomende verzoeken. Om ervoor te zorgen dat RVO kan voldoen aan de wettelijke verplichtingen vanuit de Wet open overheid wordt in 2025 door RVO een plan ontwikkeld met acties om de doorlooptijden en afhandelingspercentages te verbeteren.
Trienekens, S.J., R. Plantinga, M.J. Vink, S. van Berkum & D.F. Boezeman (2024), Sociaaleconomische effecten van stikstof-bronmaatregelen en natuurmaatregelen. Monitoring en evaluatie Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering.↩︎
https://www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2025/06/05/illegale-slachterij-ontdekt-op-boerderij-nvwa-grijpt-in?utm_source=spotler&utm_medium=email&utm_campaign=NVWA+Algemeen+Nieuws&utm_content=5+juni+2025↩︎
https://www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2025/06/07/nvwa-en-politie-grijpen-in-bij-illegale-slachterij-op-boerderij↩︎
(https://www.nvwa.nl/onderwerpen/dierproeven-voor-onderzoek/jaaroverzicht-dierproeven-en-proefdieren-zo-doende).↩︎