[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen commissie over de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025 (o.a. Kamerstuk 21501-02-3225)

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D39146, datum: 2025-09-15, bijgewerkt: 2025-09-15 14:16, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z16879:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


21501-02 Raad Algemene Zaken

Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld d.d. .. 2025

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 september 2025 inzake de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3225) en de brief d.d. 8 september 2025 inzake Verslag van de informele Raad Algemene Zaken van 1 en 2 september 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3226).

Bij brief van ... heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Plas

De adjunct-griffier van de commissie,

Hoedemaker

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

  • Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

  • Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

  • Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

  • Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie


II Reactie van de minister van Buitenlandse Zaken

  1. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025. Zij willen in dit kader enkele punten onderstrepen en het kabinet verzoeken om een nadere toelichting.

Ten eerste constateren de leden van de VVD-fractie dat tijdens de Raad uitgebreid zal worden gesproken over het rechtsstaatrapport 2025, waarin zowel de situatie binnen de EU, de afzonderlijke lidstaten als de rechtstatelijke ontwikkelingen in kandidaat-lidstaten aan de orde komen. Deze leden verwelkomen dat het kabinet de zorgen die in de rapporten over de kandidaat-lidstaten naar voren worden gebracht deelt. Voor deze leden staat vast dat er geen concessies mogen worden gedaan aan de Kopenhagencriteria. Hoe beoordeelt het kabinet de balans tussen politieke realiteiten enerzijds en het strikt vasthouden aan de criteria anderzijds?

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet houdt streng vast aan de eisen voor EU-lidmaatschap. Goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat zijn van bijzonder belang. Bij besluiten in het toetredingsproces zijn merites leidend: daadwerkelijke hervormingen en de overname en uitvoering van het EU-acquis bepalen het tempo van het toetredingsproces. Het versterken van de rechtsstaat en andere Fundamentals is in het belang van de kandidaat-lidstaat en kan de geopolitieke slagkracht van de EU op termijn versterken. Het vasthouden aan een strikte maar rechtvaardige benadering draagt ook bij aan het behoud van draagvlak voor EU-uitbreiding onder Europese burgers. Naast het belang van de rechtsstaat en merites, worden – zeker sinds de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne - ook geopolitieke argumenten genoemd voor EU-uitbreiding. Het kabinet onderschrijft deze geopolitieke dimensie, zonder afbreuk te doen aan de vereisten die worden gesteld.

In dit verband vragen de leden van de VVD-fractie met name aandacht voor de situatie in Servië. Al maandenlang vinden daar grootschalige protesten plaats, die door de regering met toenemend geweld worden neergeslagen. Daarnaast neemt president Vučić steeds nadrukkelijker de onafhankelijke media onder vuur, waaronder de nieuwszender N1. Onlangs is zelfs gebleken dat de president heeft aangedrongen op het ontslag van de directeur van N1, waarna het moederbedrijf United Group – gevestigd in Nederland – daarmee heeft ingestemd. Hoe beoordeelt het kabinet deze ontwikkelingen, en in het bijzonder het feit dat een in Nederland gevestigd mediabedrijf hiermee heeft meegewerkt aan het inperken van de persvrijheid in Servië?

  1. Antwoord van het kabinet

Berichten over de onrust in Servië, het toegenomen geweld en de beperkingen voor journalisten en media zijn zorgelijk. Het kabinet steunt de EU-boodschap waarmee wordt opgeroepen tot de-escalatie, tot meer ruimte voor journalisten om hun vrije stem te laten horen en tot het stoppen van de fysieke en verbale aanvallen op journalisten. Een recent voorbeeld is de speech op 9 september van Eurocommissaris Kos in het Europese Parlement.1 Het kabinet draagt in de Westelijke Balkan actief uit dat persvrijheid een belangrijke pijler is van een democratische rechtsstaat. Nederland steunt daarnaast in Servië projecten ter versterking van de rechtsstaat en mensenrechten en bevordering van de persvrijheid.

Wat de aan het woord zijnde leden betreft kan het toetredingsproces van Servië niet worden voortgezet zolang het land niet voldoet aan de Kopenhagencriteria. Is het kabinet dit met deze leden eens, en welke gevolgen verbindt het kabinet hieraan voor de kandidaat-status van Servië?

  1. Antwoord van het kabinet


De Raad heeft in de Raadsconclusies over uitbreiding van december 2024 duidelijk aangegeven dat Servië verdere stappen moet zetten op rechtsstatelijke criteria.
2 Daarbij is ook gewezen op het gebrek aan voortgang op het gebied van onafhankelijkheid van de media. De Raad concludeerde dat het openen van Cluster 3 opnieuw zal worden bezien op basis van betekenisvolle voortgang op de rechtsstaat en in de betrekkingen met Kosovo.3 De Commissie geeft in het rechtsstaatsrapport van juli onder andere aan dat er serieuze zorgen bestaan over de onafhankelijkheid van de mediatoezichthouder en dat zorgen over de veiligheid van journalisten zijn toegenomen. De aanhoudende onrust toont bovendien dat veel Serviërs ontevreden zijn met het functioneren van de rechtsstaat. Het is van belang dat grondrechten en fundamentele waarden, waaronder het recht op vreedzame vergadering en mediavrijheid, worden nageleefd. Later dit jaar zal de Commissie het jaarlijkse uitbreidingsrapport publiceren. Uw Kamer ontvangt zoals gebruikelijk een kabinetsappreciatie, waarin het kabinet nader zal reflecteren op ontwikkelingen in Servië in relatie tot het EU-toetredingsproces.

Ten aanzien van de situatie in het Midden-Oosten spreken de leden van de VVD-fractie hun zorg uit over de berichten dat het internationaal humanitair recht in Gaza mogelijk wordt geschonden. Daarbij merken zij op dat de Israëlische procureur-generaal zich publiekelijk niet heeft uitgesproken over omstreden militaire en politieke besluiten, terwijl juist een kritisch en onafhankelijk juridisch toezicht essentieel is voor de waarborging van de rechtsstaat. Naar de mening van de voornoemde leden ondermijnt de afwezigheid van dergelijke interne checks and balances niet alleen de rechtsstaat, maar ook de geloofwaardigheid van processen van waarheidsvinding en verantwoording. Acht het kabinet het, net als de leden van de VVD-fractie, noodzakelijk dat Israël over een goed functionerend en onafhankelijk rechtssysteem beschikt, als fundament voor zowel interne stabiliteit als een duurzame tweestatenoplossing? En is het kabinet bereid de Israëlische regering hierop actief aan te spreken?

  1. Antwoord van het kabinet

Ja, het kabinet acht het van belang dat Israël over een goed functionerend rechtssysteem beschikt. Een onafhankelijke rechterlijke macht is onmisbaar voor een democratische rechtsstaat. De relatie met Israël is gebaseerd op gedeelde waarden als democratie en rechtsstatelijkheid. Daar spreekt het kabinet Israël dan ook regelmatig op aan.

Tot slot benadrukken de leden van de VVD-fractie het belang van een sterke Nederlandse defensie-industrie. Deze is niet alleen noodzakelijk voor de veiligheid en slagkracht van onze krijgsmacht, maar ook van grote economische waarde. Deze leden vinden dat Nederlandse bedrijven moeten kunnen concurreren met internationale spelers en dat Nederland stapsgewijs minder afhankelijk moet worden van buitenlandse leveranciers, waaronder Israël. Hoe beoordeelt het kabinet de oproep om bestaande systemen van Israël te blijven gebruiken, maar geen nieuwe aankopen te doen?

  1. Antwoord van het kabinet

Bij materieelprojecten weegt Defensie naast specifieke producteisen, tijdigheid en kosten ook de herkomst van het materieel mee. Defensie kiest bij voorkeur voor leveranciers uit Nederland of Europa. Indien materieel van deze leveranciers echter onvoldoende voldoet aan de gestelde behoefte, kijkt Defensie naar andere leveranciers. Daarbij komen ook leveranciers uit Israël in beeld. Israëlische bedrijven leveren diverse essentiële militaire systemen of onderdelen van essentiële militaire systemen waarvoor geen, minder geschikte of geen tijdige alternatieven beschikbaar zijn. Het stopzetten van de bestaande samenwerking met Israëlische leveranciers voor deze systemen heeft grote gevolgen voor de operationele slagkracht en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht, alsmede voor de veiligheid van onze militairen. De nieuwe verwerving van defensiematerieel bij Israëlische bedrijven heeft als gevolg van het conflict in de Gazastrook nadrukkelijk de aandacht van het kabinet. Nieuwe materieelaankoop uit Israël wordt per geval zorgvuldig gewogen, waarbij Defensie onderzoekt of het materieel essentieel is voor de gereedstelling van de krijgsmacht, of er geschikte alternatieven zijn en of deze alternatieven tijdig leverbaar zijn. In sommige gevallen is het beste materieel dat tijdig verkrijgbaar is afkomstig uit Israël.

Naar de mening van deze leden is dit niet realistisch, gezien de afhankelijkheid van bepaalde cruciale middelen. Dit vraagt om strategische investeringen in een robuustere Nederlandse en Europese defensie-industrie. Is het kabinet bereid om dergelijke investeringen te stimuleren en om regelgeving die deze groei belemmert te herzien?

  1. Antwoord van het kabinet

Voor de vergroting van de inzetzekerheid van de krijgsmacht is een sterke defensie-industrie nodig. Het kabinet heeft de afgelopen jaren het defensie-industriebeleid geïntensiveerd. Dit defensie-industriebeleid bestaat hoofdzakelijk uit opdrachtverstrekking en uitvoering van gesubsidieerde of gefinancierde projecten en programma’s. Volgens het kabinet is dit niet genoeg. De regulering uit de conceptwet Weerbaarheid Defensie en Veiligheid-gerelateerd Industrie kan gezien worden als aanvulling op dit beleid. De voorgestelde regulering geeft de ministers van Defensie en EZ de mogelijkheid tot het geven van aanwijzingen voor opschaling en bevoorrading van de defensie-gerelateerde industrie. In EU-verband wordt veel werk verzet gericht op het doen toenemen van investeringen in de Europese defensie-industrie. Zo heeft de Europese Raad van 20-21 maart jl. 9 priority capability areas geïdentificeerd, waarin de EU-lidstaten zich voor hebben genomen komende periode fors te investeren. Bij deze investeringen zal in eerste instantie gekeken worden naar Europese defensie-industrie. Ook het leningeninstrument Security Action for Europe (SAFE) ter waarde van €150 mrd. zal bijdragen aan forse extra investeringen in de Europese defensie-industrie. Daarnaast is het kabinet doorlopend in gesprek met banken, pensioenfondsen en verzekeraars om te bespreken tegen welke belemmeringen zij aanlopen bij het doen van investeringen in de defensie-industrie, en te bezien hoe het kabinet een rol kan spelen om deze belemmeringen weg te nemen. Regelgeving die de opschaling van defensie-industrie in de weg staat wordt momenteel tegen het licht gehouden, die hun oorsprong kennen in EU-regelgeving. Daarom heeft het kabinet ingezet op het, waar mogelijk en gewenst, wegnemen daarvan.4 In EU-verband wordt inmiddels met het Defence Readiness Omnibuspakket al aan vereenvoudiging van regelgeving voor de defensie industrie gewerkt.5

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de aankomende Raad Algemene Zaken (RAZ) van 16 september 2025 en willen hierover enkele vragen en opmerkingen aan de minister voorleggen.

De leden van de NSC-fractie hebben tevens kennisgenomen van het in juli gepresenteerde rechtsstaatrapport 2025. Zij constateren dat er structurele zorgen blijven bestaan over politieke druk op rechters, trage corruptiebestrijding en bedreigingen tegen journalisten in meerdere lidstaten. Slechts 57% van de aanbevelingen uit 2024 is opgevolgd. Hoe beoordeelt de minister deze beperkte opvolging, met name door landen als Hongarije en Slowakije? Zijn de landen volgens de minister nog steeds volledig aangehaakt bij het Europese project?

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelde de appreciatie van het rechtsstaatrapport op 29 augustus jl. met uw Kamer.6 Daarin geeft het kabinet aan het positief te vinden dat het rechtsstaatrapport aanzet tot hervormingen in de lidstaten. Tegelijkertijd deelt het kabinet ook de zorgen van de Commissie met betrekking tot de lidstaten waar beperkt vooruitgang is geboekt, waaronder in het bijzonder Hongarije en Slowakije. Respect voor de rechtsstaat en eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, door lidstaten is essentieel voor een goed functionerende EU en voor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten. Het kabinet steunt de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen, te beoordelen of Hongarije en Slowakije hun verplichtingen onder het Unierecht nakomen. In het geval van Hongarije zijn de afgelopen jaren dan ook verschillende politieke, juridische en financiële instrumenten ingezet.7 Nederland spreekt Hongarije ook bilateraal aan en heeft recent nog een brief gestuurd aan Eurocommissaris McGrath om zo spoedig mogelijk in actie te komen om de wetgeving waarmee Pride-marsen worden verboden direct een halt toe te roepen, waaronder het verzoek om voorlopige maatregelen, waarmee opvolging is gegeven aan de motie Dassen/Volt.8

De Europese Commissie heeft in haar eerste voorstel voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) aangekondigd de naleving van rechtsstatelijke beginselen nauwer te willen verbinden met toegang tot EU-fondsen en de interne markt. De leden van de NSC-fractie zien dit als een stap in de goede richting, aangezien zij reeds langer pleiten voor een rechtsstaatslot. Kan de minister aangeven welke steun er onder de lidstaten bestaat voor het structureel invoeren van een dergelijk rechtsstaatslot in het nieuwe MFK?

  1. Antwoord van het kabinet

In het voorstel voor het volgend MFK vanaf 2028 stelt de Commissie versterkte waarborgen voor om de naleving van de beginselen van de rechtsstaat en van het EU-Handvest van de Grondrechten te verzekeren. Daarnaast blijft de MFK-rechtsstaatverordening van toepassing op de gehele EU-begroting. Het kabinet ondersteunt de cruciale randvoorwaarden van een goed functionerende rechtsstaat, bijpassende effectieve bescherming van grondrechten en de doeltreffende preventieve aanpak en bestrijding van fraude met financiële middelen van de EU. Het kabinet is daarom voorstander van een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat en fundamentele rechten en het ontvangen van fondsen uit de EU-begroting in het volgend MFK, in lijn met motie Olger van Dijk c.s. (Kamerstuk 36 715, nr. 9). Middels de kabinetsappreciatie met nadere duiding ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie voor het volgend MFK, waaronder ook de rechtsstaatvoorstellen, wordt uw Kamer binnenkort separaat nader geïnformeerd. Over posities van individuele lidstaten doet het kabinet geen uitspraken.

De leden van de NSC-fractie lezen dat in het landhoofdstuk over Nederland uit het rechtsstaatrapport zorgen worden geuit over mediaconcentratie, de veiligheid van journalisten en de beperkte consultatie bij wetgeving. Hoe beoordeelt de minister deze bevindingen? Kan hij per punt uit het rapport aangeven hoe hij hier tegenaan kijkt en/of hij maatregelen overweegt?

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet herkent niet alle zorgen die de NSC-fractie in de weergave van het landenhoofdstuk over Nederland beschrijft.9 Het kabinet ziet dat de Europese Commissie constateert dat er weliswaar uitdagingen blijven bestaan met betrekking tot de concentratie van de mediamarkt, maar ook dat de risico’s voor de redactionele onafhankelijkheid als zeer laag worden ingeschat. Bovendien werkt het kabinet aan wetgeving om uitvoering te geven aan de Europese verordening mediavrijheid (EMFA), waarin een beoordeling op pluriformiteit en redactionele onafhankelijkheid bij concentraties op de mediamarkt wordt geïntroduceerd. De veiligheid van journalisten is verbeterd, zo schrijft de Commissie in het rapport. Het Nederlandse initiatief PersVeilig wordt internationaal geprezen en zal voortaan structureel worden gefinancierd, ook dat is opgenomen in het landenhoofdstuk over Nederland. Het kabinet acht daarnaast brede consultatie bij wetgeving van groot belang. Consultatie vindt doorgaans plaats via internetconsultaties en paneldiscussies. Het kabinet zet zich in om de consultatiewebsite gebruiksvriendelijker en toegankelijker te maken om de inbreng van belanghebbenden te versterken. In 2025 is er in specifieke gevallen afgeweken van de norm op het gebied van asiel en migratie. Het rapport verwijst naar deze gevallen. Bij gelegenheid van de parlementaire behandeling van deze voorstellen zijn daar ook vragen over gesteld vanuit de Tweede Kamer. In reactie daarop is aangegeven wat de overwegingen waren om bij die gegeven voorstellen te kiezen voor een beperktere wijze van consulteren dan standaard het geval is.10 Daaruit blijkt dat geen sprake is van een nieuwe algemene lijn rond consultatie.

Tot slot benadrukken de leden van de NSC-fractie dat de EU geen concessies mag doen aan de Kopenhagencriteria. Uitbreiding is alleen mogelijk indien landen volledig voldoen aan de eisen op o.a. het gebied van democratie, rechtsstaat en corruptiebestrijding. Kan de minister bevestigen dat Nederland geen nieuwe toetredingsstappen steunt zolang kandidaat-lidstaten structureel tekortschieten op deze criteria?

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet houdt streng vast aan de eisen voor EU-lidmaatschap, inclusief de Kopenhagen-criteria. Hervormingen op het gebied van goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat zijn van bijzonder belang. Waar mogelijk ondersteunt Nederland de kandidaat-lidstaten daarbij. Maar er worden geen concessies gedaan aan deze criteria. Bij besluiten in het toetredingsproces zijn merites leidend: daadwerkelijke hervormingen en de overname en uitvoering van het EU-acquis bepalen het tempo van het toetredingsproces. Conform de geldende uitbreidingsmethodologie weegt het kabinet voortgang op de rechtsstaat mee bij het beoordelen van nieuwe stappen in het toetredingsproces. Zie ook het antwoord op vraag 1.

Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s van te snelle uitbreiding, mede gezien de ervaring met lidstaten die in 2004 toetraden en waarvan sommigen nu de rechtsstaat structureel ondermijnen?

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet houdt streng vast aan de eisen voor EU-lidmaatschap, inclusief de Kopenhagencriteria en toetst voor het zetten van een stap in het toetredingsproces strikt of aan de relevante eisen is voldaan. Er is geen sprake van versnelde toetreding of het overslaan van stappen. In 2020 is de uitbreidingsmethodologie herzien, waardoor voortgang op de rechtsstaat het tempo van het toetredingsproces mede bepaalt. Kandidaat-lidstaten worden tevens ondersteund bij het doorvoeren van fundamentele hervormingen. Daarnaast bestaan verschillende instrumenten om te waarborgen dat lidstaten de rechtsstatelijke beginselen van de Unie naleven, waaronder de rechtsstaatconditionaliteiten in de Europese meerjarenbegroting (MFK). Het kabinet onderzoekt, in samenwerking met gelijkgestemde lidstaten, hoe de effectiviteit van het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium kan worden vergroot en verder kan worden ontwikkeld. Het kabinet is daarbij voorstander van een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat en fundamentele rechten en het ontvangen van fondsen uit de EU-begroting in het volgend MFK, in lijn met motie Olger van Dijk c.s.11

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025 en van de antwoorden op de vragen uit het schriftelijk overleg over de informele Raad Algemene Zaken van 1 en 2 september. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat Oekraïne duidelijk zicht houdt op het pad naar lidmaatschap van de Europese Unie. In 2023 is begonnen met de toetredingsonderhandelingen. Hoewel er brede steun is voor het openen van cluster 1 van de toetredingsonderhandelingen blokkeert Hongarije als enige lidstaat deze stap. In artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) wordt omschreven dat voor toetredingsonderhandelingen een unaniem besluit nodig is. De vraag is echter of het organiseren van intergouvernementele conferenties (zoals over het openen van cluster 1) ook hieronder vallen of dat hier gekwalificeerde meerderheid (QMV) (26/27) volstaat. Hoe kijkt de minister naar deze mogelijkheid?

  1. Antwoord van het kabinet

De Raad stelt de gemeenschappelijke positie van de EU vast voor bepaalde relevante aspecten van de toetredingsonderhandelingen, zoals het openen van een Cluster of het onder voorbehoud sluiten van een onderhandelingshoofdstuk. De Raad beslist daarbij met unanimiteit. De gemeenschappelijke positie van de EU vormt de gezamenlijke inzet, van alle EU-lidstaten, voor een Intergouvernementele Conferentie (IGC).

En welke mogelijkheden ziet de minister om Hongarije onder druk te zetten om zijn blokkade voor het openen van cluster 1 op te heffen?

  1. Antwoord van het kabinet

Oneigenlijke bilaterale blokkades zijn onwenselijk en schaden de geloofwaardigheid van het uitbreidingsproces. Deze boodschap heeft het kabinet meerdere malen in EU verband overgebracht. Binnen de Raad en tussen lidstaten wordt bovendien actief van gedachten gewisseld over manieren waarop met de voortdurende Hongaarse blokkade kan worden omgegaan. Het kabinet stelt zich in deze discussies constructief op. Tegelijkertijd benadrukt het kabinet steevast dat de geldende uitbreidingsmethodologie en besluitvormingsprocedures in stand moeten worden gehouden. Dit betekent dat er geen formele besluitvormingsstappen overgeslagen kunnen worden en dat unanimiteit bij besluitvorming een vereiste blijft.


De leden van de D66-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van berichten dat de Hongaarse regering haar aandelen in negen defensiebedrijven heeft verkocht aan een vertrouweling van premier Orbán. Het gaat om strategisch belangrijke bedrijven die munitie, mortieren en onderdelen voor helikopters produceren, vaak in samenwerking met internationale partners zoals Airbus en Rheinmetall. Deze leden maken zich zorgen over de gevolgen hiervan voor de transparantie, de naleving van EU-staatssteunregels en de leveringszekerheid binnen de Europese defensieketen. Ook roept deze transactie vragen op over de concentratie van economische macht binnen politieke netwerken in Hongarije. Deelt de minister de zorgen dat de overdracht van een groot deel van de Hongaarse defensie-industrie aan een partijgetrouwe ondernemer de Europese defensiesamenwerking kan ondermijnen? Kan de minister aangeven of de Europese Commissie deze transactie toetst aan de staatssteunregels en of de Raad Algemene Zaken dit onderwerp heeft geagendeerd of zal agenderen?

  1. Antwoord van het kabinet

Europese staatssteunregels verbieden in principe dat overheden ondernemingen bevoordelen met staatsmiddelen, omdat dit de het gelijke speelveld op de interne markt kan verstoren. Lidstaat Hongarije is zelf verantwoordelijk voor de naleving van deze staatssteunkaders. De Europese Commissie houdt hier toezicht op en is de exclusief bevoegde autoriteit die bepaalt of staatssteun is toegelaten. De Europese Commissie heeft forse bevoegdheden om deze naleving af te dwingen. Niet-nakoming van de staatssteunregels levert risico’s op voor de betrokken ondernemingen zelf, zoals het risico op terugvordering van onrechtmatige staatssteun. De Nederlandse staat heeft hier geen rol in. Ten aanzien van de concentratie van economische macht: daar is het mededingingsrecht relevant, in het bijzonder het concentratietoezicht en het verbod op misbruik van economische machtspositie. Zowel de nationale mededingingsautoriteiten als de Europese Commissie hebben een belangrijke rol in het toetsen van dergelijke transacties op mededingingsverstoringen.

Overwegende dat Nederland afhankelijk is van de negen bedrijven voor onder andere mortieren, granaten en helikopteronderdelen: hoe beoordeelt de minister de risico’s voor de leveringszekerheid van strategische defensieproducten voor andere lidstaten, waaronder Nederland?

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet gaat niet in op de individuele commerciële relaties, vanwege bedrijfsvertrouwelijke en veiligheidsoverwegingen. Met het huidige voorkeursbeleid van Defensie ten aanzien van leveranciers uit Nederland of Europa, zet Defensie in op een sterker en zelfstandiger Europa met daarin een goede positie voor de Nederlandse defensie-industrie. Dit versterkt de leveringszekerheid voor ons krijgsmacht. Defensie zet in op het verminderen en voorkomen van risicovolle strategische afhankelijkheden. In bredere zin wordt in EU-verband werk gemaakt van het verbeteren en waarborgen van de leveringszekerheid van defensieproducten. Hiertoe zijn in zowel het Europees Defensie-Industrie Programma12 als het Witboek defensiegereedheid 203013 maatregelen opgenomen of aangekondigd.

Welke mogelijkheden ziet de minister om binnen de EU te waarborgen dat overdracht van strategische industriële capaciteiten transparant gebeurt en niet leidt tot politieke cliëntelistische constructies?

  1. Antwoord van het kabinet

Europese staatssteunregels verbieden in principe dat overheden ondernemingen bevoordelen met staatsmiddelen, omdat dit de mededinging op de interne markt kan verstoren. De Europese Commissie is exclusief bevoegd om staatssteun goed te keuren. De Nederlandse staat heeft hier geen rol in. Ook hebben de nationale mededingingsautoriteiten en de Europese Commissie een rol bij het toetsen van concentraties en het voorkomen van misbruik van economische machtspositie. Tot slot biedt het EU-aanbestedingsrecht, in het bijzonder Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, een waarborg tegen niet transparante opdrachtverlening.

Overwegende dat Hongarije uit is op in totaal 20 miljard euro aan leningen van de EU voor de versterking van haar defensie-industrie, hoe gaat worden voorkomen dat geld dat bedoeld is voor onze vrede en veiligheid in de zakken verdwijnt van de vrienden van Orban?

  1. Antwoord van het kabinet

De MFK-rechtsstaatverordening is ook van toepassing op leningen die verstrekt worden ter versterking van de Europese defensie-industrie via de SAFE-verordening. Bij schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die rechtstreekse gevolgen hebben of dreigen te hebben voor de financiële belangen van de Unie of voor goed financieel beheer van de Uniebegroting kunnen passende maatregelen worden genomen tegen een lidstaat op grond van de MFK-rechtsstaatverordening. Daarbij geldt dat de Commissie in haar beoordeling is gebonden is aan de kaders van de verordeningen en het beginsel van proportionaliteit en noodzakelijkheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 16 september 2025.

Allereerst zijn de leden van de BBB-fractie verbaasd dat de minister van Buitenlandse Zaken verhinderd is om deze Raad bij te wonen. Dit gaat immers om een bijeenkomst waarin de koers van de Europese Unie en daarmee van Nederland wordt bepaald. Kan de minister uitleggen waarom hij afwezig is en waarom ervoor gekozen is om Nederland niet op ministerieel niveau te laten vertegenwoordigen? Voor deze leden geldt: Nederland moet bij dit soort cruciale vergaderingen altijd op het hoogste niveau aan tafel zitten.

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht groot belang aan ministeriële deelname aan Raadsvergaderingen. Toch moet soms, vanwege conflicterende verplichtingen, de afweging worden gemaakt om Nederland te laten vertegenwoordigen door de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU. In dit specifieke geval is dat nodig omdat de minister in Nederland aanwezig moet zijn in verband met Prinsjesdag.

De leden van de BBB-fractie constateren dat tijdens deze Raad de agenda van de Europese Raad zal worden vastgesteld. Kan de minister toezeggen dat hij zich inspant om voedselzekerheid nadrukkelijk op de agenda te zetten? Het BBB-verkiezingsprogramma stelt dat voedselzekerheid een kerntaak van de overheid is en dat Nederland zich in Europa moet inzetten voor een landbouw die onze eigen bevolking en die van Europa kan voeden.

  1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich onverminderd in voor de Nederlandse prioriteiten binnen de EU, waar landbouwbeleid er één van is. Voedselzekerheid vormt daarbij een belangrijk aandachtspunt. De Europese landbouwsector is een sterke en concurrerende sector, waarbij de EU in dit domein tevens als netto-exporteur optreedt. Tegelijkertijd blijft het kabinet het belang van voedselzekerheid in de Europese context onderstrepen in verschillende Europese Raden, zoals de Landbouw- en Visserijraad.

Ziet de minister in dat de oorlog in Oekraïne, geopolitieke spanningen en afhankelijkheid van import laten zien dat voedselzekerheid veel te kwetsbaar is geworden?

  1. Antwoord van het kabinet

De oorlog in Oekraïne en de geopolitieke spanningen onderstrepen het belang van Europese weerbaarheid en open strategische autonomie. Zowel binnen de Rijksbrede inzet op maatschappelijke weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen als binnen de recent aangekondigde EU Paraatheidsuniestrategie is er in het bijzonder aandacht voor het belang van een weerbare voedselvoorzieningsketen. Het kabinet heeft, mede in EU-verband, als onderdeel van dit vraagstuk, aandacht voor strategische afhankelijkheden binnen de Europese landbouw- en voedselketen.

Daarnaast maken de leden van de BBB-fractie zich zorgen over het gebrek aan controlemogelijkheden op individuele Eurocommissarissen. Deze beschikken over een enorme machtspositie, terwijl zij nauwelijks direct ter verantwoording geroepen kunnen worden. Deelt de minister deze zorgen? Is de minister bereid te onderzoeken of dit ook door andere lidstaten wordt gedeeld, en met voorstellen te komen om de democratische controle te vergroten? De jaarlijkse rechtsstaatsdialoog is wat deze leden betreft een mooie gelegenheid om deze punten ter discussie te stellen. Deze leden denken hierbij aan mechanismen waarbij individuele Eurocommissarissen in de Europese Raad verantwoording afleggen; het Europees Parlement de bevoegdheid krijgt om in uitzonderlijke gevallen een individuele Eurocommissaris weg te sturen; en de rol van nationale parlementen wordt versterkt, zodat zij eerder en effectiever kunnen ingrijpen wanneer Brussel zijn boekje te buiten gaat.

  1. Antwoord van het kabinet

In algemene zin is het aan het Europees Parlement (EP) om controle uit te oefenen op de Europese Commissie. Het EP heeft hiervoor verschillende instrumenten, zoals het stellen van vragen aan de Commissie. Zie hiervoor ook de brief aan uw Kamer van 23 mei jl.14 In het uiterste geval kan het EP met een motie van afkeuring de gehele Europese Commissie tot aftreden dwingen. Op dit moment voorzien de Verdragen niet in een bevoegdheid voor het EP om een individuele Commissaris tot aftreden te dwingen en zal dergelijke aanvullende bevoegdheid Verdragswijziging vereisen. In geval van toekomstige Verdragswijziging zal het kabinet, conform de motie-Jetten/Mulder15, hiervoor pleiten. Daarnaast kunnen nationale parlementen gebruik maken van hun recht op het trekken van een zogenaamde ‘gele kaart’, in het kader van een subsidiariteitstoets, beter bekend als het ‘gele kaartsysteem’.

Tot slot maken de leden van de BBB-fractie zich grote zorgen over het voornemen om de Europese Unie uit te breiden. Deze leden zijn tegenstander van verdere uitbreiding: de EU moet eerst haar eigen fundament op orde brengen. De problemen met rechtsstatelijkheid in lidstaten, de kloof tussen Europese instellingen en burgers, en de onmacht om bestaand beleid (zoals migratie en landbouw) goed uit te voeren, laten zien dat uitbreiding onverantwoord is. Deelt de minister deze analyse? En wat gaat hij doen om deze uitbreiding daadwerkelijk tegen te houden? Kan hij toezeggen dat Nederland hier een veto tegen uit zal spreken, zolang hervorming en democratische controle niet eerst geregeld zijn?

  1. Antwoord van het kabinet

Zoals bekend staat het kabinet zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU, en houdt het streng vast aan de eisen voor EU-lidmaatschap, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Het kabinet toetst voor het zetten van stappen in het toetredingsproces strikt of aan de relevante eisen voldaan is. Voor Nederland gaat kwaliteit van hervormingen boven snelheid, want uiteindelijk moet het hervormingsproces en toetreding zowel de EU als de kandidaat-lidstaten versterken. Nederland doet daarom bijvoorbeeld niet aan het vooraf vaststellen van toetredingsdata. Alleen wanneer landen aan de gestelde voorwaarden voldoen, kunnen stappen in het toetredingsproces gezet worden.

De leden van de BBB-fractie willen de minister oproepen zich krachtig in te zetten voor een Europese Unie die haar kerntaken serieus neemt: vrede, stabiliteit, voedselzekerheid en economische samenwerking. Niet voor een Unie die zich verliest in uitbreidingen, bureaucratie en macht zonder tegenmacht.

  1. Reactie van de minister van Buitenlandse Zaken


  1. Zie https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/speech_25_2060↩︎

  2. Zie https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-16983-2024-INIT/en/pdf↩︎

  3. Kamerstuk 21 501-02 nr. 3002↩︎

  4. Zie non-paper als bijlage bij Kamerstuk 21 501-28, nr. 285↩︎

  5. Kamerstuk 2 2112, nr. 4103↩︎

  6. Kamerstuk 21 501-02 nr. 3223↩︎

  7. Zie eerder onder meer Kamerstuk 21 501-33 nr. 1112↩︎

  8. Kamerstuk 21501-02, nr. 3193↩︎

  9. Het kabinet heeft de appreciatie van het Commissie rechtsstaatrapport 2025 op 29 augustus jl. aan uw Kamer gestuurd: Kamerstuk 21 501-02 nr. 3223↩︎

  10. Zie bijvoorbeeld Kamerstuk 36 704, nr. 16, p. 5.↩︎

  11. Kamerstuk 36 715, nr. 9↩︎

  12. Kamerstuk 22 112, nr. 3919↩︎

  13. Kamerstuk 22 112, nr. 4027↩︎

  14. Kamerstuk 22 112, nr. 4065↩︎

  15. Kamerstuk 35 078, nr. 10↩︎