[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over de Beleidsagenda Buitenlandse Handel ‘Nederland: welvarend en weerbaar (Kamerstuk 36180-164)

Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D45444, datum: 2025-11-03, bijgewerkt: 2025-11-06 13:25, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36180-179).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36180 -179 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Onderdeel van zaak 2025Z19418:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026

36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 179 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 november 2025

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de brief van 28 mei 2025 inzake de Beleidsagenda Buitenlandse Handel «Nederland: welvarend en weerbaar» (Kamerstuk 36 180, nr. 164).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 november 2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Thijssen

De griffier van de commissie,
Meijers

Vragen en antwoorden

1

Kan worden aangegeven of er goud en/of gom afkomstig uit Sudan naar Nederland wordt geïmporteerd?

In 2024 importeerde Nederland voor USD 284.196 (33.642 kg) aan gom uit Soedan.1 Dit betrof ongeveer 1,8% van de totale Nederlandse gomimport. In 2024 importeerde Nederland geen goud uit Soedan.2 Dit betreft goederenstromen die de Nederlandse grens over komen, een deel is bestemd voor doorvoer. Daarnaast is het mogelijk dat er grondstoffen als goud en gom verwerkt in producten naar Nederland geïmporteerd worden. Gezien de complexiteit van waardeketens is niet uit internationale handelsdata te achterhalen wat het aandeel hiervan is.

2

Kan worden aangegeven of er kobalt afkomstig uit de Democratische Republiek Congo, eventueel via Rwanda, naar Nederland wordt geïmporteerd?

Nederland importeert grondstoffen veelal indirect, in verwerkte vorm of verwerkt in halffabricaten of eindproducten. In 2024 importeerde Nederland geen kobalt uit de Democratische Republiek Congo of Rwanda. In totaal importeerde Nederland in 2.024 USD 60.759.767 aan verwerkte vormen van kobalt3, het overgrote deel uit China (63,4%), Duitsland (6,8%) en het Verenigd Koninkrijk (5,5%). In 2024 importeerde Nederland USD 190.000 aan kobaltertsen, uit het Verenigd Koninkrijk.4 Het is mogelijk dat kobalt afkomstig uit de Democratische Republiek Congo verwerkt in halffabricaten en eindproducten naar Nederland wordt geïmporteerd, maar gezien de complexiteit van waardeketens is uit internationale handelsdata niet te achterhalen wat het aandeel hiervan is.

3

Hoeveel handelsverdragen bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend noemen?

Nederland en Israël hebben in 1996 een bilateraal verdrag ten behoeve van wederzijdse bijstand in douanezaken gesloten. Dit betreft het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Israël inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (Trb. 1996, 155). Er bestaan verder geen (bilaterale) handelsverdragen dan wel investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen Nederland en Israël. Desalniettemin zijn er wel multilaterale (handels)verdragen met handelsbepalingen waar zowel Nederland als Israël partij bij zijn. Voorbeelden hiervan zijn de Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds (Trb. 1996, 92), beter bekend als de EU-Israël Associatieovereenkomst, en de multilaterale akkoorden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Een uitputtend overzicht van alle tussen Nederland en Israël gesloten verdragen is te vinden in de Verdragenbank.5

4

Hoeveel fiscale verdragen bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend noemen?

Nederland en Israël hebben twee bilaterale, nog in werking zijnde, belastingverdragen. Het betreft de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1974, nr. 39), alsmede de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht (Trb. 1974, nr. 222). Een uitputtend overzicht van alle tussen Nederland en Israël gesloten verdragen is te vinden in de Verdragenbank.6

5

Hoeveel financiële verdragen bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend noemen?

Er zijn geen bilaterale, financiële verdragen van toepassing tussen Nederland en Israël.

6

Hoeveel sectorale overeenkomsten bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend noemen?

Nederland en Israël hebben enkele sectorale, bilaterale verdragen gesloten, op het gebied van cultuur, sociale zekerheid, visa, internationaal wegvervoer en radiozendamateurs. Het betreft de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël (Trb. 1976, nr. 12), het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël (Trb. 1984, nr. 65) met bijbehorende wijzigingsverdragen uit 2001 (Trb. 2001, nr. 141) en 2018 (Trb. 2018, nr. 8), de Notawisseling tussen de Nederlandse en de Israëlische regering inzake kosteloze verlening van visa (Trb. 1955, nr. 148), de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël betreffende het internationale wegvervoer (Trb. 1975, nr. 146) en de Notawisseling tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Israël houdende een overeenkomst inzake het verlenen van vergunningen aan zendamateurs (Trb. 1982, nr. 98).

Ook zijn Nederland en Israël partij bij enkele sectorale overeenkomsten, waaronder op het gebied van luchtvaart. Zie in dat verband de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds (Trb. 2013, nr. 102).

Een uitputtend overzicht van alle tussen Nederland en Israël gesloten verdragen is te vinden in de Verdragenbank.7

7

Wat voor handelsbevorderende diensten biedt Nederland aan om handel te drijven met Israël? Kunt u een uitputtende lijst geven?

Nederland biedt generieke diensten aan voor bevordering van handel met de meeste landen in de wereld en specifieke diensten voor een beperkt aantal prioriteitslanden. Israël behoort niet tot deze prioriteitslanden en er is binnen het handelsinstrumentarium geen proactieve inzet op Israël. Tijdens het Commissiedebat over de uitkomsten van de informele Raad Buitenlandse Zaken van 10 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3253) is toegezegd om de bestaande handelsbevorderende instrumenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken jegens Israël te inventariseren. Er zal aan deze toezegging worden voldaan middels een Kamerbrief welke uw Kamer op 17 oktober is toegekomen (Kamerstuk 23 432, nr. 615).

8

Kunt u inzicht geven in de belangrijkste handelsstromen van Nederland met Israël?

In 2024 bedroeg de Nederlandse export van goederen en diensten EUR 4,96 miljard, waarvan EUR 4,07 miljard aan goederen. De totale import van goederen en diensten bedroeg EUR 3,36 miljard in datzelfde jaar, waarvan EUR 2,42 aan goederen. De belangrijkste categorieën voor export waren: machines en transportmiddelen (EUR 2,28 miljard), chemische producten (EUR 713 miljoen), diverse fabricaten (EUR 480 miljoen) en levensmiddelen en dieren (EUR 360 miljoen). De belangrijkste importcategorieën waren: machines en transportmiddelen (EUR 761 miljoen), chemische producten (EUR 526 miljoen), minerale brandstoffen (EUR 333 miljoen) en diverse fabricaten (EUR 332 miljoen). Handel in diensten is minder belangrijk in de bilaterale handel van Nederland met Israël. In 2024 exporteerde Nederland in totaal voor EUR 892 miljoen aan diensten naar Israël en importeerde het voor EUR 938 miljoen aan diensten. Bij zowel importen als exporten gaat het voornamelijk over zakelijke dienstverlening, kosten voor intellectueel eigendom en IT-dienstverlening.

9

Kunt u inzicht geven in de belangrijkste handelsstromen, incl. dienstverlening, aan niet in de EU-gevestigde wapenindustrie?

De defensie-industrie is geen afgebakende sector waarvan statistische gegevens worden bijgehouden. Bovendien zijn bedrijven in de defensie-industrie regelmatig ook actief in andere sectoren van de maakindustrie. Het is daardoor niet mogelijk een inzicht te geven in de handelsstromen met niet in de EU-gevestigde defensie-industrie. Wel is er inzicht in de uitvoer van militaire goederen en goederen voor tweeërlei gebruik. Het CBS heeft onlangs in «Nederland Handelsland 2025» cijfers gepubliceerd over de uitvoer van deze goederen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken publiceert regelmatig overzichten van verleende exportvergunningen van strategische goederen. De jaarlijkse rapportage over het Nederlandse exportcontrolebeleid is op 27 juni jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 22 054, nr. 459) en is eveneens te vinden op de website van de Rijksoverheid.8

10

Is het «ontmoedigingsbeleid» met betrekking tot de illegaal bezette Palestijnse gebieden al aangescherpt? Zo ja, hoe en blijft het hierbij?

Het kabinet heeft besloten om over te gaan tot het actiever uitdragen van het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van economische activiteiten van Nederlandse bedrijven in nederzettingen. Sinds 15 juli 2025 wordt het ontmoedigingsbeleid uitgedragen op de websites van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de ambassade in Tel Aviv. Ook dragen de ambassade Tel Aviv en de RVO het ontmoedigingsbeleid actief uit richting het Nederlands bedrijfsleven zoals tijdens voorlichtingsbijeenkomsten. Daarnaast wordt verkend of de toepassing van het ontmoedigingsbeleid kan worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar Nederlandse pensioenfondsen.

11

Hoe vaak ontvingen Nederlandse bedrijven financiële of diplomatieke steun van de Nederlandse overheid in 2023 en 2024 voor het doen van zaken met Israëlische bedrijven die op de VN lijst staan? Kunt u delen welke bedrijven, en zo niet, in ieder geval uit welke sectoren deze bedrijven kwamen?

Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele bedrijven, organisaties of personen.

12

Zijn er Nederlandse bedrijven in Nederland, bijvoorbeeld zoals «Datenna», die OSINT- en AI-diensten leveren aan Israël? Weet u of dit soort bedrijven zich ook bezighouden met militair-strategische informatieverstrekking?

Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele bedrijven, organisaties of personen.

13

Heeft de regering gesprekken gevoerd met economische samenwerkingsverbanden in Nederland, zoals Brainport Eindhoven, over handel met Israël? Zo ja waar zijn ze op gewezen? Zo nee, is de regering van plan dit soort gesprekken te gaan voeren met dergelijke organisaties in Nederland?

Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele bedrijven, organisaties of personen.

14

Kunt u inzicht geven in de totale invoer die in Nederland geconsumeerd of verwerkt wordt, in producten en diensten; de totale uitvoer die in Nederland zelf geproduceerd wordt, in producten en diensten; de totale doorvoer via Nederland, in producten en diensten, zoals transport en dataverkeer; en de totale handel via in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse export van goederen en diensten.

In 2023 bedroeg de totale goedereninvoer naar EUR Nederland 591,8 miljard, gemeten volgens de methode van eigendomsoverdracht. De totale dienstenimport kwam dat jaar uit op EUR 234,1 miljard. De tabel hieronder laat de bestemmingsverdeling van de invoer zien.

Intermediaire invoer verwerkt voor binnenlandse bestedingen 73,2 62,0
Intermediaire invoer verwerkt voor de uitvoer 154,7 104,7
Directe invoer voor binnenlandse bestedingen 87,2 34,3
Invoer voor wederuitvoer 276,7 33,2
Totaal 591,8 234,1

In 2023 bedroeg de export van goederen en diensten uit Nederland EUR 945,2 miljard. De totale goederenuitvoer, gemeten volgens de methode van eigendomsoverdracht, was EUR 676,9 miljard, waarvan EUR 324,5 miljard Nederlandse makelij betrof en EUR 352,5 miljard wederuitvoer9. De dienstenuitvoer kwam datzelfde jaar uit op EUR 268,3 miljard.

In 2023 was EUR 276,7 miljard van de goederenimport bestemd voor wederuitvoer10. In datzelfde jaar was EUR 33,2 miljard van de dienstenimport bestemd voor wederuitvoer.

Data met betrekking tot de totale handel via in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s is niet beschikbaar.

15

Welke landen zijn onze belangrijkste handelspartners? Kunt u een top 10 geven?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse export van goederen en diensten. In 2024 werd een top 10 gegeven van handelspartners met de hoogste export- en importwaarde.

1 Duitsland 1 Duitsland
2 België 2 VS
3 Frankrijk 3 België
4 VK 4 China
5 VS 5 VK
6 Italië 6 Frankrijk
7 Spanje 7 Italië
8 China 8 Noorwegen
9 Polen 9 Ierland
10 Zweden 10 Polen
1 Duitsland 1 VS
2 VS 2 VK
3 VK 3 Duitsland
4 Ierland 4 Ierland
5 Zwitserland 5 Frankrijk
6 Frankrijk 6 België
7 België 7 Spanje
8 Italië 8 Italië
9 Spanje 9 Polen
10 Zweden 10 India

16

Wat zijn de belangrijkste doorvoer-sectoren, inclusief bulkproducten voor de landbouw en fossiele energiedragers, en consumentenproducten van de Chinese platform-economie? Kunt u een percentage geven per sector wat hun aandeel is in de totale doorvoer via Nederland?

Als het gaat over goederen die bestemd zijn voor gebruik of verbruik buiten Nederland, die het land in vrijwel onbewerkte staat weer verlaten, spreken we over wederuitvoer. De onderstaande tabel toont aan hoe groot het aandeel wederuitvoer is binnen de export van verschillende goederencategorieën. Telefoons, modems en routers is een voorbeeld van een categorie waarin het overgrote deel van de export wederuitvoer betreft. Hetzelfde geldt voor ruwe aardolie. Het is op basis van internationale handelsdata niet te achterhalen welke goederen door Chinese platformbedrijven zijn geleverd.

Geraffineerde aardolieproducten 78% 22%
Gespecialiseerde machines en -onderdelen 94% 6%
Telefoons, modems en routers 11% 89%
Geneesmiddelen 25% 75%
Farmaceutische producten 31% 69%
Ruwe aardolie 1% 99%
Computers, laptops en tablets 23% 77%
Bloemen en planten 83% 17%
Medische instrumenten en apparaten 19% 81%
Overige chemische producten 42% 58%
Andere fabricaten 17% 83%
Bereide voedingsmiddelen 70% 30%
Groenten (en wortels) 71% 29%
Fruit en noten 16% 84%
Meet- en controle-instrumenten 39% 61%

17

Welk percentage van de Nederlandse werkgelegenheid, inclusief werkgelegenheid in de dienstensector, financiële sector en transportsector, is afhankelijk van handelsstromen? Welke van deze sectoren bieden in absolute getallen de meeste handelsafhankelijke werkgelegenheid?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export, inclusief de werkgelegenheid die samenhangt met de export.

De export van goederen en diensten was in 2023 goed voor 2,6 miljoen voltijdbanen (vte), waarvan 1,2 miljoen direct en 1,4 miljoen indirect. Dit komt overeen met 31,4% van de totale werkgelegenheid. In de tabel hieronder wordt een uitsplitsing per bedrijfstak weergegeven. Er zijn geen data beschikbaar voor opsplitsing binnen de zakelijke dienstverlening.

Zakelijke dienstverlening 273 486,3
Industrie 380,1 129,5
Handel 141,4 309,7
Vervoer en opslag 111,8 127,2
Informatie en communicatie 99,7 87,5
Landbouw, bosbouw en visserij 68,5 58,4

18

Welke rol speelt de financiële sector in de handelseconomie van Nederland, zowel als financier als verzekeraar, als adviseur en algemene dienstverlening?

De financiële sector speelt in Nederland een centrale rol in de handelseconomie en ondersteunt vrijwel alle schakels van de internationale handel. Zo treedt de financiële sector op als financier van activiteiten gerelateerd aan handel (verschaffen van werkkapitaal bijvoorbeeld) en wordt handel (in risicovolle markten) tevens ondersteund via exportkredietverzekeringen. Daarnaast zijn instellingen in de financiële sector ook actief als adviseur, bijvoorbeeld doordat zij marktanalyses doen en daarover rapporteren. Onder algemene dienstverlening kan o.a. gedacht worden aan veilige betaalsystemen (zoals iDEAL en SWIFT), die cruciaal zijn voor internationale handel en internationaal ondernemen.

19

Kan worden aangegeven wat het handelsinstrumentarium van de Nederlandse overheid is, zowel in termen van subsidies en kwijtschelding van belastingen als in termen van niet-financiële overheidssteun? Kunt u dat doen voor zowel export als import en doorvoer?

Het handelsinstrumentarium van de Nederlandse overheid wordt uitgevoerd door verschillende organisaties met verschillende soorten instrumenten, waaronder subsidies, leningen, en niet-financiële steun zoals expertise en informatie. Samen versterken deze instrumenten internationale slagkracht van Nederlandse bedrijven voor zowel de handel in goederen als diensten en investeringen en dragen ze bij aan duurzame economische groei en wereldwijde impact.

RVO stimuleert ondernemers met subsidies en ondersteuning via programma’s zoals SIB (voor marktentree en coaching), DHI (voor demonstratieprojecten en haalbaarheidsstudies) en PIB (voor publiek-private samenwerking), waarmee zij internationaal succes kunnen realiseren. Jaarlijks wordt in de BZ-begroting een budget beschikbaar gesteld van EUR 97 mln. voor het handelsinstrumentarium dat wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Invest International financiert innovatieve en impactvolle projecten met instrumenten zoals DRIVE (voor publieke infrastructuur), DGGF (voor ontwikkelingsgerichte handel en investeringen), DTIF (voor leningen en garanties) en Kernkapitaal (voor investeringsprojecten met positieve impact). Bovendien financiert Invest International ook projectontwikkeling via de Development Accelerator en de Impact Accelerator. Atradius DSB biedt cruciale exportkredietverzekeringen, zoals de Exporteurspolis, Garantiedekking en Groendekking, waarmee exporteurs worden beschermd tegen risico’s en toegang krijgen tot financiering. Begrotingen voor Invest International en Atradius staan beschreven in het antwoord op vraag 129.

20

Kunt u de analyses delen waarin een vergelijking wordt gemaakt van de handelsondersteuning in Nederland en in andere landen?

Nee, helaas zijn dergelijke analyses niet voorhanden. In het verleden is getracht een overzicht te krijgen van wat buurlanden als België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk doen aan handelsbevordering. Het bleek te veel versnipperd te zijn over verschillende ministeries en agentschappen op verschillende niveaus (federaal, staat, provincie e.d.) dat het niet goed mogelijk was een vergelijking te maken.

21

Kunt u aangeven hoe internationale afspraken zoals het Klimaatakkoord van Parijs, het Genocideverdrag en Internationale Mensenrechtenverdrag in uw handelsbeleid zijn verwerkt?

In verschillende handelsinstrumenten wordt verwezen naar internationale en multilaterale afspraken zoals de Overeenkomst van Parijs. Duidelijke voorbeelden daarvan zijn EU handelsakkoorden en het EU Algemeen Preferentieel Stelsel (APS).

In moderne handelsakkoorden wordt een uitgebreid hoofdstuk opgenomen over handel en duurzame ontwikkeling, met een daaraan gekoppeld geschillenbeslechtingsmechanisme. In dit hoofdstuk worden verplichtingen bevestigd of aangegaan die betrekking hebben tot internationale afspraken. Voorbeelden van aangehaalde instrumenten zijn de essentiële conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), de Overeenkomst van Parijs en verschillende VN-convenanten. Via speciale geschillenbeslechting kan een panel uitspraak doen wanneer een van de verdragspartijen zich niet aan de duurzaamheidsafspraken houdt. De inzet van de EU is dat in nieuwe handelsakkoorden de Overeenkomst van Parijs opgenomen wordt als essentieel element en dat het nemen van handelssancties in de context van geschillenbeslechting voor duurzame ontwikkeling mogelijk wordt.11 Omdat handelsakkoorden resultaat zijn van lange onderhandelingen met handelspartners, is het niet mogelijk te garanderen dat deze inzet in het eindresultaat terugkomt.

Middels het APS biedt de EU unilaterale tariefpreferenties aan ontwikkelingslanden. Dit gebeurt via drie verschillende categorieën. Voor alle sporen kunnen ernstige en systemische schendingen van bepaalde internationale akkoorden leiden tot de tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties. Daarnaast zijn de aangeboden tariefpreferenties in het APS+ spoor voorwaardelijk aan het ratificeren en effectief implementeren van een aantal van deze instrumenten.

22

Wat zijn de prioritaire markten voor handelsbevordering (beslisnota p. 2) op dit moment? Welke andere markten neemt u in overweging?

Er zijn momenteel 25 priomarkten:

Nabije landen: Duitsland België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Ierland Italië Spanje Polen Zweden Zwitserland Turkije.

Westelijk halfrond: Verenigde Staten Canada Mexico Brazilië.

Golfregio: Saoedi-Arabië Verenigde Arabische Emiraten (VAE).

Azië: China India Japan Indonesië Zuid-Korea Taiwan Vietnam Singapore.

Daarnaast twee strategische regio’s:

De ASEAN-5-regio: Indonesië, Vietnam, Singapore, Maleisië en Thailand

De Golfregio: Saoedi-Arabië, VAE, Koeweit, Qatar, Bahrein en Oman.

En 14 combinatielanden voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking:

Afrika: Egypte, Ghana, Marokko, Nigeria, Senegal, Ivoorkust, Kenia, Zuid-Afrika.

Overig: Bangladesh, India, Indonesië, Vietnam, Colombia, Oekraïne,

Hiernaast zijn er nog landen waar Nederland vanuit waterstof of grondstoffenperspectief op inzet. De huidige inzet betreft veel markten en mijn wens is om hierin meer focus aan te brengen zodat we slagvaardiger kunnen opkomen voor het Nederlands belang. Tegelijkertijd zal er ruimte blijven voor flexibiliteit en maatwerk.

23

Wat is de stand van zaken van de toezegging om met het ILT in gesprek te gaan over de mogelijkheden om de verslaglegging conflictmineralen openbaar te maken, zoals de conflictmineralenverordening vraagt, en de Kamer hierover voor de zomer schriftelijk te informeren (TZ202503-107)?

In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 2 juli12, gaat het kabinet uitgebreid in op deze toezegging. Uiteraard acht het kabinet transparantie en de naleving van de verslagleggingsverplichting van bedrijven belangrijk voor de implementatie van de verordening. Om die reden zijn er gesprekken met het ILT geweest om de naleving van artikel 7 lid 3 door bedrijven sterker te verankeren in het toezicht, onder meer door bedrijven te attenderen op dit element van de verordening. Daarnaast is het kabinet in gesprek getreden met het ILT over de openbaarmaking van de verslaglegging inzake het toezicht op de conflictmineralenverordening. In deze gesprekken gaf het ILT de jaarverslagen openbaar te gaan maken vanaf het jaar 2024. Het jaarverslag 2024 is reeds gepubliceerd.13

24

Welk exact percentage, welke bron en welk meetjaar hanteert u voor de uitspraak dat «we een derde van ons gezamenlijke inkomen» met handel verdienen, en wat is de trend sinds 2015?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 werd 35,2% van het Nederlandse bruto binnenlands product (BBP) verdiend door export van goederen en diensten.

De uitspraak dat een derde van ons bbp wordt verdiend met export is gebaseerd op de meest recente cijfers van het CBS, in dit geval uit 2023.

2023 35,2
2022 35,7
2021 32,6
2020 31,8
2019 33,3
2018 33,7
2017 33,9
2016 33,1
2015 34,4

Tussen 2020–2021 zagen we een lichte daling tot 31,8%, wat deels te verklaren is door de uitbraak van de coronapandemie, waardoor de handelsactiviteiten afnamen.

25

Welke HS-goederencodes zijn voor Nederland het meest risicovol, en wat is de raming van de directe Nederlandse exportderving per code in 2025–2026, gezien uw verwijzing naar de «onlangs aangekondigde hoge invoerheffingen van de VS» en mogelijke tegenreacties?

Het CBS heeft in een recente Internationaliseringsmonitor14 een overzicht gepubliceerd van de tien belangrijkste Nederlandse uitvoerproducten naar de VS in 2024. Dit betreft onder andere aardolieproducten, machines en toestellen, geneesmiddelen en farmaceutische producten. Of goederen risico lopen op exportderving als gevolg van hogere invoerheffingen van de VS is afhankelijk van verschillende factoren naast invoerheffingen, zoals substitueerbaarheid, wisselkoerseffecten, inflatie en verlegging van handelsstromen. Dit inzicht is niet per HS-goederencode beschikbaar.

Het CPB heeft eerder een rapport gepubliceerd over de verwachte effecten voor de Nederlandse economie van de importheffingen van de VS15. Dit rapport laat zien dat de Nederlandse uitvoergroei over het geheel op de korte termijn maar beperkt daalt (– 0,2% en – 0,6% in respectievelijk 2025 en 2026). Dit is onder andere omdat slechts 5,9% van de getroffen goederenexport de VS als bestemming heeft. Sectoren die naar verwachting negatieve effecten ervaren op de lange termijn, zijn onder andere de farmacie, machinebouw en elektronicasector. Amerikaanse bedrijven die zich bezighouden met de productie van deze goederen kunnen door de heffingen hun binnenlandse concurrentiepositie verbeteren. Het rapport laat ook zien dat de effecten op de werkgelegenheid beperkt zijn, met een mogelijk groei in werkloze beroepsbevolking van 0,1% in 2026. Dat de effecten op de Nederlandse uitvoer nog niet zeker zijn, blijkt ook uit een recente publicatie van het CBS over de handel tussen Nederland en de VS16. Hieruit blijkt dat de Nederlandse uitvoer naar de VS is gegroeid in het eerste half jaar van 2025.

26

Hoeveel van de gesprekken die u de afgelopen maand met Nederlandse ondernemers hebt gevoerd gingen over de situatie in de bezette Palestijnse gebieden?

Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele bedrijven, organisaties of personen.

27

Kunt u specificeren hoeveel procent van de 1/3e van het Nederlandse BNP dat wordt verdiend in het buitenland, wordt verdiend door handel met Lage en Middeninkomenslanden, en welke landen / regio’s dit dan daadwerkelijk betreft?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 werd 35,2% van het Nederlandse bruto binnenlands product (BBP) verdiend door export vangoederen en diensten. Dergelijke uitspraken worden altijd gedaan op basis van het BBP en niet BNP.

Helaas is er geen data beschikbaar om de vraag te beantwoorden hoeveel van deze handel wordt verdiend met Lage en Middeninkomenslanden. Ook is er geen specificering op regio niveau.

28

Welke sectoren zullen geraakt worden door een escalerend handelsconflict met de VS en waarom? Wat is het effect op de werkgelegenheid?

Zie antwoord vraag 25

29

Kunt u specificeren welke concrete resultaten de gevoerde dialogen met de Amerikaanse Minister van Industrie en Handel Lutnick en handelsgezant Greer tot nu toe hebben opgeleverd met betrekking tot de aangekondigde invoerheffingen?

Dit waren open en constructieve gesprekken, waarin aan de ene kant de Nederlandse en Europese zorgen over het Amerikaanse beleid zijn overgebracht en aan de andere kant is benadrukt dat we graag de samenwerking aangaan om tot uitkomsten te komen waar we allebei beter van worden.

Het belangrijkste onderdeel van de uiteindelijke gezamenlijke EU-VS verklaring inzake handel17, waarover uw Kamer op 26 augustus jl. is geïnformeerd18, is de basisheffing van 15% inclusief «Most Favoured Nation (MFN)»-tarief die nu voor de meeste Europese goederen gaat gelden.

Met steun van uw Kamer heeft het kabinet, ook in bilaterale gesprekken met de VS, ingezet op een onderhandelde uitkomst tussen de EU en de VS over de ontstane handelspolitieke situatie. Waar het positief is dat de onderhandelingen tot een resultaat hebben geleid, dient onder ogen te worden gezien dat de voorwaarden van deze afspraken voor een aanmerkelijke verhoging van Amerikaanse importheffingen voor Europese producten gaan zorgen en asymmetrisch van aard zijn. Daarmee is het geen evenwichtig onderhandelingsresultaat. Maar deze verklaring waarin de tarieven aan VS zijde geplafonneerd zijn is wel het best mogelijke resultaat gezien de omstandigheden. Met het tarief van 15% (inclusief MFN) behoort de EU tot de groep landen waarvoor de laagste Amerikaanse importheffingen gelden. Het alternatief, escalatie en wellicht een handelsoorlog, zou in niemands voordeel zijn. Daarnaast bieden de afspraken ook een basis voor verdere onderhandelingen.

Het tariefplafond van 15% dat kan volgen uit 232-onderzoeken op enkele sectoren, zoals semicon, hout en algemene farmaceutica, kan gezien worden als een concreet resultaat van gesprekken met de VS over gedeelde belangen op strategische sectoren. Ook in de toekomst zullen er binnen onze handelsrelatie met de VS sectoren zijn die voor zowel EU als VS belangrijk zijn. In die sectoren is het logisch om samen te werken, en dat wordt ook door de Amerikaanse Minister van Industrie en Handel Lutnick en handelsgezant Greer erkend.

30

Hoeveel voltijdbanen (FTE) zijn direct/indirect verbonden aan goederen- versus dienstenexport, per sector?

De publicatie Nederland Handelsland 2025 – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export, inclusief de werkgelegenheid die samenhangt met de export.

De export van goederen en diensten was in 2023 goed voor 2,6 miljoen voltijdbanen (vte), waarvan 1,2 miljoen direct en 1,4 miljoen indirect. Dit komt overeen met 31,4% van de totale werkgelegenheid.

Uitgesplitst naar bedrijfstak:

Industrie 380,1 129,5
Handel 141,4 309,7
Vervoer en opslag 111,8 127,2
Informatie en communicatie 99,7 87,5
Landbouw, bosbouw en visserij 68,5 58,4

31

Welke modellen/ramingen gebruikt u precies voor uw statement dat de economische analyses «laten zien dat de NL-economie blijft groeien, zij het minder hard» (CPB/DNB/OECD), en wat zijn de groeicijfers per scenario?

De uitspraak dat «de Nederlandse economie blijft groeien, zij het minder hard» is gebaseerd op de bronnen die genoemd worden in het hoofdstuk «Analyse» van de beleidsagenda. Namelijk de 1 mei raming van het CPB, de decemberraming van DNB en de scenarioanalyse van de Rabobank. Zie ook de voetnoten in de beleidsagenda voor verwijzingen naar deze analyses. Zoals het hoofdstuk analyse ook vermeldt, daalt de economische groei in de doorrekening van het CPB met 0,6 procentpunt ten opzichte van het basispad in 2026. Volgens de DNB raming valt de groei met 1 procentpunt terug naar 0,4% in 2026.

32

Welke concrete monitoringsindicatoren gebruikt u bij het «permanent de vinger aan de pols houden» bij het bedrijfsleven (sector-/bedrijfsaantallen, frequentie, drempelwaarden)?

Zie antwoord vraag 37

33

Kan worden toegelicht of de verplichte toets «effecten op gendergelijkheid» als onderdeel van het beleidskompas is uitgevoerd, en op welke manier de uitkomsten ervan zijn meegenomen in deze beleidsagenda?

De Beleidsagenda beschrijft de politieke koers van het kabinet op buitenlandse handel. Het beleidskompas is daarbij niet gebruikt.

34

Wat exporteert ASML naar Israël?

Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele bedrijven, organisaties of personen.

35

Klopt het dat ASML twee locaties in Israël heeft, waaronder een locatie op 21km afstand van de Gazastrook?

Volgens de website van ASML19 hebben zij twee locaties in Israël, waaronder een locatie niet ver van de Gazastrook in Kiryat-Gat.

36

Kunnen ASML-apparatuur en -diensten in Israël gebruikt worden om chips te vervaardigen die militair kunnen worden ingezet?

Chips worden in fabrieken met verschillende machines (van verschillende leveranciers) geproduceerd en kunnen voor uiteenlopende doeleinden en producten worden (her)gebruikt. Indien sprake is van export vanuit Nederland van dual-use apparatuur dienen bedrijven een vergunning aan te vragen.

Het Nederlandse exportcontrolebeleid is, ook ten aanzien van geavanceerde halfgeleiderapparatuur, landenneutraal en ziet op het adresseren van nationale veiligheidsrisico’s die kunnen ontstaan bij de ongecontroleerde uitvoer van hoogwaardige technologie.

In algemene zin kan gesteld worden dat bij de beoordeling van een exportvergunningaanvraag per geval een specifieke afweging wordt gemaakt, waarbij gekeken wordt naar het risico van ongewenst eindgebruik. De overheid maakt deze risicoanalyse in het kader van de (inter)nationale veiligheid op basis van de daarvoor geldende criteria, zoals de eigenschappen van het te exporteren product, de toepasbaarheid van het product, de eindgebruiker en het land van bestemming. Dit kan ertoe leiden dat export wordt toegestaan, afgewezen of een eerdere afweging wordt herzien. Dit geldt ook ten aanzien van export naar Israël.

37

Hoe vaak voerde het ministerie de afgelopen tijd gesprekken over de handelsoorlog met werknemersorganisaties of vakbonden? En hoe vaak met het bedrijfsleven?

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken overlegt op reguliere basis over handelskwesties met vakbonden, brancheorganisaties en andere maatschappelijke organisaties in het Breed Handelsberaad.20 Sinds het begin van dit jaar zijn er vijf vergaderingen van het Breed Handelsberaad geweest. Het Breed Handelsberaad is het reguliere overlegmoment dat georganiseerd wordt door het ministerie met werknemersorganisaties, vakbonden en het bedrijfsleven ter voorbereiding op de (informele) Raad Buitenlandse Zaken handel. Aangezien de EU-VS relatie het afgelopen jaar bij elke Raad Buitenlandse Zaken handel op de agenda heeft gestaan, is dit thema bij elk overleg aan de orde geweest.

Daarnaast zijn er geregeld bilaterale gesprekken over lopende handelskwesties tussen het ministerie met zowel vakbonden en werknemersorganisaties als bedrijven en brancheorganisaties. In algemene zin vinden deze afspraken plaats op verzoek van de externe partij. Een precies getal voor het aantal afspraken in 2025 is niet beschikbaar, maar een schatting ligt rond de tweehonderd gesprekken.

Tot slot heeft VNO-NCW, sinds het aantreden van president Trump in de Verenigde Staten in januari 2025, een task force opgericht om het Nederlandse bedrijfsleven te informeren over ontwikkelingen in het Amerikaanse handelsbeleid. Om de paar weken sluit het ministerie aan bij het overleg van deze task force. Deze overleggen vinden normaalgesproken online plaats.

38

Klopt het dat onrust op wereldmarkten ook kan leiden tot kansen voor bepaalde economische actoren, en dat bepaalde bedrijven het nu op de aandelenbeurzen goed doen? Kan inzicht worden gegeven in de economische actoren die belang bij de onrust hebben?

In algemene zin zorgt onrust voor onzekerheid, en dat is slecht voor de economie en internationale handel. Nederland verdient meer dan 1/3 van het BBP met internationale handel. Daarom is Nederland gebaat bij een open en op regels gebaseerd handelssysteem. Dit vergroot onze welvaart en weerbaarheid. Desalniettemin kan onrust, veroorzaakt door bepaalde actoren, er ook voor zorgen dat andere economieën dichter naar Europa of Nederland toe bewegen, waardoor weer economische kansen ontstaan voor Nederlandse bedrijven om met innovatie oplossingen bij te dragen aan wereldwijde uitdagingen. Daarnaast zijn er in de afgelopen tijd steeds meer kansen ontstaan in de Nederlandse defensie-industrie, door een toename van de defensiebudgetten wereldwijd. Het valt voorts ook niet uit te sluiten dat er financiële instellingen zijn die profiteren van volatiliteit op de beurzen.

39

Kunt u uw stelling dat 70% van de export goederen betreft en machines/apparaten de grootste categorie vormen uitsplitsen (2015–2024) naar categorie, waarde en toegevoegde waarde in Nederland?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 exporteerde Nederland voor EUR 945,2 miljard aan goederen en diensten. De totale uitvoer van goederen bedroeg EUR 676,9 miljard in 2023, wat 72% van de totale export betreft.

Helaas is er geen dataset beschikbaar die de uitsplitsing van categorie, waarde en toegevoegde waarde binnen de bedrijfstak industrie weergeeft.

40

Hoe groot is het aandeel van de wederuitvoer in de totale goederenexport naar landen als Duitsland, Frankrijk en België en welk deel daarvan is afkomstig van buitenlandse bedrijven?

Hoe dichterbij het land van bestemming bij zich Nederland bevindt, hoe vaker er sprake is van wederuitvoer. Buurlanden als Duitsland (60%) en België (55%) en Frankrijk (62%) ontvangen een groter aandeel dan andere belangrijke handelspartners. Ongeveer 75% van de bedrijven die aan wederuitvoer doen hebben een Nederlandse eigenaar, 25% is in buitenlandse handen. Daarentegen is 6% van alle exporteurs in buitenlandse handen.

41

Hoeveel van de Nederlandse goederenexport bestaat uit wederuitvoer, en wat is het werkelijke toegevoegde verdienvermogen (in waardecreatie en werkgelegenheid) daarvan ten opzichte van export van in Nederland geproduceerde goederen?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 bedroeg de Nederlandse export van goederen en diensten in totaal EUR 945,2 miljard. De goederenexport was EUR 676,9 miljard, waarvan EUR 352,4 miljard (52%) wederuitvoer en EUR 324,5 miljard (48%) uitvoer van Nederlandse makelij. Per euro bruto export werd bij Nederlandse makelij gemiddeld 51,1 eurocent verdiend, bij wederuitvoer 11,9 eurocent.

De export van goederen en diensten was in 2023 goed voor 2,6 miljoen voltijdbanen (vte), waarvan 1,2 miljoen direct en 1,4 miljoen indirect. Dit komt overeen met 31,4% van de totale werkgelegenheid.

Direct 451.000 vte 60.000 vte 721.000 vte
Indirect 628.000 vte 230.000 vte 523.000 vte

42

Wat is de gemiddelde opbrengst per euro dienstenexport t.o.v. goederenexport en hoe ontwikkelt dit zich 2015–2024?

De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023, meest recente cijfers, waren de exportverdiensten per euro bruto export voor Nederlandse makelij, wederuitvoer en diensten, respectievelijk 51, 12 en 63 cent per euro export. De tabel hieronder geeft de ontwikkeling van 2015 tot 2023 weer. Eerder zijn er geen berekeningen op dit thema gedaan.

2023 0,51 0,12 0,63
2022 0,48 0,11 0,61
2021 0,51 0,13 0,59
2020 0,56 0,14 0,63
2019 0,54 0,14 0,61
2018 0,51 0,14 0,62
2017 0,52 0,14 0,64
2016 0,53 0,14 0,65
2015 0,53 0,14 0,64

43

Kunt u specificeren hoeveel euro van de 4.000 miljard aan Nederlandse investeringen in het buitenland geïnvesteerd wordt in Lage en Middeninkomenslanden, en welke land en regio’s dit betreft, en binnen welke sectoren?

Van de Nederlandse directe investeringen in 2023 ging 11% naar lage- en middeninkomenslanden (LMIC’s). De regionale verdeling van de directe investeringen naar lage- en middeninkomenslanden is als volgt: naar Zuid- en Midden-Amerika gaan 44% van de directe investeringen (Argentinië, Brazilië, Colombia, Costa-Rica, México, Panama, Peru, Uruguay en Venezuela). Binnen Zuid- en Midden Amerika zijn 92% van de investeringen bestemd voor de dienstensector en 8% voor de industrie. Vervolgens is 41% van de directe investeringen bestemd voor Azië (China, Filipijnen, India, Indonesië, Jordanië, Koeweit, Maleisië, Rusland, Saoedi-Arabië, Thailand, Turkije en Vietnam). Binnen Azië zijn 79% van de investeringen bestemd voor de dienstensector en 21% voor de industriële sector. Van de directe investeringen is 14% bestemd voor Afrika. Voor Afrika is geen sectorale verdeling beschikbaar.

44

Kunt u voor de 17.000 buitenlandse ondernemingen actief in Nederland en hun bijdrage aan Vpb-opbrengsten een top-10 van herkomstlanden en hun netto-fiscale bijdrage over 2020–2024 geven?

Alleen van de multinationale ondernemingen met een wereldwijde jaaromzet van meer dan EUR 750 miljoen is bij de Rijksoverheid bekend wat het uiteindelijke moederland is. Dit weten we op basis van de gegevens van de sinds 2016 geldende gestandaardiseerde documentatieverplichting Country by Country Reporting.21

Deze buitenlandse multinationals zijn samen verantwoordelijk voor ruim een kwart van de jaarlijkse opbrengsten uit de vennootschapsbelasting (Vpb). Onderstaande tabel toont de top-10 van uiteindelijke moederlanden van deze buitenlandse multinationals op basis van de in Nederland betaalde vennootschapsbelasting in de jaren 2020 t/m 2022. Voor de jaren 2023 en 2024 zijn de gegevens nog niet voldoende compleet. Daardoor ontbreken deze beide jaren.

1. Verenigde Staten 9.221 8,9%
2. Verenigd Koninkrijk 3.533 3,4%
3. Duitsland 3.043 2,9%
4. Frankrijk 2.294 2,2%
5. Japan 1.784 1,7%
6. Luxemburg 761 0,7%
7. België 715 0,7%
8. Brazilië 696 0,7%
9. Zweden 666 0,6%
10. Zwitserland 606 0,6%

45

Wat is de sectorale uitsplitsing (industrie, agro, maritiem, high-tech) van de – 0,4% groei (2025) en – 0,6% (2026) die het CPB becijfert en wat zijn de aannames die hieraan ten grondslag liggen?

Het CPB heeft een raming uitgevoerd om de economische effecten van de invoerheffingen van de VS in kaart te brengen.22 Het uitgangspunt is dat voor de hele wereld een heffing geldt van 10%. Voor goederen uit de Europese Unie komt daar 10% bovenop, voor goederen uit China 44% en voor diverse andere Aziatische landen ligt het tarief ook hoger. Invoer uit Canada en Mexico wordt tegen 25% belast, maar goederen die onder het vrijhandelsakkoord USMCA vallen zijn uitgezonderd, waardoor het effectieve heffing ongeveer 14% is

Het CPB hanteert vervolgens twee scenario’s. Het eerste scenario bevat alleen de invoerheffingen door de VS, in het tweede scenario reageren alle andere landen met eenzelfde heffing op producten uit de VS.

Uit de analyse blijkt dat, o.b.v. scenario 1 en 2, de BBP-groei 0,4 en 0,6% lager uitvalt dan het basispad (zonder invoerheffingen).

Op de lange termijn neemt de goederenuitvoer naar de VS af door de heffingen, in beide scenario’s. In algemene zin geldt dat de Nederlandse maakindustrie hierdoor geraakt wordt en de dienstensector profiteert. In scenario 1 hebben de heffingen vooral voor de farmacie (circa 8% en circa 6%), machinebouw (8%) en elektronicasector (7%) negatieve gevolgen voor de productie op de lange termijn. Bedrijfstakken waar grensoverschrijdende dienstenhandel belangrijk is, zoals de telecom (circa 4%) en luchtvaart (4%), profiteren juist.

In scenario 2 worden wederom farmacie (5,5%), machinebouw (circa 5%) en de elektronicasector (circa 4%) flink geraakt, maar profiteren luchtvaart (2%), de transportmiddelenindustrie (circa 2%) en de mijnbouw (5%).

46

Op welke wijze en met welke frequentie zal het kabinet de Kamer informeren over de monitoring door de Europese Commissie betreffende de verlegging van handelsstromen uit China en de VS, en de eventuele maatregelen die hieruit voortvloeien?

Sinds april dit jaar hanteert de Europese Commissie een maandelijkse handelsmonitor om eventuele handelsverleggingen als gevolg van protectionistische handelsmaatregelen van niet-EU landen tijdig te detecteren.23 Naast de resultaten van de handelsmonitor, maakt de Commissie ook gebruik van gegevens van douanetoezichtsystemen en informatie vanuit de EU industrie en lidstaten om handelsstromen te monitoren. Indien de Commissie het op basis van deze informatie noodzakelijk en gerechtvaardigd acht, kan de Commissie voorstellen om handelsdefensieve maatregelen te nemen, in de vorm van antidumping-, antisubsidie en vrijwaringsmaatregelen.

Voor wat betreft de VS zal de Commissie de implementatie van de EU-VS handelsovereenkomst gaan monitoren. Hierbij zal de focus liggen op de economische impact van alle maatregelen binnen het Joint Statement, waaronder ook over het verleggen van handelsstromen, en problemen met de implementatie van de deal aan de VS-zijde.

Het kabinet houdt de Kamer via de reguliere kanalen op de hoogte van ontwikkelingen op dit gebied. Zoals recent in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 15 mei 202524 waarin uitvoering wordt gegeven aan de Motie Teunissen c.s. over economische beschermingsmaatregelen tegen dumping van Chinese goederen25 en het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 7 april 2025.26

47

Welke gevolgen van de fragmentatie van de wereldhandel becijfert u specifiek voor het Nederlandse MKB (kosten, levertijden, marges) in 2025–2027?

In algemene zin werkt fragmentatie kostenverhogend, voor zowel groot- als kleinbedrijf. Nederland verdient meer dan 1/3 van het BBP met internationale handel en is daarom gebaat bij een open en op regels gebaseerd handelssysteem. Dit werkt welvaarts- en weerbaarheid verhogend.

Wat de gevolgen zijn van fragmentatie van de wereldhandel voor de kosten, levertijden en marges van het MKB wordt niet specifiek onderzocht.

48

Kan worden bevestigd of de «waarden» waar in de beleidsagenda naar verwezen wordt, gedefinieerd worden als de waarden «democratie, mensenrechten en rechtsstatelijkheid» uit het 3W-kader van het rapport «Nederland in een fragmenterende wereldorde» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (p.13)?

De beleidsagenda haalt inspiratie uit het door de WRR gepresenteerde 3W-kader en verwijst hier ook naar in het hoofdstuk «Visie».

49

Op welke manieren wordt het «onderschrijven» van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen in beleid uitgedragen?

Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen toepassen. Dit houdt in de kern in dat bedrijven volgens het proces van «gepaste zorgvuldigheid» risico’s voor mens en milieu moeten identificeren en waar nodig tegengaan. De OESO-richtlijnen vormen ook de basis van het Nederlandse IMVO-beleid.27 Voorbeelden zijn het MVO-steunpunt bij RVO, waar bedrijven terecht kunnen met een hulpvraag, en sectorale samenwerkingsovereenkomsten. Voor deelname aan het BHO bedrijfsleveninstrumentarium is onderschrijving van de OESO-richtlijnen een voorwaarde. Dit geldt ook voor de Rijksinkoop, waar dit verplicht wordt uitgevraagd aan leveranciers in acht risicocategorieën bij contracten boven de EU-aanbestedingsdrempel. Een recente ontwikkeling is de openstelling van het nieuwe Subsidieprogramma verantwoord ondernemen MKB op 1 oktober jl.28 Hiermee wordt het MKB gesteund bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid conform OESO-richtlijnen.

50

Kunt u aangeven hoe de keuze van weerbaarheid en welvaart als prioritaire focus een verandering betekent binnen het handelsinstrumentarium dat waarden als milieu- en mensenrechtenstandaarden beschermt? Wordt dat instrumentarium afgebouwd?

De keuze voor weerbaarheid en welvaart als prioritaire focus betekent geen verandering binnen het handelsinstrumentarium zoals de SIB, PIB en deelname aan handelsmissies. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights vormen onverminderd de basis van onze handelsbevordering

51

Kunt u de analyses delen waarop de uitspraak dat Nederlandse bedrijven zich ten opzichte van internationale concurrenten onderscheiden op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen gebaseerd is?

Het kabinet verwacht al enkele decennia van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen toepassen. Met behulp van verschillende instrumenten werken Nederlandse ondernemers actief aan de verbetering van hun IMVO-beleid. Zo hebben bedrijven sinds 2014 deelgenomen aan IMVO-convenanten, die momenteel worden opgevolgd door het programma Sectorale Samenwerking. Deze vorm van samenwerking tussen bedrijven, NGOs en vakbonden is uniek en heeft al 13 sectoren geholpen om stappen te zetten op IMVO. Geen enkel ander OESO-lid heeft in een dusdanig breed scala aan terreinen convenanten bevorderd.29 Daarnaast zijn Nederlandse multinationals koplopers op het gebied van duurzaamheidsrapportage.30 Binnen organisaties als MVO Nederland, een van de grootste duurzame bedrijvennetwerken van Europa, werken onze bedrijven aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bovenstaande, gekoppeld aan de inzet van de Nederlandse overheid, maakt het waarschijnlijk dat zij over het algemeen verder zijn met verantwoord ondernemen dan internationale concurrenten.

52

Welke waarden worden uitgedragen met onze handelsbevordering? Hoe verhouden deze waarden zich tot het mensenrechtenbeleid?

Zie ook het antwoord op vraag 50. De waarden gerelateerd aan handelsbevordering staan nog steeds. Wat betreft mensenrechten geldt dat dit een dwarsdoorsnijdend thema is van het gehele buitenlands beleid (inclusief handel). Dat betekent dat de actuele mensenrechtensituatie een rol speelt bij de vaststelling van de prioritaire markten en bij de organisatie van handelsactiviteiten. Mensenrechten en handel sluiten elkaar niet uit. Integendeel. Een sterke rechtsstaat komt handel en de economie ten goede.

53

Heeft de NCP onderzocht of Nederlandse bedrijven zich houden aan de OESO-richtlijnen met betrekking tot handel en economische bedrijvigheid in de bezette Palestijnse gebieden?

Nee. Het NCP werkt op basis van een mandaat dat is vastgelegd in de OESO-richtlijnen en in het NCP Instellingsbesluit 2014. Het NCP geeft voorlichting, behandelt meldingen over vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen door ondernemingen en kan op verzoek van het kabinet bedrijfsoverstijgend onderzoek uitvoeren. Tot op heden zijn er bij het Nederlandse NCP geen meldingen geweest in relatie tot de Palestijnse Gebieden.

54

Heeft het enige concrete invloed op het Nederlandse handelsbeleid ten aanzien van Israël dat de OESO in het «National Contact Point for Responsible Business Conduct Peer Reviews: Israel 2025» stelt dat «Israel has not developed a National Action Plan on Business and Human Rights (NAP), and is not in the process of doing so»?

Het kabinet hecht waarde aan Nationale Actieplannen omtrent Bedrijfsleven en Mensenrechten (NAP), omdat dit onderdeel is van de verantwoordelijkheid van staten om de betreffende VN-principes te implementeren en laat zien hoe zij hier invulling aan geven. Het hebben van een NAP is niet rechtstreeks van invloed op ons handelsbeleid ten aanzien van andere landen. Wel rapporteren landen die een peer review hebben ondergaan in OESO verband terug over wat zij met de aanbevelingen hebben gedaan wat aanleiding kan aangeven tot aanvullende vragen en aanbevelingen van het OESO-secretariaat en/of de andere deelnemende landen.

55

Houdt Israël zich aan de OESO-richtlijnen, in het bijzonder aan de eerbiediging van mensenrechten?

De OESO-richtlijnen zijn aanbevelingen die van toepassing zijn op ondernemingen, niet op staten. Israël heeft de OESO-richtlijnen onderschreven en daarmee aangegeven achter de inhoud van de Richtlijnen te staan. Het land dient op basis hiervan bedrijven te stimuleren om verantwoord te ondernemen, met respect voor mensenrechten.

56

Gaat de handelsmissie naar Saudi-Arabië in december door?

Ja.

57

Kunt u een overzicht van de kosten (Rijk, RVO), deelnemers, verwachte contractwaarde, en effectmeting 12 maanden na missie geven voor de handelsmissie naar Saudi-Arabië?

Na afloop van iedere handelsmissie met bewindspersoon wordt het overzicht van de deelnemers gepubliceerd op de website van de RVO. De kosten, effectmeting en verwachte contractwaarde zijn vier maanden na afloop van de missie bekend. De effectmeting en verwachte contractwaarde worden gedeeld middels de jaarlijkse kamerbrief rapportage economische missies in het tweede kwartaal van 2026.

58

Welke Nederlandse bedrijven gaan mee op de handelsmissie naar Saudi-Arabië in december?

Zie antwoord op vraag 57.

59

Wordt het maatschappelijk middenveld geconsulteerd voorafgaand en tijdens de handelsmissie naar Saoedi-Arabië?

Voorafgaand aan handelsmissies wordt voorlichting gegeven aan bedrijven over de lokale context, waaronder voorkomende IMVO-risico’s, dus dat zal ook hier plaatsvinden. Daarbij worden de eerder ontvangen signalen uit alle geledingen ook meegenomen.

60

Op welke manier wordt er aandacht besteedt aan IMVO tijdens de handelsmissie naar Saoedi-Arabië?

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft bij handelsmissies altijd voorlichting aan bedrijven over de lokale context, waaronder voorkomende IMVO-risico’s. Bovendien verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles toepassen. Het kabinet uit deze verwachting onder andere in de vorm van het stellen van IMVO-voorwaarden die bedrijven moeten ondertekenen wanneer zij gebruik willen maken van het BHO-instrumentarium, zoals handelsmissies.

61

Welke inzet op mensenrechten bent u voornemens te plegen tijdens of voorafgaand aan de geplande handelsmissie naar Saudi-Arabië in december?

Nederland onderhoudt een structurele mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabië. Juist de brede relatie die Nederland met Saoedi-Arabië heeft, biedt de mogelijkheid voor het voeren van een dialoog over dergelijke onderwerpen. Ook zal er aandacht worden besteed aan mensenrechten voor en tijdens de handelsmissie. Bedrijven die onderdeel uitmaken van de missie worden via informatiesessies voorafgaand aan een missie, via de RVO-website en bij contact met de Nederlandse ambassade geïnformeerd over IMVO. Daarnaast moeten alle bedrijven die ondersteuning aanvragen bij het zakendoen in het buitenland de IMVO-voorwaarden onderschrijven, met de OESO-richtlijnen als basis.

62

Hoe voorkomt u dat Nederlandse bedrijven (onbedoeld) betrokken raken bij mensenrechtenschendingen in Saudi-Arabië?

Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal zaken doen dat zij de OESO-richtlijnen toepassen. Dit houdt in de kern in dat bedrijven volgens het proces van «gepaste zorgvuldigheid» risico’s voor mens en milieu moeten identificeren en waar nodig tegengaan. Het kabinet uit deze verwachting onder andere in de vorm van het stellen van IMVO-voorwaarden voor deelname aan het handelsinstrumentarium. Daarnaast informeert de Nederlandse overheid bedrijven via verschillende manieren over het belang hiervan en biedt dienstverlening om bedrijven te ondersteunen. Dit gebeurt onder meer via het MVO-steunpunt, het faciliteren van Sectorale Samenwerking en het op 17 september jl. gepubliceerde Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen MKB (belegd bij RVO).

63

Hoe groot acht u het risico dat Nederlandse bedrijven in Saudi-Arabië (onbedoeld) betrokken raken bij mensenrechtenschendingen?

Het risico op mensenrechtenschendingen hangt van verschillende factoren af, waaronder de sector en waardeketens waarin een bedrijf actief is. Gepaste zorgvuldigheid helpt bedrijven om schendingen zoveel mogelijk te voorkomen en waar nodig aan te pakken. Het bedrijfsleven dient hier, ook in relatie tot Saudi-Arabië, serieuze aandacht aan te besteden en zelf een afweging in te maken. Bedrijven kunnen ter ondersteuning bijvoorbeeld gebruik maken van het MVO-steunpunt, de MVO risicochecker van MVO Nederland en/of de ambassade.31

64

Staat een bezoek aan NEOM op het programma tijdens de handelsmissie naar Saoedi-Arabië?

Ja. De grootste groene waterstoffabriek ter wereld is in aanbouw in/nabij NEOM en richt zich volledig op de export van groene waterstof naar Europa. De handelsmissie beoogt waterstofbedrijven goed te positioneren in de waterstofwaardeketen van Saoedi-Arabië, alsook de toelevering van groene waterstof naar Europa via Nederlandse havens veilig te stellen. Een bezoek aan NEOM Green Hydrogen Plant en Oxagon staan derhalve op het programma.

65

Welke thema’s zijn onder de aandacht gebracht door de mensenrechtenambassadeur in Saudi-Arabië? Kan hierin worden aangegeven welk thema op welk niveau is besproken? Wat is het effect geweest van deze dialoog?

De mensenrechtenambassadeur heeft in Saudi-Arabië tijdens consultaties met de president van de Saoedische mensenrechtencommissie verschillende mensenrechtenthema’s besproken, zoals bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, de doodstraf en de positie van vrouwen. Ook thematiek rondom IMVO is besproken. Door versterkte samenwerking middels dialoog kan Nederland samenwerkingen aangaan ter bevordering van de mensenrechten in landen als Saoedi-Arabië.

66

Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s van een handelsmissie naar Saudi-Arabië in het licht van de mensenrechtensituatie en hoe is dit afgewogen tegen het strategische belang voor energievoorziening?

Saoedi-Arabië is een strategische partner voor onze energievoorziening, onze energietransitie en onze energiezekerheid. De brede relatie en sterke economische banden die Nederland met Saoedi-Arabië heeft bieden mogelijkheden om ook onze zorgen op het gebied van mensenrechten te bespreken. De risico’s van een handelsmissie naar Saoedi-Arabië worden binnen dit kader zorgvuldig afgewogen en geadresseerd.

67

Kunt u toelichten hoe de stelling dat «waarden zullen minder zwaar wegen» zich in de praktijk verhoudt tot de deelname van de mensenrechtenambassadeur aan de missie naar Saudi-Arabië en welke concrete afweging hier is gemaakt?

Nederland onderhoudt een structurele mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabië, zie ook antwoord op vraag 65. De mensenrechtenambassadeur gaat niet mee met de handelsmissie naar Saoedi-Arabië.

68

Geldt de uitspraak «Hiermee zorgen ze in opkomende economieën voor win-win situaties. Daarbij kunnen Nederlandse investeringen de lokale economie duurzaam versterken» voor alle Nederlandse economische activiteit in het buitenland? Zo nee, voor welke niet?

De zin «Hiermee zorgen ze in opkomende economieën voor win-win situaties. Daarbij kunnen Nederlandse investeringen de lokale economie duurzaam versterken» refereert aan de voorgaande zinnen «Bovendien dragen we met onze handelsbevordering ook onze waarden uit. Nederlandse ondernemers leveren hoogwaardige producten en brengen waardevolle kennis en kunde mee.». Wanneer dit het geval is ontstaat een win-win, waarbij we onze welvaart verhogen en onze waarden uitdragen. Vanzelfsprekend geldt deze win-win niet voor economische activiteiten die onze welvaart niet verhogen, of waarmee we onze waarden niet uitdragen.

69

Hoe vertaalt de keuze voor «welvaart en weerbaarheid» boven «waarden» zich juridisch in prioritering bij handelsbevordering (selectiecriteria, wegingen, dossiervorming)?

Zie het antwoord op vraag 50.

70

Wat is de ex-ante lastenreductie (uren/€) van het Omnibus I-voorstel voor Nederlandse bedrijven (MKB/grootbedrijf) en per ESRS-standaard?

Bij de presentatie van het Omnibus I voorstel heeft de Commissie in het begeleidende staff working documents per wet toegelicht wat de verwachte regeldrukbesparingen zijn. Van het Omnibus I-voorstel als geheel (CSRD, CSDDD, CBAM en Taxonomie) verwacht de Commissie een totale lastenreductie van ongeveer EUR 6 miljard. De lastenreductie is niet per ESRS-standaard in kaart gebracht. Aangezien het Omnibus I voorstel nog in onderhandeling is en kan wijzigen, heeft het kabinet geen bedrijfseffectentoets laten uitvoeren voor specifiek de Nederlandse bedrijven. Een bedrijfseffectentoets wordt uitgevoerd bij omzetting naar nationale wetgeving, niet op een Commissievoorstel dat nog in onderhandeling is.

71

Is de uitspraak dat het kabinet het recente Omnibus I-voorstel verwelkomt in lijn met het kabinetsstandpunt dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen worden onderschreven?

Ja, dat is in lijn. Het kabinet verwelkomt de inspanningen van de Commissie, zoals via het Omnibus I-voorstel, om regeldruk voor bedrijven te verminderen. Het kabinet onderschrijft ook de OESO-richtlijnen en verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij in overeenstemming daarmee ondernemen. Het Omnibus I voorstel bevat ook nog steeds verplichtingen op elk van de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid van de OESO-richtlijnen. Het toepassen van de OESO-richtlijnen kan bedrijven helpen om zich voor te bereiden op wetgeving. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad daarom ingezet op enkele aanpassingen, bijvoorbeeld om een meer risicogerichte benadering terug te brengen. Dat waarborgt coherentie met de OESO-richtlijnen die bedrijven al toepassen.

72

Op basis van welke analyses wordt de uitspraak dat Europa en Nederland zich onderscheiden door een betrouwbare handelspartner te zijn gedaan?

Nederland en de EU kenmerken zich door hun inzet voor een op regels gebaseerd handelssysteem en door het maken van duidelijke afspraken met handelspartners over moderne en duurzame handelsbetrekkingen. Deze inzet zorgt er ook voor dat het kabinet een betrouwbare partner is voor het bedrijfsleven.

Uit de Worldwide Governance Indicators van de Wereldbank32 blijkt ook dat de EU en Nederland zich onderscheiden door goed bestuur. Dit heeft een positief effect op economische ontwikkeling en bevordering van handel.

Nederland en de EU onderscheiden zich hiermee van grote machtsblokken die handel en economische afhankelijkheden steeds vaker gebruiken als manier om invloed uit te oefenen en zijn daarmee een veilige haven voor internationale ondernemers en investeerders.

73

Welke kenmerken zijn onderscheidend ten opzichte van andere landen en regio’s voor Nederland en de EU als «veilige haven»? Op basis van welke analyses wordt de uitspraak dat Nederland en de EU een «veilige haven» zijn gedaan?

Zie antwoord vraag 72

74

Kunt u toelichten welke specifieke wet- en regelgeving bedoeld wordt met «goedbedoelde maar onuitvoerbare regels en rapportage-lasten», op basis waarvan uitvoerbaarheid en rapportagelasten getoetst worden, en of uitkomsten van de verplichte toets «effecten op gendergelijkheid» van het beleidskompas hierbij ook meegenomen worden?

Een overzicht van de vorderingen op de aanpak van regeldruk voor ondernemers is te vinden de recente kamerbrief van het Ministerie van Economische Zaken «Kamerbrief over ondernemingsklimaat w.o. nieuwe aanpak regeldruk voor ondernemers» van 5 september 2025. Hierin wordt ook het toetsingskader toegelicht op welke manier de huidige aanpak wordt versterkt. Bij de ontwikkeling en aanpassing van regelgeving, waar het betrekking heeft op gendergelijkheid, kan de toets «effecten op gendergelijkheid» van het beleidskompas worden toegepast.

75

Wat betekent de uitspraak «Het is belangrijk dat onze ondernemers de ruimte krijgen om te ondernemen en niet onnodig gehinderd worden door goedbedoelde maar onuitvoerbare regels en onnodige rapportage-lasten» voor de toepassing van de OESO-richtlijnen? Hoe verhoudt dit zich tot het uitdragen van het belang van de OESO-richtlijnen?

Anders dan wetgeving hebben de OESO-richtlijnen een vrijwillig karakter en leggen zij geen regels of rapportagelasten op. De OESO-richtlijnen blijven het uitgangspunt van het Nederlandse IMVO-beleid. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij ondernemen in overeenstemming met die standaarden. Dat maakt het voor hen ook gemakkelijker om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen onder de CSDDD en andere IMVO-wetgeving. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad over het Omnibus I-voorstel daarom ook ingezet op een aantal aanpassingen die coherentie met de OESO-richtlijnen waarborgen.

76

Wat zegt de OESO over regeldruk in Nederland ten opzichte van bijvoorbeeld in Amerika? Welke analyses hanteert u om te onderbouwen dat regelgeving in Nederland belemmerend werkt? Kunt de analyses delen waarin de Nederlandse regelgeving wordt vergeleken met andere landen?

Omdat er geen allesomvattende internationale vergelijkingen voor regeldruk zijn, is internationaal vergelijken lastig. De OESO hanteert voor regeldruk de Product Market Regulation (PMR) Index. Deze PMR geeft per land een algemeen beeld van de regeldruk. Uit de laatste publicatie van de PMR Index blijkt dat de regeldruk in de VS per saldo hoger ligt dan in Nederland.33 Zo staan de VS op plek 34 (onder het OESO-gemiddelde), terwijl Nederland op plek 6 staat. Verder laat het rapport zien dat waar de PMR-score van de VS onveranderd is sinds 2018, Nederland in 2024 een daling laat zien van de PMR-score ten opzichte van 2018. Tegelijkertijd zijn er terreinen waar EU-landen zwaardere lasten kennen dan de VS, zoals uitgebreide duurzaamheidsrapportages, de REACH-verordening in de chemie en de regels voor medische hulpmiddelen. Ook ondervinden ondernemingen in de EU extra lasten door fragmentatie van de regels tussen lidstaten.

77

Kunt u een voorbeeld noemen van wat «minder zwaar wegen» betekent in de praktijk, gezien uw uitspraak dat «Welvaart en weerbaarheid zijn leidend en waarden zullen minder zwaar wegen bij onze handelsbevordering en ons handelspolitieke beleid»?

Het kabinet ziet het belang van zowel welvaart, weerbaarheid als waarden voor ons buitenlandbeleid. De geopolitieke omstandigheden betekenen echter steeds vaker dat we niet al onze wensen kunnen realiseren. Wanneer het kabinet keuzes moet maken op het gebied van buitenlandse handel zal het kabinet in de eerste plaats kijken naar de baten op het gebied van welvaart en weerbaarheid. Dit is een afweging die bij elke casus opnieuw wordt gemaakt. Zo kijkt het kabinet bij wetgeving, bijvoorbeeld tijdens de Omnibusonderhandelingen, nog nadrukkelijker naar de regeldrukeffecten en de impact op het vestigingsklimaat. Op het gebied van waarden vormen de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onverminderd de basis van het handelsbeleid.

78

Waarop baseert u de stelling «Tegelijkertijd blijven de doelen van deze wetgeving grotendeels intact»? Klopt het dat met de nieuwe reikwijdte de CSDDD nu voor nog maar 80 Nederlandse bedrijven zal gelden? Hoe verhoudt dat zich tot de originele reikwijdte? Klopt het dat niet langer de gehele handelsketen onderdeel van de wetgeving is, zoals Nederland in de Raad heeft bepleit? Hoe verhoudt dat zich tot de vaststelling dat de doelen van de CSDDD grotendeels intact blijven?

Het omnibusvoorstel past de huidige CSDDD slechts op een beperkt aantal punten aan. Zo blijven de kernverplichtingen van het gepaste zorgvuldigheidsproces grotendeels intact. De Commissie heeft geen wijzigingen voorgesteld aan de reikwijdte. Het kabinet heeft zich in de Raad ingespannen voor behoud van de reikwijdte van het Commissievoorstel. Hier bleek uiteindelijk onvoldoende draagvlak voor in de Raad. Hoeveel bedrijven er uiteindelijk onder de richtlijn zullen vallen, hangt af van het politiek akkoord dat uit de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie komt.

De Commissie heeft voorgesteld om de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen in principe te beperken tot directe zakenrelaties (tier-1). Deze beperking is echter niet absoluut in het Commissievoorstel en ook niet in de Raadspositie: bedrijven moeten ook hun indirecte zakenpartners in kaart brengen als zij informatie hebben over mogelijke risico’s of misstanden verderop in de keten. Het kabinet heeft zich in de Raad ingezet voor een volledig risicogerichte benadering in plaats van een tier-1 beperking, maar hier bleek onvoldoende draagvlak voor in de Raad. Op 13 oktober jl. heeft het Europees Parlement (EP) in het JURI-comité een positie ingenomen over het Omnibus I-voorstel, waarin de risicogebaseerde benadering sterker is verankerd. 13 november wordt plenair gestemd over de EP-positie, waarna de trilogen zullen starten.

79

Nu u ervoor kiest om waarden minder zwaar te laten wegen bij de handelsbevordering en het handelspolitieke beleid, hoe gaat u er concreet voor zorgen dat bedrijven en handelspartners alsnog de OESO-richtlijnen en ILO-verdragen naleven?

Wat betreft handelspartners en handelsakkoorden, is de inzet op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling stabiel. In de aanpak van de EU, die het kabinet steunt, wordt ingezet op het opnemen van verplichtingen omtrent zowel de OESO-richtlijnen als de fundamentele ILO-verdragen. Wanneer verdragspartijen zich niet aan deze afspraken houden, kunnen zij middels consultatie en vervolgens via geschillenbeslechting aangesproken worden op deze schendingen. Zie de beantwoording van vraag 49 voor een toelichting op het op het Nederlandse bedrijfsleven gerichte IMVO-beleid.

80

Welke concrete stappen onderneemt het kabinet in Brussel om te voorkomen dat er in nieuwe EU-wetgeving «nationale koppen» worden toegevoegd die de concurrentiepositie van Nederlandse ondernemers kunnen schaden?

Het demissionaire kabinet zet zich actief in om het ontstaan van nationale koppen te voorkomen en hanteert daarvoor de volgende aanpak:

In het regeerprogramma van het demissionaire kabinet is vastgelegd dat nieuwe nationale koppen zoveel mogelijk moeten worden vermeden en dat bestaande nationale koppen worden heroverwogen.

Nationale koppen vloeien niet voort uit Europese wetgeving, maar ontstaan wanneer Nederland bij de implementatie van EU-richtlijnen – over dezelfde materie – strengere regels invoert dan verplicht is. Er is daarom geen actie richting de EU voorzien in het kader van dit beleid.

Bij de implementatie van EU-richtlijnen geldt al sinds 2013 het uitgangspunt van lastenluwe implementatie: er wordt gekozen voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt aan bedrijven, tenzij zwaarwegende redenen een afwijking rechtvaardigen. Dit beleid is aangekondigd in de regeldrukbrief uit september 2013 en vastgelegd in artikel 9.5 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.34

Om naleving van dit uitgangspunt te borgen, is de Bedrijfseffectentoets (BET) aangepast.

Daarnaast heeft KPMG recent onderzoek gedaan naar gevallen waarin regelgeving niet lastenluw is geïmplementeerd. Daarbij bleek dat er in het overgrote deel van implementatieregelingen geen sprake is van nationale koppen. Deze inventarisatie vormt wel de basis voor een heroverweging van bestaande, strengere regels.

81

Kunt aangeven welke specifieke voorstellen Nederland in EU-verband heeft gedaan of zal doen om de rapportagelasten voortkomend uit de CSRD en CSDDD voor het MKB te verminderen?

Het mkb valt niet onder de CSDDD. Het mkb kan wel indirect te maken krijgen met de CSDDD, omdat zij zakenpartner kunnen zijn van grote bedrijven die wel onder de richtlijn vallen. De CSDDD bevat al waarborgen om het mkb te beschermen. Deze worden niet gewijzigd in het omnibusvoorstel. Zo moeten bedrijven al gericht het mkb ondersteuning bieden indien zij directe zakenpartner zijn. Dit kan bijvoorbeeld financiële ondersteuning of capaciteitsopbouw zijn. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad aanpassingen voorgesteld die het risico op afwenteling van risico’s op het mkb beperken. Het kabinet heeft in dat kader ingezet op een meer risicogerichte benadering bij het identificeren en adresseren van risico’s. Dit kan ongerichte informatie-uitvragen aan het mkb voorkomen. Het kabinet heeft ook voorgesteld om de verplichting voor ondernemingen om contractuele garanties te vragen van directe zakenpartners te schrappen bij het identificeren van risico’s. In de Raadspositie is dit optioneel geworden en moeten ondernemingen ondersteuning bieden indien zij dit wel vragen. Daarnaast heeft het kabinet aanpassingen voorgesteld die waarborgen dat ondernemingen terughoudend zijn met informatie-uitvragen aan zakenpartners. In de Raadspositie is nu opgenomen dat ondernemingen deze uitvragen zoveel mogelijk beperken bij zakenpartners met minder dan 1000 werknemers. In het BNC-fiche voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) is ook de kabinetspositie opgenomen over de aanpassingen aan de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD).35 Over de uitkomsten van de onderhandelingen van de CSRD is uw Kamer separaat geïnformeerd door de Minister van Financiën.36 De CSRD valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

82

Welke nationale koppen schrapt u concreet in 2025–2026 binnen BHO-domein?

Bij de omzetting van Europese richtlijnen of verordeningen zijn geen Nederlandse verplichtingen voor ondernemingen toegevoegd aan de Europese verplichtingen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert al jaren het principe van zuivere implementatie, hetgeen betekent invoering van het minimum aan Europese verplichtingen. Dit principe van zuivere en lastenluwe implementatie is ook van toepassing op regelgeving die nog moet worden geïmplementeerd. Ook wordt bij de uitwerking van subsidieprogramma’s op nationaal niveau gestreefd naar zo laag mogelijke administratieve lasten.

83

Welke economische analyse ligt ten grondslag aan het niet-veranderen van de lijst met prioritaire markten, en is overwogen om strategische markten als Sub-Sahara Afrika of Zuid-Amerika meer gewicht te geven in het licht van globalisering buiten China en de VS?

De lijst wordt vooralsnog niet veranderd, maar zoals benoemd onderzoek ik momenteel in hoeverre de marktenlijst kan worden ingekort om zo meer focus te krijgen en tegelijkertijd ruimte te hebben voor flexibiliteit. Markten in Sub-Sahara Afrika krijgen vanuit Buitenlandse Zaken extra aandacht in het kader van de Afrika strategie en het combinatielandenbeleid. In Zuid-Amerika heeft in het algemeen Brazilië een handelsfocus en voor sommige andere landen bestaat er een sectorfocus vanuit waterstof of grondstoffen.

84

Hoeveel handelsmissies zijn er sinds 2021 naar het Verenigd Koninkrijk gegaan? Kunt u een overzicht geven van de deelnemers, kosten en gerealiseerde deals/banen in Nederland?

Sinds 2021 zijn er 3 economische missies o.l.v. een bewindspersoon (kosten EUR 442.604), 2 handelsmissies zonder bewindspersoon (kosten EUR 79.114) en 3 startup-missies (kosten EUR 304.214) naar het Verenigd Koninkrijk gegaan.

De verwachte contractwaarde van 2 van de 3 economische missies o.l.v. een bewindspersoon is EUR 6.092.000 (dit cijfer is voor de missie in 2022 door een omissie niet bekend). De verwachte contractwaarde van 2 van de 3 startup-missies is EUR 8.280.000 (dit cijfer is voor de laatste startup-missie, in 2025, nog niet bekend).

De deelnemers van de economische missies o.l.v. een bewindspersoon zijn opgenomen in de missieboekjes beschikbaar op de website van RVO.37

Er is geen informatie beschikbaar over de gerealiseerde deals/banen in Nederland.

85

Wat is de stand van zaken rondom het tot stand komen van een Mutual Recognition Agreement (MRA) tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, en op welke wijze zet het kabinet zich in om een dergelijke overeenkomst te realiseren?

Binnen de Handels-en Samenwerkingsovereenkomst tussen het VK en de EU bestaat de mogelijkheid om op terreinen een Mutual Recognition Agreement (MRA) af te sluiten via een conformiteitsbeoordeling van beroepskwalificaties. De Europese Commissie voert hierover namens de lidstaten de gesprekken. De afgelopen jaren heeft het kabinet zich constructief opgesteld ten aanzien van een eventueel MRA met het VK op specifieke terreinen, conform de motie van het lid Bouali.38 Daarbij is het kabinet het met de Europese Commissie eens dat een dergelijke MRA voldoende onderbouwd moet zijn. Het kabinet zal de Kamer informeren indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen.

86

Wat is de rol van het MKB in de Nederlandse handelseconomie? Welk percentage van het Nederlandse MKB is afhankelijk van handelsstromen buiten de EU? Welke sectoren zijn daarin het belangrijkst?

De meest recente cijfers komen uit 2021. Van de internationaal handelende bedrijven is 97% MKB. In waarde is het aandeel kleiner. Het MKB is verantwoordelijk voor ca. 15–20% van de goederenuitvoer. En 15% van de totale handelswaarde (invoer en uitvoer) van diensten komt van het zelfstandige MKB. Het CBS laat zien dat bij de dienstenhandel slechts 6% van de MKB-importeurs en 11% van de MKB-exporteurs buiten de EU actief is. Er zijn geen gegevens beschikbaar over welk aandeel van de goederenhandel, afkomstig van het MKB, buiten de EU plaatsvindt.

87

Welke concrete, nieuwe instrumenten of programma’s, naast het bestaande instrumentarium, worden ontwikkeld om specifiek het MKB te ondersteunen bij het betreden van de geïdentificeerde «veelbelovende markten» zoals India, Indonesië en Brazilië?

Vooralsnog worden er geen nieuwe instrumenten of programma’s ontwikkeld om het MKB te ondersteunen op veelbelovende markten. De bestaande combinatie van generiek en specifiek handelsinstrumentarium werkt in deze landen goed en verschilt deze inzet niet wezenlijk van die in gevestigde markten. In verschillende landen worden daarbij ook instrumenten van private sector ontwikkeling ingezet, de zogenaamde combi-tracks.39 Om goed te kunnen beoordelen of het instrumentarium effectief is of niet voor de verschillende soorten bedrijven zal het CBS binnenkort starten met een onderzoek hiernaar.

88

Op basis van welke kwantitatieve drempels (demografie, complexiteit, R&D-intensiteit) kwalificeert een land als veelbelovende markt, en wie besluit daarover?

Momenteel wordt uitgewerkt welke aanpassing van de prioritaire marktenlijst nodig is. Hierin wordt ook bezien hoe de lijst veelbelovende markten eruit ziet op basis van een aantal kwantitatieve cijfers en verwachtingen daaromtrent. Deze uitwerking zal extern worden getoetst bij het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld.

89

Hoeveel MKB’ers hebben daadwerkelijk nieuwe contracten, investeringen of aanbestedingen binnengehaald als gevolg van handelsmissies sinds 2022, uitgesplitst naar sector en regio?

Het aantal MKB’ers dat contracten binnenhaalt als gevolg van een missie wordt niet bijgehouden. Wel wordt ondernemers gevraagd naar de verwachte contractwaarde van de overeenkomsten die ze sluiten tijdens of als direct gevolg van een missie. Er is geen beschikbare data om een uitsplitsing te maken per sector, maar wel per regio/werelddeel. De «verwachte contractwaarde» geeft niet per se het succes van een missie aan. Het succes van een missie kan immers ook zitten in opgedane contacten, geopende deuren, of een geslaagde innovatiesamenwerking. Daarnaast zien we ook zonder precieze cijfers dat de verwachte contractwaarde sterk verschilt per sector. De verwachte contractwaarde wordt uitsluitend gemeten bij missies onder leiding van een bewindspersoon en bij startup-missies.

a. Bij missies onder leiding van een bewindspersoon is de totale gemiddelde verwachte contractwaarde EUR 1,367 miljard (cijfers 2022–2024).

b. Daarnaast kunnen we kijken naar de gemiddelde verwachte contractwaarde per continent. Dit zijn dus de diverse missies naar deze continenten gecombineerd, op basis van cijfers (2020, 2021, 2023 en 2024. Door een omissie kunnen we de cijfers van 2022 hier niet meenemen).

Afrika: EUR 228 miljoen

Azië: EUR 190 miljoen

Noord-Amerika: EUR 100 miljoen

Midden-Oosten: EUR 90 miljoen

Latijns-Amerika: EUR 72 miljoen

Europa: EUR 51 miljoen

c. Startup-missies vinden tot nu toe alleen plaats binnen Europa, m.u.v. de CES in Las Vegas. Wanneer de gemiddelde verwachte contractwaarde over 2023–2024 van Europese startup-events (50 miljoen euro) wordt vergeleken met de CES (87 miljoen euro) valt op dat de verwachte contractwaarde van de CES een factor 1,5-2 keer hoger ligt dan bij Europese beurzen.

90

Kunt u voor sleuteltechnologieën en groeimarkten een matrix van land × technologie/sector geven, met daarbij de beoogde acties in 2025–2027 en Kritieke Prestatie Indicatoren?

De Kamer ontving op 17 oktober de Kamerbrief over industriebeleid met focus van de Minister van Economische Zaken.40 In navolging hierop is ook een onderzoek uitgezet door het Ministerie van Economische Zaken dat zich richt op een matrix van landen x prioritaire technologiesectoren.

91

Welke exportdoelen (waarde, markten) zijn vastgesteld voor de maritieme maakindustrie en welke instrumenten worden ingezet?

De maritieme maakindustrie, zowel scheepswerven als maritieme toeleveranciers, haalt voor een groot gedeelte haar omzet uit export. Het belang van deze sector wordt onderschreven in de beleidsagenda «Nederland weerbaar en welvarend». Het brede handelsinstrumentarium, waaronder de door deze sector veelvuldig gebruikte exportkredietverzekering, staat ter beschikking. Voor de maritieme maakindustrie werken wij interdepartementaal, onder coördinatie van het Rijksregiebureau, aan de actielijnen en doelstellingen van de sectoragenda Maritieme Maakindustrie (No Guts, No Hollands Glory). Onderdeel hiervan is de uitwerking van de strategische agenda, beginnend met het formuleren van de exportdoelen, zoals benoemd in de sectoragenda onder actielijn internationaal, alsmede in de voortgangsrapportage. Ik verwijs u graag naar de voorgangsrapportage van april jl. en de sectoragenda voor de voortgang van de lopende projecten en ambities voor ons verdienvermogen en internationale inzet.

92

Welke definitie hanteert u voor de «creatieve industrie»?

HetRijk hanteert een brede definitie van creatieve industrie. De brede definitie omvat creatieve zakelijke diensten, denk aan gaming, architectuur, communicatie, mode en overige ontwerpdisciplines; media en entertainment, met de boekenbranche, de muziekindustrie, digitale cultuur en de audiovisuele sector, reclame, de live/evenementenbranche, radio/TV, persmedia en journalistiek; en tenslotte kunsten: de podiumkunsten, de beeldende kunsten/fotografie en niet te vergeten de erfgoedsector.41 In haar Satellietrekening cultuur en media meldt het CBS voor de creatieve industrie een aandeel BBP van 3,3% en een aandeel werkgelegenheid van 4,1% in 2022.42 De brancheorganisatie Federatie Creatieve Industrie hanteert eenzelfde brede definitie. Dit geldt ook voor de Europese Unie, de lidstaten ervan en het Verenigd Koninkrijk. Er kunnen soms kleine verschillen tussen definities bestaan om doorgaans praktische redenen.

93

Kunt u aangeven wat de top-5 strategische afhankelijkheden is waar de Nederlandse maatschappij kwetsbaar op is? Bestaan er voor die afhankelijkheden ook plannen die aangeven hoe Nederland zal reageren op het moment dat andere landen die afhankelijkheden gaan inzetten als geopolitiek instrument? Stuurt u ook op het afnemen van die afhankelijkheden door het gebruik van specifieke, niet vervangbare producten af te bouwen?

Wederzijdse afhankelijkheden zijn niet per definitie een probleem. Integendeel, zij vormen de hoeksteen van het mondiale handelssysteem. Deze internationale verwevenheid levert Nederland ook veel welvaart op en biedt ook in de toekomst volop kansen.

Tegelijkertijd ondervindt Nederland in toenemende mate risico’s voor de nationale veiligheid in het economische domein. Zo bestaan er risico’s op ongewenste kennis- en technologieoverdracht, voor de continuïteit van vitale processen en op het gebied van risicovolle strategische afhankelijkheden. Het kabinet werkt in nationaal en Europees verband aan EV-maatregelen. Deze maatregelen zijn landenneutraal. Om marktverstoring te minimaliseren is de inzet om risico’s zo gericht mogelijk te adresseren. Dit doen we via protect-promote- en partner-beleid, in lijn met EU EV strategie. Het gelijk speelveldinstrumentarium, het economische veiligheidsinstrumentarium (waaronder inkomende investeringstoets), handelsbevordering, inzet op een actieve handelsagenda van de EU en het bredere industrie- en innovatiebeleid dragen bij aan het waarborgen van Economische Veiligheid. Over de status en voortgang van de kabinetsaanpak economische uw Kamer op 11 juli 2025 verder geïnformeerd.

Een afhankelijkheid is risicovol en strategisch, als het betreffende product, de dienst of de technologie cruciaal is voor het borgen van onze publieke belangen, en als het risico van leveringsonderbrekingen hoog is, waarbij onder andere wordt gekeken naar de aard van de betrekkingen met het land. Het kabinet heeft aandacht voor deze risico’s in diverse sectoren, vooral kritieke grondstoffen, energie, (digitale) technologieën, en medische producten. Vanwege de strategische en vertrouwelijke aard van de analyses, wordt niet publiekelijk gecommuniceerd over de geïdentificeerde risicovolle strategische afhankelijkheden. Uw Kamer is op 29 mei 2024 via een vertrouwelijke briefing geïnformeerd over de aanpak van het kabinet, de uitgevoerde analyses en de voorlopige resultaten

94

Heeft u een overzicht van de kritieke grondstoffen die onder de Conflictmineralen verordening vallen, gezien het feit dat strategische afhankelijkheden vaak conflictmineralen zijn? In welke volumes handelt Nederland daarin, zowel als doorvoerland als in termen van eigen import?

In de Europese Conflictmineralenverordening wordt de term conflictmineralen gebruikt als verzamelnaam voor de mineralen/metalen wolfraam (Engelse naam: tungsten), tantaal, tin en goud (ook wel 3TG genoemd). Ze worden doorgaans zo genoemd, omdat de handel erin bij tijd en wijle in verband gebracht kan worden met gewapend conflict en dwangarbeid. Het is dus niet zo dat deze metalen en mineralen per definitie verband houden met gewapend conflict.

De Europese Commissie merkt tantaal en wolfraam tevens aan als kritieke grondstof.43 Bedrijven die boven bepaalde drempelwaarden importeren worden door de Europese Conflictmineralenverordening verplicht risico’s in hun ketens te identificeren en, waar mogelijk, deze tegen te gaan.

In 2023 werd er circa 2.793 ton wolfraam en 23 kg tantaal geïmporteerd. De import van tantaal (23 kg) was voor Nederland bestemd, er was geen doorvoer naar andere landen. Van de totale import van wolfraam was ruim 61% (circa 1.709 ton) bestemd voor gebruik of (tussen)opslag in Nederland. De overige bijna 39% (circa 1.084 ton) van douaneaangiften had betrekking op doorvoer.

95

Voor welke kritieke grondstoffen onderzoekt u strategische voorraden (hoeveelheid, kosten, locatie, tijdspad)?

De Minister van Economische Zaken informeert uw Kamer binnenkort over onder meer de verkenning naar strategische grondstoffen, via de te verschijnen Kamerbrief «weerbare ketens»

96

Kunt u een concrete tijdlijn en een overzicht van de beoogde grondstoffen geven voor de realisatie van deze strategische reserves?

De resultaten van de pilots worden in het eerste kwartaal van 2026 verwacht. Omdat beide pilots een verkennend karakter hebben en bedoeld zijn om inzicht te verkrijgen, kan op dit moment nog geen definitieve tijdlijn of uitputtend overzicht van de beoogde kritieke grondstoffen worden gegeven.

Tegelijkertijd worden in EU- en NAVO-verband de mogelijkheden voor gezamenlijke strategische voorraden verkend. In EU-verband resulteert dit in een gezamenlijke fysieke pilot, die naar verwachting eveneens in het eerste kwartaal van 2026 van start zal gaan.

De uiteindelijke vormgeving en financiering van een nationaal of internationaal strategisch voorraadprogramma voor kritieke grondstoffen, en eventuele gerelateerde halffabricaten of componenten, zal door een volgend kabinet worden vastgesteld.

97

Hoe verhoudt de voorgenomen bezuiniging op het innovatie-attaché netwerk zich tot de ambities van de Nationale Technologiestrategie en het streven dat handels- en innovatiebeleid elkaar daadwerkelijk versterken?

Bezuinigingen leiden noodzakelijkerwijs tot keuzes in de focus voor zowel het handels- als innovatiebeleid. De Nationale Technologiestrategie is een sturend document bij het maken van die keuzes. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken zijn in nauw overleg over de landen en sectoren waar handels-en innovatiebeleid elkaar het meest versterken, inclusief de inzet van het netwerk van innovatie attaches op de posten.

98

Welke Nederlandse bedrijven/consortia zijn gepositioneerd in het kader van substitutie-kansen (bijv. luchtvaart) en wat is de potentiële orderwaarde in de periode 2025–2028?

De mogelijkheden voor bepaalde bedrijven of sectoren om bestaande producten of materialen te vervangen voor duurzamere of goedkopere alternatieven zijn in theorie eindeloos. Het is dan ook niet mogelijk een concrete orderwaarde te formuleren voor de periode 2025–2028.

99

Kunt u voor Semicon Board NL een overzicht geven van het mandaat, de samenstelling, de vergaderfrequentie en de besluiten die direct de BHO-instrumenten raken?

De Board geeft strategisch advies, prioriteert, signaleert obstakels en draagt bij aan de uitvoering van de acties en resultaten die nodig zijn voor een internationaal toonaangevende en duurzame kennis- en industriepositie van de sector in 2035. De Board adresseert, agendeert, prioriteert en oefent invloed uit, maar neem geen bindende besluiten (die vervolgens raken aan BHO-instrumenten). Een van de gemaakte afspraken in de Board is het ontwikkelen van een halfgeleider sectoragenda.

De Board bestaat uit vertegenwoordigers van het Rijk (MEZ, MOCW, MDEF en de Staatssecretaris BHO) en vertegenwoordigers van de sector op C-level (ASML, ASM, VDL-ETG, NXP Nederland, SmartPhotonics, Nearfield Instruments, Axelera AI, High Tech NL en TKI HTSM).

Er bestaat geen vaste vergaderfrequentie. De Board is voor het eerst bij elkaar gekomen op 29 januari 2025, vervolgens op 9 juli 2025 en de volgende vergadering staat gepland voor 6 november 2025.

100

Welke specifieke criteria en drempelwaarden zal het kabinet hanteren om te bepalen wanneer de-escalatie met de Verenigde Staten niet langer volstaat en de inzet van tegenheffingen en andere defensieve maatregelen noodzakelijk wordt geacht om de Nederlandse belangen te verdedigen?

Op 21 augustus jl. hebben de EU en de VS een gemeenschappelijke verklaring met handelsafspraken gepubliceerd. Momenteel wordt gewerkt aan implementatie van deze verklaring aan beide kanten van de oceaan. Daarmee zijn Europese handelspolitieke tegenmaatregelen jegens de VS voorlopig niet aan de orde.44 Wel acht het kabinet het wenselijk dat de EU de mogelijkheid behoudt om de momenteel opgeschorte rebalancerende maatregelen jegens de VS (gedeeltelijk) in werking te laten treden of nieuwe tegenmaatregelen te introduceren, indien de VS de gemaakte afspraken niet naleeft. Het kabinet houdt de situatie daarom nauwlettend in de gaten om de Nederlandse belangen blijvend te beschermen.

101

Op welke manier wordt de Kamer betrokken bij het monitoren van de markt- en sectorprioritering, en wanneer wordt de eerste evaluatie verwacht die toetst of met de aangescherpte focus de juiste keuzes worden gemaakt?

Momenteel wordt uitgewerkt welke aanpassing van de prioritaire marktenlijst nodig is. Deze uitwerking zal extern worden getoetst bij het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Na deze externe toetsing zal de eindversie met de Kamer gedeeld worden in het voorjaar van 2026. De evaluatie van de gemaakte keuzes zal in de jaren daarna plaatsvinden.

102

Met welke goederen/diensten wil Nederland in EU-verband een uitzonderingslijst of tegenheffingen vormgeven richting de VS? Kunt u hiervoor een concept-lijst en argumentatie geven?

De inzet van het kabinet blijft om de verhoogde Amerikaanse importheffingen zo veel als mogelijk via onderhandelingen te verlagen. De gemeenschappelijke verklaring inzake handel die de EU en de VS op 21 augustus jl. overeen zijn gekomen biedt een belangrijke basis voor de vervolgonderhandelingen.45 Een algemene verlaging van de huidige Amerikaanse importheffing lijkt echter niet realistisch. De EU en Nederland zetten daarom in op verdere carve outs voor specifieke sectoren, waarbij het kabinet zich focust op de voor Nederland prioritaire exportbelangen.

Vanwege de gemeenschappelijke EU-VS handelsverklaring en de lopende implementatie daarvan is voorlopig geen sprake van Europese handelspolitieke tegenmaatregelen jegens de VS. De EU heeft inwerkingtreding van de in juli dit jaar aangenomen Europese rebalancerende maatregelen jegens de VS daarom tot februari 2026 opgeschort.46 Bij de totstandkoming van dat pakket rebalancerende maatregelen heeft het kabinet speciale aandacht gevraagd voor voldoende substitueerbaarheid van de betreffende Amerikaanse goederen en zich ervoor ingespannen dat de eventuele negatieve impact op kritieke publieke sectoren zoals de gezondheidszorg beperkt blijft. Als toekomstige ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, kan de Europese Commissie voorstellen om de inwerkingtreding van de opgeschorte rebalancerende maatregelen te vervroegen of om nieuwe tegenmaatregelen te introduceren. Het kabinet zal voorstellen daartoe te zijner tijd op hun eigen merites beoordelen, waarbij het kabinet o.a. de verwachte effectiviteit van dergelijke maatregelen en de economische impact daarvan op Nederland en de EU zal beoordelen.

103

Wat is de status van de onderhandelingen voor het handelsverdrag tussen de EU en Indonesië, wat zijn de resterende twistpunten, en wat is het Nederlandse belang per HS-hoofdstuk (nikkel, agro, diensten)?

Op 23 september is het onderhandelaarsakkoord van het handelsakkoord tussen de EU en Indonesië gepresenteerd. Er zijn dus geen resterende twistpunten.

In totaal zijn er 96 HS-hoofdstukken, daarom zal niet op het belang per HS-hoofdstuk ingegaan worden. Belangrijke Nederlandse belangen bij het akkoord zien toe op zuivel, melkpoeder, palmolie, verschillende grondstoffen en het algemeen vergemakkelijken van wederzijdse handel en investeringen.

104

Betekent de uitspraak «Uiteraard worden de zorgen van de Tweede Kamer meegenomen» dat aangenomen Kamermoties over het EU-Mercosurverdrag worden uitgevoerd?

Het kabinet maakt een zorgvuldige weging van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord, met daarbij oog voor de zorgen die ten grondslag liggen aan de Kamermoties tegen het akkoord. Uw Kamer ontvangt de kabinetsappreciatie dit najaar, voorafgaand aan besluitvorming in de Raad, en kan daarover uiteraard – desgewenst – over in debat met het kabinet.

105

Is het standpunt over het EU-Mercosurverdrag zoals verwoord in de motie Teunissen c.s. (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 36) door de Nederlandse regering geuit in internationale gremia? Zo ja, waar en wanneer?

Het kabinet communiceert het afwijzende standpunt van uw Kamer in Brussel, zoals aangegeven richting uw Kamer.47 Dit geldt zowel voor interventies in de Raad als in gesprekken met de Europese Commissie en individuele EU-lidstaten.

106

Welke concrete en meetbare economische en geopolitieke criteria zal het kabinet hanteren bij de uiteindelijke beoordeling of het EU-Mercosur verdrag «daadwerkelijk goed is voor Nederland», en hoe worden de belangen van de Nederlandse exportsectoren afgewogen tegen de belangen van sectoren die concurrentie ondervinden?

In de beoordeling van het EU-Mercosur akkoord worden verschillende belangen meegewogen, waaronder het bredere geopolitieke belang en de gevolgen voor de Nederlandse economie en specifiek de landbouwsector. Onderzoeken naar de effecten van het akkoord zijn van belang om de kabinetsappreciatie te onderbouwen, zoals bijvoorbeeld het onderzoek uitgevoerd door Wageningen Social & Economic Research48 en SEO Economisch Onderzoek.49

107

Kan worden toegelicht of «maar we kunnen onze waarden niet zomaar opleggen aan andere landen» ook internationaal juridisch vastgelegde verplichtingen betreft zoals het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW), dat ook door Nederland geratificeerd is?

De geciteerde zinsnede verwijst enkel naar de rol van waarden in handelsverdragen en doet op geen enkele manier afbreuk aan de mogelijkheid en plicht van Nederland om andere landen aan te spreken wanneer zij internationaal juridisch vastgelegde verplichtingen schenden, waaronder ook CEDAW.

108

Kunt u toelichten in hoeverre en op welke wijze er aandacht is voor het beschermen en bevorderen van de rechten van vrouwen en meisjes, in lijn met het VN CEDAW verdrag, bij het afsluiten van specifieke sectorale overeenkomsten of gerichte afspraken voor markttoegang en handelsbevordering?

Bij het afsluiten van sectorale overeenkomsten wordt de inzet vaak beperkt tot het afsluiten van tariefpreferenties en samenwerking in bepaalde sectoren. Thema’s als duurzame ontwikkeling, en daarmee ook vrouwenrechten, worden beperkt meegenomen.

In handelsakkoorden worden in hoofdstukken omtrent handel en duurzame ontwikkeling toezeggingen gedaan omtrent bescherming van vrouwenrechten. Zo is een verwijzing naar CEDAW opgenomen, en is het voor verdragspartijen ook verplicht de fundamentele ILO conventie over het tegengaan van discriminatie op de werkvloer te implementeren. In bredere zin, worden partijen van handelsakkoorden opgeroepen ervoor te zorgen dat voordelen van het akkoord gelijk toekomen aan mannen en vrouwen en vrouwelijk ondernemerschap te stimuleren.

109

Hoe vaak heeft Nederland dit jaar mensenrechten aangekaart in gesprekken met de VS? Indien dit is gebeurd, welke onderwerpen zijn aangekaart, op welk niveau?

Op diverse momenten is er met de VS, op verschillende niveaus, gesproken over mensenrechtensituaties en -schendingen wereldwijd. Daarnaast heeft Nederland tot dit jaar bijgedragen aan mensenrechtenprojecten van het Amerikaanse State Department. Een voorbeeld is Lifeline, een project dat mensenrechtenverdedigers in diverse landen steunt.

110

Welke concrete EU-maatregelen heeft Nederland aangevraagd/ondersteund voor pakketpost uit China die niet voldoet aan EU-regels en wat is de verwachte invoeringsdatum?

Zie het antwoord op vraag 111.

111

Welke maatregelen zijn al genomen door de EU om pakketpost uit China die niet aan Europese regels voldoet te weren en hoe effectief zijn deze maatregelen volgens de Nederlandse douane?

Het kabinet deelt de zorgen over de toestroom van producten op de EU markt die niet aan EU regels voldoen. De Europese Commissie heeft op 5 februari jl. een actieplan gelanceerd om risico’s van goedkope import via niet-EU-webshops aan te pakken. Het voorstel omvat douanehervormingen, zoals het afschaffen van de invoervrijstelling onder de EUR 150, een handling fee voor pakketjes, en een Europese Douane data hub om slimmer te controleren. De kabinetsappreciatie van het voorstel heeft uw Kamer op 14 maart jl. ontvangen.50

De Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane heeft daarnaast meerder acties ondernomen om producten die niet aan EU regels voldoen van de EU markt te werken. Zo heeft Nederland samen met andere landen en de Europese Commissie extra controles aan de grens uitgevoerd naar zendingen van platforms als Temu. De signalen daaruit kunnen ook als input dienen voor een onderzoek van de Europese Commissie naar mogelijke overtredingen van de Digital Services Act. In Europa pleit Nederland bovendien voor hulpmiddelen die het toezicht makkelijker maken, zoals een digitaal productpaspoort. Ook wordt het wetgevingskader voor productregels in 2026 herzien. Daarbij zet het kabinet in op een duidelijkere verantwoordelijkheid voor productveiligheid in de hele keten, dus ook bij online platforms. Overigens zijn dergelijke maatregelen altijd landen-neutraal.

112

Welke concrete maatregelen heeft het kabinet op Europees niveau voorgesteld om de oneerlijke concurrentie tegen te gaan die ontstaat door de invoer van producten via pakketpost uit China die niet aan de Europese regelgeving voldoen?

Naast zorgen over de productveiligheid, roept de toestroom van de vele pakketjes die de EU markt opkomen ook zorgen op over oneerlijke concurrentie. Wanneer er sprake is van oneerlijke concurrentie kan de EU hierop reageren met handelsdefensieve maatregelen (anti-dumping, anti-subsidiemaatregelen of vrijwaringsmaatregelen). Zie ook het antwoord op vraag 46.

113

Interne marktbelemmeringen: Kunt u een top-5 geven van de barrières die Nederlandse bedrijven raken en welke Commissie-dossiers die wegpakken (met tijdpad)?

Het kabinet werkt conform het Regeerprogramma aan de versterking van de interne markt op grond van de kabinetsbrede actieagenda. Hierin staan concrete acties en prioriteiten om de interne markt te versterken. De Kamer zal hierover begin 2026 nader worden geïnformeerd.

Het kabinet heeft in december 2024 een tienpuntenplan gepubliceerd met concrete interne-marktbelemmeringen om aan te pakken.51 Dit ter beïnvloeding van de Europese horizontale interne-marktstrategie, die de Europese Commissie op 21 mei 2025 heeft gepubliceerd. De Commissie stelt in deze Strategie 58 concrete acties in 2025–2027 voor om de interne markt verder te vereenvoudigen, versterken en stroomlijnen. De Commissie identificeert de volgens haar tien meest schadelijke belemmeringen («terrible ten») voor bedrijven en burgers op de interne markt, die zij met voorrang wil aanpakken. Het kabinet vindt het positief dat het acht van de eigen tien punten terugziet in deze lijst van belemmeringen. Dit zijn belemmeringen die zien op territoriale leveringsbeperkingen, e-commerce, normalisatie, detachering, nettarieven (energiemarkt), afval en etikettering. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kondigde op 10 september 2025 bovendien aan dat er een Single Market Roadmap to 2028 zal komen. Dit stappenplan wordt voor het einde van dit jaar verwacht.

114

Wat zijn de objectieve criteria die het kabinet hanteert bij de beoordeling of een nieuw handelsverdrag «in het Nederlandse belang» is, zoals vereist in de motie Paternotte-Kamminga (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2970)?

In algemene zin steunt het kabinet een actief en assertief EU-handelsbeleid, met inbegrip van (handels)akkoorden, vanwege het belang van internationale handel voor Nederland. Daarbij geldt wel dat het kabinet elk akkoord afzonderlijk beoordeelt. Bij die beoordeling worden meegenomen de verwachte en (deels) meetbare gevolgen voor de Nederlandse economie, zoals de exportkansen voor Nederlandse bedrijven en economische sectoren, kosten en baten voor Nederlandse importeurs, verwerkers en consumenten, en een mogelijke toename van invoer. Daarnaast worden ook minder meetbare factoren meegewogen, zoals geopolitieke belangen, het aangaan van strategische allianties, de bilaterale relatie met het betreffende land (of de regio) en de bijdrage die akkoorden kunnen leveren aan diversificatie van handelspartners, en daarmee aan de economische weerbaarheid en versterking van waardeketens. Handelsakkoorden zijn hiernaast een integraal onderdeel van het multilaterale handelssysteem op basis van WTO-regels. Dit systeem is van belang voor de voorspelbaarheid en zekerheid voor het Nederlandse bedrijfsleven.

115

Welk deel van de + € 36,5 miljoen structureel voor sanctienaleving gaat naar toezicht/handhaving/OM/ILT en welke KPI’s (doorlooptijd, opsporing, boetes) gelden hiervoor?

Namens de Minister van Buitenlandse Zaken, coördinerend bewindspersoon voor sancties, het volgende. In het kader van de voorjaarnota 2025 maakte het kabinet structureel EUR 36,5 miljoen vrij voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland. Het doel van deze intensivering is om de organisaties die verantwoordelijk zijn voor sanctienaleving, voldoende toegerust te laten zijn, voor de huidige taken en voor taken ten gevolge van de Wet internationale sanctiemaatregelen. Op deze manier kunnen we blijven zorgen dat omzeiling van sancties wordt gedetecteerd, hiertegen wordt opgetreden en overtreders worden bestraft. In de meeste gevallen gaat het om meerjarige versterking en opbouw van capaciteit in fte en ICT-systemen. Het bedrag is verdeeld over departementen, uitvoerders, toezicht en handhavingsinstanties, waaronder Douane, Kustwacht en FIOD, zie bijgaande tabel.

Als coördinerend Ministerie is Buitenlandse Zaken in nauw contact met de opdrachtgevende departementen en uitvoerende instanties over de prioritering en besteding van de gelden. Daarbij geldt wel dat uitvoerders onafhankelijk opereren en daarmee zelfstandig keuzes maken in welke signalen ze oppakken. In de gesprekken tussen opdrachtgevers en uitvoerders over de handhaving- en toezicht strategie zullen in voorkomende gevallen resultaatsafspraken worden gemaakt. In het samenwerkingsverband Kustwacht (o.a. Douane, Politie, KMar en ILT) wordt in toenemende mate prioriteit gegeven aan handhaving van de sanctiemaatregelen, binnen de daarvoor beschikbaar middelen. Verder rapporteren uitvoerders bijvoorbeeld in hun jaarverslagen over hun activiteiten in het kader van sancties.

116

Tot welk verdrag wil Nederland toetreden op het gebied van exportcontrole in het defensie-domein, wat is het tijdpad en welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse defensie-exporteurs?

Nederland heeft in juli 202352 de wens uitgesproken om toe te treden tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein (ook wel bekend als het Verdrag van Aken) en in juni 2025 van de drie huidige verdragslanden Duitsland, Frankrijk en Spanje een formele uitnodiging ontvangen om toe te treden tot dit verdrag. In reactie op deze uitnodiging wordt momenteel gewerkt aan de parlementaire goedkeuringsstukken. Zie voor een nadere toelichting daarop de beantwoording op vraag 118.

Het verdrag is gebaseerd op vertrouwen in elkaars exportcontroletoets en regelt in de kern dat bij gezamenlijke militaire productie de toetsing aan de criteria van het wapenexportbeleid wordt gedaan door de verdragspartij waar de eindproducent van het goed is gevestigd. Het verdrag bevordert defensiesamenwerking in Europa en aansluiting bij het verdrag positioneert de Nederlandse defensiebedrijven als een gelijkwaardige partner in Europese defensieprojecten. Het verdrag vergroot de voorspelbaarheid van het regelgevend kader zodat Nederlandse en andere Europese defensiebedrijven een meer gelijke exportpositie krijgen en de onderlinge concurrentie wordt versterkt.

Het verdrag stimuleert voorts convergentie van het wapenexportbeleid omdat verdragspartijen met elkaar om tafel zitten om potentiële exportbestemmingen te bespreken en risico-inschattingen te delen.

117

Wat is de stand van zaken rondom het vergroten van de coördinatie tussen EU-lidstaten inzake exportcontrole van dual-use goederen? Welke concrete stappen zet het kabinet op korte termijn om deze coördinatie te verbeteren?

Sinds het witboek exportcontrole van januari 2024 hebben Commissie en lidstaten veel voortgang gemaakt op uitwerking van voorstellen uit witboek exportcontrole van de Commissie. Het kabinet heeft een actieve rol gespeeld om de Europese coördinatie concreet te versterken, bijvoorbeeld door het delen van een non-paper in maart 2024.53 De Europese Commissie heeft recent aangekondigd dat per 9 november voor 24 specifieke goederen en technologieën EU-brede exportcontroles worden ingesteld (2025 Update of the EU Control List of Dual-Use Items – European Commission). Dit is nog afhankelijk van goedkeuring door de Raad en het Europees Parlement. Voor Nederland is dit een positieve ontwikkeling. Vrijwel alle items worden in Nederland en een aantal andere EU-Lidstaten al nationaal gecontroleerd (wetten.nl – Regeling – Regeling aanvullende controlemaatregelen op de Verordening producten voor tweeërlei gebruik – BWBR0050313; wetten.nl – Regeling – Regeling geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders – BWBR0048439). De stap houdt in dat andere Europese lidstaten deze maatregelen overnemen. Nederland heeft van meet af aan een voortrekkersrol gespeeld in de aanzet tot meer Europese coördinatie op exportcontrole van dual-use items, onder meer voor het gelijke speelveld en bescherming van de interne markt.

118

Welke vervolgstappen zet het kabinet om de toetreding formeel tot het Verdrag van Aken te realiseren? Wanneer wordt wetsvoorstel inzake toetreding tot het Verdrag van Aken aan de Kamer aangeboden?

Op dit moment wordt gewerkt aan de parlementaire goedkeuringsstukken. Zodra deze stukken gereed zijn, zal de ministerraad worden gevraagd om in te stemmen met het starten van de parlementaire goedkeuringsprocedure, teneinde tot het verdrag toe te kunnen treden. Na afronding zal het verdrag aanhangig worden gemaakt bij de Raad van State. Hierna volgt het parlementaire goedkeuringstraject.

119

Klopt het dat er met de uitspraak «Daarom moeten de EU en Nederland zich extra inzetten om onze verdienkansen te behouden» op (Europese) deregulering wordt gezinspeeld? Zo ja, welke?

Nee, daar wordt niet aan gerefereerd.

120

Wat bedoelt u met «bescherming van investeerders» zoals deze inzet is van verdragsonderhandelingen met Nigeria, Ghana en Tanzania?

De verdragsonderhandelingen worden gevoerd op basis van de modeltekst investeringsbeschermingsverdragen, zoals eerder gedeeld met uw Kamer en publiekelijk beschikbaar.54 De bescherming van investeerders is hierin opgenomen.

121

Wat is de stand van zaken van de Bilaterale Investeringsverdragen met Ghana, Nigeria en Tanzania? Hoeveel onderhandelingsrondes zijn er geweest? Over welke vorm van bescherming van investeerders wordt nu gesproken? Is ISDS onderdeel van de gesprekken?

Uw Kamer wordt regulier over de voortgang van de lopende onderhandelingen geïnformeerd via de voortgangsrapportage handelsakkoorden.55 Met Tanzania zijn de onderhandelingen nog niet gestart. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 120 is de modeltekst op basis waarvan deze onderhandelingen gevoerd openbaar en met uw Kamer gedeeld. De modeltekst bevat mede ISDS bepalingen.

122

Kunt u toelichten in hoeverre er bij de bilaterale onderhandelingen over de bescherming van investeerders met Nigeria, Ghana en Tanzania ruimte wordt geboden voor betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, inclusief vakbonden en vrouwenorganisaties?

De bilaterale onderhandelingen vinden plaats tussen de betrokken overheidsinstanties. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 120 worden deze onderhandelingen gevoerd op basis van de modeltekst. Deze modeltekst is tot stand gekomen na uitgebreide consultaties met belanghebbenden, maatschappelijke organisaties en experts. Bij het opstellen van de nieuwe modeltekst is onder gebruik gemaakt van rapporten en studies van het CPB, de AIV, de universiteiten Halle en Leiden, UNCTAD, UNCITRAL en de OESO. Een conceptversie van de modeltekst is besproken tijdens een bijeenkomst van het Breed Handelsberaad. Tot slot heeft een internetconsultatie plaatsgevonden.

123

Kunt u een aantal voorbeelden geven van zulke dumpings die in Europa plaatsvinden, maar ook van dumpings die juist dóór Europa plaatsvinden elders in de wereld?

Dumpingpraktijken vinden plaats door verschillende landen, en met uiteenlopende producten. In totaal zijn nu meer dan 120 antidumpingmaatregelen vanuit de EU in werking. De EU heeft bijvoorbeeld maatregelen ingesteld op e-bikes vanuit China, nadat dumping werd geconstateerd. Maar ook onder andere glasvezelgaren uit China, keramische tegels uit India en Turkije, en bepaalde specifieke chemicaliën zijn aan antidumpingmaatregelen onderhevig, ingesteld na uitvoerig onderzoek conform WTO-regels door de Europese Commissie. Een aantal landen heeft maatregelen tegen de EU opgelegd vanwege vermeende dumping. India heeft bijvoorbeeld heffingen ingesteld op sodium cyanide uit de EU, Thailand op tinplaten, en Kazakhstan op herbicide.

124

Hoe gaat u borgen dat producten die niet binnen de EU mogen worden geproduceerd, o.a. omdat deze niet voldoen aan de EU ontbossingsverordening, niet in de EU ingevoerd kunnen worden?

De EU kan eisen stellen aan de eigenschappen van producten die op de interne markt gebracht worden. Zogenaamde productstandaarden zien toe op de veiligheid van consumenten zoals bijvoorbeeld standaarden omtrent voedselveiligheid. De EU houdt middels controles aan eigen grenzen, door bijvoorbeeld de Douane of de NVWA, en audits in derde landen sterk toezicht op mogelijke instroom van producten die niet aan de Europese productstandaarden voldoen en dus niet op de interne markt gebracht mogen worden.

Het is juridisch gezien moeilijk en in veel gevallen ook onwenselijk voor de EU om eisen te stellen aan de wijze waarop producten buiten de EU geproduceerd moeten worden om op de interne markt verkocht te kunnen worden. Het opleggen van dergelijke productiestandaarden aan import, doet afbreuk aan het recht van landen om hun eigen standaarden en wetgeving te vormen. Productiestandaarden zijn in elk land anders, de verschillen worden verklaard door verschillen in klimatologische, landbouwkundige, milieukundige, maatschappelijke en geografische omstandigheden.

In sommige gevallen heeft de EU er toch voor gekozen om eisen ten aanzien van de wijze van productie te stellen aan producten die hier worden geïmporteerd. De ontbossingsverordening is daar een voorbeeld van. Voor de producten die onder deze verordening vallen geldt – zodra de betreffende bepalingen van deze verordening van toepassing worden – dat zij alleen mogen worden geïmporteerd wanneer de productie ervan niet heeft bijgedragen aan ontbossing. In Nederland zijn de douane en de NVWA belast met de handhaving van deze verordening.

125

Welke concrete commitments (investeringen, opleidingen, leveringszekerheid) zijn beoogd in het kader van het Memorandum of Cooperation met Maleisië en hoe worden risico’s (SOE-invloed) gemitigeerd?

Het Memorandum of Cooperation (MoC) met Maleisië heeft als doel om de economische samenwerking te versterken, kansen te ontsluiten voor het Nederlands bedrijfsleven in de halfgeleidersector en bij te dragen aan weerbare toeleveringsketens van halfgeleiders. Deze samenwerkingsovereenkomst is niet juridisch bindend. Concrete toezeggingen zijn dan ook afhankelijk van de nadere uitwerking van activiteiten. Beoogd wordt om informatie en kennis uit te wisselen, handelsmissies en bezoeken te verkennen en samen te werken op markttoegang, ecosysteemontwikkeling, talent en R&D. Zo werd in augustus bijvoorbeeld samen met partners en bedrijven een regionaal talentprogramma voor halfgeleiders georganiseerd waaraan 52 studenten deelnamen uit zes landen uit de regio.

In het kader van deze samenwerking wordt nauw opgetrokken met publiek-private partners en het bedrijfsleven. Hierdoor worden eventuele risico’s eerder gesignaleerd en worden bedrijven gericht voorgelicht zodat zij met gepaste zorgvuldigheid zaken kunnen doen.

126

Kunt u de volledige lijst, met doel, waarde, looptijd en Nederlandse tegenprestaties geven van de strategische partnerschappen op het terrein van kritieke grondstoffen/semicon?

Nederland heeft partnerschappen in de vorm van een Letter of Intent (LoI), Memorandum of Understanding (MoU) of Memorandum of Cooperation (MoC). Dit zijn niet-bindende overeenkomsten waarin partijen hun intenties om samen te werken vastleggen, om politieke wil te tonen en een kader te scheppen waarbinnen later meer concrete afspraken kunnen volgen.

Voor halfgeleiders bestaan er inmiddels meerdere samenwerkingsovereenkomsten, zoals het MoU met Zuid Korea (samenwerking op talentontwikkeling voor de halfgeleidersector), het MoU met NY State en Arizona State (samenwerking op gebied van innovatie en talent) en het MoC met Maleisië (zie vraag 125).

Op gebied van grondstoffen heeft Nederland samenwerkingsovereenkomsten met Vietnam, Quebec, en Zuid-Korea. Dit betreft onder andere samenwerking tussen de geologische diensten, het gezamenlijk in kaart brengen van waardeketens en het uitwisselen van kennis over het monitoren van waardeketens.

127

Wat zijn de belangrijkste elementen in de «bilaterale strategische partnerschappen»? Investeert Nederland in de ontwikkeling van lokale bedrijvigheid in de landen waarmee we partnerschappen sluiten? Zijn dergelijke afspraken exclusief of sluiten de strategische partnerschappen samenwerking met andere landen binnen strategische sectoren niet uit?

De belangrijkste elementen in de bilaterale partnerschappen verschillen per land en thema. Over het algemeen wordt er bij het aangaan van een partnerschap op grondstoffen of halfgeleiders onder meer gekeken naar handelskansen voor Nederland, bestaande relaties met het betreffende land of diversificatiepotentieel.

Deze afspraken zijn niet exclusief, Nederland heeft diverse samenwerkingsverbanden met verschillende landen op het gebied van halfgeleiders en grondstoffen. Dit komt omdat de waardeketen niet in één land geconcentreerd zit.

Op het gebied van grondstoffen wordt zoveel mogelijk aangesloten op de veertien grondstoffenpartnerschappen van de EU. Een partnerschap kan bestaan uit kennis- of onderzoekssamenwerking, capaciteitsopbouw, handelsbevordering, het monitoren van waardeketens, samenwerking op duurzaamheid of een dialoog op hoogambtelijk niveau.

128

Hoe gaat het kabinet de effectiviteit van de strategische partnerschappen op het gebied van halfgeleiders en kritieke grondstoffen meten en wanneer kan de Kamer een eerste rapportage over de concrete resultaten van deze partnerschappen verwachten?

Met de strategische partnerschappen bieden de EU en Nederland een kader voor verdere (publieke en private) samenwerking, waarmee wordt bijgedragen aan de randvoorwaarden voor diversificatie. De effectiviteit van deze samenwerking zal pas op termijn blijken en is afhankelijk van de inzet van publieke en private partijen binnen en buiten de EU. Het opzetten van alternatieve waardeketens zal jaren duren. Uw Kamer is geïnformeerd over de voortang rondom grondstoffenpartnerschappen per Kamerbrief56 en in antwoord op Kamervragen.57

De Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de internationale samenwerking op het gebied van halfgeleiders. De laatste actualisatiebrief was van 1 september jl. DGBI-TOP/100834884).

129

Hoeveel publiek geld wordt via Invest International en ADSB direct of indirect aangewend voor het versterken van het Nederlandse verdienvermogen, uitgesplitst naar sector, regio en type instrument (garantie, lening, subsidie)?

Invest International (II) zet via verschillende instrumenten publiek geld in dat bijdraagt aan de Nederlandse economie en aan oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Dit gaat om de volgende instrumenten en jaarlijkse investeringen:

Impact Accelerator (IA) en Development Accelerator (DA): circa EUR 14 miljoen.

Dutch Good Growth Fund (DGGF); EUR 280 miljoen.

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF): EUR 107 miljoen.

Development Relevant Infrastructure Vehicle (DRIVE): EUR 150 miljoen.

Develop to Build (D2B): EUR 10 miljoen.

Ontwikkelingsrelevante Infastructuurontwikkeling (ORIO) – (programma gesloten/in beheer): 20 miljoen.

Deze instrumenten bestaan al meerdere jaren. De bedragen op de balans van II zijn dan ook een veelvoud van de hierboven genoemde jaarlijkse budgetten.

Daarnaast beschikt Invest International over kernkapitaal om te investeren in de projecten die bijdragen aan de Nederlandse economie. Voor de periode 2021–2027 heeft het kabinet hier EUR 833 miljoen voor beschikbaar gesteld. De afgelopen periode is hier nog EUR 350 miljoen extra aan toegevoegd.

Uitgesplitst naar sectoren heeft II als volgt geïnvesteerd: 45,1% in water & infra; 14,3% in agri-food; 10,9% in healthcare; 9,9% in manufacturing; 7,6% in energy & climate; 12,2% in overige sectoren.

Uitgesplitst naar regio’s heeft II als volgt geïnvesteerd: 22,9% in west Afrika; 15,9% in zuid Afrika; 13,3% in west Europa; 10,9% in Midden-Oosten en noord Afrika; 10,3% in oost Afrika; 7.1% in zuid oost Azië en Pacific. In overige regio’s gezamenlijk is 19.6% geïnvesteerd.

Zie het jaarrapport van Invest International voor gedetailleerd overzicht van de investeringen.

Met de exportkredietverzekering (ekv), uitgevoerd door Atradius Dutch State Business (ADSB), worden geen investeringen gedaan of subsidies verstrekt. Met de ekv worden enkel betalingsrisico’s gedekt waar ook een premie voor betaald wordt aan de Staat. De ekv dekt zo’n EUR 18 miljard aan uitstaande risico’s. In 2024 zijn EUR 3,5 miljard aan nieuwe verplichtingen (polissen en dekkingstoezeggingen (voorlopers van polissen)) aangegaan.

In 2024 zijn de meeste transacties verzekerd in de sectoren «machines en elektronica» en «scheepsbouw- en onderhoud». Meer dan de helft van de in totaal 139 verstrekte polissen in dat jaar zijn afgegeven voor transacties afkomstig uit deze sectoren. Dit is ook illustratief voor de Nederlandse export en voor het soort transacties waarvoor ekv-ondersteuning nodig is. Het gaat veelal om export van grote kapitaalgoederen die niet of moeilijk op de private markt te verzekeren zijn. De ekv maakt met name export naar of investeringen in Azië en het Midden-Oosten mogelijk. Er is ook dekking in Nederland mogelijk, bijvoorbeeld voor exporteurs die een investering verzekeren waarmee in de toekomst export wordt gegeneerd. Een verdiepend overzicht van het gebruik van de ekv, uitgesplitst naar sector en regio staan in de Monitor exportkredietverzekeringen58 en het jaaroverzicht van ADSB.59

130

Hoeveel economische missies onder BHOS-leiding zijn er geweest per jaar sinds 2021, en wat waren daarvan de kosten, sectorfocus, en gerealiseerde exportwaarde na 12 en 24 maanden?

Onderstaand het overzicht van missies onder leiding van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) en haar voorgangers.

De gerealiseerde exportwaarde wordt niet gemeten, wel de verwachte contractwaarde n.a.v. de missie.

2021: 4 missies (digitaal en fysiek).

Sectoren: Water, Energie, Maritiem, Landbouw, Logistiek, Duurzame Stedelijke Ontwikkeling.

Totale kosten: EUR 421.574

Totale verwachte contractwaarde: EUR 375.285.417

2022: 5 missies (digitaal en fysiek).

Sectoren: Circulaire economie/bouw, Mobiliteit, Artificial Intelligence, Life Sciences & Health, Energie.

Totale kosten: EUR 1.096.652

Totale verwachte contractwaarde: Niet beschikbaar.

2023: 6 missies (allen fysiek).

Sectoren: Energie, Health, Landbouw, Automobielindustrie, Maritiem/ Havenontwikkeling, Water, Duurzame Stedelijke Ontwikkeling.

Totale kosten: EUR 996.015

Totale verwachte contractwaarde: EUR 524.428.425

2024: 5 missies (allen fysiek).

Sectoren: Maakindustrie, Energie, Logistiek, Life sciences & health, Halfgeleiderindustrie, Fotonica.

Totale kosten: EUR 574.687

Totale verwachte contractwaarde: EUR 452.870.226

2025: 5 missies (tot op heden/allen fysiek).

Sectoren: Agrifood, Tuinbouw, Water, Creatieve Industrie, Maritiem, High Tech Systemen en Materialen, Agrotech, Luchvaart en Floating Offshore Wind.

Totale kosten en verwachte contractwaarde kunnen nog niet worden vastgesteld.

Daarnaast zijn er missies, onder hetzelfde BHO-budget, die zijn geleid door de Minister-President, andere bewindspersonen, DG’s etc. Deze missies zijn hieronder in een separaat overzicht opgenomen.

2021: 2 missies (digitaal en fysiek).

Sectoren: Slimme landbouw en logistiek, Health Tech, FinTech.

Totale kosten: EUR 155.048

Totale verwachte contractwaarde: EUR 39.561.591

2022: 3 missies (digitaal en fysiek).

Sectoren: Water, Duurzame energie, Circulaire Economie, Agrifood

Totale kosten: EUR 252.896

2023: 9 missies (allen fysiek).

Sectoren: Biotech, Water, Maritiem, Tuinbouw, Sleuteltechnologieën, Energie, Hightech en digitalisering, Waterstof, Halfgeleiders.

Totale kosten: EUR 1.580.773

Totale verwachte contractwaarde: EUR 1.680.141.672

2024: 1 missie (fysiek).

Sectoren: Agrifood, Water, Logistiek

Totale kosten: EUR 257.795

Totale verwachte contractwaarde: EUR 415.175.136

2025: 3 missies (tot op heden).

Sectoren: Water, Energie, High Tech en Digitalisering, Maritiem.

Totale kosten en verwachte contractwaarde kunnen nog niet worden vastgesteld.

131

Wat is de budgettaire dekking, verwachte hefboom, default-risico en governance-borging van de voorziene € 100 miljoen kernkapitaal in 2026 voor Invest International?

Er is geen budgettaire dekking nodig voor middelen voor het kernkapitaal van Invest International, omdat deze niet relevant zijn voor het EMU-saldo en uitgavenkader. De middelen hebben wel effect op de staatsschuld. Invest International kan momenteel geen vreemd vermogen aantrekken, dus is er geen sprake van een hefboom en geen default-risico. Invest International is een deelneming en staat daarmee tot afstand van de staat. De governance is geborgd door het wettelijk mandaat uit de Machtigingswet oprichting Invest International en de bevoegdheden van de staat als aandeelhouder.

132

Wat is het huidige portfolio (aantal projecten, bedrag, sector, risico-klasse) en wat zijn de lessons learned van de Oekraïne-wederopbouw via Invest International/ADSB?

Met de exportkredietverzekering (ekv) faciliteit van EUR 120 miljoen voor Oekraïne, uitgevoerd door Atradius Dutch State Business (ADSB), biedt de ekv ondersteuning voor exporttransacties naar en investeringen in Oekraïne. Onder de faciliteit zijn tot op heden zes transacties gedaan, waarmee in totaal EUR 17 miljoen is gemoeid. Het gaat om transacties van verschillende sectoren, waaronder de landbouwsector, de voedingssector en energie-infrastructuur. De projecten kennen een hoog landenrisico vanwege de oorlogssituatie. Dekking onder de ekv-faciliteit is toch mogelijk dankzij het derde steunpakket voor Oekraïne.60

Er lopen verschillende trajecten voor projectfinanciering via Invest International. Due diligence neemt vanwege de complexe situatie in Oekraïne vaak veel tijd in beslag. Invest International heeft momenteel vier projecten in Oekraïne waarmee in totaal EUR 50,8 miljoen is gemoeid. Dit gaat om een project in maakindustrie (S&P Global risico categorie BB-), bouwsector (S&P Global risico categorie CCC+), zuivelsector (S&P Global risico categorie CCC+), en landbouwsector (S&P Global risico categorie B-).

Het kabinet heeft voor de zomer verschillende lessen getrokken uit het gebruik van de Oekraïne-faciliteit, ook door te kijken naar best practices van andere landen, en actueel kabinetsbeleid (bijv. Defensie-industrie). De voorwaarden zijn zodanig aangepast.61 Zo biedt de ekv-faciliteit naast dekking voor herstel en wederopbouw voortaan ook dekking voor defensietransacties, in lijn met kabinetsbeleid. Hierdoor komen Nederlandse producenten van bijvoorbeeld militaire voertuigen, drones en communicatiesystemen in aanmerking voor dekking onder de faciliteit. Bovendien wordt hiermee het internationaal speelveld gelijk getrokken. Ook andere Europese exportkredietverzekeraars, waaronder Denemarken (EIFO), het Verenigd Koninkrijk (UKEF) en Polen (KUKE) dekken defensietransacties. Daarnaast hebben verschillende financiers aangegeven dat een verhoogd dekkingspercentage helpt om ekv gedekte financiering voor Oekraïne transacties rond te krijgen. Daarom heeft het kabinet voor de zomer besloten het maximale dekkingspercentage op commerciële risico’s voor transacties onder deze faciliteit te verhogen van 95% naar 98%.62

133

Welke meetbare doelen zijn er vastgesteld voor de effectiviteit van handelsinstrumenten zoals economische missies, subsidies en exportverzekeringen en hoe verhoudt de realisatie zich tot deze doelen in de afgelopen drie jaar?

Voor de effectmeting van het handelsinstrumentarium gebruiken we onder meer de begrotingsindicator die meet of het MKB en grootbedrijf die gebruik maakt van RVO dienstverlening een exporttoename laat zien in de drie jaar daarna. De meest recente berekening laat zien dat MKB en de niet-MKB ondernemingen (bedrijven met meer dan 250 FTE) samen ca. EUR 1,75 miljard exporttoename hebben verwezenlijkt. Voor elke economische missies vindt na afloop een enquête plaats die ingaat op tevredenheid en verwachte contracten.

Buitenlandse Zaken start dit jaar een onderzoek om de effectiviteit van het instrumentarium voor verschillende instrumenten te meten, en indien nodig te optimaliseren.

Vooralsnog worden er vooraf geen meetbare doelen vastgesteld voor de effectiviteit van het handelsinstrumentarium. Wel onderzoeken we momenteel naar aanleiding van het onderzoek naar economische diplomatie van de Algemene Rekenkamer (uit mei 2025) welke indicatoren geschikt zijn als meetbaar doel.

Voor de exportkredietverzekering (ekv) zijn indicatoren vastgesteld waarop de effectiviteit van de ekv-faciliteit standaard wordt gemeten: het effect van de ekv-faciliteit op het bbp, export en werkgelegenheid. Het CBS voert jaarlijks een studie uit en rapporteert over deze indicatoren. De resultaten zijn op de website van het CBS te raadplegen en Ministerie van Financiën rapporteert er jaarlijks over in de begrotingsstukken.

134

Kunt u inzicht geven bij hoeveel van de Exportkredietverzekeringen in de afgelopen vijf jaar sprake is geweest van (al dan niet met terugwerkende kracht gecompenseerde) schade aan mens en milieu?

Afgelopen vijf jaar is bij vier ekv-verzekeringen sprake geweest van schade aan mens of milieu. In alle gevallen is sprake geweest van compensatie, waardoor de projecten toch in aanmerking kwamen voor een exportkredietverzekering.

In het algemeen geldt dat slechts heel weinig grote projecten met hoge milieu- en sociale risico’s volledig voldoen bij hun aanvraag aan de vereisten van internationale standaarden. De verbeterpunten worden vastgelegd in een Environmental and Social action plan en aan de leningdocumentie van de financier(s) gekoppeld. Op deze manier worden er bijna in alle hoog risico projecten wel in meer of mindere mate milieu- en sociale aspecten gemitigeerd of gecompenseerd. Het doel hiervan is dat mogelijke schade zodanig wordt gecompenseerd dat er in de eindsituatie een netto positief resultaat overblijft. Dit is het doel van inzet van internationale standaarden en dat wordt bij de hoogste risico projecten ook gemonitord. Jaarlijks worden tussen de 10 en 15 hoog risicoprojecten beoordeeld op milieu- en sociale risico’s.

135

Welke Nederlandse bedrijven wonnen opdrachten (van welke waarde en in welke sector) in 2022–2024 binnen IFI/VN/EU-aanbestedingen en welke ondersteuning was daarbij doorslaggevend?

Het kabinet beschikt niet over een volledig overzicht van alle opdrachten die Nederlandse bedrijven in de periode 2022–2024 hebben verworven bij internationale financiële instellingen, de Verenigde Naties en de Europese Unie. Deze aanbestedingen worden rechtstreeks door de desbetreffende instellingen georganiseerd en gepubliceerd, hierdoor is er geen uitputtend overzicht beschikbaar van alle contracten, de precieze waarden en betrokken bedrijven.

Wel is bekend dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in genoemde periode opdrachten hebben verworven in onder meer de sectoren water en klimaatadaptatie, duurzame energie, landbouw, gezondheidszorg en digitale dienstverlening. De contractwaarden lopen sterk uiteen, variërend van enkele tienduizenden tot enkele miljoenen euro’s.

De overheid ondersteunt Nederlandse bedrijven hierbij op verschillende manieren, onder meer via:

RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland): informatievoorziening, positionering en begeleiding bij inschrijving op IFI/VN/EU-aanbestedingen;

Postennetwerk (ambassades, permanente vertegenwoordigingen, NBSO): signalering van kansen en introducties bij relevante organisaties;

Invest International: advisering en in specifieke gevallen cofinanciering bij grotere internationale projecten;

136

Welke drempels zijn geconstateerd voor de toegankelijkheid van het instrumentarium voor het MKB, startups en scale-ups, en welke aanpassingen voert u in 2025–2026 door?

Voor alle instrumenten binnen het handelsinstrumentarium vindt jaarlijks een sensemakingsessie plaats en bezien RVO en Buitenlandse Zaken in samenspraak of het instrumentarium toereikend is, goed toegankelijk is, de juiste groepen bereikt en of het instrumentarium aangepast dient te worden.

Het mkb en startups en scale ups weten het instrumentarium en op deze groepen gerichte instrumenten als Support International Business (SIB-subsidie) en missies gericht op startups en scale ups goed te vinden. Illustratief daarin is dat subsidies zoals de SIB-subsidie, zelfs met een ophoging van EUR 1 mln. euro in 2025, ruim voor het einde van het jaar het subsidieplafond bereiken. Dit lijkt erop te wijzen dat het instrument bij het MKB goed bekend en toegankelijk is.

137

Kan worden aangegeven welke instrumenten de Nederlandse overheid voorhanden heeft voor het bewaken van internationale milieu- en mensenrechtenstandaarden? Hoe en door wie worden die op dit moment gecontroleerd en gehandhaafd? Hebben door de Nederlandse overheid gesteunde bedrijven – desnoods in geanonimiseerde vorm – consequenties ondervonden van deze handhaving? In welke sectoren zaten deze bedrijven?

Met betrekking tot handelsbeleid, worden via handelsakkoorden bindende afspraken gemaakt wat betreft duurzame ontwikkeling. Voor afspraken over mensenrechten, arbeidsrecht en het klimaat is in de meeste gevallen een aparte geschillenbeslechtingsprocedure opgezet onder het handelsakkoord, in een aantal gevallen vallen deze afspraken onder de bredere geschillenbeslechting van het akkoord. Met betrekking tot IMVO behandelt het Nationaal Contactpunt (NCP) meldingen van partijen die een meningsverschil hebben over de toepassing van de OESO-richtlijnen door bedrijven. Binnen het BHO handelsinstrumentarium zijn daarnaast IMVO-voorwaarden van toepassing. Checks hierop zijn proportioneel en gericht op het verbeteren van de verankering van IMVO en niet op uitsluiting van het instrumentarium. Daarnaast worden bedrijven via sectorale samenwerking ondersteund in het doen van gepaste zorgvuldigheid. Op dit moment lopen er samenwerkingsverbanden in de sectoren hernieuwbare energie, natuursteen, metaal en textiel. Tot slot is er Europese IMVO-wetgeving van in de maak waarop door een toezichthouder gehandhaafd zal worden.

138

Wat voor stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat bedrijven die (nieuwe) kansen zien in het voeren van handel met lage- en middeninkomenslanden voldoen aan de standaarden die voortkomen uit de Europese regels voor verantwoord ondernemen?

Het kabinet heeft verschillende instrumenten beschikbaar gesteld om het bedrijfsleven te ondersteunen bij maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Zo ondersteunt het kabinet middels het subsidieprogramma Sectorale Samenwerking bij het gezamenlijk ontwikkelen van hun gepaste zorgvuldigheidsproces en het uitvoeren van impactprojecten in hun waardeketens in lage- en middeninkomenslanden.63 Daarnaast is de MVO risicochecker64 ontwikkeld voor bedrijven om mogelijke risico’s in deze landen te identificeren en kunnen bedrijven bij het MVO-steunpunt terecht voor informatie, voorlichting en financiële ondersteuning middels het pas gepubliceerde subsidieprogramma Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen MKB.65

139

Kunt u een lijst delen van welke landen de regering als «hoog risico» met betrekking tot mensenrechten beschouwt?

Een dergelijke lijst bestaat niet voor de Nederlandse mensenrechteninzet.

140

Welke handelsmissies naar hoge risico landen zijn er in 2025 en 2026 gepland?

Zie het antwoord op vraag 139.

141

Hoeveel FTE is er anno 2025 beschikbaar voor IMVO op diplomatieke posten in hoge risico landen?

IMVO maakt integraal onderdeel uit van het werk op de post en de voorlichting aan het bedrijfsleven. Zoals aangegeven in vraag 139 is er geen lijst met hoge risico landen. Wel zijn er enkele posten waar een medewerker zich (voltijds of deeltijds) specifiek bezighoudt met IMVO, bijvoorbeeld in China. In de Golfregio en de ASEAN-5 regio zijn twee tijdelijke regionale IMVO-coördinatoren aangesteld om samenwerking, kennisdeling en projecten te ondersteunen en in te bedden in het netwerk.

142

Wat zijn de criteria, maximale exposure en staatssteun-toets voor de ADSB-pilot kritieke grondstoffen/brandstoffen en hoe wordt crowding-out van private verzekeraars voorkomen?

Ter ondersteuning van strategische import is begin 2024 een pilot gestart voor het verzekeren van financieringen voor de winning, verwerking en recycling van kritieke grondstoffen66 en de productie van duurzame brandstoffen, waaronder biobrandstoffen, synthetische brandstoffen en groene waterstof.67 Het doel van de pilot is om strategische import te borgen en de Nederlandse industrie te ondersteunen. Daarom moet er een duidelijke koppeling zijn met het internationale handelsverkeer van Nederland, bijvoorbeeld via lange termijn afnamecontracten met Nederlandse bedrijven.

Voor verzekering van financiering voor projecten buiten de EU hanteren we de voorwaarden die we ook op de financiering van exporttransacties toepassen uit de Arrangement on Officially Supported Export Credits. De maximale dekking is 95% voor commercieel risico en 98% voor politiek risico. Voor projecten in de EU gelden staatsteunregels, waardoor het maximum gedekt percentage 80% is en er een marktconforme premie gehanteerd wordt. Net als bij de reguliere ekv wordt crowding out van private verzekeraars voorkomen door het toepassen van de afbakening verzekeringsactiviteiten van de staat.68 Hierin is vastgesteld welke risico’s door de markt verzekerd kunnen worden.

Er is geen maximumomvang per transactie, maar de pilot valt wel binnen het bestaande garantieplafond van EUR 10 miljard, het maximum aan verplichtingen die de Staat als verzekeraar in een jaar kan aangaan. Het kabinet borgt dat de verbrede ekv-inzet op strategische import niet ten koste gaat van reguliere exportondersteuning, conform de motie Aukje de Vries/Van der Lee (Kamerstuk 26 485, nr. 446). Binnen het jaarlijkse garantieplafond van EUR 10 miljard is ruimte beschikbaar.

143

Welke OESO-ruimte gebruikt u voor (gedeeltelijk) gebonden hulp binnen DRIVE, welk aandeel wordt beoogd en wat betekent dit voor Nederlandse bedrijven?

Om Nederlandse bedrijven beter te positioneren voor internationale opdrachten, onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om innovatieve opties toe te voegen aan het DRIVE instrumentarium voor infrastructuur. De OESO biedt ruimte om ontwikkelingshulp aan middeninkomenslanden te binden. Een van de mogelijke opties betreft dan ook de introductie van elementen van binding voor middeninkomenslanden. Dit zou betekenen dat een nader te bepalen percentage van een infrastructurele opdracht ten goede moet komen aan Nederlandse «content». Door het DRIVE instrumentarium uit te breiden is maatwerk beter mogelijk, waardoor beter ingespeeld kan worden op de lokale context en Nederlandse bedrijven meer kans krijgen om projecten uit te voeren. De Kamer zal eind dit jaar nader worden geïnformeerd over de modernisering van het DRIVE-instrumentarium.

144

Wat zijn het budget, target-sectoren, beoogde investeringswaarde en screening op veiligheids-/staatsinvloedrisico’s voor proactieve acquisitie door NFIA?

Het totale budget voor NFIA in 2025 is circa EUR 20 miljoen.

De huidige target-sectoren voor pro-actieve acquisitie door NFIA zijn: Agrifood, Energie, Chemie, Life Sciences & Health, ICT, High Tech Systems & Materials, Fintech, Maritiem en Water technologie, Supply Chain Solutions, Creative en NGO’s.

De NFIA werkt niet (meer) met een «beoogde investeringswaarde» als target. De acquisitiestrategie is gebaseerd op het gericht aantrekken van díe buitenlandse bedrijven die van toegevoegde waarde zijn voor onze Nederlandse ecosystemen. Niet de kwantiteit (aantal arbeidsplaatsen of grootte van de investeringswaarde) staat daarbij centraal, maar de toegevoegde waarde (kwaliteit/«value») van buitenlandse bedrijven voor de Nederlandse economie en ecosystemen.

Bij de inschatting of een potentiële buitenlandse investering aansluit bij de strategische prioriteiten van Nederland, betrekt NFIA tevens mogelijke IMVOschendingen en risico’s voor de nationale veiligheid. Voorafgaand aan actieve ondersteuning voert NFIA daarom een bedrijfscheck uit. Deze check vindt plaats op basis van internetonderzoek en relevante informatiebronnen die voor RVOmedewerkers beschikbaar zijn. Indien hieruit aanwijzingen volgen voor IMVO-schendingen of mogelijke economische veiligheidsrisico’s, treedt NFIA hierover in overleg met de (beleids)experts binnen de verantwoordelijke Ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. Indien nodig worden ook andere overheidsdiensten betrokken. Als uitvoeringsorganisatie maakt NFIA zelf geen beleid, maar volgt de kaders en richtlijnen van haar opdrachtgevers.

145

Vindt deze vorm van proactieve acquisitie door NFIA ook plaats in Saoedi-Arabië en Israel? Welke/hoeveel bedrijven zijn hiermee uit deze landen aangetrokken sinds 2020?

In deze landen (Saoedi-Arabië en Israël) verleent NFIA, in lijn met overheidsbeleid en de selectieve acquisitiestrategie, uitsluitend actieve dienstverlening aan bedrijven binnen de focussectoren welke na een bedrijfscheck voor dienstverlening in aanmerking komen.

In de periode 2020–2025 heeft de NFIA in totaal 1 uitbreidingsproject van een bedrijf uit Saoedi-Arabië ondersteund. In verband met vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens verstrekt de NFIA geen bedrijfsnamen.

In de periode 2020–2025 heeft de NFIA in totaal 25 projecten van 24 verschillende Israëlische bedrijven ondersteund. Van deze 25 projecten betreft het 16 keer een nieuwe vestiging in Nederland, 8 keer een uitbreiding/toevoeging van een reeds in Nederland gevestigd bedrijf, en 1 keer een outsourced project (outsourced projecten zijn activiteiten van buitenlandse bedrijven die niet binnen de eigen Nederlandse vestiging worden uitgevoerd, maar worden ondergebracht bij een Nederlandse partner of dienstverlener).

146

Kunt u verdere toelichting geven over de aangekondigde internationale aanpak voor versterking van verdienkansen, duurzame ketens en aanpak strategische afhankelijkheden in de batterijketen? Kunt u verduidelijken in hoeverre internationale richtlijnen voor IMVO aan de basis staan van deze aanpak ten behoeve van duurzame ketens?

In de batterijketen spelen grondstoffen een grote rol. Deze grondstoffen komen deels in ruwe vorm uit hoog-risico landen als DR Congo en worden veelal verwerkt in China. Dat maakt het voor bedrijven complex om de risico’s in de keten goed te kennen om deze te kunnen verminderen. De Nederlandse overheid stimuleert bedrijven actief de internationale richtlijnen voor IMVO toe te passen in hun bedrijfspraktijk. Voor het MKB is er ook een IMVO-steunpunt ter beschikking om hen daarbij te helpen.

147

Wat is per combinatieland de verdeling tussen hulp en handel (in euro’s en projecten)? Welke Nederlandse bedrijven doen mee aan deze projecten en wat zijn de verwachte Nederlandse exporteffecten?

Een overzicht van de lopende combitracks is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Overzicht Combitracks: ondernemen met impact in opkomende markten | RVO.nl. Per combitrack wordt een variatie aan instrumenten ingezet en zijn verschillende bedrijven en instellingen betrokken. Het is nog te vroeg om de effecten op export of andere resultaatsgebieden te concretiseren. Dit zal worden meegenomen in het evalueren van onze inzet op de combitracks. Overigens geldt voor combilanden, net als voor onze inzet op andere landen, dat economische effecten zoals gegroeide export nooit volledig kunnen worden gekoppeld aan de inzet van het instrumentarium.

148

Hoe wordt geborgd dat de inzet van het DRIVE-instrumentarium, inclusief de verkenning naar «elementen van binding», primair gericht blijft op het Nederlandse verdienvermogen en de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven niet ondermijnt?

Hoewel DRIVE primair een ontwikkelingsdoelstelling beoogt, komt DRIVE in de huidige vorm al in belangrijke mate ten goede aan het Nederlandse bedrijfsleven. Met het toevoegen van de optie om DRIVE in sommige gevallen te binden, kunnen Nederlandse bedrijven nog beter betrokken worden bij het behalen van de ontwikkelingsdoelstelling van DRIVE. Zie verder het antwoord op vraag 143.


  1. UN Comtrade. HS code 1301 «gomlak (schellak); gommen, harsen, gomaharsen en oleoharsen (bijvoorbeeld balsems), van natuurlijke oorsprong»↩︎

  2. UN Comtrade. HS code 7108 «Goud (geplatineerd goud daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm».↩︎

  3. UN Comtrade. HS code 8105 «Kobaltmatte en andere tussenproducten van de kobaltmetallurgie; kobalt en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen».↩︎

  4. UN Comtrade. HS code 2605 «kobaltertsen en concentraten daarvan».↩︎

  5. https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.https://verdragenbank.overheid.nl/.↩︎

  6. https://verdragenbank.overheid.nl/.↩︎

  7. https://verdragenbank.overheid.nl/.↩︎

  8. Dutch Export Policy on Strategic Goods in 2023 | Report | Government.nl↩︎

  9. Het CBS spreekt over wederuitvoer, niet over doorvoer. Wederuitvoer betreft goederen die via Nederlandse distributiecentra worden ingevoerd en weer uitgevoerd, en telt mee in de invoer- en uitvoerstatistieken. Doorvoer daarentegen betreft goederen die Nederland alleen passeren en in buitenlandse handen blijven; deze tellen niet mee als invoer of uitvoer.↩︎

  10. Het CBS spreekt over wederuitvoer, niet over doorvoer. Wederuitvoer betreft goederen die via Nederlandse distributiecentra worden ingevoerd en weer uitgevoerd, en telt mee in de invoer- en uitvoerstatistieken. Doorvoer daarentegen betreft goederen die Nederland alleen passeren en in buitenlandse handen blijven; deze tellen niet mee als invoer of uitvoer.↩︎

  11. EU communicatie TSD↩︎

  12. Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Handel van 14 juli 2025, Kamerstuk 21 501-02, nr. 3185↩︎

  13. Toezicht Verordening Conflictmineralen (3TG) – Jaarverslag 2024 | Jaarverslag | Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).↩︎

  14. Goederenhandel tussen Nederland en de VS – Verenigde Staten – Internationaliseringsmonitor | CBS↩︎

  15. https://www.cpb.nl/economische-effecten-van-importheffingen↩︎

  16. Groei goederenhandel met VS eerste helft 2025 | CBS↩︎

  17. Joint Statement on a United States-European Union framework on an agreement on reciprocal, fair and balanced trade – Trade and Economic Security↩︎

  18. Kamerbrief Gezamenlijke EU-VS verklaring inzake handel, Kamerstuk 21 501-02, nr. 3221↩︎

  19. Locations | ASML – Supplying the semiconductor industry↩︎

  20. Breed Handelsberaad | Handelsverdragen | Rijksoverheid.nl↩︎

  21. Zie Country-by-Country reporting (CbC) | Belastingdienst.↩︎

  22. https://www.cpb.nl/economische-effecten-van-importheffingen↩︎

  23. https://policy.trade.ec.europa.eu/enforcement-and-protection/trade-defence/monitoring-trade-diversion_en↩︎

  24. Kamerstuk 21 501-02, nr. 3158↩︎

  25. Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 31 985, nr. 96↩︎

  26. Kamerstuk 21 501-02, nr. 3127↩︎

  27. Verbeteren internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen | Buitenlandse handel | Rijksoverheid.nl↩︎

  28. Subsidie Verantwoord Ondernemen MKB (SVOM) | RVO.nl↩︎

  29. https://www.oecd.org/en/publications/development-co-operation-tips-tools-insights-practices_be69e0cf-en/the-netherlands-multi-stakeholder-sectoral-agreements-promote-responsible-business-conduct_25ba114b-en.html↩︎

  30. KPMG, The move to Mandatory Reporting: Survey of Sustainability Reporting 2024 en PwC, In search of sustainabile value: The CSRD Journey begins.↩︎

  31. Zie Het MVO-steunpunt | RVO.nl en Home | MVO Risico Checker.↩︎

  32. Home | Worldwide Governance Indicators↩︎

  33. https://www.oecd.org/en/topics/product-market-regulation.html↩︎

  34. Kamerstuk 29 362, nr. 224↩︎

  35. Kamerstuk 22 112, nr. 4012↩︎

  36. Kamerstuk 36 712, nr. 7↩︎

  37. Documenten en publicaties | RVO.nl↩︎

  38. Kamerstuk 35 393, nr. 26↩︎

  39. https://www.rvo.nl/onderwerpen/overzicht-combitracks↩︎

  40. Kamerstuk 29 826, nr. 277↩︎

  41. Monitor Creatieve Industrie 2023 – Media Campus NL↩︎

  42. Satellietrekening cultuur en media | CBS, zie bijlage 1 voor de verantwoording van de afbakening.↩︎

  43. eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020DC0474.↩︎

  44. Kamerstukken II 2024/25, 21 501-02, nr. 3221↩︎

  45. Kamerstukken II 2024/25, 21 501-02, nr. 3221↩︎

  46. Zie https://eur-lex.europa.eu/eli/reg_impl/2025/1564/oj/eng en Implementing regulation – EU – 2025/1727 – EN – EUR-Lex.↩︎

  47. Kamerstuk 31 985, nr. 85↩︎

  48. Kamerstuk 31 985, nr. 101↩︎

  49. Kamerstuk 31 985, nr. 106↩︎

  50. Kamerstuk 22 112, nr. 408↩︎

  51. Kamerstuk 21 501-30, nr.  621, bijlage «Tien suggesties van belemmeringen en onderwerpen voor de horizontale interne-marktstrategie»↩︎

  52. Kamerstuk 22 054, nr. 395↩︎

  53. blg-1133548.pdf; Non-paper for improved EU coordination on export controls | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  54. Kamerstuk 34 952, nr. 32↩︎

  55. Bijlage bij de Geannoteerde Agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken – Handel van 13–14 oktober 2025, Kamerstuk 21 501-02, nr. 3249↩︎

  56. Kamerstuk 32 852, nr. 291↩︎

  57. Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 2062↩︎

  58. Monitor exportkredietverzekeringen↩︎

  59. jaaroverzicht van ADSB↩︎

  60. Kamerstuk 36 045, nr. 169↩︎

  61. Kamerstuk 26 485, nr. 452↩︎

  62. Kamerstuk 26 485, nr. 452↩︎

  63. Kamerstuk 26 485, nr. 430 en Stcrt. 2024, nr. 25516↩︎

  64. www.mvorisicochecker.nl↩︎

  65. Stcrt. 2025, nr. 31460↩︎

  66. Zoals gedefinieerd in de EU Critical Raw Materials Act. https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials/critical-raw-materials-act_en↩︎

  67. Zoals gedefinieerd in de Renewable Energy Directive III. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:L_202302413↩︎

  68. Zoals gecommuniceerd in de afbakening van verzekeringsactiviteiten door ADSB: atradiusdutchstatebusiness.nl/dam/jcr:7fe6ce44-6e2c-42a5-bb7c-86adc7e3d03d/Afbakening+van+de+verzekeringsactiviteiten-1.pdf↩︎