Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties)
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 11 september 2025 overleg gevoerd met mevrouw Pouw-Verweij, staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, over Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties).
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Esmeijer
Voorzitter: Bevers
Griffier: Heller
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Becker, Bevers, Bruyning, El Abassi, Krul, Van der Werf en Westerveld,
en mevrouw Pouw-Verweij, staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.
Aanvang 15.32 uur.
Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties)
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 juni 2021 inzake verkenning wettelijk verbod maagdenvlieshersteloperaties (32175, nr. 71);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 december 2021 inzake reactie op verzoek commissie over de petitie van UN Women Nederland "Stop Geweld tegen Vrouwen" (28345, nr. 254);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december 2021 inzake zevende voortgangsrapportage programma Geweld hoort nergens thuis (28345, nr. 255);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 juni 2022 inzake beleidsreactie op het onderzoeksrapport Bouwen aan bescherming (34843, nr. 59);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 september 2022 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (28345, nr. 259);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 december 2022 inzake reactie op manifest jongerendakloosheid (29325, nr. 150);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 februari 2023 inzake beleidsreactie rapport Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen 2017-2021 (31015, nr. 271);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 maart 2023 inzake onderzoeksrapport Laagdrempelige hulp voor slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties (28345, nr. 261);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 april 2023 inzake beleidsreactie onderzoeksrapporten Centrum Seksueel Geweld (34843, nr. 72);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 juli 2023 inzake aanpak sociale basis inclusief Mantelzorgagenda 2023-2026 (30169, nr. 75);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 september 2023 inzake opbrengst actieagenda schadelijke praktijken en vervolginzet alsmede een beleidsreactie naar aanleiding van de resolutie omtrent huwelijkse gevangenschap (28345, nr. 268);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 september 2023 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (28345, nr. 269);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 oktober 2023 inzake SER-adviesaanvraag over werk en mantelzorg (30169, nr. 76);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 december 2023 inzake voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid 2023 (29538, nr. 355);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 december 2023 inzake voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Dakloosheid en Beschermd Wonen (29325, nr. 156);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 december 2023 inzake reactie op verzoek commissie over gezinnen in de noodopvang (29325, nr. 158);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 april 2024 inzake uitstel toezending plan van aanpak femicide (28345, nr. 277);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juni 2024 inzake voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Dakloosheid en ontwikkelingen beschermd wonen (29325, nr. 159);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juni 2024 inzake plan van aanpak Stop femicide! (28345, nr. 278);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 juni 2024 inzake reactie op verzoek commissie over onmenselijke behandeling daklozen (29325, nr. 168);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni 2024 inzake reactie op de motie van het lid Bruyning c.s. over het opstellen van een integraal en preventief beleid gericht op het voorkomen van jongerendakloosheid (Kamerstuk 29325-166) (29325, nr. 169);
- de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni 2024 inzake beleidsreactie Monitor seksueel geweld tegen kinderen 2018-2022 (31015, nr. 275);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 28 november 2024 inzake regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen (29515, nr. 494);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 20 december 2024 inzake verzamelbrief geweld in afhankelijkheidsrelaties (28345, nr. 282);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 19 december 2024 inzake beleidsreactie op het rapport Digitale dimensie van geweld tegen vrouwen. Opvolging Algemene Aanbeveling nr. 1 GREVIO (28345, nr. 281);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 13 januari 2025 inzake beleidsreactie adviesrapport Toekomstbestendige hulpverlening na seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (34843, nr. 117);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de petitie van Alzheimer Nederland en Sociaal Werk Nederland "Vaste stek gezocht voor samenredzaamheid" (31765, nr. 903);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari 2025 inzake voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid 2024 (29538, nr. 367);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari 2025 inzake aanvulling op brief ambities Wet maatschappelijke ondersteuning (29538, nr. 366);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 1 april 2025 inzake toelichting op verkenning naar 24/7-meldpunt femicide en het verbeteren van de bereikbaarheid van Veilig Thuis en reactie op initiatiefnota-Mutluer (36658, nr. 3);
- de brief van de staatssecretaris Rechtsbescherming d.d. 10 juli 2025 inzake voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak Stop femicide! (28345, nr. 285);
- de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 3 juli 2025 inzake voortgang actieplan Passende langdurige zorg voor dakloze mensen (29325, nr. 191).
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is het commissiedebat Maatschappelijk domein (inclusief huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties). Hartelijk welkom aan het publiek op de publieke tribune en aan de mensen die thuis meekijken. Hartelijk welkom aan de staatssecretaris en haar ondersteuning. Van de zijde van de Kamer zijn aanwezig mevrouw Van der Werf, D66, mevrouw Westerveld, GroenLinks-PvdA, mevrouw Bruyning, NSC, mevrouw Becker, VVD, en de heer Krul, CDA.
Ik ga eerst even beginnen met de dienstmededelingen. Allereerst: er is een hoofdelijke stemming rond 17.45 uur. Wij zullen proberen dat zo nauwkeurig mogelijk in de gaten te houden. Dat betekent dat ik de vergadering daarvoor zal schorsen. Dat betekent ook dat het wat lastiger wordt om de volledige tijd te benutten. We hebben een eindtijd van 19.30 uur. Ik vraag u ook om daar rekening mee te houden.
Dan de interrupties. Ik stel vier interrupties voor, mits u die wel redelijk kort en bondig doet, zonder hele inleiding of herhaling van uw betoog. Een interruptie eindigt altijd met een vraagteken, zeg ik erbij. Mocht dat niet lukken, dan betekent dat gewoon dat we minder interrupties hebben in de termijn van de staatssecretaris. Dat zou ik ook niet willen. Mijn oproep is dus om daarbij enige zelfdiscipline te betrachten.
Tot zover de huishoudelijke mededelingen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Werf voor haar bijdrage. U heeft vier minuten spreektijd, net als alle andere leden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zomer sprak boekdelen over huiselijk geweld en femicide in Nederland. Een jonge vrouw uit Almere die door haar partner om het leven werd gebracht. Een man die zijn ex neersteekt omdat hij "gewoon zijn kinderen wil zien". Een vrouw uit Gouda die wordt vermoord voor de ogen van haar kinderen, terwijl ze al aangifte had gedaan en was gevlucht naar een blijf-van-mijn-lijfhuis.
Zij zijn niet alleen. De cijfers zijn schrikbarend: 1,3 miljoen Nederlanders zijn slachtoffer van huiselijk geweld, er zijn 200.000 slachtoffers van intieme terreur en 120.000 kinderen worden slachtoffer van kindermishandeling. Maar de prioriteit om dit aan te pakken, om hen te beschermen, blijft achter.
Voorzitter. We moeten af van een aantal verkeerde aannames als we het hebben over huiselijk geweld. Het speelt namelijk niet alleen bij mensen die het sociaal-economisch wat minder hebben. Niet bij elke vechtscheiding hebben er daadwerkelijk twee schuld. Het gaat niet alleen om blauwe plekken of fysiek geweld. Het stopt zeker niet als een vrouw een relatie verbreekt. Sterker nog, dan belanden ze vaak in de meest gevaarlijke fase. Herkent de staatssecretaris deze signalen?
Door handelingsverlegenheid of gebrek aan kennis en mogelijkheden worden signalen niet altijd goed opgepakt. Door slechte informatie-uitwisseling en versnippering komen die signalen ook niet samen. Geweld wordt nauwelijks meegewogen bij beslissingen rondom omgang en gezag in de rechtbank, waardoor slachtoffers van geweld en hun familie nog langer in onveiligheid blijven zitten.
Kan de staatssecretaris aangeven welke maatregelen zij op korte termijn gaat nemen om dit soort knelpunten weg te nemen? Hoe staat het met de uitvoering van onze motie om te verkennen of Clare's Law ook in Nederland ingevoerd kan worden? Wordt er inmiddels gewerkt aan één systeem waarin meldingen van huiselijk geweld inzichtelijk worden voor alle partners, zodat er niet steeds nieuwe aangiften nodig zijn en een nieuwe hulpverlener moet worden gezocht om het verhaal opnieuw te vertellen? Hoe staat het met de invoering van de 24/7 chatlijn voor slachtoffers van intieme terreur en met de wet strafbaarstelling psychisch geweld? Kan dat proces echt niet sneller?
Voorzitter. Vandaag dien ik namens D66 een initiatiefnota in om geweld achter de voordeur te stoppen. Ik overhandig deze straks graag aan de staatssecretaris. Gelukkig worden sommige problemen van links tot rechts gedragen. Ik ben dan ook blij dat GroenLinks-PvdA, VVD en NSC deze nota mede ondertekenen. De politieke steun vanuit de Kamer is er. Ik verwacht eerlijk gezegd ook dat die er blijft.
Laten we doorpakken door een wettelijke meldplicht in te voeren voor hulpverleners, leraren en artsen door in te zetten op brede scholing over huiselijk geweld, van de baliemedewerker bij de politie tot en met de familierechter, door een Nederlandse versie van Clare's Law in te voeren, door de veiligheid van het slachtoffer voorop te zetten in zaken rondom omgang en gezag en bij scheidingen altijd te screenen op huiselijk geweld. Kan de staatssecretaris op deze voorstellen reageren?
Slachtoffers van geweld moeten op ons kunnen rekenen. Ik hoop dat we hier zo snel mogelijk concrete stappen in kunnen zetten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik de bode vragen om de notitie in ontvangst te nemen en aan de staatssecretaris aan te bieden. Daarbij is er natuurlijk een moment voor een foto. Ik merk erbij op dat het kabinet middels deze staatssecretaris uiteindelijk ook een schriftelijke reactie zal geven op uw notitie, maar dat zij ongetwijfeld straks een eerste reactie gaat geven. Dank u wel daarvoor.
Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Als we Nederland zouden uittekenen in een organogram, dan denk ik dat we allemaal hoofdpijn zouden krijgen. Want op papier zijn heel veel rechten en plichten heel goed geregeld in wetgeving, maar de praktijk is dat die vele stelsels, instanties, organisaties, allerlei uitvoeringsinstanties en akkoorden ertoe leiden dat steeds meer mensen niet meer goed de weg weten te vinden. Dat heeft grote gevolgen voor grondrechten, voor bestaanszekerheid, maar ook voor veiligheid.
Neem femicide. Ik denk dat dat onderwerp vandaag nog meer wordt besproken. Eens in de acht dagen wordt een vrouw vermoord, vaak door een partner of iemand uit de naaste omgeving. Ruim 40% van de vrouwen heeft fysiek of seksueel geweld meegemaakt. Ik kan zo nog wel even doorgaan met een lijstje zorgwekkende cijfers waaruit blijkt hoe erg het is. Dit is ook al jarenlang bekend. Jarenlang weten wij hier, maar ook alle vrouwen in deze samenleving, wat het is om je onveilig te voelen en welke enorme gevolgen dat heeft. Maar al jarenlang zien we ook dat er veel te weinig gebeurt.
Ik ben ook heel blij dat, naast mevrouw Van der Werf, ook mijn collega Songül Mutluer hier heel alert op is. Zij heeft een tijdje geleden een initiatiefnota geschreven, specifiek over femicide. Dat is ook de reden dat ik hier vandaag niet heel veel vragen ga stellen aan de staatssecretaris. Dit wordt namelijk op 22 september uitgebreid besproken. Maar ik hoop wel dat haar plannen natuurlijk op brede steun kunnen rekenen, want volgens mij zien we allemaal dat de nood enorm is.
Voorzitter. Neem bijvoorbeeld ook het Thuiszitterspact. In 2016 is afgesproken dat er in 2020 geen enkel kind thuis zou zitten zonder onderwijs. Inmiddels zijn we in 2025 en blijkt uit cijfers van Balans dat minstens 70.000 kinderen thuis zitten zonder onderwijs en dat er ook enorme problemen zijn met het leerlingenvervoer. Maar als we het ministerie van OCW daarop aanspreken, wordt er verwezen naar gemeenten.
Ik geef deze voorbeelden omdat vaak niet duidelijk is waar de eindverantwoordelijkheid ligt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de jeugdzorg. Een op de zeven kinderen maakt daar inmiddels gebruik van. Dat vinden we allemaal onwenselijk en iedereen wil er wat aan doen. Kinderen bewegen ook steeds minder. Naar schatting krijgen 120.000 kinderen te maken met een vorm van kindermishandeling. Maar ook daarbij geldt: als we het kabinet aanspreken, wordt verwezen naar gemeenten, die doorwijzen naar instellingen. Heel vaak is die eindverantwoordelijkheid dus onduidelijk.
Of denk aan dakloosheid. Met veel bombarie werd het Nationaal Actieplan Dakloosheid gepresenteerd, met het doel dat dakloosheid in 2030 verleden tijd is. Maar het aantal dakloze mensen stijgt alleen maar. Gisteren luidde de Amsterdamse Kinderombudsman de noodklok over het groeiende aantal dakloze gezinnen. Die zijn ook de dupe van een versnipperd systeem. Dus graag een reactie van deze staatssecretaris.
Er zijn namelijk ontzettend veel goede bewezen initiatieven om jongerendakloosheid te voorkomen, zoals Het Bouwdepot, waarbij jongeren financieel worden ontlast zodat ze een opleiding kunnen volgen of een bedrijf kunnen starten. Dat wordt ook erkend door deze staatssecretaris. Maar toch is dit maar in een beperkt aantal gemeenten mogelijk, door regelgeving vanuit dezelfde overheid. Vanuit het ministerie van SZW wordt gezegd: ja, het kan wel, maar het moet wel passen binnen de kaders van de Participatiewet. We hebben dus landelijk beleid dat ander landelijk en lokaal beleid in de weg zit. Wie zijn dan de dupe? Dat zijn mensen in een kwetsbare positie. Dus graag een reactie van de staatssecretaris. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat dit soort bewezen goede initiatieven ook echt doorgezet en uitgebreid kunnen worden?
Even doorgaand op dit punt: ik heb een tijd geleden een motie ingediend. Daardoor is het actieplan Passende zorg voor dakloze mensen met een Wlz-indicatie dit jaar tot stand gekomen. Inmiddels lees ik dat negen zorgkantoorregio's zich hebben aangemeld als pilotregio. Dat is hartstikke mooi, maar als ik dan lees wat ze gaan doen, zijn dat toch heel veel handreikingen, samenwerkingsafspraken en "aan de slag gaan met geleerde lessen". Mijn vraag aan deze staatssecretaris is waar het ministerie blijft dat over wonen gaat. We hebben namelijk ook woningen nodig. Graag een reactie van de staatssecretaris, want dit is echt een zwakke plek in het plan.
Voorzitter, ik rond bijna af. Het thema wonen voor mensen met een beperking is ook een heel groot probleem. Ik heb een tijd geleden een punt gemaakt over bijvoorbeeld de Fokuswoningen. Er komt een onderzoek. Ik ben heel benieuwd wanneer dat onderzoek er komt, maar ook of in dat onderzoek breder wordt gekeken naar hoe het zit met het hogere management, bijvoorbeeld. Ik hoor namelijk van een aantal cliënten dat er wel veel wordt gevraagd over de zorg die ze krijgen van de ADL'ers. Dat zijn de mensen die hulp geven. Daar gaat het echter juist heel goed mee. Graag hierop een reactie van de staatssecretaris.
Ik wilde nog een prachtig einde maken, maar volgens mij zit ik aan mijn tijd. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dat klopt, inderdaad. Dank u wel voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Bruyning van NSC.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Iedere acht dagen wordt er in ons land een vrouw vermoord: femicide. De afgelopen tijd zijn het trouwens geen acht dagen meer. Elke keer gaat er weer een leven verloren, vaak na een lange geschiedenis van gemiste signalen. Dat is onacceptabel. Het is een stille pandemie, die we niet langer kunnen bagatelliseren. Femicide vraagt om een harde, integrale aanpak van preventie tot bescherming tot vervolging.
Mijn fractie, Nieuw Sociaal Contract, heeft via een motie verzocht om te onderzoeken of het nummer 116 effectief kan worden ingezet als nationale hulplijn voor slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Juist in die eerste momenten van paniek en gevaar is directe hulp namelijk cruciaal. Kan de staatssecretaris vandaag helder aangeven hoe het staat met de uitvoering van deze motie? Slachtoffers hebben geen tijd om te wachten.
Daarnaast blijft het aanstellen van een nationaal coördinator huiselijk geweld en femicide voor ons een topprioriteit. Er liggen moties en rapporten, maar we zien nog te weinig beweging. Welke prioriteiten stelt de staatssecretaris de komende maanden? Hoe waarborgt de staatssecretaris dat er nu daadwerkelijk regie komt? Zonder centrale sturing blijft de aanpak versnipperd. Dat kunnen wij ons bij deze problematiek niet veroorloven.
Voor femicide is een grotere aanpak nodig dan slechts het opvangen van signalen. Het gaat ook om opvang en het bieden van veiligheid. Kan de staatssecretaris meer toelichten over de huidige stand van zaken van veilige opvangplekken voor vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld en intieme terreur? Vindt de staatssecretaris dat dit genoeg plekken zijn of zijn er meer nodig? Hoe gaat de staatsecretaris dit dan regelen?
Voorzitter. Ik wil ook stilstaan bij de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Die is verplicht, maar de opvolging blijkt toch niet adequaat te zijn, terwijl slachtoffers de regie en het vertrouwen in instanties verliezen. Het Verwey-Jonker Instituut wees hier al op. Internationale afspraken, zoals het Verdrag van Istanbul, verplichten ons om slachtoffers er actief bij te betrekken en samen te werken met gespecialiseerde hulporganisaties. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij de meldcode herziet, zodat samenwerking met slachtofferorganisaties bij structureel geweld altijd verplicht wordt?
Ik ben trots en dankbaar dat we vandaag samen met mijn collega's van D66, GroenLinks-Partij van de Arbeid en de VVD, een initiatiefnota tegen femicide hebben kunnen presenteren. Wij presenteren samen belangrijke stappen en doelen om Nederland veiliger te maken voor onze vrouwen. Ik hoop dan ook dat deze nota gaat leiden tot concrete veranderingen en verbeteringen.
Dan kom ik op het punt van de dakloosheid. De situatie is nijpend. De winter staat voor de deur. De cijfers lopen uiteen, omdat we nog steeds geen betrouwbare landelijke telling hebben. Dat alleen al is pijnlijk. We weten niet eens hoeveel mensen er op straat leven, terwijl de crisis elke dag zichtbaar is in onze steden. Gelet op de komende winter wil ik graag vragen aan de staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen dat de criteria voor de winteropvang worden verruimd. Hoe gaat zij erop aandringen bij gemeenten en de VNG dat iedere dak- en thuisloze in iedere gemeente dezelfde mogelijkheden voor een gepaste opvang heeft?
De ETHOS Light-methode kan overigens het probleem van de telling oplossen. Deze methode wordt in vrijwel alle Europese landen al gebruikt en levert daar bruikbare resultaten op. Toch blijft Nederland hangen in een langdurige pilotfase. Een pilot houden terwijl kinderen in de kou slapen en gezinnen in de opvang worden geplaatst, is niet uit te leggen. Het is alsof we eerst willen onderzoeken of het water nat is, terwijl er mensen verdrinken. Het is dus zinloos om te blijven testen, terwijl gezinnen op straat belanden. Ik roep de staatssecretaris op om de pilotfase te beëindigen en ETHOS Light de standaard te maken. Alleen met betrouwbare cijfers kunnen we gericht beleid voeren, opvangcapaciteit plannen en gemeenten ondersteunen. Laten we prioriteit geven aan de meest kwetsbare groep: gezinnen met minderjarige kinderen. Het kan namelijk niet zo zijn dat kinderen opgroeien zonder een dak boven hun hoofd, terwijl wij in dit huis blijven praten over definities en pilots.
Voorzitter, tot slot. Het gaat hier niet om losse thema's, maar om het weefsel van onze samenleving. Het gaat om vrouwen die veilig moeten zijn in hun huis, om kinderen die beschermd moeten worden tegen mishandeling en om gezinnen die niet op straat mogen belanden. NSC kiest hier voor regie, voor bescherming en voor menselijke waardigheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vorige sprekers hebben het ook al gezegd: we zijn deze zomer opgeschrikt door vreselijke gebeurtenissen, waar vrouwen op straat, maar te vaak ook achter hun eigen voordeur, niet veilig bleken te zijn. Ik ga genoemde cijfers niet herhalen, maar misschien wel nog wat toevoegen. Het is namelijk ook zo dat een op de acht vrouwen slachtoffer is van verkrachting, dat meer dan de helft van de vrouwen seksueel geweld of ongewenste aanrakingen ervaart, dat bijna 1,3 miljoen Nederlanders slachtoffer zijn van huiselijk geweld en dat ook 120.000 kinderen hiermee te maken krijgen, en dat bij 185.000 personen het geweld structureel is. Het gaat hier allemaal om verwoeste levens. En dat moet ons niet alleen boos en bezorgd maken, maar het moet ons aanzetten tot actie. Dat zijn we gelukkig al een aantal jaar aan het doen. Vandaag hebben we daar met vier partijen ook weer een mooie initiatiefnota aan toe kunnen voegen.
Ik ben heel dankbaar dat de staatssecretaris hier vandaag is om het debat met ons aan te gaan, want ga er maar aan staan om al deze problematiek op je bord te krijgen. Ik wil onszelf als Kamer vandaag ook een spiegel voorhouden. Wij hebben vandaag een debat met meer dan 30 geagendeerde brieven uit een periode vanaf 2021 tot nu. Dat betekent dat sommige brieven vier jaar lang bij ons hebben gelegen zonder dat we ze hier in huis met een staatssecretaris besproken hebben. Dat moeten we beter doen, want deze onderwerpen verdienen ook onze voortdurende aandacht. Maar het goede nieuws is dat we stappen zetten. De nieuwe Wet seksuele misdrijven is aangenomen, die seksueel contact zonder wederzijdse instemming strafbaar stelt en seksuele straatintimidatie vervolgbaar maakt. We hebben de eerste veroordelingen door deze wet gezien. Ook is er een Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld aangesteld, die goed werk doet, en ligt er na werk van deze Kamer een actieplan femicide.
Voorzitter. Er ontbreken echter nog essentiële elementen, niet zozeer op papier als wel in de uitvoering. Denk hierbij aan een meldpunt voor rode vlaggen en snellere strafbaarstelling van psychisch geweld. Ik lees in de stukken dat we tot de tweede helft van 2026 moeten wachten tot wetgeving überhaupt in consultatie gaat. Waarom moet dat zo lang duren? Waar blijft de meldplicht voor zorg en onderwijs, zodat signalen niet achterblijven in de spreekkamer of in het klaslokaal? Hoe gaat Nederland voldoen aan de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, die ons verplicht tot het inrichten van een "24/7 rapecentre"? Hoe gaan we zorgen voor een aanpak met één casusregisseur in het geval van huiselijk geweld of kindermishandeling?
Voorzitter. Ik sprak een expert op het terrein van huiselijk geweld. Die expert noemde een voorbeeld van een kind dat via de jeugdzorg gediagnosticeerd werd met ADHD. Achteraf bleek dat het drukke gedrag van het kind veroorzaakt werd door de geweldsproblematiek van de vader, die al jarenlang de moeder terroriseerde en dus niet door ADHD. Maar instanties praten te weinig met elkaar. Is de staatssecretaris bereid met Filomena te spreken, waar instanties minder langs elkaar heen praten en meer samenwerken? Kunnen we die aanpak uitrollen door heel Nederland? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het kennisniveau van hulpverleners bij Veilig Thuis over de rode vlaggen van bepaalde vormen van geweld, zoals femicide en eergerelateerd geweld? Veel modules die hierover gaan lijken nu vrijwillig te zijn voor medewerkers van Veilig Thuis. Kunnen deze verplicht worden gesteld? Hoe gaat het met de wachtlijsten en doorlooptijden? Starten de pilots met het vroegtijdiger inzetten van een tijdelijk huisverbod inderdaad binnenkort en, zo ja, hoe? Wanneer worden de uitkomsten verwacht van het onderzoek naar het eerder kunnen verplichten van een hulpverleningstraject voor potentiële daders? We willen namelijk de daders achter slot en grendel, niet de onschuldige vrouwen die jarenlang in een blijf-van-mijn-lijfhuis zitten.
Voorzitter, tot slot. Het lastige is dat op de helft van mijn vragen de staatssecretaris moet antwoorden dat zij dit met een collega moet gaan bespreken. Dat respecteer ik, maar de VVD ziet ook dat dit onderwerp daardoor versnipperd is en heel traag gaat. Daarom zouden wij een nationaal coördinator vrouwenveiligheid willen voorstellen, die de invalshoek van VWS, van Justitie en van OCW aan tafel heeft. Het gaat dan om een nationaal coördinator die meters kan maken, ook als een kabinet demissionair is of als er verkiezingen zijn. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan is het woord aan de heer Krul namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Becker: er staan ongelofelijk veel brieven op deze agenda. Dat is enerzijds een spiegel voor de Kamer zelf, namelijk dat we dit onderwerp veel vaker moeten behandelen. Tegelijkertijd is de realiteit dat het dus onmogelijk zal zijn om recht te doen aan tal van belangrijke onderwerpen die vandaag óók op de agenda staan. Ook ik zal me beperken tot slechts enkele van deze onderwerpen. Ook ik zal me in ieder geval richten op de actualiteit, want dat is ook broodnodig. Ik heb het dan natuurlijk over femicide.
Voorzitter. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen, zowel op straat als in de privéomgeving. De hoeveelheid recente gebeurtenissen rondom geweld richting vrouwen en vrouwenmoord laat zien dat dit verre van het geval is. Er is een wereld te winnen in de aanpak, signalering en informatiedeling rondom geweld tegen vrouwen. Die aanpak is namelijk versnipperd. Wat ons betreft moeten er drie dingen centraal staan: vroegsignalering, bescherming van slachtoffers en een structurele borging van de aanpak. Rode vlaggen, zoals stalking of dwingende controle, worden nog steeds niet goed herkend. Informatie hierover kan nog steeds niet goed worden gedeeld tussen de hulporganisaties. We hebben vandaag in het nieuws kunnen lezen dat de politie meer onderzoek gaat doen naar zogenaamde niet-fatale wurgingen. Dat is mooi nieuws. Kan de staatssecretaris ook vertellen of er maatregelen worden genomen als het gaat om de informatiedeling, bijvoorbeeld rondom de registratie van niet-fatale wurgingen? Dan gaat het dus om informatiedeling tussen de politie, artsen, Veilig Thuis en de vrouwenopvang. Kunnen we dat ergens borgen?
Wanneer een vrouw te maken krijgt met huiselijk geweld, met stalking of met niet-fatale wurgingen, zien we dat de vrouw in veiligheid wordt gebracht. Ze gaat dan bijvoorbeeld naar een noodopvang of moet een ander veilig onderkomen zoeken. Er worden maatregelen genomen om de veiligheid te waarborgen. Maar dat gaat tegelijkertijd voorbij aan het feit dat de dader, de man die vaak het huiselijk geweld pleegt, thuisblijft. Hij krijgt hooguit soms een contactverbod. Zou de focus volgens de staatssecretaris niet veel meer moeten liggen op maatregelen die gericht zijn op de dader, in plaats van op het slachtoffer? Ik vond het mooi hoe de VVD dat net zei: niet het slachtoffer, maar de dader achter slot en grendel.
Voorzitter. In 2019 kwam de Nationale ombudsman met het onderzoek Vrouwen in de knel, waarin allerlei knelpunten in de vrouwenopvang naar voren kwamen. Pas in 2024 kwam de VNG met de richtlijn Vrouwen uit de knel. Dat is een richtlijn voor gemeentes als het gaat om het inregelen van vrouwenopvang. Helaas zien we een ongelofelijk versnipperd beeld in de uitvoering hiervan. De ene gemeente gaat er heel voortvarend mee aan de slag, maar de andere doet dat niet. Kan de staatssecretaris daar meer regie op nemen?
Voorzitter. Ik heb nog twee andere onderwerpen die ik toch wil bespreken. Het eerste onderwerp is ouderenmishandeling, want ook dit was weer in het nieuws. Het meest recente prevalentieonderzoek — het onderzoek komt uit 2018; dat is redelijk oud — schat in dat een op de twintig ouderen slachtoffer is geworden van ouderenmishandeling. Dat zijn op zichzelf al schrikbarende cijfers. Bij Veilig Thuis zien we tevens dat er steeds minder meldingen binnenkomen. Je zou kunnen denken dat dat goed nieuws is, maar dat is het waarschijnlijk niet. Meldingen rondom ouderenmishandeling hangen namelijk samen met een taboe. Dit taboe draait om schaamte, de afhankelijkheid van de pleger en onvoldoende herkenning door ouderen zelf, professionals en vrijwilligers. De staatssecretaris kwam met de informatiebox Financieel veilig ouder worden, die gratis fysiek en online beschikbaar is. Maar dat is toch zo'n klein beginnetje. VWS en JenV hebben in 2023 de campagne Ik vermoed huiselijk geweld vertoond. Deze campagne werd in 2024 herhaald. Is bekend wat het effect was van deze campagne, of wat we anders moeten doen? Is het voldoende bekend bij slachtoffers dat je voor advies en meldingen ook terecht kunt bij Veilig Thuis? Is ouderenmishandeling een onderwerp van cliëntbesprekingen, bijvoorbeeld in de wijkverpleging? Is er voldoende scholing beschikbaar om het te herkennen, bijvoorbeeld voor vrijwilligers die actief zijn in de ouderenzorg? Is er überhaupt aandacht voor ouderenmishandeling bij overleg tussen politie, artsen, Veilig Thuis en andere opvanglocaties?
Tot slot wil ik het hebben over postadressen. Je hebt een briefadres nodig voor een ziektekostenverzekering, bijstand of om te kunnen stemmen in Nederland. Sinds 1 januari 2022 zijn gemeentes wettelijk verplicht om mensen zonder woonadres een briefadres te verstrekken. Wij horen dat de praktijk heel weerbarstig is, omdat gemeenten extra eisen stellen. Is de staatssecretaris bekend met dit probleem? Wat mag er nou wel, en wat mag er nou niet? En zou zij hierover het gesprek met gemeenten aan willen gaan? Vier grote steden hebben inmiddels aan de bel getrokken: Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Er heerst een dringend tekort aan opvangplekken voor dakloze gezinnen. In 2024 zaten 2.000 gezinnen in de knel. Dat is het dubbele van het aantal opvangplekken dat beschikbaar is. Dit leidt tot schrijnende situaties voor moeders met kinderen. De opvang die bestaat, met intensieve begeleiding en controle, is niet bedoeld voor gezinnen die om economische redenen dakloos raken. Kinderen horen niet op straat, of van bank naar bank te moeten. Ik denk dat de staatssecretaris dat uitgangspunt met me deelt. Ik verzoek de staatssecretaris in gesprek te gaan vanuit het perspectief wat er wél georganiseerd kan worden, met name bij deze plekken waar het enorm knelt. Geen thuis hebben, raakt kwetsbaren in de samenleving het meest.
Ik had er nog honderd-en-een andere onderwerpen bij kunnen betrekken, maar hier laat ik het even bij in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Krul. Dan is het woord aan de heer El Abassi namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik zou graag willen beginnen met femicide. In de afgelopen tien jaar zijn in Nederland 412 vrouwen omgebracht. In bijna driekwart van de gevallen kwam dit door een ex-partner, een partner of door familie. Dit is geen serie incidenten, dit is een patroon. Het recente overlijden van de 17-jarige Lisa na een brute aanval en de moorden in Schiedam en Gouda, laten opnieuw zien hoe dichtbij dit geweld is. Deze voorvallen komen vaak met rode vlaggen, die eerder in beeld hadden kunnen zijn. Het kabinet zet stappen met Stop femicide!, betere risicotaxatie en het 24/7-expertiseplatform bij Veilig Thuis. Dat is goed. Maar snelheid en meetbare impact zijn nu cruciaal. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij voor het einde van dit jaar harde mijlpalen en indicatoren kan publiceren voor dat 24/7-expertiseplatform. En kan zij toezeggen dat deze cijfers, inclusief de opvolging richting politie, het OM en hulpverlening, elk kwartaal openbaar worden?
Voorzitter. Dan heb ik nog een stukje over kindermisbruik. Wie de uitspraken over de verkrachting van een baby in Ommen of het dossier van het Vlaardingse pleegmeisje leest, wordt stil. In Ommen oordeelde het Hof recent over poging tot doodslag en seksueel misbruik. In Vlaardingen concludeerden inspecties dat samenwerking en informatie-uitwisseling ernstig tekortschoten. Dat is precies waar systemen voor bedoeld zijn, namelijk voor het voorkomen, delen en handelen. We hebben landelijk veel voordeuren, zoals CSG, Veilig Thuis, Slachtofferhulp, Helpwanted en gemeentelijke loketten, maar je wil niet verdwalen als je hulp zoekt. Er wordt met het traject Goed georganiseerd landschap en met de doorontwikkeling van Slachtofferwijzer al gewerkt aan een eenvoudige toegang tot de voordeuren. Toch ervaren ouders, jongeren en professionals nog te vaak drempels en wachttijden. Wanneer legt de staatssecretaris een herkenbare landelijke digitale en telefonische voordeur vast voor kindermisbruik? Ik heb het dan over een landelijke voordeur met servicelevels inclusief afspraken, voor casusregie en voor gegevensindeling tussen jeugdbescherming, gemeenten, ggz en de politie. Kan de staatssecretaris hier een datum voor geven en ook nog toelichten hoe zij dit gaat monitoren en afdwingbaar wil maken?
Voorzitter, tot slot. Ik wil het hebben over onze mantelzorgers. Onze samenleving leunt op ruim 5 miljoen mantelzorgers. Ze combineren zorg, werk en gezin vaak tot het niet meer gaat. Er loopt een mantelzorgagenda, gemeenten hebben voor mantelzorgers een opdracht onder de Wmo en samen met SZW wordt het verlofstelsel vereenvoudigd. Maar in de praktijk horen we nog te veel verhalen over onbekendheid met rechten en te weinig respijtzorg of coördinatie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of ze samen met SZW en VNG wil toezeggen dat per 1 januari 2026 elke gemeente een laagdrempelig loket voor mantelzorginformatie en ondersteuning heeft. Wil ze toezeggen dat respijtzorg ook daadwerkelijk beschikbaar en vindbaar wordt gemaakt? En, ten derde, wil ze jaarlijks landelijk monitoren hoeveel werknemers gebruikmaken van mantelzorg en welke groepen achterblijven? Graag hoor ik ook hoe zij de bekendheid van regelingen meet en verhoogt.
Voorzitter. Daar zou ik mijn bijdrage bij willen laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik denk dat dit debat aantoont dat de Kamer vrij eensgezind is als het gaat om het willen oplossen van al deze problemen. Je zou bijna denken dat het bijna helemaal geen politiek onderwerp is; dat doet me deugd. We zeggen eigenlijk allemaal dat we dit willen oplossen. Er is een aspect van vrouwenonveiligheid in Nederland waar ik toch een klein debatje over wil aangaan met de heer El Abassi. Dat aspect betreft eergerelateerd geweld. We hebben in Nederland zo'n 670 meldingen per jaar van eergerelateerd geweld. Een voorbeeld daarvan is het schrijnende geval van de 18-jarige Ryan uit Joure, die door haar familie om het leven is gebracht. Haar moord werd voorbereid in een appgroep, omdat zij een te westerse levensstijl zou hebben. Wij doen daar vanuit de Kamer allerlei voorstellen voor, om ook aan die vorm van geweld een einde te maken. Ik heb bijvoorbeeld een initiatiefnota ingediend voor meer zelfbeschikking. Ik dien moties in over eerwraak. DENK vindt het vaak moeilijk om daarover mee te denken en heeft ook tegen die moties en die voorstellen gestemd. Is de heer El Abassi, nu hij alle stukken heeft gelezen en alles ziet wat er gebeurt in de samenleving, inmiddels ook bereid om partner te zijn als het om dít onderwerp gaat? Vindt de heer El Abassi ook dat we er altijd voor moeten zorgen dat we dat niet tolereren in dit land, vanuit welke hoek het geweld ook komt?
De heer El Abassi (DENK):
Het is voor mij best gênant dat ik hier überhaupt antwoord op moet geven. Volgens mij steunen wij altijd moties en amendementen over eergerelateerd geweld. Ik zou de VVD willen vragen om een motie te noemen waarbij we dat niet hebben gedaan. Ik zou voor de rest niet weten hoe ik hier anders op zou moeten reageren dan met het antwoord dat dit een vanzelfsprekendheid is.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb een motie ingediend die het kabinet heeft opgeroepen tot een actieplan voor zelfbeschikking en het einde maken aan eergerelateerd geweld. DENK heeft daartegen gestemd. Maar het is goed nieuws dat de heer El Abassi zegt dat dat dan misschien een vergissing was. Ik denk namelijk dat het ontzettend belangrijk is. We hebben vandaag te kort de tijd, maar er staat bijvoorbeeld ook een brief over maagdenvlieshersteloperaties op de agenda. Er zijn helaas heel veel vrouwen in Nederland onveilig, omdat er vanuit een cultuur wordt gedacht dat ze zich op een bepaalde manier zouden moeten gedragen. Als ze dat niet doen, dan krijgen ze te maken met verschrikkelijke vormen van geweld. We zien daar een toename. Het zou goed zijn als we inderdaad Kamerbreed, van links tot rechts, ook die strijd kunnen voeren. Ik heb ook niet voor niets de vraag aan de staatssecretaris gesteld of we zo'n protocol, waarmee we hulpverleners en politie kunnen opleiden, zodat ze meer kennis over eergerelateerd geweld hebben, niet ook verplicht kunnen stellen bij Veilig Thuis. Het zou mooi zijn als de heer El Abassi dat dan ook wil steunen.
De heer El Abassi (DENK):
Het klinkt bijna raar dat ik me beledigd voel dat deze vraag überhaupt gesteld wordt. Wij zijn tegen elke vorm van geweld; dat zie je terug in ons stemgedrag. Je ziet dat niet altijd terug bij de VVD. We weten dat mevrouw Bente Becker het belangrijk vindt welke achtergrond de daders hebben. Ik vind het dus heel frappant en vreemd dat deze vraag mij gesteld wordt. Ik vraag debatten aan over hele gevaarlijke situaties, zoals die van de baby uit Ommen en het Vlaardingse pleegmeisje. Vervolgens zie ik dat de VVD die debatten gewoon niet steunt, terwijl ze superbelangrijk zijn. Dat vind ik jammer vanuit de VVD. Nogmaals, ik vind het een vreemde vraag. Ik steun moties en amendementen op gebied van eergerelateerd geweld altijd. De VVD doet hier voorkomen alsof wij dat niet doen. Ik vraag hen dan ook om met die moties te komen. We hebben straks een tweede termijn. Dan kan ik in de pauze rustig naar die moties kijken. En dan kan ik uitleggen waarom wij een bepaalde motie niet hebben gesteund. Ik wil daar wel bij zeggen dat wij moties waarbij de VVD een bepaald frame op bepaalde bevolkingsgroepen wil plakken uiteraard niet steunen. Tegelijkertijd zijn wij tegen elke vorm van geweld. Zo stemmen wij ook altijd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de eerste termijn van de Kamer. U heeft veel vragen gesteld aan de staatssecretaris. Dat betekent dat ik 40 minuten ga schorsen, tot 16.45 uur. Want er moeten wel even een aantal vragen beantwoord worden. Ik schors dus tot 16.45 uur. Ik zie dat de heer Krul een opmerking heeft.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, even heel praktisch. U heeft voor het debat gezegd dat er rond 17.45 uur in ieder geval een schorsing zal zijn voor het hoofdelijke stemmen. Kunt u iets meer informatie geven over, los van waar we dan zijn in het debat, hoelang dat zal zijn en of we een harde eindtijd hebben? Want volgens mij is de eindtijd 19.30 uur.
De voorzitter:
Ja, de eindtijd is 19.30 uur. Daar is zowel in de organisatie als door uw voorzitter op gerekend. Ik ga even kijken wat dat betekent en hoeveel tijd we normaal gesproken nodig hebben voor een normale hoofdelijke stemming. Ik ga dat even overleggen met de Griffie. Ik kom daar dan om 16.45 uur even op terug. Ik zie dat mevrouw de staatssecretaris een opmerking heeft.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Wellicht kan ik een handreiking doen. Ik was van plan om te starten met het onderwerp waar de meeste vragen over waren. Dat is in dit geval femicide. Tegelijkertijd zie ik dat we kort in de tijd zitten. Ik hoop natuurlijk dat ik voor de eindtijd alle vragen kan beantwoorden en u mij kunt bevragen en interrumperen waar u wil. Maar ik kan dus ook zeggen dat ik het onderwerp femicide juist iets meer richting het einde van het debat behandel. Mochten we het niet op tijd afgerond krijgen, dan kan ik er tijdens het notaoverleg op 22 september op terugkomen. Ik weet alleen niet of u dan allen aanwezig bent. Maar dit zou vanuit mij een handreiking kunnen zijn.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vind dat laatste geen slecht idee. Ik weet niet hoe de andere collega's daarover denken. Ik zeg in alle eerlijkheid dat dat ook komt omdat ik om 16.45 uur even deze zaal uit moet. Daarna hebben we ook nog die stemming. Ik vrees dus dat het sowieso een beetje rommelig wordt. Maar ik weet niet hoe de andere collega's daarover denken.
De voorzitter:
Zullen we dan een halfuur schorsen? Of nog korter? Laten we schorsen tot 16.45 uur. Ik maak daar de opmerking bij dat ik in ieder geval niet van plan ben om te schorsen voor een dinerpauze. Dat lijkt me, gezien alles wat er loopt, ook logisch. Ik adviseer u dus straks in de loop hiernaartoe of richting de plenaire zaal ergens een croissantje mee te nemen. Houdt u daar in ieder geval even rekening mee. Dan schors ik nu tot 16.45 uur.
De voorzitter:
Ik heropen dit commissiedebat. Ik ga ervan uit dat er nog een aantal leden plaats zullen nemen. Mevrouw Westerveld is in ieder geval onderweg. Vanuit de afdeling dienstmededelingen meld ik dat de hoofdelijke stemming niet voor 18.00 uur is en pas plaats zal vinden na de eerste termijn van de minister-president. Die termijn wordt dus sowieso afgemaakt. Is hij eerder klaar, dan zal er plenair geschorst worden tot 18.00 uur. We weten dan allemaal dat dat zo is, want dat wordt doorgegeven. Anders lopen we het risico dat de stemmingsbel gaat en dat iedereen met gezwinde spoed deze zaal verlaat om naar boven te gaan. Maar we gaan zien hoe dat loopt. We zijn toe aan de eerste termijn, de beantwoording namens het kabinet door de staatssecretaris. Ik geef u het woord, staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil nog heel even een praktisch aspect toelichten. We hadden zojuist even overleg met elkaar. Vanwege de schorsing kan het zijn dat de lengte van het debat iets ingekort moet worden. Daarnaast moest het Kamerlid Van der Werf ook even bij een ander debat zijn. We hebben daarom afgesproken dat ik het onderwerp femicide als laatste behandel. We hebben daar namelijk op 22 september nog een notaoverleg over staan, waarbij ook de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanwezig is. Vandaar deze volgorde. Ik zal ook proberen het wat korter te houden, zodat er ruimte is voor meer antwoorden.
Allereerst wil ik de indieners van de initiatiefnota Stop geweld tegen vrouwen hartelijk bedanken voor het indienen hiervan. Ik wil mij, net als u, inzetten voor dit belangrijke thema. Ik ervaar grote steun vanuit uw Kamer in de zorg voor de aanpak van geweld tegen vrouwen. De vreselijke gebeurtenissen van eerder dit jaar zijn door velen van u genoemd. De maatschappelijke zorgen zijn groot en vragen om stevigheid in de aanpak. Ik zal bij het notaoverleg op 22 september aanstaande inhoudelijk reageren op de initiatiefnota.
Thuis moet de plek zijn waar je veilig bent, waar je kunt ontspannen bij mensen die je vertrouwt. Het is niet een plek waar je op je hoede moet zijn voor wat er kan gebeuren. Helaas zijn deze veilige situaties voor te veel mensen niet vanzelfsprekend. Vanuit het kabinet sta ik niet alleen voor deze aanpak. Ik werk aan de aanpak met mijn collega-bewindspersonen van onder andere JenV, OCW en SZW. Met de uitvoering van het plan van aanpak tegen femicide zet ik mij niet alleen in voor het vergroten van de bewustwording, maar ook voor het versterken van de deskundigheid van professionals, de bescherming van slachtoffers en het verbeteren van risicotaxaties. Dat doe ik allemaal met het doel femicide eerder en beter te herkennen en te voorkomen. Hier wordt door vele professionals en organisaties al dag in, dag uit hard aan gewerkt. Ik wil mijn waardering voor hun enorme bevlogenheid en inzet in vaak zeer complexe casuïstiek benadrukken. Maar er is meer nodig. Ik kom daar bij de beantwoording van de vragen op terug.
Voorzitter. Dan kom ik op de welbekende blokjes. Ik wilde beginnen met dakloosheid. Dan komt sociale basis en mantelzorg. Om een kopje varia te voorkomen, heb ik de vraag over Fokus van mevrouw Westerveld daar ook maar bij gevoegd. Dan wil ik het blokje huiselijk geweld behandelen en daarna femicide. Hier en daar zal er iets van overlap zijn, maar dat is lastig te voorkomen.
Om bij dakloosheid te beginnen: er was een vraag van zowel CDA als GroenLinks-PvdA over het probleem van de dringende tekorten in de opvang van dakloze gezinnen in de G4. Ik ben inderdaad bekend met dit probleem. We zien dat het in heel Nederland heel erg moeilijk is om huisvesting te vinden. Dat wordt verder geïllustreerd in deze oproep. Juist voor kinderen is het van belang dat zij een stabiele woonplek hebben. Het uitbreiden van de opvang is geen langetermijnoplossing om deze gezinnen te helpen. Ik weet dat de inzet van gemeenten erop gericht is om te voorkomen dat kinderen in deze situaties terechtkomen. Uw Kamer heeft een amendement aangenomen bij de Wet versterking regie volkshuisvesting om dakloze gezinnen met minderjarige kinderen op te nemen in de urgentieregeling. Juist vanwege de woningnood zet het kabinet sterk in op het versnellen van tijdelijke huisvesting, wat mensen tijd geeft om een reguliere woning te vinden. We zijn op dit moment bezig met de uitvoeringstoets van het amendement op de Wet versterking regie volkshuisvesting. Ik zal uw Kamer over de verdere voortgang informeren.
Er was nog een vraag over het Bouwdepot. Dat is inderdaad waardevol voor jongeren in een kwetsbare positie. Het kabinet vindt dit een heel sympathiek initiatief, mits het binnen de wettelijke kaders wordt uitgevoerd. De staatssecretaris Participatie en Integratie heeft uw Kamer eerder geïnformeerd over het voornemen om de ondersteuningsbehoefte en de problematiek van de groep jongeren in een kwetsbare positie verder te analyseren en om die ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen. Hij doet dat samen met mij en met de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport. Daarbij betrekken we de Bouwdepotaanpak. Wij zullen uw Kamer begin 2026 informeren over de uitkomsten van die analyse.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Westerveld. Ik stel voor dat we vier interrupties aanhouden in deze termijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het hebben over de onderwerpen die de staatssecretaris noemde. Als je het hebt over dakloosheid, dan gaat het deels ook over wonen. Het tweede onderwerp raakt ook aan het ministerie van SZW. Bij allebei de onderwerpen heb ik heel sterk de indruk dat deze staatssecretaris de goede wil heeft om de juiste dingen te doen, maar dat er nog weleens wat strubbelingen kunnen zijn met andere ministeries. Denk bijvoorbeeld aan voldoende huisvesting. Mijn vraag aan deze staatssecretaris is of ze ervoor gaat zorgen dat de andere twee bewindspersonen goed zijn aangehaakt. Dit geldt eigenlijk voor alle vragen. Wat mij betreft zijn deze staatssecretaris en datgene wat zij wil leidend voor deze belangrijke onderwerpen. Volgens mij vindt de hele Kamer dat het probleem van dakloosheid moet worden aangepakt. De hele Kamer ziet dat er van alles kan gebeuren, maar dat er soms wat knelpunten zijn in de wetten en regels, en op andere ministeries.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik kan helaas niet toezeggen dat mijn wil en inzet altijd leidend zullen zijn, hoe graag ik dat ook zou willen. Ik kan wel het volgende toezeggen. Voor mij — maar ik spreek namens het hele kabinet — zijn de grote omvang van deze problemen en de noodzaak tot een oplossing heel erg duidelijk. We zien dat er soms problemen zijn met voorstellen die raken aan wetgeving. De wetgeving moet dan aangepast worden en dat kan het heel tijdsintensief maken. Er komt dan ook heel veel budget bij kijken. Dat is een realiteit waartoe we ons moeten verhouden, maar dat verandert de noodzaak tot een oplossing voor het probleem niet. Ik heb de plicht om die problemen zo veel mogelijk van een oplossing te voorzien binnen mijn kunde. Als ik daarover een stevige discussie moet voeren of regelmatig een andere bewindspersoon aan zijn of haar jasje moet trekken, dan zal ik dat doen. Dit zijn beide onderwerpen die gedragen worden door mijn collega-bewindspersonen. Ik ervaar een goede samenwerking en die verwacht ik ook in de toekomst.
Ik kom op het actieplan voor dakloze mensen met een Wlz-indicatie. Ik herken het knelpunt voor deze doelgroep. Met dit actieplan zetten we steviger in op samenwerking tussen de partijen om tot een passende plek te komen. Uiteindelijk is er meer aanbod nodig. Dat vraagt samenwerking tussen gemeenten, zorgkantoren, zorgaanbieders, VWS en VRO. Het realiseren van meer betaalbare en passende huisvesting is geen onderdeel van het actieplan, maar hier wordt onder leiding van de minister van VRO aan gewerkt. We werken in de verschillende programma's intensief samen met VRO en de andere ministeries en partijen. Daarnaast worden gemeenten met de Regeling huisvesting aandachtsgroepen in staat gesteld om versnelde huisvesting te realiseren. Daar zit 30 miljoen in, maar daarop wordt op dit moment weinig aanspraak gemaakt voor deze groep. De regeling staat nog open tot 19 september, dus mochten er nu gemeenten kijken, dan zou ik ze graag willen oproepen om hier gebruik van te maken.
Mevrouw Bruyning vroeg naar ETHOS Light als standaard. Het verbeteren van de monitoring op basis van ETHOS Light is een van mijn prioriteiten. Wat mij betreft is er geen sprake van een pilotfase. Ik ben in gesprek met het Kansfonds, de Hogeschool Utrecht, het CBS en de gemeenten met als doel dat de ETHOS-tellingen regionaal op regelmatige basis gaan plaatsvinden. Dat moet gaan leiden tot een landelijk en structureel beeld. Ik zal u daar via een voortgangsbrief voor het einde van het jaar over informeren.
Hoe ga ik ervoor zorgen dat de criteria voor de winteropvang worden verruimd en dat iedereen dezelfde mogelijkheden krijgt? Dit wordt geregeld via de bovenwettelijke winteropvang om buitenslapers bij vrieskou naar binnen te halen. Iedereen, ongeacht zijn of haar status, kan gebruikmaken van deze regeling. Hoe de gemeenten dat precies vormgeven is een decentrale aangelegenheid. De VNG heeft een handreiking ontwikkeld die de gemeenten kunnen volgen. Alle buitenslapers, ongeacht hun status, worden toegelaten. Als ik hier landelijk en dwingend op ga sturen richting de gemeenten, dan gaan heel veel gemeenten tegen een heel groot capaciteitsprobleem aanlopen. Op dit moment is het echt aan de gemeenten om zichzelf te verhouden tot de problemen in hun gemeente en de capaciteit die zij daarvoor hebben.
De heer Krul vroeg naar het briefadres. De Wet BRP is in 2022 gewijzigd. Sindsdien is het inderdaad verplicht om te voorzien in een briefadres. Momenteel wordt die wetswijziging geëvalueerd door het ministerie van BZK. Belangenbehartigers, zoals het jongerenpanel en Dakloosheid Voorbij!, zijn daarbij betrokken. Ik verwacht de resultaten daarvan in het najaar en ik zal dan het gesprek verder aangaan met de staatssecretaris van BZK over welke ondersteuning extra of anders moet om de knelpunten verder te verhelpen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik hoor wat de staatssecretaris net antwoordde over landelijke sturing. Dat begrijp ik, maar zou de staatssecretaris wel bereid zijn om met de gemeenten of de VNG in gesprek te treden over hoe de aanpak toch wat meer overeen kan komen? Dat staat los van de handreiking, want die ligt er. Maar dat is papier en in de praktijk merken we toch regionale verschillen. Dat komt ook doordat het decentraal geregeld is. Mijn vraag is of de staatssecretaris bereid is om daarover in gesprek te gaan met de VNG.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat ben ik zeker. Uniformiteit kan heel goed zijn, maar ik zou liever willen kijken of we samen tot een bodem kunnen komen waar we niet doorheen willen zakken. Er zijn een aantal gemeenten die hierin vooroplopen en die wil ik niet afremmen. Maar ik wil zeker het gesprek aangaan over de vraag of we de duidelijke knelpunten bij gemeenten kunnen verbeteren. Dat was het kopje dakloosheid.
Dat brengt mij bij de sociale basis, mantelzorg en Fokus. De heer El Abassi vroeg of ik kan toezeggen dat er per 1 januari een laagdrempelig steunpunt is bij elke gemeente. Het korte antwoord is nee. Dat komt met name door de datum die is opgenomen in deze vraag. Binnen het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg werk ik samen met de VNG aan een gelijkgericht ondersteuningsaanbod. Daarin neem ik de toegankelijkheid en de voorzieningen voor mantelzorgers mee. Daarnaast zijn er met ZN en de VNG afspraken gemaakt over de organisatie van respijt- en logeerzorg om zo de beschikbaarheid en de vindbaarheid te vergroten. Dit is een nadrukkelijk aandachtspunt, waarover we afspraken hebben gemaakt, maar ik kan helaas niet toezeggen dat dit per 1 januari 2026 is geregeld.
Ik kom op het monitoren hoeveel werknemers mantelzorgen en welke groepen achterblijven. Er is al monitoring vanuit het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zij kijken naar de hoeveelheid mantelzorgers, naar hoeveel belasting zij ervaren en naar werkende mantelzorgers. Deze resultaten worden openbaar gepubliceerd. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen. Daarnaast doet de stichting Werk&Mantelzorg met subsidie van VWS en SZW peilingen onder werkende mantelzorgers, bijvoorbeeld naar de werk-zorgbalans die zij ervaren.
Hoe meet ik de bekendheid van regelingen? Dat was ook een vraag van de heer El Abassi. Er is op dit moment geen landelijke monitor over de bekendheid van regelingen, maar ik herken het probleem dat veel mantelzorgers die regelingen niet altijd makkelijk kunnen vinden. Met de partners van de Mantelzorgagenda, waaronder MantelzorgNL, werk ik aan het versterken van de positie van mantelzorgers. We willen die beter borgen in de landelijke wetgeving, bijvoorbeeld met de Participatiewet in balans, maar ook door gemeenten te ondersteunen bij het vormgeven van hun ondersteuningsaanbod. Daar zijn we nadrukkelijk mee bezig.
Mevrouw Westerveld vroeg naar de stand van zaken van het onderzoek naar de sociale veiligheid bij Fokus. De termijn waarbinnen de vragenlijst voor cliënten en medewerkers openstond, is inmiddels gesloten. Q-Consult, die het onderzoek uitvoert, heeft cliënten en medewerkers geïnterviewd. In de vragenlijst is inderdaad ook gevraagd naar de ervaringen met het management op alle niveaus. Ik verwacht dat dit eind september wordt afgerond en ik zal de Kamer in het najaar informeren over de uitkomsten.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft een vraag aan de staatssecretaris.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
"Het najaar" is heel breed. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om daar snel mee te komen, omdat er echt forse problemen zijn. Ik blijf verhalen binnenkrijgen. Misschien geldt dat ook wel voor de staatssecretaris en het ministerie. Dat is mijn verzoek.
Mijn tweede punt is dat ik heel graag wil dat de staatssecretaris niet alleen een reactie geeft op dat onderzoek, maar dat ze ook aangeeft wat het ministerie daar vervolgens mee gaat doen. Het is heel belangrijk dat mensen met een beperking zelfstandig kunnen wonen, maar het is ook heel belangrijk dat ze veilig zijn en dat ze op een veilige plek zitten. Ik hoop echt dat de staatssecretaris daarop ingaat in haar brief aan ons.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zeker. Ik kan twee toezeggingen doen. Ik had laatst een gesprek over een stuk dat uw Kamer moest ontvangen. Dat zou vlak voor het debat aankomen. Toen zei men: soms wordt de Kamer boos als een brief vlak voor het debat komt. Toen heb ik heel duidelijk aangegeven: ik wil dingen gewoon opsturen zodra ze bij mij langskomen, want ik vind dat ik de Kamer heb te informeren zodra dat kan. Als dat net vervelend uitkomt bij een debat, dan spijt me dat, maar dan weet u in ieder geval dat ik nooit dingen zou achterhouden als ze er al liggen. Dat geldt uiteraard ook voor dit dossier.
Sorry, wat was de tweede vraag?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Of de staatssecretaris ook kan ingaan op de vervolgacties, want daar wachten de cliënten echt op. Ze willen niet dat er alleen een onderzoek wordt gedaan. Er zijn gewoon problemen; dat zien we allemaal. Ik zou heel graag willen horen wat de mogelijke oplossingsrichtingen zijn waarover alle partijen straks hopelijk tevreden zijn.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Duidelijk. Die toezegging doe ik bij dezen. Dat was het blokje over de sociale basis en mantelzorg. Als daar geen verdere vragen over zijn, ga ik graag door met huiselijk geweld.
Kan ik iets vertellen over de huidige stand van zaken van de opvang? Vind ik dat er genoeg plekken zijn of is er meer nodig? Ik heb het hier ook al over gehad in het eerste debat dat ik met de Eerste Kamer heb gehad. Er zijn hele duidelijke signalen dat de opvang tekortschiet. Er zijn discussies over hoeveel het precies zou moeten zijn. Willen we echt die 1.800 uit het Verdrag van Istanbul nastreven of kan het in Nederland iets lager uitvallen? Het is mij in ieder geval duidelijk dat we op dit moment tekortschieten in de vrouwenopvang. Ik ben hierover in gesprek met de VNG en Valente. Ik wil heel graag met hen tot een bestuursakkoord komen waarin we samen afspraken maken, zodat we de verantwoordelijkheid hiervoor gezamenlijk kunnen inzetten. Ik kan helaas nog niet vooruitlopen op de financiële aspecten daarvan. Dat komt volgende week.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Kan de staatssecretaris misschien ook een beetje licht werpen op de eventuele tijdlijn om dat bestuursakkoord te bereiken? Zit daar een tijdlijn aan vast? Wanneer wil de staatssecretaris dat bereiken?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik wil hier op de meest kort mogelijke termijn afspraken over maken, want dit probleem wacht niet. Wanneer kan ik daarover communiceren met uw Kamer? Dat moet ik even afstemmen.
De voorzitter:
Daar komt u eventueel in de tweede termijn nog op terug.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, daar kom ik in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Helemaal goed.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Kan er breder geschoold worden over huiselijk geweld in het hele maatschappelijke domein? Dat was een vraag van mevrouw Van der Werf. Ik ben het er helemaal mee eens dat bewustwording essentieel is bij het voorkomen en herkennen van huiselijk geweld. Daar zetten we duidelijk op in. Onderwijsprofessionals krijgen scholing over het beter herkennen van de signalen, over de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling en over hoe je die moet toepassen, en over hoe zij een veilige leeromgeving kunnen creëren. Er is recent een opdracht gestart gericht op deskundigheidsbevordering ten aanzien van huiselijk geweld en femicide bij verschillende zorg- en strafpartners, zoals Veilig Thuis, het Centrum Seksueel Geweld, politie en justitie. Daarin wordt een strategie tot stand gebracht voor deskundigheidsbevordering bij professionals. Tot slot wordt er ook ingezet op het versterken van bewustwording in de samenleving met een publiekscampagne.
Over de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling is gevraagd of ik kan toezeggen dat ik die herzie, zodat samenwerking met slachtofferorganisaties bij structureel geweld verplicht wordt. Nee, dat kan ik niet toezeggen. Dat zit 'm er met name in dat de meldcode zich richt op de melder. Dat zijn hulpverleners, artsen en onderwijzers. Die moeten signaleren en dan advies vragen of een melding doen bij Veilig Thuis, en natuurlijk waar mogelijk hulp verlenen. Maar het contact met slachtofferorganisaties wordt vervolgens door Veilig Thuis georganiseerd, natuurlijk altijd in samenspraak met het slachtoffer, om de eigen regie van het slachtoffer te versterken.
Dan de vraag of er gewerkt wordt aan een systeem voor meldingen, zodat het verhaal niet steeds opnieuw verteld hoeft te worden. Op basis van de motie van mevrouw Van der Werf van 5 maart 2025 ben ik samen met mijn collega, de staatssecretaris van VWS, en de staatssecretaris van JenV bezig om te bezien welke mogelijkheden er zijn om naar één systeem voor alle meldingen toe te werken. Dit vraagt echter een heel zorgvuldige afweging van privacywetgeving, IT-systemen en grondslagen om informatie uit te wisselen, dus dat komt vrij nauw. We zijn nu bezig met de formulering van de opdracht. We zullen de Tweede Kamer daar eind 2025 verder over informeren.
Dan de vraag hoe ik aankijk tegen een wettelijke meldplicht. We hebben een verplichte meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling, die professionals helpt om de juiste afweging te maken. Er is natuurlijk een professionele norm om bij ernstig en structureel geweld altijd te melden. Maar bij het invoeren en wijzigen van de meldcode is juist expliciet niet gekozen voor een meldplicht, vanuit het idee dat dit averechts zou kunnen werken omdat het de vertrouwensrelatie tussen professionals en direct betrokkenen kan schaden, het ingaat tegen professionele autonomie en het een reden kan zijn voor mensen om juist geen hulp te vragen uit angst voor een melding. In maart van dit jaar is een motie aangenomen over het uitwerken van een adviesplicht binnen de meldcode. Daar is mijn collega, staatssecretaris Tielen, op dit moment mee bezig. Zij zal in het najaar van 2025 verder ingaan op de stand van zaken.
De heer El Abassi vroeg of ik voor het einde van het jaar harde cijfers kan laten zien over Veilig Thuis. Een goed inzicht in het functioneren van het stelsel is inderdaad van groot belang. Dat ben ik helemaal met de heer El Abassi eens. In Nederland hebben we daar met name het CBS voor. Het CBS publiceert twee keer per jaar, in april en oktober, een update van het dashboard Veilig Thuis, waarin de belangrijkste landelijke en regionale cijfers staan vermeld. Het CBS heeft een wettelijke verplichting om die data openbaar te publiceren. Daar zullen die cijfers dus te vinden zijn.
Dan de vraag hoe het staat met de invoering van de 24/7-chatline. Ik ben samen met Veilig Thuis hard aan het werk om zo snel mogelijk een 24/7-chatfunctie voor alle vormen van huiselijk geweld, waaronder intieme terreur, te realiseren. Zij krijgen vanuit VWS ook de financiering hiervoor. Ik zal de Kamer eind 2025 over de voortgang informeren.
Een vraag van de heer Krul over de campagne tegen ouderenmishandeling. Die campagne is goed ontvangen en had ook een groot bereik, maar jammer genoeg bleek uit de evaluatie dat die niet leidde tot de gewenste gedragsverandering. Op dit moment is Veilig Thuis landelijk verantwoordelijk voor het coördineren van de aanpak. Zij hebben aandachtsfunctionarissen ouderenmishandeling aangesteld, waarop ze actief inzetten. Deze werken via het interne Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling samen om de aanpak van ouderenmishandeling en de werkwijze van Veilig Thuis te versterken. Daarnaast loopt er een nieuw grootschalig onderzoek vanuit de Universiteit van Maastricht naar de aard en omvang van ouderenmishandeling in Nederland. De resultaten daarvan komen eind 2025 of in de eerste helft van 2026. Op basis van wat meer actuele inzichten gaan we evalueren of de bestaande aanpak voldoende is om ouderen effectief te beschermen.
Mevrouw Becker had een vraag over het onderzoek naar daders van huiselijk geweld. Aandacht voor plegers is van groot belang. Dat ben ik absoluut met haar eens. Het is ook een van de prioriteiten in het plan van aanpak femicide. Dit is een punt van het plan van aanpak dat tot op heden nog niet opgepakt is, omdat we met name bezig waren met deskundigheidsbevordering en risicotaxaties, maar in 2026 gaan we aan de slag met onderzoek naar risicoprofielen van plegers van huiselijk geweld.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank aan de staatssecretaris voor het antwoord. Ik denk dat het helpt om inzicht te krijgen in risicoprofielen, maar ik vroeg eigenlijk naar iets waar nabestaanden ons ook veel over verteld hebben. Het is namelijk niet alleen een probleem van een vrouw die in de knel zit, maar vaak ook van een man die bepaald gedrag of bepaalde patronen vertoont. Misschien heeft hij dat in zijn jeugd gezien, heeft hij het thuis nooit geleerd of heeft hij mentale problemen waardoor hij zich gedraagt zoals hij zich gedraagt, maar als er dan hulp wordt aangeboden, wordt gezegd "ik weiger die hulp" of "omdat ik daar zelf financieel aan moet bijdragen, doe ik dat niet". De nabestaanden zeggen dat je al veel eerder, bij de eerste actie, tegen zo'n dader of potentiële dader zou moeten kunnen zeggen: jij gaat nu verplicht in een hulptraject. Ik begreep uit de stukken dat er nu een WODC-onderzoek wordt gestart, en dan niet in het strafrechtelijke kader maar meer in het zorgdomein, om te zien hoe we daders sneller kunnen verplichten in een traject terecht te komen. Dit is nou zo'n voorbeeld van hoe wij als Kamer echt moeten zoeken in alle stukken, van: o, dit wordt hier nog gezegd over daders en dat daar. Daarom zoek ik zo naar die integrale aanpak, want voor nabestaanden is het één groot probleem. Hoe snel gaan we resultaten zien, dus dat we het niet meer hoeven te onderzoeken maar echt stappen kunnen zetten en zeggen: die daders moeten nu ook echt sneller in de kraag worden gevat?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Is het een idee dat ik dit najaar één brief stuur waarin ik dit allemaal meeneem en dat we daarin ook de bestuurlijke afspraken duidelijk op een rij zetten om die meteen inzichtelijk te maken? Dat scheelt voor de volgende convocatie wellicht ook.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vind het een hele mooie toezegging om een aparte brief te krijgen over de daderaanpak. Ik ben een beetje bang dat ik overvraag — ik hoop het niet — maar ik ga het toch proberen: het zou zo mooi zijn als die brief mede is ondertekend door Justitie en Veiligheid, omdat we dan ook de strafrechtelijke kant kunnen zien, bijvoorbeeld het uitbreiden van het huisverbod en locatieverbod. Eigenlijk zou het wat mij betreft moeten gaan om het hele pakket rondom een dader, van zorg tot aan justitie. Het zou mooi zijn als we daarover een brief kunnen krijgen, want ik denk dat het ook voor nabestaanden heel belangrijk is om een keer één overzicht te hebben van wat er allemaal gebeurt.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik kan in de brief het hele pakket voor de aanpak van huiselijk geweld meenemen als daar de voorkeur naar uit gaat, en dan met nadruk op daders. U krijgt dan toch het vervelende antwoord dat ik dat moet navragen bij mijn collega, maar ik verwacht dat ook daar voldoende draagvlak is om dit aan te leveren aan uw Kamer, dus bij dezen de toezegging.
De voorzitter:
Ik hoor een inspanningsverplichting.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zeker, in ieder geval een toezegging dat de brief door mij ondertekend zal worden …
De voorzitter:
Zeker.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
… en dat ik ervan uitga dat mijn collega dat ook zal doen.
Mevrouw Becker (VVD):
Wanneer mogen we die brief ontvangen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Voor het einde van het jaar. Dan neem ik de andere toezeggingen daar ook direct in mee.
De voorzitter:
Helder. Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Er is gevraagd of ik bereid ben om met Filomena te spreken. Zeker. Een van de werkbezoeken uit mijn tijd als Kamerlid die me het meest is bijgebleven, is het werkbezoek aan Filomena. Ik heb nu ook een werkbezoek in mijn nieuwe rol ingepland staan. Ik heb afgesproken dat ik voor die tijd ook langsga bij Veilig Thuis. Ik weet niet uit mijn hoofd wanneer, maar volgens mij ga ik eind oktober langs bij Filomena. Maar de wil is er in ieder geval zeker.
Dan de wachtlijsten en de doorlooptijden bij Veilig Thuis. Uit een publicatie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oktober '24 bleek dat een meerderheid van de Veilig Thuisorganisaties in veel gevallen die doorlooptijden nog steeds niet haalt en dat er daardoor wachtlijsten zijn. Dat vind ik heel erg ongewenst en ook zorgelijk. We hebben hier indertijd een stevige gesprek over gevoerd met Veilig Thuis, samen met VNG. Veilig Thuis is hard bezig om de wachtlijsten weg te werken en deze waar mogelijk te voorkomen in de toekomst. Als er sprake is van wachtlijsten, is het ook belangrijk dat Veilig Thuis bij iedere melding direct toetst of er sprake is van een acuut onveilige situatie. Bij acuut gevaar of onveiligheid wordt wel altijd direct gehandeld. Maar goed, het is niet eenvoudig om die lange wachtlijsten in één keer weg te werken. Maar in de aanpak wordt gewerkt aan werving van personeel via onder andere een campagne, het verbeteren van interne werkprocessen en het maken van afspraken in de regio.
Er was een vraag over casusregisseurs. Dit is wel een hele lastige. Gezien de veelheid aan vormen van huiselijk geweld en de betrokken partners is het heel lastig om één partij daarbij aan te wijzen die altijd de regie zou moeten voeren. De aard van de problematiek is namelijk zo divers. Ik vind het wel heel belangrijk en goed als lokaal de structuren zo worden ingericht dat bij vermoedens van onveiligheid de betrokken partijen altijd met elkaar afstemmen en bepalen wie in dat geval de regie voert. Daarbij dient er ook aandacht te zijn voor afspraken over mandaat en doorzettingsmacht. Veilig Thuis is overal in het land de vaste partner in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en kan daarmee ook in veel gevallen een goede partij zijn om de regie te pakken. In het landschapstraject dat hierbij is genoemd, werken we inderdaad samen met verschillende zorg- en veiligheidspartijen aan het verbeteren van de triage en aan regie voor slachtoffers van seksueel geweld. Deze nieuwe werkwijze is door de partijen ontwikkeld en wordt op dit moment beproefd in twee regio's.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vind het ingewikkeld dat de huidige situatie eigenlijk nog onwenselijker is dan zeggen dat er één instantie altijd en overal de regierol zou moeten hebben. Ik begrijp best dat je daar aarzelingen en opmerkingen bij kan hebben, maar nu moet je elke keer opnieuw je verhaal doen bij iemand anders. Aangiften moeten zelfs tientallen keren gedaan worden en dan nog worden bepaalde dingen niet aan elkaar geknoopt. Dat voorkom je gewoon door één iemand in de lead te zetten. Dat dat niet altijd en overal in Nederland dezelfde partij hoeft te zijn of dat het niet op dezelfde manier moet, daar valt denk ik met deze kant van de tafel over te praten. Maar ik denk dat je af moet van een systeem waarbij slachtoffers niemand hebben. We weten namelijk uit ervaring dat niemand zich ermee bemoeid als 30 partijen zich ermee bemoeien.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik snap heel erg goed wat mevrouw Van der Werf bedoelt. Het moet inderdaad niet zo zijn dat iedereen naar elkaar zit te kijken en wacht totdat een andere partij de verantwoordelijkheid neemt. Zoals ik zei is Veilig Thuis eigenlijk in heel Nederland een vaste partner op al deze dossiers. Maar ik ga anders graag ook op basis van de initiatiefnota het gesprek met uw Kamer aan over de vraag of we één duidelijke positie hier beter neer kunnen zetten.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik denk dat de goede voorbeelden, zeker op lokaal niveau, er al zijn. Filomena kwam net al even langs. Zo gaat het in Rotterdam. Daar krijg je gewoon heel plat gezegd een nummer en een zaak. Daar heb je één iemand die je helpt, of dat nou bij de contacten met de politie is of bij een gesprek in het ziekenhuis of op een andere plek. Ik was laatst op werkbezoek bij het Centrum Seksueel Geweld in Amsterdam. Ik was echt onder de indruk. De politie zegt: wij zijn zó blij dat zij er zijn en dat wij dit bij de zedenrecherche ook niet nog bij moeten houden op de achtergrond, want daar hebben we helemaal de capaciteit en de mensen niet voor. Dus je kan dat wel degelijk organiseren. Ik zou zeggen: laten we dat niet overlaten aan de grote steden en welwillende burgermeesters, maar bekijk ook gewoon vanuit Den Haag wat je kan doen om dit in deze vorm op veel meer plekken uit te rollen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar ben ik het inhoudelijk helemaal mee eens. Ik denk dat Filomena een fantastisch voorbeeld is van hoe we dit eigenlijk het liefst overal geregeld zouden willen hebben. Tegelijkertijd denk ik dat we dan eigenlijk bij een lastige discussie komen over de vorm. Als je namelijk in alle gemeentes een nieuwe Filomena zou moeten beginnen, dan kan daar heel veel tijd, mankracht en budget mee gepaard gaan. Die keuze kunnen we maken. We zouden er ook voor kunnen kiezen om een organisatie zoals Veilig Thuis, die we al hebben, meer nadrukkelijk in de lead te zetten. Ik denk dat we samen dat gesprek moeten voeren. Daarbij kijk ik ook graag naar uw Kamer.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik denk dat deze discussie toch wel de kern raakt van de zoektocht die we met z'n allen hebben, zeker de mensen onder ons die al veel langer met dit onderwerp bezig zijn. Veilig Thuis speelt een cruciale rol, maar als je met mensen spreekt die in de praktijk met problemen te maken hebben, dan hoor je dat het ontzettend verschilt met welke Veilig Thuis je te maken hebt. Er is verschil in of de persoon die de telefoon opneemt, überhaupt geschoold is rondom bepaalde problematiek en in hoe lang de wachtlijsten zijn. Veilig Thuis zetten we iedere keer centraal. Dat doen wij zelf ook als Kamer. Er is ook weer zo'n adviesplicht. Dan ga je weer advies inwinnen bij Veilig Thuis. Er komt daar dus veel op het bord. De staatssecretaris zit er nog niet zo lang, maar zou zij willen overwegen of het niet eens tijd wordt om überhaupt te kijken naar hoe we Veilig Thuis hebben ingericht, hoe de regie op Veilig Thuis eruitziet en of we daar dan niet meer eenduidige kaders voor moeten afspreken? Als we zeggen "het moet niet overal Filomena worden, want we hebben al Veilig Thuis", dan is de vraag: is Veilig Thuis daar op dit moment wel toe geëquipeerd en moet Veilig Thuis dan ook niet fundamenteel in staat worden gesteld dat te doen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Om meteen op het laatste punt terug te komen: ik wil absoluut niet zeggen dat het niet overal Filomena moet worden. Ik denk dat er aan beide kanten mogelijke haken en ogen zitten. De verschillen in de ervaringen met Veilig Thuis herken ik inderdaad. Ik herken ook dat Veilig Thuis met name bij ouders nog weleens angsten oproept, bijvoorbeeld over wat het voor je kinderen inhoudt als je contact opneemt. Ik weet dus ook dat er aan de Veilig Thuiskant duidelijke haken en ogen zitten, zoals ik die net ook voor Filomena schetste. Ik zeg daarmee dus niet dat de ene altijd beter is dan de andere en we daarop moeten inzetten, maar wel dat ik denk dat dat een overweging is die we moeten meenemen. Ik ben zeker bereid om te kijken naar hoe we Veilig Thuis gepositioneerd hebben en wat we daarin beter kunnen doen. Ik ben wel een beetje zoekende. Ik denk dat het goed is dat als wij daar een analyse van maken, we daar vervolgens richting de Kamer ook weer op terugkomen om het gesprek daarover met u aan te gaan. Want om hier vervolgens zelf grote stappen in te nemen, lijkt me dan weer niet passen bij de dubbel demissionaire status die we op dit moment hebben. Maar dat verkennen is absoluut een mogelijkheid. Daar zijn we op dit moment ook al mee bezig. We kijken hoe Veilig Thuis het doet over Nederland verspreid. We zien plekken waar het ontzettend goed gaat en ook plekken waar het minder goed gaat. Hoe kunnen we Veilig Thuis meer in de kracht zetten om de taken — want we schuiven veel verantwoordelijkheid naar hen door — goed uit te voeren? Dat is op dit moment dus al een lopend proces binnen VWS.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Mevrouw Westerveld vroeg mij naar het versnipperde systeem. Ze haalde daar een aantal voorbeelden bij aan over de thuiszittersproblematiek, hoeveel kinderen er thuiszitten, problemen met leerlingenvervoer en alle verschillende partijen die naar elkaar wijzen. Dat is inderdaad heel zorgelijk en vraagt om verbetering. We werken daar hard aan. Mijn collega Tielen heeft in een commissiedebat over jeugdbeleid met u hierover gesproken. Via de Hervormingsagenda Jeugd, maar ook met het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming werken we aan een integrale ondersteuning van gezinnen en kinderen. Maar dat vraagt heel veel en heeft daarom ook een lange adem. Daarnaast is de realiteit dat we dit doen in een decentraal stelsel, waarbij de gemeenten de verantwoordelijkheid dragen voor de Jeugdwet en Wmo. Zij kunnen daardoor maatwerk leveren. Maar goed, dat kan inderdaad ook tot grote verschillen leiden. Vanuit het Rijk ondersteunen wij dat met de benodigde acties, in afstemming met de andere departementen, VNG en organisaties zoals Veilig Thuis.
Dan een vraag die meerdere keren terugkwam, over de aparte strafbaarheidstelling van psychisch geweld. In overleg met mijn collega, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan ik bevestigen dat er verwacht wordt dat dit wetsvoorstel voor de zomer van 2026 in consultatie zal gaan. Ik verwijs u naar de met uw Kamer gedeelde contouren van dit wetsvoorstel voor de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld — die zit als bijlage bij de brief van 10 juli jongstleden — evenals naar de beantwoording van de schriftelijke vragen over de uitvoering van het plan van aanpak omtrent femicide die de Kamer gisteren ontvangen heeft.
Dan was er een vraag over de pilot voor het vroegtijdiger inzetten van een tijdelijk huisverbod. Deze pilots zijn we op dit moment met gemeenten aan het voorbereiden. De planning is dat die in januari 2026 van start kunnen gaan.
Dan de vraag van de heer Krul over het onderzoek naar niet-fatale wurgingen. Het ministerie van Justitie en Veiligheid financiert deze pilot met het LOEF voor beter forensisch-medisch onderzoek. Daarnaast is er een pilot van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond en GGD Amsterdam, waarin gewerkt wordt aan verbetering van de samenwerking bij signalen van niet-fatale wurging.
Daarnaast is er de afgelopen jaren hard gewerkt aan betere randvoorwaarden voor informatiedeling voor de gehele aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is veel geïnvesteerd in de samenwerking tussen Veilig Thuis, politie, Raad voor de Kinderbescherming, reclassering en het OM, ook wel bekend onder de noemer Veiligheid Voorop. Hierin is informatie-uitwisseling een heel belangrijk onderdeel. Het heeft geleid tot betere samenwerking, zoals het actieoverleg Samen op in acuut, waarbij politie en Veilig Thuis samen op een melding afgaan. Maar er zijn ook ontwikkelingen als Veilig Thuis op ZSM, om bij de afdoening van zaken direct mee te kunnen kijken op huiselijk geweld. De grondslagen voor deze samenwerking zijn vorig jaar ook wettelijk verankerd in de Verzamelwet gegevensverwerking VWS I.
Dan vraagt de heer Krul of de focus niet meer moet liggen op maatregelen tegen de dader in plaats van op het slachtoffer. Daar ben ik het absoluut mee eens. Nu is het heel vaak het slachtoffer dat geconfronteerd wordt met de nadelige gevolgen. Waar dat kan proberen we dat te realiseren, zoals bij de inzet van een tijdelijk huisverbod.
Maar de ingewikkeldheid aan de andere kant is ook dat vrouwen weliswaar noodgedwongen, voor hun eigen veiligheid, vaak vrijwillig kiezen voor een opvangplek. Als een pleger — vooral wanneer het gaat om een pleger van intieme terreur — zelf geen probleem ervaart, zal hij ook niet vrijwillig ergens anders gaan verblijven. Zelfs wanneer dat bijvoorbeeld door de inzet van een tijdelijk huisverbod wel wordt afgedwongen, zal dat vaak niet zorgen voor veiligheid van het slachtoffer. Dat is heel oneerlijk. Maar op dit moment zijn de beste mogelijkheden om zo veel mogelijk veiligheid zo snel mogelijk te creëren toch het onderbrengen van het slachtoffer op een veilige plek. Het is heel belangrijk dat we blijven kijken wat hierin verbeterd kan worden, maar ik heb op dit moment geen directe oplossing voor dat probleem voorhanden.
Dan de vraag van de heer El Abassi over één voordeur voor kindermisbruik. Dan komen we eigenlijk ook een beetje terug bij het vorige punt. Op dit moment zie ik niet de noodzaak van het creëren van een nieuwe voordeur. Veilig Thuis is hét adres om advies in te winnen en melding te doen over kindermisbruik en onveiligheid. Professionals mogen ook informatie met Veilig Thuis delen. Zij zijn bevoegd om deze informatie vanuit verschillende hoeken te bundelen om een goed beeld te krijgen van de situatie. Ze hebben zo een radarfunctie en kunnen hier ook op handelen. Veilig Thuis, politie, het Centrum Seksueel Geweld en Jeugdbescherming hebben onderling afspraken met elkaar over hoe zij samenwerken, zodat hulp en bescherming op elkaar zijn afgestemd en leiden tot duurzame veiligheid.
Voorzitter. Dat was alweer het kopje huiselijk geweld. Dan komen we aan bij het kopje femicide. Wellicht dat we dat zelfs nog voor de schorsing kunnen behandelen.
Om te beginnen de vraag van mevrouw Van der Werf over de aannames. Zij vroeg of ik die herken en zei dat we daarvanaf moeten. Dat herken ik zeker. Daarom hebben deze aannames, over sociale status, dat er altijd blauwe plekken te zien moeten zijn et cetera, in het plan van aanpak Stop femicide! nadrukkelijk geen plek. Dat ben ik dus absoluut met haar eens.
Dan de vraag hoe het staat met de uitvoering van de motie over Clare's Law. Het ministerie van Justitie en Veiligheid financiert een eerste juridische verkenning, die op initiatief van de Open Universiteit samen met de gemeente Rotterdam, de politie en Filomena Rotterdam op korte termijn wordt uitgevoerd, mede naar aanleiding van een recent werkbezoek door een aantal van deze partijen aan het Verenigd Koninkrijk. De resultaten van deze verkenning zijn naar verwachting in januari 2026 gereed. In het kader van snelheid is ervoor gekozen om geen separaat onderzoek te starten, maar aan te haken bij dit lokale initiatief.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb meer een praktische vraag dan een interruptie, zeg ik even met een knipoog. Op welke termijn kunnen wij dan iets van informatie daarover verwachten?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat zal ik even navragen bij JenV. Daar kom ik in de tweede termijn even op terug.
De voorzitter:
Dat lijkt me prima.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan de vraag vanuit zowel NSC als VVD hoe ik aankijk tegen de instelling van een nationaal coördinator. Op dit moment is de coördinatie omtrent zowel femicide als geweld tegen vrouwen belegd bij mij, ook vanuit mijn coördinerende rol bij de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en mijn rol als coördinerend bewindspersoon op het Verdrag van Istanbul. Ik ben samen met mijn collega's van JenV, OCW, SZW en de VNG hard bezig om te kijken of er aanpassingen nodig zijn in de coördinatie van femicide, maar ook breder op het thema geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Ik heb de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur gevraagd te onderzoeken hoe de coördinatie in de aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling kan worden versterkt. Het kabinet werkt nu op basis van de bevindingen en in het licht van de EU-richtlijn een voorstel uit voor de verbeterde coördinatie. Wij zullen uw Kamer voor het einde van 2025 over de voortgang informeren.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Jazeker, voorzitter. We worden, denk ik, wel een beetje ongeduldig met betrekking tot dit onderwerp. Dat is echt niet onaardig bedoeld, want deze staatssecretaris zit er nog maar net. Alleen, zoals ik al aangaf, horen vrouwen die met deze problematiek te maken hebben, nabestaanden en mensen die zich hier dagelijks druk over maken, heel vaak een herhaling van zaken waarvan ze denken: maar ik wil daar zo graag voortgang in hebben. Nou staat er in een brief die wij in juli hebben ontvangen, dat dat onderzoek inderdaad gedaan wordt door de NSOB en dat de uitkomsten van dat onderzoek kort na de zomer met een beleidsreactie naar de Kamer zouden komen. Nu hoor ik de staatssecretaris zeggen dat het het einde van het jaar wordt. Ik zou het zo fijn vinden als we een nationaal coördinator zouden hebben, die bij wijze van spreken volgende maand aangesteld kan worden, zodat we niet in verkiezingstijd, in een demissionaire periode, in van alles wat ons te doen staat van deze staatssecretaris, met alle capaciteiten die zij heeft, vragen om met alle andere onderwerpen die zij ook nog op haar bord heeft, te coördineren dat er voortgang is op het belangrijke thema femicide en vrouwenveiligheid. Wat zou er nou op tegen zijn om een soort ambtelijk persoon, iemand die hier niet per se politiek verantwoordelijkheid draagt, wat meer doorzettingsmacht te geven en nationaal te gaan coördineren dat dit gewoon voortgang krijgt?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank voor de vraag. Ook dank voor de poging mij te ontlaten; die waardeer ik ten zeerste. Het probleem zit 'm er een beetje in dat dit natuurlijk een vrij fundamenteel vraagstuk is dat ook met de andere departementen afgestemd moet worden. Tegelijkertijd ben ik op dit moment natuurlijk nog coördinerend bewindspersoon en kan ik in ieder geval toezeggen dat ik mijn medebewindspersonen op zo kort mogelijke termijn zal vragen om samen tot een beleidsreactie te komen. Ik kan in ieder geval een toezegging met een inspanningsverplichting doen, namelijk dat deze brief zo snel mogelijk naar u toe komt. Ik weet niet of het mij in dank afgenomen wordt als ik de termijn ook echt vervroeg, maar ik zal zorgen dat dit zo snel mogelijk uw kant op komt.
Ik moet ook wel zeggen dat het niet zo is dat ik zit te wachten totdat een nieuwe coördinator alle problemen oppakt. Sinds mijn aanstelling pak ik die coördinerende rol zo veel mogelijk op. Ik heb met de staatssecretaris van SZW afspraken gemaakt over hoe wij gaan zorgen dat we op het gebied van schadelijke praktijken hier zo hard mogelijk aan gaan trekken. We hebben concrete afspraken gemaakt om periodiek met elkaar te zitten, zodat het niet alleen maar op basis van aansturing van de Kamer gebeurt, als die met een motie of voorstel komt. Ook met de staatssecretaris van JenV heb ik hier contact over. Zo ben ik met de VNG en Valente aan de gang gegaan voor de vrouwenopvang. Er loopt in de tussentijd dus van alles. Dat wil ik ook graag benadrukken. Het is niet zo dat we zitten te wachten totdat er een coördinator aangesteld wordt. Maar ik kan ook beamen dat het waarschijnlijk sneller zou gaan als die al deze taken van mij overneemt, gebiedt bescheidenheid mij te zeggen. Ik zal daar zo snel mogelijk op terugkomen.
De voorzitter:
Ik zag dat mevrouw Becker wil reageren.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, voorzitter. Misschien is dit mijn laatste interruptie — ik weet niet hoeveel ik er al heb gebruikt — maar toch ... Ik weet niet of wij met elkaar ook nog een tweeminutendebat kunnen aanvragen, maar ik denk dat het de staatssecretaris misschien kan helpen als wij, net zoals we dat bijvoorbeeld doen voor een onderwerp als racisme of seksueel grensoverschrijdend gedrag, vanuit de Kamer het signaal afgeven dat wij vinden dat dit op dit moment zo'n groot vraagstuk in de samenleving is dat het helemaal niet gek zou zijn als daar ook een nationaal coördinator mee aan de slag gaat. Ik waardeer het antwoord van de staatssecretaris enorm, maar daarin ligt natuurlijk al besloten dat zij zelfs over het aanstellen van een nationaal coördinator voor meer regie eerst afstemming moet hebben met de verschillende departementen. Dat is ook logisch. Zo werkt het, dus niets ten nadele van alle ambtelijke inspanning en alles wat hier ligt. Daar ben ik mijn inbreng ook mee begonnen: er is voortgang. Alleen, dit zou echt een onderwerp zijn dat in ieder geval wat de VVD betreft ook zo'n coördinatiefunctie verdient.
De voorzitter:
Helder. Misschien nog een korte reactie van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik hoorde daar geen vraag in, maar ik vermoed dat ik de motie tegemoet zal zien.
De voorzitter:
Prima. Ik zag de heer Krul zijn hand opsteken en twijfelen.
De heer Krul (CDA):
Het is vooral een heel erg procesmatig antwoord. Ik begrijp dat er heel veel afstemming nodig is om tot zo'n besluit te komen, maar ik ben wel benieuwd of de staatssecretaris dit idee, dat ik overigens niet zelf heb ingebracht maar waar ik wel erg enthousiast van word, ook inhoudelijk kan appreciëren. We hebben ook een nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme. Dat betekent niet dat de minister van BZK daar niet het aanspreekpunt voor is. Het feit dat de staatssecretaris het aanspreekpunt blijft op dit onderwerp, hoeft het feit dat er toch een nationaal coördinator kan komen dus niet in de weg te staan. Kan ze dus misschien iets meer op de inhoud en niet zozeer op het proces reageren en aangeven hoe ze daartegenover staat? Mijn partij wordt hier namelijk best enthousiast van. Ik ben gewoon benieuwd of het kabinet er ook inhoudelijk op kan ingaan.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ook dat is lastig voor mij om te doen zonder dat af te stemmen met mijn collega's die hier ook een belangrijke rol in hebben, hoe graag ik dat ook zou willen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan had ik nog de vraag vanuit de VVD hoe ik aankijk tegen het kennisniveau van de hulpverleners bij Veilig Thuis, over rode vlaggen en het punt dat veel modules nu vrijwillig lijken. Voldoende kennis en expertise is essentieel voor tijdige signalering van huiselijk geweld en alle vormen daarvan. Daarom is er recent een traject gestart gericht op deskundigheidsbevordering bij verschillende zorg- en strafpartners. Veilig Thuis valt daaronder, maar bijvoorbeeld ook het Centrum Seksueel Geweld, politie en justitie. In samenwerking met deze relevante netwerkpartners wordt gewerkt aan het structureel verbeteren van de deskundigheid van de organisaties en professionals. Zij brengen een strategie tot stand waarin de kennis en vaardigheden naar een hoger niveau worden getild. Ik verwacht uw Kamer medio 2026 te kunnen informeren over de uitkomsten hiervan.
Dat zijn alle antwoorden zoals ik ze voor mij heb liggen.
De voorzitter:
Dank u wel daarvoor. Alvorens ik inderdaad richting de tweede termijn ga, kijk ik even of er vragen zijn blijven liggen.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik mis nog een antwoord op de vraag hoe het staat met de uitvoering van de motie over het nummer 116. Die vraag is onbeantwoord gebleven.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Sorry, ik zat net heel even naar iets anders te luisteren. Zou u de vraag nog een keer kunnen stellen?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Geen probleem. Kan de staatssecretaris vandaag helder aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie over het onderzoek of het nummer 116 effectief kan worden ingezet als nationale hulplijn?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat klopt; die vraag ben ik inderdaad ook niet tegengekomen, maar die heeft u wel gesteld. Daar kom ik graag in de tweede termijn even op terug. Excuus.
Mevrouw Van der Werf (D66):
In het verlengde van de vraag van collega Bruyning: ik had nog een vraag gesteld over die 24/7-chatlijn. Eerder had ik al met mevrouw Becker een motie ingediend om ook iets dergelijks te doen. Dat kan op 116 uitkomen of op iets anders, maar ik denk dat wij allemaal met smart wachten op het antwoord op de vraag wanneer we dit nou een keer gaan regelen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ook daar kom ik graag in de tweede termijn op terug. Ik had volgens mij wel wat over de 24/7-bereikbaarheid van Veilig Thuis gezegd en hoe we daarmee bezig waren.
Mevrouw Becker (VVD):
De staatssecretaris had eind 2025 een brief toegezegd.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik ging al twijfelen aan mezelf. Ja, eind 2025 een brief; dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Becker was mij voor.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Omdat ik nog niet al mijn interrupties heb opgemaakt, wil ik graag nog een tweede vraag stellen over het punt dat ik maakte over de motie over de Wlz-ggz en de manier waarop het ministerie van VRO is aangehaakt. Daarop hoorde ik de staatssecretaris zeggen: ze gaan er nu ook mee aan de slag. Dat is heel fijn, maar het was natuurlijk destijds al onderdeel van onze motie dat dit iets zou worden van deze staatssecretaris samen met haar collega. Misschien kan ze daar straks of in de tweede termijn op ingaan. Ik hoop namelijk toch wel dat dit echt met meer urgentie wordt opgepakt.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar kom ik graag zo in de tweede termijn nog even op terug.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw beantwoording in eerste termijn. Op mijn scherm zie ik dat de minister-president nog geen aanstalten maakt om te stoppen met spreken, dus ik stel voor dat we gewoon de tweede termijn ingaan. Uw spreektijd is 1 minuut en 20 seconden. Het woord is aan mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording en ook voor de welwillende indruk die zij gegeven heeft om dit probleem voortvarend op te pakken. Aan het instemmende geknik zie ik dat dat voor meer mensen aan deze kant van de tafel geldt. Ik denk wel dat het echt belangrijk is om ook intern te blijven benadrukken dat er stappen moeten worden gezet. Want bij zo veel van dit soort onderwerpen — het gaat ook om seksueel misbruik en huiselijk geweld, veel breder dan alleen femicide — is het gewoon echt een probleem dat het ambtelijk al een spinnenweb is dat bijna niemand begrijpt, laat staan hoe het dan in de uitvoering in Nederland moet gaan. Ik hoop dus dat alle welwillende mensen ook bij u aan de achterkant dat voor de bril houden en dat we samen echt voor concrete stappen in de praktijk gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit debat doet me ook een beetje denken aan het debat dat we dinsdagavond hadden. Ik zie een aantal collega's al knikken. Toen ging het over het VN-verdrag, waarover ook grote overeenstemming was. Eigenlijk vinden alle Kamerleden dat we ons moeten houden aan het VN-verdrag. Daar hoorde ik ook welwillendheid van de staatssecretaris en daar vertrouw ik ook echt op. Tegelijkertijd merk je dat je na het debat een beetje een onbevredigend gevoel hebt: wat hebben we nou eigenlijk met elkaar opgelost vandaag, terwijl er veel mensen nu in de problemen zitten, nu zoekend zijn naar hulp of naar een passende onderwijsplek of echt in de knel zitten en zich niet veilig voelen? Dat onbevredigende gevoel — daar kan deze staatssecretaris niks aan doen, zeg ik daarbij — blijft hier wel.
Ik denk dat we als Kamer ook goed in de spiegel moeten kijken. We gaan het echt niet vandaag allemaal oplossen, maar we moeten wel beter nadenken over hoe we nou een stelsel organiseren dat te controleren is en waarin ergens een eindverantwoordelijkheid ligt. Het moet niet zo zijn dat bijvoorbeeld de staatssecretaris ergens een handtekening onder verdrag zet, maar dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Dat werkt niet op elk vlak goed in de praktijk. Ik vind dat daar ook een rol voor ons ligt. Laten we daar echt de komende tijd, als er straks hopelijk weer een nieuw kabinet zit en een nieuwe Kamer, goed met elkaar de discussie over voeren, want ik zie dat de meeste mensen in een kwetsbare positie het meest in de knel blijven zitten. Dat vind ik een heel grote opgave voor ons de komende tijd.
Is er net al een tweeminutendebat aangevraagd of niet? Dat heb ik gemist.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dat ben ik volstrekt vergeten, dus laten we dat dan bij dezen doen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Dat lijkt me prima. Helemaal goed. We noteren dat. Het woord is aan mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris danken voor haar antwoorden. Het is mooi om te zien dat ze zo bereidwillig is om dingen op te lossen en stappen te zetten. Wij spreken hier vandaag natuurlijk allemaal als woordvoerders in deze Kamer, maar buiten deze zaal wachten mensen op bescherming. Die verantwoordelijkheid dragen wij natuurlijk met z'n allen. We kunnen moties aannemen en plannen maken, maar de echte betekenis ligt natuurlijk in de veiligheid die mensen voelen en in het vertrouwen dat ze niet alleen staan. Dat roept bij mij toch nog een vraag op. Op 10 juli dit jaar zijn de contouren van het wetsvoorstel gedeeld. Mijn vraag is waarom het dan bijna een jaar moet duren voordat de wet in consultatie gaat. Ik weet dat het eigenlijk bij de collega van de staatssecretaris ligt, maar dat is wel iets waar we met de urgentie van nu op zouden moeten letten. Voor mij en ik denk ook mijn collega's hier aan de tafel geldt dat dat we liever hadden gehad dat het gisteren in consultatie was gebracht dan volgend jaar zomer. Kan daar toch niet nog iets aan gedaan worden, aan die lange looptijd die nu voor ons ligt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en ook haar ondersteuning voor de uitgebreide beantwoording. Ik dank haar ook voor de passie waarmee zij over het onderwerp spreekt, waarbij zij ook teruggrijpt naar het verleden waarin zij ook als Kamerlid ervaring heeft opgedaan. Dat belooft dus veel goeds. Ook dank voor haar bereidheid om over die daderaanpak met een integrale brief te komen en ook om fundamenteler te kijken naar hoe Veilig Thuis in de toekomst een rol kan spelen ten aanzien van dit onderwerp. Wij zien elkaar dan weer bij het tweeminutendebat en daarna hopelijk vaker in verschillende debatten.
Daar wou ik het voor nu bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik sluit me daarbij aan. Dank aan de staatssecretaris voor de uitgebreide en goede beantwoording. Misschien nog één opmerking die de griffie mee kan nemen. Het notaoverleg van 22 september is denk ik het snelste moment waarop moties ingediend kunnen worden over dit belangrijke onderwerp, over femicide. Daar kunnen moties worden ingediend. Maar er stonden meer onderwerpen op de agenda, dus ik zou het wel waarderen als een poging wordt gedaan om dat tweeminutendebat nog voor het verkiezingsreces in te plannen, wetende dat dat sowieso niet gaat lukken voor de 22ste. We hebben genoeg andere onderwerpen waarover we nog met goede ideeën kunnen komen.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de heer El Abassi, kan ik daar duidelijkheid over geven. Alle tweeminutendebatten die nu nog zijn aangevraagd, worden voor het verkiezingsreces ingepland. Dat kan wel betekenen dat het lange dagen worden de laatste weken. Het woord is aan de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik zou nog terugkomen de vraag van mevrouw Bente Becker over de initiatiefnota en een aantal moties. Vergeef me dat ik die niet helemaal helder had. De initiatiefnota is ingediend voordat ik hier zelf Kamerlid was, dus ik heb 'm even opgezocht. Ik moet zeggen dat ik tot dezelfde conclusie kom als de Kamerleden voor mij en dat heeft te maken met allerlei teksten in de initiatiefnota, zoals "het gaat met name om migrantengemeenschappen", "om de eer te herstellen met geweld, helaas een ongeoorloofd middel" en "met de komst van grote groepen migranten is de eercultuur helaas terug van weggeweest in Nederland". Het zit vol met dit soort teksten, dus ik kan me heel goed voorstellen dat mijn voorgangers geen fan waren van deze initiatiefnota.
In de moties die mevrouw Bente Becker heeft ingediend, lees ik ongeveer hetzelfde: "meisjes en vrouwen in niet-westerse orthodoxe culturen in Nederland ongelijkwaardig behandeld", "migrantengemeenschappen, vrouwen die niet zelfstandig zijn" en "financiële redzaamheid van vrouwen", wat ook weer gaat over vrouwen met een migratieachtergrond. Zo kan ik doorgaan. Dat zijn uiteraard moties die wij niet steunen. Daar ben ik heel trots op. Ik vind dat we groepen niet weg moeten zetten. Wij zijn tegen welke vorm van geweld, of het nu eergerelateerd geweld is, huiselijk geweld of partnergeweld. Die andere twee zijn net zo belangrijk wat ons betreft en daarbij is afkomst of migratieachtergrond voor ons niet relevant. We hebben wel andere moties gesteund. Ik moet wel een correctie plaatsen. Ik gaf meteen als verdediging aan "wij steunen altijd moties als het gaat om eergerelateerd geweld", maar dat waren inderdaad niet de moties van mevrouw Bente Becker, om deze reden.
Tegelijkertijd moet ik zeggen dat ook al naar voren is gekomen dat …
De voorzitter:
Mag ik u vragen om af te gaan ronden, want u zit royaal over de tijd heen.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, ik wil het gewoon hierbij laten. Volgens mij ben ik duidelijk genoeg geweest.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Dan schorsen we tien minuten. De minister-president spreekt nog steeds door, dus die is nog steeds niet van plan om te stoppen. Ik stel voor dat we even hier in de buurt blijven, want de staatssecretaris heeft aangegeven dat ze eerder hiernaartoe komt als ze eerder klaar is. Dan kijken we even of we de afronding nog kunnen doen of dat we toch moeten gaan stemmen. Dat is even mijn voorstel voor dit moment. Ik schors voor tien minuten.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de tweede termijn van de zijde van het kabinet, met de opmerking dat mevrouw Van der Werf naar een ander debat moest en mevrouw Bruyning zo weer aanschuift. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste de strafbaarstelling van psychisch geweld. Daar is even contact over geweest met mijn collega van JenV. Het gaat om een complex fenomeen en vergt daarom nauwkeurige voorbereiding. Voor slachtoffers, politie, het OM en de rechtspraak is het heel erg belangrijk dat het zorgvuldig gaat. Dat gezegd hebbende, zal hij er verder op ingaan in het debat van 22 september. Dus dan komen we daarop terug.
Mevrouw Westerveld had een vraag over het actieplan voor de Wlz en de ggz, of dat met voldoende urgentie wordt opgepakt samen met VRO. De minister van VRO richt zich primair op het realiseren van voldoende passende huisvesting voor alle groepen. Zoals aangegeven zijn de Wet versterking regie volkshuisvesting en de volkshuisvestingsprogramma's die de regio's moeten opstellen belangrijke instrumenten om dit te bereiken. Zij is op dit moment niet actief betrokken bij dit specifieke actieplan.
Dan de vragen van NSC of zal ik wachten?
De voorzitter:
Ik stel voor dat u toch maar verdergaat, want volgens mij duurde de schorsing gewoon tien minuten. Gaat u verder.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Oké. Er was een vraag over de motie over 116. Ter uitvoering van de motie worden op dit moment gesprekken gevoerd met relevante partijen die een rol hebben in de huidige structuur van hulplijnen en hulporganisaties. Dat is nodig om met een brede blik een grondige beoordeling te kunnen doen van het al dan niet invoeren 116 als nationale hulplijn. Ik zal de Kamer dit najaar informeren over de uitkomsten van dat onderzoek en de benodigde vervolgstappen. Begin 2026 ontvangt de Kamer het wetsvoorstel voor de implementatie van de EU-richtlijn.
Dan de vraag wanneer ik de Kamer informeer over bestuurlijke afspraken over de vrouwenopvang. Voor het einde van dit jaar informeer ik de Kamer over de voortgang van de bestuurlijke afspraken.
Dat waren ze, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor de antwoorden. Ik kijk nog even naar de linkerkant om te zien of er nog zaken zijn blijven liggen. Dat is niet het geval. Dan ga ik een aantal van de toezeggingen even kort samenvatten.
Ik wil er even mee beginnen dat de staatssecretaris op een later moment een eerste reactie geeft op de initiatiefnota die vanmiddag door D66, NSC, de VVD en GroenLinks-PvdA is ingediend. Dat zal in ieder geval gebeuren tijdens het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Mutluer genaamd Femicide, erkenning en aanpak van gendergerelateerd dodelijk geweld, op maandag 22 september 2025 vanaf 18.15 uur. Dat neemt niet weg dat deze initiatiefnota natuurlijk in ons reguliere proces — dat klinkt zo vreselijk — komt. Dat betekent dat er een formele reactie van de zijde van het kabinet zal komen en dat er daarna een notaoverleg zal worden ingepland. Dat zal vermoed ik na de verkiezingen zijn.
Er is een tweeminutendebat aangevraagd. De eerste spreker van de Kamer zal mevrouw Van der Werf zijn. Wij geleiden dat door naar de Griffie plenair. Ik zei net al — wees daar alert op — dat alle tweeminutendebatten die zijn aangevraagd worden ingepland voor het verkiezingsreces.
Dan zijn er nog een aantal toezeggingen gedaan.
- De staatssecretaris zal voor het einde van dit jaar een voortgangsbrief sturen over de gesprekken die gaande zijn over de ETHOS Lighttelling.
- De staatssecretaris stuurt voor het einde van dit jaar een voortgangsbrief over huiselijk geweld inclusief daderaanpak, mogelijk medeondertekend door de bewindspersoon van het ministerie van JenV.
- De staatssecretaris stuurt dit najaar een voortgangsbrief over het onderzoek naar sociale veiligheid bij Fokus.
- De staatssecretaris stuurt eind 2025 een voortgangsbrief over de 24/7-chatlijn en zij zal dit najaar meer info geven over de uitvoering motie over de 116-hulplijn.
Ben ik iets vergeten? Ik kijk naar rechts en ik kijk naar links. Ik geloof het niet. Dan zijn wij daarmee aan het einde gekomen van dit commissiedebat.
De minister-president is inmiddels uitgepraat, maar de minister van Buitenlandse Zaken heeft het stokje blijkbaar overgenomen. Ik wijs u erop dat we nog hoofdelijk gaan stemmen ergens deze avond. We gaan dat in spanning afwachten.
Ik dank de mensen op de publieke tribune en thuis, ik dank mijn collega's en ik dank de staatssecretaris en haar ondersteuning voor dit debat. Daarmee sluit ik deze vergadering.